5-129/1

5-129/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2010

9 SEPTEMBER 2010


Wetsvoorstel tot invoering van diverse bepalingen met het oog op de strijd tegen dopinggebruik

(Ingediend door de heer Bart Tommelein en mevrouw Nele Lijnen)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 19 september 2007 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 4-185/1 - BZ 2007).

Wij hebben ons in de Senaat geëngageerd om de dopingproblematiek bespreekbaar te maken, om te wijzen op de gevaren van dopinggebruik in alle geledingen van de sportwereld en zelfs daarbuiten en om daadwerkelijk onze bijdrage te leveren aan een betere wetgeving.

Omdat enerzijds de toekomst van de (top)sport in gevaar wordt gebracht en anderzijds de volksgezondheid op het spel staat, heeft de indiener zich als voormalig lid van de Senaatscommissie voor de Sociale Aangelegenheden gebogen over het dopingfenomeen.

Bij de strijd tegen het « dopingspook » zijn in feite vier bevoegdheidsniveaus betrokken : het internationale niveau, het Europese niveau, de federale overheid en de gemeenschappen.

Het is de bedoeling een betere samenwerking tussen alle betrokken instanties te verwezenlijken.

I. HISTORIEK (1)

Francis C., « Anabolic Athletes — A brief history of Drugs in Sports », in Testosterone Magazine, nr. 180, 26 oktober 2001.

Doping in de sport is in feite een fenomeen van alle tijden, zelfs van de Olympische Spelen uit de oudheid (2) .

In 800 vóór Christus bedienden de atleten zich al van cocaplanten, schapentestikels, cactusextracten en allerhande schimmels om de prestaties te bevorderen. De prestatiebevorderende middelen zijn sedertdien niet meer uit de sport weggeweest.

In de negentiende eeuw dopeerden atleten zich met in ether gedrenkte suikerklontjes, met pure cafeïne, of met een mengeling van wijn, codeïne en een kleine dosis strychnine.

Naarmate het maatschappelijk belang van sportieve topprestaties toenam, steeg het aantal experimenten met doping in evenredige mate.

Tijdens het interbellum begon de fase van de hormonale doping (nitroglycerine, benzedrine en testosteron).

Na de tweede wereldoorlog gebruikten Russische sporters met zekerheid testosteron.

In de jaren vijftig kwam de eerste anabole steroïde (Dianabol) op de markt. Sindsdien zijn de anabolica nooit meer helemaal van het toneel verdwenen.

In de voormalige Duitse Democratische Republiek (DDR) werd reeds in 1965 geëxperimenteerd met het anabolicum Turinabol.

Dit anabolicum bleef ook in de jaren zeventig populair, naast amfetamines, efedrine en de amfetaminevariant Rilatine.

Eveneens in de zeventiger jaren werd overgeschakeld op cafeïnepillen en -inspuitingen. Tevens kwamen in de precisiesporten hartritmevertragers, de zogenaamde bètablokkers, in omloop, terwijl men in sporttakken met gewichtsklassen vooral een beroep begon te doen op diuretica, de vochtafdrijvende middelen.

In de jaren tachtig vond de evolutie naar de hightech-dopingproducten plaats, gekoppeld aan de maskerende producten. Er ontstonden ook nieuwe anabolica en precursoren, stoffen die kunnen worden aangewend om illegaal verdovende middelen en psychotrope stoffen te vervaardigen. Deze middelen vielen bijna niet op te sporen. Het waanzinnig populaire Nandrolon, ideaal om meer spiermassa aan te maken, kon toen helemaal nog niet opgespoord worden (3) .

Tijdens de Olympische Spelen van Sydney in 2000 dook er nog een — tot dan — onbekend anabolicum op, Genabol. Het Balco-schandaal, het grote schandaal van de jongste jaren, bracht dan weer aan het licht dat een Amerikaans laboratorium een niet-opspoorbare designerdrug, namelijk tetrahydrogestrinone (THG), had ontwikkeld.

Maar in feite werden het einde van de jaren negentig en de beginjaren van deze eeuw vooral beheerst door een krachtig dopingmiddel, EPO, en door de zoektocht naar een waterdichte opsporingsmethode hiervoor (4) .

Net voor de aanvang van de Olympische Spelen van Athene leek het einde van de zoektocht in zicht : men hoefde niet langer enkel af te gaan op het hematocrietgehalte van de atleet, maar men kon EPO nu ook opsporen via bloedanalyse. De opsporing daarentegen van Dynepo, dat niet van het lichaamseigen eritropoëtine te onderscheiden is, is bijna onmogelijk.

De nieuwe opsporingsmethode werd al vlug in twijfel getrokken, onder meer door triatleet Rutger Beke, die uiteindelijk zijn gelijk haalde (5) .

Hierdoor is een ware doos van Pandora geopend, want in het kielzog van Rutger Beke zullen nog heel wat « betrapten » hun veroordelingen aanvechten met als argument dat de EPO-test niet sluitend is (6) .

En dat zelfs de nieuwste opsporingsmethodes achterop blijven hinken, blijkt eens te meer uit de huiszoekingen, die het parket van Turnhout in 2006 heeft uitgevoerd in het kader van twee gerechtelijke onderzoeken. Op tien adressen van sporters, voornamelijk wielrenners, werden grote hoeveelheden verboden middelen aangetroffen. Het bleek hierbij onder meer te gaan om EPO, groeihormonen, anabolica, het — inmiddels opspoorbaar geworden — verboden middel Nandrolon, producten uit de veeartsenijsector, zoals Clenbuterol, die eigenlijk dienen om koeien vet te mesten, en last but not least het levensgevaarlijke IGF-1, een insulineachtige groeifactor die zelfs via bloedananlyse niet opspoorbaar is (7) .

Er ontstond tevens een soort lobbygroep, die dopinggebruik in de topsport als iets normaals en vanzelfsprekends beschouwt. Onder het motto « Iedereen doet met zijn lichaam wat hij wil, zelfs als dit schadelijk is », willen zij doping in de sport aanvaardbaar maken.

Het is echter zo dat in dat geval niet alleen de sporters die zich wetens en willens doperen, maar ook alle anderen in de neerwaartse spiraal zullen worden meegesleurd. Geen doping nemen, betekent dan immers hetzelfde als met zekerheid geen resultaten boeken. Doping toelaten, staat bijgevolg gelijk met doping verplichten (8) .

II. WIE GEBRUIKT WAT ? (9)

Willekens M., Nota « Doping », 1999, blz. 1-43.

De gebruikers van verboden substanties zijn terug te vinden op alle sportieve niveaus, gaande van topsport over amateursport tot recreatieve sportbeoefening.

En niet enkel in de sport ... . Er is trouwens een parallel met soft- of harddrugsgebruik buiten de sportvelden waar te nemen.

« Toch worden dopingproducten veelal als haast onschuldige « extraatjes » ervaren, terwijl het in wezen vaak verslavende en ongezonde substanties betreft, die buiten de sportvelden als soft- of harddrugs van de hand gaan. » (10)

Bekende en minder bekende topsporters, bij wie één of andere vorm van dopinggebruik wordt vastgesteld, zijn er bij de vleet.

Waarom dergelijke topsporters overgaan tot dopinggebruik spreekt voor zich. Beter presteren en vooral winnen, streelt niet alleen het ego, maar is ook goed voor de geldbeugel. In heel wat sporttakken is aan een overwinning een groot geldbedrag verbonden, zowel voor de sporter zelf als voor zijn « entourage ».

Onder de gebruikers buiten de competitiesport kunnen we een onderscheid maken tussen jongeren en ouderen. Elk van deze groepen gebruikers heeft zo zijn eigen drijfveren, zoals :

— het verwerven van een macho-look, ingegeven door reclame, films, videoclips;

— het voldoen aan de verwachtingen van de trainer of coach, van de ouders, van vrienden en kennissen;

— een mooier lichaam krijgen en zodoende een negatief zelfbeeld opkrikken;

— de « kick » van het verbodene;

— jeugdige nieuwsgierigheid;

— andere sporters overtroeven;

— de vermeende verhoging van het libido.

De verboden producten zijn concreet onder te brengen in zeven categorieën (11)  :

1. Stimulantia :

dit zijn pepmiddelen en verdovende middelen (bijvoorbeeld amfetamines, cafeïne en cocaïne), die een stimulerende werking hebben op het centraal zenuwstelsel. Hierdoor wordt het vermoeidheidsgevoel onderdrukt en nemen de alertheid, de agressiviteit en het euforiegevoel toe.

Het gebruik van deze middelen is wijdverspreid in duursporten zoals wielrennen, voetbal, triatlon, atletiek en gevechtssporten.

De gevaren die aan het gebruik van dergelijke middelen verbonden zijn, zijn niet van de minste : hoge bloeddruk, hartritmestoornissen, verslaving, dood bij overdosis.

2. Narcotische analgetica :

dit zijn centraal werkzame pijnstillers, die in combinatie met stimulantia een euforische prestatieroes met zich mee kunnen brengen.

Het gebruik van deze middelen piekt voornamelijk in duursporten.

Deze producten kunnen leiden tot ademhalingsproblemen en zware verslaving.

3. Anabole steroïden :

dit zijn synthetische derivaten van het mannelijk groeihormoon, testosteron. Ze worden voornamelijk ingenomen om de spiermassa te doen toenemen en om na de training sneller te herstellen van de geleverde inspanningen.

Anabolica worden oraal ingenomen of rechtstreeks in de spieren ingespoten, wat uiteraard bijzonder risicovol is.

In de competitiesport zijn de grootste groepen gebruikers terug te vinden in duursporten zoals wielrennen, in gevechtssporten zoals judo, en in krachtsporten, zoals bodybuilding, powerlifting, gewichtheffen, discuswerpen, kogelstoten, en dergelijke.

Daarnaast tieren anabolica welig in fitnesszalen en zowel bij oudere als jongere recreatieve sporters.

Anabolica kunnen heel wat negatieve effecten veroorzaken : hoge bloeddruk, verminderd libido, afgenomen vruchtbaarheid, leverfunctiestoornissen, prostaatvergroting, prostaatkanker, enz.

4. Corticosteroïden :

cortisone, hydrocortisone en glucocorticoïden zorgen voor euforie en pijnvermindering en werken ontstekingsremmend.

Deze substanties worden in nagenoeg alle inspanningssporten gebruikt.

De gebruikers lopen een risico op diabetes, beenderontkalking, slapeloosheid, vertraagde wondgenezing.

5. Peptidehormonen :

hiermee bedoelt men groeihormonen, die een verhoogde productie van lichaamseigen hormonen teweegbrengen, en EPO, dat het aantal rode bloedcellen doet toenemen. Ook de insulineachtige groeifactor IGF-1 behoort tot deze categorie.

Hormonengebruik wordt aangetroffen in duursporten zoals wielrennen, triatlon, atletiek, en krachtsporten zoals bodybuilding, powerlifting, gewichtheffen, enz.

Hormonengebruik kan leiden tot hart- en vaatziekten, suikerziekte, de vorming van bloedklonters, hartaanvallen en beroertes, ... .

De nieuwe groeifactor IGF-1 is nog gevaarlijker. Het is een spierversterkend en recuperatiebevorderend middel dat vet omzet in spiermassa. Net als de andere spieren ontwikkelt ook het hart zich, zonder dat de slagaders deze groei volgen. Dit leidt onvermijdelijk tot hartinfarcten (12) .

6. Bètablokkers :

deze producten hebben een kalmerende invloed, verlagen de hartslag en de bloeddruk, verminderen het beven en verhogen de concentratie.

Ze worden gebruikt in concentratiesporten als darts, biljart, boogschieten, pistoolschieten, en dergelijke.

Zij kunnen echter ademhalingsproblemen en vermoeidheid veroorzaken.

7. Diuretica :

dit zijn de zogenaamde vochtafdrijvende middelen, die zorgen voor een gewichtsafname en een droger spierweefsel. Bovendien worden hierdoor de prestatieverhogende verboden substanties met de urine uitgescheiden uit het lichaam.

Deze producten worden gebruikt in sporttakken waar gewichtsklassen van toepassing zijn, zoals judo, karate, bodybuilding, powerlifting en gewichtheffen.

De keerzijde van de medaille : een risico op uitdroging, oververhitting, nierfalen en hartritmestoornissen.

Er zijn tevens een aantal verboden methodes :

1. Bloeddoping :

hierbij worden bloed of bloedproducten toegediend om op die manier het uithoudingsvermogen te vergroten.

