5-1030/1

5-1030/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

22 JUNI 2011


Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Régio's. Hervorming van de EU-staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang (COM (2011) 146 def.)

Advies in het kader van de politieke dialoog met de Europese Commissie


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

DE HEREN MORAEL EN BOOGAERTS


I. PROCEDURE

De commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden heeft de mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende de hervorming van de EU-staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang (COM (2011) 146 def.) besproken tijdens haar vergaderingen van 4 en 25 mei en 22 juni 2011. Dit met het oog op het uitbrengen van een advies in het kader van de procedure van de politieke dialoog met de Europese Commissie (« Barroso-procedure »).

De bedoeling van deze mededeling van de Europese Commissie is een politiek debat met stakeholders en met andere instellingen op gang te brengen over de komende herziening van het staatssteunpakket inzake diensten van algemeen economisch belang.

Het betreft een reeks maatregelen die in 2005 zijn goedgekeurd, met name de Beschikking (EG) nr. 842/2005 van de Commissie van 28 november 2005 « betreffende de toepassing van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst die aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen wordt toegekend » (1) (hierna « DAEB-beschikking » genoemd) en de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (hierna « DAEB-kaderregeling » genoemd) (2) . In deze teksten heeft de Commissie duidelijk gemaakt hoe de staatssteunbepalingen van het Verdrag (de artikelen 106 en 107 VWEU) op compensaties voor diensten van algemeen economisch belang worden toegepast.

De DAEB-kaderregeling loopt in november 2011 af en zowel de DAEB-kaderregeling als de DAEB-beschikking bevatten een bepaling dat een evaluatie van die regels moet plaatsvinden op basis van een brede raadpleging.

Nadat de verschillende fracties voorstellen van advies hadden ingediend, besliste de commissie om deze voorstellen integraal in het verslag op te nemen en geen voorstel van advies van de commissie op te stellen.

II. ADVIES BETREFFENDE DE MEDEDELING VAN DE COMMISSIE INZAKE DE HERVORMING VAN DE « EU-STAATSSTEUNREGELS VOOR DIENSTEN VAN ALGEMEEN ECONOMISCH BELANG », COM(2011) 146 DEF., INGEDIEND DOOR MEVROUW LIEVE MAES NAMENS DE N-VA-FRACTIE

Overeenkomstig het tweede protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel in bijlage bij het Verdrag van Lissabon, beschikken de nationale parlementen over de mogelijkheid om wetgevende initiatieven van de Europese Unie te toetsen aan het subsidiariteitsprincipe (artikel 5 VEU).

Sedert 1 september 2006 zendt de Europese Commissie ook rechtstreeks haar discussiedocumenten (groenboeken, witboeken en mededelingen) naar de nationale parlementen (Barroso-initiatief). De nationale parlementen kunnen hierop opmerkingen formuleren met het oog op een betere beleidsbepaling.

In het licht van deze laatste mogelijkheid, het zogenaamde Barosso-initatief, heeft de Senaatscommissie Financiën en Economische Aangelegenheden kennis genomen van de mededeling van de Commissie inzake de Hervorming van de « EU-staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang », COM(2011) 146 def.

Zoals afgesproken bij de regeling der werkzaamheden volgt deze nota de structuur van de mededeling van de commissie. De teksten uit de mededeling zijn soms overgenomen ter illustratie en zijn cursief.

A. Inleiding

De herziening van het pakket moet worden gezien in het kader van de ruimere beleidsdoelstellingen van de Commissie op het gebied van openbare diensten. In haar mededeling « Naar een Single Market Act » heeft de Commissie toegezegd (voorstel nr. 25) om tegen 2011 een mededeling vergezeld van een maatregelenpakket met betrekking tot diensten van algemeen belang aan te nemen. Daarbij heeft zij beklemtoond dat de EU en de lidstaten ervoor moeten zorgen dat openbare diensten makkelijker op het passende niveau kunnen worden aangeboden, aan duidelijke financieringsregels zijn onderworpen, van de hoogste kwaliteit zijn en ook daadwerkelijk voor iedereen toegankelijk zijn.

De beoordeling van de mededeling van de commissie met betrekking tot de staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang staat niet op zich maar moet ook gezien worden tegen de achtergrond van de recente evoluties aangaande de sterk toegenomen Europese rol voor economische convergentie en beheersing van de overheidsschulden.

Enerzijds hebben diensten van algemeen belang een belangrijke rol te vervullen om het sociale en inclusieve karakter van ons maatschappijmodel te vrijwaren. Diensten van algemeen economisch belang vormen daar een grote deelverzameling van en zijn een wezenlijke factor om verscheidene van de tien Europees geformuleerde richtsnoeren te halen. Ook bij het halen van sommige doelstellingen van het competitiviteitspact zoals werkzaamheidsgraad is bijvoorbeeld de sociale economie een belangrijk gegeven.

Anderzijds verhoogt dit de druk om ook binnen het kader van diensten van algemeen economisch belang te komen tot een optimale allocatie van middelen om met de beschikbare budgettaire ruimte een maximum aan kwalitatieve diensten te leveren. De onverkorte uitvoering van de dienstenrichtlijn en de implementatie van het rapport Monti met betrekking tot de « Single Market » zijn belangrijk voor de Europese competitiviteit in het algemeen. Ook de diensten van algemeen economisch belang moeten zo veel als mogelijk gebed worden in correcte marktmechanismes, zij het met correcties.

1. De pijlers van een toekomstige hervorming

1.1. Meer duidelijkheid

— de voorwaarden waaronder compensatie voor diensten van algemeen economisch belang geen staatssteun vormt omdat met de aanbesteding de dienstverrichter « tegen de laagste kosten voor de gemeenschap » wordt geselecteerd of omdat de berekende tarieven in lijn zijn met die van een doelmatige en goed beheerde onderneming;

Het laatste criterium « berekende tarieven in lijn met die van een doelmatige en goed beheerde onderneming » is vaak een moeilijk hanteerbaar criterium. Ook de het concept van een « redelijke winst » is zeer afhankelijk van de sector en andere omstandigheden. Om te vermijden dat hierdoor inefficiënte allocatie van middelen ontstaat of bestendigd wordt, is het voornaam dat waar mogelijk een toetsing aan de markt gebeurt en dat hiervoor een ruim geheel van instrumenten toegelaten/aangereikt wordt.

Om een onrechtmatige concurrentie tussen marktspelers te vermijden dient duidelijk vast te staan welke elementen verrekend worden als compensatie. Ieder element dat ertoe strekt een speler een voordeel te geven ten opzichte van zijn concurrenten dient aangemerkt te worden als compensatie. Zo zijn er naast de financiële compensatie eventueel ook : toegang tot data, specifieke belastingregimes, steun in natura of door mankracht, toegang tot infokanalen voor promotie, ...

1.2. Een gediversifieerde en evenredige aanpak

Het bestaande pakket is op min of meer eenvormige wijze van toepassing op een sterk uiteenlopende groep economische sectoren en spelers. De Commissie is voornemens om, in het kader van de komende hervorming, een duidelijker onderscheid te maken tussen de verschillende soorten diensten, afhankelijk van de mate waarin staatssteun in deze economische sectoren een ernstig risico op verstoringen van de mededinging op de interne markt inhouden.

Bij het maken van een verder onderscheid tussen de verschillende soorten diensten en sectoren dient er over gewaakt te worden dat er een logisch geheel ontstaat met bestaande sector-specifieke regelingen.

1.2.1. Vereenvoudiging

In het algemeen zal de Commissie ervoor proberen te zorgen dat de administratieve belasting voor de betrokken overheidsinstanties in verhouding staat tot de effecten die een maatregel op mededinging op de interne markt heeft. In dat verband zal de Commissie bezien onder welke voorwaarden en in welke omstandigheden bepaalde steunmaatregelen als de-minimismaatregelen kunnen worden aangemerkt, voor welk soort diensten en onder welke voorwaarden er een afzonderlijke aanmelding volgens de staatssteunregels vereist is, en of de drempels om te bepalen of de bestaande DAEB-beschikking van toepassing is, dienen te worden aangepast.

Een vereenvoudiging is belangrijk en kan gebeuren door procedures te vereenvoudigen of de drempels te verhogen zoals hier voorgesteld. Het is aangewezen voornamelijk op de eerste vereenvoudigingswijze te mikken. Zelfs indien, oordelend vanuit het kader van correcte mededinging tussen lidstaten, een verhoging van deze drempels toelaatbaar lijkt, kunnen er negatieve effecten zijn met betrekking tot mededinging tussen regio's en tussen marktspelers.

1.2.2. Doelmatigheid van met openbaredienstverplichtingen belaste grootschalige commerciële diensten

In het kader van deze herziening gaat de Commissie dan ook na in hoeverre zij, wanneer zij zich moet uitspreken over de goedkeuring van steunmaatregelen ten behoeve van diensten van algemeen economisch belang, meer aandacht moet besteden aan de aspecten doelmatigheid en kwaliteit. Daarbij kan het ook gaan om maatregelen die de nodige transparantie tot stand moeten brengen met betrekking tot overheidsbestedingen voor diensten van algemeen economisch belang of het bepalen en nader omschrijven van verplichtingen met betrekking tot diensten van algemeen economisch belang (met inachtneming van de ruime beoordelingsvrijheid waarover de lidstaten op dit punt beschikken), alsmede om maatregelen waarmee de doelmatigheid tijdens de looptijd van een contract voor diensten van algemeen economisch belang in aanmerking kan worden genomen.

Zonder vooruit te willen lopen op de subsidiariteitstoets kan toch de vraag gesteld worden of de aspecten doelmatigheid en kwaliteit adequater kunnen beoordeeld worden op het niveau van de commissie of op het niveau van de lidstaten. Daarentegen zou een grotere nadruk op verzamelen en publiceren van kerndata omtrent DAEB en bijhorende indicatoren voor effectiviteit, efficientië en kwaliteit, de lidstaten en regio's toelaten meer geïnformeerde keuzes te maken.

III. STANDPUNT INGEDIEND DOOR DE HEER AHMED LAAOUEJ EN MEVROUW MARIE ARENA, IN NAAM VAN DE PS-FRACTIE, BETREFFENDE DE MEDEDELING VAN DE EUROPESE COMMISSIE (146) MET BETREKKING TOT DE « HERVORMING VAN DE EU-STAATSSTEUNREGELS VOOR DIENSTEN VAN ALGEMEEN ECONOMISCH BELANG »

De diensten van algemeen belang

Als reactie op het consultatiedocument van de Europese Commissie (146) dat verscheen in de vorm van een mededeling met betrekking tot de « hervorming van de EU-staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang », wil de PS-fractie van de Senaat stellen :

— dat de diensten van algemeen belang een essentiële component vormen van het patrimonium, het welzijn en de emancipatie van de Europese burgers, die in de Europese Unie en haar lidstaten meer bepaald bijdragen tot :

* een betere levenskwaliteit voor de Europese burgers en meer sociale, milieugebonden en territoriale samenhorigheid;

* de bestrijding van sociale uitsluiting en vereenzaming;

* het bevorderen van de sociale rechten waarop de Europese burgers aanspraak mogen maken;

— dat de diensten van algemeen belang tot doel horen te hebben kwaliteitsvolle service te bieden aan een redelijke prijs en voor iedereen toegankelijk te zijn, met inachtneming van de principes van continuïteit, gelijkheid van toegang, algemeenheid, technologische flexibiliteit en transparantie;

— dat de diensten van algemeen belang een belangrijke sector vormen van de Europese economie en ook een groot aantal banen bieden (64 miljoen) (3) ;

— dat de diensten van algemeen belang in periodes van financiële en economische crisis een essentiële, stabiliserende rol vervullen en de Europese burgers beschermen, waardoor zij de sociale impact van de vertraging van de economische groei mee beperken;

— dat artikel 14 VWEU bevestigt dat de DAEB een belangrijke plaats innemen in de gemeenschappelijke waarden van de Unie en meer bepaald verduidelijkt dat de Europese Unie en haar lidstaten erop moeten toezien dat de economische en financiële voorwaarden voor het verstrekken van diensten van algemeen economisch belang vervuld blijven en dat het Europees Parlement en de Raad, door middel van verordeningen overeenkomstig de gewone wetgevende procedure, die voorwaarden moeten vastleggen, onverminderd de bevoegdheid die de lidstaten zelf toebehoort en met inachtneming van de verdragen, zodat deze diensten van algemeen belang verstrekt, verricht en gefinancierd kunnen worden;

— dat protocol nr. 26 VWEU benadrukt dat de bepalingen van de verdragen geenszins afbreuk doen aan de bevoegheid van de lidstaten om diensten van algemeen niet-economisch belang te verstrekken, te laten verrichten en te organiseren en zelfs de essentiële rol en de uitgebreide discretionaire macht van de nationale, regionale en plaatselijke overheden bevestigen om de diensten van algemeen economisch belang te verstrekken, te laten verrichten en te organiseren op een manier die zo goed mogelijk beantwoordt aan de noden en rechten van de gebruikers, namelijk :

* met respect voor de nationale verschillen;

* ervoor zorgend dat de diensten van algemeen economisch belang betaalbaar blijven;

* met gelijke behandeling;

* ervoor zorgend dat die diensten algemeen toegankelijk zijn;

— dat artikel 106, § 2, VWEU bepaalt dat de ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang of die het karakter dragen van een fiscaal monopolie, vallen onder de regels van de Verdragen, met name onder de mededingingsregels, voor zover de toepassing daarvan de vervulling, in feite of in rechte, van de hun toevertrouwde bijzondere taak niet verhindert;

— dat de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en meer bepaald het arrest Altmark van 24 juli 2003, de compensaties voor openbare diensten uitsluit van het terrein van de staatssteun wanneer zij beantwoorden aan de volgende vier voorwaarden :

