5-1837/1 | 5-1837/1 |
14 NOVEMBER 2012
I. TERUGBLIK EN VERLOOP VAN DE ONDERHANDELINGEN
1. Inleiding
Met de toetreding van Kroatië is de Europese Unie sinds haar oprichting aan de zesde uitbreiding toe. In juni 2000 verklaarde de Europese Raad van Feira dat alle landen die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces, met name de landen van de Westelijke Balkan, « potentiële kandidaten » voor het EU-lidmaatschap zijn. Aan dit vooruitzicht op toetreding werd sindsdien meermaals herinnerd, met name op de Top van Zagreb in november 2000 (deze top was de start van het stabilisatie- en associatieproces met de vijf landen van Zuidoost-Europa), op de Europese Top van Thessaloniki in juni 2003 of ook nog op de EU-Western Balkans High Level Meeting van juni 2010. De voorbije jaren kwam dit vooruitzicht ook ter sprake in de conclusies van de Raad algemene Zaken van december.
1.1. Rechtsgrond
Gelezen in samenhang met artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, stelt artikel 49 duidelijk dat elke Europese Staat die de beginselen in acht neemt inzake vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden alsmede inzake de rechtsstaat, zijnde de beginselen die alle lidstaten gemeen hebben, kan vragen lid te worden van de Unie.
1.2. De voorwaarden
Op de raad van Kopenhagen in juni 1993 zette de Unie een beslissende stap naar de uitbreiding door te stellen dat de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa die dat wensen, lid kunnen worden, als ze voldoen aan de « Criteria van Kopenhagen »
Volgens deze criteria moet elke kandidaat-lidstaat beschikken over :
— stabiele instellingen die borg staan voor democratie, een rechtsstaat, de mensenrechten, eerbiediging en bescherming van de rechten van minderheden;
— een levensvatbare markteconomie alsmede het vermogen om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Europese Unie het hoofd te bieden,
— het vermogen de toetredingsverplichtingen na te komen waarbij met name de doelstellingen van de politieke, economische en monetaire unie moeten worden onderschreven.
De Europese Raad van Kopenhagen bevestigde dat het vermogen van de Unie om nieuwe leden op te nemen, met handhaving van de dynamiek van de integratie, ook een belangrijke overweging is in het algemene belang van zowel de Unie als de kandidaat-lidstaten. http://ec.europa.eu/enlargement/pdf/key_documents/2011/package/hr_opinion_2011_nl.pdf
De Raad van Madrid in december 1995 stelde als extra criterium dat een kandidaat-lidstaat zelf de voorwaarden voor zijn integratie moet scheppen door zijn administratieve structuren aan te passen. Het is immers belangrijk gebleken dat de passende administratieve en juridische structuren aanwezig zijn voor een doeltreffende toepassing van de wetgeving. Dit is immers een noodzakelijke voorwaarde om het wederzijds vertrouwen te creëren dat de hoeksteen vormt van de toetreding.
De Raad van 31 mei 1999 legde de voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces voor de Westelijke Balkan vast. Deze voorwaarden zijn i) samenwerken met het internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY), ii) de terugkeer van vluchtelingen van de oorlog 1992-1995 aanmoedigen en iii) regionale samenwerking.
Aan de hand van het geleerde tijdens de toetredingsonderhandelingen met de landen van Midden- en Oost-Europa, hebben de lidstaten tijdens de Europese Raad van 14 en 15 december 2006 grondig gedebatteerd over de uitbreiding en duidelijk gesteld dat de uitbreidingsstrategie die stoelt op consolidatie, conditionaliteit en communicatie alsmede op het vermogen van de EU om nieuwe leden te integreren de basis vormt voor een hernieuwde consensus over de uitbreiding. Op die Europese Raad bevestigden de lidstaten opnieuw alle verbintenissen die ze zijn aangegaan ten aanzien van de deelnemers aan het uitbreidingsproces en bevestigden ze ook opnieuw dat toetreding de gemeenschappelijke doelstelling van de onderhandelingen is. Wel werd benadrukt dat het een proces is met een open einde, waarvan de uitkomst dus niet op voorhand kan worden gegarandeerd.
Tot slot merken we op dat de toetredingsvoorwaarden niet onderhandelbaar zijn. Alleen de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging ervan zijn bespreekbaar in die zin dat de kandidaat-lidstaat de kans krijgt de voorwaarden dan zo doeltreffend mogelijk toe te passen.
1.3. Pretoetredingsstrategie
Het is belangrijk dat de landen die tot de Europese Unie wensen toe te treden terdege op deze toetreding zijn voorbereid. De pretoetredingsstrategie legt een kader vast waarbinnen het toetredingsproces per land vorm krijgt. Deze strategie is het geheel van de procedures, prioriteiten en instrumenten die bij het proces komen kijken.
De pretoetredingsstrategie bevat ondermeer de volgende punten : tenuitvoerlegging van de Europa-overeenkomsten of de associatieovereenkomsten, partnerschappen voor de toetreding en nationale programma's voor de aanname van het acquis (NPAA), pretoetredingssteun om het toetredingsproces te schragen. Met deze steun kunnen de kandidaat-lidstaten zich voorbereiden op de toetreding en gebruik maken van de gemeenschappelijke fondsen. Voorts is er ook de deelneming aan de programma's en agentschappen van de Europese Gemeenschap.
Het partnerschap voor de toetreding is het sleutelgegeven van de strategie : het legt de prioriteiten voor het kandidaatland vast en bundelt alle steunmaatregelen van de Unie in één enkel kader.
Het NPAA is een aanvulling op het partnerschap voor de toetreding : het verstrekt uitvoerige toelichting over de wijze waarop de kandidaat-lidstaat voornemens is de prioriteiten van het partnerschap in acht te nemen.
Dit programma wordt goedgekeurd door het parlement van het desbetreffende kandidaatland, wat de politieke legitimiteit van het project tijdens de duur van het voorbereidingsproces nog versterkt en waarborgt.
1.4. Het stabilisatie- en associatieproces
Het stabilisatie- en associatieproces (SAP) is een Europees initiatief dat de krijtlijnen voor een algemeen kader uitzet om de regio te helpen politieke en economische stabiliteit te verwerven en tegelijkertijd de banden met de EU aan te halen.
Het SAP vormt het politieke EU-kader voor de landen van de Westerse Balkan in afwachting van hun daadwerkelijke toetreding. Het streeft drie doelstellingen na, met name de stabilisatie en snelle overgang naar een markteconomie, de bevordering van een regionale samenwerking en de mogelijke toetreding tot de EU. Het SAP heeft een stevige politieke betekenis. Het is gebaseerd op de geleidelijke verwezenlijking van een vrijhandelszone en hervormingen die gericht zijn op de overname van de EU-normen door de Balkanlanden. Elk land werkt in zijn eigen tempo naar de toetreding toe door de verbintenissen die het in het kader van het SAP is aangegaan, na te komen. De Commissie legt ter zake elk jaar voortgangsrapporten voor aan de Raad.
Binnen het progressieve partnerschap waarop het SAP is gebaseerd, biedt de EU :
— financiële en economische steun, eerst in het kader van de programma's PHARE en OBNOVA, nadien in het kader van het programma CARDS (Communautaire bijstand voor wederopbouw, ontwikkeling en stabilisatie) voor 2000-2006, en, ten slotte, het programma IPA (pretoetredingsinstrument) voor 2007-2013;
— een liberalisering van de handel tussen de EU en de landen van de Westelijke Balkan;
— het vooruitzicht op toetreding op een later tijdstip dat stoelt op de ondertekening van de stabilisatie- en associatieovereenkomsten (SAO).
2. De onderhandelingen
2.1. Doelstelling
De toetredingsonderhandelingen hebben de goedkeuring en de tenuitvoerlegging van het hele acquis communautaire tot doel. Om lid te worden van de Europese Unie moet elk land immers het acquis van de Unie aanvaarden. Net zoals bij alle vorige toetredingsonderhandelingen, kunnen ook specifieke overeenkomsten worden aangegaan. Kroatië werd dan ook verzocht zijn instellingen, beheerscapaciteit en gerechtelijk en administratief apparaat op alle gebieden van het acquis, zowel op nationaal als op regionaal niveau af te stemmen op de EU-normen teneinde tijdig en op doeltreffende wijze voor de toetreding uitvoering te geven aan het acquis. Zulks vereist in het algemeen een stabiele en efficiënte administratie die gebaseerd is op een bekwaam en onpartijdig overheidsapparaat alsmede een onafhankelijk en goed functionerend rechtssysteem.
Het acquis communautaire is constant in beweging en omvat :
— de inhoud, de beginselen en politieke doelstellingen waarop de Unie is gegrondvest;
— de wetgeving en de besluiten die werden goedgekeurd in toepassing van de verdragen en van de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie;
— andere, al dan niet juridisch bindende akten, die in het kader van de Unie werden aangenomen, zoals de interinstitutionele overeenkomsten, de resoluties, de verklaringen, de aanbevelingen, de richtsnoeren;
— de gezamenlijke acties, gemeenschappelijke standpunten, verklaringen, conclusies en andere akten die ressorteren onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid;
— de gezamenlijke acties, gemeenschappelijke standpunten, ondertekende overeenkomsten, resoluties, verklaringen en andere akten die in het kader van justitie en binnenlandse zaken werden goedgekeurd;
— de internationale overeenkomsten die werden gesloten door de Gemeenschap, door de Gemeenschap samen met de lidstaten en door de Unie alsmede de internationale overeenkomsten die de lidstaten onderling met betrekking tot de actiegebieden van de Unie sloten.
Vooraleer de toetredingsonderhandelingen worden aangevat, moeten de politieke en economische criteria van Kopenhagen in voldoende mate zijn vervuld.
2.2. De beginselen en tijdelijke afwijkingen
De toetredingsonderhandelingen zijn, enerzijds, gebaseerd op het differentiatiebeginsel. De onderhandelingen met de kandidaat-lidstaten worden individueel naar eigen merites gevoerd aangezien het onderhandelingstempo afhangt van de mate van voorbereiding van elk land en van de complexiteit van de naar voren gebrachte problemen. Volgens België is het vastleggen van een tijdschema voor het einde van de onderhandelingen niet verenigbaar met deze benadering omdat de onderhandelingen pas kunnen worden afgerond wanneer het kandidaatland volledig aan alle voorwaarden voldoet. De Europese Raad van 14 en 15 december 2006 stelt ter zake dat de Unie geen streefdatums vooropstelt zolang de toetredingsonderhandelingen zich niet in de afrondingsfase bevinden.
Anderzijds, zijn de toetredingsonderhandelingen gebaseerd op het beginsel van de monitoring, een aspect van primordiaal belang waarop België altijd de nadruk heeft gelegd. Op basis van de informatie van de Commssie gaan de lidstaten tot op het tijdstip van toetreding na of de kandidaat-lidstaten daadwerkelijk uitvoering geven aan de verbintenissen die ze bij het afsluiten van de onderhandelingshoofdstukken zijn aangegaan.
Om tegemoet te komen aan een aantal objectieve moeilijkheden waarmee kandidaat-lidstaten te kampen hebben, stemde de Unie ermee in de kandidaat-lidstaten geval per geval tijdelijke afwijkingen toe te staan. De opname van het acquis communautaire in de wetgeving van de nieuwe leden alsmede de daadwerkelijke toepassing ervan vormden immers de basis voor de toetredingsonderhandelingen. Elke afwijking die op dit principe werd toegekend, dient dus als een uitzondering te worden beschouwd.
De overgangsperiodes beantwoorden aan nauwkeurig omschreven criteria : ze moeten beperkt zijn in tijd en draagwijdte, mogen geen al te grote weerslag hebben op de mededinging of op de werking van de interne markt. Ook moeten ze vergezeld gaan van een duidelijk plan waarin de toepassing van het acquis (met tijdschema) wordt opgegeven.
De Unie stelde zelf ook voor een aantal overgangsperiodes te bespreken, met name inzake vrij verkeer van werknemers en in het transportdomein.
Vanaf de daadwerkelijke toetreding, staat de Commissie in voor de follow-up van de toegestane overgangsperiodes en de door de nieuwe leden aangegane verbintenissen.
2.3. De eigenlijke onderhandelingen
2.3.1. De procedures
De toetredingsonderhandelingen zijn gebaseerd op een onderhandelingskader. Elk kader wordt door de Raad op voorstel van de Commissie vastgelegd, rekening houdend met de tijdens de twee laatste uitbreidingsrondes opgedane ervaring en het verloop van het acquis. Er wordt gekeken naar de eigen verdiensten, de specifieke situatie en de kenmerken van elke kandidaat-lidstaat.
De eigenlijke onderhandelingen worden gevoerd in de vorm van een reeks bilaterale intergouvernementele conferenties tussen de lidstaten van de Unie en Kroatië.
Vooraleer de onderhandelingen worden aangevat, verricht de Commissie voor elke kandidaat-lidstaat een uitvoerig onderzoek naar de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving, de zogenaamde « screening van het acquis ».
Bedoeling is lacunes op te sporen en na te gaan waarover de visies verschillen met betrekking tot de vijfendertig hoofdstukken. Deze hebben betrekking op de volgende gebieden :
1. Vrij verkeer van goederen
2. Vrij verkeer van werknemers
3. Recht van vestiging en vrije dienstverlening
4. Vrij verkeer van kapitaal
5. Overheidsopdrachten
6. Vennootschapsrecht
7. Intellectuele-eigendomsrechten
8. Mededingingsbeleid
9. Financiële diensten
10. De informatiemaatschappij en de media
11. Landbouw en plattelandsontwikkeling
12. Voedselveiligheid, veterinair en fytosanitair beleid
13. Visserij
14. Vervoerbeleid
15. Energie
16. Fiscaliteit
17. Economisch en monetair beleid
18. Statistieken
19. Het sociaal beleid en werkgelegenheid
20. Het ondernemings- en industriebeleid
21. De trans-Europese netwerken
22. Regionaal beleid en coördinatie van de instrumenten voor structuurbeleid
23. Gerechtelijk apparaat en fundamentele rechten
24. Rechtvaardigheid, vrijheid en veiligheid
25. Wetenschap en onderzoek
26. Onderwijs en cultuur
27. Milieu
28. Bescherming van de consument en van de gezondheid
29. Douane-unie
30. Externe betrekkingen
31. Buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid
32. Financiële controle
33. Financiële en budgettaire bepalingen
34. Instellingen
35. Andere vraagstukken
De Commissie maakt een « screeningverslag » op over elk hoofdstuk van het acquis. Dat dient als basis om het eigenlijke onderhandelingsproces aan te vatten.
De kandidaat-lidstaat land legt een onderhandelingsstandpunt voor. De Raad hecht zijn goedkeuring aan een gemeenschappelijk standpunt dat toestemming verleent om de hoofdstukken te openen. Het standpunt kan aanvelen dat de onderhandelingen over een bepaald hoofdstuk worden aangevat of eisen dat eerst een aantal basiscriteria (benchmarks) worden vervuld. Wanneer het algemene voorbereidingsniveau van de kandidaat voldoende gevorderd is, kan de Commissie aanbevelen de onderhandelingen aan te vatten en de criteria ter afronding van de onderhandelingen vast te leggen.
De Commissie stelt de Raad en het Europees Parlement in kennis van de voortgang van de kandidaat-lidstaten. Ze doet dit aan de hand van regelmatige rapporten, strategische documenten en analyses over de voorwaarden waaraan een kandidaat-lidstaat moet voldoen om voortgang te boeken.
Elke kandidaat-lidstaat bereidt een actieplan voor. In een tijdschema vermeldt het de maatregelen die het op administratief en juridisch gebied wil nemen. De prioritaire maatregelen die het actieplan moet bevatten, zijn vastgelegd in de toetredingspartnerschappen die de Unie per kandidaat-lidstaat aangaat. Bovendien moet elke kandidaat-lidstaat een nationaal programma voor de overname van het acquis voorbereiden. Dit is een instrument met gedetailleerde informatie, tijdschema's en kostenevaluaties per prioritair gebied dat de EU in het toetredingspartnerschap heeft vastgelegd.
De onderhandelingsrondes hebben plaats op het niveau van de ministers of de vertegenwoordigers, dus op het niveau van de permanente vertegenwoordigers van de lidstaten, en de ambassadeurs of de belangrijkste onderhandelaars van de kandidaat-lidstaten. Als de onderhandelingen over een hoofdstuk beëindigd zijn, wordt het voorlopig afgesloten.
De EU kan in een latere fase van de onderhandelingen bepaalde hoofdstukken opnieuw op de agenda plaatsen als een nieuw acquis voor dat bepaalde hoofdstuk is aangenomen, of ingeval de kandidaat-lidstaat de aangegane verbintenissen niet nakomt.
2.3.2. Het Belgisch beleid op intern vlak
Wat het Belgisch beleid op intern vlak betreft, werden op geregelde tijdstippen coördinatievergaderingen gewijd aan het vastleggen van de gemeenschappelijke standpunten en de follow-up van de onderhandelingen of hadden ad hoc vergaderingen plaats, wanneer op Europees niveau bijzonder gevoelige materies werden behandeld. Aan de vergaderingen werd deelgenomen door alle bevoegde administratieve en politieke federale en gefedereerde autoriteiten.
Wat betreft de dagelijkse werkzaamheden, werd afhankelijk van de agenda van de onderhandelingsvergaderingen, nauw overlegd met de desbetreffende departementen of economische actoren. De technische kwesties in de ontwerpen van gemeenschappelijke posities (DCP) en de weerslag van de afwijkingsaanvragen op de Belgische belangen werden bestudeerd. Ook hadden de vertegenwoordigers van de federale, gewest- en gemeenschapsautoriteiten onder meer de gelegenheid de werkzaamheden op alle niveaus rechtstreeks te volgen. De federale regering, de gewesten en de gemeenschappen werden nauwgezet en systematisch vóór elke Europese Raad op de hoogte gebracht van de vorderingen in de onderhandelingen, teneinde hen in de mogelijkheid te stellen de principestandpunten van België ten aanzien van de resultaten en de voortzetting van de onderhandelingen te bepalen.
Het Federale Parlement werd in het Adviescomité voor Europese vraagstukken in kennis gesteld van het verloop van de onderhandelingen.
Tot slot moet worden benadrukt dat het gemengde karakter van het Toetredingsverdrag werd erkend. Uit Belgisch nationaal oogpunt, vallen de bepalingen van deze Overeenkomst onder de federale bevoegdheid, maar sommige gebieden ressorteren eveneens onder de gemeenschappen en de gewesten. Onder de handtekening van de eerste minister van België, wordt met de toestemming van de gemeenschappen en de gewesten derhalve een formule vermeld die aangeeft dat voornoemde handtekening ook bindend is voor de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
2.3.3. Verloop van de onderhandelingen met Kroatië
De betrekkingen tussen Kroatië en de Europese Unie kenden een reëel keerpunt na het overlijden van President Tudjman in december 1999 en de parlements- en presidentsverkiezingen begin 2000. Op 24 mei 2000 hecht de Commissie haar goedkeuring aan een positieve haalbaarheidsstudie met het oog op het openen van de onderhandelingen over een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met Kroatië. In juni 2000 bevestigt de Europese Raad van Feira dat alle landen die bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken zijn, potentiële kandidaten zijn voor het lidmaatschap van de Europese Unie ». De Commissie krijgt van de Raad het mandaat om op 20 november 2000 de onderhandelingen over de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met Kroatië te openen.
