5-850/1

5-850/1

Belgische Senaat

ZITTING 2011-2012

12 JANUARI 2012


De positie van de vrouwen in de Euromediterrane zone


VERSLAG

NAMENS HET ADVIESCOMITÉ VOOR GELIJKE KANSEN VOOR VROUWEN EN MANNEN UITGEBRACHT DOOR

DE HEER BOUSETTA EN MEVROUW TEMMERMAN


I. INLEIDING

Overeenkomstig artikel 24 van het Reglement van de Senaat heeft de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging over het voorstel van resolutie tot bevordering en ondersteuning van de effectieve uitvoering van het Action Plan Istanbul, met het oog op een grotere rol in de samenleving voor de vrouwen in de Euromediterrane zone van de heer Miller (stuk Senaat, nr. 5-138/1) het advies van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen gevraagd.

Het Adviescomité heeft beslist om het voorstel van resolutie tot uitvoering van het Action Plan Istanbul betreffende een grotere rol voor vrouwen in de Euromediterrane zone van mevrouw Khattabi en mevrouw Piryns (stuk Senaat, nr. 5-493/1) aan het onderzoek toe te voegen.

Gezien de ontwikkelingen in de regio, waren de leden van het adviescomité van mening dat beide voorstellen niet meer actueel waren. Bijgevolg heeft het adviescomité besloten geen advies te formuleren.

Er werd echter wel beslist het thema van de positie van de vrouwen in de Euromediterrane zone nader te onderzoeken, onder andere door het organiseren van hoorzittingen. Op basis van de elementen die het adviescomité heeft vernomen tijdens de hoorzittingen, werd een advies geformuleerd.

Het adviescomité heeft verschillende hoorzittingen georganiseerd over dit thema. Volgende sprekers werden gehoord :

— mevrouw Firouzeh Nahavandi, Professor Faculteit voor de Sociale en Politieke Wetenschappen, Université libre de Bruxelles;

— mevrouw Magda Michielsens, Professor emeritus, gewezen professor Vrouwenstudies, Universiteit Antwerpen;

— de heer Benoît Van der Meerschen, voorzitter van de Ligue des droits de l'homme — Belgique;

— mevrouw Helge Daniels, professor Arabistiek aan de Katholieke Universiteit Leuven;

— mevrouw Djamila Chikhi, Commissie voor Buitenlandse Zaken van het Europees Parlement;

— mevrouw Isabelle Montoya, Euromed en Midden-Oosteneenheid van het Europees Parlement;

— de heer Jan Leyers, journalist;

— de heer Nicolas Willems, journalist;

— mevrouw Kaat De Nijs, FOD Buitenlandse Zaken;

— mevrouw Isabelle Heyndrickx, vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken.

Na de hoorzittingen werd een voorstel van advies voorbereid door de rapporteurs. Dit voorstel werd besproken op 13 december 2011 en 10 januari 2012. Het advies werd eenparig aangenomen op 12 januari.

II. HOORZITTINGEN

A. Hoorzittingen van 29 maart 2010

1. Uiteenzetting door professor Firouzeh Nahavandi, Faculteit voor de Sociale en Politieke Wetenschappen, Université Libre de Bruxelles

Professor Nahavandi verheugt zich erover dat het adviescomité voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen begaan is met de toekomstige situatie van de vrouw in de mediterrane landen want dat probleem maakt vaak geen deel uit van de eisen en krijgt geen plaats in wat er zich momenteel in de Arabische wereld afspeelt. Als het Westen die revoluties wil steunen, moet het zich toeleggen op groepen of bewegingen die hiermee begaan zijn, waarbij omzichtig wordt omgesprongen met de problematiek van de vrouwen.

Spreekster licht in haar presentatie eerst enkele basisgegevens toe. Daarna bespreekt zij enkele indicatoren over de situatie van de vrouw. Vervolgens geeft zij een interpretatie van de vergelijkende tabellen. Ten slotte rondt mevrouw Nahavandi af met de situatie van de vrouw in de opstanden van de Arabische wereld. De conclusie bevat een gedachte over de mogelijke invloed van de internationale normen.

1.1. Enkele basisgegevens

Algérie — Algerije Maroc — Marokko Tunisie — Tunesië Lybie — Libië Egypte — Égypte Yémen — Jemen Bahreïn — Bahrein
PIB/habitant — BBP/inwoner 8 477 4 638 8 509 16 999 5 840 2 595 27 839
IDH — HDI 84 114 81 53 101 133 39
GINI — GINI 35,3 40,9 40,8 - 32,1 37,7 -
 % dépenses en éducation — % uitgaven voor onderwijs 4,3 5,7 7,2 3,4 3,8 5,2 2,9
 % internet — % internet 11,93 33,8 27,53 5,1 16,6 1,6 51,95
 % téléphone portable — % draagbare telefoon 92,72 72,9 84,59 76,61 50,62 16,14 185,77
 % accès à eau potable — % toegang tot drinkwater 83 81 94 62 99 62 100

Deze tabel toont duidelijk de verschillen per land aan. De economische en financiële positie van Bahrein is heel verschillend van die van de overige landen die in opstand zijn gekomen. Libië maakt ook deel uit van de rijkere landen maar de verdeling van de rijkdom is verre van gelijk.

Mevrouw Nahavandi gebruikt als referentie de Human Development Index (HDI), die de inkomsten, de alfabetiseringsgraad en de gezondheidssituatie van een land combineert. In een rangschikking van 169 landen bekleedt Jemen de 133ste plaats, Bahrein de 39ste. Egypte en Marokko hebben een vergelijkbare plaats. Libië staat vrij goed gerangschikt volgens de HDI.

De GINI-coëfficiënt geeft de ongelijkheid in de verdeling van de rijkdom weer. De rijkdom is in de zeven landen uit de tabel duidelijk ongelijk verdeeld.

Het percentage van onderwijsuitgaven vormt een belangrijke factor voor de toekomst. Marokko, Tunesië en Jemen, het armste land uit de tabel, hechten het meest belang aan onderwijs.

Tijdens de opstanden in de Arabische landen werd vaak gesproken over de rol van internet. Toch meent professor Nahavandi dat die niet significant is om de gebeurtenissen te begrijpen aangezien het percentage van de bevolking dat toegang heeft tot internet niet erg groot is. De televisie en draagbare telefoon lijken meer verspreid.

1.2. Situatie van de vrouw — vergelijkende tabel

Sex ratio — Sex ratio Taux de fertilité — Vruchtbaarheidsgraad  % de femmes au travail — % werkende vrouwen  % de femmes au Parlement — % vrouwen in het Parlement Utilisation de contraception — Gebruik van anticonceptie Alphabétisation — Alphabetisering
Algérie — Algerije 1,01 1,75 32,1 7,7 61,6 60,1
Maroc — Marokko 0,97 2,21 22 10,5 63 39,6
Tunisie — Tunesië 1,01 2,03 21,2 27,6 60,2 65,3
Lybie — Libië 1,05 2,96 23 7,7 45,2 72
Égypte — Egypte 1,03 2,97 19,3 1,8 60,3 59,4
Yémen — Jemen 1,03 4,63 20,4 0,3 27,7 30
Bahrein — Bahrein 1,24 1,88 31,5 2,5 61,8 83,6
Syrie — Syrië 1,03 2,94 16,9 12,4 58,3 73,6
Jordanie — Jordanië 1,04 3,39 13,3 6,4 57,1 84,7
Belgique — België 0,96 1,65 39,7 38 74,6 99

De hogervermelde tabel vergelijkt de situatie van de vrouw in die landen. Ze leert ons wat er in de toekomst kan plaatsvinden en wat we zouden kunnen besluiten op basis van de normen en verklaringen van het CEDAW-Verdrag.

De eerste indicator, de genderratio, geeft het percentage mannen ten opzichte van vrouwen weer. Normaal gezien zijn er in een samenleving, onder gelijke voorwaarden, meer vrouwen dan mannen. De waarde van 0,96 is de norm voor België. De tabel toont duidelijk aan dat, op Marokko na, de cijfers gunstiger zijn voor mannen. Bijgevolg is er voor vrouwen meer discriminatie : zij krijgen geen goede zorg, sterven tijdens de bevalling, ...

Vervolgens geeft de vruchtbaarheidsgraad het aantal kinderen per vrouw weer. De geboorteregeling, via anticonceptie, komt duidelijk naar voren in de statistieken. In Algerije en Bahrein bijvoorbeeld wordt veel aan gezinsplanning gedaan.

Jemen, dat de hoogste vruchtbaarheidsgraad heeft, is het armste land van de geselecteerde landen. De alfabetiseringsgraad en het gebruik van anticonceptiva zijn er het laagste en er zijn nagenoeg geen vrouwen in het parlement. De situatie in Jemen is ronduit ongunstig voor vrouwen.

Het percentage werkende vrouwen is niet erg hoog. In Algerije en Bahrein is de werkgelegenheidsgraad van vrouwen trouwens vergelijkbaar met die van België.

De deelname van vrouwen aan de politiek ligt daarentegen beduidend lager dan in België en zelfs in vergelijking met veel ontwikkelingslanden. De deelname aan de macht en het besluitvormingsniveau blijft een domein dat hoofdzakelijk is weggelegd voor mannen, vermoedelijk door de moslimtradities.

De anticonceptie omvat traditionele voorbehoedsmiddelen en moderne middelen. Er is duidelijk een wens om het leven te regelen.

Ten slotte toont de alfabetiseringsgraad aan dat, op Jemen na, Marokko erg laag scoort ten opzichte van de overige landen. Dat percentage is veelzeggend voor de plaats die vrouwen later zouden kunnen opeisen in de nieuwe Arabische wereld.

1.3. Interpretatie

Hoe moet men die cijfers die een licht werpen op de situatie van de vrouw, interpreteren ?

In de eerste plaats mag men niet veralgemenen. Men kan niet beweren dat de situatie in die moslimlanden overal dezelfde is door de islam. Mevrouw Nahavandi benadrukt dat de islam in de moslimlanden op een verschillende manier wordt geïnterpreteerd en vrouwen misschien andere mogelijkheden geeft. Toch blijven vrouwen en gezinnen de laatste bastions in de strijd tegen de verwestersing. De bescherming van vrouwen door het moslimrecht is kenmerkend voor moslimlanden.

Bovendien zijn er niet alleen de verschillen tussen de landen onderling, maar ook in het land zelf. Een stadsbewoonster uit de middenklasse zit niet in dezelfde situatie als een vrouw die op het platteland werkt.

Hoe dan ook, hoewel de modernisering in alle sectoren is doorgedrongen, zowel op juridisch, economisch als politiek vlak, wordt alles wat vrouwen en het gezin aanbelangt nog sterk bepaald door het moslimrecht. Het gevolg hiervan is dat de meeste moslimlanden terughoudend reageerden op de gelijkheidsbeginselen die de internationale normen vooropstellen.

Heel wat Arabische landen zitten in het spanningsveld tussen moderniteit en traditie. Al bij al kunnen de lokale overheden de moderniteit of de veranderingen in de situatie van de vrouwen als werkinstrument gebruiken.

Tunesië is een mooi voorbeeld hiervan : sinds zijn onafhankelijkheid heeft het op juridisch vlak enorm veel ondernomen voor de situatie van de vrouw en kregen vrouwen meer rechten dan in de overige landen. De vrouwenkwestie kwam duidelijk naar voren omdat dit, van in het begin, het teken van modernisering was. Bijgevolg zijn de moslimwetten in Tunesië erg vroeg bijgewerkt, namelijk het verbod op polygamie, gelijke rechten bij een scheiding, mogelijkheid tot adoptie, recht op abortus, de controle van en het verbod op de eenzijdige verstoting, ... De moslimwetten blijven echter aanwezig.

In Algerije regelde een samenhangend geheel van wetten de situatie van de vrouw wat in het begin in hun voordeel was. Jammer genoeg werden die wetten sterk beïnvloed door de moslimwetten op het vlak van polygamie, gelijke rechten in het gezin, gehoorzaamheid in het gezin. De vrouw bekleedt maar een tweederangspositie in het gezin.

De situatie in Marokko is gelijklopend aan die van Algerije, al zijn er de laatste jaren meerdere hervormingen van het familierecht geweest.

In Egypte kunnen de wetten naar goeddunken van de overheid worden gewijzigd. Toch spelen de moslimwetten en de fundamentalisten een belangrijke rol in de codificatie van de wetten die in het nadeel van de vrouwen is.

Jemen is een interessant voorbeeld : vrouwen hadden gelijke rechten — wat in de regio relatief is — maar na de eenmaking van Jemen kwam men hiervan terug. Het land staat nu sterk onder de invloed van de islamitische interpretatie inzake vrouwenrechten. Bijgevolg, zodra men een wet wil invoeren om de huwbare leeftijd te regelen, komen de vrouwen op straat om tegen die wet te betogen. De moderniteit wordt werkelijk in vraag gesteld.

1.4. De vrouw in de opstanden van de Arabische wereld

Wat valt er te zeggen over de opstanden in de Arabische wereld ? Professor Nahavandi zou in de eerste plaats willen wijzen op de nood aan voorzichtigheid. Er heerst in de Arabische landen een uiterst grote — en terechte — geestdrift voor vrijheid en democratie. Vrouwen hebben voluit deelgenomen aan die protestbewegingen.

Jammer genoeg kwamen er weinig eisen van vrouwen aan bod. Op enkele feministische bewegingen na, hebben de vrouwen zelf weinig eisen gesteld : zij eisen vrijheid, waardigheid, maar over gelijkheid en de toegang tot de macht wordt gezwegen.

Tunesië is het verst gevorderd hierin en zou model kunnen staan. In Egypte nemen de vrouwen niet deel aan de grondwetsbesprekingen. Zij zijn ook niet vertegenwoordigd in de instellingen die over de overgangsperiode nadenken.

Bijgevolg, ondanks de geestdrift over de overgang naar democratie, blijven vrouwenrechten een uiterst belangrijk element. Spreekster heeft niet erg veel vertrouwen in wat er zich in de nabije toekomst kan voordoen voor die vrouwen.

1.5. Conclusie : zijn de internationale normen gunstig voor de Arabische vrouw ?

Tot slot wil mevrouw Nahavandi even stilstaan bij de vraag hoe de internationale normen verandering kunnen brengen in die landen. Heel wat mensen zijn er immers van overtuigd dat de internationale normen zullen worden aangenomen door de nieuwe regimes. Toch zou men hierover beduidend minder enthousiast moeten zijn.

De CEDAW-artikelen die onder voorbehoud werden aangenomen door de moslimlanden zullen een probleem blijven vormen voor hen; het gaat om de artikelen 2, 9, 15, 16 en 29 die vrouwen dezelfde rechten geven. Gelijkheid betekent hier wegwerking van discriminatie in het gezin, autonoom beslissingen mogen nemen, bewegingsvrijheid ...

Spreekster merkt op dat Libië een land is dat het meest inspanningen heeft gedaan voor de vrouwen : de alfabetiseringsgraad is hoog, het aantal advocaten bestaat voor de helft uit vrouwen, ... Toch is slechts 2 % van de vrouwen niet gesluierd. Bovendien is Libië het strengst wat de bewegingsvrijheid van vrouwen betreft.

Al die punten tonen aan hoe de islamitische wetten de positie van de vrouw en haar plaats in de samenleving beïnvloeden. In heel wat landen blijft er een reële tegenstrijdigheid bestaan : enerzijds mogen vrouwen onderwijs volgen en anderzijds zijn vrijheid en een reële gelijkheid van mannen en vrouwen nog veraf.

Wat mevrouw Nahavandi verontrust, is dat er groepen feministen zijn met een westerse inslag, maar dat zij meteen worden bestempeld als verwesterd. Zij zijn het best georganiseerd in Tunesië en Egypte, maar het is niet duidelijk hoe lang zij vooruitgang zullen kunnen boeken met hun eisen. Zij eisen meer bepaald quota van 30 % vrouwen in de politiek, ... Die vrouwen moeten daadwerkelijk gesteund worden in het nastreven van onze gelijkheidswaarden. Tegelijk moet men zich indekken tegen beschuldigingen van racisme en islamofobie.

2. Uiteenzetting door emeritus professor Magda Michielsen, gewezen professor Vrouwenstudies, Universiteit Antwerpen

Professor Michielsen zal het eveneens hebben over het CEDAW-verdrag, maar haar tussenkomst zal zich voornamelijk toespitsen op de positie van vrouwen in een crisissituatie. Ze hanteert bijgevolg het genderperspectief van de evolutie tijdens de Arabische Lente. Spreekster baseert zich op de vele internationale rapporten die beschikbaar zijn. De mediaverslaggeving over de revoluties in Tunesië en Egypte vormen een andere belangrijke informatiebron. Er bestaan talloze blogs van vrouwelijke getuigen uit deze landen.

Daarnaast heeft mevrouw Michielsen ook ervaring met revoluties, aangezien ze onderzoek verricht heeft over de situatie van vrouwen in Bulgarije, na de revolutie. Ze is van mening dat een aantal vergelijkingspunten mogelijk zijn.

Spreekster wenst 10 aandachtspunten toe te lichten.

2.1. Tien aandachtspunten

2.1.1. Reserves ten aanzien van CEDAW

Een eerste aandachtspunt betreft de reserves die door verschillende Arabische landen naar voren werden geschoven in verband met het CEDAW-Verdrag. Zoals reeds vermeld door professor Nahavandi, slaan deze reserves op de artikelen 2, 9, 15, 16 en 29 en betreffen situaties van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Het zijn bovendien verklaringen voor de algemene socio-economische situatie die nogal penibel is voor de vrouwen.

Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women (CEDAW) — overview of Arab countries » ratifications, 2009

Countries Date of ratificationa Reservations on articlesb Ratification of Optional Protocol
Algeria 22-May-96 2, 9, 15, 16, 29
Bahrain 18-Jun-02 2, 9, 15, 16, 29
Comoros 31-Oct-94 No reservations
Djibouti 2-Dec-98 No reservations
Egypt 18-Sept-81 2, 9, 16, 29
Iraq 13-Aug-86 2, 9, 16, 29
Jordan 1-Jul-92 9, 15, 16
Kuwait 2-Sep-94 9, 16, 29
Lebanon 21-Apr-97 9, 16, 29
Libyac 16-May-89 2, 16 18-Jun-04
Mauritaniac 10-May-01 General reservation
Morocco 21-Jun-93 No reservations
Omanc 7-feb-06 9, 15, 16, 29
OPT
Qatar
Saudi Arabiac 7-Sep-00 9, 29
Somalia
Sudan
Syria 28-Mar-03 2, 9, 15, 16, 29
Tunisiac 20-Sep-85 9, 15, 16, 29
UAE 6-Oct-04 2, 9, 15, 16, 29
Yemend 30-May-84 29
Source: UN Division for the Advancement of Women 2009. Note: a/ Ratification includes ratification, accession or succession. b/ Reservations of Arab countries are mainly related to the conflict between national legislation and shari'a on articles 2, 9, 15, 16 and 29, which respectively stipulate the following: Article 2 stipulates equality before the law and prohibits discrimination against women in national constitutions and legislation. Article 9 pertains to nationality rights. Article 15 regards women's equality with men in their legal capacity in civil matters. Article 16 relates to marriage and family relations. Article 29 pertains to arbitration between States Parties and the referral of disputes over the interpretation or application of the Convention to the International Court of Justice. c/ Declaration denotes that the State is not committed to the implementation of any articles of CEDAW whose provisions do not comply with the provisions of Islamic shari'a. d/ On 22 May 1990 the Yemen Arab Republic and the People's Democratic Republic of Yemen merged into the Republic of Yemen. In respect of treaties concluded prior to their union, Yemen is considered a party as from the date when one of the former States first became a party to those treaties. In terms of CEDAW, the People's Democratic Republic of Yemen ratified the Convention on 30 May 1984.

In bovenstaande tabel (1) staan de Arabische landen opgelijst en de datum waarop zij het CEDAW-Verdrag, met de nodige reserves, aanvaard hebben.

Het CEDAW-Verdrag bestaat sinds 1978 en is heel traag door de verschillende landen goedgekeurd. De Arabische landen zijn over het algemeen nog trager geweest dan de Europese en Westerse landen. Bovendien werd steeds hetzelfde voorbehoud geformuleerd met betrekking tot de artikelen die verband houden met de familiale en persoonlijke status. Het zijn artikelen die niet onderschreven worden omdat ze niet in overeenstemming te brengen zijn met de sharia.

Het is echter opvallend dat Marokko geen reserves meer heeft. Dat is te verklaren door het feit dat Marokko in 2004 de sharia niet meer hanteert en het familierecht heeft herzien. Dit toont duidelijk aan dat het mogelijk is een verschillende codificatie te hebben van de soort wetgeving die men op basis van de islam wil.

Het is belangrijk te beseffen dat de aanvaarding van het CEDAW-Verdrag, met reserves, eigenlijk geen acceptatie van het CEDAW-Verdrag is. Het is een voortdurende betwisting ervan. In die landen is er slechts een virtuele aanvaarding van CEDAW en vrouwen kunnen bijgevolg niet op hun overheden rekenen om de rechten die door het CEDAW-Verdrag gegarandeerd worden, na te komen.

2.1.2. Behoedzaamheid

Volgens spreekster moet België heel behoedzaam zijn in zijn uitspraken over de situatie in Tunesië, in Egypte en in de andere landen. België mag zijn wantrouwen en zijn bezorgdheid in verband met de situatie van vrouwen absoluut niet laten varen.

De landen waar de revoluties plaatsvinden zijn lid van de Arabische Liga. De nieuwe regimes zullen allicht lid blijven van de Arabische Liga en van de Organization of Islamic Conference (OIC). Deze organisaties hebben hun eigen visie op mensen- en vrouwenrechten, die het best tot uiting komt in de Verklaring van Caïro (1990). Daarin staat dat alle mensenrechten moeten worden geïnterpreteerd in het kader van het islamitisch recht.

De Verklaring van Caïro is momenteel niet de enige handleiding voor mensenrechten : sinds 1994 bestaat er een Arabisch Handvest voor Mensenrechten, dat recent door verschillende landen geratificeerd is. Hoewel het een modernere codificatie voorlegt, blijft het geïnspireerd door de algemene uitspraak dat het islamitisch recht boven alle mensenrechtenverklaringen staat.

2.1.3. Cultuur

Het derde aandachtspunt heeft te maken met cultuur en wat wij kunnen doen op dat terrein. In de contacten van het Westen met de Arabische landen mag er niet paternalistisch opgetreden worden.

Het is echter wel belangrijk dat men niet terughoudend is inzake westerse waarden. Men moet expliciet zijn over de vereisten van mensenrechten, over het belang van opleiding, wetenschappelijk denken, rationaliteit. Ook individualiteit is van essentieel belang.

In 1995 kwam de Verklaring van Barcelona, waaraan een cultureel luik verbonden is, tot stand. Bijgevolg zijn financiële middelen beschikbaar voor sociale en culturele projecten. De laatste jaren bestaat echter een grotere terughoudendheid om over eigen waarden en doelstellingen te spreken. Dit zijn gemiste kansen.

2.1.4. Verlichting van islam

Het feit dat men zich in verschillende moslimlanden baseert op de islamitische rechtsleer betekent niet dat de situatie in alle landen dezelfde is. Er bestaan verschillen in de graad van secularisering en modernisering. De trage, gematigde ontislamisering is absoluut noodzakelijk voor de (economische) situatie en de veiligheid van vrouwen.

