5-89COM

5-89COM

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Handelingen

DINSDAG 5 JULI 2011 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over «de vraag van de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken om de NAVO-acties in Libië te staken» (nr. 5-1143)

De voorzitter. - De heer Olivier Chastel, minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, antwoordt.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Franco Frattini, de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken, riep op tot het onmiddellijk staken van de NAVO-acties in Libië. Volgens de minister gebeuren er dramatische fouten bij de vele luchtaanvallen. De gevolgen daarvan zijn moeilijk in te schatten, maar wijzen op heel wat burgerslachtoffers en een uitdijende burgeroorlog. Tegelijkertijd maken de bombardementen een adequate humane en medische hulpverlening bijna onmogelijk.

De formele oproep van een Europese minister van Buitenlandse Zaken van een land dat traditioneel zeer goed geïnformeerd is over de werkelijke toestand in Libië, klinkt verontrustend en wijst op een groeiend probleem. De VN-resolutie die door de NAVO in concreet krijgsgeweld wordt omgezet, lijkt steeds meer tegen haar eigen beperkingen en grenzen te stoten. Vorige week zei minister De Crem nog dat de slagkracht van het Libische leger nihil was. Ik vond dat een straffe uitspraak. Wat gaan we daar dan doen? Ofwel kletst minister De Crem maar wat uit zijn nek.

Geen enkele prognose klinkt optimistisch, het tijdsperspectief blijkt vaag en vooral onzeker. Kortom, hier dreigt een conflict totaal uit de hand te lopen. De oproep van Franco Frattini is daarbij een zoveelste illustratie, maar het is wel een formeel en zelfs officieel statement.

Hoe evalueert en apprecieert de minister de oproep van zijn collega om de NAVO-activiteiten in Libië onmiddellijk te staken, zodat humanitaire en medische hulp opnieuw mogelijk wordt?

Beaamt de minister dat het NAVO-optreden in Libië steeds meer wegzakt in een moeras van zinloosheid, zich ontwikkelt zonder een helder en haalbaar perspectief en steeds meer kenmerken vertoont van een interventie in een burgeroorlog? Hoe verdedigt de minister de aanhoudende NAVO-bombardementen, in de wetenschap dat meer en meer burgerslachtoffers vallen en dat het effect op het regime-Kadhafi eerder twijfelachtig mag worden genoemd? Of ziet de minister dat anders? Met welk tijds- en resultaatsperspectief kan de minister ons geruststellen en harde waarborgen bieden dat de interventie wel degelijk loont en weldra het gewenste effect zal sorteren, namelijk de stopzetting van alle vijandigheden langs beide kanten?

De heer Olivier Chastel, minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken. - Ik lees het antwoord van minister Vanackere.

Ik heb nota genomen van de oproep van mijn Italiaanse collega Frattini om de NAVO-acties te staken. Een gelijkaardige oproep werd eerder geformuleerd door Valerie Amos, de VN-Commissaris voor humanitaire zaken. Het voorstel kwam ook ter sprake in de zogenaamde Groep van Cairo.

Ik wil de humanitaire behoeften in en rond de door het regime belegerde steden in het westen van het land niet onderschatten. Toch is het zo dat de fel belaagde stad Misrata via de zee humanitaire hulp krijgt. De rebellen hebben vooruitgang gemaakt in de Berbergebieden en controleren de toegang tot de grens met Tunesië, zodat ook daar, via de weg, de humanitaire hulp ter plaatse kan worden gebracht. In Tripoli en andere steden die nog onder controle staan van het regime, is er door de blokkade en de sancties een schaarste aan basisproducten, wat sterke prijsstijgingen tot gevolg heeft. Er is echter geen sprake van een humanitaire noodtoestand. België heeft ten andere steeds bepleit dat humanitaire zendingen van het sanctiebeleid zouden worden uitgesloten. Het is ook niet zo dat er geen humanitaire hulp op gang is gekomen. Zo werden tussen maart en midden juni al 466 humanitaire konvooien naar Libië georganiseerd.

Het belangrijkste voorbehoud ten aanzien van een humanitaire pauze betreft de voorwaarden die we van meet af aan verbonden hebben aan een stopzetting van de bombardementen, de zogeheten voorwaarden van Berlijn: staking van de vijandelijkheden tegen burgers, terugtrekking van de troepen naar de kazernes en onbelemmerde humanitaire hulpverlening. Bij een humanitaire pauze is er geen sprake van terugtrekking van de soldaten naar de kazernes. Het gaat om een staakt-het-vuren met een statisch karakter, waarbij men zich ingraaft in de ingenomen posities. Gelet op de stagnatie aan het oostelijk front, kan dat leiden tot een verdeling van het land. De vrees is terecht dat een staakt-het-vuren in die omstandigheden door het regime zou worden misbruikt om zich te reorganiseren, te herbewapenen, op adem te komen en de repressie op te drijven tegen vermeende aanhangers van de oppositie.

Spreker verwijst naar recente incidenten waarbij burgerslachtoffers zouden zijn gevallen naar aanleiding van NAVO-bombardementen.

Op 16 juni zou inderdaad een wooncomplex getroffen zijn als gevolg van een technisch mankement aan een bomlading. De NAVO heeft zich voor het incident verontschuldigd.

Op 20 juni werd een residentie van een Libische generaal getroffen. De NAVO stelt dat het om een legitiem doelwit ging, namelijk een actieve commandopost van waaruit wel degelijk militaire operaties werden geleid.

Buiten die incidenten werd nooit bewezen dat burgerslachtoffers zouden zijn gevallen bij de NAVO-acties.

Ik wil tegenspreken dat het NAVO-optreden zinloos zou zijn. Het militaire optreden is allereerst doorslaggevend geweest voor het vermijden van een bloedbad in Benghazi en heeft ook in andere gebieden het geweld tegen burgers doen ophouden, onder meer door de vernietiging van wapentuig.

Men stelt voorts een geleidelijk overhellen vast van de militaire balans in het voordeel van de opposanten. Ik blijf er overigens van overtuigd dat onze inzet in Libië, die kan rekenen op een internationale en regionale en naar ik veronderstel ook nog altijd een parlementaire consensus, beslissend zal zijn om een vrij en democratisch Libië mogelijk te maken. In een ruimer kader betekent dit ook een steun voor de democratische revoluties in Tunesië en Egypte en in de Arabische wereld in het algemeen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik kan alleen maar zeggen dat niemand - ook ik niet - beweert dat de militaire actie geen enkel belang heeft gehad. Iedereen weet uiteraard dat ze noodzakelijk was om in het begin een bloedbad te voorkomen. Daar ben ik absoluut van overtuigd. Het enige waar ik vandaag weinig of geen antwoord op krijg is de vraag wat nu nog het belang van militaire actie is. Het zal wel aan mij liggen dat ik nog de enige ben die daarover vragen durft te stellen.

De spanning is er natuurlijk niet wanneer de minister hier zelf niet aanwezig is en dat voelt minister Chastel natuurlijk ook. Ook voor hem is het niet leuk om te moeten meedoen aan een experiment van minister Vanackere die probeert vanop afstand de hele commissie te hypnotiseren zodat we met ons allen in slaap vallen. Het is tijd dat we hem eens zeggen dat er ook nog een binnenland bestaat waar er een democratische controle is.

Ik hoop uit de grond van mijn hart dat we in Libië nog zinvol werk doen. En anders hoop ik dat we daar zo snel mogelijk weg zijn.