Na zes maand onderhandelen, wordt de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst op 14 mei 2001 geparafeerd en op 29 oktober 2001 ondertekend. De partijen sluiten tezelfdertijd een interimovereenkomst die bepaalt dat in afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst, de bepalingen betreffende het vrije verkeer van goederen reeds op een vroegere datum worden uitgevoerd, met name op 1 januari 2002.
Op 21 februari 2003 dient Kroatië zijn kandidatuur voor toetreding tot de Europese Unie in. In april 2004 brengt de Europese Commissie een gunstig advies uit.
In juni 2004 bevestigt de Europese Raad de status van kandidaatland van Kroatië waarna hij op de vergadering van december 2004 de datum voor het aanvatten van de toetredingsonderhandelingen vastlegt op 17 maart 2005. Voorwaarde is wel dat Zagreb volledig samenwerkt met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië. Op de vergadering van december 2004 verzoekt de Europese Raad de Commissie om aan de Raad een voorstel voor te leggen met betrekking tot een kader voor de onderhandelingen met Kroatië, en daarbij terdege rekening te houden met de ervaringen van het vijfde uitbreidingsproces.
Op 1 februari 2005 treedt de op 29 oktober 2001 ondertekende Stabilisatie- en Associatieovereenkomst in werking. In het kader hiervan worden de betrekkingen tussen de Europese Unie en Kroatië tot op het tijdstip van de toetreding geregeld.
Op 6 maart 2005 schort de EU het begin van de toetredingsonderhandelingen op omdat Kroatië niet voldoende meewerkt met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY). De EU keurde wel een kader voor de onderhandelingen met Kroatië goed.
Op 3 oktober 2005 verklaart Carla Del Ponte, procureur-generaal van het ICTY, dat bij Kroatië de politieke wil aanwezig is om de voortvluchtige Ante Gotovina op te sporen en te arresteren en dat Kroatië goed gevolg geeft aan haar verzoek. Volgens de procureur-generaal is het aannemelijk dat Kroatië er alles aan doet om aan het verzoek te voldoen (generaal Gotovina werd uiteindelijk in Spanje gearresteerd op 7 december 2005 en op 10 december 2005 naar Den Haag overgebracht). De Raad ziet hierin een bewijs dat Kroatië nu voldoet aan de voorwaarden om aan de onderhandelingen te beginnen en besluit de onderhandelingsprocedure te starten.
De toetredingsonderhandelingen met Kroatië lopen echter geregeld vertraging op vanwege :
— het grensoverschrijdend geschil tussen Slovenië en Kroatië over de Baai van Piran en over de Exclusieve Milieu- en visserijbeschermingszone die Kroatie wil instellen. De inzet is de verdeling van de territoriale wateren in de Adriatische zee : Slovenië eist een afbakening van de zeegrens in het verlengde van de rivier Dragonja waardoor het land een rechtstreekse toegang tot de internationale wateren zou krijgen; Kroatië eist de billijke verdeling van de baai, waardoor het land rechtstreeks toegang zou krijgen tot de territoriale wateren van Italië en de haven van Trieste. Door dit geschil liepen de toetredingsonderhandelingen veel vertraging op : de eerste negen maanden van 2009 heeft Slovenië immers de onderhandelingen geblokkeerd. Op 11 september 2009 beslisten de premiers van beide landen de stap naar internationale arbitrage te zetten, en aldus de onderhandelingen opnieuw op de rails te zetten. In een referendum op 6 juni 2010 zette Slovenië het licht op groen voor de internationale arbitrage, waardoor er schot kwam in de onderhandelingen, vooral voor de hoofdstukken « milieu » en « visserijbeleid ». Het startschot van de arbitrageprocedure werd op 17 januari 2012 gegeven;
— de nalatigheid die de procureur van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië de Kroatische overheid ten laste legde inzake de toezending van documenten over de operatie « Storm » (militair offensief onder leiding van generaal Gotovina dat het Kroatische leger in 1995 uitvoerde om opnieuw de controle te krijgen over de Servische enclave Krajina). Dit gebrek aan medewerking was, met name voor België, lange tijd de reden waarom de opening van hoofdstuk 23 over justitie en fundamentele rechten zo lang op zich liet wachten (de opening dateert van 30 juni 2010 en een van de tien ijkpunten om het hoofdstuk te kunnen afronden was de volledige samenwerking met het ICTY);
— de tenuitvoerlegging van de criteria voor de afronding van hoofdstuk 23. De opening van dit hoofdstuk liet op zich wachten omdat Kroatië niet bijzonder veel medewerking verleende aan het ICTY. Zagreb moest dus op vrij korte tijd voldoen aan niet minder dan tien criteria waarvoor de Raad (en met name België) wel degelijk resultaten wilde zien. Bedoelde criteria hadden betrekking op een nieuwe strategie voor justitiële hervorming, een versterking van de onafhankelijkheid en de verantwoordingsplicht van de rechterlijke macht, een betere behandeling van rechtszaken betreffende oorlogsmisdaden, een krachtiger bestrijding van corruptie, de oplossing van het probleem van de terugkeer van de vluchtelingen en de volledige medewerking met het ICTY.
Na de afhandeling van deze problemen, gaf de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 eind juni op als streefdatum voor de voltooiing van de toetredingsonderhandelingen met Kroatië. De Raad zegt van Kroatië dezelfde gedrevenheid te verwachten inzake de hervorming van justitie en op het gebied van de fundamentele rechten, in die zin dat het ten volle de verplichtingen kan nakomen waaraan elke Lidstaat vanaf de toetreding moet voldoen. Voorts stelt de Raad dat de follow-up van de inspanningshervormingen tot op de datum van toetreding, Kroatië en de huidige lidstaten de nodige waarborgen moet bieden. De Raad die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie besluit, kan hiertoe alle passende maatregelen nemen.
De toetredingsconferentie van 30 juni 2011 vormt de sluitsteen van de onderhandelingen.
Op 1 december 2011 hecht het Europees Parlement zijn goedkeuring aan het toetredingsverdrag van Kroatië.
Op de Europese Top van 8 en 9 december 2011 tekenen de Europese leiders het toetredingsverdrag. Kroatië is nu toetredend land en zet de toetredingsprocedure verder met de goedkeuring van gebieden waarop het nog voortgang moet maken onder het waakzame oog van de Commissie.
De toetreding van Kroatië is pas voltooid na de bekrachtiging van het toetredingsverdrag door de zeventwintig EU-Lidstaten en Kroatië. In Kroatië werd de toetreding bij referendum op 22 januari 2012 goedgekeurd (67 % ja-stemmen en een opkomst van 43,51 %). Kroatië heeft 1 juli 2013 vastgesteld als streefdatum voor de toetreding.
2.4. Follow-up van de onderhandelingen : monitoring
De verbintenis aangaan het acquis in de nationale wetgeving om te zetten is één zaak, maar zorgen voor de overeenkomstige tenuitvoerlegging is een andere zaak. De Commissie heeft zich dan ook tot doel gesteld de onderhandelingen op te volgen. Hiermee wil zij er zich van verzekeren dat de verbintenissen worden nageleefd en dat moeilijkheden tijdig worden onderkend en verholpen.
Vanuit Belgische hoek werd sterk de nadruk gelegd op het belang van dit principe van monitoring dat tot de toetreding wordt toegepast. Daardoor is een degelijke toepassing van het acquis gewaarborgd. Het is bovendien een handig middel om mankementen tijdig aan het licht te brengen en nog vóór de toetreding bij te sturen.
3. Specifieke kenmerken van deze uitbreiding
3.1. Lessen trekken uit de voorgaande uitbreiding
Samen met Turkije is Kroatië de eerste kandidaat-lidstaat waarmee de onderhandelingen worden gevoerd overeenkomstig de hernieuwde consensus over de uitbreiding, zoals die in december 2006 door de Europese Raad werd goedgekeurd. Deze consensus stoelt op de naleving van strikte voorwaarden in elke fase van het proces, zodat voor elke nieuwe lidstaat kan worden nagegaan of alle toetredingsvoorwaarden ten volle zijn vervuld. België maakte er een punt van niet opnieuw een systeem van het type « samenwerkings- en controlemechanisme » in te stellen (zoals dat voor de toetreding van Roemenië en Bulgarije werd gedaan), maar de voorkeur te geven aan een volwaardige toetreding eens de nieuwe lidstaat er volledig klaar voor is. Er werd een aantal maatregelen genomen om in het kader van het onderhandelingsproces met Kroatië hogere eisen te stellen dan tijdens de onderhandelingsprocessen die bij de uitbreidingen van 2004 en 2007 werden gevoerd :
— specifiek voor de Westelijke Balkan werd overeengekomen dat de correcte tenuitvoerlegging van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst een essentieel punt zou vormen bij het beoordelen van een kandidaatstelling voor toetreding;
— het acquis communautaire omvat nu vijfendertig hoofdstukken in plaats van eenendertig;
— het beginsel dat de Unie geen streefdatums voor de toetreding vooropstelt zolang de toetredingsonderhandelingen zich niet in de afrondingsfase bevinden, werd versterkt. Het instellen van dit beginsel verliep niet van een leien dakje aangezien bepaalde lidstaten steeds meer erop aandrongen om een streefdatum voor de toetreding in de conclusies van de Raad te vermelden, terwijl Kroatië duidelijk nog niet in staat was het acquis in zijn geheel goed te keuren en toe te passen;
— openings- en sluitingsijkpunten voor de hoofdstukken werden vastgelegd om erop toe te zien dat de wetgeving niet alleen wordt goedgekeurd, maar dat ze ook wordt uitgevoerd;
— een nieuw hoofdstuk 23 « rechterlijke macht en grondrechten », werd specifiek geïntroduceerd om de capaciteiten van de kandidaat-lidstaat inzake de Rechtsstaat te versterken. In dit hoofdstuk ligt de nadruk met name op de bestrijding van corruptie, een domein waarin de inbreuken nog steeds een aandachtspunt zijn in het kader van de vorige uitbreiding;
— daarnaast werden ook de absorptiecapaciteit van de Unie en van Europa en een meer uitvoerige communicatie tegenover de bevolking meegewogen.
3.2. Aanpak van de gevolgen van de oorlog
Na Slovenië is Kroatië het tweede land uit het vroegere Joegoslavië dat in staat is bij de EU aan te sluiten. Maar in tegenstelling tot Slovenië, dat zijn aansluiting vlot en zonder noemenswaardig bloedvergieten zag verlopen, diende Kroatië vier jaar lang (1991-1995) een bloedige strijd te doorstaan. De aanpak van de gevolgen van dit oorlogsverleden (vervolgen van de oorlogsmisdadigers en samenwerking met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië in Den Haag, beheer van de terugkeer van de vluchtelingen, totstandbrenging van een regionale samenwerking) wordt in aanmerking genomen tijdens de lange weg van de Balkanlanden naar toetreding tot de EU. Het SAP voorziet immers in deze drie voorwaarden voor alle kandidaat-ondertekenaars die de status van kandidaat-lidstaat voor de EU wensen te verwerven en die toetredingsbesprekingen willen openen : i) samenwerken met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY), ii) de vluchtelingen van de oorlog van 1992-1995 aanmoedigen om terug te keren en iii) regionale samenwerking tot stand brengen.
Op deze drie gebieden heeft Kroatië in tien jaar tijd een aanzienlijke weg afgelegd :
— na een moeilijke start is de samenwerking van het land met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië zeer doeltreffend;
— de betrekkingen met zijn buurlanden liggen in de lijn van een daadwerkelijke regionale samenwerking.
— Kroatië en Servië hebben werk gemaakt van de normalisering van hun betrekkingen. De presidenten van beide staten namen tal van initiatieven met het oog op een verzoening, eerst door ontmoetingen in beide landen en later door bezoeken van de Servische president Tadic aan Zagreb en aan de martelarenstad Vukovar, waar hij zijn verontschuldigingen aanbood voor de misdaden die tijdens de oorlog door de strijdkrachten van het Milosevic-regime werden begaan. De kwesties die nog niet waren afgehandeld, bijvoorbeeld betreffende vermiste personen, vluchtelingen, oorlogsmisdaden, teruggave van in beslag genomen culturele goederen, beslissingen aangaande de grens werden door beide partijen op een constructieve manier aangepakt.
De sfeer in de regio werd ook gevoelig verbeterd door de verontschuldigingen van president Josipovic voor de fouten die in Bosnië-Herzegovina werden begaan;
— een oplossing voor de kwestie van de terugkeer en het opnieuw huisvesten van de vluchtelingen en ontheemden was en is nog steeds een van de cruciale uitdagingen in de naoorlogse context. Tijdens de oorlog van 91-95 verlieten zo'n 300 000 Kroaten van Servische afkomst Kroatië. 126 000 van hen keerden terug naar Kroatië, maar velen verlieten later het land opnieuw. De regering liet 45 000 woningen voor de vluchtelingen bouwen, wat 2,2 miljard euro gekost heeft aan de staat. Toch schat Servië dat 100 000 Serviërs uit Kroatië, die als vluchteling in Servië verblijven, in alle veiligheid naar Kroatië hopen terug te keren en er werk te vinden.
II. BELANGRIJKSTE ONDERHANDELINGSRESULTATEN
Tijdens de onderhandelingen kreeg Kroatië tienduizenden bladzijden primaire en secundaire wetgeving ter omzetting. Het belangrijkste onderwerp van de onderhandelingen was de invulling van lacunes of de aanpak van specifieke probleemgebieden. Het waren intense besprekingen die tegen een hoog tempo verliepen en waarbij de standpunten soms in scherpe bewoordingen werden verdedigd. Het aan het toetredingsverdrag gehechte protocol/akte die alle afspraken met Kroatië bevat is de uiteindelijke neerslag van de besprekingen. In het verdrag met de bijlagen staan alle belangrijke overgangsperiodes, afwijkingen en specifieke regelingen, alsook de financiële afspraken en de verklaringen in diverse vormen.
De kernpunten van de onderhandelingen waren het vrij verkeer van werknemers, het mededingingsbeleid, het gerechtelijk apparaat en de fundamentele rechten, vrijheid, veiligheid en justitie, de toezichtsclausule (met inbegrip van de link met de toekomstige toetreding van Kroatië tot de Schengenruimte).
Kroatië kan geen gebruik maken van een speciale regeling voor de hoofdstukken 3, 5, 6, 10, 15, 18, 19, 20, 21, 23, 25, 26, 28, 30, 31, 32. Kroatië zal dus van bij de toetreding het acquis met betrekking tot al deze hoofdstukken moeten uitvoeren.
Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste resultaten van de onderhandelingen over de andere hoofdstukken, waaronder ook de overgangsmaatregelen en afwijkingen die werden aangenomen opdat Kroatië zou voldoen aan de toetredingsvoorwaarden.
1. Vrij verkeer van goederen
Volgens het beginsel van het vrije verkeer van goederen moet het mogelijk zijn goederen vrij over het gehele grondgebied van de Europese Unie te verhandelen.
Kroatië zal het volledige acquis inzake het vrij verkeer van goederen omzetten en toepassen. Tijdens de onderhandelingen werd wel een overgangsperiode van maximaal 4 jaar (vanaf de datum van de toetreding) afgesproken voor de omzetting van de richtlijn tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik.
2. Vrij verkeer van werknemers
De overgangsregeling voor het vrij verkeer van werknemers die met Kroatië werd overeengekomen is dezelfde als de regeling voor de vorige uitbreiding. Volgens deze regeling moeten de huidige lidstaten tijdens de overgangsperiode hun arbeidsmarkt niet volledig openstellen voor werknemers uit de nieuwe lidstaten en mogen zij nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen toepassen. Ook Kroatië mag op basis van het wederkerigheidsprincipe de toegang tot de eigen arbeidsmarkt beperken.
De overgangsperiodes met betrekking tot hoofdstuk 2 inzake het vrij verkeer van werknemers volgen hetzelfde stramien als de periodes voor de vijfde uitbreiding (2+3+2 jaar);
— in de eerste fase van twee jaar die volgt op de toetreding kunnen de huidige lidstaten hun nationale recht blijven toepassen voor onderdanen van landen van buiten de EU, in die zin dat voor de betreffende werknemers een werkvergunning verplicht is;
— in de tweede fase die drie jaar duurt, staat het de lidstaten vrij de eerder genomen beperkende maatregelen aan te houden of af te schaffen;
— de derde fase is de fase van de definitieve toepassing van het gemeenschapsrecht binnen de vijf jaar na de toetreding. Toch kan hiervan worden afgeweken : de lidstaten mogen uitzonderlijke omstandigheden inroepen (sterke toename van de werkloosheid bijvoorbeeld) om de administratieve hinderpalen met twee jaar te verlengen.
In Duitsland en Oostenrijk kan de arbeidsmarkt in bepaalde gevoelige dienstensectoren ernstig verstoord raken (als gevolg van grensoverschrijdende dienstverlening). Zolang in beide landen de overgangsmaatregelen voor werknemers uit Kroatië van toepassing zijn, kunnen Duitsland en Oostenrijk, in het kader van de dienstverlening door in Kroatië gevestigde bedrijven, het tijdelijk verkeer van werknemers beperken en ondermeer ook het recht om werk in Duitsland en Oostenrijk aan te nemen.
3. Vrij verkeer van kapitaal
Een paar uitzonderingen daargelaten, moeten de lidstaten alle beperkingen op het vrij verkeer van kapitaal opheffen, zowel de onderlinge beperkingen binnen de Europese Unie als de beperkingen tussen de lidstaten en derde landen. Het acquis bevat ook bepalingen inzake grensoverschrijdende giro's en de uitvoering van giro-opdrachten in verband met effecten.
Zoals dit bij de uitbreiding in 2004 en in 2007 het geval was, werd met Kroatië ook onderhandeld over een overgangsperiode voor de verwerving van landbouwgronden. Kroatië hoopt hierdoor te voorkomen dat speculanten deze gronden tegen een lage prijs kunnen opkopen. In de overeengekomen overgangsregeling van zeven jaar kan Kroatië zijn nationale wetgeving inzake de verwerving van landbouwgrond verder toepassen. De overgangsregeling is echter niet van toepassing op onderdanen van de lidstaten die als zelfstandig landbouwer werken. Voor het einde van het derde jaar van de overgangsperiode, zal de Commissie een algemene beoordeling uitvoeren. Als het duidelijk is dat de markt van de landbouwgrond in Kroatië ernstig verstoord is of verstoord dreigt te raken, kan de Commissie op vraag van Kroatië beslissen de overgangsperiode met drie jaar te verlengen. Het is ook mogelijk deze periode slechts voor bepaalde ernstig getroffen regio's te verlengen.
De beperkingen inzake de vewerving van gronden die Kroatië reeds op 31 december 2012 met derde landen was overeengekomen, kunnen gehandhaafd blijven.
4. Intellectuele-eigendomsrechten
Het acquis op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten bepaalt de geharmoniseerde voorschriften voor de juridische bescherming van auteursrechten en naburige rechten.
Met Kroatië werden een aantal specifieke regelingen getroffen. Gemeenschapsmerken die in de lidstaten voor de datum van toetreding zijn geregistreerd gelden ook in Kroatië vanaf de dag van toetreding. Aldus is een gelijke behandeling op het hele grondgebied van de EU gewaarborgd. Ook voor de bescherming van geneesmiddelen en farmaceutische producten werden bijzondere bepalingen goedgekeurd.
