5-628/1

5-628/1

Belgische Senaat

ZITTING 2010-2011

21 DECEMBER 2010


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek, met betrekking tot de toekenning van de naam van het kind

(Ingediend door mevrouw Inge Faes)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel ligt in het verlengde van het door mevrouw Martine Schüttringer en de heer Frans Lozie ingediende wetsvoorstel (stuk nr. 49-2053/1 - 1998/1999) alsook van het door de dames Claudine Drion en Fauzaya Talhaoui ingediende wetsvoorstel, (stuk Kamer, 50-0283/001). Verder hebben ook de dames Zoé Genot en Muriel Gerkens een soortgelijk wetsvoorstel, (stuk Kamer, nr. 51-0089/001) ingediend.

Heden is vrijwel iedereen het er over eens dat man en vrouw gelijk zijn. Toch is dit niet in alle gevallen zo, een van de meest zichtbare tekenen van deze ongelijkheid is de naamgeving van het kind. Het is in België nu eenmaal de gewoonte dat de vader zijn familienaam doorgeeft aan zijn kinderen, dit terwijl de moeder daar evenveel recht op heeft. Het lijkt ons dan ook niet meer dan normaal dat in de wetgeving over de naamgeving deze bestaande ongelijkheid tussen mannen en vrouwen moet worden weggewerkt en in de mogelijkheid te voorzien dat ook de moeder haar naam kan doorgeven aan haar kinderen. Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met het feit dat steeds meer ouderparen de familienaam van hun kinderen willen kiezen en eventueel de dubbele naam van beide ouders wensen over te dragen. Alhoewel de rechten van het kind op een naam staan beschreven in het International Verdrag inzake de Rechten van het Kind, is de wijze waarop namen worden overgedragen niet beschreven. Dit laat aan de nationale wetgever expliciet het recht over deze lacune op te vullen.

Dat aangaande de naamgeving van het kind de consensus naar een gelijkheid van man en vrouw evolueert, blijkt ook uit de verschillende wetsvoorstellen die reeds in Kamer van volksvertegenwoordigers en Senaat zijn behandeld en waarvan we er enkele hierboven hebben vermeld. In verscheidene Europese landen heeft deze mentaliteitswijziging er al voor gezorgd dat het Burgerlijk Wetboek werd gewijzigd : zoals in Frankrijk in 2002. Daarbij werd ouders de keuze gelaten een van hun beide namen, dan wel een dubbele naam (in de door hen gekozen volgorde) over te dragen. In Québec beschikken de ouders sinds 1980 over die mogelijkheid. In België heeft de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen zich over de kwestie gebogen. In zijn advies van 21 maart 1997 (CDPK, 1997, blz. 459) beveelt de Raad aan de ouders te laten kiezen uit drie mogelijkheden : de naam van de vader, de naam van de moeder, ofwel beide namen in alfabetische volgorde, waarbij alleen de eerste naam aan de volgende generatie wordt overgedragen.

Ten slotte liet ook Europa zich aangaande deze materie niet onbetuigd : op 27 september 1978 heeft het Comité van ministers van de Raad van Europa resolutie nr. 78/37 over de civielrechtelijke gelijkheid van de echtgenoten aangenomen. Deze resolutie bepaalt dat beide echtgenoten dezelfde rechten moeten krijgen wat betreft de overdracht van de familienaam aan hun kinderen.

De basis van ons voorstel zijn volgende punten :

1. De vrije keuze : de ouders moet de vrije keuze worden gelaten inzake naamsoverdracht aan hun kind :

— de naam van de vader;

— de naam van de moeder;

— de naam van de beide ouders, in de door de ouders gekozen volgorde.

2. De eenheid van de familienaam : de naam die voor het eerste kind wordt gekozen, geldt tevens voor de andere uit hetzelfde echtpaar geboren kinderen, zodat ze allen dezelfde naam dragen.

3. Vanaf de tweede generatie maken de ouders die zelf een dubbele naam dragen, voor de naam van hun kind een keuze uit hun vier namen, zodat het kind maximaal twee, in een dubbele naam aan elkaar gekoppelde namen kan dragen.

4. In bijkomende orde geldt dan, dat indien de ouders geen keuze maken, het kind de naam van de vader zal dragen. We willen er op wijzen dat deze optie niet is ingegeven door patriarchale overwegingen of zou betekenen dat de band tussen vader en kind van grotere waarde is. Integendeel, de achterliggende bedoeling is precies de verantwoordelijkheid en de opvoedingstaken van de man als vader van het kind te beklemtonen. Zoals verwoord in het adagium « mater semper certa est », staat de band tussen en moeder en kind altijd vast : zij bestaat « van nature ». Deze eigensoortige band is er niet tussen vader en kind. Dat vormt dan ook de aanleiding om de band tussen vader en kind tot uitdrukking te laten komen, door de naam van de vader aan het kind te geven, als de ouders geen expliciete keuze maken.

