5-64COM

5-64COM

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Handelingen

DINSDAG 3 MEI 2011 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de verplichte vaccinaties» (nr. 5-728)

Vraag om uitleg van de heer Louis Ide aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de weigering van vaccinatie en de gevolgen van de vrijspraak en vrijstelling van poliovaccinatie door de correctionele rechtbank van Doornik» (nr. 5-734)

De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Op 16 maart jongstleden vonniste de rechtbank van Doornik tegen de verplichte poliovaccinatie. Een ouderpaar weigerde de inenting - de enige die nog verplicht is - omdat de gevraagde informatie hierover niet beschikbaar was en er geen sluitende waarborgen werden gegeven voor de veiligheid na inenting. De rechtbank baseerde zich voor haar vonnis onder andere op de wet inzake patiëntenrechten van 2002.

Het vonnis speelt wellicht een cruciale rol in een moeilijke en complexe discussie over de verplichting tot bepaalde inentingen. Hoe ver moet, kan en wil een overheid in dat opzicht gaan? Uiteraard vormen elementen van volksgezondheid, mogelijke epidemieën en snelle besmettingen mogelijk belangrijke argumenten. De opvattingen van de medische en wetenschappelijke wereld zijn over de kwestie echter meestal niet eensgezind, vaak zelfs tegenstrijdig. Zeker als het gaat om gezondheidswaarborgen, houden de producenten van vaccins meestal een slag om de arm. Soms is een weigering van een vaccin ook ingegeven door religieuze overtuigingen.

In deze hele context mogen we evenwel niet voorbijgaan aan de belangrijke invloed van de farmaceutische industrie, die met vaccins grote winsten realiseert en uiteraard druk uitoefent op overheden om inentingen zo ruim mogelijk te verspreiden.

Het recente vonnis in Doornik stelt ons, en de minister, voor moeilijke vragen en uitdagingen.

Hoe interpreteert de minister het vonnis? Besluit zij hieruit dat het enige verplichte vaccin, namelijk dat tegen polio, niet meer kan en mag worden verplicht? Tot welke consequentie leidt het opheffen van de verplichting? Beschikt de minister over voldoende wetenschappelijke argumenten om de verplichting te handhaven? Hoe zal zij over het vonnis communiceren, zowel naar artsen, verpleegkundigen, kinderconsulten, als naar het grote publiek?

Welk beleid verdedigt de minister met betrekking tot andere vaccins? Welke vaccins moeten volgens haar via de kanalen van volksgezondheid bij de bevolking worden aanbevolen? Zijn de wetenschappelijke argumenten hiervoor voldoende sterk en gedragen om die inentingen aldus te promoten? Ervaart zij druk van de farmaceutische industrie?

De heer Louis Ide (N-VA). - De problematiek van de verplichte poliovaccinatie is belangrijker dan men denkt. De magistraat die het vonnis heeft geveld, heeft niet stilgestaan bij het algemeen belang.

Polio komt nog steeds wereldwijd voor. Nochtans was het de ambitie van de WHO om polio tegen 2000 uit te wereld te helpen. Helaas duikt polio nog steeds op in politiek instabiele landen zoals Nigeria, India, Pakistan en Afghanistan.

Dat de westerse wereld zich onaantastbaar waant en meent niet meer te moeten vaccineren, getuigt dan ook van verregaande arrogantie.

Op het ogenblik kampen we in de westerse wereld overigens met een epidemie van mazelen en kinkhoest. Vaccinatie is dus belangrijk. Het verheugt me dan ook dat Vlaams minister Jo Vandeurzen een actie start om te wijzen op het gevaar van mazelen en kinkhoest, ziekten die soms tot de dood kunnen leiden.

Ik til dan ook bijzonder zwaar aan het vonnis dat geveld werd door een magistraat die zich niet heeft beroepen op de voorhanden zijnde expertise. Hij beroept zich wel op de wet inzake patiëntenrechten en op de informatieplicht. Hij dient echter ook rekening te houden met het algemeen belang.

Gezien de scheiding der machten kan ik mij alleen tot de minister richten. Ik hoop dat zij de verplichte poliovaccinatie zal handhaven en tegen het vonnis in beroep gaat.

