5-2026/1

5-2026/1

Belgische Senaat

ZITTING 2012-2013

27 MAART 2013


Wetsvoorstel tot oprichting van een ombudsman belast met het behandelen van klachten over de werking van notariskantoren

(Ingediend door mevrouw Christine Defraigne)


TOELICHTING


Volgens het jaarverslag 2011 van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat raadplegen elk jaar meer dan 2,5 miljoen personen een notaris. Deze zelfstandige ambtenaar treedt op in vele handelingen van ons sociale leven : huwelijken, aankoop van een huis, oprichting van een bedrijf, erfenissen, enz.

Is de cliënt ontevreden, dan beschikt hij momenteel over verschillende mogelijkheden om zijn klachten uiteen te zetten en een oplossing te zoeken.

Ten eerste kan hij zich wenden tot de provinciale kamer van notarissen (artikel 38 van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt) van de plaats waar de notaris waarover ongenoegen bestaat, werkzaam is. Als de kamer een duidelijke schending van de beroepsregels vaststelt, neemt zij de nodige tuchtmaatregelen. Anders tracht zij de partijen met elkaar te verzoenen.

Ten tweede is het sinds 1999 mogelijk zich te wenden tot de benoemingscommissies voor het notariaat (artikel 76 van dezelfde wet), die ook bevoegd zijn om klachten van particulieren te behandelen. Het doen naleven van de deontologie behoort niet tot hun opdrachten, maar zij kunnen als bemiddelaar tussen de notaris en de klager optreden om tot een oplossing te komen.

Het probleem van deze instellingen is dat zij in de ogen van de burger allemaal verbonden zijn aan de notarissen, waardoor hij, weliswaar niet altijd terecht, twijfelt aan hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid : « wolven eten elkaar niet op ».

Zo is de provinciale kamer samengesteld uit notarissen van de provincie, en is de benoemingscommissie samengesteld uit magistraten, hoogleraars, vertegenwoordigers van de sociale sector, en ... notarissen.

Vandaar het idee om voor notariële geschillen een Nederlandstalige en een Franstalige ombudsman in het leven te roepen, die geen banden hebben met de notariswereld. De ombudsman zal dus geen notaris, kandidaat-notaris of erenotaris mogen zijn. Omdat hij het vakgebied moet kennen, zal hij wel master in de rechten moeten zijn en vijf jaar nuttige beroepservaring hebben opgedaan.

De indienster van het wetsvoorstel heeft reeds een voorstel ingediend (stuk Senaat, nr. 5-285/1 - 2010/2011) om federale ombudsmannen op te richten die als eerste een bemiddelingspoging doen. Indien deze bemiddeling faalt, nemen de provinciale kamers van notarissen en de benoemingscommissie de fakkel over.

Het onderhavige voorstel gaat een stap verder en schaft de rol van de provinciale kamers en van de benoemingscommissies in de klachtenbehandeling helemaal af (artikelen 11 tot 13 van het wetsvoorstel). Zoals in autonome overheidsbedrijven als het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie wordt een volwaardige ombudsman opgericht, die helemaal onafhankelijk alle klachten op notariaal gebied zal behandelen.

Om te voorkomen dat er teveel ongegronde klachten worden ingediend, bepaalt het voorstel dat het indienen van een klacht niet kosteloos is. Bovendien zal dit bijdragen aan de werkingskosten van de ombudsdienst. De andere bron van inkomsten zal bestaan uit een jaarlijkse bijdrage van de notarissen die een notariskantoor leiden.

Het klachtendossier wordt in de volgende gevallen gestuurd naar de provinciale kamer waaronder de persoon tegen wie de klacht gericht is, valt :

— indien de bemiddelingsdienst tijdens het onderzoek van het dossier vaststelt dat de notaris of kandidaat-notaris zijn ambtsplichten verzuimt of door zijn gedrag afbreuk doet aan de waardigheid van zijn beroep. Omdat de notaris een openbaar ambtenaar is, wordt ook de minister van Justitie hiervan op de hoogte gebracht.

— indien de bemiddeling faalt, verzet de persoon tegen wie de klacht gericht is zich tegen het advies van de bemiddelingsdienst of antwoordt hij er niet op. De aldus op de hoogte gestelde provinciale kamer kan indien nodig de vereiste tuchtmaatregelen treffen. Het is duidelijk dat dit de persoon tegen wie de klacht gericht is, zal doen nadenken en hem zal aanzetten om mee te werken. De klager van zijn kant kan na dit falen steeds in beroep gaan bij de burgerlijke rechtbanken om een schadevergoeding proberen te verkrijgen voor eventueel opgelopen schade.

Indien de bemiddelingsdienst tijdens het onderzoek van de klacht stuit op een ernstige aanwijzing dat er sprake is van een strafrechtelijk feit, kan de zaak naar de strafrechter doorverwezen worden. In dat geval geeft de bemiddelingsdienst het dossier natuurlijk uit handen.

