5-2015/1

5-2015/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

19 MAART 2013


Wetsontwerp houdende instemming met de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, gedaan te Brussel op 12 december 2006


INHOUD

  • Memorie van Toelichting
  • Wetsontwerp
  • Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds
  • Bijlagen
  • Voorontwerp
  • Advies van de Raad van State

  • MEMORIE VAN TOELICHTING


    De Europese Unie (EU) en haar Lidstaten enerzijds en het Koninkrijk Marokko anderzijds hebben op 12 december 2006 een Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst ondertekend.

    Context en doel van de overeenkomst

    Deze Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst kwam tot stand naar aanleiding van het in december 2004 door de Raad van ministers van Vervoer aan de Europese Commissie toegekende onderhandelingsmandaat. Het doel ervan is een geleidelijke liberalisering van de luchtvaartbetrekkingen tussen de Europese Unie en Marokko, in ruil voor een geleidelijke overname van de communautaire verworvenheden inzake luchtvaart door Marokko.

    De overeenkomst geeft uiting aan de Europese wil om de gemeenschappelijke luchtvaartruimte tot de buurlanden van de Europese Unie uit te breiden. Marokko is het eerste niet-Europese land dat zo'n overeenkomst heeft ondertekend; deze overeenkomst zal als referentie voor de Euro-mediterrane luchtvaartbetrekkingen dienen.

    Door de oprichting van deze luchtvaartruimte kunnen Europese en Marokkaanse luchtvaartmaatschappijen uit eender welk punt in Europa en Marokko opstijgen, voor het bedienen van een markt die meer dan elf miljoen reizigers in 2010 telde.

    Naast de vrijmaking van de markt zorgt deze overeenkomst voor een hoger en uniform niveau van veiligheid en beheer van het luchtverkeer met Marokko en voor de toepassing van de communautaire regels inzake concurrentie, consumentenrechten en milieubescherming. Deze harmonisatie van de normen biedt ook eerlijke concurrentievoorwaarden.

    Het verloop van de onderhandelingen en de toepassing van de overeenkomst

    De Vervoersraad van de EU heeft op 10 december 2004 een onderhandelingsmandaat aan de Europese Commissie verleend. De onderhandelingen begonnen officieel in mei 2005 te Rabat. Na vijf onderhandelingssessies werd de overeenkomst in december 2005 te Marrakech geparafeerd en later op 12 december 2006 ondertekend.

    De overeenkomst plant twee fasen.

    De convergentie van de regels begint vanaf de eerste fase, samen met de openstelling van de markten tussen eender welk Europees punt en eender welk Marokkaans punt (derde- en vierdevrijheidsrechten).

    De tweede fase vangt aan na de validatie van de voldoende implementatie van de communautaire verworvenheden inzake luchtvaart door Marokko (zie details in Bijlage 6). Op dit ogenblik zal de markt verder worden opengesteld (vijfdevrijheidsrechten).

    De draagwijdte van de overeenkomst en de verwachte voordelen

    De overeenkomst regelt de luchtvaartbetrekkingen tussen Marokko en alle lidstaten van de Europese Unie. Ze vervangt de bilaterale overeenkomsten die eerder met deze lidstaten werden ondertekend en heeft een breder geografisch bereik. Ze schaft de meeste bestaande luchtvaartbeperkingen af (nationaliteit, frequentie, capaciteit, ...) in ruil voor de overname van de communautaire verworvenheden inzake luchtvaart door Marokko. Ze vereenvoudigt aanzienlijk de administratieve procedures en erkent, zonder beperking, het recht van Europese en Marokkaanse maatschappijen om zich binnen de gemeenschappelijke ruimte te vestigen.

    De overeenkomst heeft als doel de geleidelijke openstelling van de markten en de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van beide partijen. Deze overeenkomst reikt verder dan het klassieke Amerikaanse begrip van « open sky » omdat ze essentiële doelstellingen voor de regulering van de markt bevat : de veiligheid en de beveiliging van de vluchten worden versterkt; de regels in verband met concurrentie, staatshulp en consumentenbescherming worden onderling aangepast. Gekruiste investeringen tussen Europese en Marokkaanse maatschappijen zijn mogelijk, in tegenstelling met klassieke luchtvaartovereenkomsten. De overeenkomst bevat ook enkele belangrijke bepalingen voor de bescherming van het milieu. Ten slotte worden de administratieve procedures tot een minimum herleid.

    Passagiers kunnen gebruik maken van volkomen nieuwe verbindingen die overstappen overbodig maken. Nieuwe maatschappijen werden in Marokko opgericht en secundaire luchthavens die uitsluitend regionaal verkeer behandelden, kunnen nu internationale vluchten ontvangen. Voor Marokko dragen deze elementen bij tot de verwezenlijking van een prioritaire doelstelling, namelijk de ontwikkeling van het toerisme. In Europa werd deze overeenkomst door de lagekostenluchtvaartmaatschappijen gretig ontvangen. In 2010 werden 11,3 miljoen passagiers tussen de Europese Unie en Marokko vervoerd; sedert de inwerkingtreding van de overeenkomst zorgde het hefboomeffect voor een groei van 11 %.

    De luchtverbindingen tussen Frankrijk en Marokko vertegenwoordigen bijna de helft van de markt Europese Unie-Marokko; België stond in 2010 op de vierde plaats met ongeveer 9 % van deze markt. Tussen 2006 en 2010 is het luchtverkeer tussen België en Marokko bijna verdubbeld en nadert één miljoen passagiers per jaar. Deze toename komt vooral door de ontwikkeling van verbindingen door lagekostenluchtvaartmaatschappijen die 77 % van de markt België-Marokko in 2010 voor hun rekening namen.

    De inhoud van de overeenkomst

    De overeenkomst telt dertig artikels die onder drie titels werden ondergebracht (Economische bepalingen, Samenwerking op het gebied van regelgeving, Institutionele bepalingen) en zes bijlagen.

    De artikelen

    Artikel 1 definieert de termen die in de overeenkomst worden gebruikt.

    1. De economische bepalingen.

    Artikel 2 bepaalt de omvang van de rechten die aan de luchtvaartmaatschappijen van beide partijen werden toegekend. Bijlage I waarvan sprake in dit artikel heft bijna alle beperkingen (gespecificeerde routes, verkeersvolume, frequentie, ...) in verband met de exploitatie van luchtdiensten op. De Europese luchtvaartmaatschappijen kunnen dus routes exploiteren vanuit eender welk punt in de Europese Unie naar een of meerdere punten in Marokko en eventueel naar een verder gelegen punt, op voorwaarde, bij het vervoer van passagiers, dat deze punten gelegen zijn in landen waarop het Europese buurlandenbeleid van toepassing is. De Marokkaanse maatschappijen mogen vliegen vanuit eender welk punt uit Marokko naar eender welk punt in de Europese Unie. Cabotage blijft niettemin uitgesloten.

    Artikel 3 legt de voorwaarden voor de uitreiking van de exploitatievergunningen vast zoals het in Europa klassiek gebeurt.

    Artikel 4 legt de voorwaarden voor de intrekking van de exploitatievergunningen vast, wanneer aan de voorwaarden niet meer wordt voldaan.

    Artikel 5 stelt dat de meerderheidseigendom of de daadwerkelijke controle van een luchtvaartmaatschappij van Marokko door Europese belangen of van een luchtvaartmaatschappij van de Europese Gemeenschap door Marokkaanse belangen, een voorafgaande toestemming van het gemengd comité dat voor het beheer van deze overeenkomst verantwoordelijk is, vereist. Het gemengd comité stelt de voorwaarden voor de exploitatie van de in de overeenkomst overeengekomen diensten en van de diensten tussen derde landen en de partijen vast.

    Artikel 6 stelt dat alle wetten en regels van de overeenkomstsluitende partijen inzake het binnenkomen of verlaten van het grondgebied door luchtvaartuigen, passagiers, bemanningsleden of vracht, van toepassing blijven.

    Artikel 7 stelt dat de communautaire regelgeving inzake mededinging en overheidssubsidies waarvan sprake in de reeds met Marokko ondertekende Associatieovereenkomst, van toepassing is, bij gebrek aan meer specifieke regels in de overeenkomst over de luchtdiensten.

    Artikel 8 erkent dat de aan de luchtvaartmaatschappijen toegekende overheidssubsidies de mededinging verstoren of dreigen te verstoren omdat ze bepaalde ondernemingen bevoordelen.

    Artikel 9 bepaalt onder welke voorwaarden de luchtvaartmaatschappijen van elke partij hun commerciële activiteiten op het grondgebied van de andere partij mogen uitoefenen : opening van kantoren, beroep op grondafhandelingsdiensten, verkoop van biljetten, overmaking van inkomsten, commerciële afspraken.

    Artikel 10 legt de bepalingen vast inzake vrijstelling van douanerechten en taksen.

    Artikel 11 zorgt ervoor dat de luchtvaartmaatschappijen van de andere overeenkomstsluitende partij geen hogere gebruikersheffingen dan die welke worden opgelegd aan de eigen luchtvaartmaatschappijen die vergelijkbare internationale luchtdiensten exploiteren, moeten betalen.

    Artikel 12 stelt dat de prijzen vrij mogen worden vastgesteld en niet hoeven te worden goedgekeurd.

    Artikel 13 bepaalt hoe informatie en statistieken worden uitgewisseld.

    2. De samenwerking op het gebied van regelgeving

    Artikel 14 bepaalt dat de overeenkomstsluitende partijen de bepalingen van de gemeenschapswetgeving inzake veiligheid van de luchtvaart bedoeld in bijlage VI (achtentwintig verordeningen of richtlijnen voor de exploitatie van luchtdiensten) handelen en daarbij de in de volgende artikelen vastgelegde voorwaarden naleven. Artikel 14 legt ook de voorwaarden vast voor de inspectie van luchtvaartuigen die worden verdacht niet aan de internationale normen te beantwoorden.

    Artikel 15 detailleert de te nemen maatregelen zodat beide partijen hun wederzijdse verplichtingen met betrekking tot de beveiliging van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke daden kunnen bevestigen.

    Artikel 16 verwijst naar de communautaire wetgeving inzake luchtverkeersbeheer zoals bedoeld in bijlage VI b.

    Artikel 17 verwijst naar de communautaire wetgeving inzake milieubescherming zoals bedoeld in bijlage VI c.

    Artikel 18 verwijst naar de communautaire wetgeving inzake consumentenbescherming zoals bedoeld in bijlage VI d.

    Artikel 19 verwijst naar de communautaire wetgeving inzake geautomatiseerde boekingssystemen zoals bedoeld in bijlage VI e.

    Artikel 20 verwijst naar de communautaire wetgeving inzake sociale aspecten zoals bedoeld in bijlage VI f.

    3. De institutionele bepalingen

    Artikel 21 verplicht de partijen alle passende algemene of specifieke maatregelen te nemen om de naleving van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te garanderen.

    Artikel 22 richt een gemengd comité op. Het is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen en is verantwoordelijk voor het beheer van deze overeenkomst en de correcte uitvoering ervan. Het komt bijeen voor zover dit nodig is, doch ten minste eenmaal per jaar. Het formuleert aanbevelingen en neemt beslissingen in gezamenlijk overleg. Deze beslissingen zijn bindend voor de partijen. Het gemengd comité onderzoekt onder meer vraagstukken met betrekking tot investeringen of wijzigingen in de daadwerkelijke controle van luchtvaartmaatschappijen van de partijen.

    Artikel 23 handelt over de geschillenbeslechting en de arbitrage.

    Artikel 24 staat toe dat een partij vrijwaringsmaatregelen treft wanneer ze meent dat de andere partij een verplichting van deze overeenkomst niet naleeft.

    Artikel 25 herinnert eraan dat deze overeenkomst binnen de werkingsfeer van het in de verklaring van Barcelona van 1995 geplande Euro-mediterrane partnerschap valt. De overeenkomst kan worden gewijzigd rekening houdend met soortgelijke luchtvervoersovereenkomsten.

    Artikel 26 bepaalt de verhoudingen ten opzichte van andere luchtvervoersovereenkomsten. Het stelt dat deze Euro-mediterrane overeenkomst alle bestaande luchtvervoersovereenkomsten tussen Marokko en de lidstaten vervangt (de lijst van deze overeenkomsten staat vermeld in de Bijlage II).

    Artikel 27 detailleert hoe deze overeenkomst kan worden geamendeerd en belicht de rol van het gemengd comité ter zake.

    Artikel 28 stelt dat de overeenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten en legt uit hoe de overeenkomst kan worden beëindigd.

    Artikel 29 wijst op de noodzaak om de overeenkomst bij de ICAO en de VN te registreren.

    Artikel 30 stelt dat de overeenkomst in werking treedt een maand na de laatste nota waarin wordt bevestigd dat een Overeenkomstsluitende Staat de noodzakelijke procedures voor de inwerkingtreding heeft afgerond. Elke Overeenkomstsluitende Staat mag niettemin de overeenkomst voorlopig toepassen overeenkomstig zijn interne wetgeving.


    Op 22 januari 2013 heeft de Raad van State zijn advies gegeven met betrekking tot het wetsontwerp.

    — Ten gevolge het advies van de Raad van State werd artikel 2 van het wetsontwerp aangevuld met een paragraaf 2 betreffende de wijzigingen van de bijlagen van de overeenkomst.

    — Het verslag van de Werkgroep « Gemengde Verdragen » werd ter goedkeuring voorgelegd aan de leden van de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid.

    Inmiddels hebben de gewestelijke overheden hun instemmingsprocedure opgestart.

    De vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken,

    Didier REYNDERS.

    De vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken,

    Joëlle MILQUET.

    De staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken,

    Melchior WATHELET.


    WETSONTWERP


    ALBERT II,

    Koning der Belgen,

    Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,

    Onze Groet.

    Op de voordracht van Onze vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, van Onze vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en van Onze staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken,

    Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

    Onze vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, Onze vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Onze staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken, zijn ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    De Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, gedaan te Brussel op 12 december 2006, zal volkomen gevolg hebben.

    De wijzigingen van de Bijlagen bij de Overeenkomst, die beslist zijn overeenkomstig artikel 27, lid 2 van de Overeenkomst, zullen volkomen gevolg hebben.

