5-2024/1 | 5-2024/1 |
20 MAART 2013
1. Inleiding
De Kaderovereenkomst inzake partnerschap en pamenwerking (hierna : PSA) tussen de Europese Unie (EU) en haar Lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen (hierna : Filipijnen), anderzijds, biedt een modern kader voor de bilaterale betrekkingen tussen de beide partijen, die momenteel nog vallen onder de Samenwerkingsovereenkomst tussen de EEG en ASEAN van 7 maart 1980. Het PSA bevat een juridisch bindende verbintenis van de Filipijnen om de mensenrechten te eerbiedigen, alsmede verplichtingen om terrorisme en massavernietigingswapens te bestrijden, overeenkomstig de internationale normen op dit vlak. De Filipijnen hebben ook ingestemd met een clausule waarbij de partijen er zich toe verbinden om een vruchtbare dialoog te voeren over de universele onderschrijving van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof.
Het PSA voorziet in samenwerking inzake handel en investeringen alsook op allerlei terreinen, van milieu en klimaatverandering, energie, wetenschap en technologie tot zee- en luchtvervoer. In het PSA komen ook de samenwerking inzake migratie en maritieme arbeid en de strijd tegen het witwassen van geld, drugshandel, georganiseerde misdaad en corruptie aan bod. Ten slotte voorziet het PSA eveneens in economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking.
De Kaderovereenkomst met de Filipijnen is, na deze met Indonesië (ondertekend op 9 november 2009) en Vietnam (ondertekend op 27 juni 2012), de 3e dergelijke overeenkomst die de EU met een Lidstaat van de ASEAN afsluit. Dankzij dit PSA krijgt de EU een grotere rol en meer invloed. Via het PSA kan de EU europese waarden bevorderen en concrete samenwerking stimuleren op veel terreinen van wederzijds belang. Ten slotte zal de Kaderovereenkomst worden beschouwd als een positief voorbeeld van een partnerschap tussen beschavingen.
De Kaderovereenkomst is een verdrag met een gemengd karakter. Hij geldt voor een eerste periode van vijf jaar en wordt daarna telkens automatisch verlengd met een jaar. Voor de goede werking en uitvoering van de Kaderovereenkomst wordt een Gemengd Comité in het leven geroepen.
2. Evolutie en ontstaan van de overeenkomst
De relaties tussen Europa en de Filipijnen gaan terug tot de XVIe eeuw toen Ferdinand Magelhaes een Spaanse expeditie leidde naar de archipel en een eerste Europese nederzetting vestigde in Cebu.
De relaties tussen de Europese Gemeenschap (en nu de Europese Unie) zouden, met name na de terugkeer in 1986 van de democratie op de Filipijnen, een intensivering kennen. De huidige samenwerking is gebaseerd op het EEG-ASEAN Samenwerkingsakkoord van 7 maart 1980. De EU Delegatie in Manilla werd officieel geopend in oktober 1990. Sinds 1997 vindt op periodieke basis een EU-Filipijnen « Senior Officials » overleg plaats tijdens welke wordt ingegaan op de politieke, economische en samenwerkingsdossiers.
In november 2004 machtigde de Raad de Commissie om individuele Kaderovereenkomsten inzake Partnerschap en Samenwerking te onderhandelen met de 6 meest ontwikkelde landen van ASEAN, namelijk Brunei Darussalem, Indonesië, Maleisië, Singapore, Thailand en de Filipijnen. De formele onderhandelingen met de Filipijnen werden te Manilla opgestart in februari 2009 en afgesloten tijdens de zevende onderhandelingsronde die te Brussel doorging op 2-3 juni 2010. Het Akkoord werd geparafeerd op 25 juni 2010.
De Kaderovereenkomst is geen Vrijhandelsakkoord. De Overeenkomst voorziet wel in versterkte samenwerking in verschillende handelsdomeinen doch het bevat geen specifieke handelsconcessies. De EU en de Filipijnen kunnen wel alsnog besluiten tot de onderhandeling van een Vrijhandelsakkoord.
België heeft tijdens de onderhandelingen in het bijzonder de volgende klemtonen gelegd :
— België waardeerde het feit dat het PSA kadert in de politieke dialoog en de politieke samenwerking die de EU onderhoudt met de Filipijnen;
— België benadrukte de politieke clausules betreffende non-proliferatie van massavernietigingswapens; strijd tegen straffeloosheid; samenwerking met het Internationaal Strafhof; samenwerking in de strijd tegen het terrorisme en samenwerking inzake mensenrechten.
3. Inhoud van de Overeenkomst
De Overeenkomst bevat eerst een preambule waarin de intenties en de grondslagen zijn opgenomen. Titel I (artikelen 1-4) (Aard en Toepassingsgebied) bevat de algemene beginselen en het doel van de samenwerking.
In titel II (artikelen 5-11) wordt ingegaan op de politieke dialoog en samenwerking.
Titel III (artikelen 12-19) bevat de bepalingen inzake handel en investeringen.
De samenwerking op het gebied van Justitie en Veiligheid wordt opgenomen in titel IV (artikelen 20-25). Titel V (artikelen 26-27) bevat de bepalingen inzake migratie en maritieme arbeid.
Titel VI (artikelen 28-47) bevat de bepalingen houdende de economische samenwerking, de ontwikkelingssamenwerking en de andere sectoren. Dit deel van de Kaderovereenkomst bevat bepalingen inzake ondermeer sociale zaken, risicobeheersing in verband met rampen, energie, milieu en natuurlijke hulpbronnen, landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling, regionale ontwikkeling, industriebeleid, vervoer, wetenschappelijke en technologische samenwerking, informatie- en communicatietechnologie, toerisme, gezondheid, onderwijs, cultuur en dialoog tussen culturen en religies en statistiek.
Titel VII (artikel 48) beschrijft de instelling van het Gemengd Comité terwijl de Slotbepalingen opgenomen worden in titel VIII (artikelen 49-58).
4. Artikelsgewijze toelichting
Preambule
De preambule bevat een opsomming van de intenties en grondslagen die tezamen de context vormen van de Kaderovereenkomst. Zo wordt er onder andere gerefereerd naar de beginselen van goed bestuur, de economische en sociale vooruitgang, het respect voor de democratische beginselen en de mensenrechten en de eerbiediging van het Handvest van de Verenigde Naties. Ook worden milieubescherming, de kwestie van de massavernietigingswapens, de bestrijding van het terrorisme, de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en migratie als belangrijke samenwerkingsgebieden aangemerkt.
TITEL I. Aard en Toepassingsgebied (artikelen 1 tot 4)
Artikel 1 — Algemene beginselen
Zoals gebruikelijk bij de voorgaande verdragen van de Europese Unie met derde landen, wordt ook in de onderhavige Kaderovereenkomst de eerbiediging van de mensenrechten als een essentieel onderdeel ervan beschouwd. Ook thema's zoals duurzame ontwikkeling en de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen worden aangehaald onder het artikel 1 « Algemene beginselen ».
Artikel 2 — Doel van de samenwerking
De thema's die vermeld worden onder dit artikel komen terug in de structuur van het Verdrag :
— het opzetten van samenwerking op het gebied van politieke, sociale en economische aangelegenheden;
— het opzetten van samenwerking ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit;
— het opzetten van samenwerking op het gebied van de mensenrechten;
— het opzetten van samenwerking om de verspreiding van massavernietigingswapens, handvuurwapens en lichte wapens tegen te gaan;
— het opzetten van de samenwerking op alle handels- en investeringsgerelateerde gebieden;
— het opzetten van de samenwerking op het gebied van justitie en veiligheid;
— het opzetten van samenwerking op het gebied van migratie en maritieme arbeid;
— het opzetten van samenwerking in alle andere sectoren van gezamenlijk belang;
— het bevorderen van de deelname van beide partijen aan regionale en subregionale samenwerkingsprogramma's die openstaan voor de andere partij;
— een grotere rol en een betere profilering van de Filipijnen en de Europese Unie;
— het bevorderen van het begrip tussen mensen.
Artikel 3 — Samenwerking in regionale en internationale organisaties
De partijen blijven standpunten uitwisselen en samenwerken in regionale en internationale fora en organisaties zoals de Verenigde Naties, de dialoog tussen ASEAN en de EU, het regional forum van ASEAN (ARF), de bijeenkomst Azië-Europa (ASEM), de WTO, de Internationale Organisatie voor migratie (IOM) en de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO).
Artikel 4 — Regionale en bilaterale samenwerking
De partijen voorzien eveneens in de mogelijkheid om te komen tot samenwerking op regionaal niveau naast deze op bilateraal vlak. De beide kaders kunnen ook gecombineerd worden.
TITEL II. Politieke dialoog en Samenwerking (artikelen 5 tot 11)
Titel II van de Kaderovereenkomst bevat de bepalingen houdende de politieke dialoog en samenwerking. In deze Titel wordt de samenwerking benadrukt op het vlak van vredesprocessen en conflictpreventie, de mensenrechten en de ernstige misdrijven waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd. Daarnaast bevat dit hoofdstuk eveneens de bepalingen houdende de samenwerking op het domein van de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor. In artikel 9 wordt specifiek ingegaan op de samenwerking in de strijd tegen de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie. Hiertoe wordt ook voorzien in een regelmatige politieke dialoog.
De partijen herhalen in artikel 10 dat terrorisme moet worden voorkomen en bestreden in overeenstemming met hun eigen wet- en regelgeving en met eerbiediging van de rechtsstaat en het internationale recht. Ten slotte wordt in artikel 11 voorzien in samenwerking met het oog op de bevordering van de capaciteitsopbouw op het gebied van openbaar bestuur.
TITEL III. Handel en investeringen (artikelen 12 tot 19)
Artikel 12 — Algemene beginselen
De partijen streven naar betere voorwaarden voor markttoegang door te werken naar de afschaffing van handelsbelemmeringen. Ze erkennen dat handel onontbeerlijk is voor ontwikkeling en dat bijstand in de vorm van handelspreferenties zijn nut voor ontwikkelingslanden heeft bewezen. De partijen houden elkaar op de hoogte van de ontwikkeling van het handelsbeleid en handelsgerelateerd beleid.
Artikel 13 — Sanitaire en fytosanitaire vraagstukken
De partijen werken samen op het gebied van voedselveiligheid en sanitaire en fytosanitaire vraagstukken, ter bescherming van het leven en de gezondheid van mensen, dieren en planten op hun grondgebied.
Artikel 14 — Technische handelsbelemmeringen
De partijen zullen het gebruik van internationale normen stimuleren en samenwerken en informatie uitwisselen aangaande normen, conformiteitsbeoordelingsprocedures en technische regelgeving.
Artikel 15 — Douane en vereenvoudiging van het handelsverkeer
De partijen verklaren dat zij bereid zijn te overwegen om in de toekomst protocollen te sluiten over douanesamenwerking, inclusief wederzijdse bijstand.
Artikel 16 — Investeringen
De partijen zullen aansporen tot een grotere investeringsstroom, en wel door het scheppen van een aantrekkelijk en stabiel wederzijds investeringsklimaat.
Artikel 17 — Mededingingsbeleid
De partijen bevorderen het invoeren en toepassen van mededingingsregels en de instelling van mededingingsautoriteiten om deze regels te implementeren. De partijen streven ernaar de regels op doeltreffende, niet-discriminerende en transparante wijze toe te passen teneinde de rechtszekerheid op hun grondgebied te garanderen.
Artikel 18 — Diensten
De partijen gaan een consistente dialoog aan die met name gericht is op het uitwisselen van informatie over hun respectieve regelgeving, het stimuleren van de toegang tot elkaars markt en het stimuleren van handel in diensten.
Artikel 19 — Intellectuele eigendomsrechten
Deze samenwerking kan de uitwisseling van informatie en ervaringen omvatten voor de effectieve toepassing van intellectuele eigendomsrechten, het voorkomen van misbruik van dergelijke rechten en de bestrijding van namaak en piraterij.
TITEL IV. Samenwerking op het gebied van justitie en veiligheid (artikelen 20 tot 25)
De EU en de Filipijnen benadrukken de juridische samenwerking en erkennen het cruciale belang van de rechtsstaat en de versterking van alle daarmee samenhangende instellingen. In het kader van deze samenwerking wensen de beide partijen te werken aan de samenwerking op het vlak van de drugsbestrijding (artikel 21), de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (artikel 22) en de bestrijding van de georganiseerde misdaad en corruptie (artikel 23). Daarnaast wordt in de Kaderovereenkomst ook in samenwerking op het vlak van de bescherming van persoonsgegevens voorzien (artikel 24). Ten slotte bevestigen de partijen de samenwerking op het vlak van vraagstukken in verband met het welzijn van vluchtelingen en binnenlands ontheemden (artikel 25).
TITEL V. Samenwerking inzake migratie en maritieme arbeid (artikelen 26 tot 27)
Gelet op het specifieke belang dat de Filipijnen hechten aan de migratieproblematiek en de kwestie van de maritieme arbeid werd een specifieke titel van de Kaderovereenkomst hieraan gewijd. De partijen bevestigen dat het van belang is de migratiestromen tussen hun grondgebieden gezamenlijk te beheersen. Deze samenwerking richt zich met name op :
— de factoren waardoor mensen hun eigen land willen verlaten;
— de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving en praktijken met betrekking tot de bescherming en de rechten van migranten;
— de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving en praktijken;
— de toelatingscriteria, alsmede de rechten en de status van de toegelaten personen;
— de vaststelling van doeltreffend preventief beleid voor de aanpak van de aanwezigheid van onderdanen van de andere partij die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot en verblijf op het grondgebied van de partij, en de aanpak van mensensmokkel en -handel;
— de terugkeer van personen;
— kwesties van wederzijds belang op het gebied van visa, beveiliging van reisdocumenten en grensbewaking;
— migratie- en ontwikkelingsvraagstukken.
Daarnaast gaan de partijen verbintenissen aan op het vlak van de readmissie. Hiertoe sluiten ze zo spoedig mogelijk een overeenkomst inzake de toelating en overname van hun onderdanen, inclusief een bepaling over de overname van onderdanen van andere landen en staatloze personen.