M. André du Bus de Warnaffe (cdH). - Je souhaiterais intervenir parce que j'ai introduit une demande d'explications sur le même sujet après la mise à l'ordre du jour de ces deux questions.

Dans le jugement rendu à Tournai, le juge a estimé que les parents ne disposaient pas d'informations suffisantes sur le vaccin.

On sait qu'il n'existe encore aucun traitement pour soigner et vaincre la polio qui peut entraîner de graves séquelles. Le débat sur l'obligation vaccinale doit donc être considéré avec le plus grand sérieux, mais les questions relatives à l'information subsistent.

J'ai eu l'occasion d'interroger à ce sujet votre collègue à la Communauté française, Fadila Laanan, qui estimait ne pas devoir commenter outre mesure ce jugement.

Cela étant, à partir de quel moment estime-t-on qu'une information est suffisante ? Une concertation doit-elle être organisée avec les communautés à propos de cette information ? L'obligation de la vaccination serait-elle liée à l'information ? Dans l'affirmative, les liens entre le niveau fédéral et les communautés ne devraient-ils pas se matérialiser par un protocole précisant la portée de l'information délivrée ?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie. - De Belgische Staat is geen betrokken partij bij het vonnis van de correctionele rechtbank van Doornik, waarin ouders werden vrijgesproken die weigerden hun kinderen tegen polio te laten inenten. Mijn diensten hebben het parket een kopie van dat vonnis gevraagd. Ze hebben ook vernomen dat het openbaar ministerie op 22 maart 2011 tegen het vonnis beroep heeft aangetekend. Het vonnis kan dus nog worden herzien.

De toute façon, ce jugement n'a qu'une portée relative. Il ne sort ses effets qu'à l'égard des parties à la procédure judiciaire. La décision intervenue n'affecte donc en rien la validité des actes législatifs qui restent évidemment d'application. Toutefois, un juge placé devant le même problème pourrait suivre le précédent et donner à la législation en vigueur la même interprétation que celle suivie dans le cas particulier qui nous occupe. C'est la raison pour laquelle je suis ce dossier avec énormément d'attention. Il ne s'agit toutefois pas non plus de tirer des conclusions de manière prématurée.

De rechtbank is van mening dat er een tegenstrijdigheid bestaat tussen het koninklijk besluit van 26 oktober 1966, waarbij de inenting tegen poliomyelitis werd verplicht, en de wet van 22 augustus 2002 over de patiëntenrechten. Ik heb mijn diensten dan ook gevraagd om de kwestie vanuit juridisch oogpunt te onderzoeken. Mochten we tot het besluit komen dat er wel degelijk een tegenstrijdigheid bestaat, dan zullen we de wet moeten wijzigen om het verplichte karakter van de vaccinatie te handhaven.

Overigens heb ik de Hoge Gezondheidsraad gevraagd om samen met het Belgisch Certificatiecomité voor de Eradicatie van Poliomyelitis na te gaan of de inentingsverplichting moet worden gehandhaafd. Het comité volgt de toestand inzake polio in België en het rapporteert daarover aan de Wereldgezondheidsorganisatie, de WHO. De WHO beslist op basis van die informatie of ons land poliovrij verklaard kan blijven.

De inenting tegen poliomyelitis werd in 1958 ingevoerd. Het is de enige verplichte inenting. Het gaat dus om het enige vaccin waarvoor de federale overheid bevoegd is. De gemeenschappen zijn bevoegd voor de opvolging van de facultatieve inentingen. Van 1967 tot 2000 werd het levend afgezwakt oraal vaccin gebruikt. Sinds januari 2001 is het verbeterde inspuitbare geïnactiveerde vaccin opgelegd. De begeleidende bijsluiter vermeldt de volledige kwalitatieve samenstelling en de hoeveelheden actieve bestanddelen van dit vaccin.