5. Mededingingsbeleid
Wat de mededinging betreft gaat het acquis over het beleid inzake kartels en het toezicht op staatssteun. De Europese regelgeving inzake mededinging was voer voor lange en moeizame besprekingen met Kroatië, meer bepaald over de staatsscheepswerven waarvoor een herstructurering nodig is met het oog op de afstemming op het acquis.
De scheepsbouw in Kroatië is amper goed voor 1 % van de wereldproductie (Kroatië is de zesde scheepsbouwer ter wereld), maar het is wel een traditonele sector met 10 000 rechtstreekse arbeidsplaatsen en 4 000 onrechtstreekse (onderaanneming). Bovendien zorgt de sector voor 25 000 banen bij de leveranciers van apparatuur en grondstoffen. De scheepsbouw neemt 11 % van de Kroatische export voor zijn rekening.
De regering gaf jaarlijks gemiddeld 54 miljoen euro rechtstreekse subsidie of 0,3 % van de begroting. Tussen 2006 en 2009 bedroeg de staatswaarborg voor leningen aan de scheepswerven 1,79 miljard euro. De gecumuleerde verliezen bedroegen 1,37 miljard euro.
Kroatië stemde in met een herstructurering van de scheepswerven die bestond in een privatisering na een aanbesteding waarop alle concurrenten konden inschrijven. In de herfst van 2009 faalde een eerste poging. In de lente van 2010 kwamen de inschrijvers met herstructureringsplannen waarin het Kroatisch agentschap voor mededinging en de Commissie zich konden vinden. Deze plannen zullen deel uitmaken van de privatiseringsovereenkomsten die Kroatië voor de eigenlijke toetreding met de respectieve overnemers van de scheepswerven zal sluiten.
Wat de herstructurering van de staalsector betreft, zal de Commissie nauwlettend toezicht houden op de terugbetaling van de herstructureringssteun die staalproductent CMC Sika ontving tussen 1 maart 2002 en 28 februari 2007, vermeerderd met de samengestelde intrest.
6. Financiële diensten
Voor het acquis inzake financiële diensten gelden voorschriften op het gebied van de erkenning, het functioneren en het toezicht op de financiële instellingen die te maken hebben met materies als bank- en verzekeringswezen, aanvullend pensioen, investeringsdiensten en effectenmarkten.
Kroatië zal het acquis hieromtrent vanaf de dag van de toetreding integraal uitvoeren. Een bijzondere regeling voorziet echter in een uitzondering voor de verstrekkers van consumptiekredieten die zijn vrijgesteld van de volledige toepassing van de richtlijn.
7. Landbouw en plattelandsontwikkeling
Over het algemeen moeten de kandidaat-lidstaten inzake landbouw prioriteit geven aan de noodzakelijk geachte hervormingen. De financiering van deze hervormingen gebeurt zowel in het kader van de plattelandsontwikkeling als in het kader van het structuurbeleid. Landbouwers krijgen ook premies om op een economisch leefbare manier aan te sluiten bij de Europese landbouwlogica. Aan landbouwers wordt een speciale steun voor semizelfvoorzieningsbedrijven toegekend met betrekking tot aanvragen die uiterlijk op 31 december 2017 zijn goedgekeurd, op voorwaarde dat in geen soortgelijke algemene maatregelen en/of steun is voorzien in de nieuwe verordening inzake plattelandsontwikkeling voor de programmeringsperiode 2014-2020.
— Rechstreekse betalingen
Voor Kroatië worden de rechtstreekse betalingen volgens hetzelfde systeem ingevoerd als het geval was voor de vijfde uitbreiding, met dien verstande dat hiermee pas in 2013 wordt begonnen (van 25 % in 2013 geleidelijk naar 100 % vanaf 2022).
Kroatie kan ook een nationaal aanvullend bedrag geven bovenop de rechtstreekse steun die geleidelijk tussen 2013 en 2022 wordt uitgekeerd en wel tot 100 % van het geldende niveau in de lidstaten van de EU-15.
De totale rechtstreekse steun die na de toetreding in de nieuwe Lidstaat aan de landbouwer kan worden uitgekeerd overeenkomstig de communautaire regeling voor rechtstreekse betalingen, met inbegrip van alle aanvullende nationale rechtstreekse betalingen, mag evenwel niet hoger zijn dan de rechtstreekse steun waarop de landbouwer recht zou hebben uit hoofde van de overeenkomstige rechtstreekse betaling die dan geldt voor de lidstaten van de EU-15.
Het is wel zo dat de mogelijkheid om het aanvullend bedrag bovenop de rechtstreekse betalingen gedeeltelijk te financieren met middelen voor plattelandsontwikkeling beperkt is tot de eerste drie jaren na de toetreding van Kroatië. De middelen voor dit aanvullend stelsel (topping-up) moeten dan achteraf uit de nationale budgetten komen (co-financiering).
— Gemeenschappelijke marktordening
De onderhandelingen met betrekking tot de suikersector verliepen moeizaam omdat Kroatië aanvankelijk een hoog productiequotum voor suiker vroeg. Het uiteindelijk bepaalde nationaal productiequotum bedraagt 192 877 ton. De eerste drie jaren na de toetreding heeft Kroatië recht op een jaarlijks quotum van 40 000 ton ruwe suiker.
Een aantal benamingen van wijn en gedistilleerde dranken zullen op EU-niveau worden beschermd, als beschermde geografische aanduiding of als traditionele aanduidingen.
Het melkquotum voor Kroatië bedraagt 765 000 ton.
— Plattelandsontwikkeling
Vanaf 2013 ontvangt Kroatië jaarlijks een volledige toewijzing in het kader van het Instrument voor pretoetredingssteun voor plattelandsontwikkeling (IPARD).
Voor de volgende programmeringsperiode voor plattelandsontwikkeling 2014-2020 mag Kroatië :
— speciale steun verlenen aan semizelfvoorzieningsbedrijven en een speciale steun om de oprichting van producentengroepen te stimuleren;
— een minimumbijdrage van het ontwikkelingsfonds besteden aan Leader (een van de vier initiatieven die worden gefinancierd uit de structurele fondsen van de EU. Het initiatief is bedoeld om de plattelandsactoren te helpen zich te bezinnen over het potentieel van hun respectieve gebieden in een langeretermijnperspectief), wat neerkomt op de helft van de bijdrage die geldt voor de andere lidstaten;
— in de vier eerste jaren na de toetreding tot 75 % van de investeringskosten vergoeden van de landbouwbedrijven die werken aan een betere aanpak van watervervuiling door landbouwnitraten.
— Kwaliteitsbeleid
Kroatië mag in de eerste twaalf maanden na de toetreding nog verdergaan met de nationale bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen voor landbouwproducten op nationaal niveau, zoals die op de dag van de toetreding gelden.
8. Voedselzekerheid, veterinair en fytosanitair beleid
Dit hoofdstuk gaat over precieze regels inzake voedselzekerheid. Het algemeen voedselbeleid bepaalt de voorschriften inzake hygiëne voor de productie van voedingsmiddelen. Het acquis bepaalt ook precieze veterinaire regels die van belang zijn voor het behoud van de gezondheid en het welzijn van dieren en voor de veiligheid van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong op de interne markt. Op fytosanitair gebied zijn er EU-regels om de kwaliteit van zaaigoed, fytofarmaceutische producten en dierenvoeding te waarborgen en voor de bestrijding van schadelijke organismen.
Kroatië zal van bij de toetreding het acquis met betrekking tot dit hoofdstuk uitvoeren. Gelet op het ingewikkelde karakter van deze problematiek zal het een aantal specifieke regelingen moeten hanteren. De regelingen zijn beperkt in de tijd en gaan over het volgende :
— Legkippen (productiecycli die voor de dag van de toetreding zijn gestart in kooien die niet beantwoorden aan de EU-normen, mogen nog maximaal twaalf maanden worden voortgezet en de eieren zijn alleen voor de Kroatische markt);
— Voor inrichtingen die bestemd zijn voor vlees, melk, vis en producten afkomstig van dieren is een overgangsperiode tot 31 december 2015 overeengekomen (mits volledige naleving van de hygiënevoorschriften) maar deze producten zijn alleen bestemd voor de Kroatische markt of voor markten van derde landen;
— zaaigoed : voor het in de handel brengen van bepaalde rassen van bieten, granen, olie- en vezelhoudende gewassen, voederplanten, planten en pootaardappelen waarop nog geen tests inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en stabiliteit zijn uitgevoerd, geldt een overgangsperiode tot 31 december 2014. Deze producten mogen niet in de andere lidstaten in de handel worden gebracht;
— voor de corridor van Neum werd een bijzondere regeling uitgewerkt : producten van dierlijke oorsprong afkomstig van het grondgebied van Kroatië die in Neum (de corridor van Neum) over het grondgebied van Bosnië en Herzegovina worden vervoerd, voordat zij bij de toegangspunten Klek of Zaton Doli weer het grondgebied van Kroatië worden binnengebracht, worden vrijgesteld van veterinaire controles, op voorwaarde dat Kroatië aan de noord- en aan de zuidkant van de corridor controlepunten inricht. De doorvoer van levende dieren, met uitzondering van huisdieren, is verboden.
9. Visserijbeleid
Het acquis op visserijgebied bestaat uit verordeningen die geen omzetting in nationaal recht vereisen. Toch zijn er maatregelen nodig om de administratie en de marktdeelnemers voor te bereiden op de deelname aan het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit beleid behelst marktbeleid, beheer van de visbestanden en de visservloot, inspectie en controle, structurele acties en toezicht op de staatssteun. In bepaalde gevallen is een aanpassing nodig van met derde landen of internationale organisaties gesloten visserijakkoorden en -overeenkomsten.
De onderhandelingen over dit hoofdstuk liepen wat vertraging op vanwege een geschil over historische visserijrechten in de Adriatische zee, waarop Slovenië aanspraak maakt. Slovenië vraagt bovendien juridische waarborgen van Kroatië opdat het niet langer de ZERP (Exclusieve Milieu- en visserijbeschermingszone) ten aanzien van de lidstaten in te roepen.
Kroatië zal het acquis van dit hoofdstuk vanaf de toetreding ten uitvoer leggen, via een aantal specifieke regelingen die betrekking hebben op het gebruik van sleepnetten door Kroatische vissers, de bijzondere categorie niet-commerciële visvangst (zelfvoorzieningsvisserij), of nog een beperkte wederzijdse toegang tot de kustwateren van het andere land, op grond van een bilaterale overeenkomst tussen Slovenië en Kroatië (arbitrageovereenkomst van 4 november 2009 tussen Kroatië en Slovenië).
10. Vervoersbeleid
De EU-wetgeving inzake vervoer heeft tot doel de werking van de interne markt inzake vervoer te verbeteren door goedkopere, efficiëntere en meer milieuvriendelijke vervoersdiensten te bevorderen. Het acquis inzake vervoer bestrijkt de sectoren wegvervoer, spoorvervoer, luchtvaart, zeevaart, binnenvaart en gecombineerd vervoer. Het acquis gaat over de technische normen en veiligheids- en beveiligingseisen, sociale voorwaarden, toezicht op staatssteun en de liberalisering binnen de context van de interne vervoersmarkt.
Kroatië zal het acquis van dit hoofdstuk vanaf de toetreding ten uitvoer leggen, via een aantal specifieke regelingen op drie gebieden.
Met betrekking tot de liberalisering van het wegverkeer kan Kroatië van bij de toetreding deelnemen aan het internationaal vervoer binnen de interne markt. De lidstaten hebben overeenstemming bereikt over een gefaseerde opening van de cabotagemarkt waarbij wegvervoerders uit Kroatië voor een periode van twee jaar vanaf de datum van toetreding niet actief kunnen zijn op de markt van de andere lidstaten. Van hun kant kunnen de marktdeelnemers die in de andere lidstaten zijn gevestigd, niet actief zijn in Kroatië. Deze overgangsperiode kan maximaal met twee jaar worden verlengd.
Op het gebied van cabotage in het zeevervoer kunnen openbare-dienstcontracten die werden gesloten voor de datum van de toetreding nog tot 31 december 2016 blijven gelden.
Tot eind 2014 is er een overgangsmaatregel van kracht voor cruisediensten tussen Kroatische havens, die worden verricht door schepen van minder dan 650 bruto ton.
11. Fiscaliteit
http://webcache.googleusercontent.com/search ?q=cache :K8HbacY_3wUJ :http://eur-lex.europa.eu/Notice.do %3Fmode %3Ddbl %26lang %3Dfr %26ihmlang %3Dfr %26lng1 %3Dfr,nl %26lng2 %3Dbg,cs,da,de,el,en,es,et,fi,fr,hu,it,lt,lv,mt,nl,pl,pt,ro,sk,sl,sv, %26val %3D526455 :cs %26page %3D %2Bcroatie %2Bacquis %2Bdomaine %2Bfiscalit %25C3 %25A9 %2Bdroits %2Bd %2527accises %2Beur-lex&hl=nl&gbv=2&gs_l=serp. 12 ...4391 11516.0 13203.10.3.1.6.7.0 109 280.2j1.3.0 ...0.0.s2BeB8CqUzs&ct=clnk
Het acquis op het gebied van fiscaliteit behelst ondermeer de indirecte belastingen (belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en accijnzen), bepaalde aspecten van de directe belastingen (belasting van spaarinkomsten van particulieren en vennootschapsbelasting) en de beginselen van de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen.
Kroatië zal het acquis van dit hoofdstuk vanaf de toetreding ten uitvoer leggen, via een aantal specifieke regelingen :
— in bepaalde gevallen mag Kroatië voor de belastingplichtigen een lagere en in de tijd onbeperkte registratie- en vrijstellingsdrempel voor de btw hanteren tot het equivalent van 35 000 euro in de lokale munt en mag het ook btw-vrijstelling blijven verlenen voor het internationaal passagiersvervoer, met daarbij het recht om belastingaftrek in te voeren. Voorts geldt in Kroatië tot 31 december 2014 een overgangsperiode waarin de levering van bouwgronden is vrijgesteld van BTW;
— voor de omzetting van het acquis inzake de accijnzen op sigaretten heeft Kroatië een langere termijn gekregen (tot 31 december 2017). Tijdens deze overgangsperiode behouden de lidstaten het recht om beperkingen op te leggen voor het aantal sigaretten dat particulieren vanuit Kroatië naar hun land mogen meenemen.
12. Regionaal beleid en coördinatie van structurele middelen
Kroatië is de verbintenis aangegaan het communautaire acquis over deze materie vanaf de datum van de toetreding volledig om te zetten via specifieke regelingen. Met het oog op de continuïteit van de meerjarige operationele programma's die nog lopen in het kader van de pretoetredingssteun (IPA afdelingen III en IV), worden deze programma's na de toetreding beschouwd als programma's die zijn goedgekeurd in het kader van de verordeningen Structuurfondsen/Cohesiefondsen. De onderhandelingen werden vooral op de volgende gebieden gevoerd : wetgevend en institutioneel kader, bestuurlijke capaciteit, programmering, monitoring en evaluatie, financieel toezicht en beheer, subsidiabiliteit en financiering.
Tijdens de onderhandelingen werd uitvoerig ingegaan op de bestuurlijke capaciteit en de institutionele vereisten. De Commissie zal nauwlettend toezien op de naleving van de verbintenissen (monitoring) en zal slechts EU-middelen verstrekken als aan alle voorwaarden onder dit hoofdstuk is voldaan.
13. Justitie, vrijheid en veiligheid
Het EU-beleid op het gebied van het gerechtelijk apparaat en de fundamentele rechten is gericht op een verdere en diepere ontwikkeling van de Unie als ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Dit hoofdstuk betreft :
— voorzien in een instrumentarium dat garant staat voor de instandhouding van de rechtsstaat via een integer en onafhankelijk gerechtelijk apparaat;
— de bestrijding van corruptie met een strategie en actieplannen en via diensten die de strijd aanbinden met corruptie en georganiseerde misdaad, de opheffing van belangenconflicten, de transparante financiering van politieke partijen;
— de eerbieding van fundamentele vrijheden en rechten, zoals bepaald in het acquis en het Handvest van de grondrechten;
— de volledige samenwerking met het Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië.
Het heeft lang geduurd voor de bespreking van hoofdstuk 23 kon beginnen omdat Nederland, België, het Verenigd Koninkrijk en Finland de samenwerking met het ICTY ontoereikend vonden. Op 30 juni 2010 konden de onderhandelingen over het hoofdstuk dan toch beginnen, alleen bleef er bijzonder weinig tijd over om de doelstellingen te verwezenlijken.
De regering van premier Kosor heeft vooral ingezet op de bestrijding van corruptie. Sommigen bestempelden de resultaten van de aanpak van grote corruptiezaken als spectaculair. Kroatië heeft geen specifieke aanvraag ingediend voor overgangsmaatregelen.
Kroatië zal dan ook het volledige acquis over deze materie vanaf de toetreding omzetten en toepassen, behalve de hoofdstuken over het Schengenacquis. Alle kandidaat-lidstaten hebben de verplichting om partij te zijn bij het Schengenverdrag. Ze zullen in twee fasen partij worden, net zoals de landen die in 2004 en in 2007 zijn toegetreden.
In een eerste fase maakt Kroatië vanaf de toetreding deel uit van de politiële en justitiële samenwerking en van de samenwerking inzake asiel en migratie, waaronder begrepen het visumbeleid. Het andere onderdeel van het Schengenacquis, zijnde de opheffing van de controles aan de binnengrenzen, gaat voor de nieuwe lidstaten slechts in een tweede fase in omdat er eerst een toetsing plaatsheeft waaraan een grondige evaluatie voorafgaat. De Raad zal dan het advies van het Europees Parlement inwinnen en vervolgens met eenparigheid van stemmen beslissen. De Raad kan pas een positieve beslissing nemen als de controle aan de buitengrenzen verzekerd is en het Schengeninformatiesysteem II operationeel is. Verder werd overeengekomen dat voor het eerst ook rekening zal worden gehouden met het verslag dat de Commissie opmaakt vóór de toetreding van Kroatië en waarin zij bevestigt dat Kroatië de in de toetredingsonderhandelingen aangegane verbintenissen die relevant zijn voor het Schengenacquis blijft nakomen.
14. Milieu
Slovenië heeft nauwgezet toegekeken op de onderhandelingen over dit hoofdstuk omdat het met Kroatië een geschil heeft over de de door Zagreb ingestelde milieu- en visserijbeschermingszone (zie hoger).
In algemene zin vergt de omzetting van het acquis inzake milieubescherming een bijzonder grote inspanning. Bij de toekenning van overgangsperiodes werden drie grote uitdagingen in rekening gebracht : ten eerste de omzetting van de richtlijnen in nationale wetgeving, ten tweede de aanwezigheid van voldoende bestuurlijke capaciteit — met oog voor de vaardigheden van het personeel en de beschikbaarheid van de gepaste apparatuur — en ten derde substantiële investeringen om de achterstand binnen de opgelegde termijnen goed te maken.
De met Kroatië overeengekomen overgangsmaatregelen zijn zowel in tijd als in werkingssfeer beperkt en zijn verbonden aan een tijdschema met nauwkeurig omschreven doelstellingen en tussentijdse mijlpalen. Overigens is het grensoverschrijdend effect beperkt en is de impact op de mededingingsregels minimaal.