Teneinde fastoenlijke werk- en leefomstandigheden voor zeelieden te garanderen en hun persoonlijke veiligheid en bescherming te stimuleren en te handhaven werken de partijen samen op het gebied van maritieme arbeid (artikel 27). Deze samenwerking betreft ondermeer opleiding, scholing en certificering van zeelieden.
TITEL VI. Economische samenwerking, ontwikkelingssamenwerking en andere sectoren (artikelen 28 tot 47)
Artikel 28 — Werkgelegenheid en sociale zaken
De partijen intensiveren de samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken. In dit kader dient steun te worden verleend aan het mondialiseringsproces en moet productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk gestimuleerd worden. De partijen bevestigen tevens hun verbintenis om de internationaal erkende arbeidsnormen en sociale normen te eerbiedigen, te bevorderen en te verwezenlijken.
Artikel 29 — Ontwikkelingssamenwerking
Het doel van de ontwikkelingssamenwerking is om duurzame ontwikkeling aan te moedigen, waarmee wordt bijgedragen aan de bestrijding van armoede en de verwezenlijking van internationale overeengekomen ontwikkelingsdoelen. Deze dialoog over ontwikkelingssamenwerking richt zich onder andere op de bevordering van menselijke en sociale ontwikkeling, het streven naar duurzame en inclusieve economische groei, de bevordering van milieubehoud en de beperking van de gevolgen van de klimaatverandering. Daarnaast moet ook aandacht gaan naar de capaciteitsopbouw ter verbetering van de integratie in de wereldeconomie en de stimulering van de overheidssector.
Artikel 30 — Dialoog inzake het economisch beleid
Deze partijen bevorderen de uitwisseling van informatie over hun economische ontwikkelingen en beleidslijnen. Daarnaast wordt voorzien in een intensivering van de dialoog over economische aangelegenheden.
Artikel 31 — Maatschappelijk middenveld
De partijen erkennen de rol en potentiële bijdrage van organisaties van het maatschappelijk middenveld voor het democratisch bestel en stimuleren op dit vlak een doeltreffende dialoog.
Artikel 32 — Risicobeheersing in verband met rampen
De Kaderovereenkomst voorziet in de intensivering van de samenwerking met betrekking tot risicobeheer in verband met rampen. In dit verband zal verder gegaan worden met het ontwikkelen en uitvoeren van maatregelen om risico's van natuurrampen te beperken en de gevolgen te beheersen. De samenwerking richt zich zowel op ondermeer de verkleining van de risico's, kennisbeheer en innovatie, paraatheid bij rampen, respons als risicobeoordeling en toezicht.
Artikel 33 — Energie
De partijen streven naar meer samenwerking in de energiesector teneinde ondermeer een gunstig investeringsklimaat te scheppen, de energievoorziening te diversifiëren, convergente energienormen te ontwikkelen en te komen tot een rationeel energieverbruik. Deze samenwerking wordt geplaatst tegen de achtergrond van het nastreven van een duurzame ontwikkeling en het verband ervan met betaalbare toegang tot energiediensten. Daarnaast zal aandacht besteed worden aan de hernieuwbare energie en energiezuinigheid.
Artikel 34 — Milieu en natuurlijke hulpbronnen
De partijen komen overeen dat met de samenwerking op dit terrein het behoud en de verbetering van het milieu met het oog op duurzame ontwikkeling moeten worden bevorderd. Daarnaast willen de partijen de natuurlijke rijkdommen en de biodiversiteit duurzaam beschermen en beheren als basis voor de ontwikkeling van de huidige en toekomstige generaties. De partijen zorgen ervoor dat hun handelspolitiek en hun milieubeleid elkaar wederzijds versterken. De partijen streven ernaar hun samenwerking binnen regionale programma's voor milieubescherming voort te zetten, met name wat betreft ondermeer :
— vergroting van het milieubewustzijn;
— capaciteitsopbouw op het gebied van klimaatverandering en zuinig energiegebruik;
— bevordering van milieuvriendelijke technologieën, produkten en diensten;
— voorkomen van illegaal grensoverschrijdend verkeer van gevaarlijk vast afval en andere afvalstoffen;
— bescherming van kustgebieden en het marine milieu.
De partijen moedigen wederzijdse toegang tot elkaars programma's op dit terrein aan.
Artikel 35 — Landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling
De partijen stimuleren de dialoog en de samenwerking met het oog op duurzame ontwikkeling op het gebied van landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling. Deze dialoog kan ondermeer gevoerd worden op de volgende terreinen :
— landbouwbeleid en internationale landbouwvooruitzichten in het algemeen;
— mogelijkheden om de handel in planten, dieren, waterdieren en de produkten daarvan te vergemakkelijken;
— ontwikkelingsbeleid voor plattelandsgebieden;
— kwaliteitsbeleid voor planten en dieren en aquacultuurprodukten en met name geografische aanduidingen;
— ontwikkeling van databanken op het gebied van landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling.
Artikel 36 — Regionale ontwikkeling en samenwerking
Met deze Kaderovereenkomst wensen de partijen het wederzijds begrip en de bilaterale samenwerking met betrekking tot regionaal beleid te bevorderen. Deze kan ondermeer de volgende vormen aannemen :
— methoden om regionaal beleid te formuleren en te implementeren;
— bestuur en partnerschap op verschillende niveaus;
— betrekkingen tussen de stedelijke en plattelandsgebieden;
— plattelandsontwikkeling;
— statistiek.
Artikel 37 — Industrieel beleid en midden- en kleinbedrijf
Rekening houdende met hun respectieve economische beleidsmaatregelen en doelstellingen bevorderen de partijen de samenwerking inzake het industriebeleid op alle terreinen die zij passend achten met het oog op het scheppen van een gunstig klimaat voor economische ontwikkeling en de verbetering van het concurrentievermogen van de industrie, met name het midden- en kleinbedrijf. Dit gebeurt ondermeer door middel van :
— het bevorderen van netwerken tussen bedrijven;
— uitwisseling van informatie;
— stimulering van de deelname van beide partijen aan proefprojecten en bijzondere programma's;
— stimulering van investeringen en gezamenlijke ondernemingen om de overdracht van technologie, innovatie, modernisering, diversifiëring en initiatieven met betrekking tot kwaliteit te bevorderen.
Artikel 38 — Vervoer
De partijen werken samen op relevante terreinen van het vervoersbeleid met het oog op verbetering van de investeringsmogelijkheden, het verkeer van goederen en personen, bevordering van de veiligheid van de zee- en luchtvaart, aanpak van de milieueffecten van vervoer en vergroting van de efficiëntie van hun vervoerssystemen.
De samenwerking richt zich op de bevordering van onder meer :
— informatie-uitwisseling over hun respectieve vervoersbeleid en -praktijken;
— mogelijkheden van het gebruik van het Europese mondiale satellietnavigatiesysteem (Galileo);
— dialoog op het gebied van luchtvervoerdiensten;
— dialoog op het gebied van beleid en diensten met betrekking tot het zeevervoer.
Artikel 39 — Wetenschappelijke en technologische samenwerking
De partijen werken samen op het gebied van wetenschap en technologie. De doelstellingen van deze samenwerking zijn :
— uitwisseling van informatie en kennis;
— bevordering van duurzame betrekkingen tussen de wetenschappelijke gemeenschappen, onderzoekscentra en de industrie;
— bevordering van opleiding voor het personeel en opbouw van technologische en onderzoekscapaciteit.
De samenwerking kan ondermeer plaatsvinden in de vorm van gezamenlijke onderzoeksprojecten en uitwisselingen, bijeenkomsten en opleiding van onderzoekers via internationale opleidings- en mobiliteitsregelingen. De partijen stimuleren de deelname van hun instellingen voor hoger onderwijs, onderzoekscentra en productieve sectoren, met name het midden- en kleinbedrijf.
Artikel 40 — Samenwerking op het gebied van informatie- en communicatietechnologie
Informatie- en communicatietechnologieën zijn een centraal element van het moderne leven en essentieel voor de economische en sociale ontwikkeling. Samenwerking op dit gebied richt zich onder andere op :
— deelname aan de brede regionale dialoog over de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij;
— interconnectie en interoperabiliteit van de netwerken en diensten van de partijen en Zuidoost-Aziatische netwerken (bijvoorbeeld TEIN) en diensten;
— standaardisering en verspreiding van nieuwe en opkomende technologieën op ICT-gebied;
— bevordering van ICT-onderzoekssamenwerking op terreinen van wederzijds belang;
— delen van beste praktijken om de digitale kloof te dichten.
Artikel 41 — Audiovisuele sector, media en multimedia
De partijen stimuleren, ondersteunen en vergemakkelijken uitwisselingen, samenwerking en dialoog op het gebied van audiovisuele aangelegenheden, media en multimedia.
Artikel 42 — Samenwerking op het gebied van toerisme
De partijen wensen evenwichtig en duurzaam toerisme te ontwikkelen en ijveren voor het beschermen en optimaal benutten van het natuurlijke en culturele erfgoed.
Artikel 43 — Samenwerking op het gebied van financiële dienstverlening
De partijen versterken de samenwerking met het oog op sterkere convergentie van de gemeenschappelijke regels en normen en verbetering van de systemen voor boekhouding, financiële controle, toezicht en regelgeving.
Artikel 44 — Goed bestuur op fiscaal gebied
Om de economische activiteit te versterken en te ontwikkelen, met inachtneming van de nood aan een passend regelgevingkader, erkennen de partijen de beginselen van goed fiscaal bestuur en passen deze toe. De tenuitvoerlegging van deze beginselen zal met name plaatsvinden in het kader van bestaande of toekomstige bilaterale belastingsverdragen tussen de Filipijnen en Lidstaten.
Artikel 45 — Gezondheid
De partijen komen overeen op gezondheidsgebied samen te werken. Samenwerking omvat ondermeer :
— de uitwisseling van informatie en ervaringen;
— programma's op het gebied van epidemiologie, decentralisatie, financiering van de gezondheidszorg, vergroting van de weerbaarheid van de gemeenschappen en beheer van de gezondheidszorg;
— programma's ter verbetering van de gezondheidszorg.
Artikel 46 — Onderwijs, cultuur en dialoog tussen culturen en religies
De partijen komen overeen om de samenwerking op het gebied van onderwijs, sport, cultuur en religie, rekening houdend met hun diversiteit, te stimuleren. De partijen streven naar maatregelen om culturele uitwisselingen te stimuleren en gemeenschappelijke culturele initiatieven uit te voeren, waaronder de organisatie van culturele evenementen. In dit verband komen de partijen ook overeen de activiteiten van de « Asia-Europe Foundation (ASEF) » te blijven steunen. De partijen komen overeen te overleggen en samen te werken binnen de relevante internationale fora, zoals de UNESCO, en ideeën uit te wisselen over culturele diversiteit. De partijen zullen daarnaast de nadruk leggen op maatregelen voor de opbouw van banden tussen elkaars instanties.
Artikel 47 — Statistiek
De partijen komen overeen om overeenkomstig de bestaande activiteiten, de statistische samenwerking tussen de Europese Unie en de ASEAN te stimuleren. Deze omvat ondermeer de harmonisatie van statistische methoden en werkwijzen waaronder de vergaring en verspreiding van statistische gegevens.
TITEL VII. Institutioneel kader (artikel 48)
Artikel 48 — Gemengd comité
De partijen komen overeen een gemengd comité op te richten, die bestaat uit vertegenwoordigers van beide partijen op het hoogst mogelijke niveau, met de volgende taken :
— zorgen voor de goede werking en uitvoering van deze overeenkomst;
— prioriteiten vaststellen;
— aanbevelingen doen betreffende de doelstellingen van deze overeenkomst.
Het gemengd comité komt normaal gesproken ten minste eenmaal per twee jaar bijeen, afwisselend in de Filipijnen en de EU. De partijen kunnen tevens besluiten tot buitengewone bijeenkomsten van het gemengd comité. Het voorzitterschap van het gemengd comité wordt beurtelings door de partijen bekleed. Het gemengd comité stelt speciale subcomités in en stelt haar eigen reglement van orde vast.
TITEL VIII. Slotbepalingen (artikel 49 tot 58)
Artikel 49 — Aanpassingsclausule
De partijen kunnen de Overeenkomst met wederzijdse goedkeuring uitbreiden. Wat de toepassing van deze Overeenkomst betreft, kan elke partij voorstellen formuleren met het oog op de uitbreiding van de wederzijdse samenwerking.
Artikel 50 — Middelen voor samenwerking
De partijen stellen de nodige middelen, waaronder financiële middelen, beschikbaar om de samenwerkingsdoelstellingen van deze Overeenkomst te realiseren, voor zover hun respectieve middelen en regelgeving hiertoe de mogelijkheid bieden. De financiële steun wordt uitgevoerd volgens de beginselen van goed financieel bestuur en de partijen werken samen om hun financiële belangen te beschermen. Er worden doeltreffende maatregelen genomen om fraude, corruptie en ander illegale activiteiten te voorkomen en te bestrijden. De partijen moedigen de Europese Investeringsbank (EIB) aan haar activiteiten in de Filipijnen voort te zetten.
Artikel 51 — Faciliteiten
Om de samenwerking in het kader van deze Overeenkomst te vergemakkelijken, verlenen beide partijen de ambtenaren en deskundigen die betrokken zijn bij de uitvoering van de samenwerking de nodige faciliteiten voor de uitoefening van hun taak.
Artikel 52 — Andere overeenkomsten
Onverminderd de desbetreffende bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie doet deze Overeenkomst of in het kader daarvan te ondernemen actie op generlei wijze afbreuk aan de bevoegdheden van de partijen om bilaterale samenwerkingsactiviteiten te ontplooien of desgewenst nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten te sluiten, ook tussen de Filipijnen en individuele lidstaten. Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan de toepassing of de uitvoering van verbintenissen die de partijen zijn aangegaan of nog zullen aangaan in betrekkingen met derden.
