4-1182/1 (Sénat) 52-2061/01 (Chambre) | 4-1182/1 (Sénat) 52-2061/01 (Chambre) |
1 APRIL 2009
Als voorzitter van de Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro heb ik de eer u, conform het artikel 10, § 4, van de wet van 11 mei 2003, het activiteitenrapport voor te stellen van het eerste werkjaar van deze Commissie.
Hoewel de wet dateert van 2003, werd omwille van het feit dat er te weinig kandidaat-leden waren de Commissie pas geïnstalleerd op 6 juni 2006.
Dit verslag behelst de periode van juni 2006, vanaf de installatie van de Commissie door de minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken, R. Demotte, en de heren volksvertegenwoordiger Ph. Monfils en senator Ph. Mahoux, mede-indieners van de wet, tot en met 31 december 2007.
Prof. A. Van Steirteghem, voorzitter
Mevrouw B. Jacobs, Ondervoorzitter
I. ALGEMENE ACTIVITEITEN
1. Samenstelling van de Commissie
Zoals voorzien in de embryowet van 11 mei 2003, artikel 9, § 2, dient de Commissie samengesteld te zijn uit veertien effectieve leden. De leden worden door de Senaat aangewezen (Belgisch Staatsblad van 31 maart 2006, blz. 18405) en zijn volgens de wet opgedeeld in vier artsen, vier doctors in de wetenschappen, twee juristen en vier deskundigen in de ethische problemen en de sociale wetenschappen. Voor elk van de leden dient ook een plaatsvervangend lid met dezelfde kwalificaties aangewezen te worden.
De leden moeten de verschillende ideologische en filosofische strekkingen evenwichtig vertegenwoordigen. De Commissie mag ook niet minder dan een derde leden van hetzelfde geslacht tellen en moet evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden tellen. Hun mandaat geldt voor vier jaar.
Tussen het verschijnen van de embryowet in het Belgisch Staatsblad en de effectieve installatie van de Commissie door minister R. Demotte zijn iets meer dan drie jaar verstreken. Dat is een lange termijn.
De uitvoeringsbesluiten tot vaststelling van de wijze waarop de vacante posten bij de Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro werden bekend gemaakt, alsook de wijze waarop de kandidaturen moeten ingediend worden, dateren van 15 december 2003 (Belgisch Staatsblad van 20 februari 2004, blz. 10195).
Het koninklijk besluit van 22 september 2004 dat de administratieve en financiële middelen bepaalt die aan de Commissie toegekend worden, werd gepubliceerd op 21 oktober 2004 (Belgisch Staatsblad van 21 oktober 2004, blz. 73039). Vanaf die dag werd de Commissie geacht de haar wettelijk opgelegde taken ter harte te nemen.
Er werden echter niet voldoende kandidaturen bij de Senaat afgeleverd om de Commissieleden te kunnen benoemen. Dit geschiedde pas na aanpassing van de embryowet ter opheffing van het tweede lid van artikel 9, § 2. Op die manier konden alsnog de leden van het Raadgevend Comité van bio-ethiek toegelaten worden tot deze Commissie (wet van 30 mei 2005, Belgisch Staatsblad van 18 augustus 2005, blz. 36265) zodat het quotum van het in de wet vereiste aantal leden van de Embryocommissie bereikt kon worden.
De Embryocommissie heeft tot op de dag van vandaag zijn wettelijk opgelegd volledig aantal leden nog niet bereikt. Bij herhaling werd opgeroepen tot leden binnen de categorie doctors in de wetenschappen, Nederlandstalig (Belgisch Staatsblad van 28 juli 2006, blz. 37074).
Drie leden van de Embryocommissie hebben hun ontslag ingediend vóór 1 juni 2007. Een « oproep tot kandidaten » werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 8 juni 2007 (blz. 31401). De kandidaturen die hiervoor in ons bezit kwamen, werden overgemaakt aan de Senaat. Een hernieuwde « oproep tot kandidaten » werd aangevraagd bij het kabinet nadat de vier leden binnen de categorie « Deskundigen in de Ethische problemen en sociale wetenschappen » hun ontslag hadden ingediend.
Een lijst van de effectieve en plaatsvervangende leden die tegenwoordig in de Commissie zetelen kan u vinden in bijlage 1.
Het Executief Bureau bestaat uit volgende leden :
— voorzitter : André Van Steirteghem, hoogleraar-emeritus aan de Vrije Universiteit Brussel;
— ondervoorzitter : Cinthia Lévy, juriste (6 juni 2006-1 juni 2007) Bénédicte Jacobs, juriste (4 juni 2007-heden).
Overeenkomstig de wet behoren de voorzitter en ondervoorzitter tot een verschillende taalrol en dragen om de twee jaar hun functie over.
Zowel effectieve leden als plaatsvervangende leden worden uitgenodigd tot de plenaire vergaderingen en sommige plaatsvervangende leden hebben daarbij een belangrijke inbreng.
Er werd een werkgroep opgericht die belangrijk studiewerk verrichtte omtrent het definiëren van specifieke termen en het opstellen van richtlijnen binnen het kader van de embryowet.
2. Missie van de Commissie
De Embryocommissie heeft verschillende taken : verzamelen en centraliseren van informatie betreffende onderzoek op embryo's in vitro; met betrekking tot de ons toegezonden adviesaanvragen nagaan of de embryowet van 11 mei 2003 gerespecteerd werd; voorstellen formuleren voor het wijzigen en aanpassen van de wetgeving omtrent embryo-onderzoek, etc.
Adviesverlenende missie : De dossiers van onderzoeksgroepen betreffende medisch en wetenschappelijk onderzoek op (humane) embryo's in vitro dienen, na het verkrijgen van advies van hun Lokaal Ethisch Comité, voor advies voorgelegd te worden aan de Embryocommissie. Onderzoeksdossiers die een positief advies kregen van het lokale Ethische Comité worden dan meer specifiek getoetst aan de wet van 11 mei 2003 inzake het onderzoek op embryo's in vitro. Binnen de 2 maand na ontvangst van het dossier dient de beslissing van de Federale Commissie voor Medisch en Wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro gegeven te zijn. Zoniet wordt het onderzoek automatisch goedgekeurd (Zie verder blz. 9 « Adviezen verleend » en blz. 17 « Plannen »).
De informerende missie strekt zich uit naar de regering, het parlement, de gemeenschappen en naar het publiek. Deze missie is zelfs internationaal. Het uitwisselen van informatie betreffende onderzoek op embryo's in vitro tussen de verschillende betrokken instanties is belangrijk.
De Commissie heeft al op vragen omtrent informatie geantwoord uit verschillende Europese landen.
Centraliseren van informatie : De Federale Commissie voor embryo-onderzoek moet alle informatie verzamelen betreffende onderzoek op embryo's in vitro dat lopend is of afgelopen is en deze informatie centraliseren. Ook onderzoeksprojecten waarover het plaatselijke Ethisch Comité negatief advies uitbracht, dienen door de Embryocommissie vergaard te worden.
Adviezen formuleren : Deze opdracht is gericht naar de Overheid en is bedoeld om aanbevelingen te geven voor wetgevende initiatieven binnen het kader van onderzoek op embryo in vitro in België.
Aan de hand van dit rapport wenst de Commissie de wetgever te wijzen op de problemen die ze ondervindt bij het toepassen van artikel 8 van de wet betreffende onderzoek op embryo's in vitro, artikel betreffende de toestemming van wensouders.
Deze opdracht heeft ook tot doel richtlijnen aan te reiken voor de lokale Ethische Comités betreffende dit onderzoek.
3. Vergaderingen
Het Executief Bureau vergaderde twaalf maal tijdens dit werkjaar, afgezien van nog een aantal vergaderingen ter voorbereiding van de plenaire vergaderingen.
De Commissie kwam twaalf maal samen in plenaire vergadering
De werkgroep kwam vier maal samen in dit werkjaar.
4. Lokalen en uitrusting
Bij de eerste vergadering werd gepolst of er voor de leden van de Embryocommissie lokalen voorbehouden waren in de Autonomiestraat nr. 4. Dat is hetzelfde gebouw waar reeds de Hoge Gezondheidsraad en het Raadgevend Comité voor bio-ethiek gehuisvest zijn, alsook de Commissie voor zwangerschapsonderbreking en de Euthanasiecommissie. Men heeft daar immers gemakkelijk toegang heeft tot de bibliotheek van het Raadgevend Comité voor bio-ethiek.
De meeste vergaderingen zijn doorgegaan in Eurostation Blok II aan het Victor Hortaplein 40 te 1060 Brussel. Wij kunnen daar beschikken over voldoende vergaderruimten. In de toekomst wensen we dit ook zo te houden. We kunnen er ook gebruik maken van de faciliteiten van simultaanvertaling die voor sommige vergaderingen aangevraagd werd.
Vergaderingen die belegd worden ter voorbereiding van de plenaire vergaderingen (Executief Bureau) grepen soms ook plaats in de lokalen van de UZ Brussel te Jette, waar de voorzitter, Prof. A. Van Steirteghem, zijn bureau heeft alsook in de lokalen van de ondervoorzitter, mevrouw C. Lévy.
5. Personeel
Hoewel de administratieve en financiële middelen in een koninklijk besluit van 22 september 2004 al aan de Embryocommissie werden toegekend, moeten we erop wijzen dat de Embryocommissie pas vanaf 1 januari 2007 kan beschikken over een voltijds secretaris. Dit verklaart het eerder langzaam op gang komen van onze werking.
De louter administratieve taken van de Commissie zijn aanzienlijk. Er moeten vergaderingen georganiseerd worden en notulen opgesteld. Bovendien moet alle informatie inzake onderzoek op embryo's in vitro gecentraliseerd en geordend worden zodat de Commissie deze informatie ten allen tijde kan raadplegen. Tevens dient de adviserende informatie ter beschikking gesteld te worden aan de lokale ethische comités en de betrokken onderzoekers.
De heer Walter Bontez (Franstalig) volgde deeltijds en tijdelijk — tot 31 december 2006 — de werkzaamheden van de Embryocommissie op.
In afwachting van een definitieve oplossing, werd een procedure gestart voor de aanwerving van een secretaris ad interim. Op 1 januari 2007 werd mevrouw Ann Devos (Nederlandstalig) benoemd als secretaris op niveau 1. De procedure voor de werving van een adjunct-secretaris niveau B werd inmiddels gestart.
6. Financieel verslag
De financiële toestand van de Embryocommissie is bevredigend (Zie financieel verslag in bijlage 2) maar zou in de toekomst wel kunnen veranderen.
Tot op heden werden de lokalen waar deze Commissie vergadert gratis ter beschikking gesteld door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. In de nabije toekomst zal dit waarschijnlijk veranderen. We kunnen wel in deze gebouwen blijven functioneren.
Precies eenjaar na de installatie van de Commissie, op 6 juni 2007, werd het koninklijk besluit betreffende de presentiegelden en reiskosten voor de Commissie in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. De leden werden nog niet uitbetaald voor hun aanwezigheid in 2006.
De Embryocommissie wenst haar contacten met het buitenland uit te bouwen en als dusdanig aan een internationale uitstraling te werken. Dit zal supplementaire kosten met zich meebrengen eens de Commissie op kruissnelheid functioneert.
Voor sommige plenaire vergaderingen wordt simultaanvertaling gevraagd.
De Commissie maakt gebruik van de faciliteiten van beveiligde internetverbindingen van http://health.fgov.be. « ComEmbryo » binnen e-Communities laat de Commissieleden toe om vanuit hun standplaats, via deze beveiligde verbinding, de onderzoeksdossiers te raadplegen die voor advies worden ingediend. Op deze manier kunnen de onderzoeksdossiers voorbereid worden, voorafgaande aan de plenaire vergadering waarop de adviezen verstrekt worden. De kosten gekoppeld aan het gebruik van eComm zullen in de toekomst ook aangerekend worden.
Tevens wenst de Embryocommissie binnen de internetsite http://health.fgov.be een eigen website uit te bouwen (in navolging van het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek).
Publicaties en officiële vertalingen van verslagen zullen het budget verder uithollen.
De Commissie kan tevens niet stil blijven over de problemen die ze vaststelt in verband met het vrijgeven van haar kredieten. Er verloopt zeer veel tijd tussen het aanvragen van en het vrijstellen van budgetten. Verschillende colloqia die werden bijgewoond door de ondervoorzitter en de secretaris werden nog steeds niet vereffend. Er werden abonnementen aangevraagd op verschillende tijdschriften maar zolang deze niet betaald worden, ontvangen we ze niet. Het is belangrijk om controle te hebben over de fondsen waarover de Commissie beschikt. Het risico bestaat immers dat de Commissie haar geloofwaardigheid verliest wanneer ze over lange tijd geld verschuldigd is aan externe organisaties.
II. MISSIES VAN DE EMBRYOCOMMISSIE
1. Adviezen verlenen inzake onderzoek op embryo's in vitro
In een omzendbrief werd de installatie en het operationeel worden van de Embryocommissie kenbaar gemaakt aan alle Lokale Ethische Comités in België, de rectoren van alle Belgische universiteiten, de decanen van alle faculteiten geneeskunde in België alsook aan de universitaire centra voor reproductieve geneeskunde en de universitaire centra voor menselijke erfelijkheid.