Discussie moet echter wel mogelijk zijn. Flexibiliteit en vrijheid om met die code om te gaan zijn noodzakelijk en om ze kritisch te analyseren.

Verlichting van de islam betekent niet alleen het juk lichter maken, maar ook elementen van verlichting in de cultuur, in de samenleving, in de omgangsvormen en in de interpretatie van de codes brengen.

De vrijheid tot islamkritiek is noodzakelijk, maar voor de Westerse intellectuelen blijft het een ingewikkelde situatie. De Organization of Islamic Conference heeft jarenlang wereldwijd geprobeerd om religiekritiek te verhinderen.

Tijdens de Raad van de Mensenrechten heeft op 24 maart 2011 in Genève een positieve ontwikkeling plaatsgehad : er is toen beslist de individuele godsdienstvrijheid te beschermen. Bijgevolg heeft de Mensenrechtenraad zich kunnen bevrijden van het juk van het verbod op blasfemie.

Toch zijn er ook negatieve ontwikkelingen. Recent werd in Europa beslist het statuut van godsdiensthaat (extreme kritiek) te verhogen en het juridisch op hetzelfde niveau te behandelen als racisme.

In de volgende aandachtspunten gaat professor Michielsen dieper in op de vraag wat het Westen kan doen.

2.1.5. Helpen bij de constructie van politieke partijen

Het is belangrijk dat het Westen helpt bij de ontwikkeling van politieke partijen. In Tunesië en Egypte zijn verkiezingen in het vooruitzicht gesteld. Iedereen die politiek actief wil zijn, maar zeker vrouwen en jongeren, dienen geholpen te worden als ze mee willen doen in het nieuwe politieke proces. Er zijn doelstellingen nodig en strategieën, zeker voor de oppositie.

In haar artikel « Get Ready to Compete With the Muslim Brotherhood : Egypt Could Chart a « Third Way » » (2) spreekt Ayaan Hirsi Ali over haar ervaring als politica met verkiezingscampagnes in Nederland en haar jeugdervaringen als lid van de Muslim Brotherhood in Kenia. Muslim Brotherhood weet wél wat ze doen en hebben de structuren. Er wordt een huis-aan-huis-campagne gevoerd en de leden kennen perfect het programma van de tegenstanders.

Belangrijk in een verkiezingscampagne zijn onder andere

— gemeenschappelijke doelstellingen hebben, ze goed formuleren en verdedigen;

— negatieve kanten van tegenstanders kennen en uitspelen in de politieke strijd;

— ingebed zijn in verschillende gemeenschappen;

— eigen verdiensten in de verf kunnen zetten en het falen van tegenstanders benoemen.

Hirsi Ali hoopt niet op snelle verkiezingen. Er dient heel veel voorbereid te worden, indien men enige kans wil maken ten opzichte van de goed voorbereide Moslimbroederschap.

Bijgevolg is het heel belangrijk dat politieke partijen uit het Westen het ontstaan van een politiek kader in de landen waar een regimeverandering gaande is, steunen.

2.1.6. Niet zwijgen : e-publiceren en discussiëren over Muslim Brotherhood en over liberale, seculiere islam.

In de media wordt veel bericht over de zogenaamde freedom of speech in de landen waar een revolutie aan de gang is. Toch kan vrije meningsuiting niet plots uitbreken.

Vrije meningsuiting is nieuw in landen waar onderdrukking heerste. Ze dient ondersteund, aangeleerd en vooral gevoed worden, zonder enige vorm van terughoudendheid of cultureel relativisme. Ook feministen spelen in het Westen een belangrijke rol in het voeden van de vrije meningsuiting.

2.1.7. Seksueel geweld

Mevrouw Michielsen wenst ook het seksueel geweld onder de aandacht te brengen, omdat er algemeen heel weinig over gesproken wordt. Er werd wel bericht over dit soort geweld op en rond het Tahrir-plein in Caïro.

Toch hebben ook een aantal verslagen gemeld dat er verbazend weinig seksueel geweld gepleegd werd in een land en een situatie waar seksueel geweld en intimidatie gewoonlijk alomtegenwoordig zijn. Bijgevolg kan men twee reacties hebben : enerzijds hoop, maar anderzijds het besef dat seksueel geweld schering en inslag is en dus het niet waard is om venoemd te worden.

Het is belangrijk meer aandacht te hebben voor de man-vrouwverhoudingen en seksueel geweld in deze nieuwe situatie.

2.1.8. Habitus is niet verdwenen

Net als mevrouw Nahavandi is ook professor Michielsen relatief pessimistisch, omdat een revolutie de habitus van mensen niet zomaar kan doen omslaan. Veranderen van habitus gaat altijd heel langzaam, maar is wel dé voorwaarde voor enige hoop op democratie en vrijheid.

Om de habitus te beïnvloeden, is het belangrijk — zoals hoger reeds vermeld — geen terughoudendheid te tonen tegenover de westerse waarden, opleiding en informatie. Bovendien mag men, in de opleiding van jonge mensen die daar zullen werken, het cultureel relativisme niet als norm van intellectualiteit gebruiken. Spreekster is er zich van bewust dat dit langetermijndenken is, maar dit is noodzakelijk in revolutionaire tijden.

2.1.9. Vrouwen (blijven) noemen

Een ander aandachtspunt betreft de gendermainstreaming : het is belangrijk vrouwen te blijven vermelden. Dit was een zwakte in de toespraak van president Obama op 4 juni 2009 in Caïro : het was een heel goede speech, maar slechts één kleine paragraaf was gewijd aan de vrouwen. Daarbij was de formulering misschien ook nogal onhandig : Obama heeft het enkel over de verschillende keuzes van mannen en vrouwen in het leven, maar vindt het belangrijk dat vrouwen die keuze zelf maken. Spreken van gendergelijkheid om de gender-apartheid te doorbreken versterkt vrouwen echter niet.

In zijn toespraak voor de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties op 1 maart 2010 in Genève, heeft Steven Vanackere, minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen, het daarentegen expliciet over vrouwen en geweld.

Het is van essentieel belang op de situatie van vrouwen in de Arabische landen te blijven hameren, in het bijzonder op internationale gelegenheden. Men mag bovendien zeker niet in de val trappen van het discours dat er belangrijkere zaken aan de orde zijn dan vrouwen. Indien een maatschappij niet hervormd wordt met aandacht voor de rechten van vrouwen, dan is heel weinig bereikt in die revoluties.

Spreekster vermeldt nog de journaliste Mona Elrahawy, die zegt dat het belangrijk is in de revoluties en nieuwe maatschappijen een grote diversiteit aan vrouwen te tonen. In Tunesië hebben de media veel aandacht gehad voor de aanwezigheid van vrouwen in de gevoerde acties.

Daarnaast moet men er politiek, economisch en cultureel op blijven aandringen dat vrouwen in de spotlights staan.

2.1.10. Vermijden van « magische imperatieven »

Als laatste aandachtspunt vernoemt professor Michielsen de « magische imperatieven ». Dit zijn suggesties of bevelen die geen duidelijke bestemmeling hebben en geen enkel vermoeden inhouden over hoe het nagestreefde kan worden gerealiseerd.

Een aantal voorbeelden zijn : « zorg ervoor dat we de Arabische Liga als bondgenoot niet verliezen » en « zorg ervoor dat staatshoofden ernaar streven de reserves in verband met het CEDAW-verdrag op te heffen ».

2.2. Samenvatting

1. Zeg dat CEDAW met reserves geen CEDAW is;

2. Laat behoedzaamheid niet varen;

3. Wees niet terughoudend in verband met culturele beïnvloeding;

4. Besef dat religiekritiek essentieel is;

5. Help bij de constructie van politieke partijen;

6. Voed de vrije meningsuiting en belemmer ze niet;

7. Informeer over geweld tegen vrouwen;

8. Weet dat de habitus niet meteen verandert bij een regimeverandering;

9. Blijf vrouwen vermelden;

10. Vermijd magische imperatieven.

3. Uiteenzetting door de heer Benoît Van der Meerschen, voorzitter Ligue des Droits de l'Homme — Belgique

Wat de toestand aan de andere kant van de Middellandse Zee betreft, wenst de heer Van der Meerschen eerst en vooral terug te komen op wat vorige spreeksters hebben gezegd. Zij beklemtoonden hun wantrouwen, hun vrees en hun achterdocht in verband met de wijze waarop de zaken zich kunnen ontwikkelen. De Federatie van de liga's voor mensenrechten deelt die vrees, maar verliest het uitgangspunt van een beloftevolle lente niet uit het oog.

Spreker beklemtoont dat de toestand van de verdedigers van de mensenrechten in die landen uiterst ingewikkeld is. Hij herinnert eraan dat de Tunesische liga decennialang in de onmogelijkheid verkeerde haar jaarcongres te organiseren. Bovendien leven de leden van de Libische liga al jarenlang in ballingschap, hoofdzakelijk in Zwitserland en in Duitsland.

Wat aan de zuidelijke kusten van de Middellandse Zee gebeurt, zet een aantal zekerheden die we in Europa wat te gemakkelijk voor waar aannamen op losse schroeven, te weten een kijk op de Arabische wereld in een overheersend discours in politiek en media dat er samengevat op neerkwam dat de bevolking er onder de knoet van een dictator zat en zich niet kon verzetten, of onder de knoet van een baardige fundamentalist. Dankzij de recente revoluties zien we mensen die met gevaar voor hun leven in opstand komen tegen dictaturen, gewoon om rechtvaardigheid, een gecontroleerde politie, sociale rechten, ..., te eisen. Kortom, ze eisen mensenrechten.

We moeten bijgevolg een aantal zekerheden die we over die staten hadden opgeven, ook in verband met de reële macht van de staten, die zich ofwel op de slechtst mogelijke wijze aan het verzetten zijn (zoals Libië), ofwel in een eerste fase de vlag hebben moeten strijken (zoals Tunesië en Egypte). Het is belangrijk de ontwikkelingen in Syrië en Jemen op de voet te volgen.

Meer algemeen moeten de westerse landen in het raam van de internationale relaties afstand doen van een bepaalde arrogantie en een bepaalde kijk op de wereld waardoor ze tot assimilatie kunnen aanmanen. Aldus kunnen ze een echte relatie van partnerschap opbouwen.

Bovendien hebben de staten uiteenlopende belangen, maar bestaat er een echte behoefte aan coherentie en de wil geloofwaardig te zijn. De heer Van der Meerschen geeft het voorbeeld van het huidige politieke discours over het profiel van kolonel Kadhafi, dat sterk verschilt van wat enkele jaren geleden werd gezegd. Een gemeenschappelijke houding ten opzichte van diverse toestanden is noodzakelijk.

Spreker geeft toe zich vragen te stellen bij de rol van de Arabische Liga. Om dat te illustreren geeft hij het voorbeeld van Ivoorkust, waar twee presidenten elkaar bevechten in Abidjan en waar bemiddeld wordt door de Afrikaanse Unie. Onder de bemiddelaars bevinden zich evenwel onder andere de dictator van Tsjaad, Idriss Deby, de Burkinese president Blaise Compaoré, die zijn voorganger Thomas Sankara het zwijgen heeft opgelegd en het staatshoofd van Mauretanië, Mohamed Ould Abdel Aziz, die met een staatsgreep aan de macht is gekomen.

Het is algemeen gezien heel ingewikkeld voor de organisaties die de mensenrechten verdedigen om de toestand ter plaatse te volgen. Ze hebben het gevoel dat ze op een rijdende trein willen springen. Bepaalde verdedigers van de mensenrechten die in ballingschap leefden, lijken ietwat gegriefd omdat ze niet hebben kunnen deelnemen aan of niet aan de grondslag hebben gelegen van de recente revoluties.

Wat het probleem van de vrouwen in de Arabische wereld betreft, is spreker het eens met wat de andere spreeksters hebben gezegd. Het gaat voor alles om patriarchale samenlevingen. Er werden bovendien internationale teksten ondertekend, maar ze zouden beter zonder voorbehoud worden ondertekend. De heer Van der Meerschen wijst erop dat er een actie bestaat van de organisatie ter verdediging van de mensenrechten met het oog op de ratificatie zonder voorbehoud van het CEDAW-verdrag. Men mag niet vergeten dat er een groot verschil is tussen het politieke gebaar en de technische schikkingen achteraf, wat de indruk geeft dat het veeleer om een « alibi »-ratificatie gaat.

Toch vindt spreker dat zelfs de ratificatie zonder voorbehoud van de internationale teksten die de rechten van de mens en de rechten van de vrouw beschermen niet voldoende is. Men moet tot een werkelijke toepassing van die teksten komen, vooral in het hoofd van degenen die ze moeten toepassen. Een belangrijke ondersteunende taak kan de vorming van justitie en het politie-apparaat zijn. Het is een ware uitdaging die rechten te doen eerbiedigen, onder andere aan de hand van een rechtsstelsel, vooral wanneer men er niet snel genoeg tot een mentaliteitsverandering komt.

Het FIDH heeft de gelegenheid gehad de toestand van de vrouwen in diverse landen te volgen. Uit de analyse van de aanbevelingen van het Committee on the elimination of discrimination of women van de VN (CEDAW-comité) blijkt dat vaak dezelfde problemen terugkeren : problemen die voortkomen uit de familiecode, problemen van specifiek geweld tegen vrouwen en straffeloosheid van de plegers, problemen rond erfenis, ...

Een ander gegeven dat de aandacht van die internationale instantie trekt, is het probleem van de polygamie. Spreker geeft te kennen dat polygamie hem persoonlijk niet choqueert, toch niet wanneer het zowel voor mannen als voor vrouwen aanvaard wordt.

In het raam van de uitbanning van discriminatie van vrouwen, verdient Mauritanië meer aandacht. Het probleem van de gedwongen en vroegtijdige huwelijken, alsook de slavernij, een vreselijke realiteit voor de bevolking van zwarte afkomst, veroorzaken in dat land echt problemen.

Het besluit is dat er enerzijds heel wat vrees is, met name wat de vrouwenzaak betreft. Anderzijds verwachten die landen heel wat hulp van de internationale gemeenschap. Daar moet een antwoord op komen, hetzij door mensen uit te nodigen om hier te komen getuigen of door ze te helpen om de acties van verenigingen ter plaatse te structureren, zowel financieel als inzake opleiding, human ressources en politieke pressie.

Het is belangrijk te onthouden dat een democratie die geen gelijkheid waarborgt van bij het begin een verminkte democratie is.

4. Gedachtewisseling

Vragen

De heer Bousetta apprecieert de manier waarop mevrouw Nahavandi haar onderzoek heeft voorgesteld, door te beginnen met een analyse van de demografische en sociologische toestanden om na te gaan welke de grote evenwichten zijn. De tweeëntwintig Arabische landen zijn immers onderling heel verschillend. Ook de toestand van de vrouwen en de strijd die zij moeten leveren, vertonen grote verschillen naargelang van de context.

Al kan men uit de geanalyseerde gegevens geen algemene besluiten trekken — gelet op de verschillen binnen elk land en tussen de landen onderling — is het toch mogelijk een aantal gerichte vaststellingen te doen om te trachten een strategie te bepalen.

Bahrein en Jemen moeten echter worden uitgesloten wegens hun atypische kenmerken. Jemen is volgens alle indicatoren het armste land, waar de vrouwen het minste rechten hebben en waar zij het minst vertegenwoordigd zijn in het openbare leven. Bahrein scoort ook slecht, misschien omdat het een land is met een grote immigratie, onder andere van mannen uit het Indische subcontinent, wat het beeld enigszins vertroebelt.

Als men deze twee landen uitsluit, is de toestand in de Maghreb gunstiger dan hij lijkt. Bijgevolg is het vooral in de Mashrek-landen dat de toestand van de vrouwen kritiek is.

Het is ook merkwaardig dat de opstanden, die niemand had voorzien, niet noodzakelijk zijn uitgebroken in de landen waar de toestand het ergst is. Tunesië is daar een goed voorbeeld van.

In haar uiteenzetting heeft mevrouw Nahavandi er ook op gewezen dat er weinig eisen waren. Men mag echter niet vergeten dat de opstanden heel weinig leiding kennen. In Tunesië was één van de bekommernissen van de revolutionairen om het volkse karakter van de opstand te behouden en niet te worden gerecupereerd door georganiseerde groeperingen.

Er staat dus veel op het spel in deze fase van opbouw en overgang naar een nieuwe situatie. Zo heeft de Tunesische overgangsregering een reeks internationale verdragen goedgekeurd ter bescherming van de mensenrechten en de vrouwenrechten. Het is belangrijk om deze veranderingen te steunen.

Dit zal echter niet volstaan. In zijn uiteenzetting verwijst professor Michielsen naar Marokko, dat geen enkel voorbehoud meer maakt bij het CEDAW-verdrag. Het laat wel weten dat er enorme problemen zijn met de omzetting van het internationaal recht in nationaal recht, aangezien dit niet automatisch gaat. De normen worden dus selectief toegepast.

Hoe kan men in deze overgangssituaties proberen deze instrumenten van het internationale recht te begeleiden en te bevorderen, zoals Tunesië doet ? Is dit mogelijk in andere landen, zodat wij voor vrouwenverenigingen die ter plaatse actief zijn een aanspreekpunt en een steun kunnen zijn ?

Een punt dat tijdens de uiteenzettingen niet aan bod is gekomen, is de migratie. Sinds enige tijd emigreren veel vrouwen uit het Middellandse Zeegebied vrijwillig naar Europa en Noord-Amerika. Dit heeft te maken met de grotere autonomie die zij in de Maghreb-landen genieten. Vervolgens is het mogelijk dat er gedwongen migraties ontstaan in conflictsituaties. Dat is trouwens reeds het geval voor vele Egyptische, Tunesische en Libische vrouwen die hun land in dramatische omstandigheden verlaten. Het is belangrijk om oog te hebben voor deze migraties en zich te organiseren om bepaalde strategieën uit te werken.

Mevrouw Maes zou willen weten welke aanbevelingen het parlement zou moeten formuleren volgens mevrouw Nahavandi.

Kan mevrouw Michielsen de negatieve ontwikkeling inzake godsdiensthaat waarover ze het had iets meer in detail uitleggen ?

Daarnaast heeft de senator nog een algemene vraag over de landen waar de huidige, zetelende president zegt dat hij zal opstappen, maar dat het volk moet wachten. Is dit sowieso onvoldoende of kan dit voor een aantal landen een goede oplossing zijn ?

Mevrouw Zrihen bevestigt dat het optreden van vrouwen in de Arabische wereld beslissend is geweest in de evolutie van de recente gebeurtenissen. Door hun aanwezigheid op straat hebben zij bewezen dat zij actief betrokken zijn bij wat er gebeurt, en geen gekluisterde vrouwen zonder mening zijn.

Weliswaar werden de mensenrechten in Tunesië ernstig geschonden. Sommige vrouwelijke journalisten en advocaten hebben hun eisen zelfs met hun leven en met vreselijke folteringen moeten bekopen.

Het is belangrijk en fundamenteel om de rechten van de vrouwen in de Arabische wereld niet los te koppelen van de mensenrechten in het algemeen. De rechten die zij eerst moeten verkrijgen, zijn rechten inzake gelijkheid en respect, zowel in het fundamentele recht als in het dagelijkse leven. Het huwelijk is een eerste beperking in de vrouwenrechten; de echtscheiding is werkelijk de bevestiging dat zij personen zijn zonder rechten. Ook het erfenisrecht vertoont ongelijkheden die wij onaanvaardbaar vinden.

Het is essentieel om opleiding en vorming te bevorderen. Het is trouwens in de landen waar het opleidingsniveau het hoogst is, zoals in Tunesië, dat de zaken het snelst op gang zijn gekomen. Het besef van wat aanvaardbaar is of niet, ontwikkelt zich daar sneller.

Spreekster vraagt zich af wat het Parlement kan doen. Wij moeten voorzichtig zijn met het exporteren van onze modellen. Onze emancipatie en evolutie zijn niet dezelfde als in alle andere landen. De Interparlementaire Unie staat ons echter wel toe in een wetgevend kader te werken waar plaats is voor rechten en gelijkheid, die niet los staan van de economische ontwikkeling. Er bestaat immers een tendens om te geloven dat mensenrechten en economie onverenigbaar zijn. In de interparlementaire betrekkingen moeten wij benadrukken dat de mensenrechten een voorwaarde zijn voor het economische aspect.

De heer du Bus de Warnaffe vraagt zich af wat de inbreng van België kan zijn in de ontwikkelingen in de Arabische wereld. Verschillende sprekers hebben aangemaand tot voorzichtigheid. De parlementsleden moeten nochtans voorstellen tot actie doen. Wat kunnen ze doen als men weet dat verwestersing in het algemeen, en de verdediging van de fundamentele rechten in het bijzonder, op een zeker wantrouwen worden onthaald ?

Welke elementen in de denkpatronen kunnen vandaag het onderscheid maken tussen verwestersing enerzijds en verdediging van de vrouwenrechten anderzijds ? Zijn dat zaken die nauw met elkaar verbonden zijn in de denkpatronen ? Bestaat er een bres waardoor men heel gericht kan werken aan de verdediging van de vrouwenrechten zonder daarom over te komen als een verdediger van het Westerse model ?

Mevrouw Winckel begrijpt dat er grote verschillen zijn tussen de landen, maar het is duidelijk dat er ook gelijkenissen zijn. Hoewel het geval van Iran niet aan bod is gekomen in de uiteenzettingen, zijn ook daar rellen geweest. Ook daar is de toestand van de vrouw problematisch. Hebben de sprekers meer informatie over Iran ?

Antwoorden

Mevrouw Nahavandi wenst de klemtoon te leggen op enkele belangrijke aspecten inzake het enthousiasme voor wat momenteel in de Arabische wereld gebeurt. Eerst en vooral is het essentieel dat men de revoltes in hun context ziet. Het vrouwenvraagstuk kan niet worden losgekoppeld van de steun voor politieke verandering in de moslimwereld. Men mag niet vergeten dat de westerse wereld goede contacten heeft gehad met de leiders van die landen, die steeds een speciale relatie met de religie hebben gehad. Voorzichtigheid en waakzaamheid in verband met de politieke verandering is nu geboden.

Ten tweede is men de religie veeleer gunstig gezind in de moslimwereld. Historisch waren de vertegenwoordigers van de religie immers mensen die hetzij progressistische bewegingen steunden, de bevrijding, veranderingen, hetzij de strijd tegen het Westen. De negatieve kijk die wij eventueel hebben op de rol van de religie voor vrouwen bestaat daar bijgevolg niet zoals die hier bestaat.

Ten derde gaat het om een traag proces. We herinneren eraan dat vrouwen in Europa steeds aan de revolutionaire bewegingen hebben deelgenomen, maar tegelijk werden ze altijd op een afstand gehouden. Men had het idee dat de verandering van de toestand en van regime automatisch de toestand van de vrouw zou verbeteren. Dat klopt nochtans niet : de mogelijke veranderingen in de Arabische wereld zullen zich niet noodzakelijk vertalen in een gewijzigde toestand van de vrouw.

