BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2008-2009
________
20 mei 2009
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-3502

de Pol Van Den Driessche (CD&V)

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________
Onroerend goed - Vervreemding - Kosten gedragen of verantwoord door belastingplichtige
________
onroerend eigendom
bouwspeculatie
verkoop
belasting op de meerwaarde
inkomstenbelasting
belastingaftrek
belasting van natuurlijke personen
________
20/5/2009Verzending vraag
24/7/2009Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-3502 d.d. 20 mei 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Artikel 90, 10°, a), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna WIB 1992) voorziet dat de meerwaarde die wordt geboekt op de vervreemding van een gebouwd onroerend goed belastbaar is indien het gebouwd onroerend goed wordt vervreemd binnen de vijf jaar na verkrijging.

De geboekte meerwaarde is onderhevig aan een afzonderlijke aanslag van 16,5 % (artikel 171, 4°, e), WIB 1992).

Artikel 101, § 1, 1°, WIB 1992, bepaalt voor de vaststelling van de meerwaarde dat de verkoopprijs moet worden verminderd met “ de kosten die de belastingplichtige verantwoordt te hebben gedaan of gedragen voor de vervreemding van het goed ”.

Er bestaat geen specifieke commentaar van de fiscale administratie op de artikelen 90, 10°, en 101, § 1, WIB 1992. Dat is ook niet nodig om de wet toe te passen, de commentaar is slechts een weergave van hoe de administratie zelf veronderstelt dat zij de regelgeving moet toepassen. De commentaar kan geen nieuwe regelgeving scheppen.

Met betrekking tot de draagwijdte van het begrip “ kosten die de belastingplichtige verantwoordt te hebben gedaan of gedragen voor de vervreemding van het goed “ bestaat er echter onduidelijkheid. Ook de fiscale administratie zelf reageert verdeeld en kan geen sluitend antwoord bieden. Op het vlak van de rechtszekerheid is het wenselijk dat wordt verduidelijkt wat er concreet onder voornoemd begrip wordt begrepen.

Om voorgaande reden had ik van de geachte minister graag een antwoord gekregen op de volgende vraag:

Kan de voorafgaande betaling van het verschuldigd kredietsaldo voor de handlichting door een financiële instelling, als uitdrukkelijke voorwaarde opdat de verkoop van het gebouwd onroerend goed zou kunnen doorgaan, worden beschouwd als een kost die werd gedaan of gedragen voor de vervreemding van het onroerend goed?

Antwoord ontvangen op 24 juli 2009 :

Uit de door het geachte lid gestelde vraag kan niet worden opgemaakt welke situatie juist wordt beoogd.

Voor zover de vraag van het geachte lid de terugbetaling betreft van een schuld aan een financiële instelling met betrekking tot de te koop aangeboden woning, kan in algemene zin worden gesteld dat een dergelijke terugbetaling geen kost als bedoeld in artikel 101, § 1, 1° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 is.