5-850/2 | 5-850/2 |
12 JANUARI 2012
A. Inleiding
Eind 2010 en begin 2011 werden gekenmerkt door grote volksopstanden in de Maghreblanden en de landen van het Midden-Oosten. In alle tweeëntwintig landen van de Arabische wereld wordt uitdrukking gegeven aan grote ontevredenheid en we zien opstanden die in intensiteit verschillen. Autoritaire regimes, zoals in Tunesië en Egypte, zijn gevallen en democratische overgangsprocessen beginnen vorm te krijgen. Sommige landen zitten momenteel in een hoogoplopende interne of internationale conflictsituatie (Libië, Syrië). In andere landen zijn de protesten minder hevig ofwel omdat het protest er met geweld werd of wordt onderdrukt (Syrië, Jemen, Bahrein) ofwel omdat de plaatselijke autoriteiten instemden met snellere politieke hervormingen om te proberen de golf van ontevredenheid in te tomen (Jordanië, Algerije, Marokko). Wij maken nu echter een onafgewerkt proces mee. Nergens heeft de Arabische Lente tot een totaal ander regime geleid. In heel wat gevallen lijken de beloofde hervormingen nu al onder de verwachtingen en de eisen van de bevolking te liggen.
1. Die volksbewegingen worden gedragen door bevolkingen die onder het bewind van het plaatselijk regime veel te lijden hebben gehad onder de talrijke ontberingen. Het bijzondere aan die bewegingen is dat ze jeugdig en gemengd zijn. Jongeren en vrouwen vervullen een centrale rol in die opstanden. Die opstandige lagen van de Arabische bevolking begrijpen dat de Arabische lente moet worden aangegrepen om hun stem te laten horen en om een rol te kunnen spelen in de nationale geschiedenis. In het bijzonder de vrouwen brengen niet alleen de stereotiepe voorstellingen die men van die landen heeft, aan het wankelen, maar ook de machohouding en patriarchale praktijken die gelegitimeerd werden door ongelijke culturele en/of religieuze tradities. Meer nog dan ingaan tegen het patriarchaat, moeten zij een tweevoudige uitdaging aangaan : enerzijds bijdragen tot de ontmanteling van de autoritaire of dictatoriale politieke ordes en anderzijds, nieuwe rechten verwerven en hun waardigheid als volwaardige burgers herwinnen in een maatschappij die mannen en vrouwen buitengewoon ongelijk behandelt.
2. Zodra de oude regimes omvergeworpen waren in Tunesië en Egypte, wilden de vrouwen, die in grote getale hadden deelgenomen aan de acties en betogingen, niet in een louter huishoudelijke rol worden geduwd, iets waartoe velen hen zouden willen dwingen. Voor sommigen zouden de rechten van de vrouw bijkomstig zijn ten opzichte van de omvang van de doelstellingen van de Arabische revoluties. Volgens die visie is er een hiërarchie van prioriteiten waarbij gelijkheid naar een later stadium wordt verwezen. Dit toont aan dat de vrouwen weliswaar moedig hebben deelgenomen aan de strijd, maar er niet in geslaagd zijn de vruchten hiervan te plukken na de onafhankelijkheid. De Arabische vrouwen hebben lessen getrokken uit het verleden, ze zijn gepokt en gemazeld door alle bewegingen uit het verleden en beseffen de relevantie van het adagium « later is never ». De Arabische vrouwen zijn meer dan ooit vastberaden om hun verantwoordelijkheden als burger op te nemen in een samenleving waar bepaalde segmenten van de bevolking nog altijd huiveren bij de idee dat mannen en vrouwen gelijke rechten zouden hebben. Vandaag blijven de Arabische vrouwen, van Casablanca tot Bagdad, zich verenigen om hun rechten op te eisen en ze willen eraan herinneren dat er geen democratie kan zijn zonder reële en daadwerkelijke gelijke rechten.