* de begunstigde onderneming moet daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen en, die verplichtingen moeten duidelijk omschreven zijn (machtiging);

* de parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend, moeten vooraf op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld (methodiek);

* de compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een « redelijke winst » uit de uitvoering van die verplichtingen, te dekken (verbod op overcompensatie);

* wanneer de keuze niet is gemaakt in het kader van een openbare aanbesteding, moet het bedrag van de compensatie worden vastgesteld aan de hand van de kosten die een « gemiddelde, goed beheerde onderneming » zou hebben gemaakt;

— dat de Europese instellingen en de lidstaten van de Europese Unie verzocht moeten worden om :

1. reële rechtszekerheid te bieden aan de operatoren die diensten van algemeen economisch belang verstrekken, alsook aan de overheden die verantwoordelijk zijn voor de conceptie, de regeling en de evaluatie van deze diensten, door :

* overeenkomstig de gewone wetgevende procedure een kaderrichtlijn aan te nemen inzake de diensten van algemeen belang, die een stabiel en zeker wetgevend kader waarborgt dat een basis biedt van duidelijke grondslagen en regels, met de passende financiering en met inachtneming van de beginselen van subsidiariteit, algemeenheid en gelijke toegang (artikel 14 et 114, VWEU);

* het aannemen van reglementen (meer bepaald in de sectoren van de post, energie, telecommunicatie, spoorwegen, watervoorziening, enz.) die tot doel hebben de voorwaarden, in het bijzonder de economische en financiële voorwaarden, vast te leggen, waardoor de taken van de diensten van algemeen economisch belang uitgevoerd en gefinancierd kunnen worden overeenkomstig de gewone wetgevende procedure; deze sectorale reglementen hebben tevens tot doel de criteria voor de financiering en de levering van de algemene diensten vast te leggen;

2. een duidelijker onderscheid te maken tussen de diensten van algemeen economisch belang (DAEB), die overwegend economisch van aard zijn en onder de mededingingsregels vallen van artikel 106, § 2, VWEU (bijvoorbeeld : post, spoorwegen, energie en telecommunicatie) en de diensten van algemeen belang die niet economisch van aard zijn, overeenkomstig artikel 2 van protocol 26 VWEU. Deze laatste diensten omvatten onder andere onderwijs, sociale zekerheidsstelsels, veiligheid van het luchtvaartverkeer, diensten voor het bestrijden van de vervuiling, gezondheidszorg in het algemeen (behalve diensten die duidelijk economisch van aard zijn zoals laboratoria voor klinische biologie, ziekenvervoer, enz ...) en de sociale diensten van algemeen belang (zoals kinderopvangpunten, crèches, opvangcentra voor alleenstaanden of verslaafden, ...);

3. voorrang te geven aan het subsidiariteitsbeginsel, dat de lidstaten en de regionale en plaatselijke overheden veel ruimte laat (artikelen 5, § 3, en 14, protocol nr. 26, VWEU) en in dit verband eraan te herinneren dat de lidstaten soeverein zijn wat de organisatie van de diensten van algemeen belang betreft, ook inzake de uitbesteding van die diensten aan een overheidsoperator.

4. te benadrukken dat de sociale diensten van algemeen belang geen diensten van algemeen economisch belang zijn, wanneer zij een economische activiteit omvatten die bijkomstig is, naast een hoofdactiviteit die niet-economisch is;

5. de sociale diensten van algemeen belang te definiëren, op basis van de verduidelijking van bepaalde kenmerken :

* de geringe impact van deze diensten op de intra-communautaire uitwisseling, gezien hun lokale karakter en hun basisdienstverlening die onpersoonlijk van aard is;

* de levering van die diensten is exclusief voorbehouden aan die personen, hetzij door middel van individuele acties, hetzij door middel van geïntegreerde en collectieve acties op bepaalde levensterreinen;

* een groot deel van die diensten zijn gericht op afhankelijke of kwetsbare personen die niet op dezelfde manier als andere consumenten beschikken over keuzevrijheid of zelfstandigheid wat de vervulling van hun vitale en sociale basisbehoeften betreft;

* de co-existentie van dienstverleners, overheidsinstellingen en speciaal opgerichte VZW's die bij de sociale en de gemengde economie horen en die in partnerschap werken, waarbij vrijwilligerswerk een belangrijke rol speelt;

* het solidariteitsbeginsel, dat ten grondslag ligt aan de acties van de overheid en de organisaties binnen de sociale economie, waardoor er geen sprake is van het soort relatie dat bestaat tussen leverancier en consument;

6. de sociale diensten van algemeen belang en alle diensten van algemeen belang die geen significante invloed hebben op de intra-communautaire uitwisseling, uit te sluiten van de Europese regelgeving in verband met de overheidssteun;

7. de Europese Commissie een rapporterings- en follow-up-opdracht toe te vertrouwen bij het Parlement en de Raad, over de manier waarop de sociale diensten van algemeen belang in de EU geleverd worden, en het Rekenhof van de Europese Unie te gelasten met het opstellen van een jaarlijks rapport aan het Europees Parlement, over de prestatie van de diensten van algemeen economisch belang op economisch vlak, in het licht van de doelstellingen van de EU-strategie 2020 en over de gevolgen van de vrijmaking van deze sectoren op het sociale en ecologische vlak, alsook op het vlak van het aantal banen en de kwaliteit van die banen;

8. de toepasselijkheid te evalueren van het begrip « compensatie » als bedoeld in het arrest Altmark en dit begrip voor de bijzondere opdrachten van de sociale diensten van algemeen belang indien nodig uitbreiden tot de nodige investeringen op lange termijn, met inachtneming van het volgende :

* een compensatie moet het mogelijk maken de opdrachten van de diensten van algemeen economisch belang uit te voeren met een hoog niveau van kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid (artikel 14, 106, protocol nr. 26, VWEU) en moet het de agenten mogelijk maken te werken in waardige arbeidsomstandigheden overeenkomstig het Europees recht en het intern recht van de lidstaten;

* een compensatie moet rekening houden met de met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborg van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid (artikel 9 VWEU);

* de sociale diensten van algemeen belang moeten worden vrijgesteld van de meldingsprocedures voor de compensaties van de taken van openbare dienst;

* er dient een bijzondere inspanning te worden gedaan om de toegang tot de regels inzake financiering te vereenvoudigen en te democratiseren;

9. hierbij meer bepaald en in het kader van de werkzaamheden betreffende de diensten van algemeen belang, het sociaal en economisch comité; het comité van de regio's, de vakbondsorganisaties, de verbruikersorganisaties, de overlegplatformen van de regulatoren van de betrokken sectoren en alle georganiseerde instanties voor reflectie of bevordering van de diensten van algemeen belang te betrekken.

IV. ADVIES BETREFFENDE DE MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S « HERVORMING VAN DE EU-STAATSSTEUNREGELS VOOR DIENSTEN VAN ALGEMEEN ECONOMISCH BELANG » (COM (2011) 146 DEF.), IN NAAM VAN DE MR-FRACTIE INGEDIEND DOOR DE HEREN RICHARD MILLER EN FRANÇOIS BELLOT

A. Inleiding

De commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden heeft in het raam van de procedure die het « Barroso-initiatief » wordt genoemd, beslist de zaak te analyseren en opmerkingen te maken bij de Europese Commissie over haar Mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's : Hervorming van de EU-staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang (COM (2011) 146 def — 23 maart 2011).

Het pakket maatregelen betreffende staatssteun voor diensten van algemeen economisch belang (DAEB) — ook het « post-Altmark-pakket » geheten — zal binnenkort door de Europese Commissie worden herzien.

Dit pakket bevat een reeks maatregelen die in 2005 zijn goedgekeurd, met name beschikking 2005/842/EG van de Commissie betreffende de toepassing van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van compensaties voor de openbare dienst die aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen worden toegekend (DAEB-beschikking) en de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (DAEB-kaderregeling); in die maatregelen heeft de Commissie duidelijk gemaakt hoe de staatssteunbepalingen van het Verdrag op compensaties voor het verrichten van DAEB worden toegepast.

B. Openbare diensten binnen de « architectuur » van de Europese Unie

Het staat aan de lidstaten of aan de lokale entiteiten om de diensten van algemeen belang te organiseren. De Europese Unie is daarentegen bevoegd om erop toe te zien dat het beginsel van de vrije concurrentie wordt geëerbiedigd : de diensten van algemeen belang van « economische aard » (DAEB) dienen dus de door de EU vastgestelde mededingingsregels na te leven.

DAEB zijn commerciële diensten gericht op een breed publiek (postdiensten, energievoorziening, elektronische communicatiediensten, of openbare vervoersdiensten) maar ook een breed scala van diensten in de zorg en de sociale dienstverlening.

Bepaalde diensten van algemeen belang (DAB) kunnen een economisch karakter en een niet economisch karakter hebben, zoals de sociale diensten van algemeen belang (SDAB). Alleen die met een economisch karakter vallen onder de mededingingsregels van het VWEU.

Krachtens de artikelen 106 en 107 van het VWEU moet de compensatie die de overheden toekennen voor het verrichten van DAEB worden onderzocht op het aspect staatssteun — en dus worden beoordeeld door de Commissie — tenzij is voldaan aan elk van de vier voorwaarden die het HJEG in zijn Altmark-arrest vaststelt. Het Altmark-arrest van 24 juli 2003 sluit compensaties voor openbare diensten uit het toepassingsgebied van de staatssteun indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :

— de begunstigde onderneming moet werkelijk belast zijn met de uitvoering van duidelijk omschreven openbare dienstverplichtingen;

— de compensatie moet worden berekend aan de hand van objectieve en transparante parameters;

— de compensatie mag niet hoger zijn dan nodig voor de kosten die werden gemaakt voor de verrichting van de openbare dienstverplichtingen, inclusief « een redelijke winst »;

— indien er geen openbare aanbesteding is geweest, moet de compensatie worden vastgesteld op basis van een analyse van de kosten die een « gemiddelde, goed beheerde » en goed uitgeruste onderneming zou hebben gemaakt.

Overigens vallen de verrichters van DAEB slechts onder de mededingingsregels in het algemeen, en onder de staatssteunregels in het bijzonder, voor zover die regels de vervulling, in feite of in rechte, van de hun toevertrouwde bijzondere taak niet verhinderen.

In 2005 brachten de DAEB-beschikking en de DAEB-kaderregeling verduidelijking over de toepassing van de regels inzake staatssteun aan de DAEB. Het Altmark-arrest bood immers niet alle antwoorden op de vraag of bepaalde compensaties voor openbare diensten al dan niet als staatssteun werden gekwalificeerd. Het « post-Altmark-pakket » is sindsdien de voornaamste grondslag inzake staatssteun in verband met de DAEB. De beschikking geeft aan op welke voorwaarden compensaties aan een onderneming ten behoeve van de uitvoering van openbare dienstverplichtingen verenigbaar kan worden beschouwd met de staatssteunregels en van aanmelding bij de Commissie zijn vrijgesteld. De DAEB-kaderregeling daarnaast, bepaalt op welke voorwaarde compensaties die niet onder de DAEB-beschikking vallen, door de Commissie toch verenigbaar kunnen worden verklaard.

Tegelijk werden verscheidene staatssteunregels op sectoraal niveau uitgewerkt (transport, telecommunicatie, energievoorziening, post). Die sectorale regels worden nu eens in plaats van de DAEB-beschikking en de DAEB-kaderregeling toegepast, dan weer gezamenlijk ermee (vb. : post).

C. Financiering van de openbare diensten en controle op de staatssteun

Herziening van het « post-Altmark-pakket » — ambitie van de hervorming

De DAEB-beschikking en -kaderregeling voorzien in een evaluatie van hun bepalingen (4) . De Commissie heeft dus sinds 2008 een brede raadpleging van de betrokken spelers gehouden.

De herziening van het « post-Altmark-pakket » past echter in een ruimere context. In een mededeling van november 2010 met als titel « Naar een Single Market Act » (5) , zegt de Commissie in haar voorstel nr. 25 toe om een mededeling vergezeld van een maatregelenpakket met betrekking tot diensten van algemeen belang aan te nemen. Daarbij heeft ze het volgende beklemtoond : « De Unie en de lidstaten moeten erop toezien dat openbare diensten (met inbegrip van sociale diensten) die aan de behoeften van de Europeanen beantwoorden, makkelijker op het passende niveau kunnen worden aangeboden, aan duidelijke financieringsregels zijn onderworpen, van de hoogste kwaliteit zijn en tevens effectief voor iedereen toegankelijk zijn. »

Hoe belangrijk het is dat overheidsmiddelen correct worden ingezet, is bij de economische en financiële crisis gebleken. Meer dan ooit blijkt het noodzakelijk meer aandacht te hebben voor de economische efficiëntie van de overheidsuitgaven en de productiviteit in het algemeen te stimuleren.

De MR-fractie steunt de Europese Commissie in haar algemene ambitie om de bijdrage die de openbare diensten kunnen leveren voor een groter economisch herstel in de EU te versterken. De lidstaten moeten bepaalde diensten tegen betaalbare voorwaarden waarborgen voor al hun burgers (bijvoorbeeld ziekenhuizen, onderwijs, communicatie, energie en transport).

Tegelijk is een doelmatige inzet van overheidsmiddelen voor DAEB dé sleutel voor het concurrentievermogen van de EU en de economische cohesie tussen de lidstaten.

Alleen doelmatige openbare diensten van hoge kwaliteit zullen een daadwerkelijke bijdrage leveren aan groei en banen in de EU.

Eén van de sleutelgegevens van de hervorming wordt dus het nastreven van de kwaliteit van de verrichte diensten en de doelmatige inzet van de overheidsmiddelen, terwijl concurrentievervalsing binnen de interne markt zo efficiënt mogelijk moeten worden voorkomen.