Artikel 53 — Naleving van verplichtingen
De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze Overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in de Overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt. Elke partij kan een geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze Overeenkomst aan het gemengd comité voorleggen. Bij de keuze van maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van de Overeenkomst het minst verstoren. Voor de interpretatie en praktische toepassing van deze Overeenkomst komen de partijen overeen dat « bijzondere dringende gevallen » een inbreuk ten gronde op de Overeenkomst door een van de partijen betekent. Een wettelijke inbreuk houdt in :
— beëindiging van de Overeenkomst in strijd met de algemene regels van het internationaal recht, of
— schending van de essentiële elementen van de Overeenkomst als vermeld in artikel 1, lid 1 (i.e. mensenrechten), en artikel 8, lid 2 (i.e. massavernietigingswapens).
Artikel 54 — Definitie van de partijen
Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt met de term « partijen » bedoeld de Unie, of haar Lidstaten, of de Unie en haar Lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en de Republiek der Filippijen, anderzijds.
Artikel 55 — Territoriale toepassing
Deze Overeenkomst is van toepassing op het grondgebied waar het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, op de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, enerzijds, en het grondgebied van de Filipijnen, anderzijds.
Artikel 56 — Kennisgeving
De in artikel 57 bedoelde kennisgevingen worden langs diplomatieke weg toegezonden aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, respectievelijk het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Filipijnen.
Artikel 57 — Inwerkingtreding en looptijd
Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de laatste partij de andere partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures. De Overeenkomst is geldig voor een periode van vijf jaar. Zij zal automatisch met tijdvakken van een jaar worden verlengd, tenzij een van de partijen de andere partij, zes maanden voor het verstrijken van een tijdvak van een jaar, schriftelijk op de hoogte stelt van haar voornemen deze Overeenkomst niet te verlengen. Deze Overeenkomst kan met onderlinge instemming tussen de partijen worden gewijzigd. De wijzigingen worden pas effectief nadat de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat alle noodzakelijke formaliteiten vervuld zijn. Deze Overeenkomst kan door een partij worden beëindigd door middel van een schriftelijke kennisgeving van opzegging aan de andere partij. De beëindiging gaat in zes maanden na ontvangst van de kennisgeving door de andere partij.
Artikel 58 — Authentieke teksten
Deze Overeenkomst wordt opgesteld in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
5. Aard van de Overeenkomst op het interne vlak
Op het interne Belgische vlak vallen de bepalingen van de overeenkomst onder de bevoegdheid van de federale overheid, maar tevens voor een deel ook onder de bevoegdheid van de gemeenschappen en de gewesten.
Onder de handtekening van de Belgische ondertekenaar staat er bijgevolg, in overeenstemming met de gemeenschappen en de gewesten, een formule die zegt dat deze handtekening ook de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest engageert.
De vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken,
Didier REYNDERS.
ALBERT II,
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
Onze Groet.
Op de voordracht van de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
De vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, is ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
De Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar Lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds, gedaan te Phnom-Penh op 11 juli 2012, zal volkomen gevolg hebben.
Gegeven te Brussel, 5 maart 2013.
ALBERT
Van Koningswege :
De vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken,
Didier REYNDERS.
KADEROVEREENKOMST
inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar Lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds.
DE EUROPESE UNIE, hierna « de Unie » genoemd,
en
HET KONINKRIJK BELGIË,
DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HET KONINKRIJK DENEMARKEN,
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE REPUBLIEK ESTLAND,
IERLAND,
DE HELLEENSE REPUBLIEK,
HET KONINKRIJK SPANJE,
DE FRANSE REPUBLIEK,
DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE REPUBLIEK LETLAND,
DE REPUBLIEK LITOUWEN,
HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,
DE REPUBLIEK HONGARIJE,
MALTA,
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,
DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE REPUBLIEK POLEN,
DE PORTUGESE REPUBLIEK,
ROEMENIË,
DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK FINLAND,
HET KONINKRIJK ZWEDEN,
HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna « de lidstaten » genoemd,
enerzijds, en
DE REPUBLIEK DER FILIPIJNEN, hierna « de Filipijnen » genoemd,
anderzijds,
hierna gezamenlijk « de partijen » genoemd,
GEZIEN de traditionele vriendschapsbanden tussen de partijen en de nauwe historische, politieke en economische banden die hen verenigen;
GEZIEN het bijzondere belang dat de partijen hechten aan het alomvattende karakter van hun wederzijdse betrekkingen,
OVERWEGENDE dat de partijen van mening zijn dat deze overeenkomst deel uitmaakt van de bredere betrekkingen tussen hen, die mede tot stand zijn gekomen door overeenkomsten waarbij beide zijden partij zijn,
BEVESTIGEND dat de partijen gehecht zijn aan de eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, neergelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens van de Verenigde Naties en in andere relevante internationale mensenrechteninstrumenten waarbij zij partij zijn;
BEVESTIGEND dat de partijen gehecht zijn aan de beginselen van de rechtsstaat en goed bestuur en streven naar economische en sociale vooruitgang ten bate van hun bevolking;
BEVESTIGEND dat zij streven naar betere samenwerking op het gebied van internationale stabiliteit, justitie en veiligheid om duurzame sociale en economische ontwikkeling te bevorderen, armoede uit te roeien en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken;
OVERWEGENDE dat de partijen terrorisme beschouwen als een bedreiging voor de mondiale veiligheid en dat zij hun dialoog en samenwerking in het kader van de strijd tegen het terrorisme willen intensiveren, daarbij ten volle rekening houdend met de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de Verenigde Naties en met de desbetreffende instrumenten van de VN-Veiligheidsraad, met name de Resoluties 1373, 1267, 1822 en 1904;
VERKLAREND dat de partijen zich er volledig toe verbinden alle vormen van terrorisme te voorkomen en te bestrijden en effectieve internationale instrumenten te ontwikkelen om terrorisme uit te bannen;
OVERWEGEND dat volgens de partijen doeltreffende maatregelen voor terrorismebestrijding en de bescherming van de mensenrechten elkaar moeten aanvullen en versterken;
ERKENNEND dat de samenwerking ter bestrijding van het gebruik en de smokkel van drugs moet worden versterkt en bevorderd, aangezien deze activiteiten een ernstige bedreiging vormen voor de internationale vrede, veiligheid, stabiliteit en economische ontwikkeling;
ERKENNEND dat de ernstigste misdrijven op het gebied van het internationale humanitaire recht, genocide en andere misdaden tegen de menselijkheid waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd, niet ongestraft mogen blijven en dat de vervolging van deze misdrijven moet worden gewaarborgd om de vrede en het internationale recht te bevorderen;
OVERWEGENDE dat de partijen de mening delen dat de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor een ernstige bedreiging voor de internationale veiligheid vormt, en dat zij hun dialoog en samenwerking op dit gebied wensen te versterken. De door de gehele internationale gemeenschap aangegane verbintenis om de verspreiding van massavernietigingswapens te bestrijden ligt ten grondslag aan de aanneming, bij consensus, van Resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad;
ERKENNENDE dat de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, alsmede slecht beheer, inadequaat beveiligde voorraden en ongecontroleerde verspreiding daarvan, een ernstige bedreiging blijven vormen voor de internationale vrede, veiligheid en ontwikkeling;
HET BELANG ERKENNEND van de samenwerkingsovereenkomst van 7 maart 1980 tussen de Europese Economische Gemeenschap en de lidstaten van de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten (ASEAN) en de daaropvolgende toetredingsprotocollen;
ERKENNENDE dat de versterking van de betrekkingen tussen de partijen van groot belang is ter stimulering van hun samenwerking, en zich bewust van hun gemeenschappelijke streven om de betrekkingen op gebieden van wederzijds belang te consolideren, te verdiepen en te diversifiëren, op basis van gelijkwaardigheid, op niet-discriminerende grondslag, met inachtneming van het milieu en wederzijds tot voordeel strekkend;
HET BELANG ERKENNEND van dialoog en samenwerking tussen de ASEAN en de Europese Unie;
BEVESTIGEND dat zij zich ertoe verbinden duurzame ontwikkeling te stimuleren, inclusief milieubescherming en effectieve samenwerking om klimaatverandering aan te pakken;
HET BELANG BENADRUKKEND van intensievere samenwerking op het gebied van justitie en veiligheid;
BEVESTIGEND dat zij zich verbinden tot een brede dialoog en samenwerking ter bevordering van migratie en ontwikkeling en effectieve bevordering en implementatie van de internationaal erkende arbeids- en sociale normen;
OPMERKENDE dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland binden als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen of als deel van de Europese Unie, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;
HET BELANG ERKENNENDE dat de partijen hechten aan de beginselen en regels die van toepassing zijn op de internationale handel, met name zoals deze zijn neergelegd in de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), en de noodzaak deze transparant en zonder discriminatie uit te voeren;
BEVESTIGEND dat de partijen ernaar streven om, in volledige overeenstemming met de in regionaal verband ondernomen activiteiten, de onderlinge samenwerking te verdiepen op grond van gemeenschappelijke waarden en tot wederzijds voordeel,
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN :
TITEL I
AARD EN TOEPASSINGSGEBIED
ARTIKEL 1
Algemene beginselen
1. De eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere internationale mensenrechteninstrumenten waarbij de partijen partij zijn, en van het beginsel van de rechtsstaat, ligt ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.
2. De partijen bevestigen dat zij de waarden delen die zijn vastgelegd in het Handvest van de Verenigde Naties.
3. De partijen bevestigen dat zij zich ertoe verbinden duurzame ontwikkeling te stimuleren, samen te werken om het probleem van klimaatverandering aan te pakken en bij te dragen aan de verwezenlijking van de internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen, waaronder de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.
4. De partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan het beginsel van goed bestuur.
5. De partijen komen overeen dat de samenwerking in het kader van deze overeenkomst zal geschieden volgens hun eigen wet- en regelgeving.
ARTIKEL 2
Doel van de samenwerking
Met het oog op de versterking van hun bilaterale betrekkingen voeren de partijen een brede dialoog en stimuleren ze verdere samenwerking in alle sectoren van gezamenlijk belang zoals bepaald in deze overeenkomst. Hun inspanningen zijn met name gericht op :
a) het opzetten van samenwerking op het gebied van politieke, sociale en economische aangelegenheden in alle relevante regionale en internationale fora en organisaties;
b) het opzetten van samenwerking ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit;
c) het opzetten van samenwerking op het gebied van de mensenrechten en dialoog over de bestrijding van ernstige criminaliteit waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd;
d) het opzetten van samenwerking om de verspreiding van massavernietigingswapens, handvuurwapens en lichte wapens tegen te gaan en vredesprocessen en conflictpreventie te bevorderen;
e) het opzetten van samenwerking op alle handels- en investeringsgerelateerde gebieden van gezamenlijk belang om de handels- en investeringsstromen te vergemakkelijken en obstakels voor handel en investeringen weg te nemen, op een wijze die verenigbaar is met de WTO-beginselen en lopende en toekomstige EU-ASEAN-initiatieven;
f) het opzetten van samenwerking op het gebied van justitie en veiligheid, waaronder juridische samenwerking, drugs, witwassen van geld, bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie, gegevensbescherming en vluchtelingen en binnenlands ontheemden;
g) het opzetten van samenwerking op het gebied van migratie en maritieme arbeid;
h) het opzetten van samenwerking in alle andere sectoren van gezamenlijk belang, met name werkgelegenheid en sociale zaken, ontwikkelingssamenwerking, economisch beleid, financiële dienstverlening, goed bestuur op fiscaal gebied, industriebeleid en midden- en kleinbedrijf, informatie- en communicatietechnologie (ICT), audiovisuele sector, media en multimedia, wetenschap en technologie, vervoer, toerisme, onderwijs, cultuur, dialoog tussen culturen en religies, energie, milieu en natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van klimaatverandering, landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling, regionale ontwikkeling, gezondheid, statistiek, risicobeheer in verband met rampen en openbaar bestuur;
i) het bevorderen van de deelname van beide partijen aan regionale en subregionale samenwerkingsprogramma's die openstaan voor de andere partij;
j) een grotere rol en een betere profilering van de Filipijnen en de Europese Unie;
k) het bevorderen van het begrip tussen mensen en effectieve dialoog en interactie met organisaties van het maatschappelijk middenveld.
ARTIKEL 3
Samenwerking in regionale en internationale organisaties
De partijen blijven standpunten uitwisselen en samenwerken in regionale en internationale fora en organisaties als de Verenigde Naties en relevante VN-organen en -agentschappen, zoals de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (UNCTAD), de dialoog tussen de ASEAN en de EU, het regionale forum van de ASEAN (ARF), de Asia-Europe Meeting (ASEM), de WTO, de Internationale Organisatie voor migratie (IOM) en de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO).
ARTIKEL 4
Regionale en bilaterale samenwerking
Voor elke sector waarbinnen in het kader van deze overeenkomst dialoog en samenwerking worden ontwikkeld, en met nadruk op de terreinen die binnen het kader van de samenwerking tussen de EU en de Filipijnen vallen, kunnen de partijen in overleg ook op regionaal niveau samenwerken of beide kaders combineren, waarbij rekening wordt gehouden met de besluitvormingsprocessen van de betrokken regionale organisatie. De partijen streven ernaar het beste kader te kiezen om het effect te maximaliseren en de betrokkenheid van alle belanghebbenden te vergroten; hierbij moeten de beschikbare middelen optimaal worden benut en moet de samenhang met andere activiteiten worden gewaarborgd.
TITEL II
POLITIEKE DIALOOG EN SAMENWERKING
ARTIKEL 5
Vredesprocessen en conflictpreventie
De partijen komen overeen verder samen te werken om conflicten te voorkomen en een vredescultuur te bevorderen, onder meer door sensibiliseringsprogramma's en voorlichtingscampagnes.
ARTIKEL 6
Samenwerking op het gebied van de mensenrechten
1. De partijen komen overeen samen te werken bij de bevordering en doeltreffende bescherming van de mensenrechten, onder andere via de internationale mensenrechteninstrumenten waarbij zij partij zijn.