— Horizontale wetgeving/klimaatverandering
Kroatië zal niet voor 1 januari 2013, wanneer de 3e handelsperiode aanvangt, tot de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (EU ETS), toetreden. Het zal wel vanaf 1 januari 2014 deel uitmaken van het ETS wat de luchtvaartactiviteiten betreft. Op de bovengenoemde datums zal het land toetreden tot het bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen, zoals bepaald in de EU ETS.
— Afvalbeheer
Voor afvalbeheer zijn de overgangsperiodes langer : Kroatië krijgt tot 1 januari 2019 de tijd voor de aanpassing van de stortplaatsen en tot 1 januari 2021 om de hoeveelheid naar stortplaatsen over te brengen biologisch afbreekbare afvalstoffen te verminderen.
http://eur-lex.europa.eu/Notice.do ?mode=dbl&lang=nl&ihmlang=nl&lng1=nl,fr&lng2=da,de,el,en,es,fi,fr,it,nl,pt,sv,&val=396872 :cs&page
— Waterkwaliteit
De EU-wetgeving op het gebied van de waterkwaliteit vereist veel investeringen. Daarom werden lange overgangstermijnen overeengekomen. Deze langere termijnen zijn de uitkomst van een uitvoerig en zorgvuldig onderhandelingsproces waarin, naast milieu- en gezondheidsoverwegingen, ook de sociaal-economische mogelijkheden van het toetredende land werden meegewogen.
Voor Kroatië zijn twee overgangsperiodes uitgewerkt. Tijdens de eerste periode die tot 1 januari 2024 loopt, kan het land het zuiveringssysteem van stedelijk afvalwater aanpassen. Op het eind van de tweede periode die tot 1 januari 2019 loopt, moet Kroatië voldoen aan een aantal parameters voor drinkwater.
— Industriële verontreiniging en risicobeheersing
Wat de geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC) betreft, hebben 67 geselecteerde bedrijven uitstel gekregen tot 1 januari 2018 om de uitstoot van verontreinigende stoffen te verminderen.
11 grote stookinstallaties krijgen tot 1 januari 2018 de tijd om het acquis na te leven.
Met het oog op de vermindering van de uitstoot van vluchtige organische stoffen werd voor een aantal specifieke installaties een overgangsperiode tot 1 januari 2016 toegekend. Deze periode geldt ook voor bepaalde installaties waarvan de verantwoordelijke moet kunnen aantonen dat hij gebruik maakt van de best beschikbare bekledingstechnieken in de scheepsbouw.
— Chemische stoffen
Met betrekking tot de verordering inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), krijgt Kroatië vanaf de toetreding maximaal zes maanden de tijd om te voldoen aan de verplichting van preregistratie van niet-geleidelijk geïntegreerde stoffen en maximaal 12 maanden om te voldoen aan de verplichting van preregistratie van geleidelijk geïntegreerde stoffen. Kroatië krijgt vanaf de toetreding ten minste zes maanden de tijd om de toelatingsaanvraag voor stoffen die op de lijst van toelatingen voorkomen te sturen.
15. Douane-unie
Kroatië zal het acquis van dit hoofdstuk vanaf de toetreding ten uitvoer leggen, via de volgende specifieke regelingen :
— bepalingen inzake de gegarandeerd blijvende geldigheid, na de toetreding, van het certificaat van oorsprong, dat voor de toetreding werd afgegeven ingevolge preferentiële akkoorden tussen Kroatië en derde landen. Deze maatregel is noodzakelijk om tegemoet te komen aan de gewettigde verwachtingen van de marktdeelnemers;
— bepalingen die van toepassing zijn om de voorwaarden die verbonden zijn aan bepaalde economische stelsels, te vervullen (douane-entrepots, actieve veredeling, passieve veredeling, behandeling onder douanetoezicht, en tijdelijke invoer);
— bepalingen inzake de navordering, de terugbetaling of de kwijtschelding van de rechten.
16. Financiële en budgettaire bepalingen
Dit hoofdstuk behelst de bepalingen inzake de middelen die nodig zijn voor de financiering van de EU-begroting (« eigen middelen »). Deze middelen bestaan hoofdzakelijk uit bijdragen van de lidstaten. De berekeningsbasis van deze bijdragen zijn de traditionele eigen middelen uit douanerechten, landbouwheffingen en suikerheffingen, de btw en het bruto nationaal inkomen (BNI). De lidstaten moeten uitgerust zijn met de bestuurlijke capaciteit om de berekening, de inning, de betaling en de controle van de eigen middelen te kunnen coördineren en te waarborgen. Het betreffende acquis is rechtstreeks bindend en omzetting in nationaal recht is dus niet nodig. Kroatië zal dus het acquis van dit hoofdstuk vanaf de toetreding ten uitvoer leggen.
Onder dit hoofdstuk vallen ook de financiële toewijzingen die Kroatië als Lidstaat ontvangt. Vanaf de toetreding zal Kroatië ook deelnemen aan andere acties en programma's van de Unie (intern beleid). Voor de uitgaven van een Lidstaat wordt geen totaalbedrag uitgetrokken. Voor Kroatië zijn dus geen specifieke bedragen vastgelegd en er komen dan ook geen bedragen voor in het Toetredingsverdrag.
In het kader van de structuurmaatregelen werden voor 2013 de volgende vastleggingskredieten goedgekeurd : 299,6 miljoen euro voor de structuurfondsen, 149,8 miljoen euro voor het cohesiefonds en 8,7 miljoen euro voor het Europees visserijfonds.
Het financieel kader voor na 2014 is nog niet goedgekeurd. Voor de bovengenoemde structuurmaatregelen na 2014 is dus nog geen bedrag vastgelegd. Wel werd ten aanzien van Kroatië een geleidelijke invoering (phasing-in) van deze nieuwe structuurmaatregelen in 2014 en 2015 afgesproken. Dit komt erop neer dat Kroatië in 2014 70 % financiering ontvangt en in 2015 90 % van de « normale » financiering voor beide jaren. Er wordt wel een aanpassing toegepast in die zin dat, voor zover mogelijk binnen de grenzen van het nieuwe acquis, het fonds voor Kroatië in 2014 en 2015 wordt aangevuld met respectievelijk 2,33 en 3 keer het bedrag van de toewijzing voor 2013.
Voor de financiering van landbouw en plattelandsontwikkeling werden de volgende afspraken gemaakt :
— in 2013 geen financiering voor plattelandsontwikkeling na de toetreding;
— vanaf 2014 volledige toegang tot het fonds voor plattelandsontwikkeling (geen phasing-in);
— in 2013 een integrale toewijzing voor een jaar uit het Instrument voor pretoetredingssteun voor plattelandsontwikkeling (IPARD);
— in 2013 toegang tot het totale bedrag van 25 % van de rechtstreekse betalingen.
Bij de uitbreiding in 2004 en 2007 werden voor een aantal landen de onderstaande faciliteiten ter beschikking gesteld. Ook voor Kroatië zijn deze faciliteiten tot eind 2014 beschikaar :
— een cashflowfaciliteit om Kroatië te helpen bij het verbeteren van de cashflow in de nationale begroting;
— een overgangsfaciliteit om de bestuurlijke capaciteit verder te versterken wat de naleving van de Gemeenschapswetgeving en de intercollegiale uitwisseling van goede praktijken ten goede komt;
— een Schengenfaciliteit om Kroatië te helpen bij de financiering van acties aan de nieuwe buitengrenzen van de Unie met het oog op de uitvoering van het Schengenacquis en de controle aan de buitengrenzen.
De bedragen (vastleggingskredieten) die worden vrijgemaakt zijn :
In miljoen euro, dagkoers | 2013 | 2014 |
Schengenfaciliteit | 40 | 80 |
Overgangsfaciliteit | 29 | |
Cashflowfaciliteit | 75 | 28,6 |
17. Instellingen
Wat de instellingen en de procedures betreft heeft de EU de regels aangepast teneinde een billijke vertegenwoordiging van Kroatië in de Europese instellingen (Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie) en in andere instanties, en een slagvaardigere besluitvorming (bijvoorbeeld inzake stemrecht, officiële talen en andere procedureregels) en verkiezing voor het Europees parlement te verzekeren.
Kroatië zal het acquis van dit hoofdstuk vanaf de toetreding ten uitvoer leggen, via een aantal specifieke regelingen die in tijd en reikwijdte zijn beperkt.
Parlement : voor de resterende zittingsperiode 2009-2014, krijgt Kroatië twaalf zetels. In 2014 zal de Europese Raad, op initiatief van en na goedkeuring door het Europees Parlement een besluit vaststellen inzake de zevenhonderdeenenvijftig leden van het Europees Parlement (artikel 14(2) VEU).
De Raad : tot 31 oktober 2014/31 maart 2017, wordt de gekwalificeerde meerderheid berekend zoals vastgelegd in artikel 3(3) van Protocol 36 betreffende de overgangsbepalingen, zoals gewijzigd bij artikel 20 van de Akte van Toetreding van Kroatië. Volgens deze regeling krijgt Kroatië zeven stemmen. De drempel voor de gekwalificeerde meerderheid ligt nu op 260 van de 352 stemmen en de blokkeringsminderheid op 91 stemmen. Ook hier geldt de regel dat een Lidstaat kan vragen om na te gaan of deze 260 stemmen ten minste 62 % van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen.
De Commissie : vanaf de toetreding van Kroatië wordt een Kroaat benoemd tot Commissaris.
De Economische en Sociale Raad en het Comité van de Regio's : Kroatië heeft negen zetels in elk van deze adviescomités tot wanneer de besluiten van de Raad inzake de nieuwe samenstelling in werking treden.
Het Hof van Justitie en het Gerecht krijgen er één rechter bij wat het aantal op achtentwintig brengt.
De vertegenwoordiging van Kroatië in de andere bij het Verdrag of krachtens afgeleid Gemeenschapsrecht opgerichte instellingen, organen, instanties, comités en agentschappen, is overeenkomstig de bestaande bepalingen geregeld.
Naast de tweeëntwintig EU-talen wordt ook het Kroatisch een werktaal.
18. Vrijwaringsclausules
Net als in de toetredingsverdragen voor de uitbreiding in 2004 en 2007, bevat het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië een algemene, economische vrijwaringsclausule. Voor de interne markt en voor « justitie en binnenlandse zaken » zijn er twee specifieke vrijwaringsclausules.
Met het oog op een verantwoord uitbreidingsebeleid, vinden de lidstaten het belangrijk om, aanvullend op de reeds getroffen overgangsmaatregelen en de vrijwaringsmaatregelen op het niveau van het acquis, meer waarborgen in te bouwen voor het geval de nieuwe kandidaat-lidstaat op het moment van de toetreding nog niet aan alle eisen zou voldoen.
19. Monitoring
Er is voorzien in een monitoringmechanisme om de zekerheid te hebben dat Kroatië ook na de afronding van de onderhandelingen zijn verbintenissen nakomt. Dit mechanisme is niet hetzelfde als het mechanisme voor samenwerking en toetsing dat bij de toetreding van Roemenië en Bulgarije werd opgezet. In het geval van Kroatië houdt de Commissie zich alleen tussen de beëindiging van de onderhandelingen en de daadwerkelijke toetreding van Kroatië bezig met het monitoringmechanisme. Het is immers de bedoeling dat Kroatië er bij de toetreding helemaal klaar voor is.
Het mechanisme is toegespitst op het acquis van hoofdstuk 23 (Justitie en fundamentele rechten — met ondermeer de verdere ontwikkeling van een track record over de juridische hervorming en de fundamentele rechten, het onpartijdig beheer van oorlogsmisdaden en de strijd tegen corruptie, van hoofdstuk 24 (Justitie, Vrijheid, Veiligheid — met ondermeer het beheer van de buitengrenzen, de politionele samenwerking, de strijd tegen de georganiseerde misdaad en juridische samenwerking) en van hoofdstuk 8 (Mededinging, met ondermeer de herstructurering van de scheepsbouw en de staalsector).
Deze monitoring zal bestaan uit regelmatig bijgewerkte monitoringtabellen, een dialoog in het kader van de Associatie- en Stabilisatieovereenkomst, toetsingsmissies, economische pretoetredingsprogramma's en fiscale notificaties. Indien nodig worden in een vroegtijdig stadium waarschuwingsbrieven aan de Kroatische autoriteiten gericht. In de herfst van 2011 legde de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor over de geboekte vooruitgang. In de herfst van 2012 volgt dan een volledig follow-uprapport.
Verder is bepaald dat de Raad, met gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie alle passende maatregelen kan nemen als in het kader van de monitoring aspecten aan het licht komen die aanleiding kunnen geven tot bezorgdheid. Het huidige monitoringsysteem is dus een geleidelijk systeem dat het mogelijk maakt maatregelen op verschillende niveaus te nemen, afhankelijk van de mate waarin Kroatië in gebreke blijft.
Tot slot heeft de Raad beslist om voor de eerste keer het monitoringsysteem te koppelen aan de toetreding van Kroatië tot de Schengenruimte. Zo zal het land pas kunnen toetreden tot de Schengenruimte na een besluit van de Raad. Daarbij zal rekening worden gehouden worden met het rapport waarin de Commissie bevestigt dat Kroatië nog steeds voldoet aan de voor het Schengenacquis relevante verbintenissen die het in het onderhandelingsproces is aangegaan.
20. Verklaringen
De verklaringen maken geen integrerend deel uit van het Toetredingsverdrag en het Protocol/de Slotakte als zodanig en hebben dus geen rechtsgevolgen. De aan de Slotakte gehechte verklaringen zijn de uitdrukking van een politieke wil. Ze geven toelichting bij wat is overeengekomen of beschrijven onder welke omstandigheden of vanuit welk uitgangspunt een Staat akkoord is gegaan met een bepaald hoofdstuk. Het is wel zo dat een Staat geen voorbehoud meer kan maken bij wat is overeengekomen.
Het Verdrag bevat vier verklaringen : een gezamenlijke verklaring van de huidige lidstaten over de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis, een gezamenlijke verklaring van de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk over het vrije verkeer van werknemers, een gezamenlijke verklaring van de huidige lidstaten en de Republiek Kroatië over het Europees Ontwikkelingsfonds en een verklaring van de Republiek Kroatië betreffende de overgangsregelingen voor de liberalisering van de Kroatische markt voor landbouwgrond.
III. CONCLUSIE
De toetreding van Kroatië luidt een nieuwe fase in van de uitbreiding van de Europese Unie. De Unie geeft hiermee concrete inhoud aan haar betrokkenheid ten aanzien van de landen van de Westelijke Balkan.
De EU heeft geleerd van eerdere ervaringen en heeft van op basis daarvan de onderhandelingsprocedure bijgestuurd. De verbeterde werkwijze moet de lidstaten de nodige garanties bieden met betrekking tot de goede tenuitvoerlegging van het acquis, in het bijzonder inzake het gerechtelijk apparaat en de fundamentele rechten, alsook inzake de eerbiediging van vrijheid, veiligheid en recht. En dit geeft de zekerheid dat de toetreding plaatsheeft in de vereiste omstandigheden.
Op datum van 24 september 2012 heeft de Raad van State zijn advies over het voorontwerp van wet gegeven.
Krachtens artikel 2, 7º van het Koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende uitvoering van artikel 19/1, § 1, 2e lid, van hoofdstuk V/1 van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, zijn de voorontwerpen van wet houdende instemming met verdragen vrijgesteld van een voorafgaand onderzoek « duurzame ontwikkeling ».
De vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken,
Didier REYNDERS.
ALBERT II,
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
Onze Groet.
Op de voordracht van Onze vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Onze vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, is ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Het Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie), en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, en de Slotakte, gedaan te Brussel op 9 december 2011, zullen volkomen gevolg hebben.
Gegeven te Brussel, 10 november 2012.
ALBERT
Van Koningswege :
De vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken,
Didier REYNDERS.
VERDRAG
tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (Lidstaten van de Europese Unie) en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie.
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK KROATIË,
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN ROEMENIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
VERENIGD in de wil de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Unie voort te zetten,
VASTBESLOTEN op de reeds gelegde grondslagen een steeds hechtere eenheid tussen de Europese volkeren tot stand te brengen,
OVERWEGENDE dat artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie aan de Europese Staten de mogelijkheid biedt lid van de Unie te worden,
OVERWEGENDE dat de Republiek Kroatië heeft verzocht lid te worden van de Unie,
OVERWEGENDE dat de Raad, na advies van de Commissie te hebben ingewonnen en na de instemming van het Europees Parlement te hebben verkregen, zich heeft uitgesproken voor toelating van de Republiek Kroatië,
HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT over de voorwaarden voor de toelating en de aanpassing van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en hebben daartoe als gevolmachtigden aangewezen :
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
Elio DI RUPO
eerste minister
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE,
Boyko BORISSOV
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
Petr NECAS
minister-president
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
Helle THORNING-SCHMIDT
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
Dr. Angela MERKEL
Bondskanselier
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
Andrus ANSIP
minister-president
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
Enda KENNY
minister-president (Taoiseach)
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
Lucas PAPADEMOS
minister-president
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
José Luis RODRIGUEZ ZAPATERO
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
Jean LEONETTI
minister, belast met Europese Zaken
DE REPUBLIEK KROATIË,
Ivo JOSIPOVIĆ,
president
Jadranka KOSOR
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
Sen. Prof. Mario MONTI
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
Demetris CHRISTOFIAS
president
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
Valdis DOMBROVSKIS
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
Dalia GRYBAUSKAITE
president
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
Jean-Claude JUNCKER
minister-president, minister van staat
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
Viktor ORBÁN
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
Lawrence GONZI
minister-president
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
Mark RUTTE
minister-president, minister van algemene Zaken
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
Werner FAYMANN
bondskanselier
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
Donald TUSK
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
Pedro PASSOS COELHO
minister-president
DE PRESIDENT VAN ROEMENIË,
Traian BĂSESCU
president
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
Borut PAHOR
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
Iveta RADICOVA
minister-president
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
Jyrki KATAINEN
minister-president
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN,
Fredrik REINFELDT
minister-president
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
The Rt. Hon. David CAMERON
minister-president
DIE, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten,
OVEREENSTEMMING HEBBEN BEREIKT :
ARTIKEL 1
1. De Republiek Kroatië wordt lid van de Europese Unie en van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
2. De Republiek Kroatië wordt partij bij het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, zoals deze Verdragen zijn gewijzigd of aangevuld.
3. De voorwaarden voor de toelating en de daaruit voortvloeiende aanpassingen van de in lid 2 genoemde Verdragen zijn neergelegd in de bij dit Verdrag gevoegde Akte. De bepalingen van deze Akte maken een integrerend deel van dit Verdrag uit.
ARTIKEL 2
De bepalingen betreffende de rechten en verplichtingen van de lidstaten, alsmede de algemene en bijzondere bevoegdheden van de instellingen van de Unie, zoals die zijn neergelegd in de Verdragen waarbij de Republiek Kroatië uit hoofde van artikel 1, lid 2, partij wordt, zijn van toepassing ten aanzien van dit Verdrag.
