BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2007-2008
________
20 december 2007
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-118

de Sfia Bouarfa (PS)

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën
________
Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO) – Disfuncties
________
alimentatieplicht
vrouwenbeweging
________
20/12/2007Verzending vraag
20/12/2007Antwoord
________
Herkwalificatie van : mondelinge vraag 4-60
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-118 d.d. 20 december 2007 : (Vraag gesteld in het Frans)

Zoals u weet, betaalt de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO) voorschotten op onderhoudsgelden, op vraag van de onderhoudsgerechtigde.

Die dienst vordert niet alleen het achterstallige onderhoudsgeld in, het geeft ook voorschotten op toekomstige onderhoudsgelden.

De vertegenwoordigsters van de vereniging Vie Féminine hebben opnieuw kritiek geuit op de werking van die dienst.

Uit hun opmerkingen zou blijken dat DAVO de in 2003 bij de oprichting opgelegde doelstellingen niet haalt.

Het aantal ingediende dossiers zou zijn gestegen van 9.700 in 2005 tot bijna 24.000 in 2006.

Het maximuminkomen om recht te hebben op een voorschot op het onderhoudsgeld, zou de vrouwen stigmatiseren omdat ze, steeds volgens de vereniging Vie Féminine, als steuntrekkers zouden worden behandeld.

Beschikt u over informatie over de gebrekkige werking van die dienst? Werden er maatregelen genomen om de problemen op te lossen en een optimale werking van de dienst te verzekeren?

Antwoord ontvangen op 20 december 2007 :

Ik heb via de media kennis genomen van de eisen van « Vie féminine ». Volgens mij slaan die wensen niet op eventuele disfuncties van de Dienst voor alimentatievorderingen (DAVO). De Dienst, waarvan de oprichting sedert meer dan dertig jaar werd geëist, bestaat nu en functioneert. De vrouwenverenigingen vragen echter verbeteringen of wijzigingen van onder meer wetgevende aard om de tussenkomst van die dienst te optimaliseren.

Verschillende denkpistes en voorstellen worden terug naar voor gebracht. Zoals ik reeds zovele malen heb gezegd, sta ik open voor elke vraag en ben ik bereid om over de voorstellen van « Vie féminine » te debatteren. Ik herhaal dat deze ook reeds werden aangehaald in het jaarlijkse verslag van de Evaluatiecommissie van de DAVO.

Het gaat om voorstellen die vaak een wetgevende tussenkomst vereisen. Enkele ervan vergen overleg met andere instanties of collega's, zoals bijvoorbeeld de verhoging of afschaffing van het inkomensplafond, het invoeren van een nieuw voorrecht inzake onderhoudsvorderingen of het verzenden naar de DAVO door de rechtbanken of de notarissen van akten die onderhoudsgeld vaststellen, wijzigen of afschaffen.

Ik stel eveneens vast dat de onvoldoende publiciteit omtrent het bestaan van de DAVO opnieuw ter sprake komt. Mijn departement heeft ondertussen nochtans vooruitgang geboekt in deze aangelegenheid. Onlangs werd immers een nieuwe publiciteitscampagne opgestart. Niet minder dan 10 500 affiches, 170 000 folders en 40 000 brochures werden gedrukt. De verspreiding ervan werd uitgebreid om bijvoorbeeld de OCMW's, de postkantoren, Kind en Gezin, l'Office national de l'enfance, de Vereniging van steden en gemeenten, de POD Maatschappelijke Integratie, de verenigingen die zich bezighouden met armoede, de justitiehuizen, de politiekantoren, de Koninklijke Federatie van Notarissen, de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, de mutualiteiten, de vrouwenverenigingen en de vakbonden, te bereiken.