5-2044/1 | 5-2044/1 |
24 APRIL 2013
Vóór de Tweede Wereldoorlog werd over het algemeen weinig onderscheid gemaakt tussen staatlozen en vluchtelingen.
In sommige teksten van de Volkenbond, zoals het Verdrag (van Den Haag) van (12 april) 1930 nopens zekere vragen betreffende de wetsconflicten inzake de nationaliteit, werd wel aandacht besteed aan het vraagstuk van de nationaliteit, maar het is pas sinds de massale volksverhuizingen en de politieke en territoriale reorganisaties als gevolg van de oorlog van 1940 dat het probleem van de vluchtelingen op de voorgrond treedt.
Tijdens de besprekingen die daarover in 1950 werden gevoerd in een adhoc Comité van de VN werd beslist het — als uiterst dringend beschouwd — probleem van de vluchtelingen los te koppelen van dat van de staatlozen.
Er werd dan ook een ontwerpverdrag betreffende de status van de vluchtelingen opgesteld, waaraan een aanvullend protocol werd toegevoegd dat Staten de mogelijkheid hebben de toepassing van het verdrag betreffende de vluchtelingen, mutatis mutandis, uit te breiden tot de staatlozen.
Bij de stemming in 1951 werd echter alleen het Verdrag betreffende de status van de vluchtelingen aangenomen, terwijl het ontwerp van protocol naar de bevoegde instanties van de VN werd teruggezonden voor nader onderzoek.
Pas in 1954 werd een VN-conferentie samengeroepen in New York, waar het Verdrag betreffende de status van de staatlozen werd aangenomen, omdat de voorkeur gegeven werd aan een afzonderlijk verdrag in de plaats van het protocol dat in 1950 door het ad hoc Comité werd voorgesteld.
De doelstellingen van het Verdrag van 1954 waren echter vrij beperkt : in de eerste plaats het definiëren van een categorie van staatlozen en, in de tweede plaats, het regelen en verbeteren van hun status en hun de garantie geven van de meest ruime uitoefening van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
De tekst had niet tot doel om staatloosheid te beperken of weg te werken. Daarvoor was een meer doorgedreven internationale samenwerking vereist, alsook voor de coördinatie en harmonisatie van de nationale wetgevingen.
Dat werd de doelstelling van de Commissie voor internationaal recht waarvan de werkzaamheden resulteerden in het Verdrag van de Verenigde Naties van 1961 tot voorkoming van de statenloosheid.
Gedurende decennia konden de beide verdragen op vrij weinig ratificaties of toetredingen rekenen. Zo werd het Verdrag van 1954, goedgekeurd door de wet van 12 mei 1960, door België geratificeerd, maar niet dat van 1961.
Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van het Verdrag van 1961, in 2011, heeft het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen een grootse campagne opgezet om de toetreding tot de twee verdragen betreffende de staatloosheid aan te moedigen.
In dat kader werd in het Belgische regeerakkoord van december 2011 de volgende bepaling opgenomen :
« De regering zal eveneens een procedure instellen voor de erkenning van de status van staatloze via het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen. De erkenning van de status van staatloze zal in principe tot gevolg hebben dat een (tijdelijke) verblijfsvergunning wordt afgegeven. België zal het Verdrag van 1961 tot beperking van staatloosheid ratificeren. »
In februari 2013 werd in het federale Parlement een studie voorgesteld, gerealiseerd onder het toezicht van het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen, met de samenwerking van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.
Onder de titel « Mapping statelessness in Belgium », schetst ze een totaalbeeld van het probleem, met aandacht voor de kwantitatieve en juridische aspecten, alsook de menselijke ervaring, weergegeven in de talrijke gesprekken met de betrokken actoren : staatlozen of mensen die deze status aanvragen, ministeries, de Dienst Vreemdelingenzaken, CVGS, parketten van de procureur des Konings, advocaten, NGO's, ambtenaren van de burgerlijke stand, ...