3. Dankzij de talrijke hoorzittingen (1) die het adviescomité voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen organiseerde in het kader van haar werkzaamheden, kreeg de commissie een duidelijk beeld van de situatie van de vrouwen in de euro-mediterrane zone en het niet-mediterrane deel van de Arabische wereld. Het adviescomité stelt vast dat vrouwen in heel wat landen niet gelijkwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Hun rechten, of ze nu economisch, sociaal, cultureel, burgerlijk of politiek zijn, worden nog te vaak met voeten getreden en de weg naar echte gelijkheid is nog lang.
4. Het adviescomité is er zich goed van bewust dat de mentaliteit in patriarchale samenlevingen niet van vandaag op morgen zal veranderen. De revoluties zullen daar zeker toe bijdragen maar er zal zeker nog veel tijd voor nodig zijn. Het geeft ook gewillig toe dat wij onze modellen niet zomaar kunnen exporteren. De wijze van emancipatie is specifiek voor elke context en is moeilijk te vergelijken. Wat men daarentegen wel moet doen, is luisteren naar en solidair zijn met die vrouwen om hen te begeleiden in het opbouwen van hun toekomst, om hen te sterken in hun vertrouwen, in hun mogelijkheden en in hun eisen voor een gelijke behandeling en om hen te helpen om alle lagen van de samenleving ervan te overtuigen dat er geen gendergelijkheid kan zijn zonder gelijke rechten.
5. Niettemin, de revoluties kunnen dit parcours versnellen want ze creëren een « window of opportunity » en we mogen deze boot niet missen.
B. Vaststellingen
1. Het beschermen van gelijke rechten voor de Arabische vrouwen : de uitvoering van de CEDAW
1.1. Het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 18 december 1979, bekleedt een belangrijke plaats in de rij van internationale verdragen over de rechten van de mens want het herinnert ons aan de onvervreemdbare rechten van vrouwen die de helft van de wereldbevolking uitmaken.
1.2. De geest van het Verdrag is ingegeven door de grondbeginselen van de Verenigde Naties die opnieuw hun geloof in de fundamentele rechten van de mens, in de waardigheid en de waarde van de menselijke persoon en in de gelijke rechten van mannen en vrouwen hebben bevestigd. Een gedetailleerde analyse van de betekenis van het gelijkheidsbeginsel en de middelen om dat te bereiken, toont aan dat het Verdrag niet alleen een internationale verklaring van de rechten van de vrouw is, maar dat het ook een actieprogramma bevat opdat de deelnemende landen de uitoefening van die rechten kunnen waarborgen.
1.3. Heel wat Arabische landen hebben dat Verdrag geratificeerd. Toch is er enige terughoudendheid over verschillende kernartikelen van het Verdrag (het betreft de artikelen 2, 9, 15, 16 en 29). Het betreft voornamelijk artikelen over de gezinssituatie en de persoonlijke status van de vrouw. Verschillende Arabische staten argumenteren dat dit onverenigbaar is met het moslimgeloof.
1.4. Toch moeten we ook beseffen dat Islam niet noodzakelijk een hinderpaal vormt voor de rechten van de vrouw. Maleisië en moslimgroepen in India vormen een mooi voorbeeld van hoe een moderne interpretatie van de islam kan bijdragen tot een promotie van de rechten van de vrouw.
1.5. Het adviescomité verheugt zich over het feit dat Marokko zijn voorbehoud bij die artikelen heeft laten varen. Er dient wel te worden opgemerkt dat Marokko al grote vooruitgang had geboekt, meer bepaald via de hervorming van het familierecht in 2004 dat ertoe strekt meer gendergelijkheid in te voeren.
2. Het Actieplan van Istanbul
2.1. Het Actieplan van Istanbul (API) werd goedgekeurd tijdens de eerste euro-mediterrane conferentie in Turkije in november 2006. Dat actieplan is een instrument om de plaats en de rol van de vrouw te steunen, de mediterrane regio verder te ontwikkelen en een nieuwe dynamiek te geven aan de euro-mediterrane dialoog. De partners van de Unie voor het Middellands Zeegebied (UMZ) hebben tijdens die conferentie afgesproken om in een gemeenschappelijk actiekader te werken, gespreid over vijf jaar, om gelijkheid in te voeren en alle vormen van genderdiscriminatie weg te werken.