Het wetsvoorstel bepaalt ten slotte dat de bemiddelingsdienst een verslag over de follow-up van de klachten opstelt. Omdat de klachten vandaag behandeld worden door de benoemingscommissies en notariële kamers, is het onmogelijk om er een totaalbeeld van te krijgen (aantal, seponeringen, minnelijke schikkingen, tuchtsancties, graad van voldoening van de klagers, enz.).

Christine DEFRAIGNE.

WETSVOORSTEL


Hoofdstuk I : Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Hoofdstuk 2 : Oprichting en taken van de bemiddelingsdienst voor notariële aangelegenheden

Art. 2

Er wordt op federaal niveau een bemiddelingsdienst voor notariële aangelegenheden opgericht, hierna « de bemiddelingsdienst » genoemd, die bevoegd is om klachten over de werking van notariskantoren te behandelen.

Art. 3

§ 1. De opdrachten van de bemiddelingsdienst zijn de volgende :

1º alle klachten van particulieren over de werking van een notariskantoor onderzoeken;

2º het geschil tussen de klager en de persoon tegen wie de klacht gericht is, behandelen om een minnelijke schikking te vergemakkelijken;

3º een advies uitbrengen aan de persoon tegen wie de klacht gericht is indien geen minnelijke schikking kan worden bereikt; de klager ontvangt een kopie van dit advies;

4º uitspraak doen als scheidsrechter in alle geschillen die de particulier en de persoon tegen wie de klacht gericht is ter bemiddeling hebben voorgelegd krachtens een overeenkomst, gesloten na het ontstaan van het geschil.

§ 2. Wanneer de bemiddelingsdienst bij het uitvoeren van de hierboven bepaalde opdrachten vaststelt dat een notaris of kandidaat-notaris zijn ambtsplichten verzuimt of door zijn gedrag afbreuk doet aan de waardigheid van zijn beroep, brengt hij de kamer van notarissen waaronder de betrokkene ressorteert daarvan op de hoogte opdat ze, indien dit nodig blijkt, de passende tuchtmaatregelen treft.

De minister van Justitie ontvangt een kopie van dit bericht.

Hoofdstuk 3 : Samenstelling en werking van de bemiddelingsdienst voor notariële aangelegenheden

Art. 4

§ 1. De bemiddelingsdienst bestaat uit twee ombudsmannen, een Franstalige en een Nederlandstalige. Zij dragen respectievelijk de naam Franstalige ombudsman voor notariële aangelegenheden en Nederlandstalige ombudsman voor notariële aangelegenheden.

Zij worden bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad voor een periode van vijf jaar door de Koning benoemd.

In een bericht dat in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd, worden de belangstellenden uitgenodigd zich kandidaat te stellen.

Om als ombudsman te kunnen worden benoemd moet de kandidaat :

1º in het bezit zijn van de Belgische nationaliteit;

2º van onberispelijk gedrag zijn en de burgerlijke en politieke rechten genieten;

3º houder zijn van een Belgische master in de rechten en ten minste vijf jaar nuttige beroepservaring hebben, zonder het beroep van notaris, erenotaris of kandidaat-notaris te hebben uitgeoefend tijdens een periode van ten minste drie jaar voor zijn kandidaatstelling.

§ 2. Bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt de Koning welke materiële en menselijke middelen worden bestemd voor de werking van de bemiddelingsdienst, waarbij het administratief en geldelijk statuut van het personeel wordt verduidelijkt.

Art. 5

De Koning stelt de nadere regels van de werking van de bemiddelingsdienst vast. De bemiddelingsdienst kan een huishoudelijk reglement opstellen dat door de Koning moet worden goedgekeurd.

Art. 6

Om de bemiddelingsdienst in staat te stellen zijn opdrachten uit te voeren, wordt een jaarlijkse bijdrage waarvan het bedrag door de Koning is vastgesteld, gevraagd aan de notarissen die op Belgisch grondgebied verantwoordelijk zijn voor een notariskantoor.

Hoofdstuk 4 : Statuut van de ombudsman

Art. 7

De Koning stelt het administratief en geldelijk statuut van de ombudsmannen vast.

Voor de ombudsman gelden dezelfde onverenigbaarheidsvoorwaarden als die bepaald in artikel 38, § 6, van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt. Deze functie is tevens onverenigbaar met een mandaat in de Benoemingscommissies voor het notariaat en met een mandaat bij de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat.

Hoofdstuk 5 : Het indienen en de onvankelijkheid van klachten

Art. 8

§ 1. Eenieder kan klacht indienen bij de bemiddelingsdienst voor notariële aangelegenheden. De Koning stelt de kostprijs voor het indienen van de klacht vast. Dit bedrag wordt bestemd voor de werking van de bemiddelingsdienst.