De vooropgestelde hervorming moet de naleving van de mededingingsregels van de EU garanderen en bijgevolg volledig sporen met de algemene doelstelling van het EU-staatssteuntoezicht, dat ervoor wil zorgen dat lidstaten alleen staatssteunmaatregelen ten uitvoer leggen die bijdragen tot een doelstelling van gemeenschappelijk belang, goed zijn ontworpen, evenredig zijn en de mededinging en het handelsverkeer tussen lidstaten niet verstoren.

In verband met het aspect « Meer duidelijkheid van de vooropgestelde hervorming » :

In het licht van de raadplegingen van de Europese Commissie zijn de indieners overtuigd van de meerwaarde die het « post-Altmark-pakket » inzake rechtszekerheid biedt.

Enkele verbeteringen kunnen evenwel worden overwogen om bepaalde begrippen te verhelderen en duidelijker en eenvoudiger instrumenten tot stand te brengen om een eenvoudiger toepassing van die regels door de lokale en nationale overheden te waarborgen. Uit de raadplegingen die de Commissie organiseerde, is immers gebleken dat talrijke vergissingen en onzekerheden in verband met bepaalde begrippen konden leiden tot foutieve toepassingen van de regels, met name in de sector van de sociale diensten.

De indieners wensen dus te beklemtonen dat de overheidsadministraties een gebruiksvriendelijke en efficiënte « gereedschapskist » moet worden geboden, die geschikt is voor elke relevante problematiek (zoals financiering, overheidsbestellingen, of samenwerking tussen overheden), om de kwaliteit van die diensten beter te evalueren en op sectorale en transnationale basis vergelijkingen te maken.

De vastgestelde maatregelen moeten begrijpelijk zijn en toegepast worden, wat impliceert dat er efficiënt wordt gecontroleerd of ze in acht worden genomen en dat er aangepaste sancties volgen wanneer ze niet in acht worden genomen.

Tevens is het noodzakelijk dat de burgers de kans krijgen een oordeel uit te spreken over de kwaliteit van de diensten die hun worden geboden, met name in de context van de liberaliseringshervormingen van de grote netwerknijverheden (transportdiensten, postdiensten, energie) en dat beter wordt tegemoet gekomen aan de eis om universele toegang tot diensten die de Europeanen als essentieel in hun dagelijks leven beschouwen (bijvoorbeeld de postdiensten), want de kwaliteit van de openbare diensten gaat noodzakelijkerwijze hand in hand met de toegankelijkheid ervan, ook wat de prijs betreft.

Tot slot onderstrepen de indieners dat het belangrijk is de continuïteit van de openbare diensten bij staking te verzekeren, door effectief een minimumdienst te organiseren.

In verband met het aspect « Een gediversifieerde en evenredige aanpak van de vooropgestelde hervorming » :

De indieners steunen de Europese Commissie in haar wil om de toepassing van de regels te vereenvoudigen voor bepaalde soorten openbare diensten met een kleine omvang en met een lokale draagwijdte, met een beperkte impact op de handel tussen de lidstaten, en daarentegen meer oog te hebben voor overwegingen in verband met de efficiëntie en de concurrentie voor de behandeling van commerciële diensten die duidelijk een Europese reikwijdte hebben.

V. VOORSTEL VAN ADVIES BETREFFENDE DE MEDEDELING VAN DE COMMISSIE INZAKE DE HERVORMING VAN DE « EU-STAATSSTEUNREGELS VOOR DIENSTEN VAN ALGEMEEN ECONOMISCH BELANG », COM(2011) 146 DEF., INGEDIEND DOOR DE HEER PETER VAN ROMPUY NAMENS DE CD&V-FRACTIE

Overeenkomstig het tweede protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel in bijlage bij het Verdrag van Lissabon, beschikken de nationale parlementen over de mogelijkheid om wetgevende initiatieven van de Europese Unie te toetsen aan het subsidiariteitsprincipe (artikel 5 VWEU).

Sedert 1 september 2006 zendt de Europese Commissie ook rechtstreeks haar discussiedocumenten (groenboeken, witboeken en mededelingen) naar de nationale parlementen (Barroso-initiatief). De nationale parlementen kunnen hierop opmerkingen formuleren met het oog op een betere beleidsbepaling.

In het licht van deze laatste mogelijkheid, het zogenaamde Barosso-initatief, heeft de Senaatscommissie Financiën en Economische Aangelegenheden kennis genomen van de mededeling van de Commissie inzake de Hervorming van de « EU-staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang », COM(2011) 146 def.

A. Beoordeling van de mededeling

De Senaatscommissie Financiën en Economische Aangelegenheden is van oordeel dat het optreden van de EU op het vlak van de staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang voordelen genereert ten opzichte van het optreden door de individuele lidstaten afzonderlijk.

Zonder een voorafname te willen doen op een mogelijk debat inzake een subsidiariteitstoets met betrekking tot een wetgevend initiatief in een latere fase, is de Senaatscommissie Financiën en Economische Aangelegenheden van mening dat een optreden van de Europese Unie voldoet aan het subsidiariteitsbeginsel wanneer dat optreden de diensten van algemeen economisch belang viseert die een significant effect ressorteren op de interne markt. Louter lokale diensten van algemeen economisch belang zonder significant effect op de interne markt worden daarom ook het best onderworpen aan een nationale regeling of een vereenvoudigde Europese regeling zoals de Commissie zelf aangeeft in haar mededeling.

Met betrekking tot de proportionaliteit van het voorstel, spreekt de Senaatscommissie Financiën en Economische Aangelegenheden zich vooralsnog niet uit en behoudt zij zich het recht voor om een mogelijk wetgevend initiatief op dit vlak in een latere fase te toetsen aan het proportionaliteitsbeginsel.

De Senaatscommissie Financiën en Economische Aangelegenheden erkent de essentiële rol die diensten van algemeen economisch belang vervullen op het vlak van de gedeelde waarden en de economische ontwikkeling van de Unie, evenals op het vlak van de sociale en territoriale cohesie en de welvaart van de burgers binnen de EU.

De Senaatscommissie Financiën en Economische Aangelegenheden deelt de mening van de Commissie dat overheidsmiddelen economisch doelmatig besteed moeten worden en een bijdrage moeten leveren aan een duurzame economische groei en werkgelegenheid binnen de EU. Vanuit deze optiek schaart de commissie zich achter de herziening van de staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang.

Voor de Senaatscommissie Financiën en Economische Aangelegenheden is het van belang dat een herziening rekening houdt met de volgende doelstellingen die elkaar aanvullen :

— Geen falsificatie of verstoring van de vrije mededinging binnen de EU — De overheid respecteert de marktwerking en treedt slechts op wanneer er een lacune bestaat binnen de markt, wanneer de marktwerking geen correcte of faire uitkomst biedt voor alle burgers of wanneer de uitkomst niet voldoet aan de vooropgestelde kwaliteitseisen;

— Duidelijkheid — Duidelijkere staatssteunregels dienen de rechtszekerheid en het investeringsklimaat binnen de Europese Unie. Op dit vlak is het onder meer van belang dat een duidelijke definitie wordt uitgewerkt van de « sociale diensten van algemeen belang »;

— Kwaliteit en doelmatigheid — Diensten van algemeen economisch belang worden belast met taken van algemeen belang en geheel of gedeeltelijk gefinancierd met staatsmiddelen. Daarom is het noodzakelijk dat er ook duidelijke en concrete eisen worden gesteld inzake de kwaliteit van de dienstverlening en de doelmatigheid van de aangewende middelen. In deze optiek moeten de voorwaarden geponeerd in het Altmark-arrest van 2003, verder uitgewerkt en geconcretiseerd worden;

— Sociale dimensie — Bij de uitwerking van wetgevende initiatieven houdt de Commissie voldoende rekening met de sociale dimensie van diensten van algemeen belang.

VI. VOORSTEL VAN RESOLUTIE N.A.V. DE MEDEDELING VAN DE EUROPESE COMMISSIE OVER DE HERVORMING VAN DE EU-REGELS VOOR DIENSTEN VAN ALGEMEEN ECONOMISCH BELANG INGEDIEND DOOR DE HEER FRANK VANDENBROUCKE NAMENS DE SP.A-FRACTIE

A. Toelichting

Op 23 maart 2011 heeft de Europese Commissie een mededeling gepubliceerd over de komende herziening van het staatssteunpakket voor diensten van algemeen economisch belang of DAEB (6) (ook wel « post-Altmark-pakket » geheten). Daarmee wil ze een politiek debat op gang brengen. De kaderregeling inzake DAEB, waarin de Commissie duidelijk heeft gemaakt hoe de staatssteunbepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (artikelen 106 en 107) op compensaties voor diensten van algemeen economisch belang worden toegepast, loopt in november 2011 immers af. In haar mededeling « Naar een Single Market Act » (7) stelde de commissie duidelijk haar visie op openbare diensten voor : ze moeten makkelijker op het passende niveau kunnen worden aangeboden, aan duidelijke financieringsregels zijn onderworpen, van de hoogste kwaliteit zijn en ook daadwerkelijk voor iedereen toegankelijk zijn. Die openbare diensten kunnen vele vormen aannemen, van commerciële diensten tot diensten in de zorg en sociale dienstverlening. Maar alleen diensten die een economische component bevatten, vallen onder het staatssteuntoezicht, in zoverre er niet is voldaan aan elk van de vier voorwaarden die het Hof van Justitie in haar « Altmark »-arrest heeft geformuleerd.

B. Voorstel van resolutie

De Senaat,

— gelet op het door het Europees Parlement aangenomen verslag over een interne markt voor Europeanen van 6 april 2011, inzonderheid artikel 55;

— gelet op de mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's over de hervorming van de EU-staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang van 23 maart 2011;

— gelet op het rapport « Een nieuwe strategie voor de interne markt » (Monti-rapport) van 9 mei 2010;

— gelet op de resolutie van het Europees Parlement over de sociale diensten van algemeen belang in de Europese Unie van 14 maart 2007;

— is van mening dat de mededeling van de Europese Commissie een stap in de goede richting is;

— is van mening dat de toepassing van de staatssteunregels niet zeer duidelijk is, wat tot grote (rechts)onzekerheid leidt, hetgeen ook blijkt uit de genoemde resolutie van het Europees Parlement (« overwegende dat er een zekere dubbelzinnigheid bestaat wat betreft bepaalde fundamentele begrippen op dit gebied, zoals « openbare dienst », « dienst van algemeen belang », « dienst van algemeen economisch belang », « sociale dienst van algemeen belang », en dat deze dubbelzinnigheid in recente communautaire besluiten nog steeds bestaat, hetgeen bijdraagt aan de rechtsonzekerheid in deze sector »);

— benadrukt het belang van sociale investeringen i.k.v. de realisatie van de EU2020-doelstellingen en betreurt het bijgevolg dat de Europese Commissie niet verder ingaat op de sociale diensten van algemeen economisch belang (SDAEB), nochtans een expliciete vraag in de hogervermelde resolutie van het Europees Parlement (« overwegende dat er dan ook een dringende behoefte bestaat aan verduidelijking van de fundamentele begrippen terzake en van het rechtskader waarin de SDAB functioneren, met name verduidelijking van het beginsel van algemeen belang en de normen inzake mededinging en overheidssteun » en « overwegende dat de sociale diensten in geen geval mogen worden herleid tot een restcategorie die wordt gedefinieerd als een categorie die niet kan worden gelijkgesteld met commerciële diensten of diensten van algemeen economisch belang, maar dat zij integendeel, gezien de bevolkingsgroep waarop zij gericht zijn en hun typische kenmerken in termen van organisatie, financiering en taken, moeten worden beschouwd als een specifieke, volwaardige dienstencategorie die van essentieel belang is voor de samenleving »);

— pleit er daarom voor dat de Europese Commissie ook een sectorale benadering voor SDAEB zou voorstellen (eventueel vertrekkende van de uitzonderingen vermeld in de Dienstenrichtlijn);

— pleit ervoor dat aan de erkenning van een DAEB als SDAEB ook consequenties zouden verbonden zijn. Hoewel er dient gestreefd te worden naar het integreren van economische en sociale aspecten, zou bijgevolg voor SDAEB moeten gelden dat de normen inzake interne markt, mededinging en overheidssteun verenigbaar moeten zijn met de openbare dienstverplichtingen, en niet omgekeerd. In de hogervermelde resolutie uit het Europees Parlement « in die context zijn bezorgdheid over recente pogingen om op sommige SDAB regels en beginselen toe te passen die eigen zijn aan diensten en diensten van algemeen economisch belang, zonder rekening te houden met de factoren en beginselen die de SDAB van andere diensten onderscheiden »;

— pleit er bijgevolg voor dat de Europese Commissie zou overwegen om in deze communicatie ook een algemene uitzondering op de aangifteplicht voor SDAEB in te stellen;

— juicht het doel van de Europese Commissie toe om onder andere voor de lokale overheden duidelijkheid te scheppen en meer flexibiliteit te creëren, en pleit er in die context voor dat de Commissie zou voorstellen om de drempel voor niet-aanmelding van staatssteun op te trekken naar de de minimis-drempel van 200 000 euro.

VII. ADVIES BETREFFENDE DE MEDEDELING VAN DE COMMISSIE BETREFFENDE DE HERVORMING VAN DE EU-STAATSSTEUNMAATREGELS VOOR DIENSTEN VAN ALGEMEEN ECONOMISCH BELANG, INGEDIEND DOOR DE HEREN ALEXANDER DE CROO EN BART TOMMELEIN NAMENS DE OPEN VLD-FRACTIE

A. Inleiding

De DAEB-kaderregeling loopt in november 2011 af en zowel deze kaderregeling als de DAEB-beschikking bevatten een bepaling dat een evaluatie van die wetgevingsinstrumenten moet gebeuren op basis van een brede raadpleging.