    Gegeven te Brussel, 12 maart 2013.

    ALBERT

    Van Koningswege :

    De vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken,

    Didier REYNDERS.

    De vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken,

    Joëlle MILQUET.

    De staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken,

    Melchior WATHELET.


    EURO-MEDITERRANE LUCHTVAARTOVEREENKOMST

    tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds

    HET KONINKRIJK BELGIË,

    DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,

    HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

    DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

    DE REPUBLIEK ESTLAND,

    DE HELLEENSE REPUBLIEK,

    HET KONINKRIJK SPANJE,

    DE FRANSE REPUBLIEK,

    IERLAND,

    DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

    DE REPUBLIEK CYPRUS,

    DE REPUBLIEK LETLAND,

    DE REPUBLIEK LITOUWEN,

    HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

    DE REPUBLIEK HONGARIJE,

    MALTA,

    HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

    DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

    DE REPUBLIEK POLEN,

    DE PORTUGESE REPUBLIEK,

    DE REPUBLIEK SLOVENIË,

    DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

    DE REPUBLIEK FINLAND,

    HET KONINKRIJK ZWEDEN,

    HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

    de partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hierna « de lidstaten » genoemd, en

    DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna « de Gemeenschap » genoemd,

    enerzijds, en

    HET KONINKRIJK MAROKKO, hierna « Marokko » genoemd,

    anderzijds,

    DE WENS UITDRUKKEND een internationaal luchtvaartsysteem te bevorderen dat gebaseerd is op eerlijke mededinging tussen luchtvaartmaatschappijen op de markt, met zo weinig mogelijk overheidsinmenging en regelgeving;

    DE WENS UITDRUKKEND de uitbreiding van de internationale luchtvervoersmogelijkheden te vergemakkelijken, onder meer via de ontwikkeling van luchtvervoersnetwerken, teneinde tegemoet te komen aan de behoefte van passagiers en expediteurs aan passende luchtvervoersdiensten;

    DE WENS UITDRUKKEND dat luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid krijgen om passagiers en expediteurs concurrerende prijzen en diensten aan te bieden in open markten;

    DE WENS UITDRUKKEND dat alle sectoren van de luchtvervoersindustrie, inclusief het personeel van luchtvaartmaatschappijen, profijt kunnen trekken van een geliberaliseerde overeenkomst;

    DE WENS UITDRUKKEND het hoogst mogelijke niveau van veiligheid en beveiliging van het internationale luchtvervoer te garanderen en nogmaals bevestigend dat zij zich grote zorgen maken over daden of bedreigingen gericht tegen de beveiliging van luchtvaartuigen die de veiligheid van personen of goederen in gevaar brengen, de exploitatie van het luchtvervoer nadelig beïnvloeden en het vertrouwen van het publiek in de veiligheid van de burgerluchtvaart ondermijnen;

    REKENING HOUDEND MET het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart dat op 7 december 1944 te Chicago voor ondertekening is opengesteld;

    DE WENS UITDRUKKEND gelijke kansen voor luchtvaartmaatschappijen te scheppen;

    ERKENNEND DAT overheidssubsidies een negatief effect kunnen hebben op de mededinging tussen luchtvaartmaatschappijen en de basisdoelstellingen van deze overeenkomst in het gedrang kunnen brengen;

    HET BELANG BEVESTIGEND van milieubescherming bij het ontwikkelen en toepassen van het internationale luchtvaartbeleid en erkennend dat soevereine staten het recht hebben passende milieubeschermingsmaatregelen te nemen;

    WIJZEND OP HET BELANG van consumentenbescherming, inclusief de bescherming die wordt geboden door het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Montreal, 28 mei 1999), voor zover beide partijen partij zijn bij dat verdrag;

    VOORNEMENS voort te bouwen op het kader van de bestaande luchtvervoersovereenkomsten, teneinde aan beide zijden open markttoegang en zo veel mogelijk voordelen voor consumenten, luchtvaartmaatschappijen, personeel en de maatschappij in het algemeen tot stand te brengen;

    OVERWEGEND dat een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Marokko, anderzijds, een referentie kan vormen in de Euro-mediterrane luchtvaartbetrekkingen en de voordelen van liberalisering in deze cruciale sector van de economie kan promoten;

    EROP WIJZEND dat een dergelijke overeenkomst tot doel heeft op progressieve maar integrale wijze te worden toegepast en dat een geschikt mechanisme tot steeds grotere harmonisering met de Gemeenschapswetgeving kan leiden,

    ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN :

    ARTIKEL 1

    Definities

    Tenzij anders is bepaald, wordt voor de toepassing van deze overeenkomst verstaan onder :

    1) «overeengekomen dienst » en « gespecificeerde route » : internationaal luchtvervoer overeenkomstig artikel 2 en bijlage I bij deze overeenkomst;

    2) «overeenkomst » : de onderhavige overeenkomst, de bijlagen daarbij en de eventuele wijzigingen daarvan;

    3) «luchtvervoer » : het afzonderlijke of gecombineerde vervoer per luchtvaartuig van passagiers, bagage, vracht en post, tegen vergoeding of betaling van huur; om twijfel te vermijden : dit omvat geregeld en niet-geregeld (charter) luchtvervoer en uitsluitend voor vrachtvervoer bestemde diensten;

    4) «Associatieovereenkomst » : de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en het Koninkrijk Marokko anderzijds, tot stand wordt gebracht, gedaan te Brussel op 26 februari 1996;

    5) «communautaire exploitatievergunning » : een exploitatievergunning voor in de Europese Gemeenschap gevestigde luchtvaartmaatschappijen, die overeenkomstig verordening (EEG) nr. 2407/92 van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen wordt verleend en verlengd;

    6) «Verdrag » : het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, voor ondertekening opengesteld te Chicago op 7 december 1944; dit omvat :

    a) alle wijzigingen die krachtens artikel 94bis van de Overeenkomst van kracht zijn geworden en zijn geratificeerd door zowel Marokko als de voor de desbetreffende kwestie relevante Lidstaat of lidstaten van de Europese Gemeenschap, en

    b) alle bijlagen of wijzigingen van bijlagen die krachtens artikel 90 van de Overeenkomst zijn goedgekeurd, voor zover die bijlage of wijziging op een gegeven ogenblik geldt voor zowel Marokko als de voor de desbetreffende kwestie relevante lidstaat of lidstaten van de Europese Gemeenschap;

    7) «totale kostprijs » : de kosten van de dienstverlening plus een redelijke toeslag voor administratieve overheadkosten en, voor zover van toepassing, alle toepasselijke toeslagen die de milieukosten weergeven en die zonder onderscheid naar nationaliteit worden toegepast;

    8) «partijen » : enerzijds de Gemeenschap of de lidstaten, of de Gemeenschap en de lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, en anderzijds Marokko;

    9) «ingezetenen » : personen of entiteiten met de Marokkaanse nationaliteit, wat de Marokkaanse partij betreft, of met de nationaliteit van een lidstaat, wat de Europese partij betreft; in het geval van een juridische entiteit moet deze permanent en daadwerkelijk worden gecontroleerd, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, door personen of entiteiten met de Marokkaanse nationaliteit, wat de Marokkaanse partij betreft, of door personen of entiteiten met de nationaliteit van een lidstaat of van een van de in bijlage V vermelde derde landen, wat de Europese partij betreft;

    10) « subsidies » : alle door de overheid of door een regionale organisatie of andere publiekrechtelijke organisatie verleende financiële bijdragen waarbij :

    a) de praktijk van de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie rechtstreekse overdracht omvat van middelen zoals schenkingen, leningen, kapitaalinbreng, mogelijke rechtstreekse overdracht van middelen aan de onderneming of het overnemen van passiva van de onderneming, zoals leninggaranties;

    b) de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie afstand doet van inkomsten die haar normaal toekomen, of deze niet int;

    c) de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie goederen levert of diensten aanbiedt, behalve algemene infrastructuur, of goederen of diensten aankoopt;

    d) de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrechtelijke organisatie betalingen aan een financieringsmechanisme verricht of een particulier orgaan een of meer van de onder a), b) en c) genoemde soorten functies toevertrouwt of dat orgaan daarmee belast, welke functies zij normaal zelf zou vervullen en de praktijk in werkelijkheid niet afwijkt van praktijken die overheidsinstanties plegen te volgen;

    en waarbij een voordeel wordt verleend;

    11) « internationaal luchtvervoer » : luchtvervoer dat plaatsvindt in het luchtruim boven het grondgebied van meer dan een staat;

    12) « prijs » : de tarieven die door luchtvaartmaatschappijen of hun agenten worden toegepast voor het luchtvervoer van personen, bagage en/of vracht (behalve post), voor zover van toepassing inclusief het grondvervoer in verband met het internationale luchtvervoer, alsook de voorwaarden voor de toepassing van deze tarieven;

    13) « gebruiksrecht » : een aan luchtvaartmaatschappijen opgelegde heffing voor het verstrekken van luchthaven-, luchtvaartnavigatie- of luchtvaartbeveiligingsfaciliteiten of -diensten, inclusief bijbehorende diensten en faciliteiten;

    14) « SESAR » : de technische tenuitvoerlegging van het Europees gemeenschappelijk luchtruim waarbij de nieuwe generaties luchtverkeersleidingssystemen op gecoördineerde en gesynchroniseerde wijze worden onderzocht, ontwikkeld en ingezet;

    15) « grondgebied » : wat het Koninkrijk Marokko betreft, het landoppervlak (vasteland en eilanden), de binnenwateren en de territoriale zeewateren die onder de soevereiniteit of rechtsbevoegdheid van Marokko vallen en, wat de Europese Gemeenschap betreft, het landoppervlak (vasteland en eilanden), de binnenwateren en de territoriale zeewateren die onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen en onderhevig zijn aan de in dat Verdrag en eventuele opvolgingsinstrumenten vastgestelde voorwaarden; de toepassing van deze overeenkomst op de luchthaven van Gibraltar laat de respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake de soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven is gelegen, onverlet, alsmede het handhaven van de opschorting van de toepassing op de luchthaven van Gibraltar van de maatregelen tot liberalisering van de luchtvaart, die op 18 september 2006 tussen de lidstaten van kracht zijn, overeenkomstig de ministeriële verklaring betreffende de luchthaven van Gibraltar, aangenomen te Cordoba op 18 september 2006; en

    16) « bevoegde autoriteiten » : de agentschappen of publieke organisaties bedoeld in bijlage III. Elke wijziging van de nationale wetgeving betreffende het statuut van de bevoegde autoriteiten moet door de overeenkomstsluitende partij worden bekendgemaakt aan de andere overeenkomstsluitende partij.

    TITEL I

    ECONOMISCHE BEPALINGEN

    ARTIKEL 2

    Verkeersrechten

    1. Tenzij anders bepaald in bijlage I verleent elke partij de andere partij de volgende rechten met betrekking tot de exploitatie van het internationale luchtvervoer door luchtvaartmaatschappijen van de andere partij :

    a) het recht het grondgebied te overvliegen zonder te landen;

    b) het recht op het grondgebied te landen voor andere doeleinden dan het in- of ontschepen van passagiers, bagage, vracht en/of luchtpost (niet-verkeersgebonden doeleinden);

    c) bij de exploitatie van een overeengekomen dienst op een specifieke route : het recht op het grondgebied te landen voor het, afzonderlijk of in combinatie, in- en ontschepen van passagiers, vracht en/of post in het internationale luchtverkeer; en

    d) de overige in deze overeenkomst gespecificeerde rechten.

    2. Niets in deze overeenkomst verleent de luchtvaartmaatschappijen van :

    a) Marokko het recht om op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Gemeenschap tegen vergoeding passagiers, bagage, vracht en/of post aan boord te nemen die bestemd zijn voor een ander punt op het grondgebied van die lidstaat van de Europese Gemeenschap;

    b) de Europese Gemeenschap het recht om op het grondgebied van Marokko tegen vergoeding passagiers, bagage, vracht en/of post aan boord te nemen die bestemd zijn voor een ander punt op het grondgebied van Marokko.

    ARTIKEL 3

    Vergunningen

    Wanneer de bevoegde instanties van de ene partij een aanvraag voor een exploitatievergunning ontvangen van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, verlenen zij zo spoedig mogelijk de passende vergunningen, voor zover :

    a) in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit Marokko :

    — de luchtvaartmaatschappij haar hoofdkantoor en, eventueel, maatschappelijke zetel in Marokko heeft, en haar vergunning en alle bijbehorende documenten overeenkomstig de wetgeving van het Koninkrijk Marokko heeft verkregen;

    — Marokko er daadwerkelijk op toeziet en afdwingt dat de luchtvaartmaatschappij de regelgeving naleeft; en

    — de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, eigendom is en blijft van Marokko en/of ingezetenen van Marokko, en Marokko en/of ingezetenen van Marokko daadwerkelijk toezicht uitoefenen op de luchtvaartmaatschappij, of de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, eigendom is en blijft van de lidstaten en/of ingezetenen van lidstaten, en de lidstaten en/of ingezetenen van lidstaten daadwerkelijk toezicht uitoefenen op de luchtvaartmaatschappij;

    b) in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Gemeenschap :

    — de luchtvaartmaatschappij, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, haar hoofdkantoor en, eventueel, maatschappelijke zetel op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Gemeenschap heeft, en een communautaire exploitatievergunning heeft verkregen; en

    — de lidstaat van de Europese Gemeenschap die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate daadwerkelijk regelgevend toezicht uitoefent op de luchtvaartmaatschappij, en de bevoegde luchtvaartautoriteit duidelijk is geïdentificeerd;

    — de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, eigendom is en blijft van lidstaten en/of onderdanen van lidstaten of andere in bijlage V vermelde landen en/of onderdanen van die landen;

    c) de luchtvaartmaatschappij in staat is te voldoen aan de wet- en regelgevende voorwaarden die door de partij die de aanvraag of aanvragen behandelt normaal worden toegepast op de exploitatie van internationaal luchtvervoer; en

    d) de voorschriften van artikel 14 (Veiligheid van de luchtvaart) en artikel 15 (Beveiliging van de luchtvaart) worden gehandhaafd en opgelegd.