2. De partijen bepalen in overleg welke activiteiten zij hiervoor zullen ontplooien, waaronder :
a) ondersteuning van de ontwikkeling en uitvoering van nationale actieplannen met betrekking tot de mensenrechten;
b) bevordering van kennis van en voorlichting over de mensenrechten;
c) versterking van de nationale instellingen op het gebied van de mensenrechten;
d) voor zover mogelijk, bijdragen aan de bevordering van regionale instellingen op het gebied van de mensenrechten;
e) totstandbrenging van een zinvolle mensenrechtendialoog tussen de partijen; en
f) samenwerking binnen de mensenrechteninstellingen van de Verenigde Naties.
ARTIKEL 7
Ernstige misdrijven waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd
1. De partijen erkennen dat de ernstigste misdrijven op het gebied van het internationale humanitaire recht, genocide en andere misdaden tegen de menselijkheid waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd, niet ongestraft mogen blijven en dat deze misdrijven moeten worden vervolgd door op nationaal of internationaal niveau de nodige maatregelen te treffen, inclusief via het internationale strafhof, overeenkomstig de binnenlandse wetgeving van de partijen.
2. De partijen komen overeen een vruchtbare dialoog te voeren over universele onderschrijving van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof, overeenkomstig hun respectieve wetgeving, waaronder steun voor capaciteitsopbouw.
ARTIKEL 8
Bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor
1. De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, zowel door als onder staten en niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en veiligheid vormt.
2. De partijen komen overeen samen te werken en een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, door de volledige naleving en de uitvoering op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, alsmede van hun andere internationale verplichtingen op dat gebied, zoals Resolutie 1540 van de VN-Veiligheidsraad. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element van deze Overeenkomst vormt.
3. De partijen komen verder overeen om :
a) de noodzakelijke stappen te zetten om andere relevante internationale instrumenten, waaronder resoluties van de VN-Veiligheidsraad ter zake, te ondertekenen en, met volledige eerbiediging van de ratificatieprocedures van de partijen, te ratificeren dan wel ertoe toe te treden, en de daaruit voortvloeiende verplichtingen te vervullen;
b) een doeltreffend systeem voor nationale exportcontroles op te zetten om de uitvoer en doorvoer van met massavernietigingswapens verband houdende goederen te controleren, met inbegrip van de controle van technologie voor tweeërlei gebruik op eindgebruik voor massavernietigingswapens, met doeltreffende sancties op inbreuken op deze exportcontroles.
De partijen erkennen dat de toepassing van exportcontroles geen belemmering mag vormen voor de internationale samenwerking met betrekking tot materialen, uitrusting en technologie voor vreedzame doeleinden, waarbij vreedzaam gebruik niet mag worden gebruikt als dekmantel voor proliferatie.
4. De partijen komen overeen een regelmatige politieke dialoog in te stellen ter begeleiding en consolidatie van deze elementen. De partijen kunnen er tevens naar streven deze dialoog op regionaal niveau te voeren.
ARTIKEL 9
Handvuurwapens en lichte wapens
1. De partijen erkennen dat de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor, alsmede buitensporige accumulatie, slecht beheer, inadequaat beveiligde voorraden en ongecontroleerde verspreiding ervan een ernstige bedreiging voor de vrede en de internationale veiligheid blijven vormen.
2. De partijen komen overeen hun verplichtingen met betrekking tot de aanpak van alle aspecten van de illegale handel in SALW na te komen en volledig ten uitvoer te leggen, overeenkomstig de bestaande internationale verdragen en de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, evenals hun verbintenissen in het kader van andere internationale instrumenten op dit gebied, zoals het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten.
3. De partijen stellen een regelmatige politieke dialoog in om inzichten en informatie uit te wisselen, ontwikkelen een gemeenschappelijke visie op de vraagstukken en problemen met betrekking tot de illegale handel in SALW en ontwikkelen capaciteit om dergelijke handel te voorkomen, te bestrijden en uit te bannen.
ARTIKEL 10
Samenwerking bij terrorismebestrijding
1. De partijen herhalen dat terrorisme moet worden voorkomen en bestreden overeenkomstig hun eigen wet- en regelgeving en met eerbiediging van de rechtsstaat, het internationale recht, met name het VN-Handvest en de relevante resoluties van de VN-Veiligheidsraad, de wetgeving inzake mensenrechten en vluchtelingen, het internationale humanitaire recht en internationale verdragen waarbij zij partij zijn, de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN, zoals beschreven in Resolutie 60/28 van de algemene Vergadering van de VN van 8 september 2006, en de Gezamenlijke verklaring van de EU en de ASEAN over samenwerking ter bestrijding van terrorisme van 28 januari 2003.
2. In dit verband komen de partijen overeen samen te werken door :
a) de implementatie te bevorderen van de relevante resoluties van de VN-Veiligheidsraad, zoals de Resoluties 1373, 1267, 1822 en 1904, en van relevante internationale verdragen en instrumenten;
b) de samenwerking tussen VN-lidstaten bij de doeltreffende implementatie van de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN te bevorderen;
c) informatie uit te wisselen en de samenwerking en coördinatie op het gebied van de rechtshandhaving via de bestaande nationale centrale bureaus van Interpol, het mondiale politiecommunicatiesysteem van Interpol (I-24/7) te verbeteren;
d) informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en de hen ondersteunende netwerken, overeenkomstig het nationale en internationale recht;
e) inzichten uit te wisselen over methoden om het terrorisme te bestrijden, onder meer op technisch gebied en wat betreft opleiding, en ervaringen uit te wisselen met betrekking tot deradicalisering en preventie van terrorisme;
f) de internationale consensus over de strijd tegen terrorisme en tegen de financiering daarvan te vergroten en snel overeenstemming te bereiken over het alomvattend verdrag inzake internationaal terrorisme, ter aanvulling op de bestaande VN-instrumenten voor de bestrijding van terrorisme;
g) goede praktijken uit te wisselen betreffende de bescherming van de mensenrechten in het kader van de strijd tegen het terrorisme;
h) betere implementatie en samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding binnen de ASEM en in EU-ASEAN-verband.
ARTIKEL 11
Samenwerking op het gebied van openbaar bestuur
De partijen komen overeen samen te werken met het oog op bevordering van de capaciteitsopbouw op het gebied van openbaar bestuur. Deze samenwerking kan het uitwisselen van goede praktijken op het gebied van managementmethoden, dienstverlening, uitbreiding van de institutionele capaciteit en transparantievraagstukken omvatten.
TITEL III
HANDEL EN INVESTERINGEN
ARTIKEL 12
Algemene beginselen
1. De partijen voeren een dialoog over de bilaterale en multilaterale handel en handelsgerelateerde kwesties met het oog op de versterking van de bilaterale handelsbetrekkingen en de bevordering van het multilaterale handelssysteem ter bevordering van groei en ontwikkeling.
2. De partijen streven ernaar de verdere ontwikkeling en diversifiëring van hun handelsbetrekkingen zo veel mogelijk en tot wederzijds voordeel te bevorderen. Zij streven naar betere voorwaarden voor markttoegang door toe te werken naar de afschaffing van handelsbelemmeringen, met name niet-tarifaire belemmeringen, en maatregelen te nemen ter verbetering van de transparantie, rekening houdend met de werkzaamheden van internationale organisaties op dit gebied.
3. De partijen erkennen dat handel onontbeerlijk is voor ontwikkeling en dat bijstand in de vorm van handelspreferenties heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van de begunstigde ontwikkelingslanden; zij streven ernaar hun overleg over dergelijke bijstand te intensiveren, met volledige eerbiediging van de WTO-regels.
4. De partijen houden elkaar op de hoogte van de ontwikkeling van het handelsbeleid en handelsgerelateerd beleid, bijvoorbeeld op het gebied van landbouw, voedselveiligheid, consumentenbescherming en milieu, waaronder afvalbeheer.
5. De partijen sporen aan tot dialoog en samenwerking om hun handels- en investeringsbetrekkingen te ontwikkelen, hun handelsproblemen op te lossen en andere handelsgerelateerde vraagstukken aan te pakken, op de in de artikelen 13 tot en met 19 beschreven terreinen.
ARTIKEL 13
Sanitaire en fytosanitaire vraagstukken
1. De partijen werken samen op het gebied van voedselveiligheid en sanitaire en fytosanitaire vraagstukken, ter bescherming van het leven en de gezondheid van mensen, dieren en planten op hun grondgebied.
2. De partijen bespreken en wisselen informatie uit over de maatregelen die zij hebben getroffen, zoals vastgesteld in de WTO-Overeenkomst inzake de uitvoering van sanitaire en fytosanitaire maatregelen, het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPPC), de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) en de Codex alimentarius, zoals wet- en regelgeving en procedures voor certificering, inspectie en toezicht, waaronder procedures voor de vaststelling en implementatie van de afbakening van gebieden.
3. De partijen komen overeen samen te werken om capaciteit op te bouwen voor sanitaire en fytosanitaire vraagstukken en desgewenst voor dierenwelzijn.
4. De partijen zetten, wanneer een van hen daarom vraagt, een passende dialoog op om sanitaire en fytosanitaire vraagstukken en andere onder dit artikel vallende dringende vraagstukken te onderzoeken.
5. De partijen wijzen contactpunten aan voor communicatie over vraagstukken in verband met dit artikel.
ARTIKEL 14
Technische handelsbelemmeringen
1. De partijen zijn het erover eens dat samenwerking op het gebied van normalisatie, technische regelgeving en conformiteitsbeoordeling een belangrijke voorwaarde is voor de ontwikkeling van de handel.
2. De partijen stimuleren het gebruik van internationale normen, werken samen en wisselen informatie uit op het gebied van normen, conformiteitsbeoordelingsprocedures en technische regelgeving, met name in het kader van de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen. Daartoe komen de partijen overeen om, wanneer een van hen daarom vraagt, een passende dialoog op te zetten over vraagstukken in verband met technische handelsbelemmeringen en wijzen zij contactpunten aan voor communicatie over vraagstukken in verband met dit artikel.
3. De samenwerking op dit gebied kan onder meer plaatsvinden via dialoog, gezamenlijke projecten, technische bijstand en programma's voor capaciteitsopbouw.
ARTIKEL 15
Douane en vereenvoudiging van het handelsverkeer
1. De partijen wisselen ervaringen uit en gaan na in hoeverre het mogelijk is invoer-, uitvoer- en andere douaneprocedures te vereenvoudigen, de transparantie van de regelgeving met betrekking tot douane en handel te vergroten en samenwerking op het gebied van douane en doeltreffende mechanismen voor wederzijdse administratieve bijstand te ontwikkelen; zij streven er tevens naar hun standpunten op elkaar af te stemmen en gezamenlijke activiteiten te ontplooien in de context van internationale initiatieven, waaronder vereenvoudiging van het handelsverkeer. De partijen besteden bijzondere aandacht aan de vergroting van de veiligheid en de beveiliging van de internationale handel, doeltreffende en efficiënte handhaving door de douane van intellectuele-eigendomsrechten en evenwicht tussen vereenvoudiging van het handelsverkeer en de bestrijding van fraude en onregelmatigheden.
2. Zonder afbreuk te doen aan andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet, verklaren de partijen dat zij bereid zijn om te overwegen protocollen te sluiten over douanesamenwerking en wederzijdse bijstand, binnen het institutionele kader dat bij deze overeenkomst wordt ingesteld.
3. De partijen blijven in overleg middelen inzetten voor technische bijstand ter ondersteuning van de samenwerking inzake douane en vereenvoudiging van het handelsverkeer in het kader van deze overeenkomst.
ARTIKEL 16
Investeringen
Met inachtneming van hun wet- en regelgeving sporen de partijen aan tot sterkere investeringsstromen door een aantrekkelijk en stabiel wederzijds investeringsklimaat te creëren door middel van een consistente dialoog die gericht is op stabiele, transparante, open en niet-discriminerende regels voor investeerders, waarbij wordt nagegaan met welke administratieve mechanismen de investeringsstromen kunnen worden vergemakkelijkt.
ARTIKEL 17
Mededingingsbeleid
1. De partijen bevorderen het invoeren en toepassen van mededingingsregels en de instelling van mededingingsautoriteiten om deze regels te implementeren. De partijen streven ernaar de regels op doeltreffende, niet-discriminerende en transparante wijze toe te passen teneinde de rechtszekerheid op hun grondgebied te garanderen.
2. Daartoe ontwikkelen de partijen activiteiten voor capaciteitsopbouw op het gebied van het mededingingsbeleid, afhankelijk van de financiële middelen die daarvoor beschikbaar zijn in het kader van de samenwerkingsinstrumenten en -programma's van de partijen.
ARTIKEL 18
Diensten
1. De partijen gaan een consistente dialoog aan die met name gericht is op het uitwisselen van informatie over hun respectieve regelgeving, het stimuleren van toegang tot elkaars markt, met inbegrip van e-commerce, het bevorderen van toegang tot bronnen van kapitaal en technologie, en het stimuleren van de handel in diensten tussen beide regio's en op de markten van derde landen.
2. De partijen erkennen het concurrentievermogen van hun respectieve dienstensectoren en overleggen over de manier waarop kansen voor de handel in diensten op elkaars markt kunnen worden benut.
ARTIKEL 19
Intellectuele-eigendomsrechten
1. De partijen bevestigen het grote belang dat zij hechten aan de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en verbinden zich ertoe passende maatregelen te nemen om deze rechten adequaat en doeltreffend te beschermen en te handhaven, waarbij zij erop toezien dat deze maatregelen in overeenstemming zijn met de beste praktijken en de internationale normen waaraan de partijen zijn gebonden.
2. De partijen helpen elkaar bij het inventariseren en implementeren van programma's op het gebied van intellectuele eigendom die bijdragen aan de bevordering van technologische innovatie, de vrijwillige overdracht van technologie en de opleiding van personeel en werken samen aan de tenuitvoerlegging van de Ontwikkelingsagenda van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO).
3. De partijen komen overeen de samenwerking te stimuleren met betrekking tot geografische aanduidingen en de bescherming daarvan en de bescherming van plantensoorten, waarbij waar nodig onder andere rekening wordt gehouden met de rol van de Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten (UPOV).