Het aantal betrokken centra waar onderzoek op embryo's in vitro gebeurt, blijkt beperkt te zijn tot :
— UCL-Cliniques St-Luc, 1200 Bruxelles, service de Gynécologie, service d'Obstétrique;
— ULB-Erasme, Clinique de fertilité, Laboratoire de recherche en reproduction humaine & Centre de génétique;
— UMC Sint-Pieter, Hoogstraat 322, 1000 Brussel, Gynecologie, Andrologie;
— UZA, Antwerpen, Wilrijkstraat, 10-2650 Edegem, Centrum voor reproductieve geneeskunde (CRG) & Centrum voor medische genetica (CMG);
— UZ Brussel VUB, Laarbeeklaan 101, 1090 Brussel, Centrum voor reproductieve geneeskunde (CRG) & Centrum voor medische genetica (CMG);
— UZ Gasthuisberg-KULeuven, Herestraat, Leuven, Leuvens Universitair Fertiliteitscentrum & Centrum voor menselijke erfelijkheid (CME);
— UZ Gent, De Pintelaan 185, Gent, Centrum voor infertiliteit.
Van bij de opstart was het belangrijk dat de Commissie in het kader van haar adviesverlenende opdracht procedures zou uitwerken. Deze procedures moesten opgesteld worden voordat de Commissie operationeel zou zijn.
Tijdens dit eerste werkjaar waren een deel van de plenaire vergaderingen dan ook hoofdzakelijk gewijd aan het structureren van de Embryocommissie. Er werd een intern reglement opgesteld dat aangenomen werd in de plenaire vergadering van 11 december 2006 evenals een checklist ter evaluatie van de dossiers waarvoor advies verleend dient te worden. In vijf van de twaalf plenaire vergaderingen werden nieuwe onderzoeksdossiers geëvalueerd.
Elke vergadering wordt gevolgd, genotuleerd en van documentatie voorzien door een ambtenaar van het ministerie van Volksgezondheid die tevens de tweetalige verslagen opstelt. De verslagen worden bij de volgende vergadering geëvalueerd en na eventuele verbeteringen goedgekeurd.
VASTLEGGING VAN EEN PROCEDURE VOOR HET ONDERZOEK VAN DE DOSSIERS
Elk onderzoek op embryo's in vitro wordt voorafgaandelijk voorgelegd aan het Plaatselijk Ethisch Comité van de betrokken universitaire instelling. Dit advies wordt dan — gunstig of ongunstig — voorgelegd aan de Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro bedoeld in artikel 9 van de wet van 11 mei 2003.
De onderzoeker en het hoofd van het erkende laboratorium voor medisch begeleide voortplanting of voor menselijke erfelijkheid van de betrokken universitaire instelling of van de instelling die een overeenkomst gesloten heeft met een universitaire instelling dienen de adviesaanvraag gezamenlijk in.
De Commissie formuleert enkel een advies over de dossiers die een gunstig advies hebben gekregen van het lokale Ethische Comité. Ongunstige adviezen worden enkel ter informatie in ontvangst genomen; de Embryocommissie is niet gemachtigd om deze beslissing te wijzigen.
De datum van ontvangstbevestiging van het dossier (per aangetekend schrijven) is bepalend voor het begin van de onderzoekstermijn van twee maand waarbinnen de Commissie haar advies dient uit te brengen. Deze termijn gaat pas in wanneer het onderzoeksdossier volledig is. De Commissie heeft reeds bijkomende documenten moeten opvragen alvorens een dossier te kunnen onderzoeken in plenaire vergadering. De periode van twee maanden vangt dus pas aan wanneer het dossier vervolledigd werd. De Commissie brengt het onderzoekscentrum schriftelijk op de hoogte van het begin van de onderzoekstermijn van twee maanden.
Indien de Commissie binnen de termijn van twee maanden geen advies uitbrengt, wordt het advies geacht gunstig te zijn. (Zie ook hieronder blz. 9 « Adviezen verleend, 5e » en blz. 17 « Plannen »)
De meest strikte vertrouwelijkheid is van toepassing op alle dossiers. Bij elk van de te behandelen dossiers worden de leden hier expliciet op gewezen.
Wat betreft het beheer van de belangenconflicten bij de dossiers wordt beroep gedaan op de oprechtheid van de leden. Concreet neemt het lid van de Commissie niet deel aan de debatten en de stemming over een adviesaanvraag die van zijn/haar onderzoekscentrum komt maar verlaat hij/zij de vergaderruimte.
De Commissie kan, wanneer zij het noodzakelijk acht, de vorsers horen om hun dossier te verdedigen. In elk geval hoort ze de onderzoekers wanneer ze denkt het project te zullen moeten weigeren.
Alle adviezen dienen vanuit wettelijk en ethisch standpunt gemotiveerd te worden.
Tijdens de maanden juli en augustus is het praktisch onmogelijk om voldoende leden bijeen te roepen om geldig te kunnen stemmen over een adviesaanvraag. Het advies moet verleend worden binnen de twee maanden na ontvangst van de adviesaanvraag.
De Embryocommissie wil ten allen prijze vermijden dat onderzoekers tot eind juni wachten om hun dossiers in te dienen om zo de strikte evaluatie van hen onderzoeksproject te ontlopen. artikel 7, § 2, van de wet betreffende het onderzoek op embryo's in vitro voorziet dat « Indien binnen twee maanden na de overzending de commissie geen negatief advies gegeven heeft met een meerderheid van haar leden, dan is het onderzoeksproject toegestaan en kan het worden aangevat ». Wanneer dus geen advies verleend wordt binnen de twee maanden wordt een onderzoeksproject automatisch toegelaten.
De Commissie heeft beslist om hiermee om te gaan als volgt :
— zij richt een schrijven tot de verschillende onderzoekscentra om hen ervan op de hoogte te stellen dat de onderzoekstermijnen opgeschort worden tijdens de maanden juli en augustus, dit vanaf 1 juli tot 31 augustus;
— wanneer een onderzoeker toch zijn onderzoeksproject indient gedurende deze periode en wanneer hij de wet rigoureus zou toepassen, dan kan hij zijn onderzoek aanvatten na de periode van twee maanden na het indienen van zijn adviesaanvraag, zoals voorzien is in de Embryowet. De Commissie kan zich echter ten allen tijde beroepen op artikel 10 van de wet van 2003 die toelaat om een onderzoek te doen stopzetten indien zij tijdens de uitvoering ervan vaststelt dat deze wet niet wordt nageleefd.
ADVIEZEN VERLEEND VOOR EEN STUDIEPROTOCOL BETREFFENDE EEN ONDERZOEK OP EMBRYO'S IN VITRO (2006-2007)
Tot op vandaag hebben tien adviesaanvragen de Commissie bereikt :
0. « Optimalisatie van geassisteerde eicelactivatie na intracytoplasmatische injectie door middel van analyse van calciumpatronen. »
Prof. Dr M. Dhondt, UZ Gent, Centrum voor Infertiliteit, De Pintelaan 185, 9000 Gent
Dit dossier werd op 18 mei 2006 ingediend bij de minister die dit voorgelegd heeft aan het Raadgevend Comité voor bio-ethiek. De voorzitter hiervan heeft het dossier voor verder gevolg bezorgd aan Prof. A. Van Steirteghem. Aangezien de Commissie op dat ogenblik nog niet geïnstalleerd was, moesten we antwoorden dat we dit dossier in verband met de aanvraag om machtiging voor onderzoek nog niet konden behandelen.
1. « Voorkomen van chromosomaal mozaisisme bij ingevroren humane embryo's van verschillende ontwikkelingsstadia, geanalyseerd dmv. Fluorescentie in situ hybridisatie »,
Prof. Dr L. Delbeke; (ontvangst 17 november 2006); Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) CRG en CMG); Wilrijkstraat, 10-2650 Edegem
Dit dossier werd op 17 november 2006 ingediend en werd door de Embryocommissie onderzocht op 11 en 20 december 2006. Gezien de Commissie overwoog het project te weigeren, werden de onderzoekers op de vergadering van 20 december uitgenodigd in toepassing van artikel 10, § 2, laatste alinea, van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro.
De onderzoekers zouden voor dit onderzoeksproject gebruik maken van embryo's waarvan ze de donoren niet meer kunnen traceren. De toestemming voor gebruik van deze embryo's voor onderzoeksdoeleinden ontbreekt.
Het advies van de Commissie werd als volgt geformuleerd : « De toestemmingsaanvraag voor dit studieprotocol betreffende een onderzoek op embryo's in vitro werd geweigerd wegens strijdigheid met art. 8, laatste alinea van dezelfde wet « De toestemming is slechts geldig indien alle betrokken donoren akkoord gaan. De weigering achteraf is geldig op vraag van één van de donoren. »; Er werd in dit dossier geen bewijs gevonden van formele toelating van de betrokken donoren. »
2. « Gerandomiseerde, prospectieve studie ter vergelijking van de overleving en doordeling na invriezen/ontdooien van abnormaal bevruchte humane embryo's met 1,2-propanediol versus DMSO »
Prof. Dr P. De Sutter, Prof. J. Gerris, Mevr. S. Lierman, UZ Gent, Centrum voor Infertiliteit, De Pintelaan 185, 9000 Gent
Dit dossier werd ingediend op 30 maart 2007 maar werd pas vervolledigd op 26 april 2007. In de plenaire vergadering van 7 mei 2007 heeft de Commissie haar positief advies voor dit onderzoeksprotocol uitgebracht.
Er werd aan de onderzoekers gevraagd het document « informatie voor de patiënt » aan te passen wat betreft de Mouse Oocyte Activation Tests (MOAT). Deze is strijdig met artikel 5 van de embryowet en de verwijzingen naar de MOAT, die voor dit onderzoeksprotocol trouwens niet van toepassing waren en moest uit dit document verwijderd worden.
De opmerkingen van Prof. P. De Sutter, hoofdonderzoeker (in bijlage), daaromtrent werden in plenaire vergadering overwogen. Uiteindelijk werd een aangepaste vorm van het document « informatie voor de patiënt » aan de Commissie bezorgd op 20 juni 2007.
Het mogelijks toelaten van het gebruik van de MOAT-test zal opnieuw onderzocht worden in de Embryocommissie (Zie plannen blz. 13).
3. « Dérivation de lignées de cellules souches humaines en vue d'obtenir des lignées à usage thérapeutique »
Prof. Dr Y. Englert, Prof. F. Devreker, Dr. S. Deleu, Laboratoire de recherche en reproduction humaine — Campus Erasme, Bât GE, local G2.2 210,Route de Lennik 808, 1070 Bruxelles
Dit dossier werd ingediend op 16 mei 2007. In de plenaire vergadering van 4 juni 2007 heeft de Commissie haar positief advies voor dit onderzoeksprotocol uitgebracht.
4. « Embryonale ontwikkeling van in vitro gematureerde eicellen afkomstig van kleine ovariële follikels »
Prof. M. Dhondt, Prof. P. De Sutter, Prof. J. Gerris, Dr. L. Vanhoutte; Universitair Ziekenhuis Gent; Centrum voor Infertiliteit (-1 Poli 3); De Pintelaan 185, 9000 Gent
Dit dossier werd ingediend op 4 juni 2007. In de plenaire vergadering van 4 juni 2007 heeft de Commissie haar positief advies voor dit onderzoeksprotocol uitgebracht mits de onderzoekers verklaarden hoe de randomisatie van de follikels zou gebeuren en de Commissie wat betreft de spermadonoren voorzag van de documenten « informatie voor de patiënt » en « toestemmingsformulier ». Deze bereikten de Commissie op 20 juni 2007
5. Vitrification des ovocytes et des embryons humains
Prof. Y. Englert, Dr G. Fasano, Dr. E. Emiliani. Laboratoire de recherche en reproduction humaine, Route de Lennik 808, 1070 Bruxelles
Dit dossier werd ingediend op 11 juni 2007. Omwille van het moeilijk bijeenkrijgen van voldoende leden om geldig te stemmen over een adviesaanvraag tijdens de maanden juli en augustus, heeft de Commissie haar advies voor dit onderzoeksprotocol uitgebracht via eComm (Zie ook blz. 17 « Plannen »). Het voorgestelde project werd positief beoordeeld.
6. Impact van cultuurmedia op de embryokwaliteit
Prof. T. D'Hooghe, Prof. C. Spiessens, Prof. S. Debrock, G. Paternot, Universitair Fertiliteitscentrum Leuven, dienst Gynaecologie, Herestraat 49, B-3000 Leuven
7. Impact bepalen van de cultuuromstandigheden op de embryokwaliteit
Prof. T. D'Hooghe, Prof. C. Spiessens, Prof. S. Debrock, G. Paternot, Universitair Fertiliteitscentrum Leuven, dienst Gynaecologie, Herestraat 49, B-3000 Leuven
Deze dossiers werden tegelijkertijd ingediend op 26 november 2007. In de plenaire vergadering van 3 december 2007 heeft de Commissie haar positief advies voor deze onderzoeksprotocols uitgebracht mits de onderzoekers de documenten « informatie voor de patiënt » en « toestemmingsformulier » voorzagen van de noodzakelijke wettelijke vereisten waaronder de data van het positieve advies van het Lokale Ethische Comité en de Federale Commissie alsook de verwijzing naar de wet. Eveneens werd gevraagd aan de Commissie mee te delen of beide projecten kaderen binnen hetzelfde project of dat ze onafhankelijk van elkaar staan.