2.2. Tijdens de tweede interministeriële conferentie over de grotere rol voor vrouwen in de samenleving, die op 11 en 12 november 2009 plaatsvond in Marrakech, wilde men een stand van zaken opmaken over de nagekomen beloftes van 35 landen van de regio. Er werd vastgesteld dat een aantal landen zoals Marokko belangrijke verworvenheden hebben verwezenlijkt sinds de conferentie van Istanbul, meer bepaald inzake vrouwenemancipatie, maar in andere landen is het Actieplan dode letter gebleven. Dit wordt aangestipt in een verslag van het euro-mediterrane netwerk van de rechten van de mens (EMNRM), waarin staat vermeld dat het Actieplan van Istanbul bijna totaal onbekend is bij de overheden en niet-gouvernementele actoren van de betrokken landen. Hierdoor zijn er voor de hand liggende moeilijkheden om beleidsmaatregelen voor meer gendergelijkheid daadwerkelijk toe te passen.
2.3. De deelnemers aan die tweede conferentie hebben de volgende toezeggingen gedaan :
— gezamenlijke toezegging voor meer gendergelijkheid;
— de gemeenschappelijke internationale verplichtingen naleven inzake de rechten van de mens en in het bijzonder de CEDAW, en meer bepaald het voorbehoud dat gemaakt werd bij de CEDAW wegwerken;
— gendergelijkheid integreren in de nationale actieplannen;
— essentiële prioriteiten : de burger- en politieke rechten, economische rechten, culturele en sociale rechten moeten in concrete actieplannen worden opgenomen;
— vrouwelijke migranten en vluchtelingen : verplichting om hun rechten in acht te nemen;
— geweld tegen vrouwen : alle vormen van geweld tegen vrouwen tegengaan door wetgevende en praktische maatregelen goed te keuren;
— de uitvoering van ondubbelzinnige en duidelijke nationale actieplannen waarbij in specifieke doelstellingen wordt voorzien op korte, middellange en lange termijn en in een tijdsschema om de door het API vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken;
— belang en zichtbaarheid van het API : bewustmaking en communicatie zijn uiterst belangrijk om het API meer in beeld te brengen;
— synergieën met regionale en internationale instrumenten : samenwerking met internationale organisaties, in het bijzonder de UNO; noodzaak om de rechten van de vrouw te integreren in de programma's van de euro-mediterrane dialoog;
— het middenveld dient deel te nemen aan en betrokken te zijn bij het API;
— voorzien in een mechanisme voor voortgangsbewaking en evaluatie van het API;
— gepaste financiële middelen verstrekken voor de daadwerkelijke uitvoering en follow-up van het API.
3. De evolutie van de Arabische lente bekeken vanuit het standpunt van gendergelijkheid
3.1. Algemeen :
3.1.1. Het comité boog zich in het bijzonder over de situatie van de vrouwen en hun rol tijdens de betogingen en volksopstanden die plaatshebben of plaatshadden in verschillende Maghreb- en Mashrek-landen. Er kan worden vastgesteld dat vrouwen wezenlijk hebben deelgenomen aan die protestbewegingen.
3.1.2. Die bevolkingen eisen politieke, economische en sociale hervormingen. Die revoluties fungeren als klankbord voor de diepe verzuchtingen van de bevolking met betrekking tot vrijheid, echte democratie en betere levensomstandigheden voor de burgers.
3.1.3. Dit streven naar vrijheid, echte democratie en sociale rechtvaardigheid vereist immers een rechtstreekse, ernstige en open dialoog waaraan alle politieke en sociale krachten deelnemen, met inbegrip van vrouwen, die de democratie, de rechtsstaat en de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in acht nemen, een dialoog die zal leiden tot echte en wezenlijke hervormingen.
3.1.4. Voor dat geleverde werk wil het adviescomité zijn solidariteit betuigen met de vrouwen uit die verschillende landen en hulde brengen aan hun moed en vastberadenheid. Het steunt voluit hun gewettigde democratische ambities om een rechtsstaat en sociale rechtvaardigheid in die landen te verkrijgen en het wijst nog eens op het belang van gendergelijkheid in de opkomende nieuwe regimes.
