5-2817/2 | 5-2817/2 |
3 APRIL 2014
I. INLEIDING
Dit optioneel bicameraal wetsontwerp houdende invoeging van Boek VII. "Betalings- en kredietdiensten" in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de definities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen, werd op 10 maart 2014 ingediend in de Kamer van volksvertegenwoordigers (stuk Kamer, nr. 53-3429/1) en aangenomen op 27 maart 2014 met 89 stemmen bij 34 onthoudingen.
Het verplicht bicameraal wetsontwerp tot organisatie van de verhaalmiddelen tegen sommige beslissingen van de FSMA genomen met toepassing van boek VII of van boek XV van het Wetboek van economisch recht, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiėle sector en de financiėle diensten werd dezelfde dag aangenomen met 90 stemmen bij 34 onthoudingen (stuk Kamer, nr. 53-3430/1).
Beide wetsontwerpen werden overgezonden aan de senaat op 28 maart 2014 en het optioneel bicameraal wetsontwerp nr. 53-3429 werd dezelfde dag geėvoceerd.
Overeenkomstig artikel 27.1., tweede lid van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie voor de Financiėn en de Economische Aangelegenheden de bespreking van de wetontwerpen aangevat voor de eindstemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De commissie heeft de wetsontwerpen besproken op 18 en 25 maart en op 1 en 3 april 2014.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING VAN DE VICE-EERSTEMINISTER EN MINISTER VAN ECONOMIE, CONSUMENTEN EN NOORDZEE
De voorliggende ontwerpen hebben verschillende oogmerken. De financiėle regelgeving die voornamelijk betrekking heeft op betalingsdiensten en kredietverstrekking en die de bescherming beoogt van de consument, wordt geļntegreerd in het Wetboek van economisch recht (WER). Het tweede ontwerp organiseert verhaalmiddelen tegen sommige beslissingen van de FSMA.
De volgende basisregelgeving komt in aanmerking :
1° de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten (WBD);
2° de wet van 24 maart 2003 tot instelling van een basisbankdienst (WBBD);
3° de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (WCK);
4° de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet (WHK) en
5° de wet van 10 augustus 2001 betreffende de centrale voor kredieten aan particulieren (WCKP).
Er werd verder rekening gehouden met een aantal bijkomende Europese bepalingen waaronder :
— de recente -SEPA- Verordening van 14 maart 2012
— de Aanbeveling van de Europese Commissie van 18 juli 2011 betreffende toegang tot een elementaire betaalrekening;
— initieel was het ook de bedoeling om meteen de recente Europese bepalingen inzake hypothecair krediet op te nemen waarbij ook rekening zou worden gehouden met de Richtlijn inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van Richtlijn 2008/48/EG. Deze richtlijn werd inmiddels slechts ter elfder ure goedgekeurd door het Europees Parlement en de Europese Raad, met name op 4 februari 2014, en publicatie in het Publicatieblad van de EU op 28 februari jl. Daarom blijft de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet grotendeels en voorlopig van toepassing en werd deze bijna volledig geļntegreerd in dit Boek. Wel werden de nieuwe Europese regels inzake toezicht en controle op de geschiktheid van de ondernemingen om als kredietgever of kredietbemiddelaar in Belgiė te fungeren (vergunningstelsel), reeds opgenomen.
Alle teksten werden herschikt onder twee hoofdthema's : betalingsdiensten en kredietovereenkomsten.
Betalingsdiensten
Codificatie van wet betreffende de betalingsdiensten en wet basisbankdienst en integratie SEPA-Verordening : de bestaande regelgeving had nog geen uitvoering gegeven aan de tweede Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009. Dit wetsontwerp voorziet derhalve in bijkomende sancties, wijst de toezichthoudende autoriteiten aan en maakt een buitengerechtelijke geschillenregeling toepasselijk.
Kredietovereenkomsten
Er werd een opsplitsing gemaakt tussen het consumentenkrediet en het hypothecair krediet waarbij de huidige onderscheiden toepassingsgebieden van de twee bestaande wetten behouden werden, aangevuld met twee gemeenschappelijke hoofdstukken : het vergunningsstelsel en de werking van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren.
Zoals gesteld blijft de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet grotendeels en voorlopig van toepassing en werd deze bijna volledig geļntegreerd in dit Boek. Op termijn zullen deze bepalingen in het licht van de nieuwe Richtlijn van 4 februari 2014 opnieuw moeten bekeken worden.