    ARTIKEL 4

    Intrekking van vergunningen

    1. De bevoegde instanties van elke partij kunnen de exploitatievergunningen intrekken, opschorten en beperken of de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij op een andere wijze opschorten of beperken wanneer :

    a) in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit Marokko :

    — de luchtvaartmaatschappij haar hoofdkantoor en, eventueel, maatschappelijke zetel niet in Marokko heeft, en haar licentie en alle bijbehorende documenten niet overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van het Koninkrijk Marokko heeft verkregen;

    — Marokko er niet daadwerkelijk op toeziet en niet afdwingt dat de luchtvaartmaatschappij de regelgeving naleeft; of

    — de luchtvaartmaatschappij niet rechtstreeks of via een meerderheidsbelang eigendom is van en daadwerkelijk wordt gecontroleerd door Marokko en/of ingezetenen van Marokko of door lidstaten en/of ingezetenen van lidstaten;

    b) in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Gemeenschap :

    — de luchtvaartmaatschappij, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, haar hoofdkantoor en, eventueel, maatschappelijke zetel niet op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Gemeenschap heeft, of geen communautaire exploitatievergunning heeft gekregen;

    — de lidstaat van de Europese Gemeenschap die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate niet daadwerkelijk regelgevend toezicht uitoefent op de luchtvaartmaatschappij, en de bevoegde luchtvaartautoriteit niet duidelijk is geïdentificeerd; of

    — de luchtvaartmaatschappij geen eigendom is van en niet, rechtstreeks of door een meerderheidsbelang, daadwerkelijk wordt gecontroleerd door lidstaten en/of onderdanen van lidstaten of andere in bijlage V vermelde landen en/of onderdanen van die landen;

    c) de luchtvaartmaatschappij niet voldoet aan de in artikel 5 (Toepasselijke wetgeving) van deze overeenkomst vermelde wetten en regels; of

    d) de voorschriften van artikel 14 (Veiligheid van de luchtvaart) en artikel 15 (Beveiliging van de luchtvaart) niet worden gehandhaafd en opgelegd.

    2. Tenzij onmiddellijke maatregelen noodzakelijk zijn om verdere niet-naleving van lid 1, onder c), of onder d), te voorkomen, worden de in dit artikel vastgestelde rechten pas uitgeoefend na overleg met de bevoegde instanties van de andere partij.

    ARTIKEL 5

    Investering

    Wanneer een lidstaat of een ingezetene van een lidstaat meerderheidseigenaar wil worden van of daadwerkelijk controle wil uitoefenen over een luchtvaartmaatschappij van Marokko, of wanneer Marokko of een ingezetene van Marokko meerderheidseigenaar wil worden van of daadwerkelijk controle wil uitoefenen over een luchtvaartmaatschappij van de Europese Gemeenschap, moet het bij deze overeenkomst opgerichte gemengd comité daarvoor eerst toestemming verlenen.

    In die beslissing worden de voorwaarden gespecificeerd voor de exploitatie van de in deze overeenkomst overeengekomen diensten en van de diensten tussen derde landen en de partijen. De bepalingen van artikel 22, alinea 9, van deze overeenkomst zijn niet van toepassing op dit type beslissingen.

    ARTIKEL 6

    Toepassing van de wetgevingen

    1. Als luchtvaartmaatschappijen van de ene partij het grondgebied van de andere partij binnenkomen of verlaten, moeten zij de op dat grondgebied toepasselijke wetten en regels inzake het binnenkomen of verlaten van het grondgebied door luchtvaartuigen die internationaal luchtvervoer uitvoeren, of inzake de exploitatie en navigatie van luchtvaartuigen naleven.

    2. Als luchtvaartmaatschappijen van de ene partij het grondgebied van de andere partij binnenkomen of verlaten, moeten de op dat grondgebied toepasselijke wetten en regels inzake het binnenkomen of verlaten van het grondgebied door de passagiers, bemanningsleden en vracht aan boord van een luchtvaartuig (inclusief de regels inzake binnenkomst, verkeersklaring, immigratie, paspoorten, douane en quarantaine of, in het geval van post, de postregelgeving) worden nageleefd door of met betrekking tot die passagiers, bemanningsleden of vracht.

    ARTIKEL 7

    Mededinging

    Binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst zijn de bepalingen van Hoofdstuk II (« Mededinging en andere economische bepalingen ») van Titel IV van de Associatieovereenkomst van toepassing, behalve als deze overeenkomst specifiekere regels bevat.

    ARTIKEL 8

    Subsidies

    1. De partijen erkennen dat overheidssubsidies aan luchtvaartmaatschappijen de mededinging verstoren of dreigen te verstoren doordat bepaalde ondernemingen bevoordeeld worden bij het verlenen van luchtvervoersdiensten, dat dergelijke subsidies de basisdoelstellingen van de overeenkomst in het gedrang brengen en dat ze onverenigbaar zijn met het beginsel van een open luchtvaartruimte.

    2. Wanneer het noodzakelijk wordt geacht overheidssubsidies te verlenen aan een luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen die vluchten exploiteren in het kader van deze overeenkomst teneinde een rechtmatig doel te bereiken, moeten dergelijke subsidies in verhouding staan tot het nagestreefde doel, transparant zijn en van een zodanige opzet zijn dat de negatieve impact op de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij zoveel mogelijk wordt beperkt. De subsidiërende partij stelt de andere partij onmiddellijk in kennis van zijn voornemen dergelijke subsidies te verlenen en toont aan dat de subsidies voldoen aan de in deze overeenkomst vastgestelde criteria.

    3. Als een partij van mening is dat een subsidie die verleend is door de andere partij of door een overheidsorgaan van een land dat geen partij is bij de overeenkomst, niet voldoet aan de in punt 2 vastgestelde criteria, kan zij het bij artikel 22 opgerichte gemengd comité verzoeken deze kwestie te bestuderen en, indien de bezorgdheid gegrond blijkt te zijn, passende maatregelen te ontwikkelen.

    4. Als een geschil niet door het gemengd comité kan worden opgelost, kunnen de partijen nog steeds gebruik maken van de mogelijkheid hun respectievelijke anti-subsidiemaatregelen toe te passen.

    5. De bepalingen van dit artikel laten de wetten en regels van de partijen met betrekking tot essentiële luchtdiensten en verplichtingen van openbare dienstverlening op het grondgebied van de partijen onverlet.

    ARTIKEL 9

    Commerciële bepalingen

    1. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hebben het recht kantoren te vestigen op het grondgebied van de andere partij met het oog op de promotie en verkoop van luchtvervoer en aaverwante activiteiten.

    2. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hebben het recht leidinggevend, verkoops-, technisch, operationeel en ander gespecialiseerd personeel dat nodig is om de luchtvervoersactiviteiten te ondersteunen, op het grondgebied van de andere partij binnen te brengen en er te handhaven, overeenkomstig de wetten en regels van de andere partij met betrekking tot toegang, verblijf en werk.

    3. a) Onverminderd punt b) hieronder heeft elke luchtvaartmaatschappij met betrekking tot grondafhandeling op het grondgebied van de andere partij :

    i) het recht haar eigen grondafhandeling te verzorgen (« zelfafhandeling ») of, indien zij dit verkiest,

    ii) het recht een selectie te maken tussen concurrerende leveranciers van volledige of gedeeltelijke grondafhandelingsdiensten, voor zover deze leveranciers op basis van de wetten en regels van elke partij toegang hebben tot de markt en voor zover dergelijke leveranciers aanwezig zijn op de markt.

    b) Voor bepaalde categorieën grondafhandelingsdiensten, namelijk bagageafhandeling, platformafhandeling, brandstof- en olieafhandeling, vracht- en postafhandeling, wat de fysieke afhandeling van vracht en post tussen de luchthaventerminal en het luchtvaartuig betreft, mogen de in punt a), onder i) en ii), vermelde rechten alleen worden beperkt overeenkomstig de op het grondgebied van de andere partij toepasselijke wet- en regelgeving. Indien dit tot gevolg heeft dat zelfafhandeling onmogelijk is en indien er geen daadwerkelijke mededinging tussen leveranciers van grondafhandelingsdiensten bestaat, moeten al deze diensten op gelijke en adequate basis ter beschikking worden gesteld van alle luchtvaartmaatschappijen; in dat geval mag de prijs van deze diensten niet hoger liggen dan hun totale kostprijs, inclusief een redelijk rendement van de activa, na afschrijvingen.

    4. Elke luchtvaartmaatschappij van elke partij mag luchtvervoersdiensten verkopen op het grondgebied van de andere partij, hetzij rechtstreeks, hetzij, naar keuze van de luchtvaartmaatschappij, via verkoopagenten of andere tussenpersonen die door de luchtvaartmaatschappij zijn aangesteld. Elke luchtvaartmaatschappij heeft het recht dergelijk vervoer te verkopen en het staat iedereen vrij dergelijk vervoer te kopen, in de munteenheid van dat grondgebied of in vrij converteerbare valuta.

    5. Elke luchtvaartmaatschappij heeft het recht om, op verzoek, lokale inkomsten om te wisselen en van het grondgebied van de andere partij over te maken naar zijn eigen grondgebied en, voor zover dit niet in strijd is met de algemeen toepasselijke wet- en regelgeving, naar het land of de landen van haar keuze. De omzetting en overmaking worden onmiddellijk en zonder beperkingen of belastingen toegestaan tegen de wisselkoers die, op de datum waarop de luchtvaartmaatschappij het eerste overmakingsverzoek indient, van toepassing is op de lopende transacties en overmakingen.

    6. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen mogen de lokale uitgaven op het grondgebied van de andere partij, inclusief de aankoop van brandstof, in lokale munt betalen. Het staat de luchtvaartmaatschappijen ook vrij dergelijke uitgaven op het grondgebied van de andere partij te betalen in vrij converteerbare valuta, overeenkomstig de lokale valutawetgeving.

    7. Bij het exploiteren of aanbieden van diensten in het kader van de overeenkomst, mag een luchtvaartmaatschappij van een partij op het gebied van marketing (bijvoorbeeld overeenkomsten inzake voorbehouden capaciteit, afspraken voor codesharing) samenwerken met :

    a) alle luchtvaartmaatschappijen van de partijen; en

    b) alle luchtvaartmaatschappijen van een derde land; en

    c) alle exploitanten van vervoer over land en maritiem vervoer;

    voor zover i) alle deelnemers aan dergelijke samenwerkingsvormen over de passende bevoegdheid beschikken en ii) de samenwerking voldoet aan de normaal voor dergelijke vormen van samenwerking geldende voorschriften inzake veiligheid en mededinging. Wanneer passagiersvervoer met codesharing wordt verkocht, moet op het verkooppunt of in elk geval alvorens aan boord te gaan aan de koper worden meegedeeld door welke vervoerder elk deel van de dienst zal worden uitgevoerd.

    8. a) Wanneer luchtvaartmaatschappijen in eigen naam diensten voor passagiersvervoer over land aanbieden, zijn deze diensten niet onderworpen aan de wetten en regels inzake luchtvervoer. De aanbieders van diensten voor vervoer over land mogen zelf beslissen of ze toetreden tot samenwerkingsvormen. Bij het overwegen van samenwerkingsvormen kunnen aanbieders van vervoer over land onder meer rekening houden met de consumentenbelangen en met technische, economische, ruimtelijke en capaciteitsbeperkingen.

    b) Onverminderd de overige bepalingen van deze overeenkomst mogen luchtvaartmaatschappijen en indirecte aanbieders van vrachtvervoer van de partijen, in het kader van internationaal luchtvervoer bovendien zonder beperking gebruik maken van vrachtvervoer over land van en naar alle punten op het grondgebied van Marokko en de Europese Gemeenschap of van derde landen, inclusief vervoer van en naar alle luchthavens met douanefaciliteiten en, voor zover van toepassing, vracht onder contract vervoeren overeenkomstig de toepasselijke wetten en regels. Of dergelijke vracht nu over land of door de lucht wordt vervoerd, hij moet steeds toegang hebben tot de douanebehandeling en -faciliteiten. Luchtvaartmaatschappijen kunnen verkiezen hun vervoer over land zelf te verzorgen of hiervoor regelingen te treffen met andere aanbieders van vervoer over land; ze mogen bijvoorbeeld een beroep doen op andere luchtvaartmaatschappijen die vervoer over land aanbieden en op indirecte aanbieders van luchtvrachtvervoer. Dergelijke intermodale diensten voor vrachtvervoer kunnen worden aangeboden tegen een prijs waarin zowel het luchtvervoer als het vervoer over land is inbegrepen, op voorwaarde dat de expediteurs juiste feitelijke informatie krijgen met betrekking tot dergelijk vervoer.

    ARTIKEL 10

    Douanerechten en -heffingen

    1. Bij aankomst op het grondgebied van de ene partij worden luchtvaartuigen die door luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden ingezet voor internationaal luchtvervoer, hun gebruikelijke apparatuur, brandstof, smeermiddelen, technische verbruiksgoederen, grondapparatuur, reserveonderdelen (inclusief motoren), boordproviand (inclusief, maar niet beperkt tot, voedsel, drank en alcoholhoudende dranken, tabak en andere producten die bestemd zijn om tijdens de vlucht in beperkte hoeveelheden aan passagiers te worden verkocht of door passagiers te worden verbruikt) en andere voorwerpen die bestemd zijn voor of uitsluitend worden gebruikt in verband met de exploitatie of het onderhoud van voor internationaal luchtvervoer ingezette luchtvaartuigen, op basis van wederkerigheid vrijgesteld van alle invoerbeperkingen, eigendomstaksen en heffingen op activa, douanerechten, accijnzen en soortgelijke vergoedingen en rechten die a) worden opgelegd door de nationale of lokale overheden of de Europese Gemeenschap en b) niet gebaseerd zijn op de kostprijs van de verleende diensten, voor zover die apparatuur en goederen aan boord van het luchtvaartuig blijven.