3.1.5. Het adviescomité maakt zich zorgen over het discours van de overgangsregering in bepaalde landen waarin beweerd wordt dat er dringendere zaken te regelen zijn dan de man-vrouw-problematiek. Het comité kan noch met de rechtsgeldigheid, noch met de relevantie van een dergelijk argument instemmen. Het adviescomité is ervan overtuigd dat de strijd voor de rechten van de vrouw onlosmakelijk verbonden is met de politieke strijd voor democratie, vrijheid en het economisch en sociaal welzijn. Voor het adviescomité kan een echte democratie enkel via gendergelijkheid verlopen. Waartoe zou anders de wezenlijke inzet van de vrouwen voor de revolutie hebben gediend, als er geen hervorming van de samenleving komt waarin de rechten van de vrouw de plaats krijgen die ze verdienen.
3.1.6. Uit de hoorzittingen blijkt dat de situatie in termen van gendergelijkheid erg verschilt van land tot land. De Arabische samenlevingen mogen niet over één kam worden geschoren. Landen als bijvoorbeeld Tunesië of Marokko zijn veel verder gevorderd op het vlak van gendergelijkheid dan Saoedi-Arabië of Jemen.
3.1.7. Zoals hierboven reeds werd aangestipt, hebben vrouwen een belangrijke rol gespeeld in die revoluties. Ook al zijn sommige vrouwen het symbool van de Arabische Lente geworden, men mag niet uit het oog verliezen dat een revolutie het gedrag van de bevolking niet kan veranderen van vandaag op morgen maar dat, integendeel, de man-vrouwrelaties een werk van lange adem zijn, daar is onze westerse samenleving het bewijs van.
3.1.8. Het Adviescomité wil vervolgens aanstippen dat de grote moeilijkheid voor die vrouwen erin bestaat vooruitgang te boeken zonder de verworvenheden te verliezen. Er moet op worden toegezien dat de recente of minder recente hervormingen niet terug ter discussie worden gesteld. Het Iraaks voorbeeld heeft ons geleerd dat dit risico heel reëel is. De zogeheten laws of personal status van 1959 beperken de mogelijkheden van polygamie en voeren een gelijk erfrecht in voor mannen en vrouwen, maar sommige geloofsgroeperingen zouden die progressieve bepalingen willen terugschroeven en vervangen door meer behoudsgezinde bepalingen.
3.2. De specificiteit van elk land, op basis van de vooruitgang die de volksbewegingen boeken voor wat de plaats van de vrouw en de verwezenlijkingen ter zake betreft.
3.2.1. De landen waar een democratiseringsproces aan de gang is :
Egypte : De golf van hoop voor de vrouwen werd vervangen door desillusie. De vrouwen stonden vooraan bij de opstanden op het Tahrir-plein, maar ze hebben nagenoeg geen rol gespeeld in de overgangsperiode naar de parlementsverkiezingen.
Vrouwen zijn onvoldoende georganiseerd en weinig betrokken bij het politieke leven waardoor het voor hen moeilijk is deel te nemen aan verkiezingen.
Het Comité wenst de aandacht te vestigen op het feit dat er geen enkele vrouw zitting had in het grondwettelijk comité dat de nieuwe Grondwet moest voorbereiden, noch binnen het raadgevend burgercomité dat « raad van wijze mannen » wordt genoemd. Het Comité stelt vast dat er geen enkele wil inzake genderevenwicht op de verkiezingslijsten bestond en dat de grondwetsherziening (bij referendum goedgekeurd op 19 maart jl.) slechts voorziet in een mannelijke kandidaat voor de presidentsverkiezing. De vrouwenorganisaties eisen nochtans de invoering van quota van 30 % vrouwen in het Parlement.
Tunesië : In Tunesië was de vrouwenbeweging al enige jaren vooruitgang aan het boeken, met enkele mooie resultaten tot gevolg.
Het huwelijksvermogensrecht werd er vanaf 1957 hervormd en een van de voornaamste verwezenlijkingen in dat kader was de afschaffing van polygamie.