8. Validatie van een nieuw embryoscoringssysteem op basis van een computergestuurd beeldanalysesysteem
Prof. T. D'Hooghe, Prof. C. Spiessens, Prof. S. Debrock, G. Paternot, Universitair Fertiliteitscentrum Leuven, dienst Gynaecologie, Herestraat 49, B-3000 Leuven
Dit dossier werd ingediend op 3 december 2007. Er werd aan de onderzoekers gemeld dat het onvolledig is. In antwoord daarop stelt het Lokale Ethisch Comité van UZ Leuven dat zij bevestigen dat er voor dit project geen documenten « informatie voor de patiënt » en « toestemmingsformulier » vereist is. Hun standpunt zal tijdens de volgende plenaire vergadering van 14 januari 2008 uiteengezet worden.
9. Karakterisatie van de verharding van de Zona Pellucida door Cryopreservatie
Dorien Willemen, Anneleen Boogaerts, Prof. S. Debrock, Prof. C. Spiessens, Prof. T. D'Hooghe, Universitair Fertiliteitscentrum Leuven, dienst Gynaecologie, Herestraat 49, B-3000 Leuven
Dit dossier werd ingediend op 14 december 2007. Het zal op de plenaire vergadering van 14 januari 2008 behandeld worden.
10. Optimalisatie van Cryopreservatie van gebiopseerde embryo's na preïmplantatie genetische diagnose
Dorien Willemen, Prof. S. Debrock, Prof. C. Spiessens, Prof. T. D'Hooghe, Universitair Fertiliteitscentrum Leuven, Dienst Gynaecologie, Herestraat 49, B-3000 Leuven
Dit dossier werd ingediend op 14 december 2007. Het zal op de plenaire vergadering van 14 januari 2008 behandeld worden.
2. Informerende functie van de Embryocommissie
De taken die voor de Commissie zijn weggelegd binnen het informatieve kader zijn:
— de regering, het Parlement, de raden van de gemeenschappen en het publiek informeren;
— een documentatie- en informatiesysteem oprichten en bijhouden.
De informatieve opdracht die de Embryocommissie heeft ten opzichte van de Overheid vindt zijn weerslag in dit jaarverslag.
Individuele vragen die aan de Commissie gesteld worden :
Het secretariaat behandelt ook individuele vragen of vragen van instanties :
— vragenlijst uit Nederland (CDBI) betreffende de creatie van hybriden die in Engeland onder spervuur liggen;
— uitgebreide vragenlijst van het « Agence de la Biomédecine » uit Frankrijk [Avenue du Stade de France 1; Saint-Denis La Plaine Cedex; www.agence-biomedecine.fr] betreffende het Belgisch wettelijk kader omtrent alle aspecten van « l'assistance médicale à la procréation »
— het Ministry for Health and Children, van Ierland start met de voorbereidingen van een wetgeving op gebied van Assisted Human Reproduction/Procreation. Als inleiding daarop onderzoeken ze hoe andere landen dit onderwerp regelgevend benaderen.
Voor het centraliseren van informatie en documentatie betreffende onderzoek op embryo's in vitro in België is het van belang een zo compleet mogelijke inventaris op te stellen van de reeds aan de gang zijnde onderzoeken en zelfs van de reeds afgesloten onderzoeken, dit met het oog op een totale transparantie.
We proberen deze informatie te vergaren door gebruik te maken van mailings naar alle Lokale Ethische Comités. Aan hen werd gevraagd om hun dossiers betreffende onderzoek op embryo's in vitro in te dienen tegen 9 maart 2007.
We hebben expliciet gevraagd er ook van op de hoogte gebracht te worden indien er geen projecten zijn en/of geen projecten geweest zouden zijn die binnen het kader van de wet 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro lopen en/of gelopen hebben.
De dossiers in verband met embryo-onderzoek moesten minstens bevatten :
Voor dossiers van afgelopen projecten :
— titel van het project;
— identificatie van de titelvoerende onderzoeker en zijn groep;
— identificatie van het onderzoekende laboratorium en eventuele partners (andere laboratoria, ziekenhuizen, ...);
— samenvatting van het project;
— met redenen omkleed advies van het Plaatselijk Comité voor bio-ethiek;
— lijst van publicaties voortgevloeid uit het onderzoek of het eindverslag van het project.
Voor dossiers van lopende projecten :
— titel van het project;
— identificatie van de titelvoerende onderzoeker en zijn groep;
— identificatie van het onderzoekende laboratorium en eventuele partners (andere laboratoria, ziekenhuizen, ...);
— samenvatting van het project;
— beschrijving van het onderzoek, nagestreefde doelstellingen en gebruikte middelen;
— planning en chronologie van het onderzoek;
— met redenen omkleed advies van het Plaatselijk Comité voor bio-ethiek;
— huidige stand van zaken van het project;
— eventuele lijst van publicaties voortgevloeid uit het onderzoek.
In bijlage 3 vindt u een (voorlopige) lijst van onderzoeksprojecten waarvan we de informatie op deze manier vergaard hebben. Met de volledige gegevens zullen we de databank aanleggen.
3. Adviezen formuleren voor Overheden en lokale Ethische Comités
ADVIEZEN VOOR LOKALE ETHISCHE COMITÉS
Op basis van de informatie die we ontvingen over de lopende en afgelopen onderzoeksprojecten kwam de Commissie tot de vaststelling dat een aantal van de onderzoeksprojecten ontzettend lang lopen (meer dan zes jaar) in vergelijking met andere wetenschappelijke projecten (vier-zes jaar). De mogelijkheid bestaat dat deze langlopende projecten niet langer kaderen binnen de oorspronkelijke doelstelling van het project waarvoor het lokale Ethisch Comité zijn toestemming gaf.
De Embryocommissie heeft hieromtrent specifieke richtlijnen opgesteld. De onderzoekscentra werden er schriftelijk van op de hoogte gebracht.
De Commissie heeft besloten dat voor elk van de lopende projecten betreffende onderzoek op embryo 's in vitro een te voorziene einddatum meegedeeld dient te worden.
Voor projecten waarvan de :
— goedkeuring door het Lokaal Ethisch Comité dateert van vóór 1 januari 2003 werd een overgangsperiode vastgesteld om deze projecten definitief af te sluiten. Deze periode loopt tot 31 december 2008. Indien het project binnen deze termijn niet kan afgewerkt worden, dient het project voor verlenging, uiterlijk tegen deze einddatum, voor advies voorgelegd te worden aan de Federale Commissie;
— goedkeuring door het Lokaal Ethisch Comité dateert van tussen 1 januari 2003 en 30 juni 2006 : dient aan de Federale Commissie een te verwachten einddatum vooropgesteld te worden. Deze projecten mogen een maximale onderzoekstermijn van zes jaar toegewezen krijgen. Indien het project binnen deze termijn niet kan afgewerkt worden, dient het project voor verlenging, voor advies voorgelegd te worden aan de Federale Commissie, dit uiterlijk tegen de vooropgestelde einddatum;
— goedkeuring door het Lokaal Ethisch Comité dateert van na 30 juni 2006 krijgen automatisch een toelating voor dit onderzoek, beperkt in de tijd tot vier jaar, ingaande van de datum van aangetekend verzenden van het positief advies van de Federale Commissie. artikel 11. van de embryowet van 11 mei 2003 stelt dat elke onderzoeker uiterlijk op 30 april van elk jaar aan de commissie een verslag bezorgt waarin de voortgang van zijn onderzoek beschreven wordt. Na vier jaar dient het onderzoeksproject opnieuw aan de Federale Commissie voorgelegd te worden voor advies.
Langlopende projecten dienen dus opnieuw aangevraagd te worden, dit om te vermijden dat te ver afgeweken wordt van de oorspronkelijke doelstellingen van het project.
WERKZAAMHEDEN VAN DE BEPERKTE COMMISSIE
In de werkgroep grijpen de opzoekingen en de besprekingen plaats die leiden tot het opstellen van antwoorden op concrete vragen en/of problemen.
Op vraag van een onderzoeker (Dr. D. De Neubourg, UZA) diende het begrip « proefneming » verduidelijkt te worden. Er werd voorgesteld om de werkzaamheden uit te breiden met het zoeken naar een precieze en technische definitie voor « embryo » en zelfs voor de term « experiment ».
Een werkgroep werd opgericht om voorstellen te formuleren. Deze is samengesteld uit J. Van der Elst, F. Devreker, T. D'Hooghe, A. Van Cauwenberghe, G. Pennings, naast de voorzitter en de Ondervoorzitter (B. Jacobs). Deze werkgroep kwam voor het eerst samen op 11 december 2006.
Het antwoord op de vraag werd als volgt geformuleerd :
De Commissie is unaniem tot volgend besluit gekomen :
Indien de testen uitgevoerd worden met bestaande cultuurmedia en het bestaande procedures betreft, procedures die opgenomen zijn in de richtlijnen van erkende wetenschappelijke verenigingen zoals European Society for Human Reproduction & Embryology (ESHRE), National Institute for Health and Clinical Excellence (NICE), The Royal College of Obstetricians and Gynaecologists (RCOG) of American Society for Reproductive Medicine (ASRM) vallen de testen niet onder de noemer « wetenschappelijk onderzoek » zoals bedoeld in de Embryowet van 11 mei 2003.
Maar
Indien de media niet commercieel beschikbaar zijn en/of u gaat eigen procedures uitwerken, dan valt het onderzoek wel onder de wet van 11 mei 2003 en dient u een associatie aan te gaan met een universitaire instelling zoals bedoeld wordt in artikel 7, § 1, 2e alinea.
Deze informatie zal via de website toegankelijk gemaakt worden.
Om een beter begrip te krijgen omtrent bepaalde definities en zinswendingen uit de wettekst (bijvoorbeeld embryo, onderzoek, artikel 5, 2º) heeft de Commissie geprobeerd om de heren volksvertegenwoordiger Ph. Monfils en senator Ph. Mahoux, mede-indieners van de wet, te contacteren. Tot op heden bleek dit tevergeefs. Toch is het voor de werking van de Commissie uiterst belangrijk dat zij hun visie over deze punten uiteen komen zetten. (Noot : de Commissie heeft de senatoren ontvangen op 17 maart 2008)
III. PLANNEN
1. Algemeen
Binnen de Embryocommissie ontbreken negen leden. Daardoor is het niet altijd evident om het quorum te halen dat nodig is om geldig over een adviesaanvraag te stemmen. We vertrouwen erop dat de benoeming van nieuwe leden door de Senaat niet lang op zich zal laten wachten, teneinde de werking van de Embryocommissie niet in het gedrang te brengen.
Het zou nuttig zijn niet enkel het curriculum vitæ van de kandidaten te evalueren maar ook naar hun intentie te peilen om op regelmatige basis deel te nemen aan de zittingen.
Tijdens de plenaire vergaderingen wordt er simultaanvertaling aangevraagd. Dit heeft zware financiële implicaties. We zouden graag van de veronderstelling uitgaan dat de nieuw te benoemen leden een voldoende passieve kennis van de andere landstaal hebben. Ook de projecten worden immers enkel in één van beide landstalen ingediend.
Mogen wij vragen dat leden die in de toekomst benoemd worden beide landstalen voldoende beheersen zodat de kosten van simultaanvertaling achterwege kunnen blijven. Elk van hen kan in zijn eigen moedertaal aan de debatten deelnemen. De verslagen van de vergaderingen blijven wel in beide landstalen beschikbaar.
Ten behoeve van de specifieke noden van de Commissie zullen een aantal abonnementen genomen worden op tijdschriften die niet ter inzage liggen in de bibliotheek van het Bio-Ethisch Comité.
Voor een aantal leden en de secretaris zal ook het lidmaatschap aangevraagd worden van gespecialiseerde verenigingen (BSRM — Belgian Society for Human Reproduction; BeSHG — Belgian Society for Human Genetics; ESHRE — European Society of Human Reproduction and Embryology; ...) zodat alle leden tijdig op de hoogte kunnen gebracht worden van meetings, congressen en colloquia in binnen- en buitenland die nauw aansluiten bij de activiteiten van de Commissie.
De Embryocommissie zal binnen de internetsite http://health.fgov.be een eigen website uitbouwen, in navolging van het Belgisch Raadgevend Comité voor bio-ethiek. Daarin zal de Embryocommissie haar leden voorstellen, en de activiteitenverslagen plaatsen. Meer specifiek kunnen daarop de procedures voor een adviesaanvraag bij de Embryocommissie duidelijk gestipuleerd worden. Ook de richtlijnen die de Embryocommissie opstelt met betrekking tot het navolgen van de embryowet van 11 mei 2003 zouden daarin geplaatst worden, dit ten behoeve van de Lokale Ethische Comités en de betrokken onderzoekers.
Sinds 1 januari 2007 hebben we op niveau 1 een secretaris, benoemd tot 31 december 2007 en recentelijk verlengd voor 1 jaar. Deze functie dient volgens het koninklijk besluit van 22 september 2004 ingevuld te worden door een secretaris van niveau 1 — rang 13 (Huidige rang A3 — Adviseur). We zouden graag een oplossing zien voor dit dossier.
2. Missies van de Commissie — adviezen formuleren
BETREFT DE STATUS VAN HET EMBRYO WANNEER DIT ZICH IN VITRO BEVINDT AL DAN NIET MET DE BEDOELING OM HET TERUG IN TE PLANTEN
De werkgroep kwam tot de vaststelling dat de embryowet lacunes vertoont wat betreft de definitie van zijn toepassingsgebied, meer bepaald wat betreft de aanmaak van embryo's voor reproductieve doeleinden waarbij de embryo's tijdelijk als embryo in vitro bestaan en onderzoek op deze embryo's in strikte gevallen toegestaan is.