4. De partijen wisselen informatie en ervaringen uit op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten en het voorkomen van inbreuken daarop, met name de bestrijding van namaak en piraterij, door douanesamenwerking en andere passende samenwerkingsvormen tot stand te brengen en organisaties op te richten en te versterken die intellectuele-eigendomsrechten controleren en beschermen.
TITEL IV
SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
ARTIKEL 20
Juridische samenwerking
1. De partijen erkennen het cruciale belang van de rechtsstaat en de versterking van alle daarmee samenhangende instellingen.
2. De partijen kunnen ook informatie uitwisselen over de beste praktijken met betrekking tot rechtsstelsels en wetgeving.
ARTIKEL 21
Samenwerking op het gebied van drugsbestrijding
1. De partijen zorgen bij hun samenwerking voor een evenwichtige aanpak door middel van doeltreffende coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten, te weten de belangrijkste narcoticadienst en de instanties op het gebied van volksgezondheid, justitie, onderwijs, jongeren, sociale voorzieningen, douane en binnenlandse zaken, en andere relevante sectoren en belanghebbenden, om het aanbod van en de vraag naar drugs terug te dringen, het effect daarvan op druggebruikers, hun familie en de samenleving in het algemeen te verkleinen en precursoren beter te controleren.
2. De partijen spreken af hoe zij zullen samenwerken om deze doelstellingen te verwezenlijken. De acties worden gebaseerd op onderling overeengekomen beginselen, overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen waarbij zij partij zijn, de politieke verklaring en de verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te verminderen, die zijn aangenomen door de twintigste speciale zitting inzake drugs van de algemene Vergadering van de VN van juni 1998 en de politieke verklaring en het actieplan over internationale samenwerking met het oog op een geïntegreerde en evenwichtige strategie om het drugsprobleem in de wereld aan te pakken, die zijn aangenomen op de bijeenkomst op hoog niveau van de tweeënvijftigste zitting van de VN-Commissie voor verdovende middelen van maart 2009.
3. De samenwerking tussen de partijen omvat technische en administratieve bijstand, met name op de volgende terreinen :
a) de opstelling van nationale wetgeving en nationaal beleid;
b) de oprichting van nationale instellingen en informatiecentra;
c) steun voor maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met het terugdringen van de vraag naar en de schadelijke effecten van drugs;
d) de opleiding van personeel;
e) de uitbreiding van de handhaving en de uitwisseling van informatie overeenkomstig de binnenlandse wetgeving;
f) onderzoek in verband met drugs;
g) de opstelling van drugsprofielen en voorkomen dat gevaarlijke drugs en verdovende middelen worden geproduceerd en dat misbruik wordt gemaakt van gecontroleerde precursoren, met name stoffen die onontbeerlijk zijn voor de vervaardiging van verdovende middelen;
h) andere door de partijen onderling overeengekomen terreinen.
ARTIKEL 22
Samenwerking bij de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme
1. De partijen zijn het erover eens dat zij moeten samenwerken om te voorkomen dat de opbrengsten van criminele activiteiten zoals drugshandel en corruptie worden witgewassen.
2. De partijen komen overeen juridische, technische en administratieve bijstand te leveren voor de ontwikkeling en uitvoering van voorschriften en de efficiënte werking van mechanismen ter bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Door de samenwerking moet het met name mogelijk worden relevante informatie uit te wisselen in het kader van de respectieve wetgevingen en passende normen vast te stellen voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, die vergelijkbaar zijn met die van de Unie en de internationale instanties op dit gebied, zoals de Financial Action Task Force (FATF).
3. De partijen stimuleren de samenwerking op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, onder meer door projecten voor capaciteitsopbouw.
ARTIKEL 23
Bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie
1. De partijen komen overeen samen te werken om georganiseerde misdaad en corruptie te bestrijden, zoals bepaald in het VN-Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de bijbehorende protocollen en het VN-Verdrag tegen corruptie. In het kader van de samenwerking stimuleren de partijen de implementatie van deze verdragen en andere relevante instrumenten waarbij zij partij zijn.
2. Naar gelang van de beschikbare middelen omvat deze samenwerking maatregelen en projecten voor capaciteitsopbouw.
3. De partijen komen overeen samenwerking tot stand te brengen tussen autoriteiten, instanties en diensten op het gebied van wetshandhaving en bij te dragen tot het verstoren en neutraliseren van grensoverschrijdende misdaaddreigingen voor beide partijen, binnen hun respectieve wetgeving. De samenwerking tussen deze autoriteiten, instanties en diensten op het gebied van wetshandhaving kan geschieden in de vorm van wederzijdse bijstand bij onderzoeken, uitwisseling van onderzoekstechnieken, gezamenlijke opleidingsprogramma's voor personeel van wetshandhavingsinstanties en andere gezamenlijke activiteiten en bijstand, waaronder de bestaande nationale centrale bureaus van Interpol, via het mondiale politiecommunicatiesysteem van Interpol (I-24/7) of een vergelijkbaar systeem voor de uitwisseling van informatie, zoals overeen te komen door de partijen.
ARTIKEL 24
Bescherming van persoonsgegevens
1. De partijen komen overeen samen te werken om het niveau van bescherming van persoonsgegevens te verbeteren overeenkomstig de strengste internationale normen, zoals onder andere vervat in de Guidelines for the Regulation of Computerized Personal Data Files die werden vastgesteld bij Resolutie 45/95 van de algemene Vergadering van de VN van 14 december 1990.
2. De verbetering van de gegevensbescherming door intensiever samen te werken op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens kan bijvoorbeeld technische bijstand omvatten in de vorm van de uitwisseling van informatie en deskundigheid, wat onder andere het volgende kan inhouden :
a) het delen en uitwisselen van informatie, enquêtes, onderzoek, beleid, procedures en goede praktijken met betrekking tot gegevensbescherming;
b) het organiseren en/of bijwonen van gezamenlijke trainingen en opleidingsprogramma's, overleg en conferenties om het bewustzijn met betrekking tot gegevensbescherming te vergroten;
c) de uitwisseling van professionals en deskundigen om het gegevensbeschermingsbeleid te bestuderen.
ARTIKEL 25
Vluchtelingen en binnenlands ontheemden
De partijen blijven waar nodig samenwerken met betrekking tot vraagstukken in verband met het welzijn van vluchtelingen en binnenlands ontheemden, waarbij rekening wordt gehouden met de reeds verstrekte hulp, en zoeken naar duurzame oplossingen.
TITEL V
SAMENWERKING INZAKE MIGRATIE EN MARITIEME ARBEID
ARTIKEL 26
Samenwerking op het gebied van migratie en ontwikkeling
1. De partijen bevestigen opnieuw dat het van belang is de migratiestromen tussen hun grondgebieden gezamenlijk te beheersen. Om de samenwerking te versterken, stellen de partijen een mechanisme in voor een brede dialoog en overleg over alle migratiegerelateerde vraagstukken. Het thema migratie moet worden geïntegreerd in de nationale strategieën en ontwikkelingskaders voor de economische en sociale ontwikkeling van de landen van herkomst, doorreis of bestemming van de migranten.
2. De samenwerking tussen de partijen moet gebaseerd worden op een specifieke analyse van de behoeften, uitgevoerd in wederzijds overleg en volgens wederzijdse afspraken tussen de partijen en overeenkomstig de desbetreffende nationale en EU-wetgeving. De samenwerking richt zich met name op :
a) de factoren waardoor mensen hun eigen land willen verlaten en worden aangetrokken door andere landen (push- en pullfactoren voor migratie);
b) de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving en praktijken met betrekking tot de bescherming en de rechten van migranten, teneinde te voldoen aan de internationale instrumenten op grond waarvan de rechten van migranten moeten worden geëerbiedigd;
c) de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving en praktijken met betrekking tot internationale bescherming, teneinde te voldoen aan de bepalingen van het op 28 juli 1951 ondertekende Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en het op 31 januari 1967 ondertekende protocol daarbij, en andere relevante internationale instrumenten, teneinde ervoor te zorgen dat het beginsel van « non-refoulement » wordt gerespecteerd;
d) de toelatingscriteria, alsmede de rechten en de status van de toegelaten personen, eerlijke behandeling en integratiemogelijkheden voor legale buitenlandse ingezetenen, onderwijs en opleiding en maatregelen tegen racisme, discriminatie en vreemdelingenhaat;
e) de vaststelling van doeltreffend preventief beleid voor de aanpak van de aanwezigheid van onderdanen van de andere partij die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot en verblijf op het grondgebied van de betrokken partij, en de aanpak van mensensmokkel en -handel, met inbegrip van de bestrijding van netwerken van mensensmokkelaars en -handelaars en de bescherming van hun slachtoffers;
f) de terugkeer van personen als bedoeld in lid 2, onder e), van dit artikel, onder humane en waardige omstandigheden, en het stimuleren van hun vrijwillige en duurzame terugkeer naar het land van oorsprong, en de toelating/overname van dergelijke personen zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel. Bij de terugkeer van deze personen wordt rekening gehouden met het recht van de partijen om verblijfstitels en -vergunningen te verlenen in schrijnende gevallen of om humanitaire redenen, en met het beginsel van non-refoulement;
g) kwesties van wederzijds belang op het gebied van visa, beveiliging van reisdocumenten en grensbewaking;
h) migratie- en ontwikkelingsvraagstukken, waaronder ontwikkeling van het menselijk potentieel, sociale bescherming, maximalisering van de voordelen van migratie, gender en ontwikkeling, ethisch verantwoorde aanwerving van personeel, circulaire migratie en de integratie van migranten.
3. In het kader van de samenwerking op dit vlak en onverminderd de noodzaak om de slachtoffers van mensenhandel te beschermen, komen de partijen tevens het volgende overeen :
a) de Filipijnen nemen elke in lid 2, onder e), van dit artikel bedoelde onderdaan die zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt, op verzoek van die lidstaat onverwijld over zodra de nationaliteit van de betrokkene is vastgesteld en de geldende procedures in de lidstaat zijn afgerond;
b) elke lidstaat neemt elke in lid 2, onder e), van dit artikel bedoelde onderdaan die zich op het grondgebied van de Filipijnen bevindt, op verzoek van de Filipijnen onverwijld over zodra de nationaliteit van de betrokkene is vastgesteld en de geldende procedures in de Filipijnen zijn afgerond;
c) voor dergelijke doeleinden verstrekken de lidstaten en de Filipijnen hun onderdanen de vereiste documenten. Verzoeken om toelating of overname worden door de verzoekende staat ingediend bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat.
Als de betrokken persoon niet in het bezit is van passende identiteitsdocumenten of een ander bewijs van zijn of haar nationaliteit, verzoeken de Filipijnen of de lidstaat onverwijld de bevoegde diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging om de nationaliteit van de betrokkene te bevestigen, zo nodig door een gesprek met de betrokkene te voeren; zodra is vastgesteld dat het om een onderdaan van de Filipijnen of van een lidstaat gaat, zorgt de bevoegde autoriteit van de Filipijnen of de lidstaat voor passende documenten.
4. De partijen komen overeen zo spoedig mogelijk een overeenkomst te sluiten inzake de toelating en overname van hun onderdanen, inclusief een bepaling over de overname van onderdanen van andere landen en staatloze personen.
ARTIKEL 27
Maritieme arbeid, opleiding en scholing
1. De partijen komen overeen samen te werken op het gebied van maritieme arbeid om fatsoenlijke leef- en werkomstandigheden voor zeelieden en hun persoonlijke veiligheid en bescherming te stimuleren en te handhaven, evenals beleid en programma's voor gezondheid en veiligheid op het werk.
2. De partijen komen voorts overeen samen te werken op het gebied van opleiding, scholing en certificering van zeelieden om ervoor te zorgen dat de arbeid op schepen veilig en efficiënt wordt uitgevoerd en milieuschade wordt voorkomen; hieronder valt ook bijscholing van bemanningen in verband met nieuwe eisen op het gebied van de scheepvaart en de technologische vooruitgang.
3. De partijen eerbiedigen de beginselen en bepalingen van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982, met name wat betreft de rechten en plichten van de partijen met betrekking tot de arbeidsomstandigheden, de bemanning en de sociale omstandigheden op schepen die onder hun vlag varen, het Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (STCW-verdrag), zoals gewijzigd, wat betreft opleiding en bekwaamheidseisen, en de beginselen en bepalingen van relevante internationale instrumenten waarbij beide partijen zijn aangesloten.
4. De samenwerking op dit gebied wordt gebaseerd op overleg en dialoog tussen de partijen, waarbij met name aandacht wordt besteed aan :
a) opleiding en scholing voor zeelieden;
b) uitwisseling van informatie en ondersteuning betreffende met de zeevaart verband houdende activiteiten;
c) toegepaste leermethoden en beste praktijken op opleidingsgebied;
d) programma's voor de aanpak van piraterij en terrorisme op zee;
e) het recht van zeelieden op een veilige werkomgeving, fatsoenlijke werk- en leefomstandigheden aan boord en bescherming van de gezondheid, medische zorg, welzijnsmaatregelen en andere vormen van sociale bescherming.
TITEL VI
ECONOMISCHE SAMENWERKING, ONTWIKKELINGSSAMENWERKING, EN ANDERE SECTOREN
ARTIKEL 28
Werkgelegenheid en sociale zaken
1. De partijen komen overeen de samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken te intensiveren, met inbegrip van onder meer de samenwerking inzake regionale en sociale cohesie, de in artikel 26, lid 2, onder b), bedoelde samenwerking, samenwerking inzake gezondheid en veiligheid op het werk, ontwikkeling van vaardigheden, gelijke kansen voor mannen en vrouwen en fatsoenlijk werk, teneinde de sociale dimensie van de mondialisering te versterken.
2. De partijen bevestigen dat steun moet worden verleend voor het mondialiseringsproces, dat voordeel oplevert voor alle betrokkenen en dat volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk moeten worden gestimuleerd als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, zoals bekrachtigd in Resolutie 60/1 van de algemene Vergadering van de VN van 24 oktober 2005 inzake de resultaten van de wereldtop van 2005 en de ministeriële verklaring van de bijeenkomst op hoog niveau van de Economische en Sociale Raad van de VN van juli 2006 (E/2006/L.8 van 5 juli 2006). De partijen houden rekening met de kenmerken van en verschillen in hun economische en sociale situatie.