ARTIKEL 3
1. Dit Verdrag zal door de hoge verdragsluitende partijen worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke bepalingen. De akten van bekrachtiging zullen uiterlijk op 30 juni 2013 worden neergelegd bij de regering van de Italiaanse Republiek.
2. Door middel van het bekrachtigen van dit Verdrag wordt de Republiek Kroatië tevens geacht alle wijzigingen van de in artikel 1, lid 2, genoemde Verdragen die op het moment waarop de Republiek Kroatië dit Verdrag bekrachtigt open staan voor bekrachtiging of goedkeuring door de lidstaten volgens artikel 48 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, alsmede de besluiten van de instellingen die op dat moment worden of reeds eerder zijn vastgesteld en pas in werking treden nadat zij door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke bepalingen zijn goedgekeurd, te hebben bekrachtigd of goedgekeurd.
3. Dit Verdrag treedt in werking op 1 juli 2013, mits alle akten van bekrachtiging voor die datum zijn neergelegd.
4. Onverminderd lid 3, kunnen de instellingen van de Unie vóór de toetreding de maatregelen vaststellen als bedoeld in artikel 3, lid 7, artikel 6, lid 2, tweede alinea, artikel 6, lid 3, tweede alinea, artikel 6, lid 6, tweede en derde alinea, artikel 6, lid 7, tweede alinea, artikel 6, lid 8, derde alinea, artikel 17, artikel 29, lid 1, artikel 30, lid 5, artikel 31, lid 5, artikel 35, leden 3 en 4, de artikelen 38, 39, 41, 42, 43, 44, 49, 50 en 51, en bijlagen IV tot en met VI van de in artikel 1, lid 3, bedoelde Akte.
Deze maatregelen treden slechts in werking onder voorbehoud en op de datum van inwerkingtreding van het onderhavige Verdrag.
5. Onverminderd lid 3, is artikel 36 van de in artikel 1, lid 3, bedoelde Akte van toepassing bij de ondertekening van het onderhavige Verdrag.
ARTIKEL 4
Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, zal worden nedergelegd in het archief van de regering van de Italiaanse Republiek die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de regeringen der andere ondertekenende staten.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit Verdrag hebben gesteld.
AKTE BETREFFENDE DE VOORWAARDEN VOOR DE TOETREDING VAN DE REPUBLIEK KROATIË EN DE AANPASSING VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE EUROPESE UNIE, HET VERDRAG BETREFFENDE DE WERKING VAN DE EUROPESE UNIE EN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE
EERSTE DEEL
BEGINSELEN
ARTIKEL 1
In de zin van deze Akte :
— worden met de uitdrukking « oorspronkelijke Verdragen » bedoeld :
a) het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), zoals aangevuld of gewijzigd bij verdragen of andere rechtshandelingen die vóór de toetreding van de Republiek Kroatië in werking zijn getreden;
b) het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA-Verdrag), zoals aangevuld of gewijzigd bij verdragen of andere rechtshandelingen die vóór de toetreding van de Republiek Kroatië in werking zijn getreden;
— worden met de uitdrukking « huidige lidstaten » bedoeld, het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland;
— wordt met de uitdrukking « de Unie » bedoeld de Europese Unie zoals tot stand gebracht bij het VEU en het VWEU en/of, in voorkomend geval, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie;
— worden met de uitdrukking « instellingen » bedoeld de bij het VEU opgerichte instellingen.
ARTIKEL 2
Onmiddellijk na de toetreding zijn de oorspronkelijke Verdragen en de door de instellingen vóór de toetreding genomen besluiten verbindend voor Kroatië en in Kroatië toepasselijk onder de voorwaarden voorzien in deze Verdragen en in deze Akte.
Wanneer wijzigingen in de oorspronkelijke Verdragen door de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten overeenkomstig artikel 48, lid 4 VEU zijn overeengekomen nadat Kroatië het Toetredingsverdrag heeft bekrachtigd en deze wijzigingen op het moment van toetreding nog niet in werking zijn getreden, bekrachtigt Kroatië deze wijzigingen overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen.
ARTIKEL 3
1. Kroatië treedt toe tot de door de regeringsleiders en de staatshoofden van de lidstaten, in het kader van de Europese Raad bijeen, genomen besluiten en gesloten overeenkomsten.
2. Kroatië treedt toe tot de door de Vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, genomen besluiten en gesloten overeenkomsten.
3. Kroatië bevindt zich ten aanzien van de verklaringen, resoluties of andere standpuntbepalingen van de Europese Raad of de Raad, alsmede ten aanzien van die welke betrekking hebben op de Unie en in onderling overleg tussen de lidstaten zijn aanvaard, in dezelfde situatie als de huidige lidstaten; Kroatië zal derhalve de beginselen en beleidslijnen die hieruit voortvloeien eerbiedigen en de maatregelen treffen die nodig zouden kunnen blijken ter verzekering van de toepassing daarvan.
4. Kroatië treedt toe tot de in bijlage I opgesomde verdragen, overeenkomsten en protocollen. Deze verdragen, overeenkomsten en protocollen treden in werking ten aanzien van Kroatië op de datum die door de Raad wordt bepaald in de in lid 5 bedoelde besluiten.
5. De Raad besluit op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen de ingevolge de toetreding vereiste aanpassingen aan te brengen in de verdragen, overeenkomsten en protocollen als bedoeld in lid 4, en de aangepaste tekst bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.
6. Kroatië verbindt zich ertoe om met betrekking tot de verdragen, overeenkomsten en protocollen als bedoeld in lid 4 administratieve en andere regelingen in te voeren zoals de regelingen die de huidige lidstaten of de Raad voor de datum van toetreding hebben vastgesteld, en de praktische samenwerking tussen de instellingen en organisaties van de lidstaten te faciliteren.
7. De Raad kan op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen bijlage I aanvullen met de verdragen, overeenkomsten en protocollen die vóór de datum van toetreding zijn ondertekend.
ARTIKEL 4
1. De bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol betreffende het in het kader van de Europese Unie geïntegreerde Schengenacquis (hierna het « Schengenprotocol » genoemd), en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten die zijn opgesomd in bijlage II, evenals alle andere dergelijke rechtsbesluiten die eventueel worden vastgesteld vóór de toetredingsdatum, zijn vanaf de datum van toetreding verbindend voor en toepasselijk in Kroatië.
2. De bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen, en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten welke niet in lid 1 bedoeld worden, zijn vanaf de datum van toetreding verbindend voor Kroatië, maar zijn in Kroatië slechts toepasselijk op grond van een daartoe strekkend besluit van de Raad, nadat overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures is geconstateerd dat in Kroatië aan de nodige voorwaarden voor de toepassing van alle onderdelen van het betreffende acquis is voldaan, inclusief de effectieve toepassing van alle Schengenvoorschriften overeenkomstig de overeengekomen gemeenschappelijke normen en de grondbeginselen. De Raad besluit overeenkomstig de toepasselijke Schengenprocedures en houdt rekening met het verslag van de Commissie waarin wordt bevestigd dat Kroatië de in de toetredingsonderhandelingen aangegane verbintenissen die relevant zijn voor het Schengenacquis blijft nakomen.
De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen van de leden die de regeringen vertegenwoordigen van de lidstaten ten aanzien waarvan de bepalingen van dit lid reeds van kracht zijn en van de vertegenwoordiger van de regering van de Republiek Kroatië. De leden van de Raad die de regeringen van Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vertegenwoordigen, nemen aan dit besluit deel voor zover het verband houdt met de bepalingen van het Schengenacquis en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde handelingen waaraan deze lidstaten deelnemen.
ARTIKEL 5
Vanaf de datum van toetreding neemt Kroatië aan de Economische en Monetaire Unie deel als lidstaat met een derogatie in de zin van artikel 139 van het VWEU.
ARTIKEL 6
1. De door de Unie met een of meer derde staten, met een internationale organisatie of met een onderdaan van een derde staat gesloten of voorlopig toegepaste overeenkomsten, zijn verbindend voor Kroatië, en wel onder de in de oorspronkelijke Verdragen en in deze Akte neergelegde voorwaarden.
2. Kroatië verbindt zich ertoe onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe te treden tot de door de huidige lidstaten en de Unie met een of meer derde landen of met een internationale organisatie gezamenlijk gesloten of ondertekende overeenkomsten.
Behoudens in de gevallen waarin bij specifieke overeenkomsten anders is bepaald, wordt de toetreding van Kroatië tot de in de eerste alinea genoemde overeenkomsten geregeld door de sluiting van een protocol bij die overeenkomsten door de Raad, handelend met eenparigheid van stemmen namens de lidstaten, en het (de) betrokken derde land(en) of internationale organisatie. De Commissie of, indien de overeenkomst uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de hoge vertegenwoordiger), voert namens de lidstaten onderhandelingen over deze protocollen, op basis van door de Raad met eenparigheid van stemmen goedgekeurde onderhandelingsrichtsnoeren en in overleg met een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten. De Commissie of, in voorkomend geval, de hoge vertegenwoordiger, dient een ontwerp van de te sluiten protocollen in bij de Raad.
Deze procedure geldt onverminderd de uitoefening van de eigen bevoegdheden van de Unie en laat de verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten op het gebied van de sluiting van dergelijke overeenkomsten in de toekomst dan wel andere, niet met de toetreding verband houdende, wijzigingen onverlet.
3. Vanaf de datum van toetreding, en in afwachting van de inwerkingtreding van de nodige protocollen als bedoeld in de tweede alinea van lid 2, past Kroatië de bepalingen toe van de in lid 2, eerste alinea, bedoelde overeenkomsten die vóór de toetreding door de Unie gesloten of voorlopig toegepast zijn, met uitzondering van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (1) .
In afwachting van de inwerkingtreding van de protocollen als bedoeld in de tweede alinea van lid 2 nemen de Unie en de lidstaten, gezamenlijk optredend als dat passend is binnen hun respectieve bevoegdheden, de passende maatregelen.
4. Kroatië treedt toe tot de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (2) , alsmede tot de twee overeenkomsten tot wijziging van die overeenkomst ondertekend in Luxemburg op 25 juni 2005 (3) en voor ondertekening opengesteld in Ouagadougou op 22 juni 2010 (4) .
5. Kroatië verbindt zich ertoe onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe te treden tot de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (5) , zulks overeenkomstig artikel 128 van die Overeenkomst.
6. Vanaf de datum van toetreding worden de tussen de Unie en derde landen gesloten bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen door Kroatië toegepast.
De door de Unie toegepaste kwantitatieve beperkingen op de invoer van textielproducten en kleding worden aangepast om rekening te houden met de toetreding van Kroatië tot de Unie. Te dien einde kan door de Unie met de betrokken derde landen nog voor de toetreding worden onderhandeld over wijzigingen van de in de eerste alinea genoemde bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen.
Indien de wijzigingen van de bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen op de datum van toetreding nog niet in werking zijn getreden, verricht de Unie de nodige aanpassingen van haar regels betreffende de invoer van textielproducten en kleding uit derde landen om rekening te kunnen houden met de toetreding van Kroatië.
7. De door de Unie toegepaste kwantitatieve beperkingen op de invoer van staal en staalproducten worden aangepast op basis van de invoer van Kroatië, over de afgelopen jaren, van staal en staalproducten van oorsprong uit de betrokken leverancierlanden.
Te dien einde wordt nog voor de toetreding onderhandeld over de nodige wijzigingen in de tussen de Unie en derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten en regelingen op het gebied van staal.
Indien de wijzigingen van de bilaterale staalovereenkomsten en regelingen op de datum van toetreding nog niet in werking zijn getreden, is de eerste alinea van toepassing.
8. Vanaf de datum van toetreding worden visserijovereenkomsten die tussen Kroatië en derde landen werden gesloten vóór die datum, beheerd door de Unie.
De rechten en plichten die voor Kroatië uit deze overeenkomsten voortvloeien, blijven onverlet gedurende de periode waarin de bepalingen van deze overeenkomsten voorlopig worden gehandhaafd.
Zo spoedig mogelijk, en in ieder geval vóór het verstrijken van de in de eerste alinea bedoelde overeenkomsten, stelt de Raad, in elk apart geval, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de passende besluiten vast voor het voortzetten van de daaruit voortvloeiende visserijactiviteiten, met inbegrip van de mogelijkheid om bepaalde van deze overeenkomsten met ten hoogste één jaar te verlengen.
9. Kroatië zegt elke vrijhandelsovereenkomst met derde landen, inclusief de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, zoals gewijzigd, op.
Voor zover de overeenkomsten tussen Kroatië enerzijds, en één of meer derde landen anderzijds, niet verenigbaar zijn met de verplichtingen die voortvloeien uit deze Akte, treft Kroatië alle passende maatregelen om de geconstateerde onverenigbaarheden weg te werken. Indien Kroatië moeilijkheden ondervindt om een overeenkomst aan te passen die vóór de toetreding is gesloten met één of meer derde landen, zegt het die overeenkomst op.
Kroatië neemt de nodige maatregelen om te zorgen voor de naleving van de verplichtingen van dit lid vanaf de datum van toetreding.
10. Kroatië treedt onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe tot de interne overeenkomsten welke door de huidige lidstaten werden gesloten met het oog op de toepassing van de in lid 2 en lid 4 bedoelde overeenkomsten.
11. Kroatië treft, zo nodig, passende maatregelen om zijn positie ten aanzien van internationale organisaties en internationale overeenkomsten waarbij de Unie of andere lidstaten eveneens partij zijn, aan te passen aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit zijn toetreding tot de Unie.
Met name zegt Kroatië de internationale visserijovereenkomsten en zijn lidmaatschap van de internationale visserijorganisaties op waarbij ook de Unie partij is, tenzij zijn lidmaatschap geen verband houdt met visserijzaken.
Kroatië neemt de nodige maatregelen om te zorgen voor de naleving van de verplichtingen van dit lid vanaf de datum van toetreding.
ARTIKEL 7
1. De bepalingen van deze Akte kunnen, tenzij anders is bepaald, uitsluitend worden geschorst, gewijzigd of ingetrokken door middel van de procedures voorzien in de oorspronkelijke Verdagen die het mogelijk maken tot een herziening van die Verdragen te komen.
2. De door de instellingen genomen besluiten waarop de in deze Akte vastgestelde overgangsmaatregelen zijn gebaseerd, behouden hun eigen rechtskarakter; met name blijven de voor deze besluiten geldende wijzigingsprocedures van toepassing.
3. De bepalingen van deze Akte waarvan het doel of het gevolg is dat besluiten van de instellingen worden ingetrokken of gewijzigd, tenzij deze bepalingen overgangsmaatregelen zijn, verkrijgen hetzelfde rechtskarakter als de daardoor ingetrokken of gewijzigde bepalingen en zijn onderworpen aan dezelfde regels als laatstgenoemde bepalingen.
ARTIKEL 8
Ten aanzien van de toepassing van de oorspronkelijke Verdragen en van de door de instellingen genomen besluiten gelden, bij wijze van overgang, de in deze Akte neergelegde afwijkende bepalingen.
TWEEDE DEEL
AANPASSING VAN DE VERDRAGEN
TITEL I
INSTITUTIONELE BEPALINGEN
ARTIKEL 9
Het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt als volgt gewijzigd :
1. Artikel 9, lid 1, wordt vervangen door :
« De gedeeltelijke vervanging van de rechters, die om de drie jaar plaatsvindt, heeft betrekking op veertien rechters. »;
2. Artikel 48 wordt vervangen door :
« Artikel 48
Het Gerecht bestaat uit achtentwintig rechters. »
ARTIKEL 10
Het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank wordt hierbij als volgt gewijzigd :
1. In artikel 4, lid 1, eerste alinea,
a) wordt de inleidende zin vervangen door :
« 1. Het kapitaal van de Bank bedraagt 233 247 390 000 EUR, waarin door de lidstaten voor de volgende bedragen wordt deelgenomen : »;
b) wordt tussen de tekst voor Roemenië en Slowakije het volgende ingevoegd :
« Kroatië 854 400 000; »
2. In artikel 9, lid 2, worden de eerste, tweede en derde alinea's, vervangen door :
« 2. De Raad van bewind bestaat uit negenentwintig bewindvoerders en negentien plaatsvervangers.
De bewindvoerders worden voor de tijd van vijf jaar door de Raad van gouverneurs benoemd; door elke lidstaat en door de Commissie wordt een bewindvoerder aangewezen.
De plaatsvervangende bewindvoerders worden door de Raad van gouverneurs voor een periode van vijf jaar benoemd, en wel als volgt :
— twee plaatsvervangers aangewezen door de Bondsrepubliek Duitsland;
— twee plaatsvervangers aangewezen door de Franse Republiek;
— twee plaatsvervangers aangewezen door de Italiaanse Republiek;
— twee plaatsvervangers aangewezen door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland;
— een plaatsvervanger aangewezen in onderlinge overeenstemming door het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek;
— een plaatsvervanger in onderlinge overeenstemming aangewezen door het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden;
— twee plaatsvervangers in onderlinge overeenstemming aangewezen door het Koninkrijk Denemarken, de Helleense Republiek, Ierland en Roemenië;
— twee plaatsvervangers in onderlinge overeenstemming aangewezen door de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden;
— vier plaatsvervangers aangewezen in onderlinge overeenstemming door de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Republiek Kroatië, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek;
— een plaatsvervanger aangewezen door de Commissie. »
ARTIKEL 11
Artikel 134, lid 2, eerste alinea, van het EGA-Verdrag, betreffende de samenstelling van het Wetenschappelijk en Technische Comité, wordt vervangen door :
« 2. Het comité bestaat uit tweeënveertig leden, benoemd door de Raad na raadpleging van de Commissie. »
TITEL II
ANDERE AANPASSINGEN
ARTIKEL 12
Aan artikel 64, lid 1, van het VWEU wordt de volgende zin toegevoegd :
« Voor beperkingen uit hoofde van nationaal recht in Kroatië geldt als datum 31 december 2002. »
ARTIKEL 13
Artikel 52, lid 1, van het VEU wordt vervangen door :
« 1. De Verdragen zijn van toepassing op het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland. »
ARTIKEL 14
1. Artikel 55, lid 1, van het VEU wordt vervangen door :
« 1. Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, zal worden nedergelegd in het archief van de regering van de Italiaanse Republiek die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de regeringen der andere ondertekenende staten. »;
2. Artikel 225, tweede alinea, van het EGA-Verdrag wordt vervangen door :
« Krachtens de Toetredingsverdragen zijn de teksten van dit Verdrag in de Bulgaarse, de Deense, de Engelse, de Estse, de Finse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal eveneens gelijkelijk authentiek. »
DERDE DEEL
PERMANENTE BEPALINGEN
ARTIKEL 15
Ten aanzien van de besluiten genoemd in bijlage III vinden de aanpassingen plaats die in die bijlage worden omschreven.
ARTIKEL 16
De in bijlage IV opgesomde maatregelen worden toegepast op de in die bijlage bepaalde voorwaarden.
ARTIKEL 17
De Raad kan, met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement besluiten tot de aanpassingen van de bepalingen van deze Akte betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid welke nodig kunnen blijken ten gevolge van een wijziging van de voorschriften van de Unie.
VIERDE DEEL
TIJDELIJKE BEPALINGEN
TITEL I
OVERGANGSMAATREGELEN
ARTIKEL 18
De in bijlage V vermelde maatregelen zijn ten aanzien van Kroatië van toepassing onder de in die bijlage neergelegde voorwaarden.