Artikel 5 stelt dat het verboden is om « 2º embryo's waarop onderzoek is verricht in te planten bij mensen, behalve indien het onderzoek uitgevoerd is met een voor het embryo zelf therapeutisch doel of wanneer het gaat om een observatiemethode die de integriteit van het embryo niet schaadt; ... ».
Hoe wordt het embryo beschermd wanneer de toepassing voor het aldus te bereiken « therapeutische doel » zelf nog in een onderzoeksfase zit ? Kunnen clinici beslissen over het (routinematig klinisch) toepassen van dergelijke testen als het risico dat de bewuste test meebrengt voor het embryo dat voor reproductieve doeleinden gecreëerd werd niet (voldoende) gekend is ? Moet de ernst van de « te testen afwijking » niet opwegen tegen het te verwachten risico dat het in te planten embryo zal ondergaan bij het doorstaan van deze test ?
Met andere woorden moet de Commissie voor het uitvoeren van dit type testen die op de scheidingslijn van onderzoek/klinische toepassing balanceren richtlijnen opstellen.
De Commissie verwacht dat elk project haar door de onderzoekers wordt toegestuurd, zelfs indien ze na grondig onderzoek zou constateren dat het ingediende project niet valt onder de wet van 11 mei 2003 en dat de Commissie dus geen advies dient te verlenen.
BETREFFENDE DE MOUSE OOCYTE ACTIVATION TEST (MOAT-TESTEN)
Prof. P. De Sutter, Kliniekhoofd IVF-labo&Research, Centrum voor Infertiliteit, UZ-Gent schrijft op 21 mei 2007 als antwoord op de vraag van de Embryocommissie om verwijzingen naar de MOAT testen uit de teksten voor « informatie voor de patiënt » en het « toestemmingsformulier » horend bij een onderzoeksproject te verwijderen het volgende :
« Één tak van ons onderzoek heeft zich gericht zowel op de diagnose in vitro als de behandeling van gefaalde fertilisatie na intracytoplasmatische sperma injectie (ICSI). Wanneer de bevruchting faalt na ICSI, is het nuttig na te gaan of dit te wijten is aan de eicel of de zaadcel. Om dit onderscheid te maken doen we een beroep op een heteroloog ICSI-model waarbij menselijke zaadcellen geïnjecteerd worden in eicellen van de muis (mouse oocyte activation test; MOAT). Doordat de zaadcelfactor niet-species specifiek is, kan injectie van een menselijke zaadcel een muiseicel activeren. Indien de muiseicellen geactiveerd worden kan men besluiten dat het onderzochte sperma een eicelactiverende capaciteit heeft en moet de oorzaak van de gefaalde bevruchting na ICSI eerder gezocht worden in de eicel. Indien geen activatie van de muiseicellen optreedt, moet de oorzaak bij de zaadcel gezocht worden [...]. Deze diagnostische MOAT-test wordt reeds geruime tijd toegepast in ons Centrum voor Infertiliteit en het biedt de kans om een oorzakelijke factor van eicel-activatie deficiëntie te bepalen, wat voor de patiënt en eventuele nakomelingen cruciale en nuttige informatie betekent. Bij de MOAT wordt het activatiepercentage van het onderzochte sperma gedefinieerd als het aantal 2-celligen in verhouding tot het aantal geïnjecteerde eicellen. In de praktijk worden de muiseicellen geïnjecteerd op dag 0 waarbij de volgende morgen het aantal 2-celligen wordt bepaald en deze vervolgens worden vernietigd. Voor het analyseren van Calcium-patronen worden muiseicellen geïnjecteerd met menselijke zaadcellen en worden vervolgens de patronen geanalyseerd. Hierbij treedt geen deling op zodat van een hybride meercellig wezen geen sprake is.
Graag willen wij nog even verwijzen naar het meer uitgebreide wetsvoorstel ingediend door de Heer Patrik Vankrunkelsven en Mevr. Jeannine Leduc daterend van 6 april 2001. Op pagina 14 van dit wetsvoorstel wordt verdere toelichting gegeven over het verbod van creatie van hybride wezens. Zo wordt daar gesteld dat het samenbrengen van menselijke zaadcellen en een eicel van een hamster met als enig doel om na te gaan of zaadcellen voldoende bevruchtingscapaciteit hebben niet onder dit verbod valt. De MOAT test in ons Centrum is in feite een verbeterde en meer accurate versie van deze hamstertest. Er wordt wel gesteld dat geen deling mag plaatsvinden. Praktisch is dit voor de MOAT test moeilijk haalbaar daar sommige muiseicellen sneller voorkernen vertonen dan andere, en dus sneller de deling zullen aanvangen. Er werd door ons Centrum dan ook aangetoond dat 2-cel vorming de meest accurate beoordeling vormt van deze MOAT-test, en deze 2-celligen worden direct vernietigd.
Samenvattend kunnen we stellen dat de MOAT-test, namelijk de injectie van menselijke zaadcellen in muiseicellen, enkel dient als diagnostiche test om de bevruchtingscapaciteit te beoordelen voor koppels die een gefaalde of lage bevruchting na ICSI ondervonden, [...] »
Er kan overwogen worden om de MOAT test uit het domein van embryo-onderzoek te halen. De MOAT-test kan toegelaten worden als klinisch testen en uitgevoerd worden volgens de richtlijnen van internationale erkende verenigingen. Verder onderzoek naar optimalisatie van de test of andere aanpassingen blijft dan volgens artikel 5 van de Embryowet in België verboden.
BETREFT DE DOCUMENTEN « INFORMATIE VOOR DE PATIËNT » EN « TOESTEMMINGSFORMULIER »
Wet betreffende het onderzoek op embryo's in vitro van 11 mei 2003
Uit de adviesaanvragen die de Commissie bereiken, blijkt dat er bij de onderzoekers geen duidelijkheid bestaat over het opstellen van toestemmingsformulieren. Hoewel de embryowet van 11 mei 2003 in zijn artikel 8 een aantal vereisten stelt aan de informatie die de patiënt hoort te krijgen, wordt ook daaraan niet altijd voldaan. De term « vrij en behoorlijk geïnformeerd'is niet gepreciseerd en er wordt ook niet gesteld wie verantwoordelijk is voor het verstrekken van de informatie (arts, onderzoeker, secretariaat, anderen ?)
Mevrouw B. Jacobs, ondervoorzitter van de Commissie heeft een document opgesteld dat als leidraad kan dienen bij het opstellen van deze formulieren. Over die punten waarover de embryowet niet precies is, heeft zij zich gebaseerd op de wet van de patiëntenrechten. Tijdens de plenaire vergaderingen werd de tekst besproken en vervolledigd (bijlage 4).
Verschillende Commissieleden hebben ons voorbeelden van hun toestemmingsformulieren bezorgd. De Commissie zal ze vergelijken en er proberen een modeldocument uit te distilleren.
De Commissie stelt zich vragen bij volgende elementen die in het toestemmingsformulier vereist zijn : « Het objectief, de methodologie van het onderzoek, het doel van dit onderzoek ».
Als de wensouders op een zeer algemene manier op de hoogte zijn van het doel van het onderzoek, is het dan nodig dat zij over de details ingelicht worden, details die ze in vele gevallen toch niet begrijpen ?
Zou het niet meer adequaat zijn om de belangrijke punten van het onderzoek te preciseren en daarna de wensouders de kans te geven om hierover vragen te stellen die hen interesseren ? Meer algemeen hebben wensouders er nood aan te weten of het onderzoek bedoeld is om de technieken voor MBV te verbeteren of als het onderzoek zich toespitst op de ontwikkeling van embryonale stamcellijnen die dan op hun beurt dienen om te proberen vooruitgang te boeken op gebied van de strijd tegen bepaalde ziekten. Meer gedetailleerde informatie is vaak overbodig en even vaak onbegrijpelijk voor de wensouders.
De Commissie onderstreept dat het embryo waardevol is binnen het ouderlijk project. Precies daarom moeten de wensouders hun uitdrukkelijke toestemming geven voor onderzoek.
De vraag is dan ook wat er dient te gebeuren met gecryopreserveerde embryo's waarvan de wensouders niet meer opspoorbaar blijken. Zijn deze embryo's « verloren » voor het onderzoek ? De wetgever heeft ervoor gekozen om voor onderzoeksdoeleinden het gebruik van bestaande en gecryopreserveerde embryo's te verkiezen boven de creatie van embryo's.
Enkel wanneer er niet voldoende embryo's voorhanden zijn, is het de onderzoekers toegestaan om embryo's voor onderzoeksdoeleinden te creëren. We stellen echter vast dat de wettelijke voorwaarden zoals vereist voor het toestemmingsformulier dit objectief dat de wetgever had gesteld precies verhinderen.
Zoals de embryowet van 2003 vandaag voorligt, verhindert deze het gebruik van vele « vergeten » gecryopreserveerde embryo's uit de stikstoftanks. Deze moeilijkheden zijn enkel nog toegenomen sinds de wet betreffende de MBV.
Compatibiliteit tussen de wet van 2003 en de wet van 2007 betreffende ART
Op 6 juli 2007 verscheen de wet op de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's (MBV) in het Belgisch Staatsblad. artikel 7 van deze wet stelt dat, voordat wordt overgegaan tot enige medische stap die verband houdt met de medisch begeleide voortplanting, er een overeenkomst dient opgesteld te worden tussen wensouders en het geraadpleegde fertiliteitcentrum. Volgens artikel 10 van deze wet dienen de wensouders daarin de bestemming van de overtallige embryo's te preciseren. In artikel 20 wordt verwezen naar de embryowet van 11 mei 2003.
Wanneer we de voorwaarden voor het toestemmingsformulier zoals ze beschreven worden in de wet van 11 mei 2003 op embryo-onderzoek leggen naast deze beschreven in de wet op de MBV, dan stellen we vast dat de wensouders hun toestemming voor het gebruik van hun boventallige embryo's voor wetenschappelijk onderzoek pas kunnen geven wanneer ze beschikken over alle noodzakelijke informatie in verband met het onderzoek, zoals opgesomd werd in artikel 8 van de embryowet van 11 mei 2003.
We moeten daaruit besluiten dat het toestemmingsformulier zoals voorzien in artikel 7 van de wet op de MBVter bestemming van de overtallige embryo's moet beantwoorden aan de voorwaarden gesteld in artikel 8 van de wet van 2003 en dus expliciet moet verwijzen naar één of meerdere onderzoeksprojecten die het positieve advies van het Lokale Ethische Comité en van de Embryocommissie gekregen hebben.
Wanneer wensouders bij de aanvang van hun MBV hun theoretische toestemming geven om hun eventueel overtallige embryo's te schenken voor onderzoeksdoeleinden, is het op dat ogenblik niet altijd mogelijk om hen meer gepreciseerde documenten te laten ondertekenen in het kader van artikel 8 van de wet van 2003. Dit kan voor het afstaan van embryo's die niet in aanmerking komen voor cryopreservatie. In die situatie waarbij de toestemming geldt voor gecryopreserveerde embryo's, is deze toestemming enkel en alleen een algemene toestemming.
Deze benadering stelt geen probleem wanneer de wensouders op basis van de wet op de MBV van 6 juli 2007 hun toestemming hebben gegeven om boventallige embryo's te schenken voor onderzoeksdoeleinden en wanneer tijdens hun behandeling overtallige embryo's ontstaan die niet in aanmerking komen om terug te plaatsen. Men kan de ouders op dat ogenblik de keuze bieden om hun boventallige embryo's al dan niet toe te wijzen aan één (van de) lopend(e) onderzoeksproject(en) dat (die) hun voorkeur wegdraagt.
Daarentegen stelt het verenigen van de voorwaarden voor het toestemmingsformulier die gesteld worden in de wet van 2003 en die van 2007 wel degelijk een probleem voor het onderzoek wanneer embryo's gecryopreserveerd werden.
Wanneer we de huidige wetgeving naar de letter volgen, dan moeten de onderzoekers volgende stappen ondernemen :
— bij het begin van een programma voor MBV een toestemmingsformulier laten ondertekenen;
— verschillende jaren later, wanneer onderzoekers een onderzoeksproject hebben waarbij ze de gecryopreserveerde embryo's wensen te gebruiken, dienen zij opnieuw contact op te nemen met de wensouders om hen op de hoogte te stellen van :
• voorstellen van hun precieze onderzoeksproject;
• preciseren dat hun onderzoeksproject het positieve advies gekregen heeft van het Lokale Ethische Comité en van de Embryocommissie en dat dit onderzoek voldoet aan de voorwaarden gesteld in de wet.
— op de hoogte brengen van het exacte ogenblik waarop het onderzoek aanvangt (om de wensouders toe te laten dat zij hun toestemming alsnog wijzigen).
De Commissie stelt zich de vraag of het doel van de wetgever wordt bereikt door aan de onderzoekers op te leggen om twee maal een toestemmingsformulier voor te leggen aan de donoren ? Wat dient er te gebeuren er indien er verschillende jaren verstreken zijn tussen het geven van toestemming op basis van de wet op MBV (2007) en die zoals ze vereist is volgens de embryowet van 2003 ? Kan men een algemene toestemming geven, zonder de precieze onderzoeksprojecten te kennen ?