    2. Eveneens worden vrijgesteld van de in punt 1 van dit artikel bedoelde taksen, heffingen, belastingen, vergoedingen en rechten, met uitzondering van rechten die gebaseerd zijn op de kostprijs van de verleende dienst :

    a) boordproviand die, binnen redelijke grenzen, op het grondgebied van een partij wordt binnengebracht of wordt geleverd en aan boord genomen voor gebruik op een voor internationaal luchtvervoer ingezet vertrekkend luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, zelfs als deze boordproviand wordt gebruikt tijdens het gedeelte van de reis dat plaatsvindt boven het grondgebied van de partij waar de proviand aan boord is genomen;

    b) grondapparatuur en reserveonderdelen (inclusief motoren) die op het grondgebied van een partij worden binnengebracht met het oog op onderhoud of herstelling van een voor internationaal luchtvervoer ingezet luchtvaartuig van de andere partij;

    c) smeermiddelen en technische verbruiksgoederen die op het grondgebied van een partij worden binnengebracht of worden geleverd voor gebruik op een voor internationaal luchtvervoer ingezet luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, zelfs als deze artikelen wordt gebruikt tijdens het gedeelte van de reis dat plaatsvindt boven het grondgebied van de partij waar ze aan boord zijn genomen; en

    d) drukwerk, zoals gedefinieerd in de douanewetgeving van elke partij, dat op het grondgebied van een partij wordt binnengebracht of wordt geleverd en aan boord genomen voor gebruik op een voor internationaal luchtvervoer ingezet vertrekkend luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, zelfs als dit drukwerk wordt gebruikt tijdens het gedeelte van de reis dat plaatsvindt boven het grondgebied van de partij waar het aan boord is genomen;

    e) veiligheids- en beveiligingsapparatuur voor gebruik in luchthavens of goederenterminals.

    3. In het kader van deze overeenkomst wordt voor brandstof die door een partij op haar grondgebied aan luchtvaartmaatschappijen wordt geleverd, geen vrijstelling verleend van taksen, heffingen, belastingen, vergoedingen en rechten die vergelijkbaar zijn met die welke in lid 1 zijn vermeld. Bij het binnenkomen en verlaten van het grondgebied van een partij en tijdens het verblijf op dat grondgebied moeten de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij voldoen aan de op dat grondgebied geldende wetten en regels inzake verkoop, levering en gebruik van luchtvaartbrandstof.

    4. Het is mogelijk dat van de in de leden 1 en 2 van dit artikel vermelde apparatuur en goederen vereist wordt dat ze onder toezicht of controle van de bevoegde autoriteiten blijven.

    5. De in dit artikel vermelde vrijstellingen gelden eveneens wanneer de luchtvaartmaatschappijen van de ene partij met een andere luchtvaartmaatschappij, die ook dergelijke vrijstellingen geniet van de andere partij, is overeengekomen de in de leden 1 en 2 van dit artikel gespecificeerde artikelen te lenen of over te dragen naar het grondgebied van de andere partij.

    6. Niets in deze overeenkomst belet een partij om taksen, heffingen, rechten, vergoedingen of belastingen te heffen op goederen die worden verkocht voor andere doelen dan consumptie door passagiers tijdens een gedeelte van een luchtdienst tussen twee punten op zijn grondgebied, voor zover het toegestaan is op deze punten in- of uit te stappen.

    ARTIKEL 11

    Gebruikersheffingen

    1. Een partij legt de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij geen gebruikersheffingen op die hoger zijn dan die welke worden opgelegd aan de eigen luchtvaartmaatschappijen die vergelijkbare internationale luchtdiensten exploiteren, en staat niet toe dat dergelijke heffingen worden opgelegd.

    2. Nieuwe heffingen kunnen alleen worden opgelegd en bestaande heffingen alleen verhoogd wanneer voldoende overleg heeft plaatsgevonden tussen de bevoegde heffingsinstanties en de luchtvaartmaatschappijen van elke partij. Plannen voor wijzigingen van de gebruikersheffingen moeten voldoende van tevoren worden meegedeeld, zodat de gebruikers hun standpunt kunnen uiteenzetten vóór de wijzigingen plaatsvinden. De partijen stimuleren ook de uitwisseling van de informatie die nodig is om de redelijkheid, rechtvaardiging en motivering van de heffingen accuraat te kunnen beoordelen overeenkomstig de beginselen van dit artikel.

    ARTIKEL 12

    Prijsbepaling

    De prijzen voor luchtvervoersdiensten die overeenkomstig deze overeenkomst worden geëxploiteerd, worden vrij vastgesteld en hoeven niet te worden goedgekeurd; er kan wel gevraagd worden deze prijzen over te leggen, maar alleen ter informatie. Op prijzen voor vervoer dat volledig binnen de Europese Gemeenschap plaatsvindt, is de Europese Gemeenschapswetgeving van toepassing.

    ARTIKEL 13

    Statistieken

    De bevoegde autoriteiten van de ene partij verstrekken de bevoegde autoriteiten van de andere partij op verzoek de informatie en statistieken met betrekking tot het verkeersvolume dat door de luchtvaartmaatschappijen die van de ene partij een vergunning hebben gekregen via de overeengekomen diensten is vervoerd van of naar het grondgebied van de andere partij; deze informatie wordt verstrekt in de vorm waarin ze door de luchtvaartmaatschappijen is opgesteld en aan hun nationale bevoegde autoriteiten is verstrekt. Op verzoek van een van beide partijen wordt in het gemengd comité overleg gepleegd over aanvullende statistische verkeersgegevens die de bevoegde autoriteiten van de ene partij vragen aan de bevoegde autoriteiten van de andere partij.

    TITEL II

    SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN REGELGEVING

    ARTIKEL 14

    Veiligheid van de luchtvaart

    1. De partijen handelen overeenkomstig de bepalingen van de in bijlage VI A gespecificeerde Europese Gemeenschapswetgeving inzake veiligheid van de luchtvaart, waarbij zij de onderstaande voorwaarden naleven.

    2. De partijen zien erop toe dat in de ene partij geregistreerde luchtvaartuigen die worden verdacht van het niet naleven van de bij deze overeenkomst vastgestelde internationale veiligheidsnormen bij landing op luchthavens op het grondgebied van de andere partij die openstaan voor internationaal luchtverkeer, door de bevoegde autoriteiten van die andere partij worden onderworpen aan platforminspecties, zowel aan boord als rond het luchtvaartuig, teneinde de geldigheid van de documenten van het luchtvaartuig en van de bemanning en de kennelijke staat van het luchtvaartuig en de apparatuur te controleren.

    3. Een partij kan op elk ogenblik vragen de door de andere partij gehanteerde veiligheidsnormen in te zien.

    4. Deze overeenkomst beperkt op geen enkele wijze de bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten van een partij om alle passende en dringende maatregelen te nemen wanneer zij vaststellen dat een luchtvaartuig, product of werkwijze mogelijkerwijs :

    a) niet voldoet aan de overeenkomstig de overeenkomst of de in bijlage VI.A gespecificeerde wetgeving, of

    b) na een in lid 2 bedoelde inspectie aanleiding geeft tot ernstige vermoedens dat een luchtvaartuig of de exploitatie ervan niet voldoet aan de overeenkomstig de overeenkomst of de in bijlage VI A gespecificeerde wetgeving vastgestelde minimumnormen, of

    c) aanleiding geeft tot ernstige vermoedens dat de overeenkomstig de overeenkomst of de in bijlage VI A gespecificeerde wetgeving vastgestelde minimumnormen niet daadwerkelijk worden toegepast en gehandhaafd.

    5. Wanneer de bevoegde autoriteiten van de ene partij maatregelen nemen overeenkomstig lid 4 stellen zij de bevoegde autoriteiten van de andere partij daar onmiddellijk van in kennis, met opgave van de redenen van die maatregelen.

    6. Wanneer uit hoofde van lid 4 genomen maatregelen niet worden beëindigd, ook al zijn er geen redenen meer om dergelijke maatregelen te nemen, kan elke partij de zaak doorverwijzen naar het gemengd comité.

    ARTIKEL 15

    Beveiliging van de luchtvaart

    1. Aangezien de veiligheid van burgerluchtvaartuigen, hun passagiers en hun bemanning een fundamentele voorwaarde is voor het exploiteren van internationale luchtdiensten, bevestigen beide partijen hun wederzijdse verplichtingen met betrekking tot de beveiliging van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke daden (met name hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Chicago, het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend in Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend in Den Haag op 16 december 1970, het Verdrag ter bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend in Montreal op 23 september 1971 en het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 24 februari 1988, en het Verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan, ondertekend te Montreal op 1 maart 1991, voor zover beide overeenkomstsluitende partijen ook partij zijn bij deze verdragen, en alle andere verdragen en protocollen inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart waartoe beide partijen zijn toegetreden).

    2. Op verzoek verlenen de partijen elkaar alle nodige bijstand om het wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen en andere wederrechtelijke daden tegen de veiligheid van dergelijke luchtvaartuigen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en luchtvaartnavigatiefaciliteiten, en alle andere bedreigingen van de veiligheid van de burgerluchtvaart te voorkomen.

    3. In hun onderlinge betrekkingen handelen de partijen overeenkomstig de normen voor luchtvaartbeveiliging en, voor zover ze die toepassen, de door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie opgestelde aanbevolen werkwijzen, die als bijlage bij het Verdrag van Chicago zijn gevoegd, in de mate dat dergelijke beveiligingsvoorschriften van toepassing zijn op de partijen. Beide partijen eisen dat exploitanten van luchtvaartuigen die in hun register zijn opgenomen, exploitanten die hun hoofdkantoor of permanente verblijfplaats op hun grondgebied hebben gevestigd en exploitanten van luchthavens op hun grondgebied handelen overeenkomstig deze normen voor de beveiliging van de luchtvaart.

    4. Elke partij ziet erop toe dat op haar grondgebied doeltreffende maatregelen worden genomen om luchtvaartuigen te beschermen, passagiers en hun handbagage aan een beveiligingsonderzoek te onderwerpen en passende controles van de bemanning, vracht (inclusief ruimbagage) en boordproviand uit te voeren vóór en tijdens het aan boord gaan of het laden van het luchtvaartuig en dat die maatregelen worden aangepast aan een toename van de dreiging. Elke partij stemt ermee in dat haar luchtvaartmaatschappijen door de andere partij kunnen worden verplicht de in lid 3 vermelde voorschriften inzake beveiliging van de luchtvaart in acht te nemen voor de toegang tot, het vertrek uit of het verblijf op het grondgebied van die andere partij. Elke partij zal ook ingaan op alle redelijke verzoeken van de andere partij om, naar aanleiding van een specifieke dreiging, bijzondere beveiligingsmaatregelen te nemen.

    5. Wanneer een geval van wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen of een andere wederrechtelijke daad tegen de veiligheid van dergelijke luchtvaartuigen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en luchtvaartnavigatiefaciliteiten zich voordoet of dreigt voor te doen, staan de partijen elkaar wederzijds bij door de communicatie te vergemakkelijken en andere passende maatregelen te nemen om snel en veilig een eind te maken aan het incident of de dreiging.

    6. Wanneer een partij aannemelijke redenen heeft om te geloven dat de andere partij afwijkt van de in dit artikel vastgestelde voorschriften inzake luchtvaartbeveiliging, kan de partij onmiddellijk om overleg met de andere partij verzoeken.

    7. Onverminderd artikel 4 (Intrekking van vergunningen) van deze overeenkomst wordt de exploitatievergunning of de technische vergunning van de luchtvaartmaatschappijen van beide partijen ingehouden, ingetrokken, beperkt of afhankelijk gesteld van voorwaarden wanneer niet binnen vijftien (15) dagen na dit verzoek een bevredigende oplossing wordt bereikt.

    8. Wanneer een onmiddellijke en buitengewone dreiging dit vereist, mag een partij voorlopige maatregelen treffen vóór het verstrijken van de vijftien (15) dagen.

    9. De overeenkomstig lid 7 genomen maatregelen worden beëindigd stopgezet zodra de andere partij de bepalingen van dit artikel naleeft.

    ARTIKEL 16

    Luchtverkeersbeheer

    1. De partijen handelen overeenkomstig de bepalingen van de in bijlage VI B gespecificeerde wetgeving, waarbij zij de onderstaande voorwaarden dienen na te leven.

    2. De partijen verbinden zich ertoe de hoogst mogelijke graad van samenwerking tot stand te brengen op het gebied van luchtverkeersbeheer, teneinde het Europees gemeenschappelijk luchtruim uit te breiden tot Marokko, de huidige veiligheidsnormen en de algemene doeltreffendheid van de luchtverkeersnormen in Europa te verbeteren, de capaciteit optimaal te benutten en vertragingen tot een minimum te beperken.

    3. Teneinde de toepassing van de wetgeving inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim op hun respectievelijke grondgebied te vergemakkelijken :

    a) zal Marokko de nodige maatregelen nemen om zijn institutionele structuren voor luchtverkeersbeheer aan te passen aan het gemeenschappelijk Europees luchtruim, met name door gepaste nationale toezichtsorganen op te richten waarvan de werkzaamheden onafhankelijk zijn van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten; en

    b) zal de Europese Gemeenschap Marokko betrekken bij relevante en uit het gemeenschappelijk Europees luchtruim voortvloeiende operationele initiatieven op het gebied van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruim en interoperabiliteit, met name door Marokko in een vroeg stadium te betrekken bij de inspanningen om functionele luchtruimblokken vast te stellen en door passende coördinatie inzake SESAR.

    ARTIKEL 17

    Milieu

    1. De partijen handelen overeenkomstig de in bijlage VI C gespecificeerde Gemeenschapswetgeving inzake luchtvervoer.

    2. Deze overeenkomst beperkt op geen enkele wijze de bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten van een partij alle passende maatregelen te nemen om te voorkomen dat het krachtens deze overeenkomst uitgevoerde internationale luchtvervoer een effect heeft op het milieu of om het eventuele milieueffect te beperken, voor zover dergelijke maatregelen zonder onderscheid naar nationaliteit worden toegepast.

    ARTIKEL 18

    Consumentenbescherming

    De partijen handelen overeenkomstig de in bijlage VI D gespecificeerde Gemeenschapswetgeving inzake luchtvervoer.