De keuzevrijheid die de ouders moeten hebben, is dus de basis van dit wetsvoorstel. De ouders moeten kunnen kiezen tussen : de naam van de vader, de naam van de moeder of de dubbele naam. Deze keuzevrijheid is voor ons zo belangrijk dat wij dit principe wensen door te trekken, door het uit te breiden tot de volgorde waarin de namen — bij keuze voor dubbele naamgeving — kunnen voorkomen. Zo zouden ouders vrij kunnen beslissen de dubbele naam met die van de moeder dan wel met die van de vader te laten aanvangen. In plaats van de naam van het kind, of de volgorde ervan bij wet te bepalen, lijkt het beter om het, in een democratische samenleving, die per definitie uit verantwoordelijke burgers bestaat, aan de ouders over te laten welke naam of namen zij het meest geschikt achten, alsmede de naamsvolgorde die (bij dubbele naamgeving) hun het meest geschikt lijkt. De ouders blijken al eeuwen in staat een voornaam voor hun kinderen te kiezen, waarom zouden zij dan ook niet in alle vrijheid mogen bepalen welke naam of namen zij wensen over te dragen. Slechts wanneer de ouders geen keuze maken, moet de naam bij wet worden vastgelegd. Dat de wetgever hier opteert voor de naam van de vader is reeds hierboven uitgelegd.

Het is natuurlijk zo dat dit wetsvoorstel niet garandeert dat de naam van de moeder of de dubbele naam zal gebruikt worden, er zijn er dan ook die vrezen dat als de ouders de keuzevrijheid hebben, de naam van de vader dominant zal blijven. Toch zijn wij tegen elke soort van dwang : die een moeilijk vraagstuk als de verhouding tussen de geslachten bij wet wil vastleggen. Een wet mag immers geen mentaliteitswijziging afdwingen; zij moet er veeleer ruimte voor scheppen. Wij geloven echter dat mannen en vrouwen, wanneer het om de belangen van hun kinderen gaat, tot dialoog in staat zijn. Bovendien zijn er mannen die zelf hun naam niet willen doorgeven omdat deze bijvoorbeeld beledigend en/of onnozel is.

Wij zijn anderzijds ook niet voor enige vorm van positieve discriminatie, waarbij de vrouw de zekerheid krijgt dat ze haar familienaam aan het kind kan overdragen. Deze discriminatie ten voordele van de vrouw kan overigens op de kritiek stuiten dat ze ingaat tegen de grondwettelijke beginselen van non-discriminatie en van gelijkheid voor de wet. Het Grondwettelijk Hof vindt bepaalde vormen van positieve discriminatie misschien wel geoorloofd, als zij in het leven zijn geroepen om een einde te maken aan bestaande ongelijkheden, maar stelt hierbij ook, dat zo'n maatregelen tijdelijk moeten zijn en de rechten van derden niet onnodig mogen beperken, overeenkomstig de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (AAH nr. 9/94 27 januari 1994, JLMB, 1994, p. 1382, en opm. van B. Renauld).

Een wet die de naamsoverdracht van ouder op kind regelt, heeft echter een permanent karakter. Bovendien komt een maatregel, als het recht van de vader beperken door aan de moeder een privilege toe te kennen, over als niet in verhouding met de bestaande ongelijkheid inzake de overdracht van de naam aan het kind. Gelijkheid en keuzevrijheid voor de ouders vormen dus de basis van dit wetsvoorstel. Het aan elkaar koppelen van beide krachtlijnen biedt volgens ons de beste oplossing om een einde te maken aan de bestaande discriminatie, om zich aan te passen aan de nieuwe levenswijzen binnen het gezin en om de gebruiken inzake familienaam geleidelijk aan te passen aan de evolutie van de man-vrouwverhouding in onze samenleving.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

§ 1. Vrije keuze : de ouders moeten de vrije keuze hebben om aan hun kind de naam te geven van :

— hetzij de vader;

— hetzij de moeder;

— hetzij de beide ouders, in een door hen gekozen volgorde (dubbele naam).

Vanaf de tweede generatie kiezen de ouders die een dubbele naam dragen, de naam van hun kinderen uit hun vier namen; een kind krijgt van die vier namen er maximaal twee, in de vorm van een dubbele naam.

§ 2. Bijkomend : als de ouders geen keuze hebben gemaakt of niet tot overeenstemming komen, krijgen de kinderen de naam van de vader.