Daarnaast werden inzake consumentenkrediet een aantal bijkomende nieuwe bepalingen voorzien, waaronder maatregelen inzake leuren, reclame, kredietaanvraag, enz.
De bepalingen betreffende de bewijsregeling, de opsporing en vaststelling van inbreuken, en de strafsancties staan in boek XV.
De wijzigingen inzake consumentenkrediet worden meer in detail besproken. De Belgen hadden vorig jaar voor ruim 21 miljard euro aan leningen lopen die ze zijn aangegaan voor de aankoop van een auto, koelkast, reis enzovoort. Steeds meer mensen kunnen deze lening niet meer afbetalen. Het aantal kredietnemers met minstens één achterstallig contract is ondertussen opgelopen tot 319.933, samen goed voor 1,79 miljard. Duidelijkere regels moeten ervoor zorgen dat minder mensen onvoldoende geļnformeerd consumentenkredieten aangaan en in uitzichtloze situaties met overmatige schuldenlast terechtkomen. De wet consumentenkrediet dient daarom aangepast te worden op een aantal punten, namelijk op het vlak van de promotie, verkoop en toekenning van het krediet, en voor de controle hierop. :
1. Promotie
Het verbod om met kredieten te leuren wordt een pak strikter. Momenteel is het al verboden om kredieten van deur tot deur te verkopen. Voortaan zullen bijvoorbeeld ook kredieten die worden aangeboden op straat of in een metrostation niet meer kunnen.
Ook promoties gekoppeld aan het opnemen van een krediet worden verboden. Het geven van een korting op een bepaald product omdat voor de betaling van dat product een krediet wordt aangegaan, is niet langer toegelaten. Bovendien moet de boodschap "Let op, geld lenen kost ook geld" voortaan in iedere kredietreclame worden vermeld.
2. Verkoop
Niet iedereen kan zomaar krediet verlenen. Vandaag zijn nauwelijks voorwaarden verbonden aan de toelating om het beroep van kredietgever of -bemiddelaar uit te oefenen. Voortaan zal wie krediet wil verlenen hiervoor een vergunning moeten aanvragen waar duidelijke vereisten aan zijn gekoppeld, voornamelijk op het vlak van beroepskennis. De financiėle regulator FSMA zal hier nadrukkelijk op toezien.
De kredietgever of -bemiddelaar moet voor kredieten van meer dan 500 euro gebruikmaken van een verplicht kredietinformatieformulier waarbij hij om de inlichtingen vraagt die nodig zijn om de financiėle toestand van de consument behoorlijk te beoordelen.
De kredietgever of -bemiddelaar zal moeten bewijzen dat hij de kredietwaardigheid van de consument voldoende heeft beoordeeld.
3. Toekenning
Om consumenten niet nog dieper in de schuldenput te steken, zal voortaan geen nieuw consumentenkrediet meer kunnen worden toegekend aan wie een achterstand heeft van meer dan 1.000 euro verbonden met consumentenkrediet. Wie voor minder dan 1.000 euro als wanbetaler staat geregistreerd, kan eventueel wel nog een consumentenkrediet krijgen, maar de kredietgever zal dit dan wel uitdrukkelijk moeten motiveren.
4. Controle
Tot slot wordt ook op het vlak van de controle een tandje bij gestoken. De FOD Economie zal in de toekomst ook mystery shoppers inzetten om misbruiken met consumentenkrediet eruit te halen.
III. BESPREKING
Mevrouw Lijnen vraagt in deze algemene bespreking ook aandacht voor het wetsvoorstel nr. 5-1874 "tot aanvulling van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet ter voorkoming van woekerrentes en verborgen kosten bij minikredieten", ingediend door senator Vastersavendts c.s. Zij betreurt het immers dat dergelijke praktijken niet door de voorliggende wetsontwerpen worden bestreden. Flitskredieten blijken nu eenmaal een moeilijk uit te roeien fenomeen te zijn. Met het wetsvoorstel beogen de indieners, wat kleine kredieten betreft, inderdaad een «catch-all»-mandaat te geven aan de regering om flexibel en kort op de bal te kunnen spelen om nieuwe pogingen vanwege de verstrekkers van minikredieten om de geest van de wet op het consumentenkrediet te omzeilen, onmiddellijk in de kiem te kunnen smoren. Woekeraars ondermijnen de gezonde economie en zijn nefast voor de maatschappij in haar geheel en de slachtoffers en hun omgeving in het bijzonder.
