5-801/1

5-801/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

22 FEBRUARI 2011


Wetsvoorstel tot wijziging van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, om de compensatoire vergoeding te verhogen voor werknemers die willekeurig zijn ontslagen op grond van betaald educatief verlof

(Ingediend door mevrouw Fabienne Winckel en de heer Philippe Mahoux)


TOELICHTING


Krachtens de artikelen 108 en volgende van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen moet een werknemer die betaald educatief verlof wil nemen in het kader van de permanente vorming van de werknemers zijn werkgever hierover inlichten door middel van een getuigschrift, waarin wordt bevestigd dat hij regelmatig ingeschreven is om een of verschillende opleidingen te volgen; voorts moet hij zijn werkgever in kennis stellen van de voorziene afwezigheden, en hem verwittigen als hij de opleiding(en) opgeeft dan wel onderbreekt. Alleen het aantal uren van werkelijke aanwezigheid tijdens de lesuren wordt in aanmerking genomen om het aan de werknemer toegekende betaald educatief verlof te bepalen; het voordeel van het betaald educatief verlof wordt trouwens alleen toegekend aan de werknemer die de cursussen nauwgezet volgt. De uren gedurende welke de werknemer afwezig is, worden gelijkgesteld met werkelijke arbeidsuren voor de toepassing van de sociale wetgeving.

Artikel 118, § 3, van de voormelde wet voorziet in de toekenning van een compensatoire vergoeding indien de werknemer willekeurig wordt ontslagen op grond van het betaald educatief verlof. Die vergoeding gelijkt op de compensatoire vergoedingen waarin is voorzien om de werknemers te beschermen tegen willekeurig ontslag om bepaalde redenen, zoals bijvoorbeeld het moederschap, arbeidsduurvermindering (tijdskrediet) enzovoort.

De werkgever mag de werkgever derhalve niet om die reden ontslaan vanaf het ogenblik dat hij zijn aanvraag voor het betaald educatief verlof heeft ingediend, tot op het einde van de opleiding, behalve om redenen die volkomen los staan van die aanvraag. Het staat aan de werkgever bewijzen aan te voeren voor de redenen die hij heeft opgegeven om de werknemer die een dergelijk verlof heeft aangevraagd, te ontslaan.

Ingeval de voor het ontslag opgegeven redenen niet los staan van de aanvraag van de werknemer om voor dat verlof in aanmerking te komen, of indien er geen reden voorhanden is, moet de werkgever de werknemer een compensatoire vergoeding betalen die overeenkomt met drie maanden loon, onverminderd de vergoedingen die in geval van verbreking van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer verschuldigd zijn. De werknemer kan evenwel het voordeel van de bescherming verliezen wanneer hij zijn opleiding onderbreekt.

De compensatoire vergoeding voor willekeurig ontslag die wordt toegekend aan werknemers die een dergelijk verlof hebben aangevraagd, komt dus overeen met slechts drie maanden loon, terwijl die vergoeding overeenkomt met zes maanden loon in alle andere gevallen waarin de wetgever de werknemer in welbepaalde omstandigheden wenste te beschermen.

De indieners van dit wetsvoorstel achten die ongelijke behandeling geenszins gegrond. Daarom stellen zij voor de compensatoire vergoeding op te trekken tot zes maanden loon.

Fabienne WINCKEL.
Philippe MAHOUX.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 118, § 3, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, worden de woorden « drie maanden » vervangen door de woorden « zes maanden ».

16 februari 2011.

Fabienne WINCKEL.
Philippe MAHOUX.