§ 3. Eenheid van familienaam : de keuze voor het eerste kind geldt voor de andere kinderen die uit hetzelfde ouderpaar worden geboren. De eenheid in de naam van broers en zusters is eveneens belangrijk en maakt het gemakkelijker de familiebanden te onderscheiden. Het is bijgevolg wenselijk dat de keuze van de naam slechts van toepassing is op het eerste gemeenschappelijk kind van de ouders en dat alle kinderen die later voortkomen uit dezelfde ouders dezelfde naam als het eerste kind krijgen. Hetzelfde beginsel geldt voor de kinderen van dezelfde moeder of dezelfde vader, ten aanzien van wie maar een afstamming vaststaat.

De huidige wetgeving wordt dientengevolge aangepast, maar blijft voorts ongewijzigd : alle omstandigheden waarin in de wet momenteel voorziet, blijven in de toekomst toegestaan. De ouders krijgen de vrije keuze inzake de overdracht van de familienaam aan hun kinderen, maar de paren die dat wensen, kunnen de voorrang blijven geven aan het huidige wettelijk voorschrift, zonder dat de vrije keuze van hen die andere formules inzake verkiezen, in het gedrang komt.

Artikel 3

Om ook de ouders die reeds een gemeenschappelijk kind hebben van wie de afstamming ten aanzien van hen beiden vaststaat, de mogelijkheid te geven om een naamkeuze voor hun kinderen te doen, dient te worden voorzien in een overgangsmaatregel. Tot twee jaar na de inwerkingtreding van de wet kunnen ouders voor hun gemeenschappelijke kinderen de naam van de andere ouder kiezen of beide namen samen in de door hen gekozen volgorde, beperkt tot een naam voor elk van hen, mits ten tijde van de naamskeuze het oudste kind jonger is dan twaalf jaar. Verdere voorwaarden zijn dat de verklaring van naamskeuze alle gemeenschappelijke kinderen betreft en dat het oudste gemeenschappelijk kind van deze ouders niet is geboren na de inwerkingtreding van de wet. De verklaring van naamskeuze kan worden afgelegd ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats van beide ouders en van deze verklaring wordt melding gemaakt op de kant van de akte van geboorte en van de andere akten betreffende de kinderen. Deze verklaring van naamskeuze heeft uiteraard tot gevolg dat de kinderen van dezelfde ouders van wie de afstamming ten aanzien hen beide nadien komt vast te staan, dezelfde naam zullen dragen. Hierdoor wordt het principe van de eenheid van familienaam nogmaals benadrukt.

Inge FAES.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987, wordt vervangen als volgt :

« Art. 335. — § 1. Het kind van wie de afstamming van vaderszijde en van moederszijde tegelijkertijd, uiterlijk op de dag van de aangifte van de geboorte, komt vast te staan, draagt, afhankelijk van de keuze van de ouders, of van een van hen indien de andere overleden is, afwezig verklaard is of zich in de onmogelijkheid bevindt zijn wil te kennen te geven, de familienaam of een van de namen van zijn moeder, de familienaam of een van de namen van zijn vader, dan wel de twee namen samen van zijn ouders, in de door hen gekozen volgorde en beperkt tot een naam voor elk van hen.

Ingeval de afstamming van de vaderszijde en van moederszijde tegelijkertijd, na de geboorte van het kind, komt vast te staan, kunnen beide ouders, of een van hen indien de andere overleden is, afwezig verklaard is of zich in de onmogelijkheid bevindt zijn wil te kennen te geven, binnen een jaar te rekenen van de dag waarop zij de vaststelling van afstamming hebben vernomen en voor de meerderjarigheid of de ontvoogding van het kind, in een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte verklaren dat het kind de familienaam of een van de namen van zijn moeder, de familienaam of een van de namen van zijn vader, dan wel de twee namen samen van zijn ouders, in de door hen gekozen volgorde en beperkt tot een naam voor elk van hen, zal dragen.

Van de keuze van de familienaam zoals bedoeld in het eerste lid wordt een verklaring opgemaakt uiterlijk op het tijdstip van de aangifte van de geboorte. De verklaring van de keuze van de familienaam voor de geboorte wordt gedaan ten aanzien van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats van beide ouders of van een van hen, die daarvan akte opmaakt. Van de verklaring inzake de keuze van de familienaam gedaan voor of tijdens de aangifte van de geboorte, wordt melding gemaakt in de akte van geboorte. De verklaring inzake de keuze van de familienaam zoals bedoeld in het tweede lid wordt gedaan ten aanzien van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats van beide ouders of een van hen, die daarvan akte opmaakt. Van die verklaring inzake de keuze van de familienaam wordt melding gemaakt op de kant van de akte van geboorte en van de andere akten betreffende het kind.

