BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2008-2009
________
2 juli 2009
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-3699

de Sabine de Bethune (CD&V)

aan de minister van Justitie
________
Strafbeleid - Verkrachtingen - Studie
________
seksueel geweld
gerechtelijke vervolging
strafsanctie
casestudy
DNA
________
2/7/2009Verzending vraag
23/9/2009Antwoord
________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-994
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-3699 d.d. 2 juli 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In juni 2009 werd een onderzoek onder leiding van psychologe Danièle Zucker, bekend gemaakt waaruit blijkt dat verkrachting van meerderjarigen in ons land haast altijd onbestraft blijft. Van honderd verkrachtingsdossiers, uit de periode 2001 tot 2007, hebben er uiteindelijk maar vier tot een veroordeling geleid. In slechts één geval heeft de dader een effectieve celstraf opgelopen.

Dit is een bijzonder teleurstellende vaststelling.

De helft van de verkrachtingsdossiers (eenenvijftig) werden snel afgesloten omdat de dader niet kon worden geïdentificeerd. Van de andere helft zijn de verdachten wel bekend, maar is er in het merendeel (vijfenveertig dossiers) onvoldoende bewijs.

Verhoudingsgewijs is het aantal veroordelingen wegens verkrachting in ons land de jongste jaren gedaald van 20 naar 13 %. Vier veroordelingen op honderd dossiers is een erg laag aantal. We zitten daarmee duidelijk onder het Europese gemiddelde.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1. Wat is de reactie van de geachte minister? Kan hij deze studie bevestigen?

2. Kan hij zich vinden in de door de studie voorgestelde aanbevelingen:

- een professioneler en meer grondig eerste medisch onderzoek van het slachtoffer;

- een doorgedreven ondervraging van de verdachte en een opname op video van de verklaring;

- een verlenging van de verjaringsperiode voor dergelijke feiten;

- de aanleg van een databank met deoxyribonucleic acid (DNA)-profielen, niet alleen van veroordeelden, maar ook van verdachten?

Antwoord ontvangen op 23 september 2009 :

Aangaande het onderzoek van mevrouw Zucker

Algemeen

De gegevens die aangehaald worden in uw vragen zijn ontleend aan een lezing die mevrouw Danièle Zucker in de Senaat gaf op16 juni. Zij zijn afkomstig van een Europees onderzoek (Daphné-programma) onder leiding van professor Liz Kelly van de “London Metropolitan University”.

Het onderzoek bestaat uit twee gedeelten : een algemeen gedeelte gevoerd in 33 Europese landen, in Londen gerealiseerd. Het tweede gedeelte heeft specifiek betrekking op 11 Europese landen.

De gegevens in verband met verkrachting (‘100 verkrachtingsdossiers’) werden verzameld in 11 Europese landen. Danièle Zucker en haar medewerkster namen het Belgische hoofdstuk van dit tweede gedeelte voor hun rekening.

Ik beschik nog niet over de eindresultaten van het onderzoek zelf. Het spreekt vanzelf dat ik daarvan met de grootste aandacht kennis zal nemen. De volgende opmerkingen worden dus onder voorbehoud gegeven op basis van de elementen van informatie waar ik thans over beschik. Het definitieve document wordt eind juni verwacht.

Onder deze omstandigheden is het dus voorbarig om om het even welke conclusies te trekken zonder dat men grondig op de hoogte is van de methodologie en de geldigheid en wetenschappelijke betrouwbaarheid van de gebruikte gegevens.

De statistische gegevens van het onderzoek :

De Belgische statistische gegevens van het onderzoek hebben betrekking op de jaren 2001 tot 2007. Er werd een selectie doorgevoerd van 100 verkrachtingsdossiers op basis van een lijst met vijf restrictieve criteria, vastgesteld door Londen (beslissing genomen door een rechtbank, feit van ‘verkrachting’ in de strikte zin, meerderjarige dader, meerderjarig slachtoffer, één slachtoffer). De gedetailleerde methodologische indicaties en voorzorgsmaatregelen kwamen in de lezing niet aan bod. Ik kan dan ook vooralsnog onmogelijk nagaan of de conclusies die afgeleid zijn uit de steekproef veralgemeend kunnen worden tot alle verkrachtingsdossiers in België.