    ARTIKEL 19

    Geautomatiseerde boekingssystemen

    De partijen handelen overeenkomstig de in bijlage VI E gespecificeerde Gemeenschapswetgeving inzake luchtvervoer.

    ARTIKEL 20

    Sociale aspecten

    De partijen handelen overeenkomstig de in bijlage VI F gespecificeerde Gemeenschapswetgeving inzake luchtvervoer.

    TITEL III

    INSTITUTIONELE BEPALINGEN

    ARTIKEL 21

    Uitlegging en handhaving

    1. De partijen treffen alle passende algemene of specifieke maatregelen om de naleving van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te garanderen en onthouden zich van maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst in gevaar kunnen brengen.

    2. Elke partij is op haar eigen grondgebied verantwoordelijk voor de handhaving van deze overeenkomst en met name van de in bijlage VI opgesomde verordeningen en richtlijnen inzake luchtvervoer.

    3. Elke partij verstrekt de andere partij alle nodige informatie en bijstand in het geval van onderzoeken naar mogelijke inbreuken die door de andere partij worden verricht in het kader van haar in deze overeenkomst vastgestelde bevoegdheden.

    4. Als de partijen, overeenkomstig de bevoegdheden die hen krachtens deze overeenkomst zijn verleend, actie ondernemen met betrekking tot kwesties die van belang zijn voor de andere partij en de autoriteiten of ondernemingen van de andere partij, worden de bevoegde autoriteiten van de andere partij daarvan volledig in kennis gesteld en krijgen zij de gelegenheid opmerkingen te maken alvorens een definitieve beslissing wordt genomen.

    ARTIKEL 22

    Het gemengd comité

    1. Hierbij wordt een comité van vertegenwoordigers van de partijen (hierna het « gemengd comité » genoemd) ingesteld, dat verantwoordelijk is voor het beheer van deze overeenkomst en toeziet op de correcte uitvoering ervan. Hiertoe doet het aanbevelingen en neemt het besluiten in de gevallen waarin deze overeenkomst voorziet.

    2. Alle beslissingen van het gemengd comité worden samen genomen en zijn bindend voor de partijen. Deze beslissingen worden door de partijen overeenkomstig hun eigen regels ten uitvoer gelegd.

    3. Het gemengd comité komt bijeen voor zover dit nodig is, doch ten minste eenmaal per jaar. Elke partij kan een verzoek indienen om een vergadering te beleggen.

    4. Een partij kan ook om een vergadering van het gemengd comité verzoeken om een probleem met betrekking tot de uitlegging of toepassing van deze overeenkomst op te lossen. Een dergelijke vergadering wordt zo snel mogelijk belegd, uiterlijk twee maanden na de datum waarop het verzoek is ontvangen, tenzij anders is overeengekomen.

    5. Met het oog op de correcte uitvoering van deze overeenkomst wisselen de partijen informatie uit en plegen zij op verzoek van een hunner overleg in het gemengd comité.

    6. Het gemengd comité stelt bij besluit zijn reglement van orde vast.

    7. Als een van de partijen van mening is dat een besluit van het gemengd comité niet goed is toegepast door de andere partij, kan de eerste partij vragen dat de kwestie in het gemengd comité wordt besproken. Als het gemengd comité de kwestie niet binnen twee maanden na de doorverwijzing kan oplossen, kan de vragende partij passende vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 24 nemen.

    8. In de besluiten van het gemengd comité moet melding worden gemaakt van de datum van tenuitvoerlegging door de partijen en van alle andere informatie die de economische exploitanten kan aanbelangen.

    9. Onverminderd lid 2 kunnen de partijen passende en tijdelijke vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 24 nemen als het gemengd comité binnen zes maanden na doorverwijzing van een kwestie nog geen beslissing over die kwestie heeft genomen.

    10. Het gemengd comité onderzoekt vraagstukken met betrekking tot bilaterale investeringen of meerderheidsbelangen of wijzigingen in de daadwerkelijke controle van luchtvaartmaatschappijen van de partijen.

    11. Het gemengd comité brengt ook samenwerking tot stand door :

    a) de uitwisseling op deskundigenniveau van nieuwe wet- of regelgevende initiatieven en ontwikkelingen aan te moedigen, onder meer op het vlak van beveiliging, veiligheid, milieu, luchtvaartinfrastructuur (inclusief slots) en consumentenbescherming;

    b) regelmatig de sociale gevolgen van de toepassing van de overeenkomst te bestuderen, met name wat de werkgelegenheid betreft, en door passende antwoorden op legitieme vragen te formuleren;

    c) na te gaan op welke gebieden de overeenkomst verder kan worden ontwikkeld, inclusief aanbevelingen voor wijzigingen van de overeenkomst.

    ARTIKEL 23

    Geschillenbeslechting en arbitrage

    1. Elke partij kan geschillen met betrekking tot de toepassing of uitlegging van deze overeenkomst die niet overeenkomstig artikel 22 zijn opgelost, voorleggen aan het gemengd comité. Met het oog op de toepassing van dit artikel treedt de bij de associatieovereenkomst opgerichte associatieraad op als gemengd comité.

    2. Het gemengd comité kan het geschil middels een besluit beslechten.

    3. De partijen stellen de maatregelen vast die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van het in lid 2 bedoelde besluit.

    4. Als het geschil niet overeenkomstig lid 2 kan worden beslecht, wordt het, op verzoek van een van de partijen, voorgelegd aan een arbitragecommissie van drie arbiters, overeenkomstig de hierna vastgestelde procedure :

    a) uiterlijk zestig (60) dagen nadat het arbitragehof het door de andere partij via diplomatieke kanalen verzonden verzoek om arbitrage heeft ontvangen, stelt elke partij een arbiter aan; de derde arbiter wordt door de twee voornoemde arbiters aangesteld binnen een aanvullende termijn van zestig (60) dagen. Als een van de partijen niet binnen de overeengekomen termijn een arbiter heeft aangesteld, of als de derde arbiter niet binnen de overeengekomen termijn wordt aangesteld, kan elke partij de voorzitter van de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie verzoeken een arbiter of arbiters aan te stellen;

    b) de derde arbiter die overeenkomstig de voorschriften onder a) wordt aangesteld, moet een onderdaan van een derde land zijn en vervult de functie van voorzitter van het arbitragehof;

    c) het arbitragehof stelt zijn reglement van orde vast; en

    d) behoudens de definitieve beslissing van het arbitragehof, worden de oorspronkelijke arbitrage-uitgaven evenredig gedeeld door de partijen.

    5. De voorlopige of definitieve beslissing van het arbitragehof is bindend voor de partijen.

    6. Als een van de partijen niet binnen dertig (30) dagen na de bekendmaking van de beslissing van het arbitragehof aan deze beslissing voldoet, kan de andere partij de rechten of privileges die overeenkomstig deze overeenkomst zijn toegekend aan de in gebreke blijvende partij beperken, opschorten of intrekken tot de partij aan de beslissing voldoet.

    ARTIKEL 24

    Vrijwaringsmaatregelen

    1. De partijen treffen alle algemene of specifieke maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen. Zij zullen erop toezien dat de in de overeenkomst aangegeven doelstellingen worden verwezenlijkt.

    2. Indien een van beide partijen van mening is dat de andere partij een verplichting krachtens de overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. De werkingssfeer en de duur van de vrijwaringsmaatregelen wordt beperkt tot wat strikt noodzakelijk is om het probleem te verhelpen of om het evenwicht in het kader van deze overeenkomst te bewaren. Voorrang wordt gegeven aan maatregelen die de werking van deze overeenkomst zo weinig mogelijk verstoren.

    3. Als een partij overweegt vrijwaringsmaatregelen te nemen, stelt zij de andere partijen daar onmiddellijk van in kennis via het gemengd comité en verstrekt zij alle relevante informatie.

    4. De partijen plegen onmiddellijk overleg in het gemengd comité om een voor elke partij aanvaardbare oplossing te vinden.

    5. Behoudens artikel 3, onder d), artikel 4, onder d), en de artikelen 14 en 15, mag de betrokken overeenkomstsluitende partij geen vrijwaringsmaatregelen nemen binnen een maand na de datum van kennisgeving overeenkomstig lid 3, tenzij de overlegprocedure overeenkomstig lid 4 vóór het verstrijken van de gestelde termijn is beëindigd.

    6. De betrokken partij stelt het gemengd comité onverwijld in kennis van de getroffen maatregelen en verstrekt alle relevante inlichtingen.

    7. De overeenkomstig dit artikel genomen maatregelen worden opgeschort zodra de in gebreke blijvende partij voldoet aan de bepalingen van deze overeenkomst.

    ARTIKEL 25

    Geografische uitbreiding van de overeenkomst

    Ondanks het bilaterale karakter van deze overeenkomst wijzen de partijen erop dat ze binnen de werkingssfeer valt van het in de verklaring van Barcelona van 28 november 1995 geplande Euromediterrane partnerschap. De partijen verbinden zich ertoe een permanente dialoog te voeren om de samenhang van deze overeenkomst met het proces van Barcelona te garanderen, met name wat betreft de mogelijkheid om overeenstemming te bereiken over wijzigingen die nodig zijn om rekening te houden met soortgelijke luchtvervoersovereenkomsten.

    ARTIKEL 26

    Verhouding ten opzichte van andere overeenkomsten

    1. De bepalingen van deze overeenkomst vervangen de relevante bepalingen van de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen Marokko en de lidstaten. Het is echter toegestaan bestaande verkeersrechten die voortvloeien uit deze bilaterale overeenkomsten en die niet onder de onderhavige overeenkomst vallen, te blijven uitoefenen voor zover dit niet leidt tot discriminatie tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en hun ingezetenen.

    2. Als de partijen toetreden tot een multilaterale overeenkomst of een besluit bekrachtigen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie of een andere internationale organisatie waarin kwesties aan bod komen die onder deze overeenkomst vallen, plegen zij in het gemengd comité overleg om te bepalen of deze overeenkomst moet worden herzien teneinde rekening te houden met deze ontwikkelingen.

    3. Deze overeenkomst laat de beslissingen van beide partijen om eventuele toekomstige aanbevelingen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie toe te passen, onverlet. De partijen mogen zich niet op deze overeenkomst of een deel ervan beroepen om zich in de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie te verzetten tegen alternatieve beleidsmaatregelen met betrekking tot kwesties die onder deze overeenkomst vallen.

    ARTIKEL 27

    Wijzigingen

    1. Als een van de partijen de bepalingen van deze overeenkomst wenst te herzien, moet ze het gemengd comité daarvan in kennis stellen. Overeengekomen wijzigingen van deze overeenkomst worden van kracht na voltooiing van de respectieve interne procedures.

    2. Het gemengd comité kan, op voorstel van een partij en overeenkomstig dit artikel, beslissen de bijlagen bij deze overeenkomst te wijzigen.

    3. Deze overeenkomst laat het recht van de partijen onverlet om unilateraal nieuwe wetgeving op het vlak van luchtvervoer of een verwant, in bijlage VI vermeld gebied aan te nemen of bestaande wetgeving te wijzigen, mits zij het niet-discriminatiebeginsel en de bepalingen van deze overeenkomst in acht nemen.

    4. Als een van de partijen nieuwe wetgeving opstelt, stelt zij de andere partij daarvan zo snel mogelijk in kennis en pleegt zij overleg met de andere partij. Op verzoek van een van de partijen kan er in het gemengd comité een inleidende gedachtewisseling plaatsvinden.

    5. Als een partij nieuwe wetgeving op het vlak van luchtvervoer of een verwant, in bijlage VI vermeld gebied heeft aangenomen of bestaande wetgeving heeft gewijzigd, stelt zij de andere partij daar uiterlijk dertig dagen na de goedkeuring of wijziging van in kennis. Op verzoek van een partij organiseert het gemengd comité binnen zestig dagen na deze kennisgeving een gedachtewisseling over de gevolgen van de nieuwe wetgeving of de wijziging voor de goede werking van deze overeenkomst.

    6. Het gemengd comité :

    a) neemt een besluit tot herziening van bijlage VI van deze overeenkomst, teneinde daarin, zo nodig op basis van wederkerigheid, de nieuwe wetgeving of wijziging in kwestie op te nemen;

    b) neemt een besluit waarbij wordt vastgesteld dat de nieuwe wetgeving of wijziging in kwestie worden beschouwd als zijnde in overeenstemming met deze overeenkomst; of

    c) beslist over andere maatregelen, die binnen een redelijke termijn moeten worden vastgesteld, om de goede werking van deze overeenkomst te waarborgen.

    ARTIKEL 28

    Beëindiging

    1. De overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

    2. Elke partij kan, op om het even welk ogenblik, de andere partij schriftelijk via de diplomatieke kanalen in kennis stellen van haar beslissing deze overeenkomst te beëindigen. Deze kennisgeving moet tegelijk ook naar de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie worden verzonden. Deze overeenkomst eindigt twaalf maanden na de datum waarop de andere partij de kennisgeving heeft ontvangen, tenzij de kennisgeving van de beëindiging vóór het verstrijken van deze termijn wordt ingetrokken.

    3. De overeenkomst vervalt of wordt opgeschort als de Associatieovereenkomst vervalt of wordt opgeschort.

    ARTIKEL 29

    Registratie bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en het Secretariaat van de Verenigde Naties

    Deze overeenkomst en de wijzigingen daarop worden geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en het Secretariaat van de Verenigde Naties.

    ARTIKEL 30

    Inwerkingtreding

    1. Deze overeenkomst wordt vanaf de datum van ondertekening voorlopig toegepast overeenkomstig de interne wetgeving van de partijen.

    2. Deze overeenkomst treedt in werking een maand na de laatste nota in het kader van een uitwisseling van diplomatieke nota's tussen de partijen waarin wordt bevestigd dat alle noodzakelijke procedures voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst zijn afgerond. Ten behoeve van deze uitwisseling bezorgt het Koninkrijk Marokko zijn diplomatieke nota aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en haar lidstaten, en bezorgt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie de diplomatieke nota of nota's van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten aan het Koninkrijk Marokko. De diplomatieke nota of nota's van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten bevatten mededelingen van elke lidstaat waarin wordt bevestigd dat alle noodzakelijke procedures voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst in die lidstaat zijn afgerond.

    TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

    Gedaan te Brussel, de twaalfde december tweeduizend zes, in tweevoud, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.


    BIJLAGEN

    BIJLAGE I

    OVEREENGEKOMEN DIENSTEN EN GESPECIFICEERDE ROUTES

    1. De overgangsbepalingen van bijlage IV bij deze overeenkomst zijn van toepassing op deze bijlage.

    2. Elke partij verleent de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij het recht luchtdiensten te exploiteren op de hierna gespecificeerde routes :

    a) in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Gemeenschap :

    Punten in de Europese Gemeenschap — een of meer punten in Marokko — verder gelegen punten,

    b) in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit Marokko :

    Punten in Marokko — een of meer punten in de Europese Gemeenschap.

    3. Luchtvaartmaatschappijen uit Marokko hebben het recht de in artikel 2 van deze overeenkomst vermelde verkeersrechten uit te oefenen met betrekking tot vluchten tussen verschillende punten op het grondgebied van de Gemeenschap, mits het vertrek- of eindpunt van deze vluchten op het grondgebied van Marokko ligt.

    Luchtvaartmaatschappijen uit de Gemeenschap hebben het recht de in artikel 2 van deze overeenkomst vermelde verkeersrechten uit te oefenen met betrekking tot vluchten vanuit Marokko, mits het vertrek- of eindpunt van deze vluchten op het grondgebied van de Gemeenschap ligt en voor zover, wat passagiersvluchten betreft, deze punten zich in landen bevinden die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen.

    Luchtvaartmaatschappijen van de Europese Gemeenschap hebben het recht om tijdens vluchten naar/vanuit Marokko meer dan een punt te bedienen (« co-terminalisation ») en tussenlandingen uit te voeren tussen deze punten.

    De volgende landen vallen onder het Europees nabuurschapsbeleid : Algerije, Armenië, de Palestijnse Autoriteit, Azerbeidzjan, Belarus, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Moldavië, Marokko, Syrië, Tunesië en Oekraïne. De punten in de landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, mogen ook als tussenliggende punten worden gebruikt.

    4. De gespecificeerde routes mogen in de twee richtingen worden geëxploiteerd. Een exploitant mag tussenliggende of verder gelegen punten op de gespecificeerde routes overslaan voor sommige of alle vluchten, mits de vluchten vertrekken of eindigen op het grondgebied van Marokko voor Marokkaanse luchtvaartmaatschappijen of op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Gemeenschap voor luchtvaartmaatschappijen van de Europese Gemeenschap.

    5. Elke partij verleent elke luchtvaartmaatschappij het recht de frequentie en capaciteit van het door haar aangeboden internationale luchtvervoer te baseren op commerciële marktgerelateerde overwegingen. Overeenkomstig dit recht mag geen van beide partijen unilateraal beperkingen opleggen met betrekking tot het verkeersvolume, de frequentie of de regelmaat van de vluchten of de door luchtvaartmaatschappijen van de andere partij gebruikte typen luchtvaartuigen, behalve om technische, operationele, douane-, milieu- of gezondheidsredenen.

    6. De luchtvaartmaatschappijen mogen het type luchtvaartuig dat ze gebruiken voor de exploitatie van internationaal vervoer onbeperkt wijzigen op alle punten van de gespecificeerde routes.

    7. Alleen in uitzonderlijke gevallen of om te voldoen aan tijdelijke behoeften is het toegestaan dat een Marokkaanse luchtvaartmaatschappij een luchtvaartuig met bemanning least (« wet-leasing ») van een luchtvaartmaatschappij van een derde land, of dat een luchtvaartmaatschappij van de Europese Gemeenschap een luchtvaartuig met bemanning least van een luchtvaartmaatschappij van een derde land dat niet in bijlage V is vermeld. Dergelijke « wet-leasing » moet vooraf worden goedgekeurd door de autoriteit die de licentie heeft afgegeven aan de leasende luchtvaartmaatschappij en door de bevoegde autoriteit van de andere partij.


    BIJLAGE II

    BILATERALE OVEREENKOMSTEN TUSSEN MAROKKO EN LIDSTATEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP

    Zoals bepaald in artikel 26 van deze overeenkomst worden de relevante bepalingen van de volgende bilaterale overeenkomsten voor luchtvervoer tussen Marokko en lidstaten vervangen door deze overeenkomst :

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van Zijne Majesteit de Koning van Marokko, gedaan te Rabat op 20 januari 1958;

    aangevuld door de uitwisseling van nota's van 20 januari 1958;

    laatstelijk gewijzigd bij de gemeenschappelijke intentieverklaring, gedaan te Rabat op 11 juni 2002;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Socialistische Republiek Tsjecho-Slowakije en Marokko, gedaan te Rabat op 8 mei 1961, later overgenomen door de Tsjechische Republiek;

    — Overeenkomst inzake luchtdiensten tussen de regering van het Koninkrijk Denemarken en de regering van het Koninkrijk Marokko, gedaan te Rabat op 14 november 1977;

    aangevuld door de uitwisseling van nota's van 14 november 1977;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk Marokko, gedaan te Bonn op 12 oktober 1961;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van de Helleense Republiek en de regering van het Koninkrijk Marokko, gedaan te Rabat op 10 mei 1999;

    te lezen in samenhang met de gemeenschappelijke intentieverklaring, gedaan te Athene op 6 oktober 1998;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van Spanje en de regering van het Koninkrijk Marokko, gedaan te Madrid op 7 juli 1970;

    laatstelijk aangevuld door de briefwisseling van 12 augustus 2003 en 25 augustus 2003;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van de Franse Republiek en de regering van Zijne Majesteit de Koning van Marokko, gedaan te Rabat op 25 oktober 1957;

    gewijzigd bij de briefwisseling van 22 maart 1961;

    gewijzigd bij de overeengekomen notulen van 2 en 5 december 1968;

    gewijzigd bij het Memorandum van overleg van 17-18 mei 1976;

    gewijzigd bij het Memorandum van overleg van 15 maart 1977;

    laatstelijk gewijzigd bij het Memorandum van overleg van 22-23 maart 1984 en de briefwisseling van 14 maart 1984;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van de Republiek Italië en de regering van Zijne Majesteit de Koning van Marokko, gedaan te Rome op 8 juli 1967;

    gewijzigd bij de gemeenschappelijke intentieverklaring, gedaan te Rome op 13 juli 2000;

    laatstelijk gewijzigd bij de uitwisseling van nota's van 17 oktober 2001 en 3 januari 2002;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van de Republiek Letland en de regering van het Koninkrijk Marokko, gedaan te Warschau op 19 mei 1999;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van het Groothertogdom Luxemburg en de regering van Zijne Majesteit de Koning van Marokko, gedaan te Bonn op 5 juli 1961;

    — Overeenkomst voor luchtvervoer tussen de Volksrepubliek Hongarije en het Koninkrijk Marokko, gedaan te Rabat op 21 maart 1967;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van de Republiek Malta en de regering van Zijne Majesteit de Koning van Marokko, gedaan te Rabat op 26 mei 1983;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en de regering van Zijne Majesteit de Koning van Marokko, gedaan te Rabat op 20 mei 1959;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van de Bondsrepubliek Oostenrijk en de regering van het Koninkrijk Marokko, gedaan te Rabat op 27 februari 2002;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van de Volksrepubliek Polen en de regering van het Koninkrijk Marokko, gedaan te Rabat op 29 november 1969;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen Portugal en de regering van het Koninkrijk Marokko, gedaan te Rabat op 3 april 1958;

    aangevuld door de notulen, gedaan te Lissabon op 19 december 1975;

    laatstelijk aangevuld door de notulen, gedaan te Lissabon op 17 november 2003;

    — Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de regering van het Koninkrijk Zweden en de regering van het Koninkrijk Marokko, gedaan te Rabat op 14 november 1977;

    aangevuld door de uitwisseling van nota's van 14 november 1977;

    — Overeenkomst inzake luchtdiensten tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de regering van het Koninkrijk Marokko, gedaan te Londen op 22 oktober 1965;

    gewijzigd bij de uitwisseling van nota's van 10 en 14 oktober 1968;

    gewijzigd bij de notulen, gedaan te Londen op 14 maart 1997;

    laatstelijk gewijzigd bij de notulen, gedaan te Rabat op 17 oktober 1997;

    — Geparafeerde of ondertekende overeenkomsten inzake luchtdiensten en andere regelingen tussen het Koninkrijk Marokko en lidstaten van de Europese Gemeenschap die, op de datum van ondertekening van onderhavige overeenkomst, nog niet van kracht zijn en niet voorlopig worden toegepast;

    — Overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van het Koninkrijk Marokko, bijgevoegd als bijlage I bij de gemeenschappelijke intentieverklaring die op 20 juni 2001 te Den Haag is opgesteld.


    BIJLAGE III

    PROCEDURES VOOR EXPLOITATIEVERGUNNINGEN EN TECHNISCHE VERGUNNINGEN : BEVOEGDE AUTORITEITEN

    1. De Europese Gemeenschap

    Duitsland :

    Federale Dienst Burgerluchtvaart (LBA)

    Ministerie van Verkeer, Bouwbeleid en Stedelijke Ontwikkeling

    Oostenrijk :

    Burgerluchtvaartautoriteit

    Ministerie van verkeer, Innovatie en Technologie

    België :

    Directoraat-generaal Luchtvervoer

    Federale overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer

    Cyprus :

    Departement burgerluchtvaart

    Ministerie van Communicatie en Openbare Werken

    Denemarken :

    Burgerluchtvaartadministratie

    Spanje :

    Directoraat-generaal burgerluchtvaart

    Ministerie van Infrastructuur en Vervoer

    Estland :

    Burgerluchtvaartadministratie

    Finland :

    Burgerluchtvaartautoriteit

    Frankrijk :

    Directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart (DGAC)

    Griekenland :

    Griekse burgerluchtvaartautoriteit

    Ministerie van Verkeer

    Hongarije :

    Directoraat-generaal voor burgerluchtvaart

    Ministerie van Economische Zaken en Verkeer

    Ierland :

    Directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart

    Departement verkeer

    Italië :

    Nationaal agentschap voor de burgerluchtvaart (ENAC)

    Letland :

    Burgerluchtvaartadministratie

    Ministerie van Verkeer

    Litouwen :

    Burgerluchtvaartadministratie

    Luxemburg :

    Directoraat voor de burgerluchtvaart

    Malta :

    Departement burgerluchtvaart

    Nederland :

    Ministerie van Verkeer en Waterstaat : het directoraat-generaal Transport en Luchtvaart

    Inspectie Verkeer en Waterstaat

    Polen :

    Burgerluchtvaartadministratie

    Portugal :

    Nationaal instituut van de burgerluchtvaart (INAC)

    Ministerie van Infrastructuur, Planning en Landsbestuur

    Tsjechië :

    Departement burgerluchtvaart

    Ministerie van Verkeer

    Burgerluchtvaartautoriteit

    Verenigd Koninkrijk :

    Directoraat luchtvaart

    Departement verkeer (Dft)

    De Slowaakse Republiek :

    Departement burgerluchtvaart

    Ministerie van Vervoer, Post en Telecommunicatie

    Slovenië :

    Directoraat burgerluchtvaart

    Ministerie van Vervoer

    Zweden :

    Burgerluchtvaartautoriteit

    2. Koninkrijk Marokko

    Burgerluchtvaartadministratie

    Ministerie van Infrastructuur en Verkeer


    BIJLAGE IV

    OVERGANGSBEPALINGEN

    1. De tenuitvoerlegging en toepassing door Marokko van alle in bijlage 6 vermelde bepalingen van de Gemeenschapswetgeving in verband met luchtvervoer wordt geëvalueerd onder de verantwoordelijkheid van de Europese Gemeenschap en dient te worden gevalideerd door het gemengd comité. Het besluit van het gemengd comité moet uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden aangenomen.

    2. Zolang het besluit niet is goedgekeurd, hebben luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Gemeenschap uit hoofde van de in bijlage I overeengekomen diensten en gespecificeerde routes niet het recht om verkeer in te schepen in Marokko en te ontschepen op verder gelegen punten en vice versa, en hebben Marokkaanse luchtvaartmaatschappijen niet het recht om verkeer in te schepen op een punt in de Europese Gemeenschap en te ontschepen op een ander punt in de Europese Gemeenschap en vice versa. Alle verkeersrechten van de vijfde vrijheid die uit hoofde van de in bijlage II vermelde bilaterale overeenkomsten tussen Marokko en de lidstaten van de Europese Gemeenschappen zijn verleend, mogen verder worden uitgeoefend zolang geen onderscheid wordt gemaakt op basis van nationaliteit.


    BIJLAGE V

    LIJST VAN ANDERE LANDEN WAARNAAR WORDT VERWEZEN IN DE ARTIKELEN 3 EN 4 VAN DEZE OVEREENKOMST

    1. De Republiek IJsland (in het kader van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte)

    2. Het Vorstendom Liechtenstein (in het kader van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte)

    3. Het Koninkrijk Noorwegen (in het kader van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte)

    4. De Zwitserse Bondsstaat (in het kader van de overeenkomst voor luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat)


    BIJLAGE VI

    OP DE BURGERLUCHTVAART TOEPASSELIJKE REGELS

    De « toepasselijke bepalingen » van de volgende wetsbesluiten zijn van toepassing overeenkomstig de overeenkomst, tenzij anders gespecificeerd in deze bijlage of in bijlage IV inzake overgangsbepalingen. Zo nodig worden specifieke aanpassingen voor elk afzonderlijk besluit hieronder vermeld :

    A. VEILIGHEID VAN DE LUCHTVAART

    Opmerking : De precieze voorwaarden waaronder Marokko als waarnemer mag deelnemen aan EASA zullen in een latere fase moeten worden besproken.

    Nr. 3922/91

    Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart

    zoals gewijzigd bij :

    — Verordening (EG) nr. 2176/96 van de Commissie van 13 november 1996 tot aanpassing van verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang

    — Verordening (EG) nr. 1069/1999 van de Commissie van 25 mei 1999 tot aanpassing van verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang

    — Verordening (EG) nr. 2871/2000 van de Commissie van 28 december 2000 houdende aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad

    — Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 10, 12 en 13, behalve artikel 4, lid 1, en artikel 8, lid 2, tweede zin, bijlagen I, II en III.