§ 2. Bij gebreke van een gemeenschappelijke verklaring waarin de keuze van de familienaam wordt vermeld of bij gebreke van overeenstemming, draagt het kind de familienaam van de vader.

§ 3. De kinderen die voortkomen uit dezelfde ouders of door hen zijn geadopteerd, dragen eenzelfde naam.

§ 4. Het kind van wie maar één afstamming vaststaat, draagt de naam of een van de namen van de bekende ouder, naar diens keuze. Als geen keuze wordt gemaakt, draagt het kind dezelfde naam als die ouder. Bij het opmaken van de geboorteakte van het kind, vermeldt de ambtenaar van de burgerlijke stand of de ouder al dan niet een keuze heeft gemaakt. De kinderen die voortkomen uit dezelfde ouder of door hem alleen zijn geadopteerd, dragen eenzelfde naam.

§ 5. Als de ene afstamming komt vast te staan na de andere, dan wordt aan de naam die het kind zal dragen geen wijziging aangebracht. De ouders samen, of een van hen indien de andere overleden is, afwezig verklaard of in de onmogelijkheid verkeert om zijn wil te kennen te geven, kunnen evenwel in een akte die door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de geboorteplaats van het kind is opgemaakt, verklaren dat het kind een naam zal dragen die overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid, wordt gekozen. Die verklaring moet worden gedaan binnen een jaar te rekenen vanaf de dag waarop degenen die de verklaring doen, de vaststelling van de tweede afstamming hebben vernomen, en voor de meerderjarigheid of de ontvoogding van het kind. Als het kind ouder is dan vijftien jaar, kan die verklaring alleen maar met zijn instemming worden gedaan. Van de wijziging wordt melding gemaakt op de kant van de geboorteakte en de andere akten betreffende het kind. Als het kind in het buitenland is geboren, kan dezelfde verklaring worden gedaan bij ambtenaar van de burgerlijke stand van de stad Brussel.

§ 6. Als voor de familienaam wordt gekozen uit twee naast elkaar geschreven namen in een vrij gekozen volgorde en beperkt tot een naam per ouder, wordt tussen beide namen een koppelteken ingevoegd.

Overgangs-, tijdelijke en slotbepalingen

Art. 3

§ 1. Wanneer de afstamming van het kind van vaderszijde en van moederszijde vaststaat, kunnen de ouders samen, of een van hen indien de andere overleden is, afwezig verklaard, of in de onmogelijkheid verkeert om zijn wil te kennen te geven, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet, in een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte verklaren dat hun gemeenschappelijke kinderen de naam zullen dragen van de andere ouder of de namen van beide samen in de door hen gekozen volgorde en beperkt tot een naam voor elk van hen, indien aan volgende voorwaarden wordt voldaan.

1. Het oudste kind van wie de afstamming van vaders- en moederszijde vaststaat, heeft nog niet de leeftijd van twaalf jaar bereikt op het ogenblik dat de verklaring wordt gedaan.

2. De verklaring heeft betrekking op alle gemeenschappelijke kinderen van dezelfde ouders.

3. Het oudste gemeenschappelijke kind van die ouders is niet geboren na de inwerkingtreding van deze wet.

§ 2. De verklaring inzake de in paragraaf 1 bedoelde familienaamkeuze wordt afgelegd ten aanzien van de met de akteopmaak belaste ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats van de ouders, of een van hen. Van die verklaring inzake de wijziging van de familienaamkeuze wordt melding gemaakt op de kant van de geboorteakte en de andere akten betreffende het kind.

§ 3. Indien een of meer kinderen hun naam overeenkomstig paragraaf 1 hebben gekregen, dragen de kinderen van dezelfde ouders van wie de afstamming nadien komt vast te staan, dezelfde naam.

§ 4. De eerste drie paragrafen zijn van analoge toepassing op :

1. de kinderen die door beide ouders zijn geadopteerd voor de datum van de inwerkingtreding van de wet;

2. de kinderen voor wie voor de datum van inwerkingtreding van deze wet een adoptieakte als bedoeld in artikel 349 van het Burgerlijk Wetboek is opgemaakt en waarvan het homologatievonnis voor die datum nog niet in kracht van gewijsde is gegaan;

3. de kinderen voor wie voor de datum van inwerkingtreding van deze wet het in artikel 353 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde adoptievonnis nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, indien er voor de datum van inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 353, § 2, van het voorgenoemde Wetboek een verzoekschrift is ingediend.

Art. 4

Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

26 november 2010.

Inge FAES.