Hoe dan ook is tijdens de periode 2001-2007 een sterkte toename van het aantal klachten wegens verkrachting opgetekend. Volgens de procureur-generaal te Luik moet deze periode gezien worden in de nasleep van de ‘Dutroux-affaire’; de cijfers van mevrouw Zucker moeten dan ook met de nodige omzichtigheid worden benaderd. Deze sterke toename is daadwerkelijk niet gevolgd door een sterke toename van het aantal veroordelingen.

De aanbevelingen van het onderzoek van mevrouw Zucker (inzonderheid de verjaringstermijn, de uitbreiding van de dna-gegevensbanken).

Met betrekking tot de door mevrouw Zucker opgesomde aanbevelingen moet worden vermeld dat zij het resultaat zijn van interviews met een aantal actoren in het veld en met deskundigen. In dit stadium weet ik niet of deze aanbevelingen het resultaat zijn van de studie zelf of dat zij los staan van de naar voren gebrachte statistieken. Ik zal eveneens kennis nemen van deze aanbevelingen en deze met de grootste aandacht analyseren, aangezien ik ze in overweging neem bij het gevolg dat ik moet geven aan het evaluatieverslag van de voornoemde zedenwetten van 1995 en 2000.

II. Belgische statistieken : cijfers van de dienst voor het Strafrechtelijk beleid :

Hierna volgt een overzicht van de veroordelingen in verkrachtingszaken in de loop van dezelfde periode (2001 tot 2007). Deze gegevens zijn afkomstig van het Statistisch Steunpunt van de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid van de Fedeerale Overheidsdienst (FOD) Justitie (2008). Zij hebben betrekking op alle in België wegens verkrachting veroordeelde personen. Er wordt een onderscheid gemaakt volgens de leeftijd van het slachtoffer. Daaruit blijkt dat het aantal veroordelingen verre van verwaarloosbaar is. Een meer gedetailleerde analyse is on line beschikbaar in de recente evaluatie van de zedenwetten van 1995 en 2000 op het volgende adre s: http://www.politiquecriminelle.be/

Tabellen (zie bijlage).

III. De complexiteit van een dergelijk onderzoek en de Belgische evolutie :

Seksueel geweld wordt doorgaans uit het zicht gepleegd, en het is voor de slachtoffers vaak onmogelijk om onmiddellijk na de feiten een klacht neer te leggen. Een gevolg is dat het vergaren van bewijsstukken delicaat is: klassieke bewijsstukken zoals de getuigenis zijn moeilijk te verzamelen.

Zedenfeitenonderzoeken vergen andere methodes en middelen.

In de laatste jaren zijn ze aanzienlijk verbeterd :

  • de set “seksuele agressie”

    De ministeriële richtlijn van 15 december 1998, met de bedoeling de vaststellingen betreffende verkrachting of aanranding van de eerbaarheid te stroomlijnen, te verzekeren dat bewijsmateriaal verkregen wordt middels de dna-analyse, en gepaste bijstand te verlenen aan de slachtoffers Deze richtlijn is geëvalueerd, en heeft tot een nieuwe richtlijn geleid die op 15 september 2005 aanvaard is, op 1 oktober 2005 van kracht is geworden, en waarvan de toepassing door de aanvaarding van de COL 10/2005 versterkt is.

  • Door speciaal hiertoe opgeleide onderzoekers het verhoor der slachtoffers audiovisueel op te laten nemen (ministeriële omzendbrief van 16 juli 2001, goedgekeurd door het college der procureurs-generaal);

  • Deskundigenonderzoek naar de geloofwaardigheid der verklaringen van de slachtoffers volgens de SVA-methode (Statement Validity Analysis), en het door prof. Van Gijseghem afgestelde analyserooster .