Het is tot slot belangrijk niet alleen de vrouwenbewegingen te ondersteunen, maar ook de vakbonden — in meerderheid mannenbewegingen, die de rechten van de mannen verdedigen — ertoe aan te zetten de rechten van de vrouwen te verdedigen. Wat wij kunnen doen is allerlei groepen steunen, vormen en helpen bij hun bewustwording.

Men moet er zich tevens van bewust zijn dat de moslimwereld er tot dusver geenszins moeite mee heeft gehad alle mogelijke wetten te wijzigen, ook al waren ze strijdig met de islam. Alleen wat de vrouwen betreft, biedt hij weerstand, omdat ze beschouwd worden als het bolwerk voor de handhaving van het mannelijk primaat.

De opvoeding speelt een essentiële rol in dat proces. Helaas interpreteren vrouwen een aantal zaken soms verkeerd. Afghaanse vrouwen bijvoorbeeld hebben een zeer fragmentair beeld van de vrijheid van vrouwen in het Westen. Men heeft hun gezegd dat westerse vrouwen alleen gelijkheid en vrijheid willen om seksuele relaties te kunnen hebben en om te kunnen scheiden. Het is belangrijk om verandering te brengen in de mentaliteit en in het negatieve beeld dat de moslimvrouwen eventueel van de bevrijding van de vrouw hebben.

Iran is een typisch voorbeeld van een land waar achteruitgang mogelijk is en waar men alle rechten die vrouwen verworven hadden, heeft laten vallen.

Mevrouw Michielsen vindt de vrijheid van meningsuiting heel belangrijk en verheugt zich bijgevolg dat de claim om blasfemie te verbieden verdwenen is. Dit werd beslist door de VN-Raad voor de Mensenrechten.

Op Europees niveau bestaan echter steeds meer aansporingen en wetgevingen om de discussie en kritiek over godsdienst niet te voeren. Kritiek en haat ten aanzien van godsdienst worden behandeld als racisme. Spreekster meent echter dat kritiek op een godsdienst niet kan worden gelijkgesteld met racisme. Ten aanzien van het Midden Oosten en van de situatie in verband met het islamitisch recht, dat schadelijk is voor vrouwen in de mediterrane landen, vindt professor Michielsen het heel slecht dat de discussie over godsdienst niet open is in Europa.

Men moet zich trouwens afvragen welke definitie van haat gehanteerd wordt. Is haat kritiek ? Of strenge kritiek ? Kan je in elke situatie van kritiek beschuldigd worden van haat ? Bijgevolg beschouwt spreekster het verhinderen van islamkritiek en de discussies over godsdienst als een negatieve ontwikkeling.

De heer Van der Meerschen wenst te antwoorden op de vraag wat er komt na het vertrek van bepaalde leiders in de Arabische wereld. Wanneer het om een systeem gaat met als ruggengraat het leger en de leden van een bepaalde clan, kan men zich afvragen of het vertrek van de façade het systeem zal veranderen. Bovendien komen er soms geruststellende uitspraken, die echter nooit concreet worden toegepast en uitgevoerd.

Het probleem van de migratie verdient een ander debat. Het is essentieel dat men bezield is met zorg voor de wereld en dat men er zich rekenschap van geeft dat wat elders gebeurt ook ons aangaat.

In verband met de vraag wat het Westen kan doen, beklemtoont spreker het belang van de coherentie van de diverse acties. Er zijn ook contactpunten ter plaatse nodig, onder andere via het maatschappelijk middenveld.

We worden ten slotte geconfronteerd met een langzame beweging. Het is belangrijk dat men zich daar rekenschap van geeft, maar tevens dat men zich offensief blijft opstellen om een minimum te bereiken.

B. Hoorzitting van 3 mei 2011

1. Uiteenzetting door mevrouw Helge Daniëls, Professor Arabistiek aan de KUL

De uitkomst van de omwentelingen die momenteel in verschillende Arabische landen plaatsvinden is bijzonder onvoorspelbaar. Zullen er uiteindelijk vrije verkiezingen komen in Tunesië en Egypte ? Wat zal de uitkomst hiervan zijn ? Hoe zal het gewapende conflict in Libië aflopen ? Zal er uiteindelijk verandering komen in Syrië, Jemen en Bahrein ?

Het is daarom erg moeilijk te voorspellen of er in de omwentelingen kansen besloten liggen voor de vrouwen die zo dapper deelnemen aan de betogingen en op diverse manieren de revoluties steunen. Daarom is het interessant om vier punten aan te halen voor verdere reflectie. Net omwille van de grilligheid en de onvoorspelbaarheid van de gebeurtenissen, lijkt het nuttig om stil te staan bij ervaringen uit het verleden, waaruit we hopelijk lessen kunnen trekken.

« Wat is er gebeurd met de vrouwen in Algerije na de onafhankelijkheid ? Ze keerden terug naar de harem en de sluier. Ze hadden gestreden, wapens gedragen en waren gemarteld in Franse gevangenissen. Djamiela en Aïsja, alle Djamiela's en Aïsja's. En daarna ? De mannen zijn in het licht getreden en lieten de vrouwen in de duisternis. Alsof de vrijheid is voorbehouden aan de man. En wíj, waar is onze vrijheid, en wat is de weg ernaar toe ? Ze kunnen ons niet meer bedriegen. De vrijheid is voor de man, de onafhankelijkheid is voor de man, het gezag is voor de man. En wíj ? Wij mogen de revolutie ondersteunen totdat de bevrijding en de onafhankelijkheid tot stand zijn gekomen. » (Sahar Khalifa, De zonnebloem, 145-146)

Met dit citaat uit de mond van een van haar vrouwelijke hoofdpersonages wil de Palestijnse schrijfster, Sahar Khalifa de aandacht van haar lezers en lezeressen vestigen op de ervaring van vrouwen na de Algerijnse onafhankelijkheidstrijd. Ze hadden dapper meegestreden, maar ze zijn er uiteindelijk niet in geslaagd om de winst te verzilveren.

De spreekster kiest ervoor om even in te zoomen op fictie, net omdat fictie — vaak meer dan formele geschiedschrijving — een beeld geeft van de mentale geschiedenis van een maatschappij en hoe die beleefd wordt door delen van de bevolking.

In verschillende Arabische romans en kortverhalen, in het bijzonder werken die door vrouwelijke auteurs geschreven werden, wordt aandacht besteed aan de paradoxale gevolgen die oorlogssituaties hebben voor vrouwen. (Zie Hanan As-Shaikh, Mai Ghoussounb, Hoda Barakat, Ethel Adnan, e.a. met betrekking tot de Libanese burgeroorlog, Sahar Khalifa voor Palestina, Leila Abou Zeid voor de Marokkaanse onafhankelijkheidstrijd ...).

Traditionele rollenpatronen worden doorbroken door de afwezigheid van mannen, ofwel omdat ze aan het front strijden, of omdat ze gesneuveld zijn of in de gevangenis zitten. Vrouwen nemen hierdoor taken op zich die ze in traditionele maatschappijen doorgaans minder toegewezen krijgen. Ze nemen hierdoor niet alleen de rol van kostwinnaar op zich, maar vaak spelen ze ook een actieve rol in de gewapende strijd, als strijdster, of door strijders in bescherming te nemen, ..., of door op het eerste gezicht banale taken uit te voeren zoals eten op tafel krijgen voor een gezin wanneer boodschappen doen een hachelijke onderneming geworden is door de aanwezigheid van sluipschutters en wanneer elektriciteit en water schaars zijn.

Deze vrijheid is echter op zijn zachtst gezegd paradoxaal, omdat het een vrijheid is die voortvloeit uit de abnormaliteit van de oorlogssituatie, die op haar beurt haar tol eist : vrouwen sneuvelen op het slagveld, worden samen met kinderen als levend schild gebruikt, of raken gewond als zogenaamde collateral damage.

Bovendien verdwijnt de vrijheid niet alleen vaak nadat de strijd gestreden is, zoals in het citaat aangegeven wordt, in oorlogssituaties of overgangssituaties wordt van vrouwen vaak gevraagd om geduld uit te oefenen omdat er andere prioriteiten zijn.

Het is net voor deze valkuil dat Sahar Khalifa en vele andere schrijfsters proberen te waarschuwen. Zij stellen dat vrouwenrechten wel degelijk deel uit maken van de prioriteiten die op de agenda staan en dat de strijd voor vrouwenrechten, de rechten van kinderen en de klassenstrijd niet losgekoppeld kan worden van de nationale strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid. Een maatschappij die evenwichtig omgaat met de rechten van alle geledingen van de bevolking, staat immers sterker tegenover externe uitdagingen dan een maatschappij die intern ontwricht is.

Ook nu wordt er opnieuw in verschillende artikels uit de Arabische pers op gewezen dat er opnieuw van vrouwen gevraagd wordt om geduld uit te oefenen en niet te overhaastig te verwachten dat vrouwenrechten mee op de agenda komen van de (grond)wetsherziening. (zie onder andere http://ksa.daralhayat.com/ksaarticle/257690). Dit is een eerste valkuil die vermeden dient te worden.

Een tweede valkuil die vermeden moet worden is dat men de Arabische staten en maatschappijen al te gemakkelijk over een kam scheert. De verschillen tussen Egypte, Tunesië, Libië, Jemen en Syrië zijn heel erg groot. Deze landen kennen heel verschillende maatschappelijke en juridische tradities en hebben andere ervaringen met prille en minder prille vormen van democratie en het middenveld.

Bovendien is het zo dat landen zoals Tunesië, Egypte, Marokko, maar ook Irak recent of minder recent belangrijke hervormingen doorvoerden met betrekking tot het persoonlijk statuut en het huwelijksrecht in het bijzonder. Dit zijn juridische domeinen die om evidente redenen erg belangrijk zijn om vrouwenrechten te garanderen.

In Tunesië hervormde president Bourguiba al in 1957 het huwelijksrecht, met als voornaamste realisering de afschaffing van polygamie. In Egypte en Marokko werden in het begin van de 21e eeuw belangrijke veranderingen doorgevoerd zoals het verhogen van de huwelijksleeftijd voor meisjes, het aan banden leggen van polygamie en het invoeren van de mogelijkheid tot een echtscheiding met wederzijdse toestemming.

We moeten dus waakzaam zijn dat positieve veranderingen die in het recente of minder recente verleden doorgevoerd worden niet teruggeschroefd worden. Dat dit gevaar reëel is, leert het Iraakse voorbeeld ons. De Personal Status Law (PSL) van 1959 beperkte de mogelijkheden tot polygamie en voerde een gelijk erfrecht in voor mannen en vrouwen. Bovendien was deze PSL van kracht voor alle Irakezen, los van hun sektarische achtergrond. Het nieuwe Artikel 39 dreigt deze vrij progressieve wetten om te zetten naar meer conservatieve principes volgens sektarische lijnen.

Erg belangrijk is dat we voor ogen houden dat de islam niet per definitie een hinderpaal hoeft te zijn. Sinds de jaren 80 laat een groeiende groep van islamitische feministen (mannen en vrouwen) van zich horen. Zij staan een progressieve en vrouwvriendelijke lectuur van de koran voor. Hierbij denk ik oa. aan de Afro-Amerikaanse Amina Wadud, Asma Barlas, Nasser Hamid Abou Zaid, afkomstig uit Egypte en de Soedanese denker, Abdullahi An-Na'im.

Dit discours wordt enerzijds gehanteerd door denkers die oprecht overtuigd zijn van de vrouwvriendelijke kern van de korantekst en die geloven dat gelovige moslima's niet voor de pijnlijke keuze tussen hun rechten als vrouw of hun geloof geplaatst moeten worden. Anderzijds biedt het islamitische feministische discours ook strategische voordelen in maatschappijen die overwegend bestaan uit gelovige en praktiserende moslims.

De hierboven vermelde wetswijzigingen zijn erdoor kunnen komen, net omdat vanuit een islamitisch kader geargumenteerd werd. Op deze manier kon meer conservatieve religieuze krachten de wind uit de zeilen gehaald worden en kon ook het argument van de authenticiteit — dat vaak tegen seculiere feministen gebruikt wordt en waarin gesteld wordt dat feminisme een westers gegeven is dat niet thuis hoort in Arabo-islamitische maatschappijen — niet tegen de hervormers gebruikt worden.

Top-down veranderingen, zoals juridische hervormingen, zijn uiteraard erg belangrijk, maar ze kunnen alleen maar het verhoopte resultaat bereiken wanneer tegelijkertijd ook gewerkt wordt aan een mentaliteitswijziging bij de brede lagen van de bevolking. Vandaar dat grass-root initiatieven minstens evenveel aandacht verdienen. Juridische principes moeten immers in de praktijk toegepast worden door rechters. Indien zij niet overtuigd zijn van de hervormde principes kan dat verregaande gevolgen hebben voor de uiteindelijke rechtspraktijk. Hierbij verwijs ik naar een artikel dat in 2008 in Knack verscheen : « Gelijk op papier. In het nieuwe Marokkaanse familierecht is de ongelijkheid tussen man en vrouw grotendeels opgeheven. Maar tussen wet en werkelijkheid gaapt nog altijd een kloof. » Bovendien kunnen we voorbeelden aanhalen waarbij geboorteaktes vervalst worden om meisjes toch te kunnen uithuwelijken vooraleer ze de wettelijk toegestane huwelijksleeftijd bereiken.

Om die reden zijn projecten zoals het « right at home »-project van Abdullahi An-Na'im zeer belangrijk. Met dit project probeert deze Soedanese onderzoeker die momenteel in de VS verblijft mensen in verschillende Arabische en Afrikaanse landen bewust te maken van het belang van mensenrechten en hen te wijzen op het feit dat er geen tegenstelling hoeft te bestaan tussen hun geloof en respect voor de rechten van vrouwen, kinderen, etnische minderheden, ... Hij verwijst hierbij opnieuw naar de verzen uit de koran waarin duidelijk opgeroepen wordt tot de gelijkheid tussen alle mensen en stelt dat deze principes tot dezelfde conclusies leiden als de universele verklaring van de mensenrechten.

Via dit soort projecten kunnen brede lagen van de bevolking overtuigd worden van het belang van mensenrechten vanuit een islamitisch kader.

2. Uiteenzetting van mevrouw Djamila Chikhi, administrateur bij de Commissie voor Buitenlandse Zaken van het Europees Parlement en van mevrouw Isabelle Montoya, administrateur bij de Euromed-eenheid van het Europees Parlement

Spreeksters hebben de kans gekregen de delegaties van het Europees Parlement te vergezellen die onlangs Tunesië en Egypte hebben bezocht. Ze zullen een kort overzicht geven van het politieke en institutionele traject van beide landen en zullen de Europese reacties en follow-up uitleggen.

2.1. Overzicht van het politieke en institutionele traject van Tunesië en Egypte

Tunesië heeft de grondwettelijke weg gekozen, met een tijdelijk presidentschap dat wordt waargenomen door de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers (Mebazaa). Vervolgens werden drie commissies opgericht : een politieke commissie, de commissie voor het vastleggen van de feiten en de commissie tegen corruptie.

Er werden verscheidene regeringen gevormd en nu is er een regering die « technisch » wordt genoemd. Vervolgens werd er een « Hoge instantie voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de revolutie » opgericht, die een beetje doet denken aan de raad voor het behoud van de revolutie. Die instantie heeft gezorgd voor heel wat terughoudendheid bij de vrouwenverenigingen.

Het enige concrete punt in de politieke vooruitzichten van Tunesië is de afkondiging van de verkiezingsdatum voor de Grondwetgevende vergadering op 24 juli 2011.

Er is de liberalisering van de oprichting van politieke partijen, met de te verwachten opstoot. Er zijn nu drieënzestig partijen erkend (drieënzestig geweigerd en negenenveertig waarvan de erkenning onderweg is). Het wetsdecreet dat nu wordt onderzocht stelt paritaire lijsten in. Artikel 16 bekrachtigt die pariteit tussen mannen en vrouwen, waarbij bij de lijstvorming het ritsprincipe wordt toegepast.

Momenteel worden de kandidaturen ingediend voor de hoge onafhankelijke instantie voor de verkiezingen (zestien leden die worden gekozen door de Hoge instantie voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de revolutie), waarbij eveneens rekening wordt gehouden met het beginsel van de pariteit tussen mannen en vrouwen.

In 2007 vertegenwoordigden vrouwen wereldwijd ongeveer 18 % van de parlementariërs en in de Arabische wereld bedroeg dat percentage 10 % (bron : voortgangsrapport over de ministeriële besluiten van Istanbul van juli 2008). Tunesië telde toen ongeveer 20 % vrouwelijke parlementsleden.

In Egypte zijn de zaken niet precies op dezelfde manier verlopen.

Egypte heeft een andere weg gekozen en het leger schort de grondwettelijke orde op en wenst snel tot de civiele orde terug te keren.

Anders dan in Tunesië handelt de Hoge raad met weinig transparantie, zonder echte raadpleging en volgens sommigen overhaast. Er is een eerste stap gezet met het houden van het referendum over de amendementen op de Grondwet, op 19 maart 2011.

2.2. Eerste reacties van de Europese Unie en het Europees Parlement

Europese Unie (EU) :

— een buitengewone raad op 11 maart 2011;

— de voorbereiding van een nieuwe mededeling « Partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met het Zuidelijke Middellandse Zeegebied » met het oog op de Europese raad van 25 maart 2011;

— aankondiging van financiële steun en het vrijmaken van reeds « beloofde » kredieten;

Europees Parlement :

— een debat in de plenaire vergadering en het goedkeuren van twee resoluties : een over Tunesië en een over Egypte;

— het zenden van ad hoc delegaties, een naar Tunesië, een naar Egypte;

— het oprichten van een follow-up groep in de commissie voor de Buitenlandse Zaken bestaande uit parlementsleden, met als rol de ontwikkelingen in beide landen en de EU-actie in de begeleiding van de overgang te volgen;

— een waarnemingsoperatie bij de verkiezingen in Tunesië, die voor 24 juli 2011 gepland zijn;

— de programmering van een gezamenlijke openbare hoorzitting van de drie parlementaire commissies(AFET/DEVE/FEM) rond de rol van de vrouwen in de democratische overgangsprocessen en de revoluties in de Arabische wereld, op 20 juni 2011 in het Europees Parlement.

Het idee van die openbare hoorzitting is uit twee vaststellingen gegroeid. Eerst en vooral de aanwezigheid op het Tahrirplein, in de straten van de Tunesische, Syrische, Jemenitische steden van vrouwen van alle leeftijden, uit alle sociale klassen, die zich geëngageerd hebben in de volksbewegingen. Ze hebben de openbare ruimte ingenomen, naast de mannen. Ze eisen niet alleen specifieke rechten, ze eisen een volwaardig burgerschap op alle gebied, inclusief de politiek.

Vervolgens is er de vaststelling dat diegenen die de revolutie hebben gemaakt niet diegenen zijn die de overgang aansturen. Zodra het regime van Moebarak gevallen was, kreeg het machismo snel weer de bovenhand.

Geen enkele vrouw maakt deel uit van het grondwettelijk comité, dat belast is met de voorbereiding van de nieuwe Grondwet en er zit geen enkele vrouw in het raadgevend burgercomité dat « raad van wijze mannen » wordt genoemd.

De grondwetshervorming (op 19 maart 2011 bij referendum goedgekeurd) voorziet alleen in een kandidaat van het mannelijk geslacht voor de presidentsverkiezingen.

Op 8 maart 2011 bezetten de Egyptische vrouwen het Tahrirplein opnieuw om te manifesteren tegen het seksisme van de overgangsautoriteiten. Ze botsten op een vijandige reactie van massaal opgekomen mannen. Men verweet die vrouwen dat ze de revolutie in gevaar brachten. Er waren talrijke arrestaties en een aantal jonge vrouwen werden aangehouden en moesten een maagdelijkheidstest ondergaan. Verscheidene organisaties die zich ter plaatse bevonden hebben over die feiten verslag uitgebracht.

De toestand in Tunesië verschilt toch van die in Egypte, ook al is waakzaamheid geboden over wie de overgang aanstuurt.

Men is in het veld tot actie bereid en waakzaam, met de inzet van instellingen zoals de vereniging « burgerengagement », die een campagne voert die vrouwen bewust moet maken van wat er in deze periode op het spel staat inzake de mogelijke regressie van de rechten en hun statuut.

Bij het bezoek van de delegatie van het Europees Parlement was het opvallend dat de politieke wereld vertegenwoordigd werd door mannen, terwijl het verenigingsleven hoofdzakelijk door vrouwen vertegenwoordigd werd.

Hoe kan de EU Egypte en Tunesië in deze overgangsfase steunen ?

Egypte :

De Egyptenaren hebben, zoals de Tunesiërs, voldoende juristen en grondwetspecialisten om nieuwe grondwetten of wetten te schrijven. Actie van de EU is mogelijk op de volgende gebieden :

— electorale bijstand. Het gaat niet alleen om waarneming op de dag van de verkiezingen, maar over de hele voorbereiding die eraan voorafgaat. Dit omdat men niet gewend is open en vrije verkiezingen te organiseren volgens de maatstaven die we kennen;

— de versterking van de politieke partijen. Men bewerkstelligt geen transitie naar de democratie zonder politieke partijen. Om zich op een open verkiezingsstrijd voor te bereiden zijn vorming en middelen nodig. Die politieke partijen, die een oppositiecultuur hebben en soms een cultuur van clandestiene oppositie, moeten nu overschakelen naar een voorstelcultuur. De politieke gesprekspartners die de delegatie van het Europees Parlement bij haar bezoek ontmoet heeft, hebben die sprong nog niet gemaakt;

— het is ook heel belangrijk steun te geven aan de jongerenbewegingen, aan de NGO's, aan de vrouwenverenigingen, aan de vakbonden, ... De spelers van het maatschappelijk middenveld hebben steun nodig. Ze liggen aan de basis van een belangrijke beweging en moeten kunnen blijven functioneren als tegenmacht.

Wat de vakbonden betreft, is de toestand van Tunesië en van Egypte heel verschillend. In Tunesië is er een oude, sterke vakbond, die een doorslaggevende rol heeft gespeeld in de revolutie, wat in Egypte niet het geval is. De vorming van onafhankelijke en geloofwaardige vakbonden is een prioriteit voor de aansturing van de sociale contestatie en de looneisen. Bovendien ontwikkelt het een inspraakcultuur;

— ondersteuning van de economie : de impact van die revoluties is verschrikkelijk geweest voor beide landen. De transitie zal plaatsvinden tijdens een alarmerende economische crisis (het toerisme, de investeringen en de overschrijvingen van de migranten dalen) hoge werkloosheid, sterke sociale druk op de regering en de terugkeer van anderhalf miljoen Egyptenaren zonder inkomen die Libië zijn ontvlucht.