Die procedure is al sinds 2008 aan de gang bij lidstaten, andere overheden en stakeholders. Op 23 maart van dit jaar publiceerde de Europese Commissie een Mededeling over de « Hervorming van de EU-staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang ». Daarin kondigt ze tegen juli 2011 ontwerpen aan van een nieuwe beschikking en kaderregeling, die dan het voorwerp zullen uitmaken van brede politieke discussies op Europees en lidstaatniveau.

In haar Mededeling maakt de Commissie expliciet de link met de financiële en economische crisis en de noodzaak om de DAEB's een nog grotere rol te laten spelen bij het herstel van de Europese economie. Ze wil de komende hervorming baseren op twee pijlers : meer duidelijkheid en een gediversifieerde en evenredige aanpak.

B. Openbare dienst binnen de EU « architectuur »

De Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) zijn diensten van algemeen belang met een economisch karakter, waardoor zij — net als zuiver economische diensten — vallen onder de regels van interne markt en mededinging.

Nationale en decentrale overheden laten allerlei diensten die zij van algemeen belang achten verzorgen door de markt. Er is daarbij sprake van een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) als de overheid specifieke verplichtingen oplegt aan degene die de dienst aanbiedt, en daarbij (eventueel) financieel bijspringt, om ervoor te zorgen dat de dienst op de gewenste manier wordt aangeboden.

DAEB spelen een belangrijke rol in de samenleving. Of het nu gaat om het verzorgen van openbaar vervoer, het hanteren van redelijke tarieven voor sociaal zwakkeren, sociale woningbouw, ambulancevervoer of het in de lucht houden van een regionale of lokale omroep.

De financiering van de DAEB door de overheid moet overeenstemmen met de reglementering voor staatssteun. Voor DAEB werd een bijzonder wetgevend kader — het zogenaamde Altmark-pakket — uitgewerkt.

De uitspraak van het Europees Hof van Justitie van 24 juli 2003 in de zaak C-280/00 Altmark heeft uitgewezen dat financiering ter compensatie van openbare dienstverplichtingen geen staatssteun is en behoeft daarmee niet te worden aangemeld bij de Commissie mits cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan :

1. De begunstigde onderneming moet daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen en, die verplichtingen moeten duidelijk omschreven zijn.

2. De parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend, moeten vooraf op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld.

3. De compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitvoering van die verplichtingen, geheel of gedeeltelijk te dekken.

4. Wanneer de keuze niet is gemaakt in het kader van een openbare aanbesteding, moet het bedrag van de compensatie worden vastgesteld aan de hand van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming zou hebben gemaakt (rekening houdend met de opbrengsten en met een redelijke winst uit de uitoefening van haar verplichtingen).

Belangrijk in dat verband is dat de bepalingen van artikel 14 VWEU de toepassing van de mededingingsregels op diensten van algemeen economisch belang onverlet laten. Meer bepaald valt, volgens de artikelen 106 en 107 VWEU, de compensatie die overheidsinstanties voor het beheer van een dienst van algemeen economisch belang verlenen, onder het staatssteuntoezicht, tenzij is voldaan aan elk van de hierboven aangegeven vier voorwaarden die het Hof van Justitie in zijn Altmark-arrest heeft vastgesteld.

C. Financiering van de openbare dienstverlening en verfijning van de staatssteunregels

De gediversifieerde en evenredige aanpak behelst ten eerste een vereenvoudiging. Men wil er in het algemeen voor zorgen dat de administratieve belasting voor de betrokken overheidsinstanties in verhouding staat tot de effecten die een maatregel op de mededinging op de interne markt heeft.

Ten tweede gaat het om de efficiëntie van grootschalige commerciële diensten waarop een openbare dienstverplichting rust. Kort gezegd wil de Commissie het vierde « Altmark-criterium » in het pakket introduceren, dat wil zeggen het feit dat de compensatie die de overheid geeft in ruil voor de kosten van de openbare dienstverplichting, ofwel in een openbare aanbesteding bepaald moet worden ofwel vergelijkbaar moet zijn met wat een gemiddelde goed beheerde onderneming zou vragen.

Indieners delen de belangrijkste uitgangspunten van de Europese Commissie. De huidige regeling behoeft vooral verfijning en moet niet radicaal omgegooid worden. Evenmin zijn we voorstander van een ruime framework decision die onvoldoende gediversifieerd kan zijn om zeer verschillende sectoren te omvatten. Bovendien bestaat dan het gevaar (zie boven) dat de interne markt gehavend uit de oefening komt. Ook het rapport-Monti over de voltooiing van de Interne Markt is die mening toegedaan (8) .

Auteurs onderschrijven het gegeven dat de openbare diensten een essentiële rol binnen de gedeelde waarden van de Unie vervullen en dat deze diensten de sociale en territoriale cohesie en de welvaart van burgers in de hele EU bevorderen. De openbare diensten kunnen een nog belangrijkere bijdrage leveren aan de verdere economische ontwikkeling van Europa.

Tengevolge het moderniseringsproces dat op het gebied van de sociale diensten en de gezondheidsdiensten op gang is gekomen vallen een toenemend aantal activiteiten die dagelijks door sociale diensten worden verricht thans onder het Gemeenschapsrecht, omdat zij van economische aard zijn.

D. Wat betreft de verfijning van de huidige regelgeving

Auteurs onderschrijven het belang van de openbare diensten binnen de EU architectuur en onderstreept in het bijzonder de betaalbaarheid, kwaliteit en de veiligheid alsook de gelijke behandeling en de bevordering van de algemene toegang en de rechten van de gebruiker. De verfijning moet als doel hebben te komen tot een betere allocatie van de overheidsmiddelen om tot een betere, universeel toegankelijke en efficiënte dienstverlening voor de gebruikers te komen. In het kader van de langetermijnvisie van de EU 2020-strategie moet de vooropgestelde verfijning sporen met het verwezenlijken van de doelstelling van een duurzame en in hoge mate concurrerende sociale markteconomie.

Wij willen dat de dienst van algemeen economisch belang tegen de laagste kosten voor de gemeenschap geleverd worden en niet concurrentieverstorend werken voor privé-initiatieven die gelijkaardige diensten — maar bijvoorbeeld slechts voor een deelsegment van de markt — kunnen aanbieden. Er moet een daadwerkelijke level playing field worden bewerkstelligd in de vooropgestelde hervorming waarbij de belastingbetaler waar voor zijn geld krijgt. Door de crisis en de vergrijzing komen de overheidsfinanciën onder zware druk. Overheidsmiddelen moeten dus zo efficiënt mogelijk besteed worden om de burger desondanks dezelfde kwaliteit van diensten te kunnen aanbieden, ook — en gezien de crisis misschien vooral — in de sociale sectoren. Dit zijn wat ons betreft belangrijke ijkpunten wat betreft de vooropgestelde verfijning.

Het verder uitbouwen en uitdiepen van het interne marktbeleid heeft een positieve invloed op het sociaal beleid. De Commissie moet erop toezien dat bij het uitwerken en verduidelijken van de basisbegrippen die van belang zijn voor de toepassing van de staatssteunregels op diensten van algemeen economisch belang deze ertoe leiden dat het toepassingsgebied wordt uitgebreid en dit teneinde de marktwerking te verdiepen en nog meer de nadruk te leggen op de concurrentieoverwegingen.

Wij zijn bezorgd dat de huidige financiële en economische crisis door diverse lidstaten gebruikt zou kunnen worden om een terugkeer naar protectionistische maatregelen te rechtvaardigen, terwijl deze crisis juist vraagt om inzet van gemeenschappelijke vrijwaringsmechanismen en dit ook wat betreft de verfijning van de DAEB.

In het bijzonder stellen we vast dat de uitvoering van de regels van de interne markt nog steeds niet overal gelijk worden toegepast omdat de marktnetwerken niet voldoende met elkaar zijn verbonden, met name wat betreft de openbare en sociale dienstverlening en de Diensten van Algemeen Economisch Belang. Dit heeft gevolgen voor de klantgerichte dienstverlening, de kostprijs en de efficiëntie waardoor we kansen laten liggen. Marktconforme grensoverschrijdende initiatieven moeten worden gestimuleerd.

Om te komen tot een efficiënte allocatie van de schaarse middelen en gezien de blijvende druk op de overheidsfinanciën moeten bij het verfijnen van de regelgeving de publiekprivate samenwerkingen in de DAEB worden gestimuleerd en opgevolgd door middel van een systematische rapportage per lidstaat op regelmatige basis. Het betrekken van ondernemingen en onderzoeksinstellingen in de openbare dienstverlening zal immers leiden tot meer innovatie en dus een betere openbare dienstverlening.

Tevens moet van zodra tengevolge rechtstreekse of onrechtstreekse staatssteun een risico op verstoring van de mededinging op de interne markt zou kunnen ontstaan vanuit de Commissie een duidelijk en gedetailleerd onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende soorten diensten in de vooropgestelde regelgeving.

Vanuit de vaststelling dat in vele lidstaten nog te weinig KMO's toegang hebben tot de sociale economie vragen de auteurs hieromtrent dat de Commissie hierbij in het bijzonder toekijkt naar de staatssteun en de mogelijke belemmeringen die deze opwerpen wat betreft het toetreden van de KMO's tot de sociale economie.

Tevens merken de auteurs op dat de geleidelijke fragmentatie van regels en de inconsequente tenuitvoerlegging van de wetgeving in de EU in toenemende mate een schadelijk effect hebben op de voltooiing van de interne markt. Hierbij stellen we vast dat de EU nog steeds een intern coherent beleid vastlegt om directe en indirecte belemmeringen voor de goede werking van de interne markt uit de weg te ruimen. Dit betreft in het bijzonder de sociale economie en de diensten van algemeen belang alsook de rechtstreekse en onrechtstreekse vormen van staatssteun en bevoordeling.

E. Wat betreft het toezicht op de staatsteun en de controle

Wij verzoeken de Commissie om voor een adequate uitvoering en omzetting te zorgen door een jaarlijkse evaluatie te maken teneinde een snellere afhandeling van inbreukprocedures te bevorderen. Auteurs stellen vast dat vertragingen bij de afwikkeling van inbreukprocedures een negatief effect hebben op de belangen van burgers. Hierbij moet onder meer gekeken worden naar de reële reikwijdte van de DAEB in de lidstaten. Auteurs roepen in het bijzonder de Commissie op om vaart te zetten achter de totstandbrenging van een beter mechanisme voor de evaluatie van de wijze waarop de regels voor de interne markt op alle niveaus in de verschillende lidstaten in de praktijk toegepast worden en voor de beoordeling van de mogelijkheden die de burgers en bedrijven hebben om hun met de interne markt verband houdende rechten uit te oefenen. Auteurs menen dat dit het best geschiedt via het reeds bestaande « scoreboard van de interne markt ».

Auteurs menen dat de Commissie erop moet toezien dat ingeval overheidsinstanties een onderneming met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang belasten en deze niet voortvloeit uit een publiek private samenwerking er een verscherpt toezicht komt op het marktverstorende effect van de staatssteun;

Wij bevelen aan dat de Commissie bij het invullen van haar beleid openbare diensten van hoge kwaliteit en een doelmatig gebruik van overheidsmiddelen garandeert, om aldus verstoringen van de mededinging op de interne markt zo doeltreffend mogelijk te voorkomen. Proactief optreden inzake mededingen is dan ook onze duidelijke aanbeveling.

F. Wat betreft de gediversifieerde en evenredige aanpak

Wij sluiten aan bij het standpunt van de Commissie dat het risico op concurrentiedistorsies op de interne markt bijzonder hoog is in sectoren die worden gekenmerkt door commerciële activiteiten met een EU-dimensie en waar exploitanten mogelijk met openbaredienstverplichtingen zijn belast. Hierop moet bijzonder worden toegezien bij de vereenvoudiging van de regelgeving.

Wij menen dat in deze de Commissie dient in te zetten op het verder uitwerken van maatregelen die de nodige transparantie tot stand moeten brengen en dit met het oog op een optimale allocatie van de schaarse overheidsmiddelen.

Sommige van de kosten waarvoor lidstaten aan dienstverleners compensatie verlenen, zijn dikwijls het gevolg van geringe doelmatigheid. Een dergelijke situatie verstoort de marktwerking en gaat ten koste gaan van de kwaliteit en de doelmatigheid van de dienstverlening. De Commissie moet hier prioritair een duidelijk kader uitwerken met als uitgangspunt de algemene beleidsdoelstelling van een doelmatige besteding van overheidsmiddelen en een efficiënte allocatie van de middelen.

Wij pleiten voor een pro-actieve aanpak, waarbij alle sectoren die onder deze DAEB vallen, voor verfijning in aanmerking komen.

VIII. VOORSTEL VAN ANTWOORD OP DE HERVORMING VAN DE EU-STAATSSTEUNREGELS VOOR DIENSTEN VAN ALGEMEEN ECONOMISCH BELANG DIE DE EUROPESE COMMISSIE OVERWEEGT, INGEDIEND DOOR DE HEER JACKY MORAEL VOOR DE ÉCOLO-FRACTIE EN MEVROUW FREYA PIRYNS VOOR GROEN !