3. De partijen bevestigen hun verbintenis om de internationaal erkende arbeidsnormen en sociale normen, zoals die zijn vastgelegd in met name de verklaring over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en de IAO-verdragen waarbij zij partij zijn, te eerbiedigen, te bevorderen en te verwezenlijken; zij komen overeen daartoe samen te werken aan in overleg vast te stellen programma's en projecten voor specifieke technische bijstand. De partijen komen voorts overeen een dialoog, samenwerking en initiatieven te ontwikkelen met betrekking tot thema's die van wederzijds belang zijn op bilateraal of multilateraal niveau, zoals op het niveau van de VN, de IOM, de IAO en de ASEM en in EU-ASEAN-verband.
ARTIKEL 29
Ontwikkelingssamenwerking
1. Het primaire doel van ontwikkelingssamenwerking is om duurzame ontwikkeling aan te moedigen, waarmee wordt bijgedragen aan de bestrijding van armoede en de verwezenlijking van internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelen, zoals de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. De partijen onderhouden een regelmatige dialoog over ontwikkelingssamenwerking, overeenkomstig hun respectieve prioriteiten en gebieden van wederzijds belang.
2. De dialoog over ontwikkelingssamenwerking richt zich onder andere op :
a) bevordering van menselijke en sociale ontwikkeling;
b) streven naar duurzame en inclusieve economische groei;
c) bevordering van milieubehoud en goed beheer van natuurlijke hulpbronnen, waaronder bevordering van beste praktijken;
d) beperking van het effect en beheersing van de gevolgen van klimaatverandering;
e) capaciteitsopbouw ter verbetering van de integratie in de wereldeconomie en het internationale handelsstelsel;
f) stimulering van de hervorming van de overheidssector, met name wat betreft het beheer van de overheidsfinanciën om de sociale dienstverlening te verbeteren;
g) totstandbrenging van processen in verband met de beginselen van de Verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van hulp, de Actieagenda van Accra en andere internationale verbintenissen met betrekking tot de tenuitvoerlegging en de doeltreffendheid van hulp.
ARTIKEL 30
Dialoog inzake het economisch beleid
1. De partijen komen overeen samen te werken ter bevordering van de uitwisseling van informatie over hun economische ontwikkelingen en beleidslijnen en het delen van ervaringen inzake de coördinatie van het economisch beleid in het kader van regionale economische samenwerking en integratie.
2. De partijen streven naar intensivering van de dialoog tussen hun autoriteiten over door de partijen overeengekomen economische aangelegenheden, zoals het monetair en fiscaal beleid, met inbegrip van vennootschapsbelasting, de overheidsfinanciën, macro-economische stabilisatie en de buitenlandse schuld.
ARTIKEL 31
Maatschappelijk middenveld
De partijen erkennen de rol en de potentiële bijdrage van organisaties van het maatschappelijk middenveld voor het democratisch bestel en komen overeen om, overeenkomstig hun binnenlandse wetgeving, een doeltreffende dialoog en interactie met het maatschappelijk middenveld te stimuleren.
ARTIKEL 32
Risicobeheersing in verband met rampen
1. De partijen komen overeen de samenwerking met betrekking tot risicobeheer in verband met rampen te intensiveren door verder te gaan met het ontwikkelen en uitvoeren van maatregelen om de risico's van natuurrampen voor gemeenschappen te beperken en de gevolgen voor alle segmenten van de samenleving te beheersen. Hierbij moet de nadruk worden gelegd op preventiemaatregelen en een proactieve aanpak van de gevaren en risico's om deze risico's en de kwetsbaarheid voor natuurrampen te verminderen.
2. De partijen integreren risicobeheersing in hun ontwikkelingsplannen en beleidsvormingsprocessen met betrekking tot natuurrampen.
3. De samenwerking op dit terrein richt zich op de volgende elementen :
a) verkleining van het risico op rampen, preventie en schadebeperking;
b) kennisbeheer, innovatie, onderzoek en voorlichting om op alle niveaus een veiligheidscultuur te kweken en weerbaarheid op te bouwen;
c) paraatheid bij rampen;
d) beleid, institutionele capaciteit en opbouw van consensus met betrekking tot rampenbeheersing;
e) respons bij rampen;
f) risicobeoordeling en toezicht;
g) planning van herstel en wederopbouw na een ramp;
h) aanpassing aan en matiging van klimaatverandering.
ARTIKEL 33
Energie
1. De partijen streven naar meer samenwerking in de energiesector teneinde :
a) een gunstig investeringsklimaat te scheppen, met name voor infrastructuur, en gelijke concurrentievoorwaarden voor hernieuwbare energie;
b) de energievoorziening te diversifiëren, zodat de continuïteit daarvan beter gewaarborgd is, onder meer door nieuwe, duurzame, innovatieve en hernieuwbare vormen van energie te ontwikkelen en de institutionalisering te ondersteunen van passende beleidskaders voor het creëren van gelijke concurrentievoorwaarden voor hernieuwbare energie en de integratie daarvan in de relevante beleidslijnen;
c) convergente energienormen te ontwikkelen, met name voor biobrandstoffen en andere alternatieve brandstoffen en daarmee samenhangende faciliteiten en praktijken;
d) rationeel energiegebruik te verwezenlijken door energiezuinigheid en -besparing te bevorderen bij de productie, het transport, de distributie en het eindgebruik van energie;
e) de overdracht van technologie voor duurzame energieproductie en duurzaam energiegebruik tussen het bedrijfsleven van de partijen te bevorderen, bijvoorbeeld door middel van passende samenwerking met betrekking tot met name de hervorming van de energiesector, de ontwikkeling van energiehulpbronnen, downstreamfaciliteiten en de ontwikkeling van biobrandstoffen;
f) capaciteitsopbouw te stimuleren op alle terreinen die onder dit artikel vallen, en een gunstig en aantrekkelijk klimaat voor wederzijdse investeringen te creëren door middel van een consistente dialoog die gericht is op stabiele, transparante, open en niet-discriminerende regels voor investeerders, met aandacht voor administratieve mechanismen ter vergemakkelijking van de investeringsstromen, in overeenstemming met binnenlandse wet- en regelgeving van de partijen.
2. Daartoe komen de partijen overeen contacten en gezamenlijk onderzoek tot wederzijds voordeel te stimuleren, met name via de relevante regionale en internationale kaders. Onder verwijzing naar artikel 34 en de conclusies van de wereldtop inzake duurzame ontwikkeling, die in 2002 in Johannesburg plaatsvond, benadrukken de partijen dat aandacht moet worden besteed aan het verband tussen betaalbare toegang tot energiediensten en duurzame ontwikkeling. Deze activiteiten kunnen worden gestimuleerd in samenwerking met het energie-initiatief van de Europese Unie, dat tijdens deze top is gelanceerd.
3. Overeenkomstig hun verbintenissen als partijen bij het VN-kaderverdrag inzake klimaatverandering komen de partijen overeen technische samenwerking en private partnerschappen te bevorderen op het gebied van duurzame en hernieuwbare energie, alsook projecten met betrekking tot energie-efficiëntie en de overschakeling op schone brandstoffen door middel van flexibele marktmechanismen, zoals het koolstofmarktmechanisme.
ARTIKEL 34
Milieu en natuurlijke hulpbronnen
1. De partijen komen overeen dat met de samenwerking op dit terrein het behoud en de verbetering van het milieu met het oog op duurzame ontwikkeling moeten worden bevorderd. Bij alle activiteiten die de partijen in het kader van deze overeenkomst ondernemen, wordt rekening gehouden met de resultaten van de wereldtop over duurzame ontwikkeling en met relevante multilaterale milieuverdragen waarbij beide partijen zijn aangesloten.
2. De partijen komen overeen dat de natuurlijke rijkdommen en de biodiversiteit duurzaam moeten worden beschermd en beheerd ten behoeve van de ontwikkelingsbehoeften van de huidige en toekomstige generaties.
3. De partijen komen overeen samen te werken teneinde hun handelspolitiek en hun milieubeleid wederzijds te versterken en milieuoverwegingen in alle samenwerkingsterreinen te integreren.
4. De partijen streven ernaar hun samenwerking binnen regionale programma's voor milieubescherming voort te zetten en uit te breiden, met name wat betreft :
a) vergroting van het milieubewustzijn en lokale participatie in milieubescherming en duurzame ontwikkeling, waaronder de betrokkenheid van inheemse culturele gemeenschappen/bevolkingsgroepen en lokale gemeenschappen;
b) capaciteitsopbouw voor aanpassing aan en matiging van klimaatverandering, en energie-efficiëntie;
c) capaciteitsopbouw voor de deelname aan en de uitvoering van multilaterale milieuverdragen, onder meer op het gebied van biodiversiteit en bioveiligheid;
d) bevordering van milieuvriendelijke technologieën, producten en diensten, onder meer door toepassing van regelgevings- en marktinstrumenten;
e) beter bestuur met betrekking tot natuurlijke hulpbronnen, onder meer in de bosbouw, bestrijding van illegale houtkap en de handel in illegaal gekapt hout, en bevordering van duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, waaronder bosbeheer;
f) doeltreffend beheer van nationale parken en beschermde gebieden, en aanwijzing en bescherming van gebieden die moeten worden beschermd met het oog op hun biodiversiteit en fragiele ecosystemen, waarbij rekening wordt gehouden met de lokale en inheemse gemeenschappen die in of nabij deze gebieden leven;
g) voorkomen van illegaal grensoverschrijdend verkeer van gevaarlijk vast afval en andere afvalstoffen;
h) bescherming van kustgebieden en het mariene milieu en doeltreffend waterbeheer;
i) bodembescherming en -behoud, duurzaam grondbeheer, waaronder sanering van uitgegraven of verlaten mijnen;
j) capaciteitsopbouw met betrekking tot rampen- en risicobeheer;
k) stimuleren van duurzame consumptie- en productiepatronen in hun industrie.
5. De partijen moedigen wederzijdse toegang tot elkaars programma's op dit terrein aan, overeenkomstig de specifieke voorwaarden van deze programma's.
ARTIKEL 35
Landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling
De partijen komen overeen de dialoog en de samenwerking te intensiveren met het oog op duurzame ontwikkeling op het gebied van landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling. Deze dialoog kan worden gevoerd op de volgende terreinen :
a) landbouwbeleid en internationale landbouwvooruitzichten in het algemeen;
b) mogelijkheden om de handel in planten, dieren, waterdieren en de producten daarvan te vergemakkelijken, rekening houdend met de relevante internationale verdragen zoals het IPPC en de OIE, waarbij beide partijen zijn aangesloten;
c) dierenwelzijn;
d) ontwikkelingsbeleid voor plattelandsgebieden;
e) kwaliteitsbeleid voor planten, dieren en aquacultuurproducten en met name geografische aanduidingen;
f) ontwikkeling van een duurzame en milieuvriendelijke landbouw, agronomische industrie en biobrandstoffen en de overdracht van biotechnologie;
g) bescherming van plantensoorten, zaadtechnologie, vergroting van de gewasproductiviteit en alternatieve gewastechnologieën, met inbegrip van landbouwbiotechnologie;
h) ontwikkeling van databanken op het gebied van landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling;
i) uitbreiding van de personele middelen met betrekking tot landbouw, veterinaire aangelegenheden en visserij;
j) steun voor duurzaam en verantwoord zee- en visserijbeleid op lange termijn, waaronder visserijtechnologie en behoud en beheer van kust- en mariene hulpbronnen;
k) bevordering van de inspanningen ter bestrijding van illegale, niet-gemelde en niet-gereguleerde visserijactiviteiten en de daarmee verband houdende handel;
l) maatregelen in verband met de uitwisseling van ervaringen en partnerschappen, ontwikkeling van gezamenlijke ondernemingen en samenwerkingsnetwerken tussen lokale vertegenwoordigers of bedrijven, waaronder maatregelen om de toegang tot financiering voor bijvoorbeeld onderzoek en technologieoverdracht te verbeteren;
m) versterking van producentenorganisaties en handelspromotieactiviteiten.
ARTIKEL 36
Regionale ontwikkeling en samenwerking
1. De partijen bevorderen wederzijds begrip en bilaterale samenwerking met betrekking tot regionaal beleid.
2. De partijen stimuleren en versterken de uitwisseling van informatie en de samenwerking inzake het regionaal beleid, met bijzondere nadruk op de ontwikkeling van kansarme gebieden, verbindingen tussen stad en platteland en plattelandsontwikkeling.
3. De samenwerking inzake het regionaal beleid kan de volgende vormen aannemen :
a) methoden om regionaal beleid te formuleren en te implementeren;
b) bestuur en partnerschap op verschillende niveaus;
c) betrekkingen tussen stedelijke en plattelandsgebieden;
d) plattelandsontwikkeling, waaronder initiatieven voor betere toegang tot financiering en duurzame ontwikkeling;
e) statistiek.
ARTIKEL 37
Industriebeleid en midden- en kleinbedrijf
Rekening houdend met hun respectieve economische beleidsmaatregelen en doelstellingen komen de partijen overeen de samenwerking inzake het industriebeleid op alle terreinen te bevorderen die zij passend achten met het oog op het scheppen van een gunstig klimaat voor economische ontwikkeling en de verbetering van het concurrentievermogen van de industrie, met name het midden- en kleinbedrijf, door middel van onder meer :
a) bevordering van netwerken tussen bedrijven, met name in het midden- en kleinbedrijf, om informatie en ervaringen uit te wisselen, mogelijkheden in sectoren van wederzijds belang te inventariseren, technologie over te dragen en handel en investeringen te stimuleren;
b) uitwisseling van informatie over en ervaringen met het scheppen van een klimaat waarbinnen bedrijven, met name in het midden- en kleinbedrijf, hun concurrentievermogen kunnen verbeteren;
c) stimulering van de deelname van beide partijen aan proefprojecten en bijzondere programma's, naar gelang van de specifieke voorwaarden;
d) stimulering van investeringen en gezamenlijke ondernemingen om de overdracht van technologie, innovatie, modernisering, diversifiëring en initiatieven met betrekking tot kwaliteit te bevorderen;
e) verstrekking van informatie en stimulering van innovatie en de uitwisseling van goede praktijken met betrekking tot de toegang tot financiering, met name voor kleine en micro-ondernemingen;
f) bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoordingsplicht en aanmoediging van verantwoordelijke zakelijke praktijken, waaronder duurzame consumptie en productie;
g) ontwikkeling van gezamenlijke industriële onderzoeksprojecten en samenwerking bij projecten voor capaciteitsopbouw, onder meer met betrekking tot normen, conformiteitsbeoordelingsprocedures en technische regelgeving, in overleg vast te stellen.
