5-84COM

5-84COM

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Handelingen

DINSDAG 28 JUNI 2011 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de minister van Landsverdediging over «de correlatie tussen paracommando's en criminele bendes» (nr. 5-1097)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - In ons leger nemen de paracommando's een aparte plaats in. Het zijn ongetwijfeld elitetroepen, extreem getrainde en polyvalente militairen die expliciet gevormd zijn voor erg gevaarlijke en veeleisende opdrachten. De opleiding van paracommando leidt tot hooggekwalificeerde vechters, bedreven in het hanteren van diverse wapens, geoefend om te presteren in zeer moeilijke omstandigheden en een uitstekende fysieke conditie. Het kan niet anders of deze opleiding trekt ook mensen aan die zich in die vechtcultuur herkennen, erdoor worden geprikkeld en bereid zijn om letterlijk en figuurlijk spitsroeden te lopen om de zo begeerde kwalificatie van para te verwerven.

Het hoeft geen betoog dat elk leger dergelijke militairen nodig heeft. Nog onlangs bewezen de Navy SEALs hun bekwaamheden bij de raid op Bin Laden, maar wellicht weten ook wij, parlementsleden, maar amper waarbij dergelijke troepen, ook de Belgische, betrokken zijn.

Naast de vele kwaliteiten en de relevantie van dergelijke legeronderdelen, kent iedereen ook de keerzijde van deze medaille. Een extreem getrainde vechtjas blijft een mens, met een temperament en met een visie op mensen en samenleving. Heel wat verhalen onthullen dat paracommando's, en zeker ook ex-paracommando's, gemakkelijk hun weg vinden naar gewelddadige circuits in de burgermaatschappij. Daarin schuilt een logica, want hun beroepsbekwaamheid ligt in de combinatie van fysieke paraatheid en doeltreffende agressie, beheersing van allerlei wapens - ook hun eigen lichaam - en een bereidheid en zelfs ervaring om al deze competenties ook te gebruiken. Als ze het leger verlaten, zoeken velen onder hen, opnieuw helemaal begrijpelijk, een job, bezigheid of hobby die aansluit bij hun beroepsopleiding: een vechtmachine.

Het is dan niet verwonderlijk dat ook in de recente onderzoeken naar criminele motorbendes ex-para's opduiken. Ook in andere criminele dossiers, onder andere rond privémilities en de schimmige circuits van bodyguards en buitenwippers, zijn ex-paracommando's bijna een vanzelfsprekendheid.

Beaamt de minister dat de opleiding tot paracommando beoogt extreem goed getrainde vechtjassen, bekwaam in het gebruik van vele wapens, af te leveren? Deelt de minister de analyse dat deze paracommando's, zeker na het verlaten van het leger, vaak in circuits verzeilen waar hun vechtcompetenties en hun gevechtservaring sterk geapprecieerd worden? Weet de minister dat deze ex-paracommando's daardoor ook vaak in criminele milieus belanden, zoals onder andere blijkt uit onderzoeken naar motorbendes en andere misdadige subculturen?

In welke mate focust de opleiding tot paracommando niet alleen op de harde en noodzakelijke vechtcompetenties, maar ook op belangrijke en cruciale ethische, morele en maatschappelijke waarden? Deelt de minister de twijfels hieromtrent, zoals die uit de vele verhalen uit de juridische praktijk blijken? In welke mate en op welke wijze worden paracommando's gevolgd na het verlaten van het leger? Op welke wijze kan de minister waarborgen dat de opleiding tot paracommando niet systematisch maatschappijgevaarlijke mensen aflevert? Voor alle duidelijkheid: het is niet mijn standpunt dat elke paracommando de grens tussen legaal en illegaal geweld niet zou kennen. We stellen wel een zekere correlatie vast. Wat doet het leger om die zo klein mogelijk te houden?

De heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging. - Het staat iedereen vrij om bij het verlaten van Defensie over zijn eigen leven te beschikken, het verder uit te bouwen en bij een andere werkgever aan de slag te gaan.

Jammer genoeg worden enkele individuele gevallen, waarvan de acties zuiver tot de privésfeer behoren, snel veralgemeend. Rekening houdend met het groot aantal militairen dat jaarlijks Defensie verlaat, lijkt het toch sterk overdreven om, afgaande op de recente berichtgeving, dergelijke feiten als problematisch te gaan beschouwen. Dergelijke uitspraken en vooroordelen, zoals verwoord in de vraag van de heer Anciaux, vormen een smet voor alle (ex-)paracommando's die hun werk wel naar behoren uitoefenen en hun beroepservaring ten dienste stellen van de maatschappij.

De opleiding tot paracommando is in de eerste plaats een harde fysieke en karakteriële vorming, waarbij van de kandidaat wordt verlangd dat hij of zij bereid en bekwaam is fysieke inspanningen te leveren in moeilijke en stresserende omstandigheden en zowel lichamelijk als geestelijk een risicovolle en fysiek veeleisende opdracht correct uit te voeren.

Tijdens de basisopleiding van elke militair worden lessen gegeven die focussen op de ethische, morele en sociale waarden. Tijdens de opleiding paracommando wordt de nadruk gelegd op het aanleren van een groepsgevoel, een korpsgeest, discipline en respect voor het individu en de hiërarchie, en ook voor de morele waarden die in overeenstemming zijn met het militaire statuut. Bij de voorbereiding van elke opdracht worden tevens specifieke gedragsregels uitgevaardigd en wordt de paracommando's aangeleerd de door hen verworven technieken enkel in welbepaalde situaties toe te passen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik wil zeker niet alle oud-militairen of ex-para's stigmatiseren. Elk jaar verlaat een groot aantal militairen het leger; dat cijfer ligt hoger dan het aantal paracommando's. Het is goed dat in alle opleidingen aandacht wordt besteed aan ethische, morele en sociale waarden.

Het verontrust me wel dat de minister onmiddellijk een defensieve houding aanneemt. Waarom erkent hij niet dat de lijn tussen legaal en illegaal geweld flinterdun is? Mensen worden opgeleid om, weliswaar legaal, geweld te gebruiken. Waarom wordt niet erkend dat het gevaar bestaat dat die kennis nadien ook kan worden misbruikt? Er zijn mensen die dit gevaar erkennen en die benadrukken dat in de paraopleiding, meer dan in andere opleidingen, meer aandacht aan dit probleem moet worden besteed. Het probleem mag niet worden gebanaliseerd en de minister wekt nu wel die indruk.

De heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging. - Ik banaliseer het probleem helemaal niet, maar het geldt evenzeer voor opleidingen in sportclubs en in andere verenigingen.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Dat is juist, maar u banaliseert wel het probleem. U moet het gewoon durven erkennen. Er zijn in de juridische praktijk zeer veel aanwijzingen dat het gevaar bestaat dat kennis van gewelddadige praktijken vaak wordt misbruikt. De minister moet dat ernstig nemen. Uiteraard is er ook misbruik op andere plaatsen en is de minister niet verantwoordelijk voor alle geweld in de wereld. Hij moet binnen het leger wel zijn verantwoordelijkheid nemen. Dat is ook in het belang van die ex-para's.

(De vergadering wordt gesloten om 11.10 uur.)