§ 2. De Franstalige ombudsman voor notariële aangelegenheden is bevoegd voor de klachten van particulieren betreffende notariskantoren in de gerechtelijke arrondissementen bedoeld in artikel 38, § 2, derde lid, 2º, van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt.

De Nederlandstalige ombudsman voor notariële aangelegenheden is bevoegd voor de klachten van particulieren betreffende notariskantoren in de gerechtelijke arrondissementen bedoeld in artikel 38, § 2, tweede lid, 2º, van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt.

Voor klachten van particulieren betreffende notariskantoren in de kantons van de vredegerechten bedoeld in artikel 38, § 3, tweede lid, 1º, kan de particulier kiezen tussen de Franstalige en de Nederlandstalige ombudsman.

§ 3. Om ontvankelijk te zijn moet een klacht schriftelijk of elektronisch zijn ingediend op het post- of emailadres van de bemiddelingsdienst, en moet zij de volgende informatie bevatten :

1º naam en voornaam van de klager;

2º beschrijving van de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de klacht;

3º reeds ondernomen stappen om te komen tot een oplossing van het geschil;

4º handtekening van de klager of zijn afgevaardigde.

§ 4. Niet ontvankelijk zijn :

1º klachten die onder de strafrechtelijke of tuchtrechtelijke bevoegdheid van de rechtbanken vallen;

2º klachten betreffende de uitoefening van het notarisambt waarover een gerechtelijke procedure loopt of definitief beëindigd is nadat daarover een vonnis is gewezen;

3º klachten die reeds behandeld werden door de bemiddelingsdienst en die geen nieuwe elementen bevatten;

4º klachten die kennelijk ongegrond zijn.

Hoofdstuk 6 : Klachtenbehandeling

Art. 9

§ 1. Bij ontvangst van de klacht stuurt de bevoegde ombudsman een ontvangstbevestiging naar de klager met vermelding van de datum waarop hij de klacht ontvangen heeft. Hij geeft ook aan of zijn klacht ontvankelijk is of niet.

§ 2. In het raam van de klachtenbehandeling of zijn scheidsrechtersrol kan hij van de partijen alle documenten eisen die rechtstreeks met het voorwerp van de klacht te maken hebben. Hij kan de partijen en alle notariële instanties ondervragen. De aldus verkregen informatie wordt door de bemiddelingsdienst volstrekt vertrouwelijk behandeld.

Indien een van de partijen weigert mee te werken, wordt dit vermeld in het advies bedoeld in artikel 3, § 1, 3º.

§ 3. De persoon tegen wie de klacht gericht is, verantwoordt zijn beslissing in het geval hij het advies bedoeld in artikel 3, § 1, 3º niet volgt. Deze beslissing wordt naar de klager en de bemiddelingsdienst gestuurd.

In dit geval, of bij gebrek aan reactie of medewerking vanwege de persoon tegen wie de klacht gericht is, wordt het hele dossier in voorkomend geval gestuurd naar de kamer van notarissen waaronder deze persoon ressorteert om de nodige tuchtmaatregelen te treffen.

§ 4. Indien de bemiddelingsdienst tijdens het bestuderen van de dossiergegevens vaststelt dat er ernstige aanwijzingen zijn van een strafrechtelijk feit, stuurt hij het dossier door naar de bevoegde gerechtelijke instanties, en brengt hij de partijen en de kamer van notarissen waaronder de persoon tegen wie de klacht gericht is ressorteert, daarvan op de hoogte.

De gerechtelijke instanties brengen de bemiddelingsdienst op de hoogte van het gevolg dat aan de klacht werd gegeven.

Hoofdstuk 7 : Het opstellen van een verslag over de follow-up van de klachten

Art. 10

De bemiddelingsdienst stelt ten minste één maal per jaar een schriftelijk verslag op over de follow-up van de ingediende klachten, dat aan de Senaat en de Kamer van volksvertegenwoordigers wordt meegedeeld.

Hoofdstuk 8 : Wijzigingsbepalingen

Art. 11

In artikel 38 van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het 3º van § 2, tweede lid wordt opgeheven;

2º het 3º van § 2, derde lid wordt opgeheven;

3º het 2º van § 3, tweede lid wordt opgeheven;

4º het 4º van § 3, tweede lid, wordt aangevuld als volgt : « Deze adviezen en voorstellen worden schriftelijk opgesteld, en aan de nationale Kamer van notarissen, de minister van Justitie en de Wetgevende Kamers overgezonden. »

Art. 12

In dezelfde wet wordt afdeling IIbis, met het opschrift « Behandeling van klachten over de werking van notariskantoren » en houdende de artikelen 49bis tot 49quater, opgeheven.

Art. 13

Artikel 76, 4º, van dezelfde wet wordt opgeheven.

12 juli 2012.

Christine DEFRAIGNE.