ARTIKEL 38
Vervoer
1. De partijen komen overeen samen te werken op relevante terreinen van het vervoersbeleid met het oog op verbetering van de investeringsmogelijkheden en het verkeer van goederen en personen, bevordering van de veiligheid van de zee- en luchtvaart, aanpak van de milieueffecten van vervoer en vergroting van de efficiëntie van hun vervoerssystemen.
2. De samenwerking tussen de partijen op dit gebied richt zich op de bevordering van :
a) de uitwisseling van informatie over hun beleid, regelgeving en praktijken met betrekking tot vervoer, in het bijzonder vervoer in steden, op het platteland, over zee en door de lucht, vervoerslogistiek, de koppeling en interoperabiliteit van multimodale vervoersnetwerken en het beheer van wegen, spoorwegen, havens en luchthavens;
b) de uitwisseling van ideeën over Europese satellietnavigatiesystemen (met name Galileo), met nadruk op onderwerpen van wederzijds belang die samenhangen met regelgeving, industrie en marktontwikkeling;
c) de voortzetting van de dialoog over luchtvervoerdiensten, teneinde de rechtszekerheid te waarborgen, zonder vertraging vanwege de bestaande overeenkomsten inzake luchtvervoerdiensten tussen individuele lidstaten en de Filipijnen;
d) de voortzetting van de dialoog over de verbetering van de infrastructuurnetwerken en activiteiten voor het luchtvervoer om mensen en goederen snel, efficiënt, duurzaam en veilig te vervoeren, en de bevordering van de toepassing van het mededingingsrecht en de economische regelgeving inzake de luchtvaartindustrie, om de convergentie van de regelgeving te ondersteunen, de economische activiteit te stimuleren en mogelijkheden te onderzoeken om de betrekkingen op het gebied van het luchtvervoer verder te verdiepen. Samenwerkingsprojecten op het gebied van het luchtvervoer die van wederzijds belang zijn, moeten worden gestimuleerd;
e) de dialoog op het gebied van beleid en diensten met betrekking tot het zeevervoer, met name om de ontwikkeling van de zeescheepvaart te stimuleren, onder andere over :
i) de uitwisseling van informatie over wet- en regelgeving inzake zeevervoer en havens;
ii) de stimulering van onbeperkte toegang tot de internationale maritieme markt en handel op commerciële basis, afzien van de invoering van bepalingen inzake vrachtverdeling, toekenning van nationale behandeling en meestbegunstigingsbehandeling voor vaartuigen van onderdanen of ondernemingen van de andere partij, en kwesties in verband met vervoersdiensten van deur tot deur waarbij een gedeelte van het traject over zee wordt afgelegd, rekening houdend met de binnenlandse wetgeving van de partijen;
iii) het doeltreffend beheer van havens en doelmatige zeevervoersdiensten; en
iv) de stimulering van samenwerking inzake het zeevervoer op terreinen van wederzijds belang en met betrekking tot maritieme arbeid, opleiding en scholing overeenkomstig artikel 27.
f) een dialoog over de doeltreffende tenuitvoerlegging van normen voor veiligheid en beveiliging en ter voorkoming van vervuiling in de vervoerssector, met name wat betreft het zeevervoer, waaronder in het bijzonder de bestrijding van piraterij, en de luchtvaart, overeenkomstig de relevante internationale verdragen waarbij beide partijen zijn aangesloten, alsmede normen, met inbegrip van samenwerking binnen de desbetreffende internationale fora met het oog op betere naleving van de internationale regelgeving. Daartoe stimuleren de partijen technische samenwerking en bijstand inzake vraagstukken met betrekking tot vervoersveiligheid, beveiliging en milieu, onder andere met betrekking tot onderwijs en opleiding inzake zee- en luchtvaart, zoek- en reddingsoperaties en onderzoeken bij ongevallen en incidenten. De partijen richten zich ook op de bevordering van milieuvriendelijke vormen van vervoer.
ARTIKEL 39
Wetenschappelijke en technologische samenwerking
1. De partijen komen overeen om, overeenkomstig hun beleidsdoelstellingen, samen te werken op het gebied van wetenschap en technologie.
2. De doelstellingen van deze samenwerking zijn :
a) bevordering van de uitwisseling van informatie en het delen van deskundigheid inzake wetenschap en technologie, met name betreffende de tenuitvoerlegging van beleid en programma's en intellectuele-eigendomsrechten voor activiteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling;
b) bevordering van duurzame betrekkingen en onderzoekspartnerschappen tussen wetenschapsbeoefenaren, onderzoekscentra, universiteiten en bedrijfstakken van beide partijen;
c) bevordering van opleiding voor het personeel en opbouw van technologische en onderzoekscapaciteit.
3. De samenwerking vindt plaats in de vorm van gezamenlijke onderzoeksprojecten en uitwisselingen, bijeenkomsten en opleiding van onderzoekers via internationale opleidings- en mobiliteitsregelingen en uitwisselingsprogramma's, waardoor resultaten van onderzoek, studie en beste praktijken optimaal worden verspreid. In overleg kunnen andere vormen van samenwerking worden vastgesteld.
4. Deze samenwerkingsactiviteiten moeten worden gebaseerd op de beginselen van wederkerigheid, eerlijke behandeling en wederzijds voordeel en de intellectuele eigendom moet adequaat worden beschermd. Voordat de samenwerking van start gaat, kunnen de betrokken instanties of groepen onderhandelen over eventuele problemen die zich kunnen voordoen in verband met intellectuele-eigendomsrechten in het kader van de samenwerking op grond van deze overeenkomst; hierbij kan worden gesproken over auteursrecht, handelsmerken en octrooien, waarbij rekening wordt gehouden met de wet- en regelgeving van de partijen.
5. De partijen stimuleren de deelname van hun instellingen voor hoger onderwijs, onderzoekscentra en productiesectoren, met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf.
6. De partijen stellen alles in het werk om het publiek beter bewust te maken van de mogelijkheden die de programma's voor wetenschappelijke en technologische samenwerking bieden.
ARTIKEL 40
Samenwerking op het gebied van informatie- en communicatietechnologie
1. De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën (ICT) een centraal element van het moderne leven en essentieel voor de economische en sociale ontwikkeling zijn, en wisselen inzichten uit over hun beleid op dit gebied teneinde de economische ontwikkeling te bevorderen.
2. De samenwerking op dit gebied richt zich onder andere op :
a) de deelname aan de brede regionale dialoog over de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, met name beleid en regelgeving voor elektronische communicatie, met inbegrip van universele dienstverlening, vergunningen en algemene machtigingen, de onafhankelijkheid en efficiëntie van de regelgevende instantie, e-governance, onderzoek en door ICT ondersteunde diensten;
b) de interconnectie en interoperabiliteit van de netwerken en diensten van de partijen en Zuidoost-Aziatische netwerken (bijvoorbeeld TEIN) en diensten;
c) de standaardisering en verspreiding van nieuwe en opkomende technologieën op ICT-gebied;
d) de bevordering van ICT-onderzoekssamenwerking op terreinen van wederzijds belang;
e) het delen van beste praktijken om de digitale kloof te dichten;
f) de ontwikkeling en uitvoering van strategieën en mechanismen met betrekking tot de veiligheidsaspecten van ICT en de bestrijding van cybercriminaliteit;
g) de uitwisseling van ervaringen met de invoering van digitale televisie, met inbegrip van regelgeving, spectrumbeheer en onderzoek;
h) de bevordering van inspanningen en de uitwisseling van ervaringen met de ontwikkeling van ICT-personeel.
ARTIKEL 41
Audiovisuele sector, media en multimedia
De partijen stimuleren, ondersteunen en vergemakkelijken uitwisselingen, samenwerking en dialoog tussen hun relevante instellingen en actoren op het gebied van audiovisuele aangelegenheden, media en multimedia. Zij komen overeen een regelmatige beleidsdialoog over deze onderwerpen tot stand te brengen.
ARTIKEL 42
Samenwerking op het gebied van toerisme
1. De partijen zetten zich in voor de verbetering van de informatie-uitwisseling en de vaststelling van beste praktijken voor een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het toerisme, waarbij zij zich laten leiden door de mondiale gedragscode voor toerisme van de Wereldorganisatie voor Toerisme en de duurzaamheidsbeginselen die de grondslag vormen voor het Local Agenda 21-proces.
2. De partijen komen overeen een dialoog te voeren ter vergemakkelijking van de samenwerking, met inbegrip van technische bijstand, inzake de opleiding van personeel en de ontwikkeling van nieuwe technologie voor reisbestemmingen overeenkomstig de beginselen van duurzaam toerisme.
3. De partijen komen overeen samenwerking te ontwikkelen met betrekking tot het beschermen en optimaal benutten van het natuurlijke en culturele erfgoed, het matigen van negatieve gevolgen van het toerisme en het vergroten van de positieve bijdrage van de toeristische industrie tot de duurzame ontwikkeling van plaatselijke gemeenschappen, onder meer door ecotoerisme te ontwikkelen, waarbij de integriteit en de belangen van plaatselijke en inheemse gemeenschappen worden gerespecteerd, en opleidingen op toeristisch gebied te verbeteren.
ARTIKEL 43
Samenwerking op het gebied van financiële dienstverlening
1. De partijen komen overeen de samenwerking te versterken met het oog op sterkere convergentie van de gemeenschappelijke regels en normen en verbetering van de systemen voor boekhouding, financiële controle, toezicht en regelgeving voor het bank- en verzekeringswezen en andere onderdelen van de financiële sector.
2. De partijen erkennen het belang van technische bijstand en capaciteitsopbouw in dit verband.
ARTIKEL 44
Goed bestuur op fiscaal gebied
1. Om de economische activiteit te versterken en te ontwikkelen, met inachtneming van de noodzaak een passend regelgevingskader te ontwikkelen, erkennen de partijen de beginselen van goed fiscaal bestuur en passen deze toe. Zij streven daartoe, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, naar betere internationale samenwerking op fiscaal gebied, vergemakkelijking van het innen van legitieme belastingen en het opzetten van maatregelen voor de doelmatige uitvoering van deze beginselen.
2. De partijen komen overeen dat de tenuitvoerlegging van deze beginselen met name zal plaatsvinden in het kader van bestaande of toekomstige bilaterale belastingverdragen tussen de Filipijnen en lidstaten.
ARTIKEL 45
Gezondheid
1. De partijen erkennen en bevestigen dat gezondheid van het grootste belang is. Daarom komen zij overeen samen te werken aan onder meer de hervorming van de gezondheidszorg, de belangrijkste overdraagbare ziekten en andere bedreigingen voor de gezondheid, niet-overdraagbare ziekten en internationale gezondheidsverdragen waarmee wordt gestreefd naar een betere gezondheid en duurzame ontwikkeling van de gezondheidssector op basis van wederzijds voordeel.
2. De samenwerking omvat :
a) programma's op de in lid 1 van dit artikel genoemde terreinen, waaronder verbetering van de systemen voor gezondheidszorg, verlening van gezondheidsdiensten, diensten voor reproductieve gezondheidszorg voor arme en kwetsbare vrouwen en gemeenschappen, goed bestuur op gezondheidsgebied, waaronder beter beheer van de overheidsfinanciën, financiering van de gezondheidszorg, gezondheidsinfrastructuur, informatiesystemen en gezondheidsbeheer;
b) gezamenlijke activiteiten met betrekking tot epidemiologie en toezicht, waaronder de uitwisseling van informatie en samenwerking met het oog op vroegtijdige preventie van bedreigingen voor de volksgezondheid zoals vogelgriep, pandemische griep en andere belangrijke overdraagbare ziekten;
c) preventie en bestrijding van niet-overdraagbare ziekten door informatie en goede praktijken uit te wisselen, een gezonde leefstijl te stimuleren, gezondheidsbepalende factoren aan te pakken zoals voeding en verslaving aan drugs, alcohol of tabak, en gezondheidsgerelateerde programma's zoals bedoeld in artikel 39 en campagnes ter bevordering van de gezondheid te ontwikkelen;
d) bevordering van de tenuitvoerlegging van internationale verdragen, zoals het Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging en de Internationale Gezondheidsregeling, waarbij beide partijen zijn aangesloten;
e) andere programma's en projecten om de gezondheidsdiensten te verbeteren en de personele middelen in de gezondheidszorg en betreffende gezondheidsomstandigheden te versterken, zoals vastgesteld in overleg.
ARTIKEL 46
Onderwijs, cultuur, dialoog tussen culturen en religies
1. De partijen komen overeen de samenwerking op het gebied van onderwijs, sport, cultuur en religie te stimuleren, rekening houdend met hun diversiteit, teneinde het wederzijds begrip en de kennis van elkaars cultuur te vergroten. De partijen ondersteunen en stimuleren daartoe de activiteiten van hun culturele instellingen.
2. De partijen komen voorts overeen een dialoog in te stellen over kwesties van wederzijds belang in verband met de modernisering van het onderwijsstelsel, onder meer met betrekking tot kerncompetenties en de ontwikkeling van beoordelingsinstrumenten op basis van Europese normen.
3. De partijen nemen passende maatregelen ter bevordering van interpersoonlijke contacten op het gebied van onderwijs, sport, culturele uitwisselingen en de dialoog tussen culturen en religies en voeren gezamenlijke initiatieven uit op verschillende sociaal-culturele terreinen, onder meer samenwerking met betrekking tot het behoud van het erfgoed, waarbij de culturele diversiteit wordt geëerbiedigd. In dit verband komen de partijen ook overeen de activiteiten van de Asia-Europe Foundation en de interreligieuze dialoog van de ASEM te blijven steunen.