Tunesië :

— wat de economie betreft, is de toestand min of meer vergelijkbaar met die in Egypte. Men spreekt over een Marshallplan voor Tunesië, maar men kan ook symbolische maatregelen overwegen, zoals het kwijtschelden van de schuld, of ten minste een schuldherschikking, echte mogelijkheden voor het vrije verkeer van werknemers, de heroriëntering van de prioritaire acties, ...;

— ook steun aan de politieke partijen is noodzakelijk, zoals in Egypte. Die steun is opgenomen in de nieuwe mededeling van de Hoge Vertegenwoordiger, wat een nieuw feit is. Men moet echter verder gaan en mag zich niet alleen toespitsen op het maatschappelijk middenveld;

— een ander punt waarover men het veel heeft, is de versterking van de bevoegdheden van de instellingen. Het is primordiaal dat de parlementen worden versterkt. Alle aandacht gaat naar de verkiezingen zelf, die het meest concrete punt zijn, omdat men het heeft over de politieke waarde van het monitoren van de verkiezingen. Men moet echter ook aandacht besteden aan de follow-up na de verkiezingen, die uiterst belangrijk is om het democratische proces te consolideren, alsook aan de ondersteuning van de democratische instellingen in hun werking;

— een andere nieuwigheid in de communicatie van de Hoge Vertegenwoordiger is het instellen van conditionele criteria. In de tekst worden de woorden more for more gebruikt, maar vaak wordt dat more and more. Men moet dus echt proberen die voorwaarden in onze nabuurschapsrelaties te definiëren en er een voorwaarde van inspraak van vrouwen in het openbaar leven aan toevoegen.

Wanneer men de mededeling wat beter bekijkt, zijn er veelbetekenende aspecten. In een document van zeventien bladzijden komt het woord vrouw eenmaal voor en een zin die luidt : « Vrouwen zijn bij de veranderingen in de regio zeer actief en genderaspecten zullen bij toekomstige steun van de EU dan ook een belangrijke rol spelen ». Meer details of meer informatie worden niet gegeven.

Op al die gebieden kan de Unie echter haar steun bieden, er zijn mogelijkheden om een gendervereiste op te nemen.

Ook de media moeten bewust worden gemaakt van de problemen rond gendergelijkheid en inspraak van vrouwen in de besluitvorming, met name om de stereotypen te bestrijden.

2.3. Uitdagingen op nationaal niveau

Eén van de uitdagingen in Tunesië wordt de deelname van democratisch verkozen moslimpartijen. De Ennadha-partij wil zich tussen de Marokkaanse PJD en de Turkse AKP opstellen en wil worden beschouwd als een « fatsoenlijke » partij wat de inhoud van haar programma betreft. Dat zal een impact op regionaal niveau hebben. Onlangs was er een opiniepeiling (zie Sondage ISTIS), waaruit blijkt dat de Ennadha-beweging voorop komt bij de meest vernoemde partijen, met 54 %, terwijl 36,5 % van de ondervraagden te kennen geeft geen enkele partij te kennen.

De tweede uitdaging wordt het zo snel mogelijk verwezenlijken van de rechtsstaat, om de corruptie een halt toe te roepen, een gunstig handelsklimaat te waarborgen en de bevolking die op straat is gekomen een loon te geven.

De derde uitdaging is de economische toestand en de ontsluiting van de regio's. De vijf weken staking hebben tot een dagelijks verlies geleid dat op 130 miljoen euro wordt geraamd. In totaal heeft de Tunesische economie 1,6 miljard euro verloren (stilstand van de activiteit en het stilvallen van de export), wat volgens het IMF overeenkomt met 4 % van het BBP.

Men heeft de indruk dat het vrouwenprobleem ten opzichte van het belang van bovenstaande uitdagingen naar de achtergrond verhuist. Het staat niet meer bovenaan de agenda.

Een andere belangrijke uitdaging in Egypte, maar ook in Tunesië, is de hervorming van het veiligheidsapparaat. Tot dusver stond dat in dienst van het regime, om de oppositie te onderdrukken en de burgers te controleren. De transitie naar democratie zal geloofwaardig noch reëel zijn zonder een grondige hervorming van de veiligheidsdiensten.

Er wordt nadrukkelijk gevraagd om de straffeloosheid voor systematische foltering en mishandeling die nog na de revolutie plaatsvinden te bestrijden. De militanten die de delegatie heeft ontmoet, drongen daar zeer op aan.

De onbekenden zijn momenteel :

— de wet op de politieke partijen. Tunesië verwerpt partijen op religieuze gronden, terwijl de moslimbroeders zich in Egypte kennelijk in een politieke partij hebben kunnen organiseren;

— het verkiezingsstelsel. Kiest men voor het uninominaal meerderheidsstelsel, voor het proportioneel meerderheidsstelsel of voor een mengeling van de twee ?

— de representativiteit van de verkozenen en de inclusie van de diverse groepen bij de besluitvorming — vrouwen, jongeren, ... In Tunesië is een reuzenstap gezet met de pariteit, maar het staat vast dat dit in Egypte niet zal gebeuren;

— de rol van het leger. Krijgt het een klassieke rol als beschermer van de grenzen of een constitutionele rol ?

— de rechten van de minderheden met in Egypte een populatie van ongeveer 10 % kopten.

Tot slot willen de spreeksters twee gesprekspartners citeren die ze bij het bezoek van de delegaties van het Europees Parlement aan Tunesië en Egypte hebben ontmoet.

Toen men het over de participatie van vrouwen had, antwoordde een van de jongeren van de jongerenbeweging die actief waren op het Tahrirplein : « de politieke participatie van de vrouwen is geen eis, het is een must ». Een andere gesprekspartner zei : « Wat er rond de vrouw gebeurt, is bepalend voor de komst van de democratie ».

Het lijdt geen twijfel dat er in het hart van de revoluties voor democratie in de Arabische wereld een andere revolutie woedt, geruisloos maar veelbelovend, die van de vrouwen.

Die vrouwen verzetten zich niet alleen tegen een autoritaire politieke orde, ze dagen ook de mannelijke, patriarchale, dominante en ongelijkheid predikende orde uit.

Het is nu dat die vrouwen moeten worden gesteund door de democraten van de hele wereld en de media. Het ware een vergissing de politieke strijd los te zien van de vrouwenstrijd.

3. Gedachtewisseling

Mevrouw Saidi heeft niets dan lof voor de moed van de schrijfsters uit moslim- en/of Arabische landen, want het is bekend dat ze vaak een zware tol hebben betaald omdat ze het lot van de vrouwen aan de kaak stellen. Spreekster denkt meer bepaald aan Nawal El Saadawi, die met haar boek « De gesluierde Eva », het patriarchaat en de dominantie van religie op vrouwen hekelde. De schrijfster betaalt hiervoor in Egypte nog steeds een zware tol. Amper drie jaar geleden heeft men de echtgenoot van Nawal El Saadawi aangemaand om zijn vrouw te verstoten omdat ze afbreuk deed aan de religie.

Men mag ook Taslima Nasrin, die nog steeds de tol betaalt, en Fatima Mernissi niet vergeten. Deze drie vrouwen zijn echte symbolen van vrouwelijk verzet.

Wat de hervorming van de wetten in Marokko betreft, klopt het dat men ten aanzien hiervan wantrouwig moet zijn. Dergelijke hervormingen worden vaak gebruikt als vitrine tegenover de buitenwereld en de internationale gemeenschap, maar men moet zich ervan bewust zijn dat hier niet vaak een echte politieke wil en bijbehorende procedures achter schuilen. Wat de hervorming van het familiewetboek in Marokko in 2004 betreft, hebben de vrouwen nog steeds niet gekregen wat er toen werd afgesproken. We denken bijvoorbeeld aan de opleiding van de rechters, cellen gespecialiseerd in familierecht, bewustmakings- en informatiecampagnes wanneer we het analfabetisme bekijken dat nog veel Marokkaanse vrouwen treft. We moeten bijgevolg nog steeds uiterst waakzaam blijven en de Marokkaanse vrouwen voeren trouwens nog op vele fronten strijd, onder andere in het kader van de hervormingen die op 9 maart 2011 werden aangekondigd. Ze willen dat de grondwet het essentiële gelijkheidsbeginsel vermeldt.

België, maar uiteraard ook de Europese Unie, hebben hierin een bepaalde verantwoordelijkheid. De tijd is rijp om na te denken over het ganse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, dat nog te technisch blijft en waarin de strijd van de vrouwen en de steun aan de bevordering van hun mensenrechten worden vergeten.

De grote uitdagingen voor deze landen op weg naar democratie zijn de uitroeiing van armoede en de strijd tegen corruptie, omdat dat de essentiële terreinen zijn waarop de moslimpartijen hun potentiële kiezers zullen zoeken. Geen enkele religieuze partij, of het nu de Turkse PKK of de PJD is, is op dat vlak progressief of zwaait met een eisenpakket rond vrouwenrechten. Men moet zich geen illusies maken, zelfs al praat men over gematigde religieuze partijen.

Mevrouw Tilmans zou willen weten of er verschillende vrouwenverenigingen in elk van de landen bestaan en of er een beweging bestaat om deze vrouwen te verenigen. Zoiets is essentieel. Spreekster is actief in de zuidelijke Kaukasus; ook al is de situatie er niet dezelfde, toch zijn er aanzienlijke gelijkenissen. Er zijn grote problemen met opleiding en met de eenheid van vrouwen. De hervormingen en institutionele herzieningen zijn essentieel, maar het probleem is dat er heel weinig vrouwen zijn die zich inzetten en dat de verschillende verenigingen wat aan hun lot worden overgelaten. Het initiatief voor de zuidelijke Kaukasus wil de verschillende vrouwenbewegingen verenigen. Het idee was een coördinerende vrouwenraad voor de drie Kaukasische landen (Georgië, Armenië en Azerbeidzjan) op te richten. Zo doet men in elk land aan reflectie en ontmoeten deze vrouwen elkaar in de raad, waar ze hun ideeën kunnen delen en elkaar aanmoedigen. In de raad staan dan vrouwelijke leiders op en het is belangrijk dat die er zijn. Het is van essentieel belang deze vrouwen te helpen om zich te coördineren en ervoor te zorgen dat er hieruit vrouwelijke leidersfiguren opstaan. Hoe is de situatie in het Middellandse Zeegebied ? Bestaan er vergelijkbare initiatieven ?

De heer du Bus heeft de indruk dat de overgangsfase waarnaar de spreeksters hebben verwezen een fase is die zal blijven duren en niet veraf staat van een vorm van instabiliteit. Is het op het vlak van deze instabiliteit mogelijk om realistische en haalbare doelstellingen in kaart te brengen ?

Hebben de verschillende bewegingen en verenigingen specifieke verwachtingen ten aanzien van de Europese Unie ?

Mevrouw Maes blijft met de vraag van wat de juiste aanpak zal zijn. Is het best om een algemene aanpak uit te werken of vraagt elk land voor een gepersonaliseerde approach ? Er worden blijkbaar vanuit het Europees parlement al een aantal zaken op poten gezet, maar hoe kunnen we best de zaken aanpakken ? Moet onze steun voorwaardelijk zijn ? Er bestaat dan natuurlijk het risico dat andere regio's zullen gaan investeren die het minder nauw nemen met vrouwenrechten zoals bijvoorbeeld China. Wat is het spanningsveld, tot waar kunnen we gaan ?

Mevrouw Lijnen merkt op dat heel wat collega's op zoek zijn naar een concrete manier om dit aan te pakken. Tijdens de uiteenzetting werd er gezegd dat er kan worden geholpen bij de voorbereiding van de verkiezingen, versterking van de politieke partijen, vrouwen- en jongerenverenigingen hebben steun nodig, ... Dit kan natuurlijk makkelijk in een resolutie worden gegoten, maar daarmee is bijvoorbeeld een politieke partij in de regio nog altijd niet geholpen. Hoe kan er vanuit een specifiek land of vanuit de Europese Unie concreet een stap worden gezet ?

De rol van de sociale media is niet aan bod gekomen, maar wanneer we zien welke impact zaken hebben op Facebook en Twitter, is dit ook een kanaal dat we niet mogen verwaarlozen. Er is misschien de mogelijkheid om via deze media te werken aan een soort van overkoepeling van vrouwenbewegingen. We mogen wel niet vergeten dat er in de regio nog een grote vorm van analfabetisme is en dat niet alle vrouwen toegang hebben tot deze diensten. Maar toch is die kracht daar en moeten we aan initiatieven denken die deze bewegingen kunnen versterken.

Mevrouw Chikhi verklaart dat zij bij de ontmoeting met de actoren van het middenveld in Egypte erg werd getroffen door iets. Er was een panel uitgenodigd van twaalf vertegenwoordigers en dat bestond uit zes vrouwen en zes mannen. Hetzelfde gebeurde bij de ontmoeting met de jongeren van het Tahrirplein : een gelijk aantal meisjes en jonge mannen. De vrouwen die aanwezig waren, stelden zich niet feministisch op maar zegden samen met de mannen actie te voeren, als collega's. De aanwezige mannen zegden precies hetzelfde. Ze zijn bezig hun rechten op te eisen als burgers.

De bewegingen ter plaatse waren goed georganiseerd, maar spreekster weet niet hoe de contacten verlopen met andere bewegingen in andere streken. Het gaat natuurlijk om de internetgeneratie, zij maken zeer goed gebruik van dit medium. De activiteit situeert zich vooral op regionaal niveau, op het net. Er zijn heel veel sites, netwerken, Facebookpagina's van vrouwen in de Arabische wereld.

In Egypte hebben de vrouwen- en jongerenbewegingen trouwens besloten zich te verzetten tegen een grondwetswijziging die alleen mannen in staat stelt om president te worden door massaal de kandidatuur van Gasmila Ismail te steunen, een emblematische persoonlijkheid in de media en het politieke leven.

Wat het regionale aspect betreft, herinnert men zich misschien dat er in de Maghreb in de jaren 80-90 verenigingen waren die rechten opeisten en dat er veel ontmoetingen waren, colloquia, congressen van Maghreb-vrouwen, enz. Op dat niveau zijn er veel bijeenkomsten en is er een regionale organisatie. Spreekster weet echter niet hoe dat zit voor de hele Arabische wereld.

Mevrouw Montaya verduidelijkt dat er sedert de revolutie vijfhonderd aanvragen zijn binnengekomen voor de erkenning van verschillende organisaties in Tunesië. De bevolking is werkelijk gemobiliseerd. Er is veel kritiek geweest op de samenwerkingsprogramma's van de Europese Unie maar men moet wel zeggen dat zij de ontwikkeling van economie hebben gesteund, ook al blijft dat beperkt tot bepaalde regio's, alsook het onderwijs. Toch is hier sprake van een echt elitefenomeen. Het zijn altijd dezelfde families die in de verschillende organen zitten en zelfs in de verenigingen. Dat veroorzaakt een onevenwicht met de regio's waar het protest oorspronkelijk ontstond. Men moet dus zeer oplettend zijn om bij de samenwerking de juiste regio's te betrekken. Men dient de armoedekloof tussen de ontwikkelde kuststreken en het Tunesische binnenland weg te werken. Wat de deelname van de vrouwen betreft bij de besluitvorming op politiek en economisch vlak, is er ook steeds een kloof tussen de stedelijke elite en het platteland.

Voor Tunesië heeft het statuut van de vrouw in de samenleving altijd een sterke symbolische waarde gehad. Op dit ogenblik zitten we meer in een fase van behoud van de verworvenheden : men is bang het verworven statuut kwijt te raken. De islamistische partijen die we ter plekke hebben ontmoet, hebben zich ingespannen om zeer neutraal over te komen en hebben beloofd niet aan die verworvenheden te raken. Op politiek vlak wordt er weinig gekeken naar de toepassingsmaatregelen en de kosten die deze maatregelen kunnen inhouden voor de betrokken landen. Er is de symbolische waarde van de aangekondigde hervorming, die een symbolische kostprijs inhoudt voor de heersende leiders, maar er is ook de kostprijs van de echte toepassing van de hervorming, waarbij men juist de participatie van de vrouwen in de samenleving kan bevorderen.

Over de federatie van vrouwenbewegingen : mevrouw Montaya weet niets van dergelijke initiatieven. Er bestaan natuurlijk wel veel individuele contacten.

Men dient goed te beseffen dat het aanpakken van de problematiek van vrouwen en jongeren een nieuw element vormt in de contacten tussen de Europese parlementsleden en die landen. Hoewel er al enige tijd een gender mainstreaming beleid wordt gevoerd, stonden deze onderwerpen niet bovenaan het prioriteitenlijstje. Gelukkig veranderen die dingen. Voor de volgende reis van een delegatie naar Marokko is er duidelijk gevraagd om in dit kader ontmoetingen te organiseren. Één van de concrete dingen die de parlementsleden kunnen doen, is bij het parlementair werk erop toezien dat deze thema's aan bod komen.

Wat de duur van een overgangsperiode betreft, vergeet men vaak dat de overgang in Spanje bijvoorbeeld tien jaar heeft geduurd. Soms is het beter om de dingen rustig aan te doen en niet te gehaast te zijn. De onstabiliteit is een mes dat aan twee kanten snijdt. De reactie van de Europese Unie was een retoriek die doordrenkt was van stabiliteit. Die stabiliteit is belangrijk voor de economische investeringen en de commerciële aspecten, maar mag niet tot immobilisme leiden.

Wat de symbolische maatregelen betreft, wordt er van de Europese Unie zeer veel verwacht. Voor Tunesië was het bijvoorbeeld essentieel dat de veiligheidsaanbevelingen zo snel mogelijk werden opgeheven om het toerisme niet nog meer in gevaar te brengen. Ook op het vlak van de immigratie zijn de verwachtingen hooggespannen.

De discussie over de voorwaarden is ook erg uitgebreid en complex. Op het niveau van de Europese Unie is er geen homogene aanpak. Soms worden de voorwaarden op erg ongelijke wijze toegepast, wat ook kritiek uitlokt vanwege de bevolking, bijvoorbeeld wat het beleid inzake de bezette gebieden betreft. Er moet worden gezorgd voor een hefboomrol in dit soort beleid en er moeten duidelijke standpunten worden ingenomen, zodat aan die landen duidelijk wordt gemaakt dat de dingen niet altijd gaan zoals ze willen. Het is een kwestie van samenwerking en we hebben te maken met actoren en hun verwachtingen. Het gaat er niet om westerse criteria op te dringen of de dingen op een Europese manier aan te pakken.

Mevrouw Lijnen wenst toe te voegen dat in het kader van ontwikkelingssamenwerking er een instrument bestaat dat nog niet bekend is. Er bestaat een ander project in Brazilië « bolsa familia » dat een initiatief is van de Braziliaanse overheid, waar een inwoner uit de armste lagen van de bevolking geld krijgt om, daaraan gekoppeld, de kinderen te verplichten om naar school te gaan, een aantal verplichte inentingen te doen, ... Datzelfde project is via ontwikkelingssamenwerking opgestart in Namibië, « the basic income grant », voor een periode van twee jaar. Het project heeft enorme vooruitgang gecreëerd op heel korte tijd. Het gaat om een financiële injectie bij de burger, gekoppeld aan een aantal voorwaarden. Het zou interessant zijn om te kijken of gelijkaardige projecten kunnen worden opgestart met onze partnerlanden. Wanneer we de ontwikkelingssamenwerking evalueren, moeten we toch tot de conclusie komen dat er niet enorm veel vooruitgang is geboekt. We moeten daarom durven denken aan het invoeren van nieuwe initiatieven. Specifiek in de euro-mediterrane zone zou dit een manier kunnen zijn om de vrouwen in het bijzonder te steunen. Vrouwen uit de armste lagen van de bevolking economisch steunen, kan een echte hefboom zijn.

C. Hoorzittingen van 17 mei 2011

1. Uiteenzetting door de heer Jan Leyers, journalist

De heer Leyers legt uit dat hij de euro-mediterrane regio heeft leren kennen door het maken van verschillende reizen in het kader van zijn televisieprogramma's. Hij kruiste op die manier de meeste landen van de regio. De reizen werden nooit gemaakt met het doel de positie van de vrouw in het bijzonder te onderzoeken. Onderweg kwam hij wel met vele vrouwen in contact en hoorde hij wel veel verhalen en verzuchtingen. Op die manier kan hij zich wel een beeld vormen en bijdragen tot de discussie. Het gaat hier om een persoonlijke ervaring en niet om een wetenschappelijk verslag. Het is in ieder geval zeer moeilijk om deze problematiek op een wetenschappelijke wijze te benaderen want er is zeer weinig bruikbaar cijfermateriaal voorhanden.

De spreker verwijst naar het voorstel van resolutie van mevrouw Khattabi over het Action Plan Istanbul dat oorspronkelijk aan de basis ligt van de discussie. Daarin staat een paragraaf die stelt dat het de bedoeling is om de waarden van de Unie te bewerkstelligen en die verwijst naar volgende formulering : « equal participation of women and men in all spheres of life is a crucial element of democracy ».

Een van de dingen die de spreker voortdurend zijn opgevallen tijdens zijn reizen is dat in de meeste levenssferen de scheiding tussen man en vrouw heel erg doorgevoerd is. In de Arabische wereld zijn er dingen die mannen doen en plaatsen waar mannen komen en dingen die vrouwen doen en plaatsen waar vrouwen komen. Dat stricte onderscheid verwatert bij de meer gegoede en « verwesterse » middenklasse, maar op het platteland is dat onderscheid nog steeds de realiteit. Er zijn ook grote verschillen tussen de landen onderling. Het is soms wel bevreemdend om te zien hoe een maatschappij zoals Iran heel ver staat in bijvoorbeeld stamsteltechnologie, maar dat vrouwen en mannen er wel apart op de bus zitten. Iran en Saudi-Arabië zijn natuurlijk zeer extreme gevallen, maar huwelijksfeesten in Egypte of op het Turkse platteland worden nog steeds apart gevierd.

Men wordt constant aan de verschillen tussen man en vrouw herinnerd. Tijdens het verblijf van de spreker in Libië deed iemand hem voor hoe mannen en vrouwen verschillend aankloppen zodat vrouwen die alleen thuis zijn, weten of ze de deur wel of niet kunnen open doen. Dit is niet enkel het geval in de publieke sfeer, in de privé sfeer is dit net hetzelfde. Zo werd de spreker uitgenodigd bij zijn Syrische gids om zijn familie te ontmoeten, maar ontmoette hij nooit de echtgenote van die persoon. In Egypte maakte hij iets gelijkaardigs mee.

Een vaak gehoord argument is dat dit in onze streken vroeger ongeveer hetzelfde was. Toch lijken die verschillen dieper terug te gaan. In 1860 stuurde de Marokaanse sultan, Mohammed IV, een gezant naar Frankrijk om te rapporteren over hoe het daar aan toe ging. Die gezant schreef daar een verslag over, waarin hij beschrijft wat hem vooral opviel : « La femme est ici la véritable maitresse de la maison et l'homme est son sujet. Ci-bien que l'orsqu'on entre chez quelqu'un, il faut saluer l'épouse avant son mari. C'est elle d'ailleurs qui reçoit les invités et leur souhaite la bienvenue, aux hommes comme aux femmes. L'homme lui obéit et attends ses ordres, il se comporte avec elle de la manière la plus polie en prenant soin de ne la contredire en rien. Ceux qui en agissent autrement sont considérés comme des hommes grossiers et insolents. » De Marokkaanse gezant vond het ook zeer vreemd dat mannen er geen probleem mee hadden dat een vriend hun vrouw zou vergezellen naar de opera als ze zelf verhinderd waren of dat tijdens een wandeling hun vrouw haar arm aan een andere man gaf.

Spreker geeft nog een aantal historische voorbeelden aan die deze verschillen toelichten.