De Senaat,

— gelet op het feit dat de overheidsdiensten een van de pijlers zijn van het Europese sociale model en de nationale sociale modellen. Zij hebben trouwens een automatisch stabiliserende rol gespeeld tijdens de recente economische crisis door een deel van de negatieve gevolgen op te vangen die de crisis had voor de bevolking en de bedrijven;

— gelet op de vernieuwingen van het Verdrag van Lissabon inzake de diensten van algemeen belang :

* Om te beginnen werd artikel 14 geamendeerd om de goedkeuring mogelijk te maken van een juridisch instrument van de gemeenschap in de vorm van een verordening. Het is nu dus mogelijk juridische zekerheid te bieden zonder te moeten verwijzen naar de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie, dat geval per geval beslecht. Bovendien zal de aanpak langs de gewone wetgevende weg de democratische kloof dichten aangezien de bij democratische verkiezingen verkozen personen de gezamenlijke voorkeuren van de Europeanen ter zake zullen omzetten in toekomstige verordeningen;

* Protocol nr. 26 betreffende de diensten van algemeen belang erkent

• de essentiële rol en de ruime discretionaire bevoegdheid van de nationale, regionale en lokale autoriteiten om diensten van algemeen economisch belang te verrichten, te doen verrichten en te organiseren op een manier die zoveel mogelijk in overeenstemming is met de behoeften van de gebruikers;

• de diversiteit tussen verschillende diensten van algemeen economisch belang en de verschillen in de behoeften en voorkeuren van de gebruikers die kunnen voortvloeien uit verschillende geografische, sociale of culturele omstandigheden;

• het zoeken naar een hoog niveau van kwaliteit, veiligheid en betaalbaarheid, een gelijke behandeling en de bevordering van de algemene toegang en van de rechten van de gebruiker;

• de bepalingen van de Verdragen doen op generlei wijze afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om niet-economische diensten van algemeen belang te verrichten, te doen verrichten en te organiseren;

— gelet op artikel 106, § 2, van het Verdrag dat bepaalt : « De ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang of die het karakter dragen van een fiscaal monopolie, vallen onder de regels van de Verdragen, met name onder de mededingingsregels, voor zover de toepassing daarvan de vervulling, in feite of in rechte, van de hun toevertrouwde bijzondere taak niet verhindert. De ontwikkeling van het handelsverkeer mag niet worden beïnvloed in een mate die strijdig is met het belang van de Unie »;

— gelet op de mededeling van de Europese Commissie, « Hervorming van de EU-staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang » van 23 maart 2011 waarbij een raadpleging wordt gelanceerd;

— gelet op de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen inzake staatshulp met betrekking tot diensten van algemeen belang en het arrest Altmark van 23 juli 2003,

Vraagt de regering :

Inzake rechtszekerheid :

— te pleiten voor het opstellen en goedkeuren van transversale regelgeving. In eerste instantie moet die betrekking hebben op de kwaliteitsvereisten waarop de gebruikers recht hebben en op de kwaliteitsbeoordeling van de geleverde diensten of de financiering. Zij moet ook passen in het kader van de horizontale artikelen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (9) . Zij moet een herzieningsclausule bevatten (bijvoorbeeld om de vijf jaar), gebaseerd op het verslag van de Commissie waarbij rekening wordt gehouden met alle dimensies en dat zal worden voorgelegd aan de Europese comités voor sectoriële dialoog en aan de andere belanghebbende organisaties (consumenten, leefmilieu, ...). Bepaalde technische aspecten kunnen in de gedelegeerde handelingen worden geregeld;

— er tegelijk op toe te zien dat de bestaande sectoriële regelgeving wordt aangevuld om te zorgen voor een universele dienstverlening waar die nog niet bestaat, of de bestaande te versterken, na een democratische en pluralistische evaluatie waarbij ook het middenveld wordt betrokken (vakbonden, verenigingen, enz.).

Inzake de Altmark-criteria :

— bij de Europese overheden het belang te betwisten van het vierde criterium dat het Europees Hof van Justitie in de zaak Altmark aanhaalt, namelijk dat, wanneer de met de uitvoering van openbare dienstverplichtingen te belasten onderneming in een concreet geval niet wordt gekozen in het kader van een openbare aanbesteding, de noodzakelijke compensatie moet worden vastgesteld aan de hand van de kosten van een gemiddelde, goed beheerde onderneming, om de volgende redenen :

* het grootste belang hechten aan de laagste prijs is niet relevant aangezien een financieel voordeel op korte termijn uiteindelijk tot grote problemen kan leiden als de geleverde dienst niet voldoet en er bijkomende onvoorziene prestaties moeten worden geleverd, of het voordelige tarief te wijten is aan onaanvaardbare loon- of arbeidsvoorwaarden of milieuschade veroorzaakt die achteraf zal moeten worden hersteld;

* een « goed beheerde » onderneming is voor interpretatie vatbaar en doet evenmin ter zake aangezien de doelstelling van een bedrijf uit de particuliere sector — winstmaximalisatie — verschilt van de doelstelling van een bedrijf dat een dienst van algemeen belang levert, namelijk het bieden van een kwaliteitsvolle en universele dienstverlening aan een aanvaardbare prijs.

Ook het stelsel van staatshulp moet worden herzien om diensten van algemeen belang te ondersteunen die expliciet bijdragen aan het verwezenlijken van de EU 2020-doelstellingen (10) , of die streven naar het aanpakken van een grote maatschappelijke uitdaging als het gezond ouder worden van de bevolking of de strijd tegen de klimaatverandering;

— niet te aanvaarden dat de Commissie de nadruk legt op een nieuw « efficiëntie »-criterium met als reden dat bepaalde kosten waarvoor de dienstverleners compensatie krijgen van de lidstaten weinig efficiënt blijken.Dit begrip heeft geen eenduidige definitie en is erg moeilijk of onmogelijk te begrijpen in bijvoorbeeld de sectoren van de gezondheidszorg en de sociale huisvesting. Dat toont aan hoe belangrijk het is een pluralistische, transparante en democratische evaluatie te maken van de diensten van algemeen economisch belang, in functie van de doelstellingen die hen zijn opgelegd en eventueel alternatieve indicatoren uit te werken om hun bijdrage aan het collectieve welzijn en de goede werking van de economie te meten.

Inzake de verduidelijking van sleutelbegrippen :

— het plan van de Commissie toe te juichen om een meer gediversifieerd en evenredig antwoord te bieden op de verschillende diensten van algemeen belang en in het bijzonder om de diepgang van de toetsing aan de staatssteunregels afhankelijk te maken van de aard en de omvang van de verrichte diensten. Kleine overheidsdiensten in de sociale sector die het handelsverkeer tussen lidstaten slechts beperkt beïnvloeden, zouden een veel soepeler behandeling moeten krijgen;

— te ondersteunen dat er verduidelijking nodig is voor de begrippen « economische activiteit » en « niet-economische activiteit », zeker ook omdat volgens de rechtsleer van het Europees Hof van Justitie 90 % van de sociale diensten een economische activiteit verrichten en dus de concurrentie- en internemarktregels moeten naleven.

Inzake evaluatie en economische governance :

— de Commissie uit te nodigen gevolg te geven aan de engagementen die zij is aangegaan in haar mededeling van 20 november 2007, « Diensten van algemeen belang, met inbegrip van sociale diensten van algemeen belang : een nieuw Europees engagement » in het kader van het pakket « Een interne markt voor het Europa van de 21e eeuw », namelijk :

* enerzijds, « dat het voor de kwaliteit en de transparantie van het besluitvormingsproces van belang is regelmatig grondige evaluaties uit te voeren en de gebruikte methodes en behaalde resultaten openbaar te maken, opdat zij kunnen worden geverifieerd »;

* anderzijds « aan het [Europees] Parlement een uitgebreide analyse voor te stellen van de gevolgen van de « liberalisering » tot nu toe (...) in het kader van haar evaluatieverslag over de netwerkdiensten »;

* en ten slotte « ook [te] evalueren welke vooruitgang werd geboekt bij de toepassing van het Protocol, zodra het nieuwe Verdrag in werking is getreden. »

Vier en een half jaar later blijkt dat zij die beloftes niet heeft gehouden. Voordat in een nieuwe fase nieuwe markt(segment)en worden geopend, zeker in het kader van de dienstenrichtlijn — die ook moet worden geëvalueerd — moeten eerst bovenstaande punten zo snel mogelijk worden verwezenlijkt.

Dit moet onverwijld gebeuren aangezien de nieuwe regels voor economische governance die voor het einde van het jaar in werking treden en het Stabiliteits- en Groeipact zullen versterken, zullen wegen op de overheidsuitgaven. De ervaring uit de jaren '90 toen de Maastrichtnormen moesten worden gehaald om deel te kunnen uitmaken van de Economische en Monetaire Unie leert dat bij voorrang werd gesnoeid in overheidsinvesteringen en de financiering van de diensten van algemeen belang. Deze aanpak treft de meest kwetsbaren uit de bevolking en de toekomstige generaties op een buitensporige manier. In het licht hiervan moet opnieuw worden nagedacht en moeten de diensten van algemeen belang beschermd worden door een bindende wettelijke regeling in de zin van protocol 26, als bepaald in het Verdrag;

— het idee van project bonds steunen. Dat zijn obligaties voor de financiering van specifieke projecten in verband met diensten van algemeen belang op Europees formaat (bijvoorbeeld een smart grid). Dit soort financieel instrument kan voor een lage prijs de infrastructuur financieren die nodig is voor de modernisering van de Europese economie, aangezien het zou steunen op een kapitaalmarkt die veel steviger is, meer liquiditeiten heeft en privékapitaal kan aantrekken dat men anders niet zou durven te investeren in een dergelijk project.

Inzake governance en respect voor de bevoegdheden van de deelgebieden :

— erop te hameren dat het gevolg dat aan het Altmark-arrest wordt gegeven via omkadering en geplande beslissingen, niet langer uitsluitend de bevoegdheid is van de Commissie. Door het Verdrag van Lissabon moet immers de gewone wetgevende procedure worden toegepast en moeten dus het Europees Parlement en de Raad de mogelijkheid krijgen deze teksten te amenderen en goed te keuren;

— overeenkomstig artikel 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en protocol nr. 26, de aandacht van de Commissie te vestigen op het feit dat de deelgebieden bevoegdheden hebben inzake de definitie van met name diensten van algemeen belang, en dat de Commissie, als de deelgebieden het er niet over eens zijn onder welke categorie een dienst valt, niet de ene of de andere kwalificatie kan opleggen aan de deelgebieden.

— aandacht te hebben voor het feit dat protocol nr. 1 over de rol van de nationale parlementen en het protocol over de toepassing van het subsidiariteits- en het proportionaliteitsbeginsel het volgende bepalen :

* de verplichting voor de Commissie om de wetgevende voorstellen en andere actieplannen gelijktijdig aan de andere Europese instellingen en aan de nationale en regionale parlementen voor te stellen;

* de nationale parlementen kunnen een met redenen omkleed advies uitbrengen als een wetgevend voorstel het subsidiariteitsbeginsel niet naleeft tijdens de gewone wetgevende procedure; als zij ten minste een gewone meerderheid vertegenwoordigen van de stemmen van de nationale parlementen, moet het voorstel opnieuw worden bestudeerd. Daarna kan de Commissie besluiten het voorstel te behouden en dient zij die beslissing te rechtvaardigen in een met redenen omkleed advies. Zij kan het voorstel echter ook wijzigen of intrekken;

— de parlementen systematisch te informeren als het punt ter sprake komt in de Raad en de mogelijkheid te bestuderen om jaarlijks een vergadering te beleggen met vertegenwoordigers van de regeringen en parlementen van de deelgebieden;

— de representatieve en erkende organisaties binnen redelijke termijnen te informeren zodat zij een bijdrage kunnen leveren in de volgende stappen van het beraad over de diensten van algemeen belang;

— met de deelgebieden de waarborg te bieden dat alle partijen, en in het bijzonder de gemeenten, terdege geïnformeerd worden over alle beslissingen die rechtstreeks of onrechtstreeks invloed kunnen hebben op de organisaties die een dienst van algemeen belang leveren.

IX. BESPREKING

A. Vergadering van 4 mei 2011

Mevrouw Arena wijst erop dat de PS-fractie het belangrijk vond om deze mededeling van de Europese Commissie te bespreken in de Senaat en om zo te participeren aan het politieke debat dat de Europese Commissie over de hervorming van de EU-staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang heeft opgestart.

De Belgische Senaat heeft tot 1 juli 2011 de tijd om een tekstvoorstel ter zake in te dienen bij de Europese Commissie.

Mevrouw Arena merkt op dat achter het begrip diensten van algemeen economisch belang, de term « openbare diensten » schuilt. De term « openbare diensten » werd niet als zodanig opgenomen in de besprekingen van de Europese Commissie, omdat zij meende dat het begrip « openbaar » meteen verwijst naar wie de dienst moet leveren, terwijl openbare diensten zowel door privé- operatoren als door overheidsoperatoren kunnen worden geleverd.

Maar het is duidelijk dat het om openbare diensten gaat.

Het is juist dat er vraag was naar meer juridische duidelijkheid over wat op het Europese niveau een dienst van algemeen belang juist inhoudt. Ook de PS is voorstander van meer juridische duidelijkheid, inzonderheid wat betreft de verschillende vormen van staatssteun die door verscheidene publieke overheidsdiensten worden verstrekt. Maar bij het lezen van de mededeling van de EC heeft spreekster vastgesteld dat, onder het mom van het scheppen van meer duidelijkheid, er een duidelijke intentie is om de diensten van algemeen belang in het algemeen te verzwakken.

Vandaar dat het volgens de PS nodig is het signaal te geven aan de EC dat, wanneer men wenst te evolueren naar een hervormd systeem van de EU-staatssteunregels, er aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan :

— er is nood aan een hervorming die voldoende juridische zekerheid biedt aan de openbare diensten;

— als er een onderscheid zou worden gemaakt tussen openbare diensten en diensten van algemeen belang, dan mag het enige criterium zeker niet de schaalgrootte van de betreffende dienst zijn of de plaats waar deze dienst is gevestigd (met name het lokale niveau) — dit is nochtans wél zo in de tekst van de mededeling van de EC;

— de PS pleit voor een gediversifieerde benadering naar gelang van de aard van de dienst van algemeen belang die wordt verstrekt. Zo wenst de PS dat een bijzonder statuut zou worden voorzien voor de sociale diensten van algemeen belang : deze diensten moeten uitgesloten worden van de toepassing van de concurrentieregels en daaronder vallende staatssteunregels.