Hanna Arendt schreef :
« Etre déchu de sa citoyenneté, c'est être privé de son appartenance au monde; c'est comme revenir à l'état sauvage, à l'état d'homme des cavernes ... Un homme réduit à cette seule condition d'homme perd jusqu'aux qualités qui permettent aux autres de le reconnaître comme un des leurs ... il peut vivre et mourir sans laisser de trace, sans apporter la moindre contribution au monde commun (1) . »
Het rapport dat verwezenlijkt werd onder de bescherming van het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen vermeldt dit citaat en legt de nadruk op de eenzaamheid en de oneindige ontreddering van degenen die in België aankomen zonder nationaliteit.
De personen die door het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen bevraagd werden in het kader van de voormelde studie, verklaren dat het ontbreken van een nationaliteit vaak veroorzaakt werd door discriminatie, marginalisatie, arrestaties, ondervragingen of martelingen in het land dat ze verlaten hebben.
Beproefd door deze ervaringen, weten ze over het algemeen niet dat ze bij een rechtbank van eerste aanleg een aanvraag kunnen indienen om als staatloze te worden erkend en verdwalen ze in procedurele kluwens en administratieve tegenslagen.
Hun situatie wordt ook bemoeilijkt door de duur van de procedures, het feit dat ze van de autoriteiten van hun land van herkomst niet de nodige documenten krijgen of de miskenning van de geopolitieke realiteit bij de beoordeling van hun hoedanigheid van staatloze.
De staatlozen verblijven ook dikwijls illegaal op het Belgische grondgebied, zonder werk en zonder mogelijkheid om hun familie te zien, en bevinden zich in een zwakke positie als gevolg van een zeer precaire financiële en sociale onzekerheid.
Om deze delicate situatie te verhelpen stelt het Hoog Commissariaat voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties verschillende maatregelen voor in zijn rapport.
Ze hebben in het algemeen betrekking op :
1) de registratie van de staatlozen, inzonderheid via jaarlijkse statistieken en de standaardregistratie in de gemeenten;
2) de bepaling van de staatloosheid, inzonderheid door de oprichting van een gecentraliseerde en toegankelijke onafhankelijke instantie;
3) de status van de personen die als staatloze werden erkend en degenen die deze erkenning aanvragen, inzonderheid door de toekenning van een verblijfsvergunning, een arbeidsvergunning en een reisvergunning;
4) het voorkomen en beperken van staatloosheid, inzonderheid door de toetreding tot het verdrag van 1961.
Deze diverse maatregelen behoren tot de bevoegdheid van Binnenlandse Zaken, Justitie, de dienst Vreemdelingenzaken, het CVGS en verschillende bevoegdheidsniveaus, van de federale overheid tot de gemeenten.
De verschillende betrokken actoren moeten dus onderling overleggen, zodat de nodige maatregelen voor de beperking van de staatloosheid kunnen worden genomen.
Deze resolutie vraagt de regering dan ook zo spoedig mogelijk dit platform op te richten dat de aanbevelingen van het hoog commissariaat van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen met betrekking tot de staatloosheid moet omzetten om dit delicate probleem op te lossen.
Philippe MAHOUX. |
De Senaat,
A. gelet op artikel 23 van de Grondwet;
B. gelet op het VN-Handvest en de Universele Verklaring van de rechten van de mens, die op 10 december 1948 werden goedgekeurd door de algemene Vergadering van de Verenigde Naties;
C. gelet op het Verdrag betreffende de status van staatlozen van 1954;
D. gelet op de wet van 12 mei 1960;
E. gelet op het Verdrag van 1961 tot beperking van de gevallen van staatloosheid;
F. gelet op het regeerakkoord van december 2011;
G. gelet op het rapport van het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen van oktober 2012 : « Staatloosheid in België »,
Vraagt de regering :
1. de aanbevelingen van het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen in het punt G vermelde rapport concreet uit te voeren;
2. alle nuttige maatregelen te nemen om een oplossing te vinden voor het probleem van de staatloosheid in België;
Een ad-hocprocedure in te stellen om de huidige situatie te verbeteren en te zorgen voor een nauwkeurige en efficiënte bepaling van het fenomeen staatloosheid.
13 maart 2013.
Philippe MAHOUX. |
(1) Hannah Arendt, Les origines du totalitarisme.