Tijdens zijn reizen merkte dhr Leyers dat zowel vrouwen als mannen, maar vrouwen iets meer, het in vergelijking met Europa oneindig veel moeilijker hebben om uit te komen voor een recht op zelfbeschikking en zelfontplooing. Het is er moeilijker om zonder in de problemen te komen zelf te beslissen wat je in het leven doet, wat je denkt, wat je wel of niet gelooft, waar en met wie je gaat wonen. Mensen botsen er heel gauw op zeer hardnekkige grenzen die niet enkel door mannen, maar ook door vrouwen worden getrokken.

Naar schatting zouden in Egypte 20 % van de vrouwen ouder dan dertig jaar ongetrouwd zijn. De directe oorzaak daarvan is van economische aard, aangezien er van de bruidegom wordt verwacht dat hij een bruidsschat bij elkaar heeft gespaard. Dat is in het huidige Egypte zo moeilijk dat de meeste mannen al rond de vijfendertig jaar oud zijn wanneer ze dit bij elkaar hebben gespaard. De meesten kiezen op dat moment een jongere bruid en de vrouwen tussen de vijfentwintig en de vijfendertig jaar vallen dan vaak uit de boot

Zo leerde spreker een jonge Egyptische vrouw, Ghada Abdel Aal, kennen die nog single is en jarenlang een blog schreef. Twee jaar geleden schreef ze een boek dat een instant succes en instant schandaal was met de titel « Ik wil trouwen ! ». De titel van het boek werd niet door haar familie geappreciëerd. Op de vraag waarom antwoordde ze : « Als vrouw heb je in Egypte niets te willen. Het is de man die beslist of hij met je wil trouwen, of van je wil scheiden ». Ze vertelde eveneens dat een liefdeshuwelijk zoals we het in Europa kennen in Egypte nooit heeft bestaan en nu mondjesmaat ingang vindt. Een huwelijk is in Egypte een overeenkomst tussen twee families. Een meisje mag zeggen dat ze een man niet ziet zitten, maar ze mag niet actief op zoek gaan naar een man. De jonge vrouw had al een aantal keer een aanzoek gehad, maar dat was telkens afgesprongen toen de betrokken man merkte dat ze niet op haar mond was gevallen en schreef.

Het probleem voor deze jonge vrouwen is dat ze vastzitten. Ze kunnen niet beslissen om in hun eentje te gaan wonen. Meisjes wonen bij hun ouders tot ze getrouwd zijn en dan neemt de echtgenoot het over. Wanneer er met mannen over dit aspect gesproken wordt, blijkt dat dit vertrekt uit goede bedoelingen. Het is in hun ogen om de vrouwen te beschermen.

Toen de spreker aan de jonge Egyptische vrouw vroeg of ze niet liever in een land zou leven waar de geslachten vrijer met elkaar omgaan, zei ze dat de seksuele vrijheid zoals ze in het Westen bestaat ondenkbaar is in een islamistisch land zoals Egypte. Ze zou ze ook niet willen, de waarheid ligt volgens haar ergens in het midden van de twee werelden. Het zou bijvoorbeeld wel aangenaam zijn om iets te kunnen gaan drinken met een man zonder dat de reputatie van een meisje verloren is.

Het feit dat ze zegt dat ze dezelfde vrijheid als hier niet zou willen, is iets wat we in het achterhoofd moeten houden. Er wordt in het Westen vaak uitgegaan dat wat hier de standaard en de norm is, ook de standaard en de norm is voor iedereen in de wereld. We moeten ons dan ook afvragen of de doelstellingen die we voor ogen hebben voor deze regio ook hetgeen is wat de mensen willen.

De spreker denkt dat indien hij in een klein Syrisch dorp zou vragen of de mensen modern willen worden ze over een aantal zaken enthousiast zouden zijn, maar niet over alles. Het is heel goed mogelijk dat de drukke levensstijl van de Westerse vrouwen de Syrische vrouwen helemaal niet zou aantrekken. Hij stelt zich dan ook de vraag of dit een pakket vormt. Het is niet makkelijk om een elegant evenwicht te vinden tussen enerzijds zelfbeschikking en zelfontplooing voor iedereen en de stress van het drukke Westerse leven. Het is dan ook belangrijk om de mensen eerlijk te informeren over wat hen te wachten staat. Want tot nu toe hangt het één vast aan het ander.

2. Hoorzitting met de heer Nicolas Willems, RTBF-journalist

De heer Willems is aanwezig om verslag uit te brengen over zijn ervaringen in Libië. Hij is journalist van de radioredactie van de RTBF en was er een tiental dagen, van 22 tot 31 maart 2011, in het gezelschap van zijn collega's van de televisieredactie.

Ze staken over de weg de Egyptische grens over en reden het oosten van Libië binnen, dat in handen is van de opstandelingen. Ze verbleven kort in Tobroek. In die stad, die zich op een honderdtal kilometer van Egypte bevindt, wil de bevolking duidelijk te kennen geven dat Mouammar Kadhafi tot het verleden behoort.

Vervolgens zijn ze langs de kustweg, die duidelijk veiliger is, naar Benghazi vertrokken. Er waren toen nog plaatsen langs de woestijnweg in handen van Kadhafi-aanhangers. Enkele dagen voor hun komst was een team van AFP (Agence France Presse) door de mannen van Kadhafi ontvoerd.

De stad Benghazi is het bolwerk van de opstand. Het stadscentrum is het hart van de manifestaties tegen het regime van Mouammar Kadhafi. Het vroegere justitiepaleis op het centrale plein is de zetel geworden van de NOR, de Nationale Overgangsraad, de politieke arm van de opstand. In die stad van bijna een miljoen inwoners wil men tabula rasa maken met het verleden. Er vormt zich een embryonale regering. Er ontstaat een nieuwe politie en een gerecht in handen van de opstandelingen heeft als taak de mannen van Kadhafi die bij de gevechten worden aangehouden, te berechten.

De journalisten wilden verder trekken naar het westen, om de rebellen in hun opmars te vergezellen. Die rebellen werden geholpen door de luchtaanvallen van de internationale coalitie, die toen nog niet onder NAVO-bevel stond. Ze hebben de bevrijding van de stad Ajdabya door de rebellen meegemaakt.

In die stad was de bevolking zwaar getroffen door de wekenlange gevechten tussen beide kampen. Een groot deel van de bevolking heeft de stad verlaten om zich in de woestijn te verschuilen. Er was niets meer... Geen water, voedsel of geneesmiddelen. De ziekenhuizen werkten nog nauwelijks en er was geen elektriciteit.

Daarna trokken ze verder naar de oliestad Brega en vervolgden hun weg tot voor de poorten van Sirte dat op de frontlijn tussen de strijdkrachten van Kadhafi en de opstandige troepen ligt.

Het was een leerrijke en verrijkende ervaring in verband met de delicate toestand waarin het land zich momenteel bevindt. De heer Willems zal zich beperken tot één welbepaald thema : « De rol van de vrouwen in het Libische conflict ».

De vrouwen spelen een essentiële rol in de Libische revolutie. Advocates, studentes, blogsters en huismoeders zijn militanten voor de mensenrechten. Er zijn gesluierde en ongesluierde vrouwen bij.

Op het eerste gezicht lijkt hun rol heel discreet. In werkelijkheid is hun bijdrage uiterst belangrijk en heeft ze op verscheidene niveaus gevolgen... Dat geldt zowel voor de Nationale Overgangsraad, de politieke arm van de opstand, maar ook voor de communicatie van die contestatiebeweging, de organisatie van manifestaties of de ondersteuning van de strijdkrachten van de rebellen.

Sommige vrouwen zijn zelfs symbolen geworden van de Arabische lente. Dat geldt voor Salwa Bugaighis. Die vierenveertigjarige advocate en militante voor de mensenrechten, is lid geworden van de Libische Nationale Overgangsraad.

De Maghreb en de Machrek zijn volop aan het veranderen. In het geval van Libië, zoals bij een groot deel van de Arabische revoltes, willen de vrouwen inspraak in de ontwikkeling van de samenleving en het land. Ze willen in het centrum van het huidige transformatieproces staan. Hun doelstelling is de krijtlijnen te tekenen van een toekomst die gunstiger is voor hen.

Vanzelfsprekend ageren die vrouwen in een land dat getekend is door veertig jaar dictatuur en in een bepaalde culturele context. Niettemin verbaast de subtiliteit waarmee de vrouwen handelen om de opstandige wind die over Libië waait te beïnvloeden.

Dit zijn enkele voorbeelden die de heer Willems bij zijn zending heeft vastgesteld. Eerst en vooral zijn vrouwen op de zetel van de NOR, de Nationale Overgangsraad, in Benghazi heel actief in de organen die beslissingen nemen en organiseren. Ze zijn onder andere heel erg betrokken bij het optekenen van schendingen van de mensenrechten door de strijdkrachten van Kadhafi.

De vrouwen zijn ook heel aanwezig in de relaties met de internationale pers. In Benghazi organiseren de opstandelingen een dagelijks perscontact. Ze nemen vaak het woord voor de journalisten.

Zij accrediteren ook de journalisten en zijn vaak personen met opmerkelijke capaciteiten.

Andere plaatsen waar vrouwen heel actief zijn, zijn de verenigingen. Er is bijvoorbeeld de vereniging « De nichten van Mokhtar », genoemd naar de Libische held in de strijd tegen de Italiaanse kolonisator. Die groep wil de rol van de Libische vrouw in deze revolutie en in de toekomst van het land ondersteunen.

De manifestaties en massabijeenkomsten zijn andere strijdkanalen voor de vrouwen. Elke vrijdag is het grote vrijdaggebed op het centrale plein van Benghazi de gelegenheid om massamanifestaties te organiseren. De vrouwen organiseren hun eigen massabijeenkomst. Hun eisen concentreren zich rond het vertrek van Kadhafi, de oproep om hulp aan de internationale gemeenschap en het einde van het geweld tegen vrouwen.

Tot slot leveren de vrouwen een bijdrage om de strijdkrachten van de rebellen aan het front te helpen. Die steun gaat vaak verder dan logistieke steun. In de streek van Benghazi, die in handen van de opstandelingen is, beperken de vrouwen zich niet tot de intendance van de revolutie terwijl de mannen strijd leveren. Ze richten verenigingen op, organiseren manifestaties, schrijven blogs.

In die zin is het Libische conflict interessant. Vele strijders trekken slechts enkele dagen per week naar het front. Ze hebben een normaal leven in hun gezin en blijven werken. Ze gaan bijvoorbeeld in het weekend vechten. In dat geval moeten de vrouwen voor gezin en haard zorgen terwijl de man afwezig is.

De vrouwen zijn een motor voor de verandering in Libië. De vrouwen worden echter ook door het geweld getroffen. In de gebieden waar de opstandelingen en de aanhangers van Kadhafi met elkaar strijden, worden de vrouwen het slachtoffer van geweldplegingen door de strijdkrachten van Kadhafi, onder andere van seksuele geweldplegingen.

De zaak van Imane el-Obeidi bijvoorbeeld heeft de Libische vrouwen sterk aangegrepen en de internationale gemeenschap getroffen. De beelden van die vrouw in tranen in de hall van het Hotel Rixos, in Tripoli, zijn de wereld rondgegaan.

Eind maart kwam de jonge advocate binnenvallen in dat hotel, waar de internationale pers onderdak vindt. Ze verklaarde er aan de journalisten « herhaaldelijk » te zijn gefolterd en verkracht door de bataljons van Kadhafi. Vervolgens heeft de veiligheid, die in dat hotel aanwezig was, haar meegenomen. De officials van Mouammar Kadhafi wilden alle fotocamera's en geheugenkaarten in beslag nemen om elk spoor van de beschuldigingen van de jonge vrouw uit te wissen.

Begin april heeft Imane in verscheidene interviews verklaard dat ze vrijgelaten was. De overheid belette haar evenwel Tripoli, waar ze bedreigd werd, te verlaten om zich bij haar familie in Tobroek te voegen. Laatste wending van deze zaak : volgens CNN is ze erin geslaagd Libië te verlaten, heeft ze een schuilplaats gevonden in de Franse ambassade in Tunesië, om vervolgens naar Qatar trekken.

Het verhaal van Imane is een goede illustratie van de druk die vrouwen vanwege het regime van Kadhafi moeten ondergaan. De laatste weken kwamen er steeds meer getuigenissen van gruweldaden tegen vrouwen, waaronder seksuele geweldplegingen. Die handelingen worden gepleegd door de mannen van Kadhafi, onder wie zich veel vreemde huurlingen bevinden. Verdedigers van de mensenrechten, heel wat NGO's en verscheidene internationale organisaties maken er melding van.

Men heeft het over die geweldplegingen tot op het hoogste niveau. Op een vergadering met gesloten deuren van de VN-Veiligheidsraad eind april, heeft de ambassadeur van de Verenigde Staten, Susan Rice, verklaard dat de strijdkrachten van Kadhafi « met viagra werden bevoorraad opdat de soldaten zouden kunnen verkrachten ». Verkrachting als oorlogswapen. Dat is een van de wreedheden die kolonel Khadafi gekozen heeft om de tegenstanders van het regime te doen zwichten.

In dat conflict, dat veel weg heeft van een burgeroorlog, worden ook zwangere vrouwen zwaar op de proef gesteld. In de grootste kraamkliniek van Benghazi, het bolwerk van de opstand, is het aantal miskramen en premature geboorten sinds de aanvang van het conflict plots sterk toegenomen. Het personeel wordt met uiterst moeilijke omstandigheden geconfronteerd. Omdat de antiseptica heel schaars zijn, worden ze uitsluitend gebruikt voor het steriliseren van het operatiematerieel. In de bevallingskamer stelt men zich tevreden met water en zeep.

De ziekenhuizen van Benghazi hebben problemen om de toename van het aantal bevallingen te verwerken. Die toename wordt toegeschreven aan de sluiting van verscheidene privé-ziekenhuizen in Benghazi. De andere factor is de toevloed van vrouwen uit Ajdabiya, 160 km ten zuiden van Benghazi, dat zwaar getroffen wordt door hevige gevechten tussen opstandelingen en aanhangers van Kadhafi, of zelfs van Misrata, op meer dan 700 km ten westen van Benghazi. Een stad die reeds wekenlang in een slagveld veranderd is.

Momenteel is het moeilijk in te schatten wat de toekomst voor Libië brengen zal. De toekomst van dat land is onzeker. Ze is afhankelijk van de evolutie van de gevechten tussen de opstandelingen en het leger van Kadhafi, alsook van de impact van de luchtaanvallen van de NAVO en van het gekuip van het Kadhafi-regime.

Er zijn verscheidene scenario's mogelijk. Een groot deel van de Libische bevolking en een deel van de internationale gemeenschap willen het vertrek van kolonel Kadhafi. De toestand kan zich echter anders ontwikkelen. Men vreest met name dat de gevechten tussen beide kampen voor zeer lange tijd vastlopen, of dat het land wordt opgesplitst tussen het oosten, dat in handen is van de opstandelingen en het westen, dat in handen van het Kadhafi-regime blijft.

Die onbekende factoren beïnvloeden de situatie van de vrouwen in Libië. De toekomst van de Libische vrouwen hangt van de toekomst van Libië af.

Men moet echter opletten dat het geen pijnlijk ontwaken wordt voor de vrouwen. In Egypte bijvoorbeeld werd de golf van hoop vervangen door de desillusie. De situatie na de revolutie in Egypte biedt heel weinig plaats voor de vrouwen. Nochtans stonden de vrouwen vooraan bij de opstand op het Tahrir-plein. Vandaag spelen ze nagenoeg geen rol in de overgangsperiode naar de parlementsverkiezingen in september.

Wat er ook van zij, er is een bres geslagen. De vrouwen zijn de motor van de Libische revolutie. Ze betalen echter ook een zware prijs bij de gevechten tussen de rebellen en het leger van Kadhafi.

Vast staat dat in Libië niets nog als voorheen zal zijn. Een grote meerderheid van de vrouwen wordt gedragen door die golf van hoop na tweeënveertig jaar dictatuur. Die hoop mag niet worden teleurgesteld. De vrouwen zijn zich daar bewust van. Ze wensen nu bij de toekomst van hun land te worden betrokken.

3. Gedachtewisseling

Mevrouw Khattabi wenst eraan te herinneren dat het voorstel van de resolutie waarnaar de heer Leyers verwijst het heeft over gelijkheid op juridisch vlak, wat niet betekent dat we gemengdheid moeten opdringen. Het is de bedoeling om gelijkheid op te nemen in de wetgeving, niet om de seksuele revolutie te prediken.

Mevrouw Lijnen wenst kort het kader van de discussie nog eens te herhalen. Het Adviescomité heeft zich afgevraagd of in die zone, die een belangrijke transitie aan het meemaken is, er zal worden gegaan naar een Afghanistan bis of zal er worden gegaan naar een nieuwe democratie. Het Adviescomité wenst de rol en de positie van de vrouw in dit verhaal te onderzoeken. Het was heel moeilijk om de zaken af te bakenen. Er is voor gekozen om de hele zone te bespreken en niet één of twee landen in het bijzonder. Er zijn hoorzittingen geweest met een aantal professoren. Het was ook zeer belangrijk om een aantal getuigenissen te horen, goed wetende dat er duizenden andere getuigenissen zijn van totaal andere aard.

Mevrouw Khattabi wil ook graag terugkomen op het kader van de discussie. Spreekster heeft een paar maanden geleden een voorstel van resolutie ingediend dat tot doel had de akkoorden die in het kader van het euro-mediterraans partnerschap werden getekend op de agenda te plaatsen, meer bepaald wat gelijkheid betreft. De staten die de akkoorden hebben ondertekend hadden zich geëngageerd om een stap voorwaarts te zetten in een aantal dossiers over gelijkheid. In de praktijk hebben die staten de nodige maatregelen niet genomen en heeft Europa grote toegeeflijkheid ter zake getoond, aangezien de gelijkheid tussen vrouwen en mannen en de verbetering van het statuut van de vrouwen als onderwerp slechts sporadisch en oppervlakkig worden aangeraakt.

Op het moment dat het voorstel van resolutie op de agenda moest komen, waren de revoluties in de Arabische landen begonnen en had het geen zin meer die tekst nog te bespreken.

Uiteraard is het niet de bedoeling dat wij optreden in de plaats van die landen, maar wel dat we de vrouwenbewegingen in die landen steunen. Die bewegingen zijn erg actief en wensen geen seksuele revolutie met een gemengde ruimte, wel een begin van gelijkheid wat rechten betreft. Het gaat om toegang tot alfabetisering, toegang tot gezondheidszorg, toegang tot werk, ... Dit zijn fundamentele rechten die men enkel kan steunen en die door de vrouwen terecht worden geëist.

De heer Leyers legde in zijn uiteenzetting uit dat sommige jonge vrouwen als eersten tegen deze eisen zouden protesteren, maar spreekster is van mening dat deze vrouwen zeker niet zouden protesteren als men het heeft over gelijkheid wat het recht op onderwijs betreft. De eisen liggen op dit vlak. In Marokko bijvoorbeeld liggen er teksten klaar om het gelijkheidsbeginsel in de wet op te nemen.

Men mag de discussies niet vermengen, anders kan dit vastlopen en de vooruitgang blokkeren. Natuurlijk bestaat de tegenstelling van culturen waarvan sprake en merkt men zelfs in België de culturele verschillen op dit vlak. Een kwestie van rechten bij de culturele verschillen neerleggen lijkt echter gevaarlijk. Zo kan er op het vlak van de gelijkheid geen vooruitgang worden geboekt. Het gaat om verschillende thema's en men kan aan één thema werken zonder daarom de revolutie te preken in de Arabische wereld.

De heer du Bus de Warnaffe legt uit dat tijdens vorige bijeenkomsten vaak de vraag werd gesteld welke concrete steun er aan de plaastelijke vrouwenverenigingen wordt gegeven, maar dat er hier tijdens de laatste twee interventies nog niet is over gesproken. Hebben de twee sprekers netwerken of verenigingen ontmoet die bezig zijn met het veranderen van de positie van de vrouw in de verschillende onderdelen van de samenleving, op het vlak van gezondheid, onderwijs, politieke vertegenwoordiging, ... ?

De heer Bousetta wil graag terugkomen op de oorspronkelijke discussie. Het adviescomité was vertrokken van het voorstel van resolutie van de dames Khattabi en Piryns, maar heeft ook vastgesteld dat de realiteit op het terrein een nieuw kader voor analyse opdrong. De tekst moet grondig worden herzien zodat er rekening wordt gehouden met de gebeurtenissen die zich momenteel afspelen.

Dit geeft aan dat men de federale regering moet aanspreken, maar ook de Europese Unie, die instrumenten en akkoorden hebben ontworpen. Men moet zich dus eerst rekenschap geven van de situatie op het terrein. Op dit moment is de realiteit dat er een overgangsperiode is in Tunesië en Egypte, waar er dingen op het spel staan wat het aannemen van nieuwe wetten betreft. Er zijn conflictsituaties als in Syrië en situaties waar er aan hervorming wordt gewerkt zonder dat er een overgang is naar een democratie zoals wij dat zien. De situatie is verscheiden en men moet dus optreden op basis van de omstandigheden.

De tekst dient fundamenteel te worden aangepast aan de actualiteit. De Europese Unie is nu zelf bezig met een reeks initiatieven die te maken hebben met de overgangsperiode. Men kan dus niet doen alsof het kader dat in Barcelona werd geschetst en dat men daarna heeft trachten aan te passen, nog steeds geldig is. Men moet zich goed rekenschap geven van de situatie en kijken waar de prioriteiten liggen op het vlak van de vrouwenrechten.

Er is reeds meermaals gediscussieerd over de maatregelen die in Tunesië zijn genomen, maatregelen die bedoeld zijn om het Europees Verdrag inzake het uitbannen van discriminatie van vrouwen in de nationale wetgeving op te nemen. Dat soort maatregelen hoort in tijden van overgang gesteund te worden. Als andere landen ook in een overgangsfase komen, moeten we daar dergelijke evoluties ook steunen.

Wat de situatie in Libië betreft, beseft men nu dat de Nationale Raad weinig bekend is en dat men bijna niets weet over de ideologische standpunten van de leden van die Raad, meer bepaald wat gelijkheid betreft. Er wordt veel verteld.

En hoe staat het trouwens met de stammenkwestie ? Dit is heel dominant in Libië, maar bestaat ook in de hele regio.

Mevrouw Maes denkt dat het er op aan komt om de juiste manier te vinden om de bezorgdheid te vertalen. Het gaat er niet om om de Westerse normen op te leggen, maar er is een grote bezorgdheid voor dat deel van de bevolking waar weinig over geweten is. De uiteenzettingen bevestigen het. Er zijn weinig cijfers te vinden en de vrouwen kunnen niet altijd worden aangesproken. Het is niet makkelijk om zich een beeld te schetsen van hoe vrouwen het in die regio effectief hebben. Natuurlijk zijn de beste bedoelingen erbij gemengd en is het de bedoeling om goed voor die vrouwen te zorgen, maar we zien in onze eigen maatschappij dat dat niet altijd zo goed lukt dus dat zal daar niet anders zijn.

De oefening die we hier maken met het doel van voor iedereen dezelfde rechten te bereiken, moeten we daar ook ondersteunen. Het zou nuttig zijn om te leren hoe we dingen kunnen vertalen, hoe we dingen kunnen aanbrengen, hoe we best onze partners kiezen, ...