De diensten van algemeen economisch belang (DAEB) zijn, zoals aangegeven in de mededeling van de EC, inderdaad belangrijk voor de economische relance, maar de PS is van oordeel dat de openbare diensten echte sociale schokdempers zijn die cruciale diensten verlenen aan precaire bevolkingsgroepen die extra getroffen worden door de economische crisis. Deze diensten zijn niet zonder meer van economisch belang omdat ze zouden kunnen worden geliberaliseerd. Maar de PS maakt zich toch ongerust over de wijze waarop één en ander is geformuleerd in de mededeling van de EC, namelijk dat voor de EC de openbare diensten interessant zijn, niet omwille van de dienst die ze aan de bevolking verlenen, maar als een mogelijk te liberaliseren dienst, die kan worden onderworpen aan de concurrentieregels.

De heer Miller is van oordeel dat de bespreking van deze mededeling van de EC zeker niet zonder belang is. Voor de MR-fractie moet elke reflectie over de EC-mededeling vertrekken van de kwaliteit van de dienstverlening aan het publiek. Vanuit dit oogpunt is de heer Miller zeker geen voorstander van een blinde liberalisering van de diensten van algemeen economisch belang, maar deze diensten moeten op een efficiënte wijze verleend worden aan de bevolking. Vanuit deze invalshoek is spreker van oordeel dat de tekst van de mededeling van de EC interessant is en de nodige aandachtig verdient. Bepaalde passages van de tekst vergen bovendien een nauwkeurige analyse : de heer Miller verwijst terzake naar de inleidende zin bij punt 4 van de EC-mededeling (blz. 6). De herziening van de staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang :

« De algemene doelstelling van de hervorming van de staatssteunregels voor diensten van algemeen economisch belang is ervoor te zorgen dat diensten van algemeen economisch belang een nog grotere rol kunnen spelen bij het herstel van de ruimere EU-economie. »

Spreker ziet in dit uitgangspunt geen bedreiging, anders dan mevrouw Arena, de vorige spreekster.

De voorbeelden die in de tekst gegeven worden, zoals bijvoorbeeld de sociale zekerheid, openbaar vervoer, telecommunicatie, zijn volgens de spreker cruciale sectoren voor economische groei en economisch welzijn en welvaart.

De MR steunt dan ook het uitgangspunt van de EC dat kwaliteitsvolle dienstverlening naar de bevolking het basisuitgangspunt moet zijn. Deze kwaliteit moet dan ook voldoende bewaakt worden. Bij wijze van voorbeeld citeert de spreker de laatste paragraaf in punt 4.2.2.2. van de EC-mededeling :

« In het kader van deze herziening gaat de Commissie dan ook na in hoeverre zij, wanneer zij zich moet uitspreken over de goedkeuring van steunmaatregelen ten behoeve van diensten van algemeen economisch belang, meer aandacht moet besteden aan de aspecten doelmatigheid en kwaliteit. »

Het voorzien van een briefhoofd « openbare dienst » is niet voldoende om garant te staan voor een kwaliteitsvolle dienstverlening naar de bevolking toe.

In dit verband vraagt spreker nog de aandacht van de commissie voor het in de mededeling opgenomen overzicht met betrekking tot de omroepsector. Ook voor deze sector zijn de regels die opgelegd worden aan de openbare diensten, de definitie van de missie van de openbare diensten, de wijze waarop uit de boekhouding van een onderneming blijkt welke middelen de onderneming heeft geïnvesteerd in deze publieke dienstverlening (en dus niet afgewend voor andere doeleinden), ...fundamentele punten. Tevens wijst de heer Miller er nog op dat in het tweede punt van de eerste paragraaf van punt 4.2. van de EC-mededeling duidelijk het volgende wordt bepaald :

« De commissie zoekt ook naar mogelijkheden om een meer gediversifieerd en evenredig antwoord te bieden voor de uiteenlopende soorten diensten van algemeen economisch belang. Daarmee wil zij de diepgang van de toetsing aan de staatssteunregels afhankelijk maken van de aard en de omvang van de verrichte diensten. »

Spreker is overtuigd van het belang van het aandringen op een zo duidelijk mogelijke definitie van de DAEB. Ook dringt hij erop aan dat er zo duidelijk mogelijke regels inzake transparantie van de boekhoudkundige normen zouden worden vastgelegd. Op vandaag bestaan er immers al te veel openbare diensten die in feite functioneren op het randje van hun missie.

De MR steunt kwaliteitsvolle openbare diensten, maar hij is van oordeel dat op een efficiënte wijze moet kunnen worden gecontroleerd dat de openbare dienstverlening kwaliteitsvol en transparant verloopt.

De heer Morael pleit voor een grondig debat over deze EC-mededeling.

De tekst van de mededeling is duidelijk, aldus de heer Morael. Het komt erop neer het verband tussen de kost en de efficiëntie van de openbare diensten duidelijk aan te halen. Woorden als efficiëntie, doelmatigheid en productiviteit zijn duidelijk aanwezig in de tekst.

Spreker huivert van deze puur economische en monetaire benadering.

De activiteiten van veel openbare diensten, en inzonderheid sociale openbare diensten, zijn zeer moeilijk meetbaar. Er zijn immers, naast de rechtstreekse effecten van de tussenkomsten van een openbare dienst, ook onrechtstreekse effecten voor de economie en de maatschappij die niet onmiddellijk meetbaar zijn.

Bij een evaluatie kunnen boekhoudkundige gegevens dan ook nooit als unieke indicator worden gehanteerd.

Dit betekent uiteraard niet dat er niet alles aan gedaan moet worden om de hoogste kwaliteitseisen te stellen aan deze openbare diensten.

Maar de gevolgen van het voorstel van de EC inzake de hervorming van de EU-staatssteunregels voor de DAEB moeten grondig worden onderzocht en dit uiterlijk tegen eind juni 2011.

De heer Morael wijst er voorts op dat niet alleen de federale overheid, maar ook de gemeenschappen en gewesten gevat zijn door het voorstel van de EC. Zij zijn immers openbare dienstverleners of stellen middelen ter beschikking aan openbare dienstverleners. Hij stelt dan ook voor dat zij op één of andere wijze bij de werkzaamheden ter zake van het Federale Parlement zouden worden betrokken.

De voorzitter, de heer Vandenbroucke, wijst erop dat de parlementen van de gemeenschappen en de gewesten zelf een procedure van politieke dialoog met de Europese Commissie kunnen opstarten. Ook zij werden in kennis gesteld van de mededeling van de EC.

Voorts wenst de heer Morael duidelijkheid over het feit of de federale regering ter zake reeds een standpunt heeft ingenomen en heeft meegedeeld aan de EC. Blijkbaar werd over een dergelijk standpunt nooit overlegd in de Ministerraad en is het de bevoegde minister die het standpunt heeft opgesteld. De heer Morael wenst dat het debat in de commissie op een consensuele wijze kan plaatsvinden.

Bovendien is de heer Morael van oordeel dat de commissievoorzitter een schrijven moet richten aan de eerste minister om hem te verzoeken dat alle ministers, van zodra zij gevat worden door gelijkaardige mededelingen van de EC, het Parlement daarover naar behoren zouden consulteren en op een debriefing met de bevoegde parlementaire commissie, de beslissing van de Europese Raad zouden toelichten.

De heer Siquet is van oordeel dat de commissie zich ook eens zou moeten buigen over de wijze waarop mededelingen van de EC, zoals de voorliggende, gecontesteerde tekst, tot stand komen en zien op welke wijze de totstandkoming van dergelijke teksten beter zou kunnen worden beïnvloed.

Ten gronde wijst spreker erop dat er in het verleden reeds privatiseringen hebben plaatsgehad en over de gevolgen daarvan zijn zijns inziens nooit grondige analyses gemaakt. Dit is volgens hem nochtans onontbeerlijk, wil men overgaan naar een volgende stap, zoals voorgesteld in de tekst van de EC.

De heer Vandenbroucke, als vertegenwoordiger van de sp.a-fractie, verklaart het eens te zijn met diegenen die hebben aangegeven dat het thema van de EC-mededeling zeer belangrijk is.

Het is zijn inziens ook een opportuniteit om conceptueel meer duidelijkheid te brengen in dat debat.

Het is immers een juridisch complex, maar ook gevaarlijk wazig debat. Hij deelt ter zake dan ook de analyse van mevrouw Arena dat er een duidelijke definitie moet worden gemaakt van het begrip « sociale dienst ».

Er is vooral conceptuele verduidelijking nodig, en in zekere zin daarom ook een juridische verduidelijking.

Omwille van de situatie van een regering in lopende zaken, is het aan het Parlement om in deze discussie een rol van betekenis te spelen.

Mevrouw Arena wijst erop dat tijdens het Belgische Europese voorzitterschap er een Forum werd georganiseerd van de Sociale Diensten van Algemeen Belang (11) . De info van dit forum, georganiseerd door de regering en de betrokken actoren, zou nuttig kunnen zijn bij de verdere bespreking in commissie.

B. Vergadering van 25 mei 2011

1. Procedure

Tijdens deze vergadering werden de door de verschillende fracties ingediende voorstellen van advies of resolutie nader toegelicht. Deze teksten zijn opgenomen in deel II van het verslag. Nadat de commissieleden kennis hebben genomen van de verschillende tekstvoorstellen, zijn een aantal leden van mening dat het zeer moeilijk zou zijn om binnen het voorziene tijdsbestek binnen de commissie tot een overeenkomst te komen.

De heer Laaouej wijst erop dat de PS-fractie van oordeel is dat de mededeling van de Europese commissie toch nog heel wat vragen oproept die betrekking hebben op de diensten van algemeen belang in het algemeen. Vooraleer deze vragen een verduidelijking hebben gekregen, is het dan ook niet mogelijk om ten gronde te discussiëren over de ter bespreking voorliggende mededeling.

De heer Bellot wenst toch te benadrukken dat de voorliggende mededeling enkel betrekking heeft op de « diensten van algemeen economisch belang ». Anders dan de vorige spreker is hij van oordeel dat het debat dan ook niet opengesteld is tot de « diensten van algemeen belang » in het algemeen. De ziekenhuizen, het sociaal beleid en het onderwijs staan in deze niet ter discussie. Het is zijn inziens zeker niet de bedoeling van de EC om tot een « Bolkenstein — regelgeving Bis » te komen.

Bij het lezen van de verschillende bijdragen van de commissieleden, stelt de heer Bellot vast dat er toch wel punten van overeenstemming bestaan tussen de verschillende teksten. Over andere punten zou men na een discussie toch via stemming tot een standpuntbepaling kunnen komen.

Over de verschilpunten kunnen tevens ook « dissenting opinions » worden weergegeven.

De heer De Croo en mevrouw Maes sluiten zich aan bij de opmerkingen van de heer Bellot.

Mevrouw Piryns betreurt dat in de commissie de sfeer overheerst dat er geen consensus kan worden gevonden over een mogelijk voorstel van advies. Zij is, zoals de heer Laaouej, van oordeel dat er inderdaad meer duidelijkheid moet worden gebracht in de terminologie die in de mededeling van de EC wordt gehanteerd. Er is immers nood aan meer verduidelijking bij het begrip « diensten van algemeen belang ».

Mevrouw Arena is van oordeel dat reeds uit de tussenkomsten van de sprekers blijkt dat de tekst van de mededeling van de Europese Commissie ambigu is : waar immers de mededeling spreekt over de diensten van algemeen economisch belang, maakt het Verdrag betreffende de Europese Unie (VWEU) geen onderscheid tussen de diensten van algemeen belang en de diensten van algemeen economisch belang. Spreekster is dan ook van oordeel dat de basis van de discussie de vigerende bepalingen van het VWEU moeten zijn. De mededeling van de Europese Commissie is immers een interpretatie van het VWEU.

Bovendien wordt in de mededeling van de EC uitdrukkelijk melding gemaakt van sociale diensten van algemeen belang (zie punt 4., blz. 6 van de EC-mededeling). Deze verwijzing maakt juist duidelijk dat er eerst een algemeen kader moet worden vastgelegd waarbinnen dan de verschillende diensten van algemeen belang kunnen worden gesitueerd.

Mogelijks kan men in de schoot van de commissie over bepaalde stellingen overeenkomst bereiken, maar de punten waarover geen consensus bestaat, moeten ook duidelijk worden bepaald.

De heer Laaouej vult de tussenkomst van mevrouw Arena aan met volgend citaat uit de EC-mededeling (zie punt 4, laatste zin, blz.6 van de EC-mededeling) :

« Doelmatige openbare diensten van hoge kwaliteit kunnen een daadwerkelijke bijdrage leveren aan groei en banen in de hele EU. Bovendien helpt met name sociale dienstverlening ook de sociale impact van de crisis te mitigeren. »

De EC-mededeling handelt met andere woorden ook over de sociale diensten van algemeen belang. Vandaar dat de PS-fractie de stelling verdedigt dat een kaderrichtlijn zou moeten worden aangenomen betreffende de diensten van algemeen belang.

De voorzitter, de heer Vandenbroucke, is van oordeel dat het de taak van de commissie is om na te denken over de concepten die in de EC-mededeling worden ontwikkeld.

Na de tussenkomsten van de leden stelt hij voor om in de commissie niet te zoeken naar een consensus over een voorstel van advies, maar er zal een verslag van de bespreking worden opgemaakt mét een synthese van de convergenties en de divergenties.