Het is moeilijk, en soms zelfs onmogelijk, om wensouders opnieuw te contacteren. Wanneer men daar toch in slaagt, dient men ook nog hun expliciet en schriftelijk akkoord te verkrijgen. Vanuit psychologisch standpunt is het moeilijk om deze werkwijze aan de wensouders uit te leggen. In hun optiek hebben zij hun behandeling van MBV afgesloten en hebben zij reeds hun toestemming gegeven om hun overtallige embryo's voor onderzoek af te staan. Zij wensen hier in de meeste gevallen dan ook niet meer aan herinnerd te worden.
Concreet is het belangrijk dat de wensouders ervan verzekerd worden dat de wettelijke voorschriften gerespecteerd zullen worden en dat de onderzoeksprojecten aan controle onderhevig zijn. Eenmaal zijn hun akkoord gegeven hebben over het principe van het onderzoek, wensen zij over het algemeen geen verdere informatie meer.
De Commissie schaart zich achter het besluit dat artikel 10 van de wet op de MBV moeilijk toepasbaar is binnen het kader van onderzoek op embryo's in vitro. De juridisch correcte weg is dat onderzoekers een toestemmingsverklaring vragen aan wensouders voor onderzoeksprojecten die lopen of voor onderzoeksprojecten die al de volledige adviesprocedure positief doorlopen hebben. Gebruik van gecryopreserveerde embryo's voor onderzoeksdoeleinden wordt hierdoor praktisch onmogelijk omdat de onderzoeksprojecten niet samen lopen met de periode waarin de gecryopreserveerde embryo's ter beschikking komen. De duur van een onderzoeksproject is immers gemiddeld vier jaar, de cryopreservatie van embryo's loopt over vijf jaar.
In de praktijk blijkt het zeer moeilijk te zijn om hernieuwd contact te nemen met deze donoren. Eveneens is het niet eenvoudig om aan wensouders, die enkel aan een toekomstige baby denken, uit te leggen dat er misschien overtallige embryo's zullen zijn en dat zij, alvorens enige behandeling te ondergaan, al over de bestemming van deze overtallige embryo's dienen te beslissen.
Het alternatief zoals de Commissie voorstelt, zou kunnen zijn dat onderzoekers de donoren inlichten over de mogelijkheid om te kiezen voor « afstaan voor onderzoek » volgens de wet van 11 mei 2003. Tegelijkertijd zouden ze uitleg kunnen verstrekken over de verschillende onderzoeksprojecten die lopen binnen hun laboratorium.
Concreet kan in het toestemmingsformulier volgens de wet op de MBV van 6 juli 2007 verwezen worden naar de grote thema's van onderzoeksprojecten die in het laboratorium lopen. Ouders zouden al kunnen aangeven in welke projecten ze wel of niet willen instappen. Wanneer eenmaal beslist werd dat een ouderlijk project in een bepaald centrum zal starten, is dit een geschikter moment om de lopende en toekomstige onderzoeksprojecten voor te stellen.
Dit document zal de wensouders inlichten over het feit dat de wet van 2003 wordt gerespecteerd en gecontroleerd bij twee gelegenheden, zowel door het Lokale Ethische Comité als door de Commissie. Op deze manier worden zij ervan verzekerd dat hun embryo's niet voor om het even welk type onderzoek zullen gebruikt worden.
In een aantal gevallen kan een concreet project voorgelegd worden waarvoor ouders meteen hun akkoord kunnen geven. Dit project moet de goedkeuring hebben van het lokale ethische comité en het positief advies van de Embryocommissie.
Intrekken van de toestemming
Een laatste moeilijkheid ontstaat door het feit dat de wensouders tot aan de aanvang van het onderzoek hun toestemming kunnen intrekken. Buiten het feit dat dit in tegenstelling is met de principes die gehanteerd worden in andere wetgeving (eenmaal de gift is uitgevoerd, kan men op het principe niet meer terugkomen) rijzen er hierbij praktische problemen. Hoe kunnen de donoren ervan op de hoogte gebracht worden dat een onderzoeksproject aanvang neemt ?
Wanneer we heel nauwgezet de wet volgen, moet bij de aanvang van het onderzoeksproject de donor opnieuw gecontacteerd worden (in sommige gevallen is dit dus voor de derde keer) om hen ervan op de hoogte te stellen dat het onderzoeksproject op een gegeven ogenblik aanvat. Kunnen wij er hierbij vanuit gaan dat zij de brief ontvangen en wanneer zij hierop niet reageren, zij ook akkoord gaan met het verloop van dit onderzoek ?
Hier opnieuw zullen de omstandigheden zo zijn dat, in het achterhoofd houdend dat dit over het algemeen niet goed ontvangen wordt door de wensouders en dat we daarbij riskeren dat ze zich op dat ogenblik niet langer wensen te buigen over de vragen die hen toegezonden worden, de onderzoekers zich in een situatie bevinden die in tegenstelling is met wat de wetgever had beoogd.
Het is uitermate moeilijk, zo niet onmogelijk, om artikel 8 betreffende het toestemmingsformulier, te respecteren zodat de onderzoeker verplicht zal zijn om embryo's voor onderzoek te creëren eerder dan de overtallige gecryopreserveerde embryo's te kunnen gebruiken.
De Commissie nodigt hierbij de wetgever uit om na te denken over de mogelijkheid om artikel 8 aan te passen, op zo'n manier dat zowel de wet betreffende het onderzoek op embryo's in vitro alsook de wensouders voldoende worden gerespecteerd.
In afwachting van deze noodzakelijke wijziging zal de Commissie proberen een oplossing uit te werken waarin de wet naar beste vermogen gerespecteerd wordt maar waarin de moeilijkheden onopgelost blijven. Er is een theoretisch risico maar daarom niet minder reëel waarbij we onder ogen moeten zien dat dit zou kunnen aanleiding geven tot een zaak voor het gerecht waarbij de volledige onderzoekswereld, ook diegenen die zeer nauwgezet de wet volgen, uiteindelijk in een slecht daglicht komen te staan.
IV. BESLUIT
De Embryocommissie heeft in het eerste jaar van haar werkzaamheden vooral een structuur op touw gezet. We kunnen vooruitblikken op een gunstig tweede jaar waarin de Commissie :
— Voor de adviesverlenende functie de commissieleden in de plenaire vergadering beter vertrouwd worden met de interne procedures wat de vlotte evaluatie van dossiers enkel ten goede kan komen.
— We verwachten het medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro in België volledig en nauwgezet in kaart te brengen.
— Samen met de wetgever naar een aantal aanpassingen van de embryowet dient te zoeken, meer bepaald omtrent de definities « embryo in vitro » en « in te planten na onderzoek », artikel 5, § 2 : « Embryo's waarop onderzoek is verricht in te planten bij mensen, behalve indien het onderzoek uitgevoerd is met een voor het embryo zelf therapeutisch doel of wanneer het gaat om een observatiemethode die de integriteit van het embryo niet schaadt; »
— Een standpunt moet innemen betreffende de voorwaarden waaronder gecryopreserveerde embryo's gebruikt kunnen worden voor onderzoek op embryo's in vitro. De informatie verwerkt in het toestemmingsformulier volgens de wet op MBV van 6 juli 2007 zal immers in vele gevallen niet voldoen aan de condities die aan het toestemmingsformulier volgens artikel 8 van de embryowet van 11 mei 2003 gesteld worden.
— Met werkgroepen verdere richtlijnen zal uitbouwen, bedoeld om de Lokale Ethische Comités te ondersteunen, meer specifiek betreffende de documenten over « informatie voor de patiënt » en « toestemmingsformulieren » alsook praktische richtlijnen betreffende het onderzoek op embryo's in vitro in België meer gericht naar de onderzoekers.
Bijlage 1 : Ledenlijst Federale Commissie voor Embryo's op dd 31 december 2007
Voorzitter | Vice presidente |
André Van Steirteghem | Bénédicte Jacobs |
Docteurs en médecine — Artsen | |
Jean-Jacques Cassiman | Thomas D'Hooghe |
Gilbert Cooreman | Paul Cosyns |
*** (2) | Fabienne Devreker |
Luc Roegiers | Dominique Charlier |
Docteurs en Sciences — Doctors in Wetenschappen | |
Robert Pijnenborg | *** (3) |
Josiane Van der Elst | *** (3) |
Arsène Burny | *** (4) |
Anne Van Cauwenberge | Emmanuel Hermans |
Juristes — Juristen | |
Dirk Van der Kelen | Erik Mewissen |
*** (1) | (Ondervoorzitter) |
Experts en questions éthiques et en sciences sociales | |
Deskundigen in de etische problemen en de sociale wetenschappen | |
Sofie Blancquaert | Gerry Evers-Kiebooms |
(Voorzitter) | Guido Pennings |
*** (5) | *** (8) |
*** (7) | *** (6) |
Secretariaat | Secrétariat |
Ann Devos | Leen Coene |
(1) Mevrouw C. Lévy, Juriste en effectief lid, kondigde haar ontslag aan in een brief van 8 maart 2007 ingaande vanaf 1 juni 2007.
(2) De Heer M. Levivier, Arts en effectief, diende zijn ontslag in op 24 april 2007,
(3) Twee Doctors in de Wetenschappen en plaatsvervangend lid, werden nog niet benoemd.
(4) De Heer B. Rentier, Doctor in de Wetenschappen en plaatsvervangend lid, diende zijn ontslag in op 17 januari 2007, ogenblikkelijk ingaande.
(5) Mevrouw F. Caeymaex, Deskundige in de ethische problemen en de sociale wetenschappen, diende haar ontslag in op 5 september 2007, ogenblikkelijk ingaande.
(6) Mevrouw K. Rondia, Deskundige in de ethische problemen en de sociale wetenschappen, diende haar ontslag in op 16 oktober 2007, ogenblikkelijk ingaande.
(7) Mevrouw R. Winkler, Deskundige in de ethische problemen en de sociale wetenschappen, diende haar ontslag in op 7 november 2007, ogenblikkelijk ingaande.
(8) De Heer E. Delruelle, Deskundige in de ethische problemen en de sociale wetenschappen, diende zijn ontslag in op 12 november 2007, ogenblikkelijk ingaande.
Bijlage 2 : Financieel Verslag
Bijlage 3 : Voorlopige lijst van onderzoeksprojecten op embryo's in vitro
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Directoraat-generaal Organisatie gezondheidszorgvoorzieningen **** Coördinatie Organen en Embryo's **** Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro — SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement Direction Générale de l'Organisation des établissements de soins **** Coordination Organes et Embryons stamcelonderzoek **** Commission fédérale pour la recherche médicale et scientifique sur les embryons in vitro |
||
Lijst projecten vóór 2000 — Liste des projets avant 2000 | ||
Project — Projet | Advies lokaal Ethisch Comité — Avis Comité d'Ethique local | Einde project — Fin Projet |
Experimentele studie van het pre-implantatie embryo. Prof. A. Van Steirteghem, E. Van den Abbeel, G. Beyers, J. Van der Elst; UZ Brussel, Facultaire Eenheid Reproductieve Biologie | FGWO 3 0036.85N Begin project 1985 | 1992 5 publicaties |
Cryopreservatie van embryo's en eicellen van de mens. (c) Prof. A. Van Steirteghem, J. Van der Elst, E. Van Den Abbeel, S. Neyrinckx; UZ Brussel, Facultaire Eenheid Reproductieve Biologie | FGWO 3 00181.95N Advies Lokaal Ethisch Comité : 09/02/1994 Voorzitter Prof. G. Somers Begin project 01/01/1995 | 31/12/1998 13 publicaties |
Diagnose van erfelijke aandoeningen in preïmplantatieembryo's. Prof. I. Liebaers, Prof. A. Van Steirteghem, Prof. W. Lissens; UZ Brussel, Centrum Medische Genetica | G.0320.96 Advies 6/04/1995- G. Somers Begin project 1/01/1996 | 31/12/1999 18 publicaties |
Étude du métabolisme des embryons humaine obtenus après fécondation in vitro par microinjection intra-cytoplasmique. Prof. Y. Englert, Prof. F. Devreker, ULB-Erasme, Clinique de fertilité | PV 96.19 Début Projet : Mars 1996 | Décembre 2000 2 publications |
Étude des besoins spécifiques de l'embryon humaine en culture in vitro. Prof. Y. Englert, Prof. F. Devreker, ULB-Erasme, Clinique de fertilité | PV 96.20 Début Projet : Mars 1996 | En cours 3 publications |
An open, randomized, group-comparative, multicentre study to investigate the efficacy of IVF versus ICSI in non-male factor infertility, in pituitary suppressed women treated with puregon. Prof. Y. Englert, Prof. I. Govaerts, ULB-Erasme, Clinique de fertilité | PV 97 111 Début Projet : Août 1997 | En cours ( ?) 2 publications |
Verbetering van de accuraatheid van preïmplantatie genetische diagnose voor monogene aandoeningen veroorzaakt door dynamische mutaties en onderzoek van het gedrag van triplet expansies in gameten en preïmplantatie embryo's. Dr. Sermon K.,Prof. I. Liebaers, UZ Brussel, Centrum Medische Genetica | F.W.O. 1.5 198.01Nen 1.5 005.02 Begin project 1/10/1997 | 30/09/2003 19+8 publicaties |
Étude multicentrique prospective randomisée et auto-contrôlée comparant l'efficacité de la congélation embryonnaire précoce au stade 2-4-cellules au PROH à la culture prolongée et congélation tardive au glycerol au stade blastocyste d'embryons surnuméraires obtenus en fécondation in vitro. Prof. Y. Englert, Prof. F. Devreker, ULB-Erasme, Clinique de fertilité | PV 98 280 Début Projet : Avril 1998 | En cours |
Cryobiologie van eicellen en embryo's van de mens. (d) Prof. A. Van Steirteghem, E. Van Den Abbeel, S. Neyrinckx; UZ Brussel, Facultaire Eenheid Reproductieve Biologie | FWO G.0470.99 Advies LEC 98/NFW10 van 16/03/1998 voorzitter Prof. P. Deconinck Begin project 01/01/1999 | 31/12/2002 10 publicaties |
Embryo pre-implantation genetic screening after in vitro fertilization in infertile couples with female age of at least 35 : a prospective controlled randomized study (PGS-study) Prof. Dr. T. D'Hooghe, KULeuven, GHB, G. Matthijs -CME | 22 februari 1999 Advies Loc. Ethisch Comité -Prof. Dr. J. Vermylen | Verwacht 2007 |
Preimplantation genetic diagnosis for cystic fibrosis : development of strategies applicable to different genetic situations (99-2001). Prof. I. Liebaers, Dr. K. Sermon; UZ Brussel, Centre for Medican Genetics & Centre for Reproductive Medicine | 3650 Koning Boudewijn Stichting Begin project 4/08/1999 | 03//08/2001 |
Cryopréservation de fragments d'ovaire avant traitement à risque de défaillance ovarienne. Prof. Y. Englert, Prof. I. Demeestere, ULB-Erasme, Clinique de fertilité — Multi centrique | PV 99.01 Début Projet : Septembre 1999 | En cours2 publications |
Étude prospective et randomisée comparant l'efficacité d'un transfert embryonnaire précoce au stade 2-4-cellules au 2e jour post-prélèvement ovocytaire à la culture prolongée et transfert au stade blastocyste au 5e jour en fécondation in vitro. Prof. Y. Englert, Prof. F. Devreker, ULB-Erasme, Clinique de fertilité | PV 99.08 Début Projet : Juin 1999 | En cours |
Comparaison de milieux avec ou sans glucose pour la culture d'embryons humains in vitro. Prof. Y. Englert, Prof. F. Devreker, ULB-Erasme, Clinique de fertilité | PV 2000/03 Début Projet : Juin 1999 | En cours 2 publications |
Preïmplantatie genetische diagnose voor monogene en mitochondriale aandoeningen : ontwikkeling en toepassing. Dr. K. Sermon, Prof. I. Liebaers, Prof. A. Van Steirteghem, Prof. W. Lissens; UZ Brussel, Centrum Medische Genetica | F.W.O. 99/003D Advies 25/02/1999 — Prof. L. Vanhaelst Begin project 1/01/2000 | 31/12/2003 41 publicaties |
Researching causes of infertility and the use of assisted reproductive technology (ART) to prevent and understand genetic diseases. Prof. I. Liebaers, Prof. A. Van Steirteghem; UZ Brussel, Centre for Medican Genetics & Centre for Reproductive Medicine | Concerted actions 2000-2004 Begin project 2000 | 2004 20 publicaties |
Lijst projecten 2001 — Liste des projets 2001 | ||
Project — Projet | Advies lokaal Ethisch Comité — Avis Comité d'Ethique local | Einde project — Fin Projet |
Methylatie analyse en geselecteerde sekwenties met imprinting in menselijke preïmplantatie embryo's in diverse ontwikkelingsstadia van mannelijke gametogenese. Dr. M. De Rycke, Prof. I. Liebaers, Prof. A. Van Steirteghem, Prof. W. Lissens; UZ Brussel, Centrum Medische Genetica | F.W.O. G.0164.01Advies 26/02/1999 Prof. L. Vanhaelst Begin project 1/01/200131/12/2004 2 publicaties | |
Chromosomale oorzaken van onvruchtbaarheid en de nieuwe ontwikkelingen in de voortplanting en de genetica. I. Liebaers, A. Van Steirteghem, E. Van Assche, C. Staessen; UZ Brussel, Centrum Medische Genetica | G.0404.98enG.0131.02 Advies 97/017D van 21/02/1997 99/037D van 29/04/1999 en 2001/027D van 26/04/2001 Prof. L. Vanhaelst, Begin project 1/01/2001 | 31/12/2004 9 publicaties |
Développement d'un milieu séquentiel pour la culture de blastocystes humains, comparaison avec la culture classique et analyse du métabolisme glycolytique entre jour 4 et 5 de culture. Prof. Y. Englert, Prof. M Van den Bergh, ULB-Erasme, Clinique de fertilité | PV 2000/63 Début Projet : Juillet 2001 | Juillet 2003 |
Maturation in vitro de complexe cumulus-ovocyte immature : effet de la cystéamine sur le développement embryonaire ultétieur. Prof. Y. Englert, Dr. I. Demeester, Dr. A. Delbaere, ULB-Erasme, Clinique de fertilité, Laboratoire de recherche en reproduction humaine | PV 2001/177 Début Projet : Juin 2001 | En cours |
Lijst Projecten 2002 — Liste des Projets 2002 | ||
Project — Projet | Advies lokaal Ethisch Comité — Avis Comité d'Ethique local | Einde project — Fin Projet |
Prospectieve studie ter vergelijking van een en twee cel biopsie na preïmplantatie genetische diagnose (PGD) en analyse van de polarisatie in muis- en menselijke embryo's en hoe dit beïnvloed wordt door biopsie. Dr. K. Sermon, Prof. P. Devroey, Prof. I. Liebaers, UZ Brussel, Centrum Medische Genetica | G.0120.02/F.W.O. 2001/05D Advies 22/02/2001 Prof. L. Vanhaelst Begin project 1/01/2002 | 31/12/2005 3 publicaties |
Toestemming voor het gebruik van overtallige embryo's voor Wetenschappelijk Onderzoek, met het oog op het ontwikkelen, bestuderen en aanwenden van embryonale stamcellen. (SC onderzoek) Prof. L. Schoonjans, D. Collen, C. Spiessens, T. D'Hooghe, KULeuven, GHB, | Advies 17/04/2002 Eth. Comité (K.U.Leuven), Prof. Dr. J. Vermylen | Geen cellijnen-project afgerond Thromb-X heeft zijn stamcelactiviteit gestopt |
Production et cryopréservation des cellules souches embryonnaires humaines. Étude de leur empreinte génomique et différentiation d'une ligne de cellules dendritiques. Prof. Y. Englert, Prof. F. Devreker, S. Deleu; ULB-Erasme, Clinique de fertilité, Laboratoire de recherche en reproduction humaine | PV 2002/208 Début Projet : Septembre 2002 | En cours 1 publication |
Toepassing kerntransfer bij menselijke eicellen en somatische cellen/ Stamcelonderzoek Prof. M. Dhondt, Prof. P. De Sutter, Prof. J. Gerris, B. Heindriyckx, T. O'Leary; UZGent — Centrum voor infertiliteit, De Pintelaan 185- Gent | Project RR/2001-41/GH Project/2002-906/sdp | Doelstellingen 2&3 vanaf juni 2007, aanvraag hangende bij LEC |
Lijst projecten 2003 — Liste des projets 2003 | ||
Project — Projet | Advies lokaal Ethisch Comité — Avis Comité d'Ethique local | Einde project — Fin Projet |
Productie van humane embryonale stamcellijnen. Prof. A. Van Steirteghem, Prof. P. Devroey, UZ Brussel, Vakgroep Embryologie — Onderzoekscentrum Reproductie en Genetica | G.0360.03 — FWOAL277 Advies F.W.O.2002/07D van 28/02/2002 Prof. A. Dupont, voorzitterBegin project 1/01/200331/12/2006 3 publicaties | |
Invriezen van IVF en ICSI embryo's (e) Prof. A. Van Steirteghem, Prof. P. Devroey, Dr. G. Verheyen, E. Van Den Abbeel, S. Mertens; UZ Brussel, Vakgroep Embryologie en Genetica, Onderzoekscentrum Reproductie en Genetica | FWO G.0375.03 Advies FWO2002/06D van 28/02/2002 Voorzitter Prof. A. Dupont Begin project 01/01/2003 | 31/12/2006 5 publicaties |
Isolatie en kweek van embryonale stamcellen uit menselijke blastocysten. Prof. Dr. L. Delbeke, UZA; CRG & CMG | 01/12/2003 (UZA, Prof. Dr. P. Cras) dossier A03060 Advies 17/12/2003 Prof. Cosyns,UA) Aanvraag verlenging ingediend 04/2007 — herstart gepland in 05/2007 | Juni 2006 Eind 03/2012 Geen publicaties |
Lijst projecten 2004 — Liste des projets 2004 | ||
Project — Projet | Advies lokaal Ethisch Comité — Avis Comité d'Ethique local | Einde project — Fin Projet |
Preïmplantatie genetische diagnose : technische verbeteringen van single-cell PCR voor monogene aandoeningen en mitochondriale ziektes. Ontwikkeling van polyvalente multiplex PCR's voor specifieke monogene aandoeningen en HLA testing. Prof. I. Liebaers, Prof. A. Van Steirteghem, Prof. W. Lissens, UZ Brussel, Centrum Medische Genetica | G.0042.04 — FWOAL277 Advies F.W.O.2003/04D van 27/02/2003 Prof. J. Marchand, ondervoorzitter Begin project 1/01/2004 | 31/12/2007 |
Behandeling van gefaalde bevruchting na intra-cytoplasmatische sperma-injectie (ICSI) dmv geassisteerde eicelactivatie (project EC UZG 2004/033) Prof. M. Dhont, Prof. P. De Suttere, Prof. J. Gerris, Prof. L. Leybaert; Heindryckx Björn, De Gheselle Stefanie; UZ Gent, Centrum voor Infertiliteit — De Pintelaan 185, Gent | 27/05/2004 | 03/2007 : 40 patiënten behandeld; sluit af bij 110 patiënten behandeld Hum. Reprod. (2005) 20, 2237-2241 |
Étude visant à déterminer les bénéfices du laser assisted-hatching chez les patientes de moins de 38 ans lors de leur 1er et 2ième essai. Pr. A. Delvigne, Pr. M. Degueldre, Dr. B. Becker, CHU Saint-Pierre, Service Gynécologie-Obstétrique, Lab. PMA, Rue Haute 322, 1000 Bruxelles | Av/04-06-36/2694 Du 28 juin 2004 Président Comité d'Ethique Dr. Ph. Hermans | Clôturée en sept 2007 1 publication |
Development and implementation of preimplantation genetic diagnosis for facioscapulohumeral muscular dystrophy — production of human embryonic stem cell lines Zie ook : Afleiden en karakterisatie van humane embryonale stamcellen (hES) met myotone dystrofie, Duchenne's Musculaire dystrofie of faciocapulohumerale dystrofie en differentiatie van norale en aangetaste hES tot myocyten. (1/01/2006-31/12/2009) Prof. I. Liebaers, Prof. A. Van Steirteghem, Prof. W. Lissens, UZ Brussel, Centrum Medische Genetica | Telethon Belgique 2003 Aanvang op 28/06/2004 | verlengd |
Cryopréservation de fragments d'ovaire avant traitement à risque de défaillance ovarienne. Partie II : Restauration de la fonction ovarienne après autotransplantation de tissu ovarien cryopréservé (TTO). Prof. Y. Englert, Dr. I. Demeester, Dr. A. Delbaere, ULB-Erasme, Clinique de fertilité, Laboratoire de recherche en reproduction humaine | PV 2004/122 Début Projet : Juillet 2004 | En cours |
Diermodellen voor de studie van sites van transplantatie voor ingevroren humaan ovariaal weefsel Prof. M. Dhont, Prof. Prof. Dr. J. Van der Elst, Dr. Soleimani R.; UZ Gent, Centrum voor Infertiliteit — De Pintelaan 185, Gent | Uitbreiding/actualisering van Project EC 97/91 Project ECP 97/8 Herneming toestemming EC om menselijke embryo's voor WO te creëren (ref. RR/2001-15 dd 05/02/2001)18/05/2004 — Prof. R. Rubenslopend | |
Lijst Projecten — Liste des projets 2005 | ||
Project — Projet | Advies lokaal Ethisch Comité — Avis Comité d'Ethique local | Einde project — Fin Projet |
Vitrification versus slow freezing of human day 3 embryos D Willemen, S. Debrock, C. Spiessens, T. D'Hooghe, K.U.Leuven, Leuvens Universitair Fertiliteitscentrum, UZ Gasthuisberg | 13/09/2007 Prof. M. Hiele | lopend |