4. De partijen komen overeen elkaar te raadplegen en samen te werken binnen relevante internationale fora en organisaties, zoals de Unesco, om gezamenlijke doelen na te streven en meer begrip en respect voor culturele diversiteit te bevorderen. In dit verband pleiten de partijen ook voor de ratificatie en tenuitvoerlegging van het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, dat op 20 oktober 2005 is aangenomen.
5. De partijen leggen voorts de nadruk op maatregelen om de betrekkingen tussen hun bevoegde instanties op dit terrein te versterken door de uitwisseling van informatie en kennis tussen deskundigen, jongeren en jongerenwerkers (op school en daarbuiten) te bevorderen; hierbij wordt gebruik gemaakt van programma's zoals Erasmus Mundus op het gebied van onderwijs en cultuur en van de ervaringen die de partijen op dit terrein hebben opgedaan.
ARTIKEL 47
Statistiek
De partijen komen overeen om, in overeenstemming met de bestaande activiteiten op het gebied van statistische samenwerking tussen de Europese Unie en de ASEAN, de statistische capaciteitsopbouw en de harmonisatie van statistische methoden en praktijken, bijvoorbeeld wat betreft het verzamelen en verspreiden van statistieken, te bevorderen zodat de partijen op onderling overeengekomen wijze gebruik kunnen maken van statistische gegevens over onder andere de nationale rekeningen, buitenlandse directe investeringen, informatie- en communicatietechnologie, de handel in goederen en diensten en, meer in het algemeen, alle andere gebieden die onder deze overeenkomst vallen en die zich lenen voor statistische verwerking, zoals het verzamelen, analyseren en verspreiden van gegevens.
TITEL VII
INSTITUTIONEEL KADER
ARTIKEL 48
Gemengd Comité
1. De partijen komen overeen een Gemengd Comité in te stellen, waarin vertegenwoordigers van beide partijen op het niveau van hoge ambtenaren zitting hebben en dat de volgende taken heeft :
a) zorgen voor de goede werking en uitvoering van deze overeenkomst;
b) prioriteiten bepalen met betrekking tot de doelstellingen van deze overeenkomst;
c) aanbevelingen doen ter bevordering van de doelstellingen van deze overeenkomst.
2. Het Gemengd Comité komt normaal gesproken ten minste eenmaal per twee jaar bijeen, afwisselend in de Filipijnen en de EU, op een in overleg vast te stellen datum. De partijen kunnen tevens besluiten tot buitengewone bijeenkomsten van het Gemengd Comité. Het voorzitterschap van het Gemengd Comité wordt beurtelings door de partijen bekleed. De agenda van de vergaderingen van het Gemengd Comité wordt door de partijen in overleg vastgesteld.
3. Het Gemengd Comité stelt voor alle terreinen waarop deze overeenkomst betrekking heeft speciale subcomités in, die het Gemengd Comité bij de uitvoering van zijn taken bijstaan. Deze subcomités brengen op elke vergadering van het Gemengd Comité gedetailleerd verslag uit over hun activiteiten.
4. Het Gemengd Comité heeft ook tot taak toe te zien op de goede werking van alle tussen de partijen gesloten of nog te sluiten sectorale overeenkomsten of protocollen.
5. Het Gemengd Comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.
TITEL VIII
SLOTBEPALINGEN
ARTIKEL 49
Aanpassingsclausule
1. De partijen kunnen deze overeenkomst met wederzijdse goedkeuring en op aanbeveling van het Gemengd Comité uitbreiden, met het oog op intensivering van het samenwerkingsniveau, onder andere door de overeenkomst aan te vullen met overeenkomsten of protocollen voor specifieke sectoren en activiteiten.
2. Wat de uitvoering van deze overeenkomst betreft, kan elke partij voorstellen formuleren met het oog op de uitbreiding van de wederzijdse samenwerking, rekening houdend met de bij de toepassing van de overeenkomst opgedane ervaring.
ARTIKEL 50
Middelen voor samenwerking
1. De partijen komen overeen de nodige middelen, waaronder financiële middelen, beschikbaar te stellen om de samenwerkingsdoelstellingen van deze overeenkomst te realiseren, voor zover hun respectieve middelen en regelgeving hiertoe de mogelijkheid bieden.
2. De partijen voeren de financiële steun uit volgens de beginselen van goed financieel beheer en werken samen om hun financiële belangen te beschermen. De partijen nemen doeltreffende maatregelen om fraude, corruptie en andere illegale activiteiten te voorkomen en te bestrijden, onder andere door middel van wederzijdse bijstand op de terreinen waarop deze overeenkomst van toepassing is, overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving. In eventuele aanvullende overeenkomsten of financieringsinstrumenten die de partijen sluiten, worden specifieke bepalingen over financiële samenwerking opgenomen inzake controles ter plaatse, inspecties, controles en fraudebestrijdingsmaatregelen, onder andere uitgevoerd door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de bevoegde onderzoeksdiensten van de Filipijnen.
3. De partijen moedigen de Europese investeringsbank (EIB) aan haar activiteiten in de Filipijnen voort te zetten overeenkomstig haar procedures en financieringscriteria, de kaderovereenkomst tussen de EIB en de Filipijnen en de binnenlandse wetgeving van de Filipijnen.
4. De partijen kunnen besluiten de financiële steun uit te breiden tot samenwerkingsactiviteiten op de terreinen die in deze overeenkomst genoemd worden of hiermee verband houden, overeenkomstig hun respectieve financiële procedures en middelen. Onder deze samenwerkingsactiviteiten kunnen vallen : initiatieven voor capaciteitsopbouw en technische samenwerking, uitwisseling van deskundigen, studies, het opzetten van juridische, handhavings- en regelgevingskaders waarmee transparantie en verantwoordingsplicht worden gestimuleerd, en andere activiteiten die de partijen overeenkomen.
ARTIKEL 51
Faciliteiten
Om de samenwerking in het kader van deze overeenkomst te vergemakkelijken, komen beide partijen overeen de ambtenaren en deskundigen die betrokken zijn bij de uitvoering van de samenwerking de nodige faciliteiten voor de uitoefening van hun taak te verlenen, overeenkomstig de nationale/binnenlandse wetgeving en de interne regels en voorschriften van de partijen.
ARTIKEL 52
Andere overeenkomsten
1. Onverminderd de desbetreffende bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie doet deze overeenkomst of in het kader daarvan ondernomen actie afbreuk aan de bevoegdheden van partijen om bilaterale samenwerkingsactiviteiten te ontplooien of desgewenst nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten te sluiten, ook tussen de Filipijnen en individuele lidstaten.
2. Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de toepassing of de uitvoering van verbintenissen die de partijen zijn aangegaan of nog zullen aangaan in betrekkingen met derden.
ARTIKEL 53
Naleving van verplichtingen
1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt.
2. Elke partij kan een geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst aan het Gemengd Comité voorleggen.
3. Als een partij meent dat de andere partij een verplichting krachtens de overeenkomst niet is nagekomen, kan deze partij passende maatregelen treffen. Alvorens zulks te doen dient deze partij, behalve in bijzondere dringende gevallen zoals bedoeld in lid 5, aan het Gemengd Comité alle informatie te verstrekken die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
4. Bij de keuze van de maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van de overeenkomst het minst verstoren. De andere partij wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van deze maatregelen en op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent overleg gepleegd in het Gemengd Comité.
5. Voor de interpretatie en de praktische tenuitvoerlegging van de overeenkomst komen de partijen overeen dat « bijzonder dringende gevallen », als bedoeld in lid 3, gevallen zijn van wezenlijke inbreuk op deze overeenkomst door een van de partijen. Wezenlijke inbreuk op deze overeenkomst houdt in :
a) beëindiging van deze overeenkomst in strijd met de algemene regels van het internationaal recht; of
b) schending van de essentiële elementen van deze overeenkomst als vermeld in artikel 1, lid 1, en artikel 8, lid 2.
Voordat in bijzonder dringende gevallen maatregelen worden getroffen, kan een partij verzoeken om een spoedvergadering tussen de partijen. Een dergelijke spoedvergadering wordt gehouden binnen vijftien dagen, tenzij de partijen tot een andere termijn besluiten, die echter ten hoogste eenentwintig dagen mag bedragen, om de situatie grondig te onderzoeken en een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
ARTIKEL 54
Definitie van de partijen
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met de term « partijen » bedoeld de Unie, of haar lidstaten, of de Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds.
ARTIKEL 55
Territoriale toepassing
Deze overeenkomst is van toepassing op het grondgebied waar het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, op de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, enerzijds, en het grondgebied van de Filipijnen, anderzijds.
ARTIKEL 56
Kennisgevingen
De in artikel 57 bedoelde kennisgevingen worden langs diplomatieke weg toegezonden aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie respectievelijk het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Filipijnen.
ARTIKEL 57
Inwerkingtreding en looptijd
1. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de laatste partij de andere partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures.
2. Deze overeenkomst is geldig voor een periode van vijf jaar. Zij wordt automatisch verlengd met volgende perioden van één jaar, tenzij een van de partijen de andere partij zes maanden voor het verstrijken van een periode van een jaar schriftelijk op de hoogte stelt van haar voornemen de overeenkomst niet te verlengen.
3. Deze overeenkomst kan met onderlinge instemming tussen de partijen worden gewijzigd. Wijzigingen als bedoeld in lid 1 treden pas in werking wanneer de laatste partij de andere partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de noodzakelijke formaliteiten.
4. Deze overeenkomst kan door een partij worden beëindigd door middel van een schriftelijke kennisgeving van opzegging aan de andere partij. De beëindiging gaat in zes maanden na ontvangst van de kennisgeving door de andere partij. Het beëindigen van de overeenkomst is niet van invloed op projecten die voordien zijn overeengekomen of van start zijn gegaan.
ARTIKEL 58
Authentieke teksten
1. Deze overeenkomst wordt opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
2. De onderhandelingen over de overeenkomst zijn in het Engels gevoerd. Eventuele taalverschillen worden voorgelegd aan het Gemengd Comité.
Gedaan te Phnom-Penh op 11 juli 2012.
Voorontwerp van wet houdende instemming met de Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar Lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds, gedaan te Phnom-Penh op 11 juli 2012.
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
De Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar Lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds, gedaan te Phnom-Penh op 11 juli 2012, zal volkomen gevolg hebben.
Op 23 januari 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen verlengd tot vijfenveertig dagen (1) een advies te verstrekken over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar Lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds, gedaan te Phnom-Penh op 11 juli 2012 ».
Het voorontwerp is door de verenigde kamers onderzocht op 26 februari 2013. De kamer was samengesteld uit Marnix Van Damme, kamervoorzitter, voorzitter, Yves Kreins, kamervoorzitter, Pierre Vandernoot, Martine Baguet, Wilfried Van Vaerenbergh en Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraden, en Wim Geurts en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffiers.
Het verslag is uitgebracht door Wanda Vogel, eerste auditeur en Dries Van Eeckhoutte, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 26 februari 2013.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het voorontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het voorontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Algemene opmerkingen
1. Artikel 58 van de overeenkomst preciseert dat deze opgesteld is in verschillende talen, waaronder het Nederlands en het Frans, waarbij elke tekst gelijkelijk authentiek is.
Het is derhalve aangewezen om zowel de Nederlandse als de Franse tekst van de overeenkomst voor te leggen aan de wetgevende kamers, zodat hun leden volledig op de hoogte kunnen zijn van de exacte draagwijdte van de bepalingen van die overeenkomst (2) .
2. In advies 44.028/AV, op 29 januari 2008 gegeven over een voorontwerp dat aanleiding gegeven heeft tot de wet van 19 juni 2008 « houdende instemming met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met de Slotakte, gedaan te Lissabon op 13 december 2007 », heeft de afdeling Wetgeving van de Raad van State het volgende benadrukt :
« 43. Bij de handtekening die de eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken onder het Verdrag en de Slotakte hebben geplaatst, staat de volgende vermelding :
« Deze handtekening verbindt eveneens de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Cette signature engage également la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone, la Région wallonne, la Région flamande et la Région de Bruxelles-Capitale.
Diese Unterschrift bindet zugleich die Deutschsprachige Gemeinschaft, die Flämische Gemeinschaft, die Französische Gemeinschaft, die Wallonische Region, die Flämische Region und die Region Brüssel-Hauptstadt ».
Die bewoordingen moeten zo worden opgevat dat ze ook slaan op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aangezien die ter uitvoering van artikel 138 van de Grondwet bevoegdheden van de Franse Gemeenschap uitoefent. Met het oog op de rechtszekerheid was het echter beter geweest dat dit uitdrukkelijk in de aangehaalde formule was vermeld » (3) .
Dezelfde opmerking geldt in casu voor de formule van ondertekening van de overeenkomst waaraan instemming beoogt te worden gegeven.
Bijzondere opmerking
Voordragende minister en inleiding van het dispositief
De vermelding van de voordragende minister en de inleiding van het dispositief moeten worden gesteld als volgt (4) :
« Op de voordracht van de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken,
HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ :
De vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken is ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen : ».
De griffier, | De voorzitter, |
A.-C. VAN GEERSDAELE. | M. VAN DAMME. |
(1) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State waarin wordt bepaald dat de termijn van dertig dagen verlengd wordt tot vijfenveertig dagen in het geval waarin het advies gegeven wordt door de verenigde kamers met toepassing van artikel 85bis.
(2) Beginselen van de wetgevingstechniek — Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab « Wetgevingstechniek », aanbeveling 209, B.
(3) Parl.St. Senaat 2007-08, nr. 568/1, punt VI « Formule van ondertekening van het Verdrag en de Slotakte »; zie in dezelfde zin advies 51.326/VR, op 5 juni 2012 gegeven over een voorontwerp dat aanleiding gegeven heeft tot het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 22 oktober 2012 « houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie) en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie en de Slotakte, gedaan te Brussel op 9 december 2011 ».
(4) Beginselen van de wetgevingstechniek — Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab « Wetgevingstechniek », formules F 3-8-1 en F 4-1-10-1.