    Voor de toepassing van artikel 12 wordt « lidstaten » gelezen als « EG-lidstaten ».

    Nr. 94/56/EG

    Richtlijn 94/56 van de Raad van 21 november 1994 houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 12

    Nr. 1592/2002

    Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

    zoals gewijzigd bij :

    — Verordening (EG) nr. 1643/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1592/2002

    — Verordening (EG) nr. 1701/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot aanpassing van artikel 6 van verordening (EG) nr. 1592/2002

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 57, bijlagen I en II

    Nr. 2003/42

    Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2003 inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 11, bijlagen I en II

    Nr. 1702/2003

    Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 4, bijlage

    Nr. 2042/2003

    Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 6, bijlagen I tot en met IV

    Nr. 104/2004

    Verordening (EG) nr. 104/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van regels voor de organisatie en de samenstelling van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 7 en bijlage

    B. LUCHTVERKEERSBEHEER

    Nr. 93/65

    Richtlijn 93/65/EEG van de Raad van 19 juli 1993 betreffende de vaststelling en het gebruik van compatibele technische normen en specificaties voor de aanschaf van apparatuur en van systemen voor luchtverkeersafhandeling als gewijzigd bij :

    — Richtlijn 97/15/EG van de Commissie van 25 maart 1997 tot bekrachtiging van Eurocontrol-normen en tot wijziging van richtlijn 93/65/EEG van de Raad betreffende de vaststelling en het gebruik van compatibele technische normen en specificaties voor de aanschaf van apparatuur en van systemen voor luchtverkeersafhandeling, als gewijzigd bij verordening (EG) Nr. 2082/2000 van de Commissie van 6 september 2000 tot bekrachtiging van Eurocontrol-normen en tot wijziging van richtlijn 97/15/EG tot bekrachtiging van Eurocontrol-normen en tot wijziging van richtlijn 93/65/EEG van de Raad, als gewijzigd bij verordening (EG) nr. 980/2002 van de Commissie van 4 juni 2002 houdende wijziging van verordening (EG) nr. 2082/2000 tot bekrachtiging van Eurocontrol-normen

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 9, bijlagen I en II

    De verwijzing naar richtlijn 93/65/EEG van de Raad is geschrapt sinds 20 oktober 2005.

    Nr. 2082/2000

    Verordening (EG) Nr. 2082/2000 van de Commissie van 6 september 2000 tot bekrachtiging van Eurocontrol-normen en tot wijziging van richtlijn 97/15/EG tot bekrachtiging van Eurocontrol-normen en tot wijziging van richtlijn 93/65/EEG van de Raad als gewijzigd bij :

    — Verordening (EG) nr. 980/2002 van de Commissie van 4 juni 2002 houdende wijziging van verordening (EG) nr. 2082/2000 tot bekrachtiging van Eurocontrol-normen

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 3, bijlagen I tot en met III

    Nr. 549/2004

    Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim (« de kaderverordening »)

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 4, artikel 6 en artikelen 9 tot en met 14

    Nr. 550/2004

    Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim (« de luchtvaartnavigatiedienstenverordening »)

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 19

    Nr. 551/2004

    Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (« de luchtruimverordening »)

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 11

    Nr. 552/2004

    Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging (« de interoperabiliteitsverordening »)

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 12

    C. MILIEUBESCHERMING

    Nr. 89/629

    Richtlijn 89/629/EEG van de Raad van 4 december 1989 betreffende de beperking van de geluidsemissie van civiele subsonische straalvliegtuigen

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 8

    Nr. 92/14

    Richtlijn 92/14/EEG van de Raad van 2 maart 1992 betreffende de beperking van de exploitatie van de luchtvaartuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel I, deel 2, hoofdstuk 2, tweede uitgave (1988)

    zoals gewijzigd bij :

    — Richtlijn 98/20/EG van de Raad van 30 maart 1998 tot wijziging van richtlijn 92/14/EEG

    — Richtlijn 1999/28/EG van de Commissie van 21 april 1999 tot wijziging van de bijlage bij richtlijn 92/14/EEG van de Raad

    — Verordening (EG) nr. 991/2001 van de Commissie van 21 mei 2001 houdende wijziging van de bijlage bij Richtlijn 92/14/EEG van de Raad

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 11 en bijlage

    Nr. 2002/30

    Richtlijn 2002/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 maart 2002 betreffende de vaststelling van regels van procedures met betrekking tot de invoering van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Gemeenschap

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 15, bijlagen I en II

    Nr. 2002/49

    Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 16, bijlagen I tot en met IV

    D. CONSUMENTENBESCHERMING

    Nr. 90/314

    Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 10

    Nr. 92/59

    Richtlijn 92/59/EEG van de Raad van 29 juni 1992 inzake algemene productveiligheid

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 19

    Nr. 93/13

    Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 10 en bijlage

    Nr. 95/46

    Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 34

    Nr. 2027/97

    Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen bij ongevallen

    zoals gewijzigd bij :

    — Verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002 houdende wijziging van verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 8

    Nr. 261/2004

    Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 17

    E. GEAUTOMATISEERDE BOEKINGSSYSTEMEN

    Nr. 2299/1989

    Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad van 24 juli 1989 betreffende gedragsregels voor geautomatiseerde boekingssystemen

    zoals gewijzigd bij :

    — Verordening (EEG) nr. 3089/93 van de Raad van 29 oktober 1993 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 2299/89

    — Verordening (EG) nr. 323/1999 van de Raad van 8 februari 1999 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 2299/89

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 22 en bijlage

    F. SOCIALE ASPECTEN

    Nr. 1989/391

    Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 16 en artikelen 18 en 19

    Nr. 2003/88

    Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 19, 21 tot en met 24 en 26 tot en met 29

    Nr. 2000/79

    Richtlijn 2000/79/EG van de Raad van 27 november 2000 inzake de Europese overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart, gesloten door de Association of European Airlines (AEA), de European Transport Workers Association (ETF), de European Cockpit Association (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (AICA)

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 5

    G. OVERIGE WETGEVING

    Nr. 91/670

    Richtlijn 91/670/EEG van de Raad van 16 december 1991 inzake de onderlinge erkenning van bewijzen van bevoegdheid voor burgerluchtvaartpersoneel

    Toepasselijke bepalingen : de artikelen 1 tot en met 8 en bijlage


    VOORONTWERP VAN WET VOOR ADVIES VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


    Voorontwerp van wet houdende instemming met de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, gedaan te Brussel op 12 december 2006.

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    De Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, gedaan te Brussel op 12 december 2006, zal volkomen gevolg hebben.


    ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE Nr. 52.638/VR VAN 22 JANUARI 2013


    Op 21 december 2012 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen verlengd tot vijfenveertig dagen (1) een advies te verstrekken over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, gedaan te Brussel op 12 december 2006 ».

    Het voorontwerp is door de verenigde kamers onderzocht op 22 januari 2013. De verenigde kamers waren samengesteld uit Pierre Liénardy et Jo Baert, kamervoorzitters, Jan Smets, Jacques Jaumotte, Bruno Seutin en Bernard Blero, staatsraden, Christian Behrendt en Johan Put, assessoren, Colette Gigot en Greet Verberckmoes, griffiers.

    De verslagen werden uitgebracht door Yves Chaufoureaux en Anja Somers, auditeurs.

    De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Liénardy.

    Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 22 januari 2013.

    Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het vervangen is bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het voorontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

    Wat deze drie punten betreft, geeft het voorontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

    Strekking van het voorontwerp

    Het voorontwerp van wet strekt ertoe in te stemmen met de Euro-mediterrane « luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, gedaan te Brussel, op 12 december 2006 » (hierna de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst).

    Volgens de aanhef van de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst heeft die overeenkomst onder meer de volgende doelen :

    « [...] dat luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid krijgen om passagiers en expediteurs concurrerende prijzen en diensten aan te bieden in open markten;

    [...] dat alle sectoren van de luchtvervoersindustrie, inclusief het personeel van luchtvaartmaatschappijen, profijt kunnen trekken van een geliberaliseerde overeenkomst;

    [...] het hoogst mogelijke niveau van veiligheid en beveiliging van het internationale luchtvervoer te garanderen en nogmaals bevestigend dat zij zich grote zorgen maken over daden of bedreigingen gericht tegen de beveiliging van luchtvaartuigen die de veiligheid van personen of goederen in gevaar brengen, de exploitatie van het luchtvervoer nadelig beïnvloeden en het vertrouwen van het publiek in de veiligheid van de burgerluchtvaart ondermijnen; ».

    In de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst wordt voorts gesteld « dat een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Marokko, anderzijds, een referentie kan vormen in de Euro-mediterrane luchtvaartbetrekkingen en de voordelen van liberalisering in deze cruciale sector van de economie kan promoten ».

    De Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst bevat daartoe economische bepalingen (titel I), betreffende inzonderheid het verlenen van verkeersrechten en andere exploitatievergunningen (artikelen 2 tot 4), de toekenning van subsidies aan luchtvaartmaatschappijen (artikel 8), de regeling van handelsactiviteiten (artikel 9), bepalingen op het stuk van douanerechten, douaneheffingen en gebruikersheffingen (artikelen 10 en 11).

    De Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst bevat voorts bepalingen ter bevordering van de samenwerking op het gebied van regelgeving (titel II), inzake veiligheid van de luchtvaart (artikel 14), beveiliging van de luchtvaart (artikel 15), luchtverkeersbeheer (artikel 16), bescherming van het milieu (artikel 17) en consumentenbescherming (artikel 18) (2) .

    De Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst bevat ten slotte institutionele bepalingen (titel III) met betrekking tot de uitlegging en de handhaving ervan (artikel 21), het instellen van een gemengd comité (artikel 22), de regeling inzake geschillenbeslechting en arbitrage (artikel 23), de geografische uitbreiding ervan (artikel 25), de verhouding ervan ten opzichte van andere bilaterale en multilaterale overeenkomsten (artikel 26), wijzigingen ervan (artikel 27) en de inwerkingtreding ervan (artikel 30).

    De Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst bevat daarnaast ook zes bijlagen : (3)

    I — Overeengekomen diensten en gespecificeerde routes,

    II — Bilaterale overeenkomsten tussen Marokko en de lidstaten van de Europese Gemeenschap,

    III — Procedures voor exploitatievergunningen en technische vergunningen : bevoegde autoriteiten,

    IV — Overgangsbepalingen,

    V — Lijst van landen waarnaar wordt verwezen in de artikelen 3 en 4 van deze overeenkomst,

    VI — Op de burgerluchtvaart toepasselijke regels.

    Bevoegdheid van de steller van het voorontwerp

    De aangelegenheden die behandeld worden in de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst waaraan het voorontwerp van wet instemming beoogt te verlenen, vallen onder de bevoegdheden van de federale Staat inzake de algemene politie over en de reglementering van het verkeer en het vervoer, inzake de technische voorschriften betreffende verkeers- en vervoermiddelen, en inzake de organisatie en uitwerking van de luchtverkeersveiligheid op de regionale luchthavens en de openbare vliegvelden (artikel 6, § 4, 3º en 4º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 « tot hervorming der instellingen »). Artikel 18 van dezelfde overeenkomst, waarin verwezen wordt naar bijlage VI D, heeft betrekking op de consumentenbescherming; deze aangelegenheid behoort krachtens artikel 6, § 1, VI, vierde lid, 2º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot de bevoegdheid van de federale overheid.

    Andere aangelegenheden behoren echter tot de bevoegdheden van de gewesten, vooral de aangelegenheden inzake de uitrusting en de exploitatie van de luchthavens en de openbare vliegvelden, met uitzondering van de luchthaven Brussel-Nationaal (artikel 6, § 1, X, 7º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980). Artikel 8 van de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst heeft betrekking op de toekenning van subsidies aan luchtvaartmaatschappijen; deze aangelegenheid behoort krachtens artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 1º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot de bevoegdheid van de gewesten. Artikel 17, lid 1, van dezelfde overeenkomst, waarin verwezen wordt naar de bepalingen van de Gemeenschapswetgeving inzake luchtvervoer, vermeld in bijlage VI, C, heeft daarenboven betrekking op de milieubescherming, en meer in het bijzonder op de beperking van lawaaihinder; deze aangelegenheid valt krachtens artikel 6, § 1, II, 1º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 onder de bevoegdheid van de gewesten.

    Doordat de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst de onderdanen van het koninkrijk Marokko soortgelijke economische rechten en vrijheden wil toekennen als die welke gelden voor de onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie en van de Europese Economische Ruimte, is de toepassing ervan, inzonderheid van de artikelen 2 en 9 ervan, in de eerste plaats een zaak voor de overheden die bevoegd zijn voor de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal en van de regionale luchthavens.

    De overeenkomst moet dan ook worden aangemerkt als een gemengd verdrag in de zin van artikel 167, § 4, van de Grondwet en moet ter instemming worden voorgelegd aan de gewestparlementen (4) .

    Voorafgaande vormvereisten

    Tijdens zijn vergadering van 26 september 2012 heeft de Werkgroep « Gemengde Verdragen » geoordeeld dat deze Euro-mediterrane overeenkomst een gemengd verdrag is, dat zowel onder de bevoegdheid van de federale overheid als onder die van de gewesten valt (5) .

    De adviesaanvrager dient na te gaan of de procedure tot goedkeuring van dit standpunt van de Werkgroep « Gemengde Verdragen » door de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid volledig gevolgd is.

    Algemene opmerkingen

    1.1. Artikel 27, lid 2, van de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst luidt als volgt :

    « 2. Het gemengd comité kan, op voorstel van een partij en overeenkomstig dit artikel, beslissen de bijlagen bij deze overeenkomst te wijzigen. »

    Die bepaling voorziet in de toepassing van een procedure van wijziging van de bijlagen bij de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst die ertoe kan leiden dat België gebonden wordt door die wijzigingen, zonder dat de wetgevende vergaderingen daarmee hun instemming hebben betuigd.