2. Ten gronde

Mevrouw Arena licht het standpunt van de PS-fractie als volgt toe. Het standpunt van de PS bestaat uit twee delen : in het eerste deel worden een aantal principes, opgenomen in het VWEU en de protocollen, in herinnering gebracht :

— diensten van algemeen belang spelen een modelrol op Europees niveau en dragen bij tot een betere levenskwaliteit van de Europese burgers, tot het bestrijden van maatschappelijke uitsluiting en tot het bevorderen van de sociale rechten;

— diensten van algemeen belang moeten zorgen voor een dienstverlening van goede kwaliteit, aan een betaalbare prijs en voor iedereen toegankelijk, met inachtneming van de beginselen van continuïteit, gelijkheid van toegang, universaliteit, technologische aanpasbaarheid en transparantie;

— diensten van algemeen belang zijn een belangrijke sector in de Europese economie, die voor veel tewerkstelling zorgt;

— in crisistijden spelen diensten van algemeen belang een essentiële rol als stabilisator en in het beschermen van de Europese burgers.

Om al deze redenen is de PS erg gehecht aan het bestaan van diensten van algemeen belang.

Vervolgens herinnert de PS aan de beginselen van de artikelen 14 en 106, § 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan protocol nr. 26 bij dat Verdrag, alsook aan de vier voorwaarden die het Europees Hof van Justitie geformuleerd heeft in zijn arrest van 24 juli 2003 (« arrest-Altmark ») om de compensaties voor de openbare diensten uit het toepassingsgebied van de Staatssteun te houden. In dit kader vraagt de PS-fractie de Europese instellingen en de lidstaten van de Europese Unie om de volgende initiatieven te nemen :

1. een daadwerkelijke rechtszekerheid te verlenen aan de operatoren die belast zijn met de diensten van algemeen economisch belang en aan de overheden die deze diensten moeten bepalen, reguleren en evalueren.

Mevrouw Arena stelt vast dat er vandaag in de praktijk rechtsonzekerheid bestaat betreffende het dienstenaanbod waarin de bedrijven momenteel moeten voorzien. Er zijn beroepsprocedures opgestart, enz.

De PS stelt voor dat een kaderrichtlijn wordt aangenomen betreffende de diensten van algemeen belang, en dat sectorale reglementen worden goedgekeurd;

2. het onderscheid te verduidelijken tussen de diensten van algemeen economisch belang (artikel 106, § 2, VWEU) en de niet-economische diensten van algemeen belang (artikel 2 van protocol nr. 26 VWEU);

3. de toepassing te bevorden van het subsidiariteitsbeginsel, dat een grote moeuvreerruimte laat aan de lidstaten en de regionale en lokale overheden;

4. te benadrukken dat sociale diensten van algemeen belang geen diensten van algemeen economisch belang zijn wanneer zij een economische activiteit bevatten die ondergeschikt is aan een niet-economische hoofdactiviteit;

5. de sociale diensten van algemeen belang te definiëren en sommige van hun specificiteiten te verduidelijken;

6. de sociale diensten van algemeen belang buiten het toepassingsgebied van het Europees recht betreffende de Staatssteun te houden;

7. aan de Europese Commissie een rapporterings- en begeleidingsopdracht toe te vertrouwen over de manier waarop de opdrachten van de diensten van algemeen economisch belang in de EU worden geleverd, en het Rekenhof van de EU te belasten met de evaluatie van het libaraliseringsproces van deze diensten en met het jaarlijks overmaken aan het Europees Parlement van een verslag betreffende de prestaties van de diensten van algemeen economisch belang op economisch vlak, in het licht van, onder andere, de doelstellingen van het stappenplan EU 2020;

8. de relevantie en, in voorkomend geval, de uitbreiding van het begrip compensatie te evalueren, als bedoeld in het arrest-Altmark in het licht van de bijzondere opdrachten die aan de diensten van algemeen economisch belang worden toevertrouwd en van de noodzakelijke langetermijninvesteringen, en rekening houdend met vier specificiteiten;

9. in het raam van hun werkzaamheden betreffende de diensten van algemeen belang, het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de regio's, de vakbonden, de consumentenverenigingen, de overleginstanties van de regulatoren van de betrokken sectoren, en iedere georganiseerde instantie die zich buigt over de diensten van algemeen belang en ze promoot, te raadplegen.

Het is belangrijk de DAEB te kunnen afstemmen op de juridische structuur en de reeds bestaande documenten, meer bepaald op het sectorale vlak, bijvoorbeeld op het gebied van het transport, de post, ... en te kijken hoe de tekst van de door de Europese Unie voorgestelde wijzigingen van de Europese regels ten opzichte van de bestaande normen geformuleerd moet worden.

De heer Bellot (MR) verklaart wel gehoord te hebben dat de PS-fractie een Europese definitie wenst voor de sociale diensten van algemeen belang. Hij is er echter niet van overtuigd dat men door de ziekenhuizen uit te sluiten van de BAEB-regeling ook iedere vorm van concurrentie zal uitsluiten : het volstaat de grote prijsverschillen vast te stellen die in de Belgische ziekenhuizen worden aangerekend voor dezelfde handelingen en de grote marge die dat kan inhouden.

Sommige diensten van algemeen belang kunnen economische en niet-economische kenmerken hebben. Spreker meent overigens dat de grens op het sociale vlak en in het onderwijs niet zo duidelijk is als wordt verondersteld. Er zou dan ook iets ondernomen moeten worden wat de concurrentie tussen de staten betreft : zodra er vrij verkeer mogelijk is van de patiënten binnen de Europese Unie moeten de sociale instellingen elkaars verzekerde handelingen erkennen, zodat het verkeer van patiënten gebaseerd op de handelingen die verricht moeten worden, vermindert en de kosten van die handelingen ten laste worden genomen door de verschillende landen. Op dit moment is het zo dat het land waar de patiënt vandaan komt, het bedrag bepaalt van de tegemoetkoming van de verzekeringsinstelling.

In 2005 hebben de beslissing en de omkaderingsbepalingen in verband met de DAEB gezorgd voor verduidelijking wat de regels betreft van het HJEG inzake overheidssteun aan de DAEB (zie ook de vier voorwaarden waaraan een onderneming moet voldoen om een compensatie te mogen ontvangen voor het verrichten van opdrachten van openbaar belang die verenigbaar is met de regels inzake overheidssteun en die niet gemeld hoeft te worden aan de Europese commissie, als omschreven in het Altmark-arrest van het HJEG).

De heer Bellot wijst er voorts op dat de MR-fractie niet van oordeel is dat er over de betreffende mededeling van de Europese Commissie een advies moet worden uitgebracht, maar licht het voorstel van advies van de MR-fractie als volgt toe.

In wezen draait het om de objectieve aard van een correcte toewijzing van publieke middelen voor activiteiten die economisch en financieel van aard zijn en die het onderwerp van een melding horen te zijn. De MR is het eens met de intentie van de Europese Commissie, die de bedoeling heeft de bijdrage die de openbare diensten kunnen leveren aan een grotere economische groei in de Europese Unie, te steunen.

De lidstaten dienen hun bevolking een aantal diensten te garanderen aan betaalbare voorwaarden.

Men moet kunnen garanderen dat de aangenomen maatregelen een zekere mobiliteit en competitiviteit doorheen Europa waarborgen. Als een aantal staten van mening zijn dat een publieke onderneming in een bepaalde sector bijzondere steun mag ontvangen, zal er, doordat deze bijzondere steun zorgt voor lagere tarieven dan die welke door anderen worden gehanteerd, een verschil in competitiviteit tussen de staten ontstaan. De moeilijkheid bestaat erin de grens te bepalen tussen de sectoren die hiervoor in aanmerking komen en de sectoren die uitgesloten worden.

Er kan wel worden gewerkt aan de verduidelijking van een aantal begrippen en aan het ontwikkelen van betere, eenvoudiger werktuigen, waardoor deze regels door de plaatselijke en nationale overheden gemakkelijker kunnen worden toegepast.

Bij het vergelijken van een aantal continentale en Angelsaksische definities op het vlak van de openbare diensten, denkt de heer Bellot dat men het moeilijk zal krijgen : wat de sociale dienstverlening betreft bijvoorbeeld, is het systeem van sociale woningen in Engeland heel anders georganiseerd en meer gebaseerd op een concurrentiesysteem, dat wel door de overheid wordt gefinancierd. In België worden sociale woningen beschouwd als een onderdeel van de sociale dienstverlening. Hoe gaat men het verschil maken tussen de Angelsaksische en de continentale benadering van dit begrip ?

Ook moeten de burgers de mogelijkheid krijgen om te kunnen oordelen over de kwaliteit van de dienstverlening, meer bepaald in de context van de hervorming en liberalisering van de grote netwerkindustrieën (transport, post, energie, water). Er moet bovendien meer worden ingegaan op de eis van universele toegankelijkheid van de diensten.

Spreker benadrukt dat de definitie van « universele dienstverlening » niet in alle lidstaten dezelfde is. Zelfs in België is ze verschillend volgens de gewesten : de sociale bescherming inzake de minimumlevering van energie is bijvoorbeeld verschillend in de drie gewesten. Dit fenomeen heeft geleid tot een verschillende tarifering van de energiekosten voor alle verbruikers.

Sociale regels die worden ingepast binnen een sector die onderhevig is aan concurrentie, kunnen leiden tot wijzigingen in de tariefstructuur die voor de hele bevolking van toepassing is.

De heer Bellot heeft uit de mededelingen van de EU niet kunnen opmaken hoe dit alles geregeld zou worden, terwijl het gaat om een sociaal aspect van een materie die duidelijk economisch van aard is.

De MR is het eens met de EU dat de toepassing van de regels moet worden vereenvoudigd voor bepaalde overheidsdiensten die beperkt zijn en slechts in bepaalde gebieden worden verstrekt en die dus weinig impact hebben op de uitwisselingen tussen de lidstaten. Daarentegen dient er meer aandacht te worden geschonken aan de efficiëntie en de concurrentie wat betreft de behandeling van commerciële dienstverlening die duidelijk een Europees gebied beslaat.

Het komt erop neer dat men, wanneer de overheid betrokken is bij een aantal zogenaamd « beschermde » sectoren met universele toegang voor de bevolking of de ondernemingen, bepaald moet worden wat een universele dienst is. Voor de MR is die universele dienst rechtstreeks verbonden met en veronderstelt hij de waarborg van verzekerde openbare dienstverlening. Wanneer een dienst universeel toegankelijk is en gefinancierd wordt door de belastingbetaler, spreekt het vanzelf dat men in ruil daarvoor moet zorgen voor een ononderbroken dienstverlening in alle omstandigheden (ook bij staking bijvoorbeeld) en moet men vastleggen wat de minimumprestatie van openbare diensten inhoudt.

De heer De Croo verduidelijkt het standpunt van de Open Vld als volgt :

1. wanneer men spreekt over de DAEB moet men ook de doelstellingen van deze diensten klaarstellen : de DAEB moeten kwalitatief zijn, zij moeten aan een competitieve prijs geleverd worden en moeten algemeen toegankelijk zijn;

2. het zijn, overeenkomstig de Europese regelgeving, de lidstaten die beslissen of een dienst van algemeen belang is of niet; de Europese Commissie moet met andere woorden nagaan of een DAEB door een lidstaat al dan niet met publieke middelen mag worden ondersteund om protectionisme tegen te gaan. Voor de Open Vld-fractie is het duidelijk dat de criteria op basis waarvan de Europese Commissie deze assessment doet, moeten worden verduidelijkt;

3. aangezien uit de door de Europese Commissie verrichte consultatie is gebleken dat de huidige regeling vrij goed werkt moet deze bijgevolg ook niet volledig worden herzien; het laatste wat men moet doen, is komen tot een soort van kaderbesluit dat alle sectoren zou omspannen, want de sectoren zijn vaak te divers om een algemene aanpak mogelijk te maken;

4. naast een verduidelijking, is er bijgevolg ook nood aan meer verfijning om ervoor te zorgen dat meer rechtszekerheid en duidelijkheid wordt gegarandeerd, evenals een goede kwaliteit tegen de beste prijs voor de belastingbetaler.

De Open Vld-fractie is voorstander van de door de Europese Commissie uitgewerkte principes voor verfijning, namelijk :

— vereenvoudiging : ervoor zorgen dat de administratieve belasting voor de betrokken overheidsinstanties in verhouding staat tot de effecten die een maatregel op de mededinging op de interne markt heeft;

— efficiëntie van grootschalige commerciële diensten waarop een openbare dienstverplichting rust; het gaat er meer bepaald om het nauwkeurig bepalen hoeveel de compensatie die de dienstverlener van de belastingbetaler krijgt om een specifieke DAEB uit te voeren, mag bedragen en er moet voor gezorgd worden dat de concurrentie niet verstoord wordt door de steun die de overheid gaat verlenen; het gaat met andere woorden om het instellen van een level playing field tussen alle economische actoren; het mededingingsrecht is een pijler van de interne markt die zonder twijfel het algemeen belang ten goede moet komen;

— in tijden van economische crisis, wanneer de overheidsfinanciën onder druk staan, is het nodig om het potentieel van de interne markt volledig te benutten en zich niet te laten verleiden tot het nemen van protectionistische maatregelen op dit gebied. Het is immers juist op het niveau van de diensten dat er nog veel potentieel zit : 70 % van het BBP van de Europese Unie heeft betrekking op diensten, maar het maakt slechts 24 % uit van de totale EU-handel. Tijdens de crisis heeft spreker een opstoot van protectionistische reacties gezien die het algemeen belang echter niet ten goede zijn gekomen. De DAEB mag geen middel zijn om de concurrentie onrechtmatig uit te schakelen;

— om te komen tot een efficiënte allocatie van de schaarse middelen en gezien de blijvende druk op de overheidsfinanciën moeten bij het verfijnen van de regelgeving de publiekprivate samenwerkingen in de DAEB's worden gestimuleerd en opgevolgd door middel van een systematische rapportage per lidstaat op regelmatige basis.

Voorts verzoekt de Open Vld de Europese Commissie om voor een adequate uitvoering en omzetting te zorgen door een jaarlijkse evaluatie te maken teneinde een snellere afhandeling van inbreukprocedures te bevorderen. Vertragingen bij de afwikkeling van inbreukprocedures hebben immers een negatief effect op de belangen van de burgers.