Het Tunesische parlement telde ongeveer 20 % vrouwen, wat heel wat meer is dan het gemiddelde in de andere Arabische landen (10 %). Dit land zou een voorbeeld moeten zijn voor zijn buurlanden, aangezien de overgangsautoriteiten een wet hebben goedgekeurd (artikel 16 van de decreet-wet) betreffende gendergelijkheid op de verkiezingslijsten, die bij de volgende verkiezingen uit evenveel mannen als vrouwen moeten bestaan en ook volgens het ritsprincipe moeten worden samengesteld.
Het is wel een uitdaging geweest om hiervoor voldoende vrouwen te vinden.
Het valt echter te betreuren dat er geen enkele vrouw zitting had in de commissie die de verkiezingen heeft voorbereid, noch in de andere instanties waar men een denkoefening over de overgang naar democratie is gestart.
Prominente vrouwen in Tunesië doen pogingen om dit te wijzigen, maar tot nu toe zonder veel succes.
3.2.2. De landen in open conflict :
In Syrië heerst een veel grotere traditie van repressie ten opzichte van vrouwen. De weg die hier moet worden afgelegd, is dus een pak langer dan in bijvoorbeeld Marokko of Tunesië.
Libië : waar de vrouwen inspraak willen in de ontwikkeling van de samenleving en het land en hun plaats opeisen in het huidige transformatieproces. Hierdoor hopen ze mee de krijtlijnen te tekenen voor een voor hen gunstigere toekomst.
De rol van vrouwen tijdens de Libische revolutie lijkt op eerste zicht heel discreet, maar in werkelijkheid is hun bijdrage erg subtiel maar wel degelijk erg belangrijk. Vrouwen die zetelen in de Libische Nationale Overgangsraad (NOR), zoals Salwa Bugaighis, zijn zeer actief binnen de beslissende organen en nauw betrokken bij het optekenen van mensenrechtenschendingen door de strijdkrachten van Kadhafi. Ook tijdens de dagelijkse persmomenten van de opstandelingen zijn het vaak vrouwen die het woord hebben genomen. Vrouwen zijn zich steeds meer gaan organiseren in verenigingen, zoals « De nichten van Mokhtar », en organiseerden massamanifestaties waarbij de eis om een einde te maken aan het geweld tegen vrouwen hoog bovenaan de agenda stond.
De strijdkrachten van Khadafi zouden zich in dorpen, waar ze veel tegenkanting ondervonden, aan seksuele en andere geweldplegingen ten aanzien van de lokale vrouwen hebben onderworpen. Eind april werd op een VN-vergadering achter gesloten deuren door de Amerikaanse ambassadeur, Susan Rice, verklaard dat de Khadafi-aanhangers met viagra zouden worden bevoorraad om ten volle te kunnen verkrachten. Er is dus duidelijk sprake van verkrachting als oorlogswapen.
Een bewijs hiervan was Imane el-Obeidi, de dame die eind maart een hotel met internationale pers binnen liep om te melden dat ze herhaaldelijk werd gefolterd en verkracht door Khadafi-troepen. De vrouw werd door de veiligheidsdiensten meegenomen en alle bewijzen werden vernietigd.
Kraamklinieken kampten met een tekort aan antiseptica, waardoor ze alleen kunnen gebruikt worden voor het steriliseren van operatiemateriaal. Door de onrusten werden verschillende private klinieken gesloten en zijn veel vrouwen op de vlucht. Hierdoor werd de toeloop van zwangere vrouwen in de ziekenhuizen in Bengazi onhoudbaar.
De toekomst van de Libische vrouwen is afhankelijk van de vooruitgang van het land. We moeten erop letten dat dit geen pijnlijk ontwaken wordt voor de vrouwen.
3.2.3. De landen die indirect betrokken zijn bij de Arabische Lente :
In Marokko was de vrouwenbeweging al enige jaren vooruitgang aan het boeken, met enkele mooie resultaten tot gevolg. Zo zijn er bijvoorbeeld vrouwengroepen die de religieuze teksten herinterpreteren op basis van gender, zodat ze de religieuze argumenten om pariteit en gelijkheid in de wet en in het dagelijks leven tegen te houden, kunnen aanvallen met sterke argumenten.