TITEL II
INSTITUTIONELE BEPALINGEN
ARTIKEL 19
1. In afwijking van artikel 2, van het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen en in afwijking van het in artikel 14, lid 2, eerste alinea, van het VEU vastgestelde maximumaantal zetels, wordt het aantal leden van het Europees Parlement, om rekening te houden met de toetreding van Kroatië, voor de periode vanaf de datum van toetreding tot de aanvang van de zittingsperiode 2009-2014 van het Europees Parlement verhoogd met 12 leden uit Kroatië.
2. In afwijking van artikel 14, lid 3, van het VEU, houdt Kroatië voor de datum van toetreding ad hoc verkiezingen van het in lid 1 van dit artikel vastgestelde aantal leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, overeenkomstig het acquis van de Unie. Indien de datum van toetreding echter minder dan zes maanden vóór de volgende verkiezingen voor het Europees Parlement valt, mogen de leden van het Europees Parlement die de burgers van Kroatië vertegenwoordigen door het nationale parlement van Kroatië uit zijn leden worden aangewezen, waarbij de betrokken personen bij rechtstreekse algemene verkiezingen verkozen moeten zijn.
ARTIKEL 20
Artikel 3, lid 3, van het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen wordt vervangen door :
« 3. Tot en met 31 oktober 2014 zijn de volgende bepalingen van kracht, onverminderd artikel 235, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie :
Vóór de besluiten van de Europese Raad en de Raad waarvoor een gekwalificeerde meerderheid van stemmen vereist is, worden de stemmen van de leden als volgt gewogen :
België | 12 |
Bulgarije | 10 |
Tsjechië | 12 |
Denemarken | 7 |
Duitsland | 29 |
Estland | 4 |
Ierland | 7 |
Griekenland | 12 |
Spanje | 27 |
Frankrijk | 29 |
Kroatië | 7 |
Italië | 29 |
Cyprus | 4 |
Letland | 4 |
Litouwen | 7 |
Luxemburg | 4 |
Hongarije | 12 |
Malta | 3 |
Nederland | 13 |
Oostenrijk | 10 |
Polen | 27 |
Portugal | 12 |
Roemenië | 14 |
Slovenië | 4 |
Slowakije | 7 |
Finland | 7 |
Zweden | 10 |
Verenigd Koninkrijk | 29 |
De besluiten komen tot stand wanneer zij ten minste 260 stemmen hebben verkregen en de meerderheid van de leden voor stemt, indien zij krachtens de Verdragen op voorstel van de Commissie moeten worden genomen. In de overige gevallen komen de besluiten tot stand wanneer zij ten minste 260 stemmen hebben verkregen en ten minste twee derde van de leden voor stemt.
Een lid van de Europese Raad of van de Raad kan verlangen dat, in de gevallen waarin de Europese Raad of de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een handeling vaststelt, wordt nagegaan of de lidstaten welke die gekwalificeerde meerderheid vormen ten minste 62 % van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen. Indien blijkt dat niet aan deze voorwaarde is voldaan, is de handeling niet vastgesteld. »
ARTIKEL 21
1. Op de datum van toetreding wordt een onderdaan van Kroatië benoemd tot lid van de Commissie voor de periode vanaf de datum van toetreding tot en met 31 oktober 2014. Het nieuwe lid van de Commissie wordt, na raadpleging van het Europees Parlement en conform de criteria van artikel 17, lid 3, van het VEU, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en in overeenstemming met de voorzitter van de Commissie door de Raad benoemd.
2. De ambtstermijn van het overeenkomstig lid 1 benoemde lid eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
ARTIKEL 22
1. De ambtstermijnen van de overeenkomstig artikel 19, lid 2, derde alinea, van het VEU door Kroatië benoemde rechter bij het Hof van Justitie en de rechter bij het Gerecht lopen respectievelijk af op 6 oktober 2015 en 31 augustus 2013.
2. Voor het wijzen van het vonnis in zaken die op de datum van toetreding bij het Hof of het Gerecht aanhangig zijn en waarvoor de mondelinge procedure vóór deze datum is ingeleid, komen het Hof en het Gerecht in voltallige zitting of de Kamers bijeen in de samenstelling van voor de toetreding, en passen zij het reglement voor de procesvoering toe zoals dit op de dag vóór de toetredingsdatum gold.
ARTIKEL 23
1. In afwijking van artikel 301, eerste alinea, van het VWEU waarbij het maximumaantal leden van het Economisch en Sociaal Comité wordt vastgesteld, wordt artikel 7, van het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen, vervangen door :
« Artikel 7
Tot aan de inwerkingtreding van het in artikel 301 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde besluit is de zetelverdeling van de leden van het Economisch en Sociaal Comité als volgt :
België | 12 |
Bulgarije | 12 |
Tsjechië | 12 |
Denemarken | 9 |
Duitsland | 24 |
Estland | 7 |
Ierland | 9 |
Griekenland | 12 |
Spanje | 21 |
Frankrijk | 24 |
Kroatië | 9 |
Italië | 24 |
Cyprus | 6 |
Letland | 7 |
Litouwen | 9 |
Luxemburg | 6 |
Hongarije | 12 |
Malta | 5 |
Nederland | 12 |
Oostenrijk | 12 |
Polen | 21 |
Portugal | 12 |
Roemenië | 15 |
Slovenië | 7 |
Slowakije | 9 |
Finland | 9 |
Zweden | 12 |
Verenigd Koninkrijk | 24 |
»
;2. Het aantal leden van het Economisch en Sociaal Comité wordt tijdelijk verhoogd tot 353 om rekening te houden met de toetreding van Kroatië, voor de periode vanaf de datum van toetreding tot het verstrijken van de ambtstermijn tijdens welke Kroatië toetreedt tot de Europese Unie, of tot de inwerkingtreding van het in artikel 301, tweede alinea, van het VWEU bedoelde besluit, naargelang welk criterium eerst is vervuld.
3. Indien het in artikel 301, tweede alinea, van het VWEU bedoelde besluit op de datum van toetreding reeds is vastgesteld, wordt aan Kroatië in afwijking van het in artikel 301, eerste alinea, van het VWEU vastgestelde maximumaantal leden van het Economisch en Sociaal Comité tijdelijk een passend aantal leden toegekend tot het verstrijken van de ambtstermijn tijdens welke de toetreding tot de Unie plaatsvindt.
ARTIKEL 24
1. In afwijking van artikel 305, eerste alinea, van het VWEU waarbij het maximumaantal leden van het Comité van de Regio's wordt vastgesteld, wordt artikel 8 van het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen, vervangen door :
« Artikel 8
Tot aan de inwerkingtreding van het in artikel 305 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde besluit is de zetelverdeling van de leden van het Comité van de Regio's als volgt :
België | 12 |
Bulgarije | 12 |
Tsjechië | 12 |
Denemarken | 9 |
Duitsland | 24 |
Estland | 7 |
Ierland | 9 |
Griekenland | 12 |
Spanje | 21 |
Frankrijk | 24 |
Kroatië | 9 |
Italië | 24 |
Cyprus | 6 |
Letland | 7 |
Litouwen | 9 |
Luxemburg | 6 |
Hongarije | 12 |
Malta | 5 |
Nederland | 12 |
Oostenrijk | 12 |
Polen | 21 |
Portugal | 12 |
Roemenië | 15 |
Slovenië | 7 |
Slowakije | 9 |
Finland | 9 |
Zweden | 12 |
Verenigd Koninkrijk | 24 |
»;
2. Het aantal leden van het Comité van de Regio's wordt tijdelijk verhoogd tot 353 om rekening te houden met de toetreding van Kroatië, voor de periode vanaf de datum van toetreding tot het verstrijken van de ambtstermijn tijdens welke Kroatië toetreedt tot de Unie, of tot de inwerkingtreding van het in artikel 305, tweede alinea, van het VWEU bedoelde besluit, naargelang welk criterium eerst is vervuld.
3. Indien het in artikel 305, tweede alinea, van het VWEU bedoelde besluit op de datum van toetreding reeds is vastgesteld, wordt aan Kroatië in afwijking van artikel 305, eerste alinea, van het VWEU waarbij het maximumaantal leden van het Comité van de Regio's wordt vastgesteld, tijdelijk een passend aantal leden toegekend tot het verstrijken van de ambtstermijn tijdens welke de toetreding tot de Unie plaatsvindt.
ARTIKEL 25
De ambtstermijn van de bewindvoerder in de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank die door Kroatië is voorgedragen en bij de toetreding is benoemd overeenkomstig artikel 9, lid 2, tweede alinea, van het Protocol betreffende de Statuten van de Europese Investeringsbank, verstrijkt aan het einde van de jaarvergadering van de Raad van gouverneurs tijdens welke het jaarverslag over het boekjaar 2017 wordt behandeld.
ARTIKEL 26
1. Nieuwe leden van de bij de oorspronkelijke Verdragen of bij een besluit van de instellingen opgerichte comités, groepen, agentschappen of andere organen, worden benoemd op de voorwaarden en volgens de procedures voor de benoeming van leden van deze comités, groepen, agentschappen of andere organen. De ambtstermijn van de nieuw benoemde leden eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
2. De bij de oorspronkelijke Verdragen of bij een besluit van de instellingen opgerichte comités, groepen, agentschappen of andere organen met een vast aantal leden dat is vastgesteld ongeacht het aantal lidstaten, worden bij de toetreding volledig vernieuwd, tenzij de ambtstermijn van de huidige leden binnen 12 maanden vanaf de toetreding verstrijkt.
TITEL III
FINANCIËLE BEPALINGEN
ARTIKEL 27
1. Vanaf de datum van toetreding stort Kroatië het volgende bedrag overeenkomende met zijn aandeel in het kapitaal gestort voor het geplaatste kapitaal als gedefinieerd in artikel 4 van de statuten van de Europese Investeringsbank :
Kroatië | EUR 42 720 000 |
Deze bijdrage wordt gestort in acht gelijke termijnen die vervallen op 30 november 2013, 30 november 2014, 30 november 2015, 31 mei 2016, 30 november 2016, 31 mei 2017, 30 november 2017 en 31 mei 2018.
2. Kroatië draagt, in acht gelijke termijnen die vervallen op de in lid 1 genoemde data, bij tot de reserves, de met reserves gelijk te stellen voorzieningen, alsmede tot het nog naar de reserves en voorzieningen over te boeken saldo van de verlies- en winstrekening, zoals deze aan het einde van de maand voorafgaande aan de toetreding zijn vastgesteld en in de balans van de Europese Investeringsbank voorkomen, door storting van bedragen die overeenkomen met het volgende percentage van de reserves en voorzieningen :
Kroatië | 0,368 % |
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde stortingen worden door Kroatië verricht in contanten in euro's, behoudens een door de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank met eenparigheid van stemmen besloten afwijking.
4. De in lid 1 en in artikel 10, punt 1, bedoelde cijfers voor Kroatië kunnen bij besluit van de bestuursorganen van de Europese Investeringsbank worden aangepast op basis van de laatste definitieve bbp-gegevens die Eurostat vóór de toetreding heeft bekendgemaakt.
ARTIKEL 28
1. Kroatië betaalt de volgende bijdrage aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal bedoeld in Besluit 2002/234/EGKS van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 februari 2002 betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (6) :
(EUR, huidige prijzen)
Kroatië | 494 000 |
2. De bijdragen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal worden in vier termijnen betaald, te beginnen in 2015, volgens het onderstaande schema, steeds op de eerste werkdag van de eerste maand van elk jaar :
— 2015 : 15 %,
— 2016 : 20 %,
— 2017 : 30 %,
— 2018 : 35 %.
ARTIKEL 29
1. Vanaf de datum van toetreding worden overheidsopdrachten, subsidies en de betaling met betrekking tot pretoetredingsmiddelen uit hoofde van de afdelingen Omschakeling en institutionele opbouw en Grensoverschrijdende samenwerking van het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA), opgericht bij verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 (7) betreffende vóór de toetreding vastgelegde middelen, behoudens de grensoverschrijdende programma's Kroatië-Hongarije en Kroatië-Slovenië, alsmede de overgangsfaciliteit als bedoeld in artikel 30 beheerd door uitvoeringsinstanties in Kroatië.
Van de voorafgaande goedkeuring door de Commissie van overheidsopdrachten en subsidies zal worden afgezien bij een besluit van de Commissie te dien einde nadat de Commissie zich ervan heeft vergewist dat de beheer- en controlesystemen doeltreffend functioneren overeenkomstig de criteria en voorwaarden in artikel 56, lid 2, van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8) en in artikel 18 van verordening (EG) nr. 718/2007 van de Commissie van 12 juni 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (9) .
Indien het besluit van de Commissie om af te zien van voorafgaande goedkeuring niet is vastgesteld vóór de toetreding, heeft dat tot gevolg dat overeenkomsten die zijn ondertekend tussen de toetredingsdatum en de datum waarop de Commissie haar besluit vaststelt, niet in aanmerking komen voor de in de eerste alinea genoemde financiële pretoetredingssteun en overgangsfaciliteit.
2. Begrotingsverplichtingen die vóór de datum van toetreding zijn aangegaan in het kader van de in lid 1 bedoelde financiële pretoetredingssteun en overgangsfaciliteit, met inbegrip van de afsluiting en registratie van latere individuele vastleggingen en betalingen die na de toetreding zijn verricht, blijven vallen onder de regels en voorschriften van de financiële pretoetredingsinstrumenten en blijven ten laste van de desbetreffende begrotingshoofdstukken tot de betrokken programma's en projecten worden afgesloten.
3. De bepalingen inzake de uitvoering van begrotingsverplichtingen in het kader van financieringsovereenkomsten betreffende de in lid 1, eerste alinea bedoelde financiële pretoetredingssteun en de IPA-afdeling plattelandsontwikkeling, die betrekking hebben op vóór de toetreding genomen financiële besluiten, blijven na de datum van toetreding van toepassing. Zij vallen onder de regels en voorschriften van de financiële pretoetredingsinstrumenten. Desalniettemin worden na de toetreding ingeleide procedures inzake overheidsopdrachten uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke richtlijnen van de Unie.
4. Pretoetredingsmiddelen ter dekking van administratieve uitgaven als bedoeld in artikel 44 kunnen gedurende de eerste twee jaar na de toetreding worden vastgelegd. Voor audit- en evaluatiekosten kunnen tot vijf jaar na de toetreding pretoetredingsmiddelen worden vastgelegd.
ARTIKEL 30
1. Voor het eerste jaar na de toetreding verstrekt de Unie tijdelijke financiële bijstand, hierna de « overgangsfaciliteit » genoemd, aan Kroatië voor de ontwikkeling en versterking van zijn administratieve en justitiële capaciteit om de wetgeving van de Unie uit te voeren en te handhaven, en om de uitwisseling van beste praktijken met overeenkomstige instanties in verschillende landen te bevorderen. Uit deze bijstand zullen projecten voor institutionele ontwikkeling en daarmee samenhangende beperkte, kleinschalige investeringen worden gefinancierd.
2. Deze bijstand is gericht op de permanente noodzaak om de institutionele capaciteit op bepaalde terreinen te versterken door een optreden dat niet door de structuurfondsen of door de fondsen voor plattelandsontwikkeling kan worden gefinancierd.
3. Voor samenwerkingsverbanden tussen overheidsinstanties met het oog op institutionele ontwikkeling blijft de procedure met betrekking tot het doen van voorstellen via het netwerk van contactpunten in de lidstaten van toepassing.
4. De vastleggingskredieten voor de overgangsfaciliteit voor Kroatië bedragen, in huidige prijzen, 29 miljoen EUR in 2013 en zijn bestemd voor nationale en horizontale prioriteiten.
5. Over de bijstand uit hoofde van de overgangsfaciliteit wordt besloten en de uitvoering ervan wordt bepaald overeenkomstig verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad, of op basis van de door de Commissie vast te stellen technische bepalingen die noodzakelijk zijn voor de werking van de overgangsfaciliteit.
6. Er zal in het bijzonder op worden toegezien dat er een passende complementariteit ontstaat met de beoogde bijstand van het Europees Sociaal Fonds voor administratieve hervorming en institutionele capaciteit.
ARTIKEL 31
1. Hierbij wordt een Schengenfaciliteit (hierna : de tijdelijke Schengenfaciliteit) als tijdelijk instrument ingesteld om Kroatië vanaf de toetredingsdatum tot eind 2014 te helpen bij de financiering van acties aan de nieuwe buitengrenzen van de Unie met het oog op de uitvoering van het Schengenacquis en de controle aan de buitengrenzen.
2. Voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2014 worden de volgende bedragen (huidige prijzen) voor Kroatië beschikbaar gesteld in de vorm van forfaitaire betalingen in het kader van de tijdelijke Schengenfaciliteit :
(miljoen EUR — huidige prijzen)
2013 | 2014 | |
Kroatië | 40 | 80 |
3. Het jaarlijks bedrag voor 2013 wordt op 1 juli 2013 aan Kroatië uitgekeerd en het jaarlijks bedrag voor 2014 wordt beschikbaar gesteld op de eerste werkdag na 1 januari 2014.
4. De forfaitaire steunbetalingen worden binnen drie jaar na de eerste betaling gebruikt. Kroatië dient, uiterlijk zes maanden na deze periode van drie jaar, een overzichtsverslag in over de wijze waarop de betalingen uit hoofde van de tijdelijke Schengenfaciliteit zijn gebruikt, met een verklaring waarin de uitgaven worden gerechtvaardigd. Eventuele ongebruikte of ten onrechte uitgegeven middelen worden teruggevorderd door de Commissie.
5. De Commissie kan de voor de werking van de tijdelijke Schengenfaciliteit noodzakelijke technische bepalingen vaststellen.
ARTIKEL 32
1. Hierbij wordt een cashflowfaciliteit (hierna : de tijdelijke cashflowfaciliteit) als tijdelijk instrument ingesteld om Kroatië vanaf de datum van toetreding tot eind 2014 te helpen bij het verbeteren van de cashflow in de nationale begroting.
2. Voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2014 worden de volgende bedragen (huidige prijzen) voor Kroatië beschikbaar gesteld in de vorm van forfaitaire betalingen in het kader van de tijdelijke cashflowfaciliteit :
(miljoen EUR — huidige prijzen)
2013 | 2014 | |
Kroatië | 75 | 28,6 |
3. Het bedrag voor elk jaar wordt verdeeld in twaalf gelijke, op de eerste werkdag van iedere maand te betalen bedragen.
ARTIKEL 33
1. Er wordt voorzien in een bedrag van 449,4 miljoen EUR (huidige prijzen) aan vastleggingskredieten voor Kroatië in het kader van de structuurfondsen en het cohesiefonds in 2013.
2. Een derde van de in lid 1 bedoelde bedrag wordt gereserveerd voor het cohesiefonds.
3. Voor de looptijd van het volgende financieel kader worden de bedragen die ter beschikking moeten worden gesteld bij wijze van vastleggingskredieten uit de structuurfondsen en het cohesiefonds aan Kroatië berekend op basis van het dan vigerende acquis van de Unie. De bedragen worden aangepast overeenkomstig het volgende schema voor geleidelijke invoering :
— 70 % in 2014
— 90 % in 2015
— 100 % vanaf 2016.
