5-99COM | 5-99COM |
De voorzitster. - De heer Jean-Marc Delizée, staatssecretaris voor Sociale Zaken, belast met Personen met een handicap, antwoordt.
De heer Dirk Claes (CD&V). - De vergoeding die `normale' vrijwilligers krijgen, mag niet meer dan 30,82 euro per dag bedragen en per jaar de 1232,92 euro niet overschrijden. Artikel 17quinquies van het koninklijk besluit van 28 november 1969 bepaalt dat deze beperkingen niet van toepassing zijn op speciale categorieën van vrijwilligers, namelijk de vrijwillige brandweerlieden zoals bedoeld in artikel 17quater. Hun onkostenvergoeding is vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen, voor zover ze het bedrag van 785,95 euro per kwartaal niet overschrijdt. Dat is dus aanzienlijk meer dan bij een `normale' vrijwilliger.
Verder is artikel 17quinquies ook niet van toepassing op de vrijwillige leden van de civiele bescherming en de vrijwilligers ingeschakeld in de dringende geneeskundige hulpverlening.
Artikel 17quinquies wordt echter door het koninklijk besluit van 9 mei 2007 opgeheven. Daardoor is er discussie ontstaan over wie wel en wie niet onder de vrijstelling valt en dat geeft op het terrein toch wel problemen.
Ik heb dan ook de volgende vragen.
Welke onkostenvergoeding is vrijgesteld voor de vrijwillige brandweerlieden?
Welke onkostenvergoeding is vrijgesteld voor de vrijwillige ambulanciers die werken in de dringende medische hulp?
Indien blijkt dat vrijwillige brandweerlieden inderdaad een hogere vergoeding krijgen dan vrijwillige ambulanciers, is er dan geen sprake van discriminatie en moeten we die dan niet uit de wereld helpen?
De heer Jean-Marc Delizée, staatssecretaris voor Sociale Zaken, belast met Personen met een handicap. - Ik lees u het antwoord van minister Onkelinx.
Zoals u weet, hebben de vrijwillige brandweerlui een statuut sui generis. In theorie moeten ze geen socialezekerheidsbijdragen betalen, voor zover de vergoeding voor hun prestaties als vrijwillige brandweerman het bedrag van 996,74 euro per kwartaal niet overschrijdt.
Hoewel de regelgeving hierover niets bepaalt, verduidelijkte mijn voorganger dat het onderscheid tussen regelmatige en uitzonderlijke prestaties van toepassing blijft, zoals dat overigens al vóór 1 januari 1991 het geval was.
Op basis van dit onderscheid worden de vergoedingen die aan de vrijwillige brandweerlieden werden toegekend voor uitzonderlijke prestaties, zoals dringende en onvoorziene prestaties, altijd, ongeacht het bedrag, van sociale bijdragen vrijgesteld.
De vergoedingen voor regelmatige prestaties, zoals opleidingen en oefeningen, worden slechts van sociale bijdragen vrijgesteld indien ze het bedrag van 996,74 euro per kwartaal niet overschrijden.
Ik wil er toch aan toevoegen dat de RSZPPO de prestaties van de vrijwillige brandweerlui in het kader van de dringende medische hulpverlening altijd belast. Voor deze prestaties houdt men dus geen rekening met de drempel van 996,74 euro per kwartaal.
Het Instituut voor Sociaal Recht van de KULeuven heeft onlangs onderzoek gedaan naar de socialezekerheidssituatie van de `vrijwillige brandweerman'. De conclusies en voorstellen van deze studie hebben het voorwerp uitgemaakt van overleg tussen de betrokken besturen.
Mijn bestuur werkt momenteel trouwens aan een voorstel rond het statuut sui generis.
De RSZPPO meent op basis van het voorbereidende werk van de vrijwilligerswet van 3 juli 2005 dat de vrijwillige ambulanciers die in de dringende medische hulp werken, dus de dienst 100, niet onder deze wet vallen. Op hun `vergoedingen' moeten dus altijd socialezekerheidsbijdragen worden betaald.
Momenteel bestaat er over deze interpretatie echter geen eensgezindheid. Sommigen zijn immers de mening toegedaan dat vrijwillige ambulanciers wel degelijk onder de vrijwilligerswet vallen. In dat geval kunnen ze een forfaitaire of reële onkostenvergoeding ontvangen zonder dat ze daarop sociale bijdragen moeten betalen.
De forfaitaire onkostenvergoeding bedraagt momenteel 30,82 euro per dag en 1232,92 euro per jaar. De compensaties die de vrijwillige ambulancier van de organisatie ontvangt, kunnen hoger zijn dan deze bedragen, zonder dat er op deze onkostenvergoedingen socialezekerheidsbijdragen moeten worden betaald. De vrijwilliger moet dan wel aan de hand van bewijsstukken aantonen dat het om reële kosten gaat. Indien aan deze verplichting niet wordt voldaan, wordt de vrijwilliger als een gewone werknemer beschouwd en zijn op de ontvangen bedragen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd.
Aangezien de vergoedingen die de vrijwillige brandweerlieden krijgen voor hun prestaties in het kader van de dringende medische hulpverlening door de RSZPPO volledig aan de sociale zekerheid onderworpen zijn, is er geen sprake van discriminatie.
Ten slotte moet de kwalificatie in de sociale zekerheid van de vergoedingen van de vrijwillige brandweerlui worden gestroomlijnd. Maar aangezien dit budgettaire gevolgen heeft, zal de volgende regering zich daarover moeten buigen.
De heer Dirk Claes (CD&V). - Ik ben zeker erg geïnteresseerd in de studie van de KUL, omdat ze over het statuut van de vrijwilliger gaat.
Ik begrijp natuurlijk dat er geen discriminatie is - eigenlijk gaat het om een omgekeerde discriminatie ten opzichte van de brandweermannen - maar vrijwillige ambulanciers hebben wel een probleem. Eigenlijk hebben ze maar één keuze: heel veel onkosten indienen om zo vrijstelling van sociale bijdragen te krijgen. Dat zal in de praktijk ook gebeuren.
Bij de vrijwillige brandweerposten werkt zeer veel personeel en dat moet toch eens worden bekeken. Wanneer de volgende minister het statuut van de vrijwillige brandweerman bekijkt, dring ik erop aan dat hij er ook het statuut van de vrijwillige ambulanciers in opneemt en een globale regeling uitwerkt. Dat zal de problemen op het terrein oplossen.