De heer Leyers verwijst naar de beruchte « Verklaring van Cairo », deze werd goedgekeurd in 1990 door de leden van het OIC (Organisatie van de Islamitische Conferentie) die toen vijfenveertig lidstaten kende (nu zijn dat er zevenenvijftig). Het is de grootste intergouvernementele organisatie na de Verenigde Naties. De tekst is een alternatief voor de Universele Verklaring van de rechten van de Mens binnen de Islam. Wanneer de tekst van dichtbij wordt bekeken, ziet men duidelijk dat de doelstellingen niet dezelfde zijn.

Artikel 6 van de Verklaring van Cairo stipuleert dat man en vrouw dezelfde waardigheid hebben, maar dat de vrouw haar eigen rechten en plichten heeft.

Artikel 10 luidt : « Islam is de religie van de ware onbedorven mens. Het is verboden om wat voor druk dan ook op iemand uit te oefenen of van iemands armoede of onwetendheid gebruik te maken om hem tot een andere religie of het atheisme te bekeren ».

Artikel 22 zegt : « Iedereen heeft het recht zijn mening vrij te uiten op een manier die niet strijdig is met de principes van de sharia ».

De sharia is geen éénduidig wetboek en er zijn veel interpretaties, maar in elk van die interpretaties komt de vrouw er slechter vanaf dan de man. Een vrouw erft minder dan een man, een man heeft het recht om met een niet-moslim vrouw te trouwen terwijl een vrouw niet het recht heeft om met een niet-moslim man te trouwen, ...

Het is dan ook de vraag of de toekomstige nieuwe leiders van plan zijn om die Verklaring van Cairo achterwege te laten. Dat lijkt een eerste essentiële stap die moet genomen worden voor er op het terrein aan de hand van kleinschalige projecten wordt gewerkt. Deze lijken niet het beoogde effect te zullen kunnen bereiken zolang de betrokken overheid van dat land niet erkent dat dit een probleem vormt.

Mevrouw Lijnen verwijst naar een vroegere hoorzitting waar werd uitgelegd dat bij de ratificatie van de CEDAW-akkoorden gewoonweg een aantal essentiele artikels werden geschrapt. Daarnaast gaat het om landen die bondgenoten zijn geweest van de NAVO voor het overgaan van militaire actie in Lybië. Het blijkt dus dat op internationaal vlak vaak ook andere belangen meespelen en dat dit dus geen evidentie is.

De heer Willems bevestigt dat er veel vragen worden gesteld over de samenstelling van de Nationale Raad. Er zijn heel verschillende persoonlijkheden. Er zitten mensen in die bij het vroeger regime hoorden, waaronder een paar van de mannen die de Bulgaarse verpleegsters hadden veroordeeld die later door Nicolas Sarkozy zijn bevrijd. Er zijn ook Libiërs bij die in het buitenland hebben gewoond en die zijn teruggekomen om te pogen de dingen te veranderen. Dit is het probleem waar de internationale gemeenschap mee geconfronteerd wordt en ook de reden waarom de Nationale Raad door slechts drie landen erkend werd. De Verenigde Staten bijvoorbeeld willen eerst weten wie de leiders zijn. Uit de ontmoetingen die spreker heeft gehad, bleek wel degelijk een echte wil om de dingen te laten evolueren en was men ook bewust bezig met het verbeteren van de situatie van de vrouwen. In de verschillende organen van de Nationale Raad zijn veel vrouwen aanwezig. Het is interessant om deze Raad te steunen bij zijn inspanning om het land in moeilijke omstandigheden voorwaarts te leiden. Het land dient opnieuw gedefinieerd te worden, maar dat moet ook binnen de context van een aanslepend conflict. Men stelt het vast : als er geen luchtaanvallen zijn, komen de rebellen maar traag vooruit, aangezien ze geen ervaring hebben en weinig wapens.

Stammentwisten bemoeilijken de situatie nog meer. Het regime van Khaddafi gebruikt die stammentwisten om te trachten het land te verdelen. Sommigen krijgen voordelen en anderen worden gestraft. In het oosten van het land is er een duidelijke wil om, ondanks de moeilijkheden, die rivaliteiten te overstijgen. Het geval van Tobrouk is interessant omdat dit op een honderdtal kilometer van Egypte ligt en een groot deel van de bevolking er van Egyptische oorsprong is. Dit verloopt echter vrij goed en men wil echte vooruitgang voor het land. In Misratah daarentegen wordt het oprukken van de rebellen van Benghazi niet geapprecieerd.

Wat de verenigingen betreft, is het voorbeeld van de nichtjes van Mohktar interessant : het gaat om jongeren die gestudeerd hebben en die zich openstellen voor de wereld. Ze hebben echt zin om de toekomst van hun land te beïnvloeden. Vrouwen een rol geven in de politieke organen, in het onderwijs, discriminatie uitbannen, de gelijkheid van mannen en vrouwen bevorderen, ..., dat maakt allemaal deel uit van hun eisenpakket. Het gaat natuurlijk wel om een conflictsituatie en er moet vaak op de acute problemen worden gereageerd, terwijl er tegelijkertijd wordt nagedacht over de toekomst. Voor deze verenigingen is dat vaak moeilijk.

De heer Leyers komt nog even terug op zijn ontmoeting met een actiegroep in het Oosten van Turkije. De organisatie heet « Kamer » en wil Turkse vrouwen bewust maken van hun rechten. De cijfers die daar gegeven werden zijn onthutsend. De regio van Diyarbakir heeft een lange burgeroorlog gekend en blijkbaar heeft 58 % van de vrouwen in de regio te maken met huiselijk geweld. Het is een zone die ongeveer even groot is als de provincie Vlaams-Brabant en er gebeuren ongeveer veertig eremoorden per jaar. De verantwoordlijke van deze organisatie legde ook uit dat het grootste probleem de spanning is tussen de Turkse wetten, die vrij vooruitstrevend zijn, en de patriarchale en feodale structuur van de samenleving op het platteland in het Oosten van Turkije. Het woord van de clanleider gaat boven alles. Deze organisatie is zeker een interessant aanspreekpunt.

Mevrouw Khattabi wil nog toevoegen dat er in de streek veel verenigingen zijn die ijveren voor vrouwenrechten en dat zij alle steun kunnen gebruiken die ze kunnen vinden. Spreekster stelt voor dat de heer Leyers bij zijn volgende reizen meer van die verenigingen probeert te ontmoeten.

D. Hoorzitting van 24 mei 2011

1. Uiteenzetting door mevrouw Kaat De Nijs, FOD Buitenlandse zaken

De Maghreb en de Machrek-landen zijn in volle transitie. Van Marokko tot Syrië wordt de roep voor democratie steeds luider : sommige landen zoals Tunesië en Egypte zijn al voorbij het moeilijkste punt en organiseren de komende maanden verkiezingen. België en de Europese Unie zullen alle kanalen gebruiken om er voor te zorgen dat deze verkiezingen zo transparant en eerlijk mogelijk verlopen.

Andere landen zoals Libië, Syrië, Algerije, Jemen en Marokko zijn nog niet zo ver. De situatie in deze landen is dan ook zeer verschillend. De rol van de vrouw moet dus ook in dat opzicht worden bekeken : in Marokko en Tunesië was de vrouwenbeweging al enige jaren vooruitgang aan het boeken, met enkele mooie resultaten tot gevolg. In Algerije is er een vrij grote middenklasse die niet noodzakelijk in armoede leeft en wanhopig roepen om werk. De repressie in Jemen en Syrië is vele malen groter. De weg die moet afgelegd worden, is dus een pak langer.

Ook in Saudi-Arabië begint nu stilaan de roep van de vrouwen luider te klinken : zoals u weet, zijn vrouwen in Saudi-Arabië in eeuwige staat van minderjarigheid. Met andere woorden : ze staan onder permanent toezicht van man, vader, broer, ... Zo mogen in Saudi-Arabië vrouwen nog niet stemmen of per auto rijden. Op deze twee fronten wordt er stilaan druk uitgeoefend vanuit de vrouwenbeweging zelf. 29 september 2011 worden er in Saudi-Arabië verkiezingen gehouden : in aanloop hiervan rijzen vragen om het electoraal systeem te herzien. De religieuze en politieke leiders en ook Prins Saud Al-Faysal, die minister is van Buitenlandse Zaken, erkennen dat er geen basis is in de Sharia om deze regels te handhaven. Ze wijten dit eerder aan de gebruiken en tradities van het land. Maar de overheid wil op geen enkele manier tonen dat haar autoriteit in vraag wordt gesteld. Er is geen ruimte om enige zwakte toe te geven dus op dit ogenblik ziet het er niet naar uit dat er enige verandering zal komen.

De Arabische lente vormt nochtans een bron van inspiratie voor de Saudische vrouwen. Saudi-Arabië is momenteel lid van de Uitvoerende Raad van het VN agentschap UN Women. Dit komt doordat er voor die categorie geen andere kandidaten waren en Saudi-Arabië is dus automatisch verkozen. Men zou dan ook verwachten dat een land dat nauw betrokken is bij een dergelijk genderagentschap engagementen neemt op vlak van vrouwenrechten, maar volgens Riyadh is dit om aan te tonen dat de vrouwenrechten in Saudi-Arabië helemaal in orde zijn...

Vrouwen zijn ook zeer actief in de revoluties van Egypte en Tunesië. Maar de dynamiek is in elk land verschillend. Tunesië is vb. veel opener dan Egypte met betrekking tot vrouwenrechten. In Tunesië bestaat er al een wet op de gendergelijkheid in de verkiezingslijsten : 50 % van de lijst moet uit vrouwen bestaan, mannen alternerend met vrouwen. Het zal wel een uitdaging vormen om voldoende vrouwen te vinden die op deze lijsten willen staan. Dit is ondenkbaar in Egypte. De juridische en maatschappelijke tradities in de landen van het Midden-Oosten zijn vrij verschillend : elk land heeft andere ervaringen met het middenveld, in sommige landen is het middenveld onbestaande want verboden.

In de commissie die de verkiezingen voorbereid in Tunesië, zitten nauwelijks vrouwen. Prominente vrouwen in Tunesië kaarten dit nog steeds aan en doen pogingen om hier verandering in te brengen. Er is echter blijvende druk nodig om vrouwen te integreren in dit transitieproces.

België heeft op dit vlak een pleidooi gehouden bij de hoge vertegenwoordiger voor de EU, Catherine Ashton, om gebruik te maken van de verschillende financiële instrumenten om vrouwen en vrouwenorganisaties te ondersteunen. Verschillende ministers, waaronder minister Vanackere, alsook mevrouw Ashton zelf, hebben bezoeken afgelegd in de regio en hierbij werd niet nagelaten om de rol van de vrouw te promoten. Ook de Verenigde Naties probeert deze boodschap systematisch over te maken. UN Women zal een regionaal bureau oprichten in Tunesië, een proces dat nu in een stroomversnelling komt en net met de bedoeling om de trein van de democratisering niet te missen.

De EU organiseert ook tal van observatiemissies bij verkiezingen en helpt momenteel een dertigtal landen om verkiezingen voor te bereiden. Dit gaat van juridische assistentie bij het opstellen van de kieswet, het registreren van kandidaten en stemgerechtigden tot het tellen van stemmen. Het doel is hierbij om te komen tot 30 % vrouwen in elk parlement. Dit wordt expliciet vermeld in de overeenkomst die de EU sluit met de landen waaraan ze verkiezingsassistentie verleent. Er staat zeer veel geld tegenover, dus tot nu toe is het vrij goed gelukt om deze eis door te drukken. De EU is al gevraagd door Tunesië om haar bij te staan bij de nakende verkiezingen en een exploratiemissie is deze week teruggekeerd.

In Marokko geeft de EU budgetsteun aan genderbeleid. Hier worden ook politieke partijen mee versterkt en vb. vormingen gegeven aan vrouwen over verkiezingen, hoe zich kandidaat te stellen, hoe een programma wordt opgesteld en dergelijke meer.

In Egypte worden momenteel vergelijkbare projecten gesteund met lokale NGO's; hier is het heel wat moeilijker. De vrouwenbewegingen zijn hier minder georganiseerd, omdat ze in het verleden niet werden toegestaan.

De revoluties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika hebben helaas ook negatieve gevolgen voor een aantal vrouwen. Van de anarchie wordt gebruik gemaakt om geweld op vrouwen te plegen. Bekende voorbeelden zijn de journaliste Lara Logan van de Amerikaanse zender CNBC in Caïro en de jonge advocate Imane El-Obeidi in Libië, beiden slachtoffer van een massa-verkrachting. Deze voorbeelden zijn natuurlijk maar een tip van de ijsberg. De overheden en de diverse rebellen steken de schuld op elkaar, maar geen enkele partij wast op dit vlak zijn handen in onschuld. Bovendien wordt er vaak gezegd dat vrouwen niet ongeduldig moeten zijn : éérst moet de revolutie beëindigd worden en dàn stabiel worden, alvorens we kunnen beginnen aan het verbeteren van de rechten van de vrouw. Dit is een excuus dat al enkele decennia wordt gebruikt. De vrouwenorganisaties mogen echter deze boot niet missen : de revoluties creëren een window of opportunity.

Daarnaast mogen we niet vergeten dat er al vele hervormingen zijn uitgevoerd, met betrekking tot huwelijksleeftijd, polygamie, eremoorden, erfrecht, echtscheiding met wederzijdse toestemming, ..., in een groot aantal van de betrokken landen. We moeten dus vooral waakzaam zijn dat er daar niet op wordt toegegeven. Er is veel kans dat deze wetten opnieuw in vraag zullen worden gesteld en dat er dus een risico is om achteruitgang te boeken, in plaats van vooruitgang. Dit valt al op in de Verenigde Naties waar de conservatieve en reactionnaire beweging zich beter en beter organiseert.

De rol van CEDAW (Conventie voor de eliminatie van discrimaniatie tegen vrouwen) is in dit licht niet te onderschatten. Deze conventie is door bijna alle landen ter wereld geratificeerd, maar een aantal landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika hebben dit nog niet gedaan. Het is te hopen dat deze landen zullen kunnen worden overtuigd om deze conventie eveneens te ratificeren.

Het is ook belangrijk om te beseffen dat de Islam niet noodzakelijk een hinderpaal vormt voor de rechten van de vrouw. Maleisië en moslimgroepen in India vormen een mooi voorbeeld van hoe een moderne interpretatie van de islam kan bijdragen tot een promotie van de rechten van de vrouw.

Het belang van grassroot organisaties mag ook niet uit het oog verloren worden. Wetten veranderen is één ding, maar deze in de praktijk brengen, is een hele uitdaging. Daarom zijn deze organisaties zeer belangrijk op het terrein.

Actieplannen en samenwerkingsakkoorden tussen vrouwengroepen, overheden, maar ook de Europese Unie, België, de Verenigde Naties, enz., kunnen op dit vlak een positief signaal uitsturen.

2. Gedachtewisseling

Mevrouw Temmerman is het eens met de analyse en is tevreden dat er een aantal zaken werden onderstreept. Zo vindt ze het belangrijk om te stellen dat de islam niet per definitie een schending van de vrouwenrechten inhoudt. In bepaalde landen is dit wel het geval, maar daar kan in de toekomst aan gewerkt worden.

Ook het feit dat we vigilant moeten blijven is belangrijk. Vrouwenrechten worden inderdaad al decennia lang beschouwd als een luxe probleem. Dertig jaar geleden werd hetzelfde discours al aangehouden. Eerst zorgen dat de mensen voldoende eten en werk hebben en daarna pas vrouwenzaken, de revolutie van de vrouw is iets voor later.

We hebben de laatste weken met de Arabische lente heel veel vrouwen op straat gezien. De tv-beelden werden gedomineerd door vrouwen, maar later in de onderhandelingen zien we voornamelijk mannen en daar moet dringend aan gewerkt worden.

Hoe kan vanuit het parlement meer structurele ondersteuning gegeven worden aan de collega's parlementairen in een aantal landen. Er bestaan via de IPU (Interparlementaire Unie) wel contacten, maar dat is in een aantal landen niet zeer intensief. Hoe kunnen we een concretere ondersteunende rol gaan spelen ?

De verkiezingen in Saudi-Arabië komen dichterbij. Zijn er mogelijkheden om vanuit het parlement druk uit te oefenen op het Europees parlement en op diverse regeringen om dat op korte termijn misschien niet te veranderen, maar wel heel erg aan te klagen ?

In hoe ver worden in het Belgisch buitenlands beleid in het algemeen vrouwenzaken ter discussie gesteld bij het bespreken van samenwerkingsakkoorden ? Op welke manier worden vrouwenrechten en vertegenwoordiging van vrouwen als voorwaarden gesteld in de onderhandelingen met onze partnerlanden in het kader van ontwikkelingsamenwerking ?

Ook mevrouw Saïdi wil reageren op wat er is gezegd over de islam. Zoals veel andere religies staat de islam niet aan de kant van de vrouwen die de vrouwenemancipatie willen bevorderen.

Deze dimensie is nochtans zeer belangrijk, in het bijzonder wanneer het over de Arabische landen gaat. Tijdens de voorgaande hoorzittingen is er vaak gevraagd wat er kan worden gedaan om deze vrouwen concreet te steunen. Op dit moment zijn er in Marokko bijvoorbeeld vrouwengroepen die als verenigingen zijn samengesteld en die de religieuze teksten herinterpreteren op genderbasis. Wij hebben werkelijk een verantwoordelijkheid wat steun aan die vrouwen betreft, want het vergroten van de macht van vrouwen houdt ook in dat men moet kunnen argumenteren, en vooral moet kunnen tegen-argumenteren. De Marokkaanse vrouwen hebben voor die aanpak gekozen omdat ze beseften dat de obstakels die ze ontmoetten voornamelijk religieuze obstakels waren. De weigering om in te gaan op hun vraag om pariteit en gelijkheid in de wet en in het dagelijkse leven was altijd gebaseerd op religieuze referenties en ze hadden het lastig om daar tegenargumenten voor te vinden. Zou het geen goed idee zijn vrouwen die dit soort initiatief nemen te steunen ?

De heer Bousetta vraagt zich af of de vraag van de vrouwen ter sprake is gekomen tijdens de ontmoeting van de minister van Buitenlandse Zaken met de tijdelijke overheid in Tunesië ?

De kwestie van de pariteit is vaak ter sprake gekomen wanneer het ging over de verkiezing van de grondwetgevende assemblee van Tunesië. Deze verkiezingen worden mogelijk uitgesteld. Heeft de minister contact met de Tunesische overheid, wordt er met de tijdelijke Tunesische autoriteiten gepraat over het behoud van de pariteitsbepaling ? Die pariteit werd aangekondigd, maar er wordt ook fel tegen geprotesteerd.

Mevrouw De Nijs antwoordt dat ze zich bewust is van het feit dat het moeilijk zal zijn om die regel van pariteit in Tunesië te behouden. Het blijkt dat er misschien te weinig vrouwen beschikbaar zijn om die lijsten te vullen, maar zoals gewoonlijk is dit eigenlijk ook een verkeerd excuus. Het is dan ook belangrijk om druk te blijven uitoefenen. Samen met de Europese Unie wordt er geprobeerd om te zorgen voor een tussenkomst. Er wordt veel geld vrijgemaakt om deze verkiezingen te ondersteunen en mevrouw Ashton heeft een persoonlijk engagement genomen om ervoor te zorgen dat de vrouwen goed vertegenwoordigd zijn en dat de pariteit zo goed mogelijk gehandhaafd blijft. We hopen dat dit inderdaad zal lukken en België zal zeker de nabijheid van de Europese instellingen gebruiken om waakzaam te blijven wat dit onderwerp betreft.

Wat een gendergestuurde interpratie van de Koran betreft, zijn er heel wat voorbeelden, in heel wat landen waar dat positief verloopt. Het voorbeeld van Saudi-Arabië waar de overheid toegeeft dat het verbod op autorijden voor vrouwen geen religieuze basis heeft, is wat dat betreft sprekend. Het is een kleine stap in de goede richting. Vooral in Zuid-Azië zijn er goede voorbeelden van een dergelijke vrouwvriendelijke interpretatie van de islam. Dat betekent natuurlijk niet dat de situatie van de vrouw daar ideaal is, maar ook in Europa is er zeker nog ruimte voor verbetering. Het zou zeker interessant zijn om in dat verband een soort cross-learning initiatief te ondersteunen zodat die vrouwen met elkaar praten en hun argumenten klaar hebben als er hen gezegd wordt dat de gelijkheid van de vrouw niet kan gegarandeerd worden omwille van religieuze gronden. De islam is zeker niet de enige godsdienst die misbruikt wordt in dat verband, de katholieke kerk heeft ook nog altijd geen vrouwelijke priesters terwijl daar ook geen enkele religieuze basis voor bestaat.

In verband met de samenwerkingsakkoorden bij de ontwikkelingssamenwerking kunnen de gespecialiseerde collega's daar meer info over verschaffen, maar het is wel zo dat de genderadviseur van ontwikkelingssamenwerking altijd aanwezig is bij de onderhandeling van de samenwerkingsakkoorden. Zij waakt er nauwkeurig op het feit dat gender in alle sectoren gemainstreamd is en dat er specifieke acties zijn met betrekking tot vrouwenrechten. In de meeste van de partnerlanden loopt dat vrij vlot. De verslagen met betrekking tot mensenrechten over onze achttien partnerlanden zijn sinds ongeveer twee maand beschikbaar. Deze bevatten per land ook een specifiek hoofdstuk over vrouwenrechten en wat er op dat vlak gebeurt binnen het kader van de ontwikkelingssamenwerking.

De verkiezingen in Saoedi Arabië vinden inderdaad eind september plaats. Saoedi Arabië is een zeer moeilijk land om internationale druk op uit te oefenen. Het belangrijkste element daarin is zeker de olie. Veel regeringen staan niet te springen om dit land met de vinger te wijzen. Via het Europees parlement proberen we om daar een aantal vragen over te laten stellen en het is vooral op Europees vlak dat er getracht wordt om een consensus te vinden om druk uit te oefenen.UN Women is eveneens een aanspreekpunt aangezien Saoedi Arabië in de raad van bestuur zit. Langs die weg zijn er misschien ook mogelijkheden om het land aan te spreken.

De IPU is een mogelijke weg van parlementaire samenwerking. Deze is echter traag en vrij bureaucratisch. Het probleem is dat in vele landen weinig vrouwen actief zijn in de politiek en dat het dus ook moeilijk is om gesprekspartners te identificeren. Via de posten wordt er wel geprobeerd om na te gaan of het mogelijk is om vrouwenorganisaties te ondersteunen. Toch is het belangrijk om daar ook waakzaam te zijn, want van de chaos wordt ook misbruik gemaakt. Er worden nu op korte termijn middelen vrijgemaakt en er komen dan ook heel wat projectaanvragen binnen. Bij het nader bekijken van deze aanvragen blijken een groot deel niet echt voor de goede zaak te zijn. Waakzaamheid is dan ook essentieel zodat we niet voor de kar worden gespannen van projecten die vrouwenrechten niet respecteren.

Mevrouw Heyndrickx, vertegenwoordigster van de minister van buitenlandse zaken, wenst te antwoorden op de vraag over het bezoek van de Minsiter in Tunesië. De minister heeft met de overgangsautoriteiten gesproken over het ruimere thema van de mensenrechten die uiteraard aan de basis moeten liggen van het toekomstige Tunesië. De minister heeft ook een ontmoeting gehad met een vooraanstaande vrouwenorganisatie en daar werd besproken hoe vrouwen meer kunnen deelnemen aan het proces dat er aankomt. Een van de problemen die we opmerken in Tunesië, maar vooral in Egypte, is dat vrouwen onvoldoende georganiseerd zijn en veel minder geimpliceerd zijn in het politieke leven waardoor het voor hen moeilijk is om deel te nemen aan de verkiezingen. We hebben inderdaad tal van vrouwen gezien tijdens de protesten maar dit vertalen naar werkelijke politieke participatie blijkt veel moeilijker. Dit zal dan ook de eerste grote uitdaging zijn om deze vrouwen te helpen om zich beter te organiseren en zo bij het politieke leven te betrekken. De minister heeft dit thema aangekaart tijdens zijn bezoek aan Tunesië.

III. VOORSTEL VAN ADVIES

A. Inleiding

Eind 2010 en begin 2011 werden gekenmerkt door grote volksopstanden in de Maghreblanden en de landen van het Midden-Oosten. In alle tweeëntwintig landen van de Arabische wereld wordt uitdrukking gegeven aan grote ontevredenheid en we zien opstanden die in intensiteit verschillen. Autoritaire regimes, zoals in Tunesië en Egypte, zijn gevallen en democratische overgangsprocessen beginnen vorm te krijgen. Sommige landen zitten momenteel in een hoogoplopende interne of internationale conflictsituatie (Libië, Syrië). In andere landen zijn de protesten minder hevig ofwel omdat het protest er met geweld werd of wordt onderdrukt (Syrië, Jemen, Bahrein) ofwel omdat de plaatselijke autoriteiten instemden met snellere politieke hervormingen om te proberen de golf van ontevredenheid in te tomen (Jordanië, Algerije, Marokko). Wij maken nu echter een onafgewerkt proces mee. Nergens heeft de Arabische lente tot een totaal ander regime geleid. In heel wat gevallen lijken de beloofde hervormingen nu al onder de verwachtingen en de eisen van de bevolking te liggen.

1. Die volksbewegingen worden gedragen door bevolkingen die onder het bewind van het plaatselijk regime veel te lijden hebben gehad onder de talrijke ontberingen. Het bijzondere aan die bewegingen is dat ze jeugdig en gemengd zijn. Jongeren en vrouwen vervullen een centrale rol in die opstanden. Die opstandige lagen van de Arabische bevolking begrijpen dat de Arabische lente moet worden aangegrepen om hun stem te laten horen en om een rol te kunnen spelen in de nationale geschiedenis. In het bijzonder de vrouwen brengen niet alleen de stereotiepe voorstellingen die men van die landen heeft, aan het wankelen, maar ook de machohouding en patriarchale praktijken die gelegitimeerd werden door ongelijke culturele en/of religieuze tradities. Meer nog dan ingaan tegen het patriarchaat, moeten zij een tweevoudige uitdaging aangaan : enerzijds bijdragen tot de ontmanteling van de autoritaire of dictatoriale politieke ordes en anderzijds, nieuwe rechten verwerven en hun waardigheid als volwaardige burgers herwinnen in een maatschappij die mannen en vrouwen buitengewoon ongelijk behandelt.

2. Zodra de oude regimes omvergeworpen waren in Tunesië en Egypte, wilden de vrouwen, die in grote getale hadden deelgenomen aan de acties en betogingen, niet in een louter huishoudelijke rol worden geduwd, iets waartoe velen hen zouden willen dwingen. Voor sommigen zouden de rechten van de vrouw bijkomstig zijn ten opzichte van de omvang van de doelstellingen van de Arabische revoluties. Volgens die visie is er een hiërarchie van prioriteiten waarbij gelijkheid naar een later stadium wordt verwezen. Dit toont aan dat de vrouwen weliswaar moedig hebben deelgenomen aan de strijd, maar er niet in geslaagd zijn de vruchten hiervan te plukken na de onafhankelijkheid. De Arabische vrouwen hebben lessen getrokken uit het verleden, ze zijn gepokt en gemazeld door alle bewegingen uit het verleden en beseffen de relevantie van het adagium « later is never ». De Arabische vrouwen zijn meer dan ooit vastberaden om hun verantwoordelijkheden als burger op te nemen in een samenleving waar bepaalde segmenten van de bevolking nog altijd huiveren bij de idee dat mannen en vrouwen gelijke rechten zouden hebben. Vandaag blijven de Arabische vrouwen, van Casablanca tot Bagdad, zich verenigen om hun rechten op te eisen en willen eraan herinneren dat er geen democratie kan zijn zonder reële en daadwerkelijke gelijke rechten.

3. Dankzij de talrijke hoorzittingen die het adviescomité voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen organiseerde in het kader van haar werkzaamheden, kreeg het adviescomité een duidelijk beeld van de situatie van de vrouwen in de euro-mediterrane zone en het niet-mediterrane deel van de Arabische wereld. Het adviescomité stelt vast dat vrouwen in heel wat landen niet gelijkwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Hun rechten, of ze nu economisch, sociaal, cultureel, burgerlijk of politiek zijn, worden nog te vaak met voeten getreden en de weg naar echte gelijkheid is nog lang.

4. Het adviescomité is er zich goed van bewust dat de mentaliteit in patriarchale samenlevingen niet van vandaag op morgen zal veranderen. De revoluties zullen daar zeker toe bijdragen maar er zal zeker nog veel tijd voor nodig zijn. Het geeft ook gewillig toe dat wij onze modellen niet zomaar kunnen exporteren. De wijze van emancipatie is specifiek voor elke context en is moeilijk te vergelijken. Wat men daarentegen wel moet doen, is luisteren naar en solidair zijn met die vrouwen om hen te begeleiden in het opbouwen van hun toekomst, om hen te sterken in hun vertrouwen in hun mogelijkheden en in hun eisen voor een gelijke behandeling en om hen te helpen om alle lagen van de samenleving ervan te overtuigen dat er geen gendergelijkheid kan zijn zonder gelijke rechten.

5. Niettemin, de revoluties kunnen dit parcours versnellen want ze creëren een « window of opportunity » en we mogen deze boot niet missen.

B. Vaststellingen

1. Het beschermen van gelijke rechten voor de Arabische vrouwen : de uitvoering van de CEDAW

1.1. Het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 18 december 1979, bekleedt een belangrijke plaats in de rij van internationale verdragen over de rechten van de mens want het herinnert ons aan de onvervreemdbare rechten van vrouwen die de helft van de wereldbevolking uitmaken.

1.2. De geest van het Verdrag is ingegeven door de grondbeginselen van de Verenigde Naties die opnieuw hun geloof in de fundamentele rechten van de mens, in de waardigheid en de waarde van de menselijke persoon en in de gelijke rechten van mannen en vrouwen hebben bevestigd. Een gedetailleerde analyse van de betekenis van het gelijkheidsbeginsel en de middelen om dat te bereiken, toont aan dat het Verdrag niet alleen een internationale verklaring van de rechten van de vrouw is, maar dat het ook een actieprogramma bevat opdat de deelnemende landen de uitoefening van die rechten kunnen waarborgen.

1.3. Heel wat Arabische landen hebben dat Verdrag geratificeerd. Toch is er enige terughoudendheid over verschillende kernartikelen van het Verdrag. Het betreft voornamelijk artikelen over de gezinssituatie en de persoonlijke status van de vrouw. Verschillende Arabische staten argumenteren dat dit onverenigbaar is met het moslimgeloof.

1.4. Toch moeten we ook beseffen dat Islam niet noodzakelijk een hinderpaal vormt voor de rechten van de vrouw. Maleisië en moslimgroepen in India vormen een mooi voorbeeld van hoe een moderne interpretatie van de islam kan bijdragen tot een promotie van de rechten van de vrouw.

1.5. Het adviescomité verheugt zich over het feit dat Marokko zijn voorbehoud bij die artikelen heeft laten varen. Er dient wel te worden opgemerkt dat Marokko al grote vooruitgang had geboekt, meer bepaald via de hervorming van het familierecht in 2004 dat ertoe strekt meer gendergelijkheid in te voeren. Ter herinnering, de artikelen waarbij voorbehoud gemaakt werd zijn de artikelen 2, 9, 15, 16 en 29.

2. Het Actieplan van Istanbul

2.1. Het Actieplan van Istanbul (API) werd goedgekeurd tijdens de eerste euro-mediterrane conferentie in Turkije in november 2006. Dat actieplan is een instrument om de plaats en de rol van de vrouw te steunen, de mediterrane regio verder te ontwikkelen en een nieuwe dynamiek te geven aan de euro-mediterrane dialoog. De partners van de Unie voor het Middellands Zeegebied (UMZ) hebben tijdens die conferentie afgesproken om in een gemeenschappelijk actiekader te werken, gespreid over vijf jaar, om gelijkheid in te voeren en alle vormen van genderdiscriminatie weg te werken.

2.2. Tijdens de tweede interministeriële conferentie over de grotere rol voor vrouwen in de samenleving, die op 11 en 12 november 2009 plaatsvond in Marrakech, wilde men een stand van zaken opmaken over de nagekomen beloftes van vijfendertig landen van de regio. Er werd vastgesteld dat een aantal landen zoals Marokko belangrijke verworvenheden hebben verwezenlijkt sinds de conferentie van Istanbul, meer bepaald inzake vrouwenemancipatie, maar in andere landen is het Actieplan dode letter gebleven. Dit wordt aangestipt in een verslag van het euro-mediterrane netwerk van de rechten van de mens (EMNRM), waarin staat vermeld dat het Actieplan van Istanbul bijna totaal onbekend is bij de overheden en niet-gouvernementele actoren van de betrokken landen. Hierdoor zijn er voor de hand liggende moeilijkheden om beleidsmaatregelen voor meer gendergelijkheid daadwerkelijk toe te passen.

2.3. De deelnemers aan die tweede conferentie hebben de volgende toezeggingen gedaan :

— gezamenlijke toezegging voor meer gendergelijkheid;

— de gemeenschappelijke internationale verplichtingen naleven inzake de rechten van de mens en in het bijzonder de CEDAW, en meer bepaald het voorbehoud dat gemaakt werd bij de CEDAW wegwerken;

— gendergelijkheid integreren in de nationale actieplannen;

— essentiële prioriteiten : de burger- en politieke rechten, economische rechten, culturele en sociale rechten moeten in concrete actieplannen worden opgenomen;

— vrouwelijke migranten en vluchtelingen : verplichting om hun rechten in acht te nemen;

— geweld tegen vrouwen : alle vormen van geweld tegen vrouwen tegengaan door wetgevende en praktische maatregelen goed te keuren;

— de uitvoering van ondubbelzinnige en duidelijke nationale actieplannen waarbij in specifieke doelstellingen wordt voorzien op korte, middellange en lange termijn en in een tijdsschema om de door het API vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken;

— belang en zichtbaarheid van het API : bewustmaking en communicatie zijn uiterst belangrijk om het API meer in beeld te brengen;

— synergieën met regionale en internationale instrumenten : samenwerking met internationale organisaties, in het bijzonder de UNO; noodzaak om de rechten van de vrouw te integreren in de programma's van de euro-mediterrane dialoog;

— het middenveld dient deel te nemen aan en betrokken te zijn bij het API;

— voorzien in een mechanisme voor voortgangsbewaking en evaluatie van het API;

— gepaste financiële middelen verstrekken voor de daadwerkelijke uitvoering en folluw-up van het API;

3. De evolutie van de Arabische lente bekeken vanuit het standpunt van gendergelijkheid

3.1. Algemeen

3.1.1. Het comité boog zich in het bijzonder over de situatie van de vrouwen en hun rol tijdens de betogingen en volksopstanden die plaatshebben of plaatshadden in verschillende Maghreb- en Mashrek-landen. Er kan worden vastgesteld dat vrouwen wezenlijk hebben deelgenomen aan die protestbewegingen.

3.1.2. Die bevolkingen eisen politieke, economische en sociale hervormingen. Die revoluties fungeren als klankbord voor de diepe verzuchtingen van de bevolking met betrekking tot vrijheid, echte democratie en betere levensomstandigheden voor de burgers.

3.1.3. Dit streven naar vrijheid, echte democratie en sociale rechtvaardigheid vereist immers een rechtstreekse, ernstige en open dialoog waaraan alle politieke en sociale krachten deelnemen, met inbegrip van vrouwen, die de democratie, de rechtsstaat en de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in acht nemen, een dialoog die zal leiden tot echte en wezenlijke hervormingen.

3.1.4. Voor dat geleverde werk wil het adviescomité zijn solidariteit betuigen met de vrouwen uit die verschillende landen en hulde brengen aan hun moed en vastberadenheid. Het steunt voluit hun gewettigde democratische ambities om een rechtsstaat en sociale rechtvaardigheid in die landen te verkrijgen en het wijst nog eens op het belang van gendergelijkheid in de opkomende nieuwe regimes.

3.1.5. Het adviescomité maakt zich zorgen over het discours van de overgangsregering in bepaalde landen waarin beweerd wordt dat er dringendere zaken te regelen zijn dan de man-vrouw-problematiek. Het comité kan noch met de rechtsgeldigheid, noch met de relevantie van een dergelijk argument instemmen. Het adviescomité is ervan overtuigd dat de strijd voor de rechten van de vrouw onlosmakelijk verbonden is met de politieke strijd voor democratie, vrijheid en het economisch en sociaal welzijn. Voor het adviescomité kan een echte democratie enkel via gendergelijkheid verlopen. Waartoe zou anders de wezenlijke inzet van de vrouwen voor de revolutie hebben gediend, als er geen hervorming van de samenleving komt waarin de rechten van de vrouw de plaats krijgen die ze verdienen.

3.1.6. Uit de hoorzittingen blijkt dat de situatie in termen van gendergelijkheid erg verschilt van land tot land. De Arabische samenlevingen mogen niet over één kam worden geschoren. Landen als bijvoorbeeld Tunesië of Marokko zijn veel verder gevorderd op het vlak van gendergelijkheid dan Saoedi-Arabië of Jemen.

3.1.7. Zoals hierboven reeds werd aangestipt, hebben vrouwen een belangrijke rol gespeeld in die revoluties. Ook al zijn sommige vrouwen het symbool van de Arabische lente geworden, men mag niet uit het oog verliezen dat een revolutie het gedrag van de bevolking niet kan veranderen van vandaag op morgen maar dat, integendeel, de man-vrouwrelaties een werk van lange adem zijn, daar is onze westerse samenleving het bewijs van.

3.1.8. Het Adviescomité wil vervolgens aanstippen dat de grote moeilijkheid voor die vrouwen erin bestaat vooruitgang te boeken zonder de verworvenheden te verliezen. Er moet op worden toegezien dat de recente of minder recente hervormingen niet terug ter discussie worden gesteld. Het Iraaks voorbeeld heeft ons geleerd dat dit risico heel reëel is. De zogeheten laws of personal status van 1959 beperken de mogelijkheden van polygamie en voeren een gelijk erfrecht in voor mannen en vrouwen, maar sommige geloofsgroeperingen zouden die progressieve bepalingen willen terugschroeven en vervangen door meer behoudsgezinde bepalingen.

3.2. De specificiteit van elk land, op basis van de vooruitgang die de volksbewegingen boeken voor wat de plaats van de vrouw en de verwezenlijkingen ter zake betreft

3.2.1. De landen waar een democratiseringsproces aan de gang is

Egypte : De golf van hoop voor de vrouwen werd vervangen door desillusie. De vrouwen stonden vooraan bij de opstanden op het Tahrir-plein, maar vandaag spelen ze nagenoeg geen rol in de overgangsperiode naar de parlementsverkiezingen in september.

Vrouwen zijn onvoldoende georganiseerd en weinig betrokken bij het politieke leven waardoor het voor hen moeilijk is deel te nemen aan verkiezingen.

Het Comité wenst de aandacht te vestigen op het feit dat er geen enkele vrouw zitting heeft in het grondwettelijk comité dat de nieuwe Grondwet moet voorbereiden, noch binnen het raadgevend burgercomité dat « raad van wijze mannen » wordt genoemd. Het Comité stelt vast dat er geen enkele wil inzake genderevenwicht op de verkiezingslijsten bestaat en dat de grondwetsherziening (bij referendum goedgekeurd op 19 maart 2011) slechts voorziet in een mannelijke kandidaat voor de presidentsverkiezing. De vrouwenorganisaties eisen nochtans de invoering van quota van 30 % vrouwen in het parlement.

Tunesië : In Tunesië was de vrouwenbeweging al enige jaren vooruitgang aan het boeken, met enkele mooie resultaten tot gevolg.

Het huwelijksvermogensrecht werd er vanaf 1957 hervormd en een van de voornaamste verwezenlijkingen in dat kader was de afschaffing van polygamie.

Het Tunesische parlement telde ongeveer 20 % vrouwen, wat heel wat meer is dan het gemiddelde in de andere Arabische landen (10 %). Dit land zou een voorbeeld moeten zijn voor zijn buurlanden, aangezien de overgangsautoriteiten onlangs een wet hebben goedgekeurd (artikel 16 van de decreet-wet) betreffende gendergelijkheid op de verkiezingslijsten, die bij de volgende verkiezingen uit evenveel mannen als vrouwen moeten bestaan en ook volgens het ritsprincipe moeten worden samengesteld.

Het zal wel een uitdaging zijn om hiervoor voldoende vrouwen te vinden.

Het valt echter te betreuren dat er geen enkele vrouw zitting heeft in de commissie die de verkiezingen voorbereidt, noch in de andere instanties waar men een denkoefening over de overgang naar democratie is gestart.

Prominente vrouwen in Tunesië doen pogingen om dit te wijzigen, maar tot nu toe zonder veel succes.

3.2.2. De landen in open conflict

In Syrië heerst een veel grotere traditie van repressie ten opzichte van vrouwen. De weg die hier moet worden afgelegd, is dus een pak langer dan in bijvoorbeeld Marokko of Tunesië

Lybie waar de vrouwen inspraak willen in de ontwikkeling van de samenleving en het land en hun plaats opeisen in het huidige transformatieproces. Hierdoor hopen ze mee de krijtlijnen te tekenen voor een voor hen gunstigere toekomst.

De rol van vrouwen tijdens de Libische revolutie lijkt op eerste zicht heel discreet, maar in werkelijkheid is hun bijdrage erg subtiel maar wel degelijk erg belangrijk. Vrouwen die zetelen in de Libische Nationale Overgangsraad (NOR), zoals Salwa Bugaighis, zijn zeer actief binnen de beslissende organen en nauw betrokken bij het optekenen van mensenrechtenschendingen door de strijdkrachten van Kadhafi. Ook tijdens de dagelijkse persmomenten van de opstandelingen zijn het vaak vrouwen die het woord nemen. Vrouwen gaan zich steeds meer organiseren in verenigingen, zoals « De nichten van Mokhtar », en organiseren massamanifestaties waarbij de eis om een einde te maken aan het geweld tegen vrouwen hoog bovenaan de agenda staat.

De strijdkrachten van Khadafi zouden zich in dorpen, waar ze veel tegenkanting ondervinden, onderwerpen aan seksuele en andere geweldplegingen ten aanzien van de lokale vrouwen. Eind april werd op een VN-vergadering achter gesloten deuren door de Amerikaanse ambassadeur, Susan Rice, verklaard dat de Khadafi-aanhangers met viagra zouden worden bevoorraad om ten volle te kunnen verkrachten. Er is dus duidelijk sprake van verkrachting als oorlogswapen.

Een bewijs hiervan was Imane el-Obeidi, de dame die eind maart een hotel met internationale pers binnen liep om te melden dat ze herhaaldelijk werd gefolterd en verkracht door Khadafi-troepen. De vrouw werd door de veiligheidsdiensten meegenomen en alle bewijzen werden vernietigd.

Kraamklinieken kampen met een tekort aan antiseptica, waardoor ze alleen kunnen gebruikt worden voor het steriliseren van operatiemateriaal. Door de onrusten werden verschillende private klinieken gesloten en zijn veel vrouwen op de vlucht. Hierdoor wordt de toeloop van zwangere vrouwen in de ziekenhuizen in Bengazi onhoudbaar.

De toekomst van de Libische vrouwen is afhankelijk van de vooruitgang van het land. We moeten erop letten dat dit geen pijnlijk ontwaken wordt voor de vrouwen.

3.2.3. De landen die indirect betrokken zijn bij de Arabische lente

In Marokko was de vrouwenbeweging al enige jaren vooruitgang aan het boeken, met enkele mooie resultaten tot gevolg. Zo zijn er bijvoorbeeld vrouwengroepen die de religieuze teksten herinterpreteren op basis van gender, zodat ze de religieuze argumenten om pariteit en gelijkheid in de wet en in het dagelijks leven tegen te houden, kunnen aanvallen met sterke argumenten.

De evaluatie in 2007 van de praktische toepassing van het nieuwe Familiewetboek in Marokko binnen het gezin toont aan dat ondanks de onbetwistbare verbetering van de rechtspositie van de vrouw binnen het gezin, er door tradities en economische onzekerheid een aantal obstakels blijven bestaan die een behoorlijke toepassing van de nieuwe bepalingen van het Wetboek in de weg staan, meer bepaald in landelijke gebieden.

Op dit moment is er een belangrijke hervorming in de maak : het ontwerp van wijziging van de Marokkaanse Grondwet wil van het begrip genderevenwicht een grondwettelijk beginsel maken. Ook voorziet men in genderevenwicht op de verkiezingslijsten met het oog op de volgende verkiezingen. Dit is een belangrijke stap vooruit waarover de vrouwenorganisaties die op dit gebied actief zijn, verheugd zijn.

In Saoedi-Arabië begint de roep van vrouwen ook stilaan luider te klinken. In aanloop naar de verkiezingen van 29 september 2011 rijzen vragen om het electoraal systeem te herzien zodat ook vrouwen hun stem kunnen uitbrengen. Zowel de politieke als religieuze leiders erkennen dat er geen basis is in de Sharia om deze regels te handhaven. Maar gezien de huidige gespannen situatie wil de overheid momenteel geen toegevingen doen ter zaken. Ze zijn bang dat dit hun autoriteit zou ondermijnen en zwakte zou tonen.

Het feit dat Saoedi-Arabië momenteel lid is van de Uitvoerende Raad van UN Women zou ook vooruitzichten met zich mee kunnen brengen voor de vrouwen. Dit is wel enkel en alleen te danken aan het feit dat er geen andere kandidaten waren in de categorie maar volgens de Saoedische regering zijn ze hierin verkozen ter erkenning van het naleven van de vrouwenrechten in hun land.

4. Acties van de Belgische regering, EU en Internationale Gemeenschap

4.1. Belgische regering

De Belgische regering hield een pleidooi bij de hoge vertegenwoordiger voor de EU, Catherine Ashton, om gebruik te maken van verschillende financiële instrumenten om vrouwen en vrouwenorganisaties te ondersteunen.

De minister van Buitenlandse Zaken heeft tijdens verschillende bezoeken aan de regio de rol van vrouwen gepromoot.

Tijdens de onderhandelingen van Indicatieve Samenwerkingsakkoorden door de Belgische regering, is de genderadviseur steeds aanwezig om erover te waken dat gender in alle sectoren gemainstreamd wordt en dat er specifieke projecten worden uitgeschreven met betrekking tot het versterken van vrouwenrechten.

4.2. Europese Unie

De EU organiseert tal van observatiemissies bij verkiezingen en helpt momenteel een dertigtal landen om hun verkiezingen voor te bereiden. Het doel is om hierbij te komen tot een percentage van minimaal 30 % vrouwen in elk parlement. Hiertegenover staat erg veel geld, dus tot nu toe is het vrij goed gelukt om deze eis door te drukken.

De EU is al gevraagd door Tunesië om haar bij te staan bij de nakende verkiezingen en een exploratiemissie is deze week teruggekeerd.

Er hebben verkiezingswaarnemingsoperaties plaatsgevonden tijdens de maanden die aan de verkiezingen voorafgingen.

In Marokko geeft de EU budgetsteun aan genderbeleid om onder meer vormingen te geven aan vrouwen over verkiezingen.

In Egypte worden lokale vrouwenbewegingen gesteund. Jammer genoeg zijn deze niet goed georganiseerd omdat ze in het verleden verboden waren en is het dus moeilijk om hun positie in de samenleving te versterken.

4.3. Verenigde Naties

UN Women zal een regionaal bureau oprichten in Tunesië met de bedoeling om de trein van democratisering niet te missen.

Via UN Women zal druk worden uitgeoefend op Saoedi-Arabië als lid van de Raad van Bestuur om bij de verkiezingen van eind september om het electoraal systeem aan te passen zodat vrouwen ook stemrecht krijgen.

C. Aanbevelingen

1. Onderwijs-alfabetisering

Het bestrijden van de hoge graad van analfabetisme bij vrouwen is onontbeerlijk voor hun emancipatie. Het Comité wijst in het bijzonder Jemen en Marokko met de vinger, waar de alfabetiseringsgraad heel laag is. Het Adviescomité pleit voor het recht op onderwijs voor vrouwen en meisjes, zonder discriminatie of ongelijkheid. Ook de toegang tot alle onderwijsniveaus en alle onderwijsmateriaal moet voor vrouwen en meisjes worden gewaarborgd.

2. Bestrijding van de straffeloosheid

Het Comité dringt bij de internationale instanties in het bijzonder aan op de noodzaak om de straffeloosheid te bestrijden die geldt voor daders die vrouwen tijdens en na de revolutie hebben gefolterd en mishandeld.

3. Informatie-bewustmaking

Het is essentieel de internationale gemeenschap bewust te blijven maken van de toestand van vrouwen, in het bijzonder wat betreft het geweld dat tegen hen wordt gepleegd. In de landen van de Euromediterrane zone kan dit met name op internationale fora die plaatsvinden op politiek, economisch of cultureel niveau, zodat vrouwen niet worden vergeten. Bewustmaking kan ook door getuigen bij ons uit te nodigen. Naar het voorbeeld van de hoorzitting in het Europees Parlement op 20 juni 2011, wenst het Comité een ontmoeting met vrouwenverenigingen uit die landen te organiseren.

Het Comité dringt ook in het bijzonder aan op de noodzaak om acties te ondersteunen van organisaties als de vereniging « burgerengagement » in Egypte, die een campagne voor vrouwen organiseert om hen bewust te maken van de uitdagingen in de overgangsperiode, met name wat een mogelijke achteruitgang betreft op het gebied van hun rechten en status.

Het Comité meent dat ook de media van de Euromediterrane zone bewust moeten worden gemaakt van de beginselen van gendergelijkheid en deelname van vrouwen aan de besluitvorming, onder meer om genderstereotiepen te bestrijden.

4. Het CEDAW

Er moet druk worden uitgeoefend op deze landen in overgang en ze moeten worden bewustgemaakt zodat de nieuwe regimes de beperkingen op het CEDAW-Verdrag opheffen. De landen van de Euromediterrane zone zouden ook het optioneel Protocol moeten bekrachtigen.

Een reële en concrete toepassing van de bepalingen van het Verdrag moet worden aangemoedigd, wat veronderstelt dat de Grondwetten en de wetgeving in die landen met het CEDAW in overeeenstemming moeten worden gebracht.

5. Steun aan vrouwenverenigingen en vakbonden

In de landen waar ze bestaan moeten vrouwenverenigingen uit het maatschappelijk middenveld actief worden gesteund. Het oprichten van vrouwenfora moet worden aangemoedigd door hen te helpen zich te organiseren, zodat zij volwaardig aan de democratische overgang kunnen deelnemen. Het gaat er meer bepaald om hen te helpen hun acties te structureren dank zij opleidingen, het bepalen van duidelijke doelstellingen en het evalueren van de middelen waarover zij beschikken.

Een federatie van deze vrouwenbewegingen en -organisaties per land zou interessant zijn omdat zij er zouden kunnen discussiëren over hun ideeën, standpunten, visie op de toekomst, doelstellingen en ervaringen.

Het Comité dringt erop aan dat de EU, België en de Verenigde Naties verschillende financiële instrumenten, actieplannen en samenwerkingsovereenkomsten tussen vrouwengroeperingen aanwenden om steun te verlenen aan vrouwenverenigingen en op dit niveau een positief signaal te geven.

Vrouwengroepen die de islam herinterpreteren om er een meer vrouwvriendelijke kijk op te hebben, blijken een goede manier om vastgeroeste waarden en normen om te buigen. Deze groepen moeten ondersteund worden en met elkaar in contact gebracht worden zodat ze informatie kunnen uitwisselen en hun krachten kunnen bundelen.

De vakbonden (die hoofdzakelijk mannelijke groeperingen zijn die de rechten van mannen verdedigen) moeten ertoe worden aangezet ook de rechten van vrouwen te verdedigen. Dit is mogelijk dank zij steun via het onderwijs en de bewustwording van verschillende groeperingen.

6. Deelname van vrouwen aan de politiek

Het Adviescomité Gelijke Kansen roept op om ook op parlementair niveau druk uit te oefenen. Via parlementaire netwerken, zoals de Interparlementaire Unie, kan duidelijk gemaakt aan de collega's in de euro-mediterrane zone hoe belangrijk het opdrijven van het aantal vrouwen in de politiek is.

In de landen waar er reeds quota voor vrouwen zijn vastgelegd (Tunisie, Marokko), maar de kans bestaat dat het argument dat er te weinig vrouwen beschikbaar zijn, gebruikt wordt om de regel terug te draaien, moeten we organisatorische en financiële steun bieden om de pariteit te kunnen handhaven en vooral waakzaam te blijven dat de regels niet worden herzien.

Het is belangrijk dat Europese landen hun ervaring aanwenden om hulp te verlenen aan de ontwikkeling van politieke partijen, en inzonderheid vrouwen aanmoedigen om actief aan het politieke leven deel te nemen, zodat er duidelijke doelstellingen en strategieën worden bepaald en vervolgens bereikt.

Het Adviescomité dringt verder aan op een versterking van instellingen als het Parlement in die landen. Toezicht op de verkiezingen is belangrijk, maar een begeleiding na de verkiezingen is dat evenzeer aangezien het democratisch proces duurzaam zal moeten worden gemaakt en de werking van de democratische instellingen dus zal moeten worden ondersteund.

7. Unie voor het Middellandse Zeegebied

Het Comité pleit ervoor de Unie voor het Middellandse Zeegebied aan te sporen na te denken over de recente ontwikkelingen en zonder dralen te handelen door het indienen van voorstellen over de beste manieren om de democratie, waaronder de gelijkheid van mannen en vrouwen, in haar lidstaten en de regio te bevorderen, en over mogelijke hervormingen om haar eigen rol te versterken en doeltreffender te maken.

8. Het actieplan van Istanbul

Alles moet in het werk worden gesteld om een strategie te bepalen die het Actieplan van Istanbul meer zichtbaarheid geeft, zowel voor gouvernementele en niet-gouvernementele actoren als voor het maatschappelijk middenveld van de lidstaten van de Unie voor het Middellandse Zeegebied.

De toekomstige nieuwe regimes zouden concrete actieplannen moeten opstellen, met duidelijke doelstellingen in het kader van de verbintenissen die in 2009 zijn aangegaan tijdens de tweede Euromediterrane conferentie in Marrakesh.

9. Ontwikkelingshulp

De Belgische regering zou in haar programma voor ontwikkelingssamenwerking meer nadruk moeten leggen op de tenuitvoerlegging van de clausule betreffende de mensenrechten, en in het bijzonder de rechten van de vrouw in alle indicatieve samenwerkingsprogramma's (ISP) met deze landen van de Euromediterrane zone.

10. Toezien op vooruitgangsproces

We moeten er op toezien dat de reeds verworven rechten niet teruggedraaid worden, als we het debat openen. Aangezien verworven rechten zoals deze op huwelijksleeftijden, polygamie, eremoorden, erfrecht en echtscheiding met wederzijdse toestemming in vele landen reeds van toepassing zijn, mogen we niet toelaten dat deze bij het aangaan van de discussie zouden worden teruggedraaid.

11. Het behoud van de verworvenheden

Het Comité eist dat er uiterst waakzaam wordt toegekeken op de nieuwe grondwetten, waarin hervormingen uit het verleden ten gunste van de rechten en de status van vrouw te allen prijze moeten worden behouden en voortgezet om de positie van de vrouwen te verbeteren.

D. Debat over het voorstel van advies

De heer Bousetta stelt het voorstel van advies voor dat hij met mevrouw Temmerman heeft voorbereid. Het is een relatief lang advies, omdat het een maximum aan opmerkingen bevat en gebaseerd is op talrijke zeer degelijke hoorzittingen, die het adviescomité over het thema georganiseerd heeft. Er moet ook worden opgemerkt dat het advies reeds enige tijd geleden werd opgesteld en geactualiseerd moet worden.

Het advies geeft de context van de Arabische lente weer en onderstreept hoezeer jongeren en vrouwen belangrijke spelers zijn geweest in die bewegingen van revolte en opgeëiste rechten en openbare vrijheid. De heel actieve en zichtbare participatie van vrouwen zette het al te stereotiepe imago van vrouwen in die regio op losse schroeven. Het gaat om vrouwen die nog vaak gevangenen blijven van patriarchale toestanden, maar die geleefd hebben onder regimes die politiek gesloten waren en dus nauwelijks open stonden voor een volwaardige erkenning van de gelijkheid van mannen en vrouwen.

Er moet tevens aan worden herinnerd dat de vrouwen in de regio in het verleden een grote bijdrage hebben geleverd in de strijd voor onafhankelijkheid. Vaak werden de overwinningen van de onafhankelijkheid hun ontzegd. Het argument dat er andere prioriteiten zijn dan gelijkheid gaat niet op. Uitstel brengt het risico met zich dat men die gelijkheidsbeginselen nooit concreet vorm geeft.

Er is ook beklemtoond dat het met het advies niet de bedoeling is lessen te geven, noch te suggereren dat het volstaat bestaande modellen te importeren. Het is eerst en vooral belangrijk te luisteren en zich solidair te tonen met de vrouwen, om ze te begeleiden in het bouwen aan een meer egalitaire toekomst.

Er is een aantal vaststellingen gedaan betreffende de stand van de wetgevingen, er wordt herinnerd aan het belang van de tenuitvoerlegging van het Verdrag voor de uitbanning van alle vormen van discriminatie van de vrouw van 1979, alsook aan het belang van het ondersteunen van regionale initiatieven zoals het Actieplan Istanbul.

De rapporteurs hebben gepoogd de ontwikkeling van de Arabische lente te analyseren vanuit genderoogpunt, door te proberen de verschillende situaties te ordenen, omdat ze van land tot land sterk verschillen. Bepaalde landen hebben een relatief vooruitstrevende wetgeving, andere niet.

Het voorstel van advies onderstreept ook dat de gebeurtenissen van de Arabische lente geen aanleiding mogen geven tot het op losse schroeven zetten of tot het terugdraaien van reeds veroverde rechten. Ze moeten integendeel de aanleiding zijn tot het uitbreiden van die rechten en tot het verbeteren van het gelijkheidsbeginsel.

De Arabische wereld bestaat uit tweeëntwintig staten en die zijn niet allemaal in een revolutionair proces beland, en wanneer dat is gebeurd, was het niet op dezelfde manier. Het voorstel van advies concentreert zich dus op drie types van toestanden : de landen in overgang, de landen in open conflict en de landen die minder direct door de Arabische lente worden getroffen.

De landen in overgang zijn hoofdzakelijk Egypte en Tunesië en vandaag kan men daar eventueel Jemen aan toevoegen. De landen in open conflict zijn Libië en Syrië. De landen die indirect door de Arabische lente worden getroffen zijn Marokko en Saoedi-Arabië.

Het voorstel van advies herinnert ook aan een aantal initiatieven die de regering heeft genomen in internationale instellingen zoals de Europese Unie of de Verenigde Naties.

Er wordt een reeks aanbevelingen geformuleerd in de vorm van elf hoofdstukken. Het eerste gaat over onderwijs en alfabetisering, wat in de Arabische wereld een belangrijke zorg moet zijn, omdat het analfabetisme een beduidend probleem is voor veel landen in de regio. Bepaalde landen hebben vooruitgang geboekt, maar de analfabetismecijfers blijven erg hoog. Wellicht kunnen vrouwen in situaties komen waarin ze geen toegang hebben tot onderwijs en dat geldt nog meer voor vrouwen in rurale milieus dan voor alle andere.

Het tweede probleem is dat van de straffeloosheid. De staten die zich in een overgangstoestand bevinden, zullen moeten nadenken over het probleem van de overgangsjustitie en de wijze waarop ze de donkere bladzijden in hun geschiedenis moeten aanpakken.

Het is uiterst belangrijk te ageren op gebieden als vorming en bewustmaking, vooral wanneer men vaststelt dat instrumenten zoals het Actieplan Istanbul weinig bekend blijven bij de actoren in het veld.

De reële, concrete toepassing zonder voorbehoud van de CEDAW blijven aanmoedigen. Een groot aantal landen in de Arabische wereld oordelen dat een aantal bepalingen van de CEDAW strijdig zijn met de beginselen van het moslimgeloof, anderen verwerpen die interpretatie. Dat is stof voor een debat waarin moet worden gepoogd de staten aan te moedigen om vorderingen te maken met meer bescherming voor de vrouwenrechten.

Het steunen van de vrouwenverenigingen en de vakbonden is een belangrijke doelstelling. Politieke participatie van vrouwen is essentieel, alsook hun betrokkenheid bij alle internationale fora, zoals de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Men kan vandaag overigens vaststellen dat ze verdient nieuw leven te worden ingeblazen, niet alleen om de vrouwenrechten te bevorderen, maar ook om de algehele toenadering tussen beide kusten te stimuleren.

Er is ook een hoofdstuk over het Actieplan Istanbul en een over de aandacht die moet gaan naar de clausules over mensenrechten en naar de clausules over de bescherming van de vrouwenrechten in de programma's voor ontwikkelingshulp.

Het voorstel van advies vergt meer waakzaamheid in verband met de overgang die nu plaatsvindt en de nieuw grondwetten, opdat ze de verworvenheden handhaven.

Mevrouw Tilmans stelt vast dat de toestanden heel divers zijn en heeft vragen bij wat in de toekomst in dit dossier moet worden ondernomen. Het is onmogelijk op alles te reageren, want het gevaar bestaat dat men oeverloos doorgaat. Is het niet beter een bepaalde actie in een land te kiezen, in plaats van op alle vrouwen van het Middellandse Zeebekken en op alle thema's te mikken ?

Mevrouw Khattabi denkt dat het interessant zou zijn te beginnen bij het juridische aspect van de vrouwenrechten. Wat de punten 10 en 11 over de follow-up van de vorderingen en de handhaving van de verworvenheden betreft, lijken de titels niet helemaal goed gekozen. Dat punt kan ook een aanbeveling bevatten om een regeling in te stellen waardoor de voortgangsbewaking op regelmatige tijdstippen mogelijk wordt.

Mevrouw Franssen denkt dat iedereen heeft opgemerkt dat de Arabische lente niet gepaard gaat met het omverwerpen van de dictatuur ten opzichte van vrouwen. Het voorstel van advies bevat ook een verwijzing naar interpretatie van de Islam door vrouwen. De echte Arabische lente kan eigenlijk pas beginnen als de Arabische vrouwen niet meer worden gediscrimineerd en misschien moet dat nog duidelijker gesteld worden.

Het is eveneens belangrijk dat er zowel vanuit België, als vanuit de Europese Unie en de Verenigde Naties steeds druk blijft uitgeoefend worden op de landen in transitie om de beperkingen op CEDAW op te heffen. Deze landen moeten gestimuleerd worden om het optioneel protocol bij CEDAW te bekrachtigen.

De heer du Bus de Warnaffe wijst erop dat de actualiteit uit veranderingen en ontwikkelingen bestaat. De thema's welke in deze tekst aan bod komen, verdienen een proces van monitoring, opdat men de ontwikkelingen van de toestand kan volgen. Men voelt zich wat machteloos in deze zaak, want er hebben hoorzittingen plaatsgevonden en men heeft zich een idee kunnen vormen van de toestand, maar de vraag blijft hoe de follow-up in de toekomst verzekerd zal worden. Het Adviescomité moet hierover nadenken. Moet het agentschap voor ontwikkelingssamenwerking een tabel met indicatoren opstellen ? Zijn er andere mogelijkheden ?

Tevens vraagt spreker zich af hoe men de aanbevelingen tot leven kan brengen via de gewestelijke en gemeenschapslogica. Er bestaan andere commissies of comités die gevoelig zijn voor dezelfde thema's doorheen de diverse gemeenschappen die er vertegenwoordigd worden. Er is een voortdurende uitwisseling tussen de onderdanen van de betreffende landen die in België wonen en er moet worden nagedacht over de mogelijkheid tot actie via de vertegenwoordigers die uit de immigratie voortkomen, eveneens via de de gewesten.

Mevrouw Lijnen vraagt zich af of het dan de bedoeling is dat de gewesten en de gemeenschappen een soort sensibiliseringsactie op poten zouden zetten naar specifieke groepen in de samenleving om hen ervan bewust te maken hoe belangrijk de gelijkheid tussen mannen en vrouwen is in hun land van oorsprong.

De heer du Bus de Warnaffe legt uit dat dit een meer operationele vertaling is van zijn voorstel en een eerste mogelijkheid kan zijn dat men het advies van het comité gebruikt en het naar de gemeenschappen en gewesten zendt.

Mevrouw Talhaoui merkt op dat er in het voorstel van advies eveneens wordt verwezen naar de Golfstaten. Er is wel degelijk een verschil. De euro-mediterrane landen gaan via het Barcelona-proces in debat met de Europese Unie en werken samen met de Europese Unie en hebben daarvoor ook associatieverdragen gesloten. In deze verdragen komen mensenrechten en de positie van de vrouw ook aan bod. Op de Golfstaten daarentegen heeft de Europese Unie bijna geen vat. De positie van de vrouw in deze landen kan zeker in vraag gesteld worden, maar er zijn weinig instrumenten om de nodige druk uit te oefenen.

Er moet inderdaad nagedacht worden over een zekere follow-up van het dossier zodat België ook haar stem kan laten horen in de emancipatie van de vrouw in die regio. Wat het communautaire luik betreft, moet men beseffen dat dat in elke regio zeer verschillend georganiseerd is. De follow-up zou toch een of twee keer per jaar moeten gebeuren om te evalueren welke evoluties er ondertussen hebben plaatsgevonden.

Mevrouw Temmerman stelt voor om in de tekst een paragraaf op te nemen die over het organiseren van een zesmaandelijkse monitoring door ontwikkelingssamenwerking. Dit zou een concreet voorstel toevoegen aan het advies. In de commissie Buitenlandse Betrekkingen werden de bevoegde ministers zesmaandelijks uitgenodigd om te komen rapporteren over de monitoring van bepaalde dossiers. Als adviescomité is dit wat moeilijker, maar er kan misschien gevraagd worden aan de commissie Buitenlandse Betrekkingen om de minister ook daarover op regelmatige basis te bevragen.

Mevrouw Lijnen merkt op dat er vaak blijkt uit gesprekken met mensen uit het operationele kader dat de Senaat regelmatig vraagt om jaarlijkse evaluatierapporten op te maken. Er moet misschien worden nagedacht over wat een realistische vraag zou zijn, want sommige diensten zouden bijna permanent kunnen bezig zijn met het opstellen van rapporten. Anderzijds is het wel belangrijk om op een of andere manier een evaluatieproces in te voegen.

In de aanbevelingen zit een soort rode draad die voor elk land van toepassing zou kunnen zijn, hoe de relatie met dat land ook is. Men zal in Saoedi Arabië inderdaad hiervan niet wakker liggen, maar het blijft een belangrijk signaal vanuit ons land.

Daarnaast blijft het juridisch aspect zeer belangrijk en het punt vier van de aanbevelingen dat over de CEDAW gaat, is bijvoorbeeld een aspect waar vanuit het adviescomité kan gevraagd worden dat België de nodige druk uitoefent.

Het zou inderdaad interessant zijn om na te denken over welke vragen zouden kunnen gesteld worden aan de gemeenschappen en de gewesten, maar dat hoort misschien niet in deze tekst.

Mevrouw Khattabi denkt dat het absoluut relevant kan zijn dat het verslag en het advies, zodra ze af zijn, aan de bevoegde comités van de gewesten en gemeenschappen worden overgezonden. Het kan ook interessant zijn het over te zenden aan de Parlementaire Assemblee van de Francofonie. Misschien moet er een alinea aan worden toegevoegd waarin staat dat het uitgangspunt van de tekst niet de wil is om lessen te geven, maar steun aan de vrouwenbewegingen in die landen.

Mevrouw Talhaoui merkt op dat België zelf nog niet zo lang geleden het additioneel protocol bij CEDAW heeft geratificeerd. Het zou daarom interessant zijn om, voor de les wordt gespeld aan anderen, nog even na te kijken hoe het staat bij andere Europese staten.

De heer Bousetta verwijst naar het verslag van de hoorzittingen, dat al die informatie bevat.

Hij herinnert er ook aan dat de Senaat een senator heeft aangewezen die zitting heeft in de Euro-Mediterrane Parlementaire Assemblee. Het lijkt gepast dat men van die persoon gebruik maakt om de tekst van het Adviescomité bekend te maken.

Over het voorstel van tekst is heel wat gezegd en eventueel kan er nog een punt aan worden toegevoegd. Spreker denkt aan een alinea over de politieke dialoog, want er bestaat geen gestructureerde politieke dialoog tussen Europa en de Golfstaten. Die bestaat wel met de landen van de mediterrane ruimte, maar die werkt niet goed.

IV. STEMMINGEN

Het advies werd éénparig goedgekeurd door de 9 aanwezige leden.

De rapporteurs,  De voorzitter,
Hassan BOUSETTA. Marleen TEMMERMAN. Nele LIJNEN.

(1) http://www.arab-hdr.org/publications/contents/2009/ch4-e.pdf, blz. 6.

(2) Huffpost World, 8 februari 2011, http://www.huffingtonpost.com/ayaan-hirsi-ali/get-ready-to-compete-with_b_820375.html.