De evaluatie in 2007 van de praktische toepassing van het nieuwe Familiewetboek in Marokko binnen het gezin toont aan dat ondanks de onbetwistbare verbetering van de rechtspositie van de vrouw binnen het gezin, er door tradities en economische onzekerheid een aantal obstakels blijven bestaan die een behoorlijke toepassing van de nieuwe bepalingen van het Wetboek in de weg staan, meer bepaald in landelijke gebieden.
Een belangrijke hervorming heeft plaatsgevonden. De Marokkaanse Grondwet wil van het begrip genderevenwicht een grondwettelijk beginsel maken (artikel 19). Dit is een belangrijke stap vooruit waarover de vrouwenorganisaties die op dit gebied actief zijn, verheugd zijn.
In Saoedi-Arabië begint de roep van vrouwen ook stilaan luider te klinken. In aanloop naar de verkiezingen van 29 september 2011 zijn vragen gerezen om het electoraal systeem te herzien zodat ook vrouwen hun stem kunnen uitbrengen. Zowel de politieke als religieuze leiders erkennen dat er geen basis is in de Sharia om deze regels te handhaven. Maar gezien de huidige gespannen situatie wil de overheid momenteel geen toegevingen doen ter zaken. Ze zijn bang dat dit hun autoriteit zou ondermijnen en zwakte zou tonen.
Het feit dat Saoedi-Arabië momenteel lid is van de Uitvoerende Raad van UN Women zou ook vooruitzichten met zich mee kunnen brengen voor de vrouwen. Dit is wel enkel en alleen te danken aan het feit dat er geen andere kandidaten waren in de categorie maar volgens de Saoedische regering zijn ze hierin verkozen ter erkenning van het naleven van de vrouwenrechten in hun land.
4. Acties van de Belgische regering, EU en Internationale Gemeenschap
4.1. Belgische regering :
De Belgische regering hield een pleidooi bij de hoge vertegenwoordiger voor de Europese Unie (EU), Catherine Ashton, om gebruik te maken van verschillende financiële instrumenten om vrouwen en vrouwenorganisaties te ondersteunen.
De minister van Buitenlandse Zaken heeft tijdens verschillende bezoeken aan de regio de rol van vrouwen gepromoot.
Tijdens de onderhandelingen van Indicatieve Samenwerkingsakkoorden door de Belgische regering, is de genderadviseur steeds aanwezig om erover te waken dat gender in alle sectoren gemainstreamd wordt en dat er specifieke projecten worden uitgeschreven met betrekking tot het versterken van vrouwenrechten.
4.2. Europese Unie :
De EU is betrokken bij tal van observatiemissies bij verkiezingen en helpt verschillende landen om hun verkiezingen voor te bereiden. Het doel is om hierbij te komen tot een percentage van minimaal 30 % vrouwen in elk parlement. Hiertegenover staat erg veel geld, dus tot nu toe is het vrij goed gelukt om deze eis door te drukken.
De EU is gevraagd door Tunesië om haar bij te staan bij de verkiezingen en een exploratiemissie is ter plaatse geweest.
Er hebben verkiezingswaarnemingsoperaties plaatsgevonden tijdens de maanden die aan de verkiezingen voorafgingen.
In Marokko geeft de EU budgetsteun aan genderbeleid om onder meer vormingen te geven aan vrouwen over verkiezingen.
In Egypte worden lokale vrouwenbewegingen gesteund. Jammer genoeg zijn deze niet goed georganiseerd omdat ze in het verleden verboden waren en het is dus moeilijk om hun positie in de samenleving te versterken.
4.3. Verenigde Naties :
UN Women heeft een regionaal bureau opgericht in Tunesië met de bedoeling om de trein van democratisering niet te missen.
Via UN Women zal druk worden uitgeoefend op Saoedi-Arabië als lid van de Raad van Bestuur om bij de verkiezingen het electoraal systeem aan te passen zodat vrouwen ook stemrecht krijgen.
C. Aanbevelingen :
1. Onderwijs-alfabetisering
Het bestrijden van de hoge graad van analfabetisme bij vrouwen is onontbeerlijk voor hun emancipatie. Het Comité wijst in het bijzonder Jemen en Marokko met de vinger, waar de alfabetiseringsgraad heel laag is. Het Adviescomité pleit voor het recht op onderwijs voor vrouwen en meisjes, zonder discriminatie of ongelijkheid. Ook de toegang tot alle onderwijsniveaus en alle onderwijsmateriaal moet voor vrouwen en meisjes worden gewaarborgd.
2. Bestrijding van de straffeloosheid
Het Comité dringt bij de internationale instanties in het bijzonder aan op de noodzaak om de straffeloosheid te bestrijden die geldt voor daders die vrouwen tijdens en na de revolutie hebben gefolterd en mishandeld.
3. Informatie-bewustmaking
Het is essentieel de internationale gemeenschap bewust te blijven maken van de toestand van vrouwen, in het bijzonder wat betreft het geweld dat tegen hen wordt gepleegd. In de landen van de Euromediterrane zone kan dit met name op internationale fora die plaatsvinden op politiek, economisch of cultureel niveau, zodat vrouwen niet worden vergeten. Bewustmaking kan ook door getuigen bij ons uit te nodigen. Naar het voorbeeld van de hoorzitting in het Europees Parlement op 20 juni jongstleden, wenst het Comité een ontmoeting met vrouwenverenigingen uit die landen te organiseren.
Het Comité dringt ook in het bijzonder aan op de noodzaak om acties te ondersteunen van organisaties als de vereniging « burgerengagement » in Egypte, die een campagne voor vrouwen heeft georganiseerd om hen bewust te maken van de uitdagingen in de overgangsperiode, met name wat een mogelijke achteruitgang betreft op het gebied van hun rechten en status.
Het Comité meent dat ook de media van de Euromediterrane zone bewust moeten worden gemaakt van de beginselen van gendergelijkheid en deelname van vrouwen aan de besluitvorming, onder meer om genderstereotiepen te bestrijden.
4. Het CEDAW
Er moet druk worden uitgeoefend op deze landen in overgang en ze moeten worden bewustgemaakt zodat de nieuwe regimes de beperkingen op het CEDAW-Verdrag opheffen. De landen van de Euromediterrane zone zouden ook het optioneel Protocol moeten bekrachtigen.
Een reële en concrete toepassing van de bepalingen van het Verdrag moet worden aangemoedigd, wat veronderstelt dat de grondwetten en de wetgeving in die landen met het CEDAW in overeenstemming moeten worden gebracht.
5. Steun aan vrouwenverenigingen en vakbonden
In de landen waar ze bestaan, moeten vrouwenverenigingen uit het maatschappelijk middenveld actief worden gesteund. Het oprichten van vrouwenfora moet worden aangemoedigd door hen te helpen zich te organiseren, zodat zij volwaardig aan de democratische overgang kunnen deelnemen. Het gaat er meer bepaald om hen te helpen hun acties te structureren dank zij opleidingen, het bepalen van duidelijke doelstellingen en het evalueren van de middelen waarover zij beschikken.
Een federatie van deze vrouwenbewegingen en -organisaties per land zou interessant zijn omdat zij er zouden kunnen discussiëren over hun ideeën, standpunten, visie op de toekomst, doelstellingen en ervaringen.
Het Comité dringt erop aan dat de EU, België en de Verenigde Naties verschillende financiële instrumenten, actieplannen en samenwerkingsovereenkomsten tussen vrouwengroeperingen aanwenden om steun te verlenen aan vrouwenverenigingen en op dit niveau een positief signaal te geven.
Vrouwengroepen die de islam herinterpreteren om er een meer vrouwvriendelijke kijk op te hebben, blijken een goede manier om vastgeroeste waarden en normen om te buigen. Deze groepen moeten ondersteund worden en met elkaar in contact gebracht worden zodat ze informatie kunnen uitwisselen en hun krachten kunnen bundelen.