Het past in de bedoelingen van het college der procureurs-generaal om een VICLAS-omzendbrief uit te werken (Violent Crime Linkage Analysis System). Een onderzoek naar links tussen misdrijven met seksueel of gewelddadig motief die zich meestal buiten de familiale kring afspelen, wordt door een dergelijke gegevensbank ondersteund. Het doel is de identificatie van een dader of het sturen van een onderzoek.

Zedenfeitendossiers worden meestal op de parketten behandeld door gespecialiseerde magistraten en/of afdelingen. Zij besteden er de nodige aandacht aan en volgen de methodes uit de van kracht zijnde omzendbrieven.

VERKRACHTING (375 – 377)

(totaalgegevens)

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

284

337

375

424

467

459

457

431

438

419

495

527

460

418

457



A. Verkrachting van een meerderjarige (375,3)

B. Verkrachting van een minderjarige boven de volle leeftijd van 16 jaar (375,4)

C. Verkrachting van een minderjarige boven de volle leeftijd van 14 jaar en beneden de volle leeftijd van 16 jaar (375,5)

D. Verkrachting van een kind beneden de volle leeftijd van 14 jaar (375,6)

E. Verkrachting van een kind beneden de volle leeftijd van 10 jaar (375,7)




1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

A.

114

148

129

160

136

153

157

153

145

160

160

193

171

151

171

B.

41

42

61

57

78

77

88

55

68

55

62

95

71

69

64

C.

74

91

88

93

115

128

110

96

112

95

128

134

98

124

130

D.

90

98

145

169

194

185

181

147

161

144

193

182

163

145

183

E.

15

25

51

91

125

99

107

107

100

83

117

123

96

78

83

De enige wijzigingen1 van deze strafbaarstellingen sinds 1993 hebben betrekking op de strafmaat en zijn dan ook niet relevant voor de interpretatie van de cijfers.

Daarbij moet het aantal interneringen en opschortingen (van de uitspraak van de veroordeling) worden gevoegd:

VERKRACHTING (artikelen 375 - 377 van het Strafwetboek)

(Statistisch Steunpunt van de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid van de FOD Justitie (8 augustus 2006)

Opschortingen

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

A. Van een meerderjarige

14

6

7

13

12

15

18

14

14

B. van een minderjarige + 16

2

3

6

2

2

1

4

5

0

C. van een minderjarige - 16

6

5

6

3

2

6

9

6

4

D. van een minderjarige - 14

14

12

15

15

16

8

15

14

6

E. van een minderjarige - 10

0

2

1

2

1

1

3

1

3

niet nader bepaald

0

0

0

0

0

1

4

0

1

Totaal

35

27

30

34

33

29

46

36

27

NB het ‘totaal’ komt niet noodzakelijkerwijs overeen met de som van de samenstellende categorieën aangezien eenzelfde individu kan zijn opgenomen in meer dan een van deze categorieën. Dit ‘totaal’ is zonder dubbeltellingen en komt overeen met het aantal verschillende individuen dat is veroordeeld voor ten minste een strafbaar feit dat tot dit geheel behoort.

Geïnterneerden

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

A. Van een meerderjarige

9

9

22

19

9

20

15

18

16

B. van een minderjarige + 16

2

6

8

6

8

6

4

3

3

C. van een minderjarige - 16

5

12

15

14

11

9

9

7

6

D. van een minderjarige - 14

20

16

35

30

23

12

14

11

11

E. van een minderjarige - 10

25

23

25

36

14

14

15

15

6

niet nader bepaald

1

1

2

1

0

0

2

1

0

Totaal

52

47

73

71

44

43

48

43

34

Zelfde opmerking voor het totaal.

1Art. 7 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen