5-9COM | 5-9COM |
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). - Op basis van artikel 8 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en het koninklijk besluit van 12 juni 2006 tot uitvoering van een deel van die wet, moet elke persoon die dat wenst, ongeacht de aard van zijn loopbaan, op termijn van de pensioendienst een individuele berekening van zijn pensioenbedrag kunnen krijgen.
Op basis van het vernoemde koninklijk besluit krijgt iedere werknemer een ambtshalve pensioenraming in het jaar waarin hij 55 jaar wordt. Dat maakt deel uit van het AURA-project. Het is uiteraard lovenswaardig dat werknemers die aan het einde van hun loopbaan zijn, worden geïnformeerd over hun toekomstige pensioen.
Verschillende middenvelds- en ouderenorganisaties melden mij echter dat de pensioenramingen die werknemers vanaf 55 jaar ambtshalve ontvangen, niet altijd accuraat zijn. Dat geldt vooral voor onregelmatige en gemengde loopbanen. Dat is te wijten aan enkele punctuele problemen. Enerzijds is de informatie waarover onder meer de RVP beschikt, soms onvolledig of onnauwkeurig. Dat kan door de gerechtigde zelf worden rechtgezet en stelt dus op langere termijn meestal geen probleem. Anderzijds zouden de berekeningsprogramma's van de RVP bepaalde lacunes of fouten bevatten. Zo zouden niet alle minimumrechten automatisch worden opgenomen in de berekening. Ook zou geen rekening worden gehouden met alle loopbaanjaren bij een raming voor een vervroegd pensioen bij een loopbaan die meer jaren telt dan 45. Bovendien zou de pensioenraming een schatting voor een vervroegd pensioen voorspiegelen wanneer de betrokkene niet in aanmerking komt voor vervroegde pensionering.
Een ander probleem is dat de ambtshalve raming vanaf 55 jaar niet bestaat in de overheidssector, hoewel dat wettelijk verplicht is. Een dergelijke raming wordt wel voorbereid via het Capeloproject. Het probleem is dat de historische loopbanen in het systeem moeten worden ingebracht en dat het vermoedelijk nog enkele jaren zal duren voor dat voltooid is. De toekomstig gepensioneerde kan wel een raming aanvragen vanaf 55 jaar. Hij moet dan zelf zijn loopbaangegevens aan de pensioendienst bezorgen. Hierbij kan de accuraatheid van de raming in het gedrang komen.
In welke mate wordt het minimumrecht en de toepassing van het minimumpensioen in de raming voor werknemers toegekend?
In welke mate wordt voor werknemers met alle loopbaanjaren rekening gehouden bij de raming voor een vervroegd pensioen wanneer meer dan 45 jaar werd gewerkt?
In welke mate wordt voor werknemers bij een raming rekening gehouden met de voorwaarden om vervroegd op pensioen te gaan?
Wat is de stand van zaken van het Capeloproject, dat de pensioensystemen van de openbare sector moet informatiseren en centraliseren?
Wanneer zal een automatische pensioenraming op 55 jaar voor ambtenaren mogelijk zijn?
In welke mate en tegen wanneer zullen de informaticasystemen van de databanken van de verschillende pensioenregelingen in de toekomst op elkaar kunnen worden afgestemd?
Hoever staat het met de opbouw van een databank `aanvullende pensioenen'?
In welke mate wordt ingegaan op vragen voor de raming van een pensioen na een echtscheiding of van een overlevingspensioen?
In welke mate wordt ingegaan op vragen voor een raming van Belgen die in het buitenland verblijven?
Hoe wordt in de praktijk het pensioen van werknemers en zelfstandigen bij een gemengde loopbaan geraamd?
De heer Michel Daerden, minister van Pensioenen en Grote Steden. - De ramingen zijn niet perfect. Dat kan ook niet, want bij ramingen kan alleen rekening worden gehouden met reeds bekende, maar niet definitieve loopbaanelementen, en met een onzekere veronderstelling. Uiteraard stelt de administratie alles in het werk om de ramingen zo correct mogelijk te maken, maar werken met een veronderstelling van tien jaar houdt een risico in.
Lors de l'estimation automatique, il n'est actuellement pas encore possible de communiquer le droit éventuel à la pension minimum en raison de l'absence de certaines données concrètes nécessaires, comme la carrière reprise dans d'autres régimes, et de limitations inhérentes à un calcul automatique.
D'ores et déjà, l'assuré social a toutefois la possibilité de contacter l'Office national des pensions, par exemple à la suite d'une estimation automatique, pour demander de lui délivrer une estimation spécifique en tenant compte d'éléments et/ou d'hypothèses qu'il a lui-même apportés. Ces estimations sont alors individualisées et reprennent, le cas échéant, la pension minimum garantie lorsque les conditions fixées par la réglementation sont remplies.
S'il apparaît, de l'examen des données disponibles, que l'assuré social a une carrière de plus de 45 ans, l'Office national des pensions applique le principe de l'unité de carrière et ce sont les 45 années de carrière les plus favorables qui sont prises en considération. De manière générale, on prend d'abord en compte la carrière du service public, ensuite, celle du privé et enfin, celle accomplie en tant qu'indépendant.
Dans le cas d'estimations individualisées, on contrôle également, à la demande de l'assuré social, la condition de carrière en vue de l'octroi d'une éventuelle pension anticipée.
Bien qu'il n'y ait pas de base légale pour établir des estimations relatives à la pension de conjoint divorcé et à la pension de survie, l'Office national des pensions effectue de telles estimations depuis plusieurs années dans le cadre d'une bonne prestation de service envers le citoyen.
Le projet Capelo, quant à lui, sera en tout cas opérationnel début 2011. Ce projet est divisé en deux sous-projets importants. Le premier concerne l'adaptation de la déclaration DmfA/DmfAPPL. Ainsi, le caractère multifonctionnel du flux de données de ladite déclaration sera élargi en vue de permettre le calcul des pensions des services publics.
Het tweede deelproject betreft het recupereren van de historische loopbaangegevens voor de periode voor 1 januari 2011. Overeenkomstig het voorontwerp van wet houdende diverse bepalingen, dat zeer binnenkort zal worden voorgelegd aan het Parlement, zullen de werkgevers genoemde verklaring tot 31 december 2015 kunnen indienen.
Cette information historique est indispensable pour que les objectifs du Pacte de solidarité entre les générations puissent être atteints à moyen terme.
Une fois la banque de données Capelo complétée, l'ONP, l'INASTI et le SdPSP pourront développer des initiatives communes aux trois institutions en vue de la mise en place d'estimations inter-régimes. Comme les déclarations DmfA/DmfAPPL concernent un flux de données trimestrielles qui ne seront déclarées qu'à partir du mois d'avril 2011 et comme ces données sont soumises à un examen complet de leur cohérence et de leur exactitude, l'envoi des estimations ne sera que possible en pratique qu'à partir du 1er juillet 2011.
Pour pouvoir donner un calendrier réaliste quant à la disponibilité d'informations, il faut tenir compte du calendrier de la mise en oeuvre des deux projets les plus récents, à savoir Capelo et la base de données relative au deuxième pilier. On peut espérer qu'un grand nombre de données seront disponibles par ce biais à partir de 2012.
C'est par conséquent à partir de 2012 que les objectifs du Pacte de génération pourront être considérés comme réalisés. Conscient de l'énorme impact de tous ces projets et des efforts communs des trois institutions de pension et de leurs partenaires durant des années, je ressentirai cela comme un très grand succès.
Une collaboration se met également en place entre les trois institutions publiques de pension en vue de faire aboutir le projet Mercurius. Ce projet a pour objet l'estimation commune des droits futurs à la pension en faveur des personnes qui ont une carrière mixte. L'estimation commune des droits à la pension doit permettre de produire un calcul précis tenant compte des règles de cumul, des minima et des limitations entre les différents régimes de pension, en cas de carrière mixte. Ce projet est en cours d'initialisation et pourrait aboutir dans les cinq ans à venir.
Mevrouw Cindy Franssen (CD&V). - Ik dank de minister voor het uitgebreide antwoord. Mijn vraag was voor een stuk ook geïnspireerd door de armoedetoets die ik wil uitwerken om te vermijden dat mensen te snel beslissen om met pensioen te gaan in de veronderstelling dat ze voldoende ze pensioenrechten hebben opgebouwd.
Uit cijfers van Bea Cantillon blijkt immers dat niet weinig gepensioneerden in de armoede terechtkomen of dat risico lopen. Daarom is het belangrijk over accurate ramingen te kunnen beschikken zodat toekomstige gepensioneerden met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen over het moment dat ze met pensioen willen gaan.
Ik ben alvast blij dat bepaalde zaken vanaf 2011 operationeel zullen zijn. Ik blijf dit dossier van nabij volgen.
(Voorzitter: mevrouw Fabienne Winckel.)