4. Er komt een aanpassing om, voor zover dat binnen de grenzen van het nieuwe acquis van de Unie mogelijk is, de aan Kroatië toe te wijzen middelen in 2014 te doen toenemen met 2,33 keer het bedrag voor 2013, en in 2015 met 3 keer het bedrag voor 2013.
ARTIKEL 34
1. Het totale bedrag waarover Kroatië in 2013 uit het Europees Visserijfonds kan beschikken beloopt 8,7 miljoen EUR (huidige prijzen) aan vastleggingskredieten.
2. De voorfinanciering in het kader van het Europees Visserijfonds moet 25 % zijn van het totale in lid 1 bedoelde bedrag en wordt in één keer uitbetaald.
3. Voor de looptijd van het volgende financieel kader worden de bedragen die ter beschikking moeten worden gesteld bij wijze van toewijzingen aan Kroatië berekend op basis van het dan vigerende acquis van de Unie. De bedragen worden aangepast overeenkomstig het volgende schema voor geleidelijke invoering :
— 70 % in 2014
— 90 % in 2015
— 100 % vanaf 2016.
4. Voor zover dat binnen de grenzen van het nieuwe acquis van de Unie mogelijk is, wordt een aanpassing doorgevoerd om ervoor te zorgen dat de aan Kroatië toe te wijzen bedragen in 2014 toenemen met 2,33 keer het bedrag voor 2013, en in 2015 met 3 keer het bedrag voor 2013.
ARTIKEL 35
1. Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (10) is niet van toepassing op Kroatië gedurende de gehele programmeringsperiode 2007-2013.
In 2013 wordt aan Kroatië 27,7 miljoen EUR (huidige prijzen) toegewezen uit hoofde van de afdeling Plattelandsontwikkeling als bedoeld in artikel 12 van verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad.
2. De tijdelijke aanvullende plattelandsontwikkelingsmaatregelen voor Kroatië staan in bijlage VI.
3. De Commissie kan, door middel van uitvoeringshandelingen, de regels vaststellen die nodig zijn voor de toepassing van bijlage VI. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 90, lid 2, van verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, samen met artikel 13, lid 1, onder b) van verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (11) , of de desbetreffende procedure in de toepasselijke wetgeving.
4. Indien nodig past de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, bijlage VI aan teneinde voor samenhang met de verordeningen betreffende plattelandsontwikkeling te zorgen.
TITEL IV
OVERIGE BEPALINGEN
ARTIKEL 36
1. De Commissie ziet nauwlettend toe op alle verplichtingen die Kroatië tijdens de toetredingsonderhandelingen is aangegaan, waaronder die welke het vóór of uiterlijk op de datum van toetreding moet nakomen. Het door de Commissie uitgeoefende toezicht zal bestaan uit regelmatig geactualiseerde monitoringtabellen, de dialoog in het kader van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds (12) (SAO), collegiale toetsingen, het economische pretoetredingsprogramma, begrotingskennisgevingen en, indien nodig, schriftelijke waarschuwingen aan de Kroatische autoriteiten. In het najaar van 2011 en 2012 legt de Commissie een voortgangsverslag voor aan het Europees Parlement en de Raad. In het najaar van 2012 legt zij een uitgebreid monitoringverslag voor aan het Europees Parlement en de Raad. De Commissie maakt tijdens het gehele monitoringproces ook gebruik van inbreng van de lidstaten en houdt, in voorkomend geval, rekening met de bijdrage van internationale en maatschappelijke organisaties.
Het toezicht door de Commissie heeft in het bijzonder betrekking op de door Kroatië aangegane verplichtingen op het gebied van rechterlijke macht en grondrechten (bijlage VII), waarbij het land ook resultaten moet blijven voorleggen op het gebied van justitiële hervorming en efficiëntie, de onpartijdige behandeling van rechtszaken betreffende oorlogsmisdaden en de bestrijding van corruptie.
Daarnaast zal de Commissie haar monitoring toespitsen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, waaronder de implementatie en handhaving van de Unie-voorschriften inzake beheer van de buitengrenzen, politiële samenwerking, bestrijding van georganiseerde criminaliteit en justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken, alsmede op de verplichtingen op het gebied van het mededingingsbeleid, waaronder de herstructurering van de scheepsbouw (bijlage VIII) en van de staalsector (bijlage IX).
Als integrerend deel van haar regelmatige monitoringtabellen en -verslagen maakt de Commissie tot de datum van toetreding van Kroatië halfjaarlijkse beoordelingen bekend van de door Kroatië aangegane verplichtingen op deze gebieden.
2. De Raad kan, op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid, alle passende maatregelen nemen indien tijdens het monitoringproces punten van zorg aan het licht komen. Deze maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is, en zij worden in elk geval door de Raad volgens dezelfde procedure ingetrokken indien de betrokken punten van zorg daadwerkelijk zijn aangepakt.
ARTIKEL 37
1. Indien zich voor het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na de toetreding ernstige en mogelijk aanhoudende moeilijkheden voordoen in een sector van het economische leven, dan wel moeilijkheden die de economische toestand van een bepaalde streek ernstig kunnen verstoren, kan Kroatië machtiging vragen om beschermingsmaatregelen te nemen, zodat de toestand weer in evenwicht kan worden gebracht en de betrokken sector kan worden aangepast aan de economie van de interne markt.
Onder dezelfde voorwaarden kan een van de huidige lidstaten verzoeken gemachtigd te worden beschermingsmaatregelen te nemen ten opzichte van Kroatië.
2. Op verzoek van de betrokken staat stelt de Commissie door middel van een spoedprocedure onverwijld de beschermingsmaatregelen vast welke zij noodzakelijk acht, waarbij zij de voorwaarden en praktische regels voor de toepassing ervan aangeeft.
In geval van ernstige economische moeilijkheden spreekt de Commissie zich op uitdrukkelijk verzoek van de betrokken lidstaat uit binnen een termijn van vijf werkdagen na de ontvangst van het met redenen omkleed verzoek. De aldus getroffen maatregelen zijn onmiddellijk van toepassing, houden rekening met de belangen van alle betrokken partijen en leiden niet tot grenscontroles.
3. De overeenkomstig dit artikel toegestane maatregelen kunnen afwijkingen van de regels van het VEU, het VWEU en deze Akte inhouden, voor zover en voor zolang zij strikt noodzakelijk zijn om de doelstellingen van deze vrijwaring te verwezenlijken. Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van de interne markt het minst verstoren.
ARTIKEL 38
Bij niet-naleving door Kroatië van in het kader van de toetredingsonderhandelingen aangegane verplichtingen, met inbegrip van verplichtingen inzake sectoraal beleid betreffende economische activiteiten met grensoverschrijdende gevolgen, waardoor de werking van de interne markt ernstig wordt verstoord of de financiële belangen van de Unie worden bedreigd, dan wel bij onmiddellijk gevaar voor een dergelijke verstoring of bedreiging, kan de Commissie voor het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na toetreding op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat dan wel op eigen initiatief passende maatregelen treffen.
Deze maatregelen moeten evenredig zijn en er moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die de werking van de interne markt het minst verstoren en, in voorkomend geval, aan de toepassing van de bestaande sectorale vrijwaringsmechanismen. Deze vrijwaringsmaatregelen van dit artikel mogen echter niet worden gebruikt als middel tot willekeurige discriminatie, noch als verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten. Op een vrijwaringsclausule kan zelfs vóór de toetreding een beroep gedaan worden op basis van de bevindingen van het toezicht, en de vastgestelde maatregelen worden op de datum van toetreding van kracht, tenzij bij deze maatregelen in een latere datum is voorzien. De maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is, en zij worden in elk geval ingetrokken wanneer de betrokken verplichting is nagekomen. Zij kunnen evenwel tot na de in de eerste alinea bedoelde periode worden toegepast indien de betrokken verplichtingen niet zijn nagekomen. In antwoord op de vooruitgang die door Kroatië bij het nakomen van zijn verplichtingen is geboekt, kan de Commissie in voorkomend geval de maatregelen aanpassen. De Commissie stelt de Raad tijdig in kennis alvorens zij vrijwaringsmaatregelen intrekt, en zij houdt terdege rekening met de desbetreffende opmerkingen van de Raad.
ARTIKEL 39
Indien er zich in Kroatië ernstige tekortkomingen of directe risico's op dergelijke tekortkomingen voordoen bij de omzetting of de stand van uitvoering van handelingen die door de instellingen zijn vastgesteld uit hoofde van het derde deel, titel V, van het VWEU, alsook van handelingen die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon door de instellingen zijn vastgesteld uit hoofde van titel VI van het VEU of het derde deel, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, kan de Commissie voor het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na de toetreding, op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat dan wel op eigen initiatief en na overleg met de lidstaten, passende maatregelen vaststellen, waarbij zij de voorwaarden en praktische regels voor de toepassing ervan aangeeft.
Deze maatregelen kunnen de vorm aannemen van een tijdelijke schorsing van de toepassing van de betrokken bepalingen en besluiten in de betrekkingen tussen Kroatië en een andere lidstaat of andere lidstaten, zonder afbreuk te doen aan de verdere nauwe justitiële samenwerking. Op een vrijwaringsclausule kan zelfs vóór de toetreding een beroep gedaan worden op basis van de bevindingen van het toezicht, en de vastgestelde maatregelen worden op de datum van toetreding van kracht, tenzij bij deze maatregelen in een latere datum is voorzien. De maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is en zij worden in elk geval ingetrokken wanneer de betrokken tekortkomingen zijn verholpen. Zij kunnen evenwel tot na de in de eerste alinea bedoelde periode worden toegepast zo lang de betrokken tekortkomingen blijven bestaan. In antwoord op de vooruitgang die door Kroatië bij het verhelpen van de aangegeven tekortkomingen is geboekt, kan de Commissie in voorkomend geval de maatregelen aanpassen na overleg met de lidstaten. De Commissie stelt de Raad tijdig in kennis voordat zij vrijwaringsmaatregelen intrekt, en zij houdt terdege rekening met de desbetreffende opmerkingen van de Raad.
ARTIKEL 40
Teneinde de goede werking van de interne markt niet te verstoren mag de uitvoering van de nationale voorschriften van Kroatië gedurende de in bijlage V bedoelde overgangsperioden niet leiden tot grenscontroles tussen de lidstaten.
ARTIKEL 41
Indien overgangsmaatregelen nodig zijn ter vergemakkelijking van de overgang van de in Kroatië bestaande regeling naar die welke voortvloeit uit de toepassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid overeenkomstig het bepaalde in deze Akte, worden deze door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 195, lid 2, van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (« Integrale-GMO-verordening ») (13) , in samenhang met artikel 13, lid 1, onder b), van verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (14) , of de desbetreffende procedure zoals die is vastgesteld in de toepasselijke wetgeving. Deze kunnen worden vastgesteld binnen een tijdvak dat drie jaar vanaf de datum van toetreding verstrijkt; de toepassing ervan is beperkt tot dat tijdvak. De Raad kan dit tijdvak met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement verlengen.
Indien nodig kunnen reeds voor de datum van toetreding in de eerste alinea bedoelde overgangsmaatregelen worden vastgesteld. Die overgangsmaatregelen worden door de Raad op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid vastgesteld of, indien die maatregelen gevolgen hebben voor oorspronkelijk door de Commissie vastgestelde instrumenten, door de Commissie volgens de in de eerste alinea bedoelde procedure.
ARTIKEL 42
Indien er overgangsmaatregelen nodig zijn om de overgang te vergemakkelijken van de in Kroatië bestaande regeling naar de regeling die voortvloeit uit de toepassing van de veterinaire en fytosanitaire wetgeving en de wetgeving inzake voedselveiligheid van de Unie, dienen deze maatregelen door de Commissie te worden vastgesteld volgens de in de toepasselijke wetgeving vastgestelde procedure. Deze maatregelen worden vastgesteld binnen een tijdvak dat drie jaar vanaf de datum van toetreding verstrijkt; de toepassing ervan is beperkt tot dat tijdvak.
ARTIKEL 43
De Raad bepaalt, op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid, de voorwaarden waaronder :
a) vrijstelling kan worden verleend van de vereiste inzake een summiere aangifte bij uitgang voor de producten als bedoeld in artikel 28, lid 2, van het VWEU die het grondgebied Kroatië verlaten voor doorreis over het grondgebied van Bosnië en Herzegovina bij Neum (« corridor van Neum »);
b) vrijstelling kan worden verleend van de vereiste inzake een summiere aangifte bij binnenkomst voor de producten in de situatie genoemd onder a) wanneer zij opnieuw het grondgebied van Kroatië binnenkomen na doorreis over het grondgebied van Bosnië en Herzegovina bij Neum.
ARTIKEL 44
De Commissie kan alle passende maatregelen treffen om in Kroatië het nodige statutaire personeel te handhaven gedurende een periode van maximaal achttien maanden na de toetreding. Tijdens die periode genieten de ambtenaren, het tijdelijk personeel en de arbeidscontractanten die vóór de toetreding in Kroatië gedetacheerd waren en die in dat land in dienst moeten blijven na de toetreding dezelfde financiële en materiële voorwaarden als die welke vóór de toetreding werden toegepast overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen zoals die zijn vastgesteld bij verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (15) . De administratieve uitgaven, met inbegrip van de salarissen van andere personeelsleden, worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Unie.
VIJFDE DEEL
BEPALINGEN BETREFFENDE DE TENUITVOERLEGGING VAN DEZE AKTE
TITEL I
AANPASSINGEN VAN HET REGLEMENT VAN ORDE VAN DE INSTELLINGEN EN DE STATUTEN EN HET REGLEMENT VAN ORDE VAN DE COMITÉS
ARTIKEL 45
De instellingen van de Unie brengen overeenkomstig de in de oorspronkelijke Verdragen vastgelegde desbetreffende procedure in hun Reglement van Orde de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.
Door de toetreding noodzakelijk geworden aanpassingen van de statuten en van de reglementen van orde van de bij de oorspronkelijke Verdragen ingestelde comités geschieden zo spoedig mogelijk na de toetreding.
TITEL II
TOEPASSING VAN DE HANDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN
ARTIKEL 46
Vanaf de toetreding wordt ervan uitgegaan dat de richtlijnen en besluiten in de zin van artikel 288 van het VWEU overeenkomstig de oorspronkelijke Verdragen eveneens tot Kroatië zijn gericht. Behoudens wat betreft richtlijnen en besluiten die in werking treden overeenkomstig artikel 297, lid 1, derde alinea, en lid 2, tweede alinea, van het VWEU, wordt ervan uitgegaan dat van deze richtlijnen en besluiten aan Kroatië kennis is gegeven bij de toetreding.
ARTIKEL 47
1. Kroatië stelt de maatregelen in werking die nodig zijn om vanaf de datum van toetreding uitvoering te geven aan de richtlijnen en besluiten in de zin van artikel 288 van het VWEU, tenzij in deze Akte een andere termijn is vastgesteld. Kroatië stelt de Commissie uiterlijk op de datum van toetreding of, indien later, binnen de in de onderhavige Akte vastgestelde termijn, van deze maatregelen in kennis.
2. Voor zover wijzigingen die door de onderhavige Akte zijn aangebracht in de richtlijnen in de zin van artikel 288 van het VWEU, een wijziging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de huidige lidstaten vereisen, stellen de huidige lidstaten de maatregelen in werking die nodig zijn om vanaf het tijdstip van toetreding van Kroatië uitvoering te geven aan de gewijzigde richtlijnen, tenzij in de onderhavige Akte een andere termijn is vastgesteld. Uiterlijk op de datum van toetreding of, indien later, binnen de in de onderhavige Akte vastgestelde termijn, stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis.
ARTIKEL 48
De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de bescherming van de gezondheid van de werknemers en van de bevolking op het grondgebied van Kroatië tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren worden, overeenkomstig artikel 33 van het EGA-Verdrag, door Kroatië aan de Commissie medegedeeld binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de toetreding.
ARTIKEL 49
Naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van Kroatië dat uiterlijk op de datum van toetreding aan de Commissie is gericht, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, of de Commissie, indien het oorspronkelijke besluit door de Commissie was vastgesteld, maatregelen nemen houdende tijdelijke afwijking van de besluiten van de instellingen die tussen 1 juli 2011 en de datum van toetreding zijn vastgesteld. De maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de stemregels die gelden voor de aanneming van de besluiten waarvoor om een tijdelijke afwijking is verzocht. Als deze afwijkingen na de toetreding worden vastgesteld, kunnen zij vanaf de datum van toetreding worden toegepast.
ARTIKEL 50
Indien besluiten van de instellingen van vóór de toetreding in verband met de toetreding moeten worden aangepast, en in deze Akte of de bijlagen daarvan niet in de noodzakelijke aanpassingen is voorzien, past de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen‚ op voorstel van de Commissie, of de Commissie, indien het oorspronkelijke besluit door de Commissie was vastgesteld, daartoe de nodige besluiten aan. Als deze besluiten na de toetreding worden vastgesteld, kunnen zij vanaf de datum van toetreding worden toegepast.
ARTIKEL 51
Behoudens andersluidende bepalingen, stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, de bepalingen vast die nodig zijn ter uitvoering van de bepalingen van deze Akte.
ARTIKEL 52
De teksten van de besluiten van de instellingen die vóór de toetreding zijn vastgesteld en door de instellingen in de Kroatische taal zijn opgesteld, zijn vanaf het tijdstip van toetreding op gelijke wijze authentiek als de in de huidige officiële talen opgestelde teksten. Zij worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, wanneer de teksten in de huidige officiële talen aldus zijn bekendgemaakt.
TITEL III
SLOTBEPALINGEN
ARTIKEL 53
Bijlagen I tot en met IX, de aanhangsels en het Protocol maken een integrerend deel van deze Akte uit.
ARTIKEL 54
De regering van de Italiaanse Republiek zendt aan de regering van de Republiek Kroatië een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal toe van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Verdragen tot wijziging of aanvulling daarvan, met inbegrip van de Verdragen betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, van de Helleense Republiek, van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, het verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, alsmede het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië.
De teksten van de in de eerste alinea genoemde Verdragen die zijn opgesteld in de Kroatische taal worden aan de onderhavige Akte gehecht. Deze teksten zijn op gelijke wijze authentiek als de teksten van deze Verdragen die zijn opgesteld in de huidige officiële talen.
ARTIKEL 55
De secretaris-generaal van de Raad zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de internationale overeenkomsten die zijn nedergelegd in het archief van het secretariaat-generaal, aan de regering van de Republiek Kroatië toe.