Omdat het om het enige verplichte vaccin gaat, wordt bij een weigering als volgt te werk gegaan. Vóór de federale gezondheidsinspecteurs een proces-verbaal opstellen, zenden ze de personen die kinderen met een niet-conforme vaccinatiestatus onder hun hoede of voogdij hebben, drie herinneringen. Tijdens die procedure komt het voor dat personen telefonisch of schriftelijk laten weten dat ze het kind dat onder hun hoede of voogdij is, niet willen laten vaccineren. De gezondheidsinspecteurs reageren hierop met een persoonlijke brief, waarin de wetenschappelijke argumenten voor de goedgekeurde gezondheidsbeslissing worden toegelicht. Als de verantwoordelijken voor het kind blijven weigeren of zich blijven verzetten, volgt een persoonlijk onderhoud met een ter zake gespecialiseerde verpleegkundige.

Alle niet-geregulariseerde dossiers worden op het einde van de aanmaningsprocedure naar de procureur des Konings gezonden.

De heer Bert Anciaux (sp.a). - Zoals de minister zegt; is juridisch gezien het vonnis niet algemeen geldend en bindt het alleen de partijen. De minister is van oordeel dat de wettelijke verplichting bijgevolg van kracht blijft.

Dat ze onderzoek laat doen, is de juiste beslissing. Er moet inderdaad worden nagegaan of er een juridische tegenstrijdigheid is tussen de verplichte poliovaccinatie op basis van het koninklijk besluit en de wet op de patiëntenrechten.

Desalniettemin neemt de minister een duidelijk en formeel standpunt in over poliovaccinatie, zoals een aantal senatoren overigens. Zelf ben ik maar een onwetende die wel veel artikels leest over het onderwerp, misschien ook de verkeerde, waarin wel vragen worden gesteld bij de verplichte poliovaccinatie. Hoewel ik afstam van een familie met heel wat traditionele dokters die het wellicht eens zijn met de minister en dokter Ide, durf ik zelf nogal eens afwijkende literatuur te lezen over poliovaccinatie.

Toch ga ik ervan uit dat de minister weet wat ze doet en dat het afdwingen van de poliovaccinatie een engagement inhoudt en het algemeen belang tot doel heeft.

Ik hoop evenwel dat er duidelijker zal worden gecommuniceerd over poliovaccinatie. Ik heb wel begrepen dat de Wereldgezondheidsorganisatie ter zake de nodige kennis heeft vergaard.

De heer Louis Ide (N-VA). - Het stemt me tevreden dat de minister haar verantwoordelijkheid neemt en duidelijk stelling neemt voor de handhaving van de inenting. Het stemt me eveneens tevreden dat beroep wordt aangetekend tegen het vonnis en dat ook het openbaar ministerie zijn verantwoordelijkheid neemt. Hoewel we geen betrokken partij zijn, vinden we het vonnis een belangrijk precedent.

Ik ben het ermee eens dat geregeld moet worden nagegaan of de verplichte inenting tegen polio nog zin heeft. Zodra polio wereldwijd uitgeroeid is, wordt de verplichte inenting inderdaad zinloos. Jammer genoeg hebben we rond het jaar 2000 onze kans gemist. Polio rukt weer op en gelet op de migratiestromen kan dat tot problemen leiden.

Zoals de minister zegt, is men overgeschakeld van het levende afgezwakte orale vaccin, dat een herd immunity gaf, op het geïnactiveerde vaccin, waardoor de groep niet meer wordt beschermd, en dus ook niet de enkelingen die niet gevaccineerd zijn. Dat aspect zal door het wetenschappelijke comité ongetwijfeld verder worden onderzocht.

Wat de gezondheidszorg betreft, moet men niet alleen oog hebben voor wat er in de Westerse wereld gebeurt. Het belangrijkste voor de wereldgezondheid zijn water and sanitation en vervolgens vaccination. Als men die zaken kan waarmaken, is het gezondheidsprogramma wereldwijd voor negentig procent gerealiseerd.

Ik ben geen jurist, maar ik zie het vonnis veeleer als een misbruik van de wet op de patiëntenrechten. De verplichte vaccinatie staat in het Belgisch Staatsblad, dat elke burger geacht wordt te lezen, zodat we in dit verband kunnen spreken van informed consent.