Studie van methylatie en expressie van genen met imprinting gedurende de ontwikkeling van het menselijk embryo en de placenta in spontane zwangerschappen en zwangerschappen na IVF en ICSI. Dr. M. De Rycke, Prof. P. Devroey, Prof. A. Van Steirteghem, Prof. I. Liebaers, UZ Brussel, Centrum Medische Genetica | OZR1152 en G.0184.05 Advies 2004/059 van Prof. P. Devroey Begin project 1/01/2005 | 31/12/2006 |
Genetic and epigenetic regulation in Human gametes, preimplantation embryos and embryonic stem cells and the effect of genetic mutations on development and fertility. Vervolg op Researching causes of infertility and the use of assisted reproductive technology (ART) to prevent and understand genetic diseases. Prof. I. Liebaers, Prof. A. Van Steirteghem; UZ Brussel, Centre for Medican Genetics & Centre for Reproductive Medicine | Concerted actions 2005-2009 vervolg Concerted actions 2000-2004Begin project 20052009 | |
Derivation of human embryonic stem cells carrying cystic fibrosis and study of factors influencing the derivation of lung epithelial cells from normal human embryonic cells. Zie ook Preimplantation genetic diagnosis for cystic fibrosis : development of strategies applicable to different genetic situations (99-2001). Prof. I. Liebaers, Dr. K. Sermon; UZ Brussel, Centre for Medican Genetics & Centre for Reproductive Medicine | Alphonse and Jean Forton Fund September 2004 Begin project 27/01/2005 | 26/01/2008 |
Etablissement d'une lignée de cellules souches rendues immunocompétente par ARN silencing et différenciée en cardyomyocytes en vue d'une utilisation thérapeutique chez des patients souffrant de lésion du myocarde après infarctus. Prof. Y. Englert, S. Deleu, ULB-Erasme, Laboratoire de recherche en reproduction humaine | PV 2005/030 Début Projet : Avril 2005 | En cours |
Screening génétique préimplantatoire par hybridation fluorescente in situ multiple (multiple-FISH) des embryons humaines in vitro : détection des aneuploïdes, étude du mosaïcisme et application clinique chez des patients à risque d'aneuploïdes. Prof. Y. Englert, S. Emiliani, E. Gonzales-Merino, Dr D'Elneste, M. Van den Bergh, ULB-Erasme, Clinique de fertilité, Centre de Génétique | PV 99 121 Début Projet : Juin 1999 | En cours |
Screening génétique préimplantatoire pour l'identification des embryons sains dans le cadre d'une politique de prévention des grossesses multiples en procréation médicalement assistée : comparaison entre l'analyse chromosomique par « Multiple Fluorescence in situ Hybridization » (multi-FISH) et « comparative Genomic Hybridization » (CGH). Prof. Y. Englert, S. Emiliani, Prof. G. Vassart, E. Gonzales-Merino; ULB-Erasme, Clinique de fertilité, Laboratoire de recherche en reproduction humaine | PV 2002/106 Début Projet : Septembre 2002 | En cours 4 publications |
Étude clinique prospective randomisée pour évaluer l'apport, dans un programme de fécondation in vitro, des techniques du diagnostic génétique préimplantatoire (multiple-FISH et CGH) afin d'identifier les embryons porteurs d'anomalies génétiques incompatibles avec le développement embryonnaire normal. Prof. Y. Englert, Ozlem, E. Gonzales-merino; ULB-Erasme, Clinique de fertilité, Laboratoire de recherche en reproduction humaine, Centre de Génétique | PV 2003/359 Début Projet : Novembre 2003 | En cours |
Apport du diagnostic génétique préimplantatoire par multi_FISH à l'identification des embryons normaux à haut taux d'implantation en fécondation in vitro avec transfert d'un seul embryon : étude clinique prospective randomisée. Prof. Y. Englert, Prof. G. Vassart, S. Emiliano, Tiziana, E. Gonzales-merino, ULB-Erasme, Clinique de fertilité, Centre de Génétique | PV 2005/75 Début Projet : Mai 2005 | En cours |
Obtention d'ovocytes à partir de cellules souches embryonnaires humainesProf. J. Donnez, UCL-Cliniques St-Luc, Service de gynécologie — 1200 Brx | 06/09/2005 (UCL, Prof. J.M. Maloteaux EtC) | Voorziene einddatum 06/09/2011 (brief van 11/06/2007) |
Interactie tussen het embryo en NK cellen in het endometrium : rol bij implantatiestoornissen Prof. M. De Waele (Hematologie en Immunologie), Prof. M. Vercammen (Dienst Hematologie), A. Verloes (doctoraatstudent), Dr. Chr. Demanet (Labo Immunologie), Prof. A. Van Steirteghem, Prof. P. Devroey, Prof. H. Tournaye, Dr. H. Van De Velde, Dr. C Staessen (Centrum voor Reproductieve Geneeskunde), Dr. C. Bourgain (Dienst Anatomo-Pathologie), UZ Brussel | FWO 2005-2009 Advies 2005/FWO06 van 10/03/2006 Ondervoorzitter Prof. J. Marchand Begin project 01/10/2005 | 31/09/2010 Nog geen publicaties |
Chromosomal analysis of single cells and blastomeres of human embryos with array CGH (genome wide CGH als anaysetechniek voor pre-implantatie embryonaal onderzoek) E. Vanneste, S. Debrock, T. D'Hooghe, J. Vermeersch; KULeuven | 4/10/2005 (K.U.Leuven, Prof. M. Hiele, EtC-brief dd 21/3/2007) 2005-2006 : 1e jaar 2006-2007 : 2e jaar | Doctoraat E.Vanneste Voorziene einddatum 10/2011 |
Lijst projecten — Liste des projets 2006 | ||
Project — Projet | Advies lokaal Ethisch Comité — Avis Comité d'Ethique local | Einde project — Fin Projet |
Genexpressie in humane preïmplantatie embryo's en embryonale stamcellen : karakterisatie van de humane totipotente cel. I. Liebaers, H. Tournaye, H. Van De Velde, M. De Rycke; UZ Brussel, Research Group Reproduction and Genetics | G.0474.06enG.0131.02 Advies 2005/FWO07 van 10/03/2005. Prof. J. Marchand, ondervoorzitter Begin project 1/01/2006 | 31/12/2009 |
Preimplantation genetic diagnosis by molecular karyotyping. I. Liebaers, K. Sermon, J. Vermeesch, S. De Brock, C. Staessen; UZ Brussel, Research Group Reproduction and Genetics | Advies 2005/FWO10 van 24/03/2005. Prof. P. Devroey, voorzitter Begin project 1/01/2006 | 31/12/2009 |
Afleiden en karakterisatie van humane embryonale stamcellen (hES) met myotone dystrofie, Duchenne's musculaire dystrofie of faciocapulohumerale dystrofie en differentiatie van normale en aangetaste hES tot myocyten. K. Sermon, I. Liebaers, A. Van Steirteghem; UZ Brussel, Research Group Reproduction and Genetics & Leyns L.; Research Group Cell Genetics | G.0485.06 en G.0131.02 Advies 2005/FWO16 van 13/10/2005. Prof. J. Marchand, ondervoorzitter Begin project 1/01/2006 | 31/12/2009 |
Étude de l'expression et de la sécrétion de l'activine A, moduléé par le glucose, par les cellules décidualisées de l'endomètre humain et de l'apoptose induite par l'activine A dans le blastocyste humain in vitro Prof. F. Debiève, Prof. C. Hubinot ..., UCL-St -Luc, Fac. Médecine, Service d'Obstetrique | 15/02/2006 (UCL, Prof. J.M. Maloteaux EtC) | |
A prospective, Blinded, Randomized, Sibling-Oocyte Study of Culturing and Transferring Human Embryos Submitted to Cumulase TM or to Sigma Hyaluronidase Treatement in IVF Patients Prof. J. Van der Elst; Dr. A. De Vos, Dr. G. Verheyen, L. Van Landuyt, UZ Brussel, Centre for Reproductive Medicine | Halozyme Protocol HZ2-05-07 Advies 2006/012 van 02/03/2006 voorzitter Prof. P. Devroey Begin project 1/05/2006 | 28/02/2007 Abstract ESHRE 2007 Publicatie in voorbereiding |
Use of PICSI (tm) dishes for sperm selection in clinical ICSI practice : results of a pilot study R. Janssens; G. Verheyen; G. Bocken; A. Vankelekom, P. Devroey, J. Van der Elst; UZ Brussel, Centre for Reproductive Medicine | Advies 2006/014 van 02/03/2006 Voorzitter Prof. P. Devroey Begin project 01/05/2006 | 13/07/2006 Abstract BSRM 2006 |
Optimalisatie van geassisteerde eicelactivatie na intracytoplasmatische sperma injectie door middel van analyse van calciumpatronen Prof. Dr. M. Dhondt, Mevr. E. Heytens, UZ Gent, Fac. Geneeskunde, Urogynaecologie | 04/05/2006 Advies Eth. Comité Prof. Dr. R. Rubens, UGent 16/05/2006) | |
Onderzoek naar cultuursystemen om in vitro maturatie van humane eicellen te optimaliseren Prof. M. Dhont, Prof. P. De Sutter, Prof. J. Gerris, L. Vanhoutte; UZGent — Centrum voor infertiliteit, De Pintelaan 185- Gent | project EC UZG 2006/168 23/05/2006 1e deel uitgevoerd 2006 2e gepland 2007 | publicatie Hum Reprod. (2007) 15/2 |
Het effect van geassisteerde hatching met behulp van laser techniek in ontdooicycli : een prospectief gerandomiseerde gecontroleerde studie D Willemen, S. Debrock, C. Spiessens, T. D'Hooghe, K.U.Leuven, Leuvens Universitair Fertiliteitscentrum, UZ Gasthuisberg | 31/01/2006 - doc ML3497 (K.U.Leuven, Prof. J. Vermylen, EtC) | Thesis Bio Med. Wet. Voorziene einddatum 8/2008 |
Effect of the number of inseminated spermatozoa on subsequent human embryonic development in vitro D Willemen, S. Debrock, C. Spiessens, T. D'Hooghe, K.U.Leuven, Leuvens Universitair Fertiliteitscentrum, UZ Gasthuisberg | 19/07/2006 -doc ML3796 (K.U.Leuven, Prof. J. Vermylen, EtC) | Duur onderzoek 1 jaar — afgelopen |
Project met advies FCE | Datum advies — Date d'avis | Advies |
Voorkomen van chromosomaal mozaïcisme bij ingevroren humane embryo's van verschillende ontwikkelingsstadia, geanalyseerd dmv fluorescentie in situ hybridisatie Prof. Dr. L. Delbeke, UZA; CRG & CMG | Conv. PV : 20/12/06 Conv. L. Delbeke : 20/12/06 RP : 5/01/2007 | Negatief Negatief |
Gerandomiseerde, prospectieve studie ter vergelijking van de overleving en doordeling na invriezen/ontdooien van abnormaal bevruchte humane embryo's met 1,2-propanediol versus DMSO Prof. Dr P. De Sutter, Prof. J. Gerris, Mevr. S. Lierman, UZ Gent, Centrum voor Infertiliteit, De Pintelaan 185, 9000 Gent | in. PV : 7/05/2007 tekst betreffende MOAT-testen uit IC verwijderen Brief Prof. De Sutter in PV van 4/06/2007 behandeld Document « informatie voor patiënt » aanpassen | Positief advies (8/05/2007)Aangepast formulier aan de Commissie bezorgd op 20/06/2007 |
Dérivation de lignées de cellules souches humaines en vue d'obtenir des lignéés à usage thérapeutique Pr. Y. Englert, Pr. F. Devreker, Dr. S. Deleu, ULB-Erasme, Laboratoire de recherche en reproduction humaine- Campus Erasme, Route de Lennik 808, 1070 Bruxelles | In PV 4/06/2007 Début Projet : Avril 2005 | Avis positif (7/06/2007) |
Embryonale ontwikkeling van in vitro gematureerde eicellen afkomstig van kleine ovariële follikels Prof. M. Dhondt, Prof. P. De Sutter, Prof. J. Gerris, Dr. L. Vanhoutte; Universitair Ziekenhuis Gent; Centrum voor Infertiliteit (-1 Poli 3); De Pintelaan 185, 9000 GENT | in. PV : 4/06/2007 * Randomisatie follikels verklaren * Documenten « informatie voor de patiënt » en toestemmingsformulier voor spermadonoren aan de Commissie bezorgen | Positief advies (8/06/2007) Antwoord op 20/06/2007 |
Vitrification des ovocytes et des embryons humains Pr. Y. Englert, Dr G. Fasano, Dr. E. Emiliani; ULB-Erasme, Laboratoire de recherche en reproduction humaine- Campus Erasme, Route de Lennik 808, 1070 Bruxelles | Ontvangen op 11/06/2007, geëvalueerd via eComm (4/07/2007) Nabespreking in PV10 van 10/09/2007 | Positief advies |
Isolatie en kweek van embryonale stamcellen uit menselijke blastocysten Prof. Dr. L. Delbeke, Prof. Dr. U. Punjabi (Reproductieve Geneeskunde) en Prof. Z. Berneman, Dr. P. Ponsaert (Experimentele Hematologie) UZA — Centrim voor Reproductieve Geneeskunde — Gynecologie; Universiteitsplei 1, B-2610 Wilrijk. | Aankondiging aanvraag verlenging project; vraag van LEC 04/2007, goedkeuring LEC op 16/10/2007 | Project onderbroken |
Impact van cultuurmedia op de embryokwaliteit Prof. T. D'Hooghe, Prof. C. Spiessens, Prof. S. Debrock, G. Paternot, Universitair Fertiliteitscentrum Leuven, Dienst Gynaecologie, Herestraat 49, B-3000 Leuven Impact bepalen van de cultuuromstandigheden op de embryokwaliteitProf. T. D'Hooghe, Prof. C. Spiessens, Prof. S. Debrock, G. Paternot, Universitair Fertiliteitscentrum Leuven, Dienst Gynaecologie, Herestraat 49, B-3000 Leuven | In PV van 03/12/2007 * Wettelijk vereiste gegevens toevoegen aan beide documenten « informatie voor de patiënt » en « toestemmingsformulier » * Antwoord op de vraag of de onderzoeksprojecten los staan van elkaar | Positief advies Antwoord op 7/12/2007 |
Karakterisatie van de verharding van de Zona Pellucida door Cryopreservatie Dorien Willemen, Anneleen Boogaerts, Prof. S. Debrock, Prof. C. Spiessens, Prof. T. D'Hooghe, Universitair Fertiliteitscentrum Leuven, Dienst Gynaecologie, Herestraat 49, B-3000 Leuven | Dossier ingediend op 14/12/2007 Te behandelen op PV13 van 14/01/2008. | |
Optimalisatie van Cryopreservatie van gebiopseerde embryo's na preïmplantatie genetische diagnose. Dorien Willemen, Prof. S. Debrock, Prof. C. Spiessens, Prof. T. D'Hooghe, Universitair Fertiliteitscentrum Leuven, Dienst Gynaecologie, Herestraat 49, B-3000 Leuven | Dossier ingediend op 14/12/2007. Te behandelen op PV13 van 14/01/2008 | |
Bijlage 4 : Vrije toestemming na behoorlijk geïnformeerd te zijn, artikel 8 van de wet van 11 mei 2003
De wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro (Belgisch Staatsblad van 28 mei 2003) bepaalt in artikel 8 de minimale voorwaarden met betrekking tot de door de embryodonoren te verlenen toestemming :
« De betrokkenen geven vrij en na behoorlijk geïnformeerd te zijn hun voorafgaande schriftelijke toestemming voor het gebruik van de gameten of de embryo's in vitro voor onderzoeksdoeleinden.