SLOTAKTE
I. TEKST VAN DE SLOTAKTE
1. De gevolmachtigden van
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KROATIE,
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN ROEMENIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
In Brussel, op de negende december tweeduizend elf bijeen ter gelegenheid van de ondertekening van het Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie), en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
Hebben er akte van genomen dat de volgende teksten zijn opgesteld en vastgesteld in het kader van de Conferentie tussen de lidstaten van de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie :
I. het Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie), en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (hierna « het Toetredingsverdrag »);
II. de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië en de aanpassing van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna « de Toetredingsakte »)
III. de onderstaande teksten, die aan de Toetredingsakte worden gehecht :
A. Bijlage I : Lijst van verdragen, overeenkomsten en protocollen waartoe de Republiek Kroatië bij toetreding toetreedt (bedoeld in artikel 3, lid 4, van de Toetredingsakte)
Bijlage II : Lijst van de bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen en van de daarop voortbouwende of anderszins daarmee verband houdende rechtsbesluiten die voor de nieuwe lidstaten vanaf de toetreding bindend en toepasselijk zijn (bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte)
Bijlage III : Lijst bedoeld in artikel 15 van de Toetredingsakte : aanpassingen van de besluiten van de instellingen,
Bijlage IV : Lijst bedoeld in artikel 16 van de Toetredingsakte : andere permanente bepalingen,
Bijlage V : Lijst bedoeld in artikel 18 van de Toetredingsakte : overgangsmaatregelen,
Bijlage VI : Plattelandsontwikkeling (bedoeld in artikel 35, lid 2, van de Toetredingsakte),
Bijlage VII : Bijzondere door de Republiek Kroatië tijdens de toetredingsonderhandelingen aangegane verbintenissen (bedoeld in artikel 36, lid 1, tweede alinea, van de Toetredingsakte),
Bijlage VIII : Door de Republiek Kroatië aangegane verbintenissen betreffende de herstructurering van de scheepsbouw in Kroatië (bedoeld in artikel 36, lid 1, derde alinea, van de Toetredingsakte),
Bijlage IX : Door de Republiek Kroatië aangegane verbintenissen betreffende de herstructurering van de staalsector (bedoeld in artikel 36, lid 1, derde alinea, van de Toetredingsakte);
B. Protocol betreffende bepaalde regelingen voor de mogelijke eenmalige overdracht aan de Republiek Kroatië van uit hoofde van het Protocol van Kyoto bij de kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering verleende toegewezen eenheden, alsmede de compensatie daarvoor;
C. de teksten van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, alsmede de Verdragen waarbij zij zijn gewijzigd of aangevuld, met inbegrip van het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Verdrag betreffende de toetreding van de Helleense Republiek, het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, en het Verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië in de Kroatische taal.
2. De Hoge Verdragsluitende Partijen hebben een politiek akkoord bereikt over de ingevolge de toetreding vereiste aanpassingen van de besluiten van de instellingen, en verzoeken de Raad en de Commissie om deze aanpassingen vóór de toetreding aan te nemen in overeenstemming met artikel 50 van de Toetredingsakte, als bedoeld in artikel 3, lid 4, van de Toetredingsakte, waar nodig aangevuld en bijgewerkt om rekening te houden met de ontwikkeling van het recht van de Unie.
3. De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe de Commissie en elkaar alle voor de toepassing van de Toetredingsakte vereiste informatie toe te zenden. Waar nodig zal die informatie tijdig vóór de toetredingsdatum worden verstrekt, zodat de Toetredingsakte vanaf de toetredingsdatum integraal kan worden toegepast, in het bijzonder wat betreft de werking van de interne markt. In dit verband is een tijdige kennisgeving in overeenstemming met artikel 47 van de Toetredingsakte van de door de Republiek Kroatië genomen maatregelen van het grootste belang. De Commissie kan de Republiek Kroatië in kennis stellen van het tijdstip dat zij passend acht voor de ontvangst of de toezending van andere specifieke informatie.
Vóór de dag van ondertekening hebben de Verdragsluitende Partijen een lijst ontvangen met de verplichtingen op informatiegebied in verband met veterinaire vraagstukken.
4. De Gevolmachtigden hebben nota genomen van de volgende verklaringen die zijn afgelegd en aan deze Slotakte zijn gehecht :
A. Gezamenlijke verklaring van de huidige lidstaten
Gezamenlijke verklaring over de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis
B. Gezamenlijke verklaring van diverse huidige lidstaten
Gezamenlijke verklaring van de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk over het vrije verkeer van werknemers : Kroatië
C. Gezamenlijke verklaring van de huidige lidstaten en de Republiek Kroatië
Gezamenlijke verklaring over het Europees Ontwikkelingsfonds
D. Verklaring van de Republiek Kroatië
Verklaring van de Republiek Kroatië betreffende de overgangsregelingen voor de liberalisering van de Kroatische markt voor landbouwgrond
5. De Gevolmachtigden hebben nota genomen van de aan deze Slotakte gehechte briefwisseling tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende een informatie- en overlegprocedure voor de vaststelling van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat.
Gedaan te Brussel, de negende december tweeduizendelf.
II. VERKLARINGEN
A. GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN DE HUIDIGE LIDSTATEN
Gezamenlijke verklaring over de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis
« De overeengekomen procedures voor de onverkorte toekomstige toepassing door Kroatië van alle bepalingen van het Schengenacquis, zoals die zullen worden opgenomen in het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië tot de Unie, lopen niet vooruit op en hebben geen gevolgen voor het besluit dat de Raad moet nemen met betrekking tot de onverkorte toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië.
Het besluit van de Raad betreffende de onverkorte toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië wordt genomen op basis van de in dat verband vastgestelde procedure in het Verdrag van 2005 betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU en in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 9 juni 2011 over de voltooiing van de evaluatie van de mate waarin Bulgarije en Roemenië erop voorbereid zijn alle bepalingen van het Schengenacquis toe te passen.
De overeengekomen procedures voor de onverkorte toekomstige toepassing door Kroatië van alle bepalingen van het Schengenacquis, zoals die zullen worden opgenomen in het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië tot de Unie, scheppen geen juridische verplichting anders dan op grond van het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië. »
B. GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN DIVERSE HUIDIGE LIDSTATEN
Gezamenlijke verklaring van de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk over het vrije verkeer van werknemers : Kroatië
De formulering van punt 12 van de overgangsmaatregelen over het vrije verkeer van werknemers krachtens richtlijn 96/71/EG in bijlage V bij de Toetredingsakte wordt zo door de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk uitgelegd, in overeenstemming met de Commissie, dat onder « bepaalde regio's », waar passend, ook het gehele nationale grondgebied kan worden verstaan.
C. GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN DE HUIDIGE LIDSTATEN EN DE REPUBLIEK KROATIË
Gezamenlijke verklaring over het Europees Ontwikkelingsfonds. Kroatië zal na zijn toetreding tot de Unie toetreden tot het Europees Ontwikkelingsfonds vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe meerjarig financieel kader voor samenwerking en zal bijdragen aan het fonds vanaf 1januari van het tweede kalenderjaar na de datum van toetreding.
D. VERKLARING VAN DE REPUBLIEK KROATIË
Verklaring van de Republiek Kroatië betreffende de overgangsregeling voor de liberalisering van de Kroatische markt voor landbouwgrond
Gezien de overgangsregeling voor het verwerven van landbouwgrond in de Republiek Kroatië door natuurlijke en rechtspersonen uit de EU/EER, als vervat in bijlage V bij de Toetredingsakte,
Gezien de bepaling dat de Commissie, als er voldoende aanwijzingen zijn dat er na het verstrijken van de overgangsperiode van zeven jaar ernstige verstoringen zullen optreden of dreigen te zullen optreden op de Kroatische markt voor landbouwgrond, op verzoek van Kroatië zal besluiten de zevenjarige overgangsperiode met drie jaar te verlengen,
Verklaart de Republiek Kroatië dat zij, indien een verlenging van de overgangsperiode wordt toegestaan, de nodige maatregelen zal trachten te nemen om het verwerven van landbouwgrond in de gespecificeerde gebieden te liberaliseren voordat die termijn van drie jaar verstrijkt.
III. BRIEFWISSELING TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE REPUBLIEK KROATIË BETREFFENDE EEN INFORMATIE- EN OVERLEGPROCEDURE VOOR DE VASTSTELLING VAN BEPAALDE BESLUITEN EN ANDERE MAATREGELEN DIE MOETEN WORDEN GENOMEN TIJDENS DE PERIODE DIE AAN DE TOETREDING VOORAFGAAT
Brief nr. 1
Excellentie,
Ik heb de eer te verwijzen naar de kwestie van de informatie- en overlegprocedure voor de vaststelling van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die voorafgaat aan de toetreding van uw land tot de Europese Unie, die in het kader van de toetredingsonderhandelingen is besproken.
Ik bevestig bij dezen dat de Europese Unie onder de in de bijlage bij deze brief genoemde voorwaarden instemt met deze procedure, die met betrekking tot de Republiek Kroatië kan worden toegepast vanaf de datum waarop de Toetredingsconferentie verklaart dat de onderhandelingen betreffende de uitbreiding definitief zijn afgerond.
Ik moge U verzoeken mij te willen bevestigen dat uw regering met de inhoud van deze brief instemt.
Hoogachtend,
BIJLAGE
Informatie- en overlegprocedure voor de vaststelling van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat
I.
1. Teneinde te waarborgen dat de Republiek Kroatië voldoende wordt ingelicht, worden alle voorstellen, mededelingen, aanbevelingen of initiatieven die moeten leiden tot de aanneming van wetgevingshandelingen van het Europees Parlement en de Raad, de Raad of de Europese Raad, na toezending aan de Raad of de Europese Raad ter kennis van Kroatië gebracht.
2. Er wordt overleg gepleegd op een met redenen omkleed verzoek van Kroatië, die daarin zijn belangen als toekomstig lid van de Unie dient uiteen te zetten en zijn opmerkingen daarin neerlegt.
3. Besluiten inzake beheer vormen in het algemeen geen aanleiding tot overleg.
4. Het overleg vindt plaats in een Interimcomité, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Unie en Kroatië. Behoudens een met redenen omkleed bezwaar van de Unie of Kroatië mag overleg tevens plaatsvinden in de vorm van een uitwisseling van berichten langs elektronische weg, in het bijzonder wat betreft zaken die verband houden met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.
5. Aan de zijde van de Unie zijn de leden van het Interimcomité de leden van het Comité van permanente vertegenwoordigers of diegenen die deze laatsten daarvoor aanwijzen. Waar dienstig, kunnen de leden van het Interimcomité de leden van het Politiek en Veiligheidscomité zijn. De Commissie wordt op passende wijze vertegenwoordigd.
6. Het Interimcomité wordt bijgestaan door een secretariaat, dat het secretariaat van de Toetredingsconferentie is, dat te dien einde in functie blijft.
7. Het overleg vindt plaats zodra de voorbereidende werkzaamheden op het niveau van de Unie met het oog op de aanneming van de in punt 1 bedoelde handelingen zo ver zijn gevorderd dat de gemeenschappelijke strekking ervan het mogelijk maakt een dergelijk overleg met vrucht te organiseren.
8. Mochten er na het overleg nog ernstige moeilijkheden bestaan, dan kan het probleem op verzoek van Kroatië op ministerieel niveau worden besproken.
9. Bovenstaande bepalingen worden mutatis mutandis toegepast op de besluiten van de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank.
10. De in de voorgaande punten omschreven procedure is eveneens van toepassing op alle door Kroatië te nemen besluiten die van invloed kunnen zijn op de verbintenissen die voortvloeien uit zijn hoedanigheid van toekomstig lid van de Unie.
II.
11. De Unie en Kroatië nemen de nodige maatregelen om de toetreding van Kroatië tot de overeenkomsten, akkoorden en protocollen bedoeld in artikel 3, lid 4, artikel 6, lid 2, en artikel 6, lid 5, van de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, hierna « de Toetredingsakte »,voor zover mogelijk te doen samenvallen met de inwerkingtreding van het Toetredingsverdrag.
12. Ten aanzien van de onderhandelingen met de mede-overeenkomstsluitende partijen bij de protocollen bedoeld in artikel 6, lid 2, tweede alinea van de Toetredingsakte worden de vertegenwoordigers van Kroatië als waarnemers bij de werkzaamheden betrokken, naast de vertegenwoordigers van de huidige lidstaten.
13. Bepaalde door de Unie gesloten niet-preferentiële akkoorden die ook na de datum van toetreding blijven gelden, kunnen worden aangepast om rekening te houden met de uitbreiding van de Unie. De Unie zal de vertegenwoordigers van Kroatië overeenkomstig de in punt 12 omschreven procedure bij de onderhandelingen over deze aanpassing betrekken.
III.
14. De instellingen stellen tijdig de in artikel 52 van de Toetredingsakte bedoelde teksten vast. Daartoe verstrekt Kroatië de instellingen tijdig de vertaling van genoemde teksten.
Brief nr. 2
Excellentie,
Ik heb de eer U de ontvangst te bevestigen van Uw brief welke als volgt luidt :
« Ik heb de eer te verwijzen naar de kwestie van de informatie- en overlegprocedure voor de vaststelling van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die voorafgaat aan de toetreding van uw land tot de Europese Unie, die in het kader van de toetredingsonderhandelingen is besproken.
Ik bevestig bij dezen dat de Europese Unie onder de in de bijlage bij deze brief genoemde voorwaarden instemt met deze procedure, die met betrekking tot de Republiek Kroatië kan worden toegepast vanaf de datum waarop de Toetredingsconferentie verklaart dat de onderhandelingen betreffende de uitbreiding definitief zijn afgerond.
Ik moge U verzoeken mij te willen bevestigen dat uw regering met de inhoud van deze brief instemt. ».
Ik heb de eer U te bevestigen dat de inhoud van deze brief voor mijn regering aanvaardbaar is.
Hoogachtend,
Voorontwerp van wet houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie), en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, en met de Slotakte, gedaan te Brussel op 9 december 2011.
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Het Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie), en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, en de Slotakte, gedaan te Brussel op 9 december 2011, zullen volkomen gevolg hebben.
Op 18 september is Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van een advies te verstrekken over een voorontwerp van wet « houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische de Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (Lidstaten van de Europese Unie), en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, en met de Slotakte, gedaan te Brussel op 9 december 2011 ».
Het voorontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 24 september 2012.
De kamer was samengesteld uit :
De heer Y. KREINS, kamervoorzitter,
De heer P. VANDERNOOT en mevrouw M. BAGUET, staatsraden,
De heren S. VAN DROOGHENBROECK en J. ENGLEBERT, assessoren,
Mevrouw B. VIGNERON, griffier.
Het verslag is uitgebracht door de heer X. DELGRANGE, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van de heer P. VANDERNOOT.
De griffier, | De voorzitter, |
B. VIGNERON. | Y. KREINS. |
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 24 september 2012.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het vervangen is bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het voorontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het voorontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
VOORAFGAANDE VORMVEREISTEN
Uit artikel 19/1, § 1, van de wet van 5 mei 1997 « betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling », vloeit voort dat in principe bij alle voorontwerpen van wet, alle ontwerpen van koninklijk besluit en alle voorstellen van beslissing onderworpen aan de goedkeuring van de Ministerraad een voorafgaand onderzoek moet plaatsvinden met betrekking tot de noodzakelijkheid van de uitvoering van een effectbeoordeling (16) ; de enige gevallen waarbij zo'n voorafgaand onderzoek niet dient plaats te hebben, zijn die welke bepaald moeten worden bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, welk besluit tot op heden, en bij de huidige stand van de teksten die bekendgemaakt zijn in het Belgisch Staatsblad, nog niet is uitgevaardigd.
Er moet voor gezorgd worden dat dit voorafgaand vormvereiste naar behoren vervuld wordt.
BIJZONDERE OPMERKINGEN
Formule van ondertekening van het Toetredingsverdrag en de Slotakte
In advies 44.028/AV gegeven op 29 januari 2008 over een voorontwerp dat aanleiding gegeven heeft tot de wet van 19 juni 2008 « houdende instemming met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met de Slotakte, gedaan te Lissabon op 13 december 2007 » (17) , heeft de afdeling Wetgeving van de Raad van State het volgende benadrukt (18) :
« 43. Bij de handtekening die de eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken onder het Verdrag en de Slotakte hebben geplaatst, staat de volgende vermelding :
« Deze handtekening verbindt eveneens de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Cette signature engage également la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone, la Région wallonne, la Région flamande et la Région de Bruxelles-Capitale.
Diese Unterschrift bindet zugleich die Deutschsprachige Gemeinschaft, die Flämische Gemeinschaft, die Französische Gemeinschaft, die Wallonische Region, die Flämische Region und die Region Brüssel-Hauptstadt ».
Die bewoordingen moeten zo worden opgevat dat ze ook slaan op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, aangezien die ter uitvoering van artikel 138 van de Grondwet bevoegdheden van de Franse Gemeenschap uitoefent. Met het oog op de rechtszekerheid was het echter beter geweest dat dit uitdrukkelijk in de aangehaalde formule was vermeld (19) ».
Dezelfde opmerking geldt in casu voor de formule van ondertekening van het toetredingsverdrag en de slotakte (20) .
(1) PB L 114 van 30 april 2002, blz. 6.
(2) PB L 317 van 15 december 2000, blz. 3.
(3) PB L 209 van 11 augustus 2005, blz. 27, PB L 287 van 28 oktober 2005, blz. 4 en PB L 168 M van 21 juni 2006, blz. 33.
(4) PB L 287 van 4 november 2010, blz. 3.
(5) PB L 1 van 3 januari 1994, blz. 3.
(6) PB L 79 van 22 maart 2002, blz. 42.
(7) PB L 210 van 31 juli 2006, blz. 82.
(8) PB L 248 van 16 september 2002, blz. 1.
(9) PB L 170 van 29 juni 2007, blz. 1.
(10) PB L 277 van 21 oktober 2005, blz. 1 en PB L 286 M van 4 november 2010, blz. 26.
(11) PB L 55 van 28 februari 2011, blz. 3.
(12) PB L 26 van 28 januari 2005, blz. 3.
(13) PB L 299 van 16 november 2007, blz. 1.
(14) PB L 55 van 28 februari 2011, blz. 13.
(15) PB L 56 van 4 maart 1968, blz. 1.
(16) Dat artikel is gesteld als volgt : « § 1. Zijn onderworpen aan een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzakelijkheid van de uitvoering van een effectbeoordeling : 1o voorontwerpen van wet; 2o ontwerpen van koninklijk besluit; 3° voorstellen van beslissing onderworpen aan de goedkeuring van de Ministerraad. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt de Koning in welke gevallen vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in het eerste lid. § 2. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad regelt de Koning het voorafgaand onderzoek bedoeld in paragraaf 1 ».
(17) Parl. St. Senaat 2007-2008, nr. 4-568/1, 334 tot 371.
(18) Ibid., 370, VI. « Formule van ondertekening van het Verdrag en de Slotakte ».
(19) Voetnoot 122 van het voornoemde advies : Zie het voormelde advies 27.270/4 van 18 maart 1998 over een voorontwerp van decreet van de Franse Gemeenschapscommissie « portant approbation de l'accord de coopération entre la Communauté française de Belgique et la Commission communautaire française de la Région de Bruxelles-Capitale relatif aux modalités d'exercice des relations internationales de la Commission communautaire française » (Parl. St., Ver. Franse Gemeenschapscommissie, 1997-1998, nr. 63/1). De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van haar kant behoort niet uitdrukkelijk te worden vermeld, aangezien ze slechts beperkte bevoegdheden heeft op internationaal gebied, en ze met name niet bevoegd is om verdragen te sluiten (zie artikel 135 van de Grondwet, artikel 63 van de voormelde bijzondere wet van 12 januari 1989 en artikel 16, § 1, van de voormelde bijzondere wet van 8 augustus 1980).
(20) Zie het advies van de Raad van State 51.867/2/V gegeven op 28 augustus 2012 over een voorontwerp van ordonnantie « houdende instemming met het Verdrag tussen de lidstaten van de Europese Unie, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, met het Protocol, met de Akte en met de Slotakte, ondertekend in Brussel op 9 december 2011 ».