Mevrouw Lijnen, co-indiener van het wetsvoorstel, wijst erop dat in het buitenland immers bepaalde aanbieders van minileningen momenteel stellen geen lening ter beschikking te stellen, maar aan een vorm van « huurbetaling » te doen. Hierbij wordt een deel van het toekomstig salaris afgekocht dat vervolgens wordt geļnd, eenmaal het salaris wordt betaald. De creativiteit van de aanbieders kent geen grenzen en dus is enkel een catch-all-bepaling afdoende om dergelijke kredietaanbieders de wacht aan te zeggen.
Spreekster verwijst naar Nederland waar de wet in mei 2011 werd gewijzigd met het oog op het uitsluiten van dergelijke woekerleningen. De praktijk wijst uit dat deze woekeraars er niet voor terugdeinzen permanent nieuwe formules uit te werken en deze met zware juridische bijstand zo lang mogelijk te verdedigen.
Aangezien het vanuit juridisch oogpunt niet om leningen gaat, ontsnappen deze woekeraars aan elke vorm van controle, terwijl zij toch heel wat maatschappelijk leed berokkenen.
Senator Laaouej is van oordeel dat het wetsvoorstel nr. 5-1874/1 zeer interessant is, maar in naam van zijn fractie vraagt hij ook aandacht voor het wetsvoorstel nr. 5-1021/1 « voor een betere bescherming van de consumenten in de sector van het consumentenkrediet en een betere definitie van de financiėle tussenpersonen », ingediend door de senatoren Zrihen en Laaouej. Dit wetsvoorstel strekt ertoe om de drempel tot de toegang tot kredietkaarten die door grootwarenhuizen worden verstrekt, te verhogen. Ook deze maatregel is niet vervat in de voorliggende wetsontwerpen, terwijl ook dit thema zeker moet worden aangekaart in het kader van een algemene discussie over consumentenbescherming en consumentenkrediet.
De minister verklaart begrip te hebben voor de bekommernissen van de indieners van beide voorstellen en deelt ze ook. Het ontworpen artikel VII.3.§ 3, 1, verwijst reeds naar het nieuwe ontworpen artikel VII.94, waarbij aan de Koning wordt gedelegeerd het vastleggen van de maximale jaarlijkse kostenpercentages en terugbetalingstermijnen te regelen (zie artikel 3 van het wetsontwerp nr. 5-2817/1). Ongeveer een jaar geleden werd de wetgeving betreffende de minikredieten aangepast, met het oog op een betere bescherming van de consument. Op basis van de nieuwe wetgeving, heeft de minister twee kredietmaatschappijen de wacht aangezegd en één van beide heeft zijn activiteiten stopgezet. De andere onderneming, die zijn activiteiten niet heeft stopgezet, maakt voorwerp uit van een gerechtelijk onderzoek. Wat op vandaag problematisch blijft, is dat er geen vordering tot staking kan worden ingediend. Het voorliggende wetsontwerp bevat echter bepalingen die de weg naar het vorderingsrecht tot staking voorbereiden. Na de inwerkingtreding van de wet, zal er met andere woorden kunnen worden opgetreden. De minister vraagt dan ook uitdrukkelijke steun voor de wetsontwerpen en wijst er nog op dat artikel XVII.1. van het nieuwe Wetboek van economisch recht de vordering tot staking regelt.
Mevrouw Lijnen dankt de minister voor zijn antwoord, maar waarschuwt toch voor de in Nederland vastgestelde praktijken betreffende de "huurbetaling" die niet geregeld worden door de wetgeving betreffende het consumentenkrediet.
De minister zal deze nieuwe praktijken nauwlettend opvolgen en, indien nodig, een wetgevend intiatief voorbereiden.
Mevrouw Maes wijst er, net als het advies van de Raad van State, op dat het wetsontwerp niet is uitgegaan van een definitieve tekst van de recente Europese richtlijn inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van Richtlijn 2008/48/EG (DOC 53 3429/001, p. 234). De Raad van State vraagt zich dan ook af "of het wel aanbeveling verdient om nu reeds tot de in het ontwerp beoogde aanvulling van het Wetboek van economisch recht over te gaan en of het niet bevorderlijk zou zijn voor de rechtszekerheid om in dat wetboek enkel onderdelen in te voegen die voldoende vastliggen en niet snel aanpassing dreigen te behoeven in het licht van de ontwikkelingen van de Europese regelgeving." (ibidem). Houdt dit wetsontwerp rekening met de tekst van de richtlijn zoals goedgekeurd door het Europees Parlement op 4 februari 2014 ? Kan de minister dan ook aangeven wat de aanleiding is om de spoedbehandeling te vragen voor dit wetsontwerp ?