De Open Vld beveelt nog aan dat de Commissie bij het invullen van haar beleid openbare diensten van hoge kwaliteit en een doelmatig gebruik van overheidsmiddelen zou garanderen, om zo verstoringen van de mededinging op de interne markt zo doeltreffend mogelijk te voorkomen. Het is bijgevolg aangewezen om proactief op te treden.

De heer De Croo wijst er nog op dat de Open Vld zich aansluit bij het standpunt van de Europese Commissie dat het risico op concurrentiedistorties op de interne markt bijzonder hoog is in sectoren die worden gekenmerkt door commerciële activiteiten met een EU-dimensie en waar exploitanten mogelijk met openbare dienstverplichtingen zijn belast.

De heer Peter Van Rompuy vat het voorstel van advies van de CD&V-fractie als volgt samen :

Overeenkomstig de uitspraak van het Europees Hof van Justitie van 24 juli 2003 in de zaak C-280/00 Altmark is de financiering ter compensatie van openbare dienstverplichtingen geen staatssteun en behoeft bijgevolg niet te worden aangemeld bij de EC mits cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan :

1. de openbare dienstverplichtingen moeten duidelijk omschreven zijn;

2. de parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend, moeten vooraf op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld;

3. de compensatie mag niet hoger zijn dan de kosten van de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen, rekening houdend met een redelijke winst;

4. de betrokken onderneming moet gekozen zijn in het kader van een openbare aanbesteding, waarbij de kandidaat kan worden geselecteerd die deze diensten tegen de laagste kosten voor de gemeenschap kan leveren of de compensatie wordt vastgesteld op basis van de kosten die een gemiddelde « goed beheerde » onderneming zou hebben gemaakt.

Wat het vierde criterium betreft, moet de concretisering ervan gebeuren in een geest van of gericht op een doelmatige besteding van de overheidsmiddelen, zeker in tijden van budgettaire krapte voor de overheden en de gevolgen die dat met zich meebrengt en moet zij een substantiële bijdrage kunnen leveren aan een duurzame economische groei die ook gericht is op het creëren van werkgelegenheid.

Eén van de belangrijkste uitdagingen op dit ogenblik is het stimuleren van de economische groei. Bijgevolg moet de herziening van de EU-staatssteunregels voor DAEB's ertoe leiden dat er minder falsificatie en verstoring van de vrije mededinging binnen de Europese Unie plaatsvindt, maar dat de overheid de marktwerking respecteert en slechts optreedt wanneer er bijvoorbeeld lacunes zijn binnen de werking van de vrije markt of wanneer de marktwerking geen correcte of faire uitkomst biedt voor alle burgers en wanneer de uitkomst niet voldoet aan de vooropgestelde kwaliteitseisen.

Een tweede belangrijk punt heeft betrekking op het creëren van meer duidelijkheid : duidelijkere staatssteunregels dienen de rechtszekerheid en het investeringsklimaat. Hierbij is het van belang om te komen tot een duidelijkere definitie van wat « sociale diensten van algemeen belang » zijn. De heer Van Rompuy voegt nog toe dat het hierbij om een discretionaire bevoegdheid van de lidstaten gaat.

Vanuit een bezorgdheid van kwaliteit en doelmatigheid, is het noodzakelijk dat er duidelijke en concrete eisen worden gesteld inzake de kwaliteit van de dienstverlening en de doelmatigheid van de aangewende middelen door de DAEB's.

De CD&V-fractie is voorts van oordeel dat de Europese Commissie bij de uitwerking van wetgevende initiatieven voldoende rekening moet houden met de sociale dimensie van de DAEB's.

Ten slotte is de CD&V-fractie het eens met de stelling van de Europese Commissie dat louter lokale DAEB's zonder significant effect op de interne markt het best onderworpen worden aan een nationale regeling of een vereenvoudigde Europese regeling.

Ter inleiding van het standpunt van de N-VA-fractie, wijst mevrouw Maes erop dat haar fractie zich in haar voorstel van advies strikt gehouden heeft aan het thema van de DAEB-staatssteunregels. Dit betekent niet dat de N-VA-fractie de sociale diensten van algemeen belang niet belangrijk zouden vinden, maar deze zijn in casu niet aan de orde.

De N-VA-fractie is van oordeel dat de beoordeling van de EC-mededeling niet op zich staat, maar ook moet gezien worden tegen de achtergrond van de recente evoluties aangaande de sterk toegenomen Europese rol voor economische convergentie en beheersing van de overheidsschulden.

Enerzijds hebben diensten van algemeen belang een belangrijke rol te vervullen om het sociale en inclusieve karakter van ons maatschappijmodel te vrijwaren. Diensten van algemeen economisch belang vormen daar een grote deelverzameling van en zijn een wezenlijke factor om verscheidene van de tien Europees geformuleerde richtsnoeren te halen. Ook bij het halen van sommige doelstellingen van het competitiviteitspact zoals de werkzaamheidsgraad is bijvoorbeeld de sociale economie een belangrijk gegeven.

Anderzijds verhoogt dit de druk om ook binnen het kader van diensten van algemeen economisch belang te komen tot een optimale allocatie van middelen om met de beschikbare budgettaire ruimte een maximum aan kwalitatieve diensten te leveren. De onverkorte uitvoering van de dienstenrichtlijn en de implementatie van het rapport Monti met betrekking tot de « Single Market » zijn belangrijk voor de Europese competitiviteit in het algemeen. Ook de diensten van algemeen economisch belang moeten zo veel als mogelijk gebed worden in correcte markmechanismes, zij het met correcties.

Het door de EC gehanteerde criterium « berekende tarieven in lijn met die van een doelmatige en goed beheerde onderneming » is vaak een moeilijk hanteerbaar criterium. Ook het concept van een « redelijke winst » is zeer afhankelijk van de sector en andere omstandigheden. Om te vermijden dat hierdoor inefficiënte allocatie van middelen ontstaat of bestendigd wordt, is het voornaam dat waar mogelijk een toetsing aan de markt gebeurt en dat hiervoor een ruim geheel van instrumenten toegelaten en aangereikt wordt.

Om een onrechtmatige concurrentie tussen marktspelers te vermijden dient duidelijk vast te staan welke elementen verrekend worden als compensatie. Ieder element dat ertoe strekt een speler een voordeel te geven ten opzichte van zijn concurrenten dient aangemerkt te worden als compensatie. Zo zijn er naast de financiële compensatie eventueel ook : toegang tot data, specifieke belastingregimes, steun in natura of door mankracht, toegang tot info kanalen voor promotie, ...

Vereenvoudiging is belangrijk, aldus de N-VA-fractie, en kan gebeuren door procedures te vereenvoudigen of de drempels te verhogen, zoals door de EC-mededeling wordt voorgesteld. Het is aangewezen voornamelijk op de eerste vereenvoudigingswijze te mikken. Zelfs indien, oordelend vanuit het kader van correcte mededinging tussen lidstaten, een verhoging van deze drempels toelaatbaar lijkt, kunnen er negatieve effecten zijn met betrekking tot mededinging tussen regio's en tussen marktspelers.

Zonder vooruit te willen lopen op de subsidiariteitstoets kan toch de vraag gesteld worden of de aspecten doelmatigheid en kwaliteit adequater kunnen beoordeeld worden op het niveau van de commissie of op het niveau van de lidstaten. Daarentegen zou een grotere nadruk op verzamelen en publiceren van kerndata omtrent DAEB en bijhorende indicatoren voor effectiviteit, efficiëntie en kwaliteit, de lidstaten en regio's toelaten meer geïnformeerde keuzes te maken.

De heer Vandenbroucke licht het voorstel van resolutie, ingediend door de s.pa-fractie, als volgt toe :

De s.pa-fractie is van oordeel dat de mededeling van de Europese Commissie een stap in de goede richting is, maar is tevens van mening dat de toepassing van de staatssteunregels niet zeer duidelijk zijn, wat tot grote (rechts)onzekerheid leidt, hetgeen ook blijkt uit de resolutie van het Europees Parlement over de sociale diensten van algemeen belang in de Europese Unie van 14 maart 2007 (12)  : in het Europese jargon wordt nu eens gesproken over openbare diensten, dan weer diensten van algemeen economisch belang, nog anders over diensten van algemeen belang, sociale diensten van algemeen belang.

Het is nuttig om op Europees niveau te komen tot een eenduidige definitie van sociale diensten van algemeen economisch belang (SDAEB).

De omschrijving van « sociale diensten » die ter zake in de dienstenrichtlijn wordt gebruikt, kan hierbij als inspiratiebron dienen : « sociale diensten (op het gebied van huisvesting, kinderzorg en hulp aan gezinnen en personen in nood) worden verleend door de staat op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau door dienstverrichters die hiervoor een opdracht of een mandaat hebben gekregen van de Staat of door liefdadigheidsinstellingen die als zodanig door de Staat zijn erkend met het doel ondersteuning te geven aan personen met permanente of tijdelijke bijzondere behoeften wegens een ontoereikend gezinsinkomen, of met een volledig of gedeeltelijk gebrek aan onafhankelijkheid en die gevaar lopen te worden gemarginaliseerd.

Deze diensten zijn van wezenlijk belang voor de waarborging van het grondrecht op menselijke waardigheid en integriteit en een uiting van de beginselen van sociale samenhang en solidariteit. » (13)

Deze omschrijving zou nuttig kunnen zijn om de SDAEB te onderscheiden van de DAEB en zo een invulling te geven aan het begrip « sociaal ».

De sp.a-fractie is wel van oordeel dat hieraan consequenties moeten worden gekoppeld. Essentieel is dat als men het heeft over SDAEB, men niet ontkent dat deze ook een economische bedrijvigheid kunnen hebben maar dat men tegelijkertijd de vraag stelt in welke mate de normen die gelden inzake interne markt, mededinging en overheidssteun verenigbaar moeten zijn met hun openbare dienstverplichtingen van sociale aard, en niet omgekeerd.

Tevens beveelt de sp.a-fractie aan dat de EC zou moeten overwegen om, wat betreft de aangifteplicht, diensten die duidelijk SDAEB's zijn, van deze aangifteplicht te ontheffen via een algemene uitzondering. De s.pa-fractie pleit dan ook duidelijk voor een sectorale benadering voor de SDAEB.

De sp.a-fractie juicht het doel toe van de EC om onder andere voor de lokale overheden duidelijkheid te scheppen en mee flexibiliteit te creëren, en pleit er in die context voor dat de EC zou voorstellen om de drempel voor niet-aanmelding van staatssteun op te trekken naar de de minimis-regel van 200 000 euro voor alle DAEB.

De heer Vandenbroucke sluit zich voorts aan bij vorige interveniënten die het belang van openbare diensten van hoge kwaliteit hebben onderschreven, zowel voor de DAEB's als de SDAEB's.

Ten slotte wenst spreker te onderlijnen dat in het kader van de strategie die de Europese Unie algemeen economisch en sociaal bepleit, DAEB's en SDAEB's een fundamentele rol te spelen hebben.


Het verslag is eenparig goedgekeurd door de 14 aanwezige leden.

De rapporteurs, De voorzitter,
Frank BOOGAERTS. Jacky MORAEL. Frank VANDENBROUCKE.

(1) PB L 312 van 29.11 2005, blz. 67.

(2) PB C 297 van 29.11 2005, blz.4.

(3) European Centre of Employers providing Public services (CEEP), 5 mei 2010.

(4) Zie artikel 9 van de Beschikking — punt 25 van de Kaderregeling.

(5) Mededeling van de commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's, met als titel « Naar een Single Market Act — Voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen — 50 voorstellen om beter samen te werken, te ondernemen en zaken te doen » COM(2010)608final/2 van 11 november 2010.

(6) Communautaire kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, PB C 297 van 29 november 2005, blz. 4.

(7) Mededeling van de commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's, met als titel « Naar een Single Market Act — Voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen — 50 voorstellen om beter samen te werken, te ondernemen en zaken te doen » COM(2010)608final/2 van 11 november 2010.

(8) The New Article 14 TFEU reiterates the joint responsibility of the European Union and its Member States for the proper functioning of services of general economic interest and provide a specific legal base for EU regulations. It has been proposed to address services of general economic interest in a horizontal framework regulation. However, the consultation has made clear that a proposal for a framework regulation would have limited added value, if any, and that its chances of being adopted would be very small. At this stage, it does therefore not seem appropriate for the Commission to present such a proposal — http://ec.europa.eu/bepa/pdf/monti_report_final_10_05_2010_en.pdf, p. 74.

(9) Horizontale sociale bepalingen (artikelen 8 en 9), bepaling inzake niet-discriminatie (artikel 10), bepaling inzake milieubescherming (artikel 11), bepaling inzake consumentenbescherming (artikel 12).

(10) De werkgelegenheidsgraad van de 20- tot 64-jarigen verhogen tot 75 %; 3 % van het BBP besteden aan onderzoek en ontwikkeling; de uitstoot van broeikasgassen verminderen met 20 to 30 %; het aandeel van hernieuwbare energiebronnen verhogen tot 20 %; het aantal schoolverlaters beperken tot minder dan 10 % en het aantal jongeren van 30 tot 34 jaar met een diploma van hoger onderwijs verhogen tot 40 %; het aantal personen in een situatie van armoede of maatschappelijke uitsluiting verminderen met 20 miljoen.

(11) Zie FOD Sociale Zekerheid, 3e Forum van de Sociale Diensten van Algemeen Belang, SDAB en Interne Markt, 10 juni 2010.

(12) Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2007 over de sociale diensten van algemeen belang in de Europese Unie (2006/2134(INI)).

(13) Zie Overweging 27 van de dienstenrichtlijn, waardoor deze sociale diensten worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de dienstenrichtlijn, PB L 376 van 27 december 2006, blz.39.