De vakbonden (die hoofdzakelijk mannelijke groeperingen zijn die de rechten van mannen verdedigen) moeten ertoe worden aangezet ook de rechten van vrouwen te verdedigen. Dit is mogelijk dank zij steun via het onderwijs en de bewustwording van verschillende groeperingen.
6. Deelname van vrouwen aan de politiek
Het Adviescomité Gelijke Kansen roept op om ook op parlementair niveau druk uit te oefenen. Via parlementaire netwerken, zoals de Interparlementaire Unie, kan duidelijk worden gemaakt aan de collega's in de euro-mediterrane zone hoe belangrijk het opdrijven van het aantal vrouwen in de politiek is.
In de landen waar er reeds quota voor vrouwen zijn vastgelegd (Tunesië, Marokko), maar de kans bestaat dat het argument dat er te weinig vrouwen beschikbaar zijn, gebruikt wordt om de regel terug te draaien, moeten we organisatorische en financiële steun bieden om de pariteit te kunnen handhaven en vooral waakzaam te blijven dat de regels niet worden herzien.
Het is belangrijk dat Europese landen hun ervaring aanwenden om hulp te verlenen aan de ontwikkeling van politieke partijen, en inzonderheid vrouwen aanmoedigen om actief aan het politieke leven deel te nemen, zodat er duidelijke doelstellingen en strategieën worden bepaald en vervolgens bereikt.
Het Adviescomité dringt verder aan op een versterking van instellingen als het Parlement in die landen. Toezicht op de verkiezingen is belangrijk, maar een begeleiding na de verkiezingen is dat evenzeer aangezien het democratisch proces duurzaam zal moeten worden gemaakt en de werking van de democratische instellingen dus zal moeten worden ondersteund.
7. Unie voor het Middellandse Zeegebied
Het Comité pleit ervoor de Unie voor het Middellandse Zeegebied aan te sporen na te denken over de recente ontwikkelingen en zonder dralen te handelen door het indienen van voorstellen over de beste manieren om de democratie, waaronder de gelijkheid van mannen en vrouwen, in haar lidstaten en de regio te bevorderen, en over mogelijke hervormingen om haar eigen rol te versterken en doeltreffender te maken.
8. Het actieplan van Istanbul
Alles moet in het werk worden gesteld om een strategie te bepalen die het Actieplan van Istanbul meer zichtbaarheid geeft, zowel voor gouvernementele en niet-gouvernementele actoren als voor het maatschappelijk middenveld van de lidstaten van de Unie voor het Middellandse Zeegebied.
De toekomstige nieuwe regimes zouden concrete actieplannen moeten opstellen, met duidelijke doelstellingen in het kader van de verbintenissen die in 2009 zijn aangegaan tijdens de tweede Euromediterrane conferentie in Marrakesh.
9. Ontwikkelingshulp
De Belgische regering moet in haar ontwikkelingsbeleid met landen uit de Euromediterrane zone sterk inzetten op de uitvoering van de mensenrechtenclausule, in het bijzonder de rechten van de vrouw. Hiervoor dient het duidelijke indicatoren op te stellen en deze op te nemen in de Indicatieve Samenwerkingsakkoorden. Bij het vernieuwen van deze akkoorden dient de minister de vooruitgang op het vlak van mensenrechten te evalueren en hierover te rapporteren aan het Parlement.
10. Toezien op vooruitgangsproces
We moeten er op toezien dat de reeds verworven rechten niet teruggedraaid worden, als we het debat openen. Aangezien verworven rechten zoals deze op huwelijksleeftijden, polygamie, eremoorden, erfrecht en echtscheiding met wederzijdse toestemming in vele landen reeds van toepassing zijn, mogen we niet toelaten dat deze bij het aangaan van de discussie zouden worden teruggedraaid.
11. Het behoud van de verworvenheden
Het Comité eist dat er uiterst waakzaam wordt toegekeken op de nieuwe grondwetten, waarin hervormingen uit het verleden ten gunste van de rechten en de status van vrouw te allen prijze moeten worden behouden en voortgezet om de positie van de vrouwen te verbeteren.
(1) Zie volledig verslag van de hoorzittingen, stuk Senaat nr. 5-850/1.