De Raad van State gaat in haar advies ook in op het feit dat "een regeling van bestuursrechtelijke sancties en strafrechtelijke sancties, zonder dat ze een gezamenlijke toepassing uitsluiten van deze twee soorten sancties op identieke feiten" (DOC 53 3429/001, p. 235) het beginsel non bis in idem schendt. Wordt met dit wetsontwerp een gezamenlijke toepassing van administratieve en strafrechtelijke sancties op identieke feiten uitgesloten ? Werd er voorzien in een una via-regeling ? Mevrouw Maes wenst de visie van de minister hierover te kennen.
De minister antwoordt dat de initiėle bedoeling was om het consumentenkrediet en het hypothecair krediet te hervormen. Reeds een jaar geleden werd er een nieuwe Europese richtlijn aangekondigd. De wetgever heeft lang gewacht om eventueel een aantal aspecten van deze richtlijn op te nemen. Op 4 februari 2014 werd de richtlijn finaal goedgekeurd, terwijl in de interne rechtsorde de werkzaamheden reeds een jaar liepen. Lang wachten zou teveel tijd vergen en teveel wijzigingen impliceren. De Belgische overheid zal er zeker in slagen om de doelstellingen van de richtlijn te verwezenlijken. Voor het principe van de vergunningsplicht is een uitzondering gemaakt (omdat de richtlijn erin voorziet), voor andere onderdelen niet. De hypotheekleningen vertegenwoordigen in Belgiė een zeer belangrijke, maar ook gevoelige sector, die op grote bedragen betrekking heeft. Daarom werd er geen haast gemaakt om het Belgisch recht onmiddellijk aan te passen. Verkieselijker is de sector nog een jaar te gunnen. De Belgische wetgever heeft tot 21 maart 2016 om de nieuwe richtlijn betreffende het hypothecair krediet om te zetten. De minister betreurt dat de omzetting niet meer is kunnen geschieden, maar het was materieel niet meer mogelijk. De bepalingen van de SEPA-verordening zijn zeer dringend. Van zodra de voorliggende wetsontwerpen zullen zijn gestemd, zal een koninklijk besluit betreffende de inwerkingtreding worden uitgevaardigd.
De discussie betreffende het standpunt van de Raad van State met betrekking tot de "una via-regeling", die er een zeer klassieke visie op nahoudt, is reeds lang aan de gang. Naar het oordeel van de minister zijn bestuursrechtelijke maatregelen en simultaan een strafvordering best geoorloofd. Tuchtsancties en straffen op penaal vlak kunnen samengaan. Op administratief vlak mogen maatregelen worden getroffen, al was het maar om toekomstige problemen te verhinderen. Wanneer een kredietverlener een vergunning heeft verkregen en slecht zijn functie vervult, kan de overheid de vergunning intrekken, omdat anders de onwenselijke handelingen nog verder kunnen worden gesteld. Misschien wordt die kredietverlener later nog wel veroordeeld, maar daarmee wordt nog geen paal en perk gesteld aan bestaand wangedrag. Administratieve sancties en strafrechtelijke sancties kunnen dus samen voorkomen. Geheel anders is twee soortgelijke sancties uitspreken, wat in strijd is met het non bis in idem-beginsel.
IV. STEMMINGEN
A. Wetsontwerp houdende invoeging van Boek VII. « Betalings- en kredietdiensten » in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de definities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen.
Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 9 stemmen bij 1 onthouding.
B. Wetsontwerp tot organisatie van de verhaalmiddelen tegen sommige beslissingen van de FSMA genomen met toepassing van boek VII of van boek XV van het Wetboek van economisch recht, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiėle sector en de financiėle diensten.
De artikelen 1 tot 4, alsook het wetsontwerp in zijn geheel, worden eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Dit verslag is eenparig goedgekeurd door de 9 aanwezige leden.
De rapporteurs, | De voorzitster, |
Etienne SCHOUPPE. Ahmed LAAOUEJ. | Fauzaya TALHAOUI. |
De door de commissie aangenomen teksten zijn dezelfde als de teksten van de door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerpen (zie stukken Kamer, nr. 53 3429/6 en 53-3430/2).