Die toestemming kan alleen gegeven worden nadat de betrokkenen alle noodzakelijke informatie hebben gekregen over :
— de bepalingen van deze wet;
— de techniek voor het verkrijgen van gameten;
— het doel, de methodologie en de duur van het onderzoek of de behandeling;
— het advies dat terzake door het plaatselijk ethisch comité en, in voorkomend geval, de t.
De onderzoeker deelt de betrokkenen mee dat zij het recht hebben te weigeren gameten of embryo's in vitro af te staan voor het onderzoek en/of de behandeling en dat zij hun toestemming, tot de aanvang van het onderzoek, kunnen intrekken.
De toestemming is slechts geldig indien alle betrokken donoren akkoord gaan. De weigering achteraf is geldig op vraag van één van de donoren.
Op de embryo's in vitro die reeds bestaan op de datum van de inwerkingtreding van deze wet, mag geen onderzoek worden uitgevoerd zonder de toestemming van de betrokkenen. »
Het begrip « Vrije toestemming na behoorlijk geïnformeerd te zijn »
a) Wet betreffende de rechten van de patiënt
Aangezien artikel 8, net zoals de rest van de wetgeving nog vrij recent is, is het niet evident de eerste lijnen uit te zetten en de contouren ervan te tekenen. Waarom dan ook niet ons baseren op de principes van de Wet betreffende de rechten van de patiënt die bovendien het voordeel heeft reeds voor de hoven en rechtbanken te zijn besproken. Door analoog met voormelde wet te werk te gaan, weten we hoe een geldige toestemming kan worden verkregen, maar in dit geval dan in het kader van embryodonatie voor onderzoeksdoeleinden.
1. De twee belangrijkste bepalingen dienaangaande zijn artikelen 7 en 8 van voormelde wet :
« Art. 7.
§ 1. De patiënt heeft tegenover de beroepsbeoefenaar recht op alle hem betreffende informatie die nodig is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan.
§ 2. De communicatie met de patiënt geschiedt in een duidelijke taal. De patiënt kan erom verzoeken dat de informatie hem schriftelijk wordt bevestigd. Op schriftelijk verzoek van de patiënt kan de informatie worden meegedeeld aan een door hem aangewezen vertrouwenspersoon. Dit verzoek van de patiënt en de identiteit van deze vertrouwenspersoon worden opgetekend in of toegevoegd aan het patiëntendossier.
§ 3. De informatie wordt niet aan de patiënt verstrekt indien deze hierom uitdrukkelijk verzoekt tenzij het niet meedelen ervan klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de gezondheid van de patiënt of derden oplevert en mits de beroepsbeoefenaar hierover voorafgaandelijk een andere beroepsbeoefenaar heeft geraadpleegd en de desgevallend aangewezen vertrouwenspersoon, bedoeld in § 2, derde lid, heeft gehoord. Het verzoek van de patiënt wordt opgetekend in of toegevoegd aan het patiëntendossier.
§ 4. De beroepsbeoefenaar mag de in § 1 bedoelde informatie uitzonderlijk onthouden aan de patiënt, voor zover het meedelen ervan klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de gezondheid van de patiënt zou meebrengen en mits de beroepsbeoefenaar hierover een andere beroepsbeoefenaar heeft geraadpleegd.
In dergelijk geval voegt de beroepsbeoefenaar een schriftelijke motivering toe aan het patiëntendossier en licht hij de desgevallend aangewezen vertrouwenspersoon bedoeld in § 2, derde lid, in.
Zodra het meedelen van de informatie niet langer het in het eerste lid bedoelde nadeel oplevert, moet de beroepsbeoefenaar de informatie alsnog meedelen.
Art. 8.
§ 1er. De patiënt heeft het recht om geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij toe te stemmen in iedere tussenkomst van de beroepsbeoefenaar. Deze toestemming wordt uitdrukkelijk gegeven behalve wanneer de beroepsbeoefenaar, na de patiënt voldoende te hebben geïnformeerd, uit de gedragingen van de patiënt redelijkerwijze diens toestemming kan afleiden.
Op verzoek van de patiënt of van de beroepsbeoefenaar en met de instemming van de beroepsbeoefenaar of van de patiënt, wordt de toestemming schriftelijk vastgelegd en toegevoegd aan het patiëntendossier.
§ 2. De inlichtingen die aan de patiënt verstrekt worden, met het oog op het verlenen van diens toestemming bedoeld in § 1, hebben betrekking op het doel, de aard, de graad van urgentie, de duur, de frequentie, de voor de patiënt relevante tegenaanwijzingen, nevenwerkingen en risico's verbonden aan de tussenkomst, de nazorg, de mogelijke alternatieven en de financiële gevolgen. Ze betreffen bovendien de mogelijke gevolgen ingeval van weigering of intrekking van de toestemming, en andere door de patiënt of de beroepsbeoefenaar relevant geachte verduidelijkingen, desgevallend met inbegrip van de wettelijke bepalingen die met betrekking tot een tussenkomst dienen te worden nageleefd.
§ 3. De in § 1 bedoelde informatie wordt voorafgaandelijk en tijdig verstrekt en onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten voorzien in § 2 en § 3 van artikel 7.
§ 4. De patiënt heeft het recht om de in § 1 bedoelde toestemming voor een tussenkomst te weigeren of in te trekken.
Op verzoek van de patiënt of de beroepsbeoefenaar wordt de weigering of intrekking van de toestemming schriftelijk vastgelegd en toegevoegd aan het patiëntendossier. De weigering of intrekking van de toestemming heeft niet tot gevolg dat het in artikel 5 bedoelde recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking jegens de beroepsbeoefenaar ophoudt te bestaan. Indien de patiënt toen hij nog in staat was de rechten zoals vastgelegd in deze wet uit te oefenen, schriftelijk te kennen heeft gegeven zijn toestemming tot een welomschreven tussenkomst van de beroepsbeoefenaar te weigeren, dient deze weigering te worden geëerbiedigd zolang de patiënt ze niet herroept op een moment dat hij in staat is om zijn rechten zelf uit te oefenen.
§ 5. Wanneer in een spoedgeval geen duidelijkheid aanwezig is omtrent de al dan niet voorafgaande wilsuitdrukking van de patiënt of zijn vertegenwoordiger zoals bedoeld in hoofdstuk IV, gebeurt iedere noodzakelijke tussenkomst van de beroepsbeoefenaar onmiddellijk in het belang van de gezondheid van de patiënt. De beroepsbeoefenaar maakt hiervan melding in het in artikel 9 bedoelde patiëntendossier en handelt van zodra dit mogelijk is overeenkomstig de bepalingen van de voorgaande paragrafen. »
2. De toestemming (1) moet vrij worden verleend : de beroepsbeoefenaar moet nagaan of de patiënt niet met een behandeling of ingreep instemt (of deze weigert) onder druk van een familielid, een derde, enz.
De arts die zich ervan moet vergewissen dat de toestemming niet is opgelegd, moet soms zijn toevlucht nemen tot het « colloque singulier ». Dit is een uiterst belangrijk element in het kader van embryodonatie. Immers, behalve indien het embryo werd verwekt voor een ongehuwde vrouw, moeten de twee « eigenaars » van het embryo elk afzonderlijk een volkomen vrije toestemming verlenen, zonder enige druk.
Wanneer het koppel zich bij de beroepsbeoefenaar aanbiedt, valt het voor deze laatste zeer moeilijk te controleren of hierbij geen dwang is gemoeid. Die controle wordt vergemakkelijkt indien de beroepsbeoefenaar die de IVF heeft voorbereid het koppel reeds lang kent en de ouders soms vanaf het begin van hun vruchtbaarheidsbehandeling heeft opgevolgd.
Het is evenwel de taak van de beroepsbeoefenaar om zich ervan te vergewissen dat beide handtekeningen onderaan het document, waarmee toestemming wordt verleend, hier vrij werden geplaatst.
« Vrij » betekent ook dat de persoon die zijn handtekening plaatst bij zijn volle verstand is, dat hij niet onder de invloed van drugs of alcohol verkeert enz. Er werd reeds een toestemming nietig verklaart omdat de toestemming in een totaal overspannen toestand werd verleend. Weer is het de taak van de beroepsbeoefenaar om na te gaan of de persoon bij zijn volle verstand is.
Vrij betekent daarenboven dat de beroepsbeoefenaar niet overhaast te werk gaat en vooral de patiënt, zelfs niet op indirecte wijze, in zijn keuze beïnvloedt. De patiënt moet bedenktijd krijgen. Inzake embryo-onderzoek is overijld te werk gaan in deze fase a priori uitgesloten ... Het is in die zin dat de wet betreffende de rechten van de patiënt bepaalt dat de informatie tijdig moet worden verstrekt.
In extremis nog de toestemming vragen aan embryodonoren is niet toegelaten. De onderzoekslaboratoria moeten hun werk zo indelen dat zij voldoende op voorhand de patiënten kunnen vragen of zij al dan niet met het project instemmen.
3. Naast het feit dat de toestemming vrij moet worden verleend, dient ze ook « geïnformeerd'te zijn. Dit lijkt vanzelfsprekend : de patiënt moet zijn toestemming met kennis van zaken kunnen verlenen.
Zo MOET, zoals de wet betreffende het onderzoek op embryo's bepaalt, volgende informatie in haar geheel worden verstrekt :
— de bepalingen van de wet van 2003;
— de techniek voor het verkrijgen van gameten;
— het doel, de methodologie en de duur van het onderzoek of van de behandeling;
— het advies van het plaatselijk ethisch comité en van de Federale Commissie.
Er moet hen bovendien worden verduidelijkt dat zij kunnen weigeren om hun toestemming te verlenen of dat zij tot op het moment van aanvang van het onderzoek van mening kunnen veranderen. Zij moeten ervan op de hoogte zijn dat zij beiden hun toestemming moeten verlenen en dat het volstaat dat een van beiden van mening verandert om alles stop te zetten.
In tegenstelling tot de wet betreffende de rechten van de patiënt dient de toestemming schriftelijk te worden verleend.
Uit de tekst van voormelde wet kan worden afgeleid dat mits inachtneming van bovenvermelde principes de toestemming voldoende geïnformeerd is. Echter het verstrekken van informatie kan niet enkel worden beperkt tot een lijst van gegevens die moet worden bezorgd.
Ook de context waarin de informatie wordt verstrekt, is van belang. Taal, bedenktijd, enz. zijn evenzeer belangrijke elementen. De informatie moet eenvoudig, begrijpelijk en eerlijk zijn.
Niet alle principes die gelden met betrekking tot de rechten van de patiënt zijn van toepassing. Die wetgeving bepaalt immers dat het recht op informatie bestaat, los van de vraag al dan niet met een medische daad in te stemmen.
Het is evident dat niet alle personen met overtallige embryo's noodzakelijkerwijze bij een onderzoeksproject worden betrokken. Het is dan ook niet nodig hen alle bovenvermelde elementen te preciseren.
Desalniettemin zou het misschien nuttig zijn de patiënten, ongeacht hun situatie, mee te delen dat hun overtallige embryo's die in de instelling worden bewaard NOOIT zonder hun toestemming zullen worden gebruikt. Dit kan de ouders wellicht geruststellen over het feit dat zij alle rechten op hun embryo behouden en dat men hun toestemming nodig heeft. Evenzeer lijkt het me verstandig hen mee te delen dat het eveneens hun recht is te weigeren zich hierover uit te spreken of zelfs de vragen van de onderzoekers te beantwoorden en dat in dergelijk geval er geen onderzoeken zullen worden uitgevoerd op hun embryo's.
Deze verschillende punten zullen zeker ter sprake komen bij de ondertekening van het IVF-contract.
4. Het spreekt vanzelf dat de uitzonderingen op het verlenen van toestemming voorzien bij de wet