2. Farmacologische, chemische en fysische manipulatie :

hiermee bedoelt men alle middelen of procédés die een urinestaal kunnen wijzigen, zoals het gebruik van een katheter met andere urine, het verwisselen en vervalsen van urine, de inname van maskerende producten om de aanwezigheid van verboden substanties in de urine te verbergen.

3. Gendoping :

deze methode omvat twee genetische dopingpraktijken, namelijk het wijzigen van de genen van ongeboren kinderen en het inbrengen van genetisch gemanipuleerde cellen, die het lichaam van binnenuit kunnen wijzigen.

De experts van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) vrezen dat sporters zich door deze technieken als het ware armen, benen, knieën of ellebogen « op maat » kunnen verschaffen. Omdat er zoveel geld in de sport te verdienen is, komen coaches in de verleiding om supersporters te maken.

Met gendoping zou in theorie hetzelfde kunnen gebeuren als destijds met de anabolica in de voormalige DDR. De voormalige Oost-Duitse overheid gaf aan tienduizenden atleten anabole steroïden. Ziek geworden sporters hebben inmiddels voor miljoenen aan schadevergoeding ontvangen (13) .

Maar niet alleen het gebruik van verboden producten, stoffen of methodes stelt een probleem. Uit onderzoek van vaak gebruikte voedingssupplementen, uitgevoerd in door het IOC erkende labo's bleek dat tussen de 5 en 15 % van de voedingssupplementen op de Europese markt doping bevatten.

In die supplementen, afkomstig uit winkels, besteld via internet of rechtstreeks uit de voorraad van de producenten, zijn sporen gevonden van xtc, pro-hormonen en anabole steroïden.

Recente cijfers van het IOC-dopinglab van professor Delbeke aan de Universiteit Gent tonen nog schokkender cijfers : 28,8 % van de stalen waren besmet met dopingproducten (14) .

Topsporters die dergelijke supplementen slikken, riskeren uiteraard een positief urinestaal af te leveren. Maar ook de amateursporter, die dergelijke producten inneemt, loopt gevaar. Gebruik van pro-hormonen en anabole steroïden bijvoorbeeld kan immers leiden tot trombose, leverkanker, leverfunctiestoornissen, teelbalkanker en hart- en vaatziekten.

En toch vinden deze supplementen ongestoord hun weg naar de sportzalen. Vooral de absolute topper, Creatine, is in trek. Het regent verkoopsargumenten : Creatine zou de spieren extra energie geven, de spiermassa vergroten, de weerstand verhogen, de recuperatie bevorderen, de tonus verhogen, enz.

In de praktijk is de werking van Creatine echter nog niet overtuigend bewezen. Er woedt zelfs een hevig wetenschappelijk debat over de reële effecten en de mogelijke bijwerkingen. In Frankrijk is het middel trouwens verboden.

Hoewel Creatine in België is toegestaan, heeft de Association Francophone de Tennis (AFT) een moedig standpunt terzake ingenomen. Vermits er nog te weinig over het middel geweten is om een objectief oordeel te vormen, mag Creatine niet gebruikt worden aan het ADEPS-Centrum te Mons, waar jonge Franstalige tennistalenten worden opgeleid.

Patrick Meur, de huistrainer van de AFT, verwoordt het als volgt : « Het komt er niet alleen op aan de nog weinig gedocumenteerde bijwerkingen te vermijden. Als de conditietrainer Creatine zou dulden, zou heel de inspanningsfilosofie, die de AFT haar jonge talenten wil bijbrengen, in elkaar storten. De ogen sluiten, betekent zoveel als : bevestigen dat je wel degelijk iets mag nemen om je prestaties kunstmatig op te vijzelen. Vanaf dan is het einde zoek en loert in zekere zin de « harde » doping om de hoek. » (15)

III. HOE EN WAAR VERKRIJGT MEN VERBODEN PRODUCTEN ? (16)

Belgische Senaat, Zitting 2004-2005, Verslag namens de Commissie voor de Sociale Aangelegenheden, o.c., blz. 6-7.

Er zijn in feite drie circuits te onderscheiden :

1. Het legale circuit :

Er zijn nog steeds artsen die voorschriften voor dopingproducten afleveren aan sporters. Omwille van hun vrijheid van voorschrijven worden zij niet bestraft.

Apothekers melden abnormale voorgeschreven dosissen niet.

Veeartsen leveren producten af vanuit een depot, waarvoor zij zich bij apothekers bevoorraden. Hormonale producten voor mens en dier zijn immers dezelfde. Sommige veeartsen zijn trouwens zelf eigenaar van een apotheek.

2. Het grijze circuit :

Er zijn nauwelijks controles op de zogenaamde voedingssupplementen.

Ook op het vlak van kwaliteitscontrole staan we nergens. Alleen bepaalde supplementen, die te koop zijn in apotheken, zijn aan de farmaceutische inspectie onderworpen. Die voedingssupplementen moeten eerst een erkenningsnummer krijgen, waaruit blijkt dat zij aan de geldende wetgeving voldoen.

Maar er blijken ook veel voedingssupplementen op de markt die niet erkend zijn. Hier is echter nauwelijks controle op bij gebrek aan wetgeving.

3. Het illegale circuit :

Het is heel eenvoudig om verboden stimulerende middelen te bestellen via het internet, vooral op de Amerikaanse en Aziatische markt (17) .

De producten, die via postpakketten worden opgestuurd, zijn meestal van dubieuze oorsprong en vaak stemt de inhoud niet overeen met de verpakking. Omdat postpakketten nauwelijks worden gecontroleerd, is de pakkans uitermate klein.

Er worden heel wat verboden middelen geïmporteerd uit andere Europese lidstaten en uit derde landen.

Dergelijke producten zijn moeilijk opspoorbaar voor de douanediensten. Er is geen controle op producten die uit andere Europese lidstaten aangevoerd worden. De binnengrenzen zijn immers weggevallen en het principe van « vrij verkeer van goederen » geldt. Ook de import uit derde landen wordt slechts steekproefsgewijs gecontroleerd.

IV. SUMMIER OVERZICHT VAN HET GEVOERDE DOPINGBELEID OP DE VERSCHILLENDE BEVOEGDHEIDSNIVEAUS

« Elke atleet die betrapt wordt op doping, is een overwinning voor de atleten die op een zuivere manier aan sport doen. » (18)

1. Op internationaal niveau :

In 1993 werd in Kopenhagen de Wereld Anti-Doping Code ondertekend, het symbool van een gezamenlijke en gecoördineerde aanpak van de dopingproblematiek.

In 1999 werd het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA) opgericht, een samenwerkingsverband tussen de sportorganisaties en de vele betrokken overheden. Dit betekende zonder twijfel een belangrijke stap voorwaarts in de wereldwijde en geharmoniseerde aanpak van de dopingproblematiek in de sport.

Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) en het WADA publiceren met ingang van 1 januari 2004 jaarlijks een niet-exhaustieve lijst met de grote groepen van stoffen en methodes die in de wereld van de sportgeneeskunde worden beschouwd als volledig in tegenspraak met de algemene principes, die in de strijd tegen doping altijd primordiaal zijn geweest. Te weten : de bescherming van de gezondheid van de atleet, het respect voor de medische ethiek en de ethiek in de sport, het bieden van gelijke kansen aan iedereen tijdens een competitie. Deze lijst is van toepassing op alle internationale sportcompetities.

De publicatie van een lijst met verboden stoffen en methodes betekent niet dat atleten de meest primaire en noodzakelijke medische verzorging wordt ontzegd. Op basis van een medisch dossier kunnen atleten trouwens een therapeutische vrijstelling krijgen.

Dat het IOC de dopingproblematiek wel ernstig neemt, blijkt alleen al uit het grote aantal dopingtests dat tijdens de Winterspelen van Turijn werd uitgevoerd : meer dan 1 200, een stijging met maar liefst 71 % in vergelijking met de vorige Winterspelen in Salt Lake City. Alleen op deze manier kan men proberen dit probleem uit de sportwereld te weren (19) .

2. Op Europees niveau :

De lidstaten van de Raad van Europa hebben op 16 november 1989 een multilateraal verdrag ter bestrijding van het gebruik van doping in de sport ondertekend.

Dit verdrag werd door de gemeenschappen in ons land geratificeerd en is in België op 1 januari 2002 in werking getreden.

3. Op federaal niveau :

Vroeger gold de dopingwet van 2 april 1965. Als gevolg van de verschillende staatshervormingen werden de gemeenschappen in 1980 bevoegd voor sport, inclusief de bestrijding van dopinggebruik.

Voor inbreuken op de drugswet van 24 februari 1921 en op de wet op de geneesmiddelen van 25 maart 1964, zoals het bezit en verhandelen van verboden stoffen of hormonale producten, kunnen de parketten uiteraard strafrechtelijke vervolging instellen. Vaak echter worden de sporters enkel op gemeenschapsniveau disciplinair gestraft.

Op federaal niveau werd tevens de Coördinatieraad inzake medisch verantwoorde sportbeoefening opgericht, in de schoot waarvan er tussen de verschillende gemeenschappen reeds meerdere samenwerkingsakkoorden zijn gesloten. Toch is de samenwerking tussen de gemeenschappen onderling en tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus nog voor veel verbetering vatbaar.

In april 2005 lanceerde het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) een oproep om in België een efficiënt antidopingbeleid mogelijk te maken, teneinde op internationaal niveau een geloofwaardiger imago te creëren. Het BOIC bleek in deze context voorstander te zijn van de oprichting van een gezamenlijk Antidoping Agentschap.

Midden maart 2006 kondigden de sportministers van de Franse Gemeenschap, van de Duitstalige Gemeenschap en van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie Brussel aan dat zij een akkoord hadden bereikt over de oprichting van een gezamenlijk secretariaat, waar de dopingcontroles gecentraliseerd zouden worden. Ze betreurden wel de afwezigheid van de Vlaamse Gemeenschap bij dit initiatief (20) .

4. Op gemeenschapsniveau :

Binnen de Franse gemeenschap gelden de decreten van 26 april 1999 tot organisatie van de sport en van 8 maart 2001 betreffende de promotie van de gezondheid bij de sportbeoefening, het dopingverbod en de preventie ervan.

De dopingwet van 1965 werd voor de Vlaamse Gemeenschap vervangen door het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening.

Eind vorig jaar werd het besluit inzake medisch verantwoorde sportbeoefening van 16 december 2005 uitgevaardigd, waardoor de bestaande regelgeving werd verfijnd.

In Vlaanderen moeten elitesporters voor het gebruik van geneesmiddelen met verboden stoffen eerst toestemming vragen aan een onafhankelijke commissie van artsen. De andere sporters mogen zo'n toestemming vragen.

Elitesporters moeten hun verblijfsgegevens meedelen om ook controles buiten de wedstrijden mogelijk te maken.

Qua methode wordt ook de bloedafname, naast het urinestaal, courant.

Concreet wordt een sportbeoefenaar, die op het gebruik van doping wordt betrapt, enkel nog disciplinair gestraft. Hij kan een verbod krijgen om aan sportmanifestaties deel te nemen gaande van drie maanden tot twee jaar. Deze termijnen kunnen verdubbeld worden bij een herhaling van dezelfde overtreding binnen de twee jaar.

Dit staat in schril contrast met de niet-sporters, die voor het bezit van verdovende middelen of hormonen (vaak gelijkaardige producten als doping) op federaal niveau zware correctionele straffen kunnen oplopen.

Binnen de Vlaamse Gemeenschap gaan echter stemmen op om de depenalisering van de sportbeoefenaar zelf te behouden voor het gebruik van doping, maar om daarnaast toch een correctionele vervolging mogelijk te maken voor het bezit, het verhandelen, het toedienen of pogen toe te dienen van verboden stoffen of methodes.

In de toekomst zou ook het invoegen van een strafverminderende verschoningsgrond overwogen worden voor de sporter die substantiële hulp biedt bij het ontdekken of vaststellen van overtredingen door begeleidend personeel van de sporter of door anderen.

V. AANBEVELINGEN VAN DE SENAATSCOMMISSIE VOOR DE SOCIALE AANGELEGENHEDEN (21)

Belgische Senaat, Zitting 2004-2005, Verslag namens de Commissie voor de Sociale Aangelegenheden, o.c., blz. 153-156.

De Senaatscommissie voor de Sociale Aangelegenheden kwam, na diepgaand onderzoek, tot niet minder dan 27 aanbevelingen, zowel in verband met het aanbod van dopingproducten, als met betrekking tot de opsporing en de bestraffing van dopinggebruik. De voornaamste aanbevelingen worden hierna integraal opgesomd.

— Aangaande het aanbod :

1. De ministers van Volksgezondheid en Consumentenzaken moeten de instrumenten krijgen om strenger toe te zien op de reclame die wordt gevoerd met betrekking tot niet-voorschrijfplichtige geneesmiddelen en voedingssupplementen. Reclame voor voedingssupplementen moet worden gereglementeerd op het Europese niveau.

2. De Senaat roept de organisatoren van sportieve manifestaties op erover te waken dat de deelnemende sportbeoefenaars dopingvrij zijn. Het zou aangewezen zijn de gemeenschappen van het probleem bewust te maken, opdat ze de organisatoren een gedragscode kunnen voorstellen waaraan elke sportwedstrijd zou moeten voldoen en die onder meer stipuleert dat sportbeoefenaars tegen wie een onderzoek loopt wegens het gebruik van doping zouden worden uitgesloten van de competitie en dit zo lang hun naam niet is gezuiverd.

3. De Senaat roept bedrijven, die clubs of individuele sportbeoefenaars sponsoren op om wanneer deze meermaals voor dopinggebruik werden veroordeeld, hun verantwoordelijkheid op te nemen en resoluut afstand te nemen van dopinggebruik. In zoverre sponsors blind zijn voor doping, kan niet worden aanvaard dat de bestede reclamebudgetten fiscaal aftrekbaar zijn.

4. Het zou aangewezen zijn dat de minister van Volksgezondheid overleg organiseert met de gemeenschappen om meer preventie en begeleiding te voorzien in de rangen van jeugd- en amateursporters en in het onderwijs.

Ook zou het aangewezen zijn dat de gemeenschappen met de sportfederaties overeenkomen dat een deel van de subsidies, verstrekt aan de door hen erkende en gesubsidieerde sportfederaties, specifiek wordt aangewend voor de bestrijding van dopinggebruik.

Tevens zou het wenselijk zijn een preventiecampagne te organiseren om de sportlui te waarschuwen voor de gevolgen op lange termijn van het nemen van doping.

5. Geneesmiddelen die op de lijst van de WADA staan, zouden moeten worden voorzien van een doorkruist Olympisch logo. De Belgische regering zou dit standpunt op Europees niveau moeten aankaarten en hierover bij monde van de minister van Volksgezondheid overleg opstarten met de farmaceutische industrie.

6. De bijsluiter voor het publiek van de geneesmiddelen die op de lijst van het WADA staan, moet de nadruk leggen op het feit dat ze in geen geval mogen worden gebruikt bij een sportwedstrijd of bij sportbeoefening.

7. Voor sommige diergeneesmiddelen zou het aangewezen zijn om, naar analogie met wat is ingevoerd voor geneesmiddelen, in een unieke barcode te voorzien om de opsporing beter te laten verlopen omdat ze niet alleen in de veeteelt maar ook als dopingproducten worden gebruikt. De minister van Volksgezondheid zou hiertoe de bestaande controlesystemen moeten uitbreiden.

8. De ministers van Volksgezondheid, van Economie en van Consumentenzaken zouden internationaal overleg moeten opstarten om te trachten de verkoop van en reclame voor geneesmiddelen via internet te beperken. Minstens moeten de referenties worden vermeld van de personen die verantwoordelijk zijn voor de websites.

9. De minister van Economie zou de Cel Informatie van Economische Zaken moeten doen optreden tegen spammails die prestatiebevorderende voorschriftplichtige producten aanprijzen.

10. Er is een betere etikettering nodig van voedingssupplementen. De minister van Volksgezondheid zou moeten, in samenwerking met de producenten, een lijst samenstellen van voedingsssupplementen die dopingvrij zijn, geen gevaar betekenen voor de gezondheid van de sportbeoefenaar en geen onjuiste informatie bevatten, naar analogie met wat in Nederlend gebeurt via het Nederlandse Zekerheidscentrum Voedingssupplementen Topsport.

11. Er moet meer overleg op het Europese niveau komen om de strijd aan te binden met de sluikhandel in doping.

12. Met eerbiediging van het beginsel van de vrije keuze van diagnose en therapie van de arts, mag het vrije voorschrijfgedrag van artsen niet leiden tot oneigenlijk gebruik van geneesmiddelen in een andere niet-therapeutische context. Het voorschrijven van dosissen die boven de normale, in het registratiedossier vermelde therapeutische dosis liggen moet door de betrokken geneesheer kunnen worden gemotiveerd.

13. De geneesmiddelenwetgeving zou daartoe door de minister van Volksgezondheid moeten worden aangepast : stoffen met hormonale, antihormonale en andere stoffen en stoffen met anabole werking kunnen slechts voorgeschreven en verkocht worden in een volgens het registratiedossier aangenomen therapeutische dosis, eventueel met uitzonderingen te motiveren én te attesteren door de behandelende arts.

— Aangaande de opsporing :

14. De douanediensten zouden moeten worden versterkt, zodat ze meer gericht kunnen zoeken naar drugs- en dopingproducten. De douane zou de wettelijke mogelijkheid moeten krijgen om uit gecontroleerde zendingen geneesmiddelen te halen. De minister van Financiën zou hiertoe de nodige initiatieven moeten nemen.

15. De erkende controlelaboratoria zouden moeten kunnen beschikken over de nodige hightechapparatuur. Ondanks de uitbreiding met bloedcontroles blijven immers enkel de urinecontroles bewijskracht hebben. Bovendien hebben de controlelaboratoria de belangrijke taak om trends vast te stellen en moeten ze daarop kunnen inspelen. Er zou meer knowhow moeten worden uitgewisseld tussen de labs die controleren op dopingproducten en die welke hormonen in de veeteelt opsporen.

16. De Multidisciplinaire Hormonencel zou jaarlijks een activiteitenrapport moeten opstellen dat ter beschikking wordt gesteld van het parlement. Er zou ook gezocht moeten worden naar een early-warning-systeem.

17. De minister van Binnenlandse Zaken zou de politiediensten moeten gelasten meer aandacht te besteden aan de strijd tegen doping. Politiemensen moeten daartoe de nodige opleiding krijgen. Die zou moeten worden verstrekt door de Hormonencel wat de bestraffing betreft en door de gemeenschappen wat de preventie betreft.

18. Per gerechtelijk ressort zou één politieambtenaar uit de federale of de lokale politie moeten worden aangesteld, die gespecialiseerd is in het domein van dopingproducten. Deze politieambtenaar zou vanuit zijn standplaats steun verlenen aan lokaal lopende gerechtelijke dossiers. De coördinatie van deze steun zou in handen moeten komen van de Multidisciplinaire Hormonencel.

19. De minister van Volksgezondheid zou het Directoraat-Generaal Geneesmiddelen meer mensen en middelen ter beschikking moeten stellen waardoor sluitender controles mogelijk zijn, ook op het verstrekken van geneesmiddelen door veerartsen. Verder zou het Directoraat Geneesmiddelen ook meer risicoanalysetechnieken moeten aanwenden.

20. Het zou raadzaam zijn dat de minister van Volksgezondheid een samenwerkingsprotocol kan sluiten met de gemeenschappen voor het inschakelen van het Directoraat Geneesmiddelen wanneer door de controleorganen van de gemeenschappen dopinggebruik wordt vastgesteld.

21. De minister van Volksgezondheid zou de middelen moeten krijgen om wetenschappelijk onderzoek te laten uitvoeren naar dopinggebruik en de resultaten ervan op de gezondheid.

— Aangaande de bestraffing :

22. De geneesmiddelenwet en de wet op de verdovende middelen moeten onverkort worden toegepast door actiever onderzoek en effectieve vervolging.

23. Justitie mag geen onderscheid maken tussen iemand die om andere dan medische redenen verboden producten gebruikt in het kader van zijn sportieve activiteiten en iemand die gebruikt om andere niet-medische redenen. De inspanningen van Justitie moeten er in de eerste plaats op gericht zijn bevoorraders en producenten van dopingproducten aan te pakken. De rechter moet alle mogelijkheden van bestraffing kunnen benutten, gaande van een gevangenisstraf, een boete, of een doorverwijzing naar de gespecialiseerde hulpverlening.

24. De parketten moeten een grotere openheid aan de dag leggen zodat alle betrokken diensten rond de tafel worden gebracht bij opsporings- of gerechtelijke onderzoeken in belangrijke dossiers en rekening houdend met de beperkingen inzake strafprocedure.

25. Het oplopen van een disciplinaire sanctie wegens doping mag niet betekenen dat er op systematische wijze in geen enkele vorm van strafrechtelijk gevolg wordt voorzien. Het is aangewezen dat de minister van Justitie, in overleg met het college van de procureurs-generaal, het toepassingsgebied van de omzendbrief van 4 oktober 2004 van de procureurs-generaal van Antwerpen, Brussel en Gent uitbreidt tot het hele land.

26. Het is van vitaal belang zicht te krijgen op de producenten en leveranciers van dopingproducten. Daarom zouden sportbeoefenaars die worden betrapt op dopingproducten, moeten kunnen rekenen op strafvermindering of kwijtschelding van straf, indien ze meewerken aan het onderzoek, naar analogie van wat artikel 6 van de wet van 24 februari 1921 voorschrijft. Tevens zouden de gemeenschappen moeten overwegen in diezelfde maatregel te voorzien in het tuchtrecht.

27. Geneesheren die geneesmiddelen voorschrijven die niet beantwoorden aan een therapeutische noodzaak en die worden aangewend om de sportieve prestaties van een patiënt op te drijven moeten strafbaar worden gesteld krachtens de drugswet van 24 februari 1921 en de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Niet alleen binnen de sportwereld zelf willen de indieners een mentaliteitswijziging bewerkstelligen. Ook de begeleidende (sport)artsen moeten geresponsabiliseerd worden.

Daartoe stellen wij voor om in de drugswet van 24 februari 1921 nieuwe bepalingen op te nemen, waardoor :

— stoffen met hormonale, antihormonale of anabole werking slechts nog in een therapeutische dosis kunnen voorgeschreven worden;

— artsen die dosissen voorschrijven, die de therapeutische dosis overschrijden, dit moeten motiveren;

— artsen, die dergelijke stoffen voorschrijven zonder therapeutische noodzaak, strafbaar worden gesteld.

Artikel 3

Als men de jongste berichtgeving in verband met de dopingcontroles van de Vlaamse Gemeenschap mag geloven, ziet de toekomst van de dopingbestrijding er veelbelovend uit (22) .

Met slechts 2,7 % positieve gevallen bij de sporters die werden gecontroleerd tijdens het derde kwartaal van 2005 en geen enkel positief geval in het vierde kwartaal, is 2005 het jaar geworden met het minste aantal betrapte dopinggebruikers sedert lange tijd (23) .

De verantwoordelijken denken dat het nieuwe wapen in de dopingstrijd, namelijk de controles buiten competitie, dopingzondaars heel wat angst heeft ingeboezemd.

Wij delen echter de euforie van de Vlaamse dopingcontroleurs niet. Er komen immers voortdurend nieuwe producten en dopingcocktails op de markt, die niet op te sporen zijn. De maskeringsproducten worden alsmaar professioneler en dopingcontroles blijven hoe dan ook steekproeven.

Wanneer men de evolutie van de dopingproducten bekijkt en dan vooral deze van de nauwelijks opspoorbare producten, is het niet verwonderlijk dat de meest spraakmakende dopinggevallen niet werden ontdekt door het afleveren van een positief urinestaal, maar door verklikkers of door de onvoorzichtigheid van het entourage van de sportman of -vrouw.

De indieners zijn er dan ook van overtuigd dat de toekomst van de dopingbestrijding bij de spijtoptanten of « verklikkers » ligt. Zij zijn het die bepaalde wantoestanden aan het licht zullen brengen. Dat zij daarbij kunnen rekenen op een vermindering of zelfs kwijtschelding van de straf voor hun eigen betrokkenheid, is noodzakelijk.

Vandaar dat de indieners op dit punt een ingrijpende aanvulling van de drugswet van 24 februari 1921 voorstaan.

Artikel 4

Geneesmiddelen en diergeneesmiddelen, die op de lijst van mogelijke dopingproducten staan, en zelfs voedingssupplementen, die verboden substanties bevatten, zouden voorzien moeten worden van een specifiek doorkruist Olympisch logo. Zo zou het voor de gebruikers duidelijk moeten zijn dat deze geneesmiddelen onder geen enkel beding mogen gebruikt worden in het kader van een sportwedstrijd of bij sportbeoefening.

Naar analogie van wat is ingevoerd voor voorschriftplichtige geneesmiddelen, wil de indiener ook de verpakking van niet-voorschriftplichtige geneesmiddelen en diergeneesmiddelen voorzien van een unieke barcode, om de opsporing beter te laten verlopen.

Het is immers bekend dat bepaalde diergeneesmiddelen niet alleen in de veeteelt, maar ook als dopingproduct gebruikt worden.

Artikel 5

In onze communicatiemaatschappij speelt de reclame of publiciteit een grote rol. De indieners willen de reclamevoering voor dopingproducten aan banden leggen door nieuwe bepalingen op tenemen in de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, opdat er geen reclame meer zou kunnen worden gevoerd voor geneesmiddelen die op de WADA-lijst staan, hetzij voorschriftplichtige of niet-voorschriftplichtige geneesmiddelen voor menselijk gebruik, hetzij diergeneesmiddelen of voedingssupplementen.

Onderzoek heeft aangetoond dat heel wat voedingssupplementen verboden substanties bevatten. De voedingssupplementen, die in de apotheek worden verkocht, zijn momenteel voorzien van een erkenningsnummer en onderworpen aan de controle van het Directoraat-generaal Geneesmiddelen.

Er zijn echter ook heel wat voedingssupplementen op de markt, die niet erkend zijn en waarvan de samenstelling vaak heel dubieus te noemen is.

Wij zijn daarom een groot voorstander van een betere etikettering van voedingssupplementen en zelfs van het aanbrengen van zo'n specifiek doorkruist olympisch logo, wanneer ze verboden stoffen bevatten.

Artikel 6

Dit artikel beoogt een aanvulling te doen in de wet van 11 maart 2003 met de bedoeling reclame voor dopingproducten via mails tegen te gaan.

De reclamevoering voor geneesmiddelen, die op de WADA-lijst zijn opgenomen, via elektronische post zou immers aan banden moeten worden gelegd.

Artikel 7

Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2.

Artikelen 8, 9 en 10

Zie hiervoor de toelichting bij artikel 5.

Artikel 11

Sinds november 2005 zijn de bijsluiters van geneesmiddelen goedgekeurd op Europees niveau. De Europese reglementering voorziet echter in geen gebruiksbeperking in het kader van de sport, noch een specifiek logo of kenteken.

Elke Europese lidstaat heeft echter de mogelijkheid om in het kader van de Blue Box procedure aanvullende vermeldingen toe te voegen.

Aan de geneesmiddelenwet wordt een bepaling toegevoegd, op grond waarvan de wetenschappelijke bijsluiter en de bijsluiter voor het publiek van geneesmiddelen, die op de WADA-lijst voorkomen, voortaan uitdrukkelijk moeten vermelden dat die geneesmiddelen niet bij sportwedstrijden of sportbeoefening mogen gebruikt worden.

Bart TOMMELEIN
Nele LIJNEN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 3, § 3, van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, laatst gewijzigd bij de wet van 3 mei 2003, wordt aangevuld met een tweede en derde lid, luidend als volgt :

« Stoffen met hormonale, antihormonale en anabole werking, aanwendbaar om de sportieve prestaties van de patiënt op te drijven, mogen slechts in een therapeutische dosis, zoals bepaald in het registratiedossier, worden voorgeschreven. Wanneer de voorgeschreven dosis de therapeutische dosis overschrijdt, dient de beoefenaar van de geneeskunde, die het voorschrift verstrekte, de noodzaak van de overschrijding van de therapeutische dosis schriftelijk te motiveren.

Met de straffen, gesteld in artikel 2bis, worden gestraft de beoefenaars van de geneeskunde die stoffen met hormonale, antihormonale en anabole werking hebben voorgeschreven zonder therapeutische noodzaak. ».

Art. 3

Artikel 6 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 6 juli 1975, wordt aangevuld met een vijfde en een zesde lid, luidend als volgt :

« De in de artikelen 2, 2º, 2bis, 2quater en 3 gestelde correctionele straffen worden kwijtgescholden ten aanzien van sportbeoefenaars, schuldig aan het bezit en het gebruik van verboden prestatiebevorderende middelen, die, vóór de vervolging, aan de overheid de identiteit van producenten en leveranciers van verboden middelen hebben onthuld.

De in de artikelen 2, 2º, 2bis, 2quater en 3 gestelde correctionele straffen worden verminderd overeenkomstig artikel 414, vierde lid, van het Strafwetboek, ten aanzien van sportbeoefenaars, schuldig aan het bezit en het gebruik van verboden prestatiebevorderende middelen, die, na de aanvang van de vervolging, aan de overheid de identiteit van producenten en leveranciers van verboden middelen hebben onthuld. ».

Art. 4

Artikel 6 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, laatst gewijzigd bij de wet van 1 mei 2006, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt :

« § 3. De fabrikanten en invoerders van geneesmiddelen voorzien de verpakking van alle geneesmiddelen, die op de WADA-lijst van mogelijke dopingproducten zijn opgenomen, van een specifiek logo, inzonderheid een doorkruist Olympisch logo, waaruit blijkt dat deze geneesmiddelen onder geen enkel beding mogen worden gebruikt in het kader van een sportwedstrijd of bij sportbeoefening, evenals van een unieke barcode tot bevordering van de opsporing. ».

Art. 5

Artikel 9 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 1 mei 2006, wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidend als volgt :

« § 5. De Koning stelt de voorwaarden waaraan de reclamevoering voor geneesmiddelen die op de WADA-lijst van mogelijke dopingproducten zijn opgenomen evenals voor bepaalde diergeneesmiddelen en voedingssupplementen, die als verboden prestatiebevorderende middelen kunnen worden aangewend moet voldoen, zowel de reclamevoering in het algemeen als de reclamevoering die louter bestemd is voor het publiek. ».

Art. 6

In artikel 14 van de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidend als volgt :

« § 1bis. Het gebruik van elektronische post voor reclame is verboden voor geneesmiddelen, die op de WADA-lijst voor mogelijke dopingproducten zijn opgenomen, evenals voor voedingssupplementen die met zekerheid verboden prestatieverhogende substanties bevatten. ».

Art. 7

Artikel 1, § 2, 1º, van het koninklijk besluit van 12 april 1974 betreffende sommige verrichtingen in verband met stoffen met hormonale, anti-hormonale, anabole, beta-adrenergische, anti-infectieuze, anti-parasitaire en anti-inflammatoire werking, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 februari 2004, wordt aangevuld met een tweede en een derde lid, luidend als volgt :

« De verwerver van de in § 1 bedoelde stoffen in de vorm van geneesmiddelen, kan deze slechts verkrijgen in de therapeutische dosis, zoals vastgesteld in het registratiedossier.

Alvorens in het bezit gesteld te worden van dosissen van de voormelde stoffen, die de therapeutische dosis overschrijden, dient de verwerver aan de personen die gemachtigd zijn die geneesmiddelen af te leveren een gemotiveerd, vooraf opgesteld verslag van de behandelende geneesheer voor te leggen, waaruit de therapeutische noodzaak blijkt. ».

Art. 8

Artikel 6 van het koninklijk besluit van 9 juli 1984 betreffende de voorlichting en de reclame inzake geneesmiddelen wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :

« Er mag evenmin reclame worden gevoerd voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, die op de WADA-lijst van mogelijke dopingproducten zijn opgenomen, evenals voor voedingssupplementen, bestemd voor toediening aan dieren, die na analyse verboden substanties blijken te bevatten. ».

Art. 9

Artikel 4 van het koninklijk besluit van 7 april 1995 betreffende de voorlichting en de reclame inzake geneesmiddelen voor menselijk gebruik, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 2006, wordt aangevuld met een derde lid, dat luidt als volgt :

« Er mag geen reclame worden gevoerd voor geneesmiddelen, die op de WADA-lijst van mogelijke dopingproducten zijn opgenomen, evenals voor voedingssupplementen die na analyse verboden substanties blijken te bevatten. ».

Art. 10

Artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 2006, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :

« Publieksreclame is verboden voor :

« 1º geneesmiddelen die op de WADA-lijst van mogelijke dopingproducten zijn opgenomen;

2º voedingssupplementen die met zekerheid verboden substanties bevatten. ».

Art. 11

Artikel 8 van hetzelfde koninklijk besluit, laatst gewijzigd bij het koniklijk besluit van 22 november 2006, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt :

« Zowel in de wetenschappelijke bijsluiter als in de bijsluiter voor het publiek van geneesmiddelen, die in de WADA-lijst voor mogelijke dopingproducten zijn opgenomen, wordt uitdrukkelijk vermeld dat deze geneesmiddelen onder geen enkel beding mogen worden gebruikt in het kader van een sportwedstrijd of bij sportbeoefening. ».

Art. 12

De Koning kan de bepalingen die door de artikelen 7 tot 11 werden gewijzigd in de vermelde koninklijke besluiten, opnieuw wijzigen, opheffen of aanvullen. Hij volgt daarbij de procedures en vormvereisten die voorheen reeds golden voor het wijzigen, opheffen of aanvullen van deze besluiten.

20 juli 2010.

Bart TOMMELEIN
Nele LIJNEN.

(1) Francis C., « Anabolic Athletes ù A brief history of Drugs in Sports », in Testosterone Magazine, nr. 180, 26 oktober 2001.

(2) Demets F., « Leren van het verleden », in De Huisarts, mei 2005, blz. 8-12.

(3) VSV, « Gevonden doping is dodelijk », in Het Laatste Nieuws, 24 maart 2006.

(4) Ceulemans F., « Een veelkoppig monster », in De Huisarts, mei 2005, blz. 3.

(5) BELGA, « Triatleet Beke dagvaardt Wada en Delbeke », in Het Laatste Nieuws, 19 oktober 2005.

(6) DWM, « Ludovic Capelle in beroep tegen dopingschorsing », in Het Laatste Nieuws, 14 oktober 2005.

(7) Wauters W., « IGF-1 de nieuwe dopinghit », in Het Nieuwsblad, 25 en 26 maart 2006.

(8) Mercy M., « Analyse : Waarom lagere dopingcijfers niet zaligmakend zijn. », in De Standaard, 24 oktober 2005.

(9) Willekens M., Nota « Doping », 1999, blz. 1-43.

(10) Belgische Senaat, Zitting 2004-2005, Verslag namens de Commissie voor de Sociale Aangelegenheden, « De problematiek van de doping in de sport », december 2004, Parl. Stukken, 3-366/1, blz. 3.

(11) Germeaux J. en Van de Casteele A., Nota « Doping : Niet langer rond de pot draaien », 15 oktober 2003, blz. 1-5.

(12) X., « Parket vond nieuw dodelijk dopingproduct », in Het Laatste Nieuws, 25 maart 2006.

(13) Warner A., « IOC bans genetically-engineered sportsmen », Reuters, 1 oktober 2002.

(14) Renson I. en Denolf W., Fitness : Voor elke spier een pil, blz. 86-94.

(15) Mathy J., « Creatine in de kleedkamer », in De Huisarts, maart 2006, blz. 13.

(16) Belgische Senaat, Zitting 2004-2005, Verslag namens de Commissie voor de Sociale Aangelegenheden, o.c., blz. 6-7.

(17) IMA/MPH., « Na de gokker nu ook de Chinese epo », in Het Nieuwsblad, 25 et 26 mars 2006.

(18) Dr. Rogge J., « Voorzitter IOC », in De Huisarts, mei 2005, blz. 7.

(19) Dr. Rogge J., « Het IOC », in De Huisarts, maart 2006, blz. 7.

(20) BELGA, « BOIC wil Vlaanderen meetrekken in antidopingbeleid », in Het Laatste Nieuws, 24 maart 2006.

(21) Belgische Senaat, Zitting 2004-2005, Verslag namens de Commissie voor de Sociale Aangelegenheden, o.c., blz. 153-156.

(22) GFR, « Dopingcijfers historisch laag », in Het Nieuwsblad, 24 oktober 2005.

(23) Ceuleers R., « Minder dopingzondaars in 2005 », in Gazet van Antwerpen, 18 januari 2006.