    1.2. Al dient krachtens artikel 167, § 2, van de Grondwet ook met wijzigingen van een verdrag te worden ingestemd door de Kamers, bestaat er geen bezwaar tegen dat deze instemming onder bepaalde voorwaarden vooraf zou worden gegeven (6) .

    In haar advies 37 954-37 970-37 977-37.978/AV (7) heeft de algemene vergadering van de afdeling Wetgeving van de Raad van State met betrekking tot de problematiek van de voorafgaande instemming met verdragen en amendementen daarvan, het volgende opgemerkt :

    « Zowel het Hof van Cassatie (8) als de afdeling Wetgeving van de Raad van State (9) aanvaarden dat onder bepaalde voorwaarden de wetgevende vergaderingen vooraf kunnen instemmen met een verdrag of met een wijziging van een verdrag. Opdat zulke voorafgaande instemming verenigbaar zou zijn met artikel 167, §§ 2 tot 4, van de Grondwet en met artikel 16 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, moet aan twee voorwaarden worden voldaan : met name is vereist dat de Wetgevende Kamers en desgevallend de Gemeenschaps- en Gewestparlementen de grenzen van de toekomstige wijzigingen kennen (10) en dat ze uitdrukkelijk aangeven dat ze met die wijzigingen instemmen. » (11)

    1.3. Gezien het duidelijk afgebakende onderwerp van de bijlagen bij de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst, lijkt een bepaling waarmee van tevoren wordt ingestemd met de wijzigingen die in die internationale overeenkomst worden aangebracht, aanvaardbaar in het licht van de voornoemde beginselen. Het dispositief van het voorontwerp zou in die zin aangevuld moeten worden.

    1.4 Om de Kamers de mogelijkheid te bieden aan de regering te bekwamer tijd kenbaar te maken dat ze een bepaalde wijziging van één van de bijlagen van de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst niet goedkeuren, moet het voorontwerp nog worden aangevuld met een bepaling die de regering verplicht om binnen een vastgestelde termijn aan de Kamers de wijzigingen mee te delen van de bijlagen waartoe beslist is conform artikel 27, lid 2, van de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst (12) .

    1.5. De voorafgaande instemming met de wijzigingen van de bijlagen bij de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst houdt geen afwijking in van de verplichting, zoals die blijkt uit artikel 190 van de Grondwet en uit artikel 8 van de wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen, om die wijzigingen in het Belgisch Staatsblad bekend te maken opdat ze uitwerking hebben in het interne recht.

    Artikel 190 van de Grondwet bepaalt dat alleen de wetgever bevoegd is om de vorm te bepalen waarin de wetten en verordeningen moeten worden bekendgemaakt opdat ze verbindend worden. Volgens het Hof van Cassatie geldt die grondwetsbepaling naar analogie voor internationale akten. Het Hof heeft immers geoordeeld dat verdragen niet aan particulieren kunnen worden tegengeworpen zolang ze niet integraal zijn bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad (13) .

    Dat geen bekendmaking in het Belgisch Staatsblad plaatsvindt, zou enkel geen bezwaar opleveren indien de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst zelf de vorm had bepaald waarin die wijzigingen moeten worden bekendgemaakt (14) .

    Bijgevolg moeten latere wijzigingen van de bijlagen van de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt (15) .

    2. Artikel 30, lid 1, van de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst stelt :

    « 1. Deze overeenkomst wordt vanaf de datum van ondertekening voorlopig toegepast overeenkomstig de interne wetgeving van de partijen. »

    Krachtens artikel 167, § 2, van de Grondwet hebben de verdragen eerst gevolg nadat zij de instemming van de Kamers hebben verkregen.

    Met een voorlopige toepassing van de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst wordt vooruit gelopen op de instemming ermee door de Kamers en worden die voor de keuze geplaatst om ofwel de voorlopige toepassing te bekrachtigen, ofwel, in geval van niet-bekrachtiging, de Belgische Staat tegenover de medeondertekenaar van de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst in een delicate positie te plaatsen. Dit is een beperking van het recht van de Kamers om vrij te oordelen of ze al dan niet hun instemming kunnen verlenen.

    Bovendien is het zo dat, ook al heeft de instemming van het federale parlement tot gevolg dat het eerder tot stand gekomene wordt bevestigd, de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst in het interne recht geen uitwerking kan hebben voordat die instemming is gegeven, hetgeen tot moeilijkheden kan leiden (16) .

    Het verdient dan ook aanbeveling in de toekomst te vermijden bepalingen betreffende de voorlopige toepassing in een verdrag op te nemen. Thans kan enkel worden aangeraden de parlementaire instemmingsprocedure zo snel mogelijk te starten en te voltooien (17) .

    De griffier, De voorzitter,
    Colette GIGOT. Pierre LIÉNARDY.

    (1) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State waarin wordt bepaald dat de termijn van dertig dagen verlengd wordt tot vijfenveertig dagen in het geval waarin het advies gegeven wordt door de verenigde kamers met toepassing van artikel 85bis.

    (2) Krachtens verscheidene van die bepalingen van de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst « [handelen] de partijen [...] overeenkomstig de [...] Gemeenschapswetgeving inzake luchtvervoer » vermeld in bijlage VI.

    (3) Wat de wijziging van die bijlagen betreft, wordt verwezen naar de opmerking over artikel 27, hierna.

    (4) Zoals de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Staten van Amerika, anderzijds, gedaan te Brussel op 25 april 2007 en te Washington op 30 april 2007, die aanleiding heeft gegeven tot een voorontwerp van instemmingwet waarover op 28 maart 2012 advies 51.034/4 is gegeven, alsmede verscheidene bilaterale scheepvaartovereenkomsten, waaronder met name de Overeenkomst inzake zeevervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, enerzijds, en de regering van de Volksrepubliek China, anderzijds, gedaan te Brussel op 6 december 2002, waaraan instemming is verleend bij een ordonnantie van 20 juli 2005, bij een wet van 30 januari 2007, bij een decreet van 6 juli 2007 (Vlaams Gewest) en bij een decreet van 20 september 2007 (Waals Gewest) (adviezen 38.257/4, 40.588/4, 41.531/3 en 42.856/4). Zie in dezelfde zin advies 51.033/VR, dat op 17 april 2012 is gegeven over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Multilaterale Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Republiek IJsland, de Republiek Montenegro, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte, gedaan te Luxemburg op 9 juni 2006 » (Parl.St. Senaat 2011-2012, nr. 1795/1, 65-68).

    (5) Deze internationale overeenkomst valt immers zowel onder de bevoegdheid van de federale overheid, vooral inzake het luchtvervoer (artikel. 6, § 4, 3° en 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen) en de exploitatie van de luchthaven Brussel-Nationaal, als onder de bevoegdheid van de gewesten inzake de exploitatie van de luchthavens (artikel 6, § 1, X, 7°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980) en het leefmilieu (artikel 6, § 1, II, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980). Zie in deze zin het voormelde advies 51.033/VR.

    (6) Zie over de problematiek van de parlementaire instemming met vereenvoudigde verdragswijzigingen : D. Van Eeckhoutte en T. Loose, « Wijziging zkt. instemming », T.v.W., 2007, 3-27.

    (7) Op 15 februari 2005 verstrekt over : — een voorontwerp dat geleid heeft tot het decreet van 9 juni 2006 « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa en de Slotakte, ondertekend in Rome op 29 oktober 2004 » (37.954/AV) (Parl.St. Vl.Parl. 2004-2005, nr. 358/1); — een voorontwerp dat geleid heeft tot de ordonnantie van 23 juni 2005 « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, en met de Slotakte, gedaan te Rome op 29 oktober 2004 » (37.970/AV) (Parl.St. Ver.Verg.Gem.Gem.Comm. 2004-2005, nr. B-30/1); — een voorontwerp dat geleid heeft tot de ordonnantie van 23 juni 2005 « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, en met de Slotakte, gedaan te Rome op 29 oktober 2004 » (37.977/AV) (Parl.St. Br.Parl. 2004-2005, nr. A-128/1); — een voorontwerp van wet « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, en met de Slotakte, gedaan te Rome op 29 oktober 2004 » (37.978/AV) (ParlSt., Senaat 2004-2005, nr. 1091/1).

    (8) (Voetnoot 35 van het genoemde advies) : Cass., 19 maart 1981, Arr. Cass., 1980-1981, 808; J.T., 1982, 565, en noot J. Verhoeven; Cass., 2 mei 2002, nr. C.99 0518.N.

    (9) (Voetnoot 36 van het genoemde advies) : Zie onder meer advies nr. 33.510/3 van 28 mei 2002 over een voorontwerp dat ontstaan gegeven heeft aan de wet van 17 december 2002 « houdende instemming met het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, en met de Bijlagen I en II, gedaan te Aarhus op 25 juni 1998 » (Parl.St., Senaat, 2001-2002, nr. 2-1235/1, blz. 48); advies 35.792/2/V van 20 augustus 2003 over het voorontwerp dat ontstaan heeft gegeven aan het decreet van 27 november 2003 « houdende instemming met het Verdrag inzake persistente organische verontreinigende stoffen, gesloten te Stockholm op 22 mei 2001, alsmede met de Bijlagen erbij » (Parl.St., W.G.R., 2003/2004, nr. 575/1, blz. 10); advies 36.170/1 van 11 december 2003 over het voorontwerp van wet « houdende instemming met de Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid tussen het Koninkrijk België en de Republiek Kroatië, ondertekend te Brussel op 31 oktober 2001 » (Parl.St., Senaat, 2004-2005, nr. 957/1).

    (10) (Voetnoot 37 van het genoemde advies) : Zie inzonderheid de adviezen waarnaar in de vorige voetnoot wordt verwezen.

    (11) Zie eveneens advies 44.436/4, gegeven op 26 mei 2008 over een voorontwerp dat geleid heeft tot het decreet van 15 juli 2008 « houdende instemming met het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart, gedaan te Straatsburg, op 9 september 1996 », (Parl.St. W.Parl. 2007-2008, nr. 817/1, 8-10).

    (12) Zie in die zin onder meer advies 40.321/4, op 22 mei 2006 verstrekt over een voorontwerp dat geleid heeft tot de wet van 15 februari 2007 « betreffende de toetreding van België tot het Protocol van 1988 aangaande het Internationaal Verdrag van 1966 betreffende de uitwatering van schepen, gedaan te Londen op 11 november 1988 » (Parl.St. Senaat 2005-2006, nr. 1845/1), advies 40.322/4, op 22 mei 2006 verstrekt over een voorontwerp dat geleid heeft tot de wet van 15 februari 2007 « betreffende de toetreding van België tot het Protocol van 1988 aangaande het Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee, gedaan te Londen op 11 november 1988 » (Parl.St. Senaat 2005-2006, nr. 1846/1), advies 40.882/2/V, op 8 augustus 2006 verstrekt over een voorontwerp dat geleid heeft tot de wet van 15 februari 2007 « houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980, gedaan te Vilnius op 3 juni 1999 » (Parl.St. Senaat 2006-2007, nr. 1866/1), advies 43.976/3, op 10 januari 2008 verstrekt over een voorontwerp dat geleid heeft tot het decreet van 9 mei 2008 « houdende instemming met het Internationaal Verdrag betreffende de controle van schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen, opgemaakt in Londen op 5 oktober 2001 » (Parl.St. Vl. Parl., 2007-2008, nr. 1588/1, 15-21), het voornoemde advies 44 436, advies 44.173/4, op12 maart 2008 verstrekt over een voorontwerp dat geleid heeft tot de wet van 16 februari 2009 « houdende instemming met het Internationaal Verdrag van 2001 betreffende de controle op schadelijke aangroeiwerende systemen op schepen, en met de Bijlagen, gedaan te Londen op 5 oktober 2001 » (Parl.St. Senaat 2007-2008, nr. 847/1).

    (13) Cass., 11 december 1953, Arr. Verbr., 1954, 252; Cass., 19 maart 1981, en J.T., 1982, 565, noot J. Verhoeven.

    (14) Regels uitgevaardigd door de organen van internationale instellingen kunnen immers bindend worden verklaard in het interne recht doordat ze zijn bekendgemaakt in het publicatieblad dat door die instellingen wordt uitgegeven, en wel op basis van de bedingen vervat in de desbetreffende verdragen (B. Haubert en C. Debroux, « L'application du droit international par le juge administratif », APT, 1998, 95). Zie eveneens het voornoemde advies 43.976/3.

    (15) Zie in dezelfde zin advies 44.111/3, op 28 februari 2008 verstrekt over een voorontwerp dat geleid heeft tot de ordonnantie van 3 juli 2008 « houdende instemming met het protocol bij het Verdrag van 25 juni 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak van het publiek bij de besluitvorming en toegang tot de rechtspraak inzake milieuaangelegenheden, betreffende de registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, ondertekend in Kiev op 21 mei 2003 » (Parl.St., Br.Parl, 2007-2008, A-474/1, 9-11).

    (16) Dit is enkel niet het geval wanneer er voor een verdragsconforme toepassing in de praktijk reeds binnen het bestaande juridische kader een voldoende grondslag aanwezig is.

    (17) Zie in dezelfde zin advies 45.971/3, op 24 februari 2009 verstrekt over een voorontwerp dat geleid heeft tot het decreet van 30 april 2009 « houdende instemming met de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Staten van Amerika, anderzijds, ondertekend in Brussel op 25 april 2007 en in Washington op 30 april 2007 » (Parl.St. Vl. Parl. 2008-2009, nr. 2161/1, 29-32), advies 48.092/VR, op 11 mei 2010 verstrekt over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Internationale Overeenkomst van 2006 inzake tropisch hout, gedaan te Genève op 27 januari 2006 » (Parl.St. Senaat 2011-2012, nr. 1531/2, 40-42) en advies 51.264/4, op 14 mei 2012 verstrekt over een voorontwerp van decreet « portant assentiment au Protocole, fait à Luxembourg le 24 juin 2010, modifiant l'Accord de transport aérien entre les États-Unis d'Amérique d'une part, et la Communauté européenne et ses États membres, d'autre part, signé les 25 et 30 avril 2007 » (Parl.St. W.Parl. 2012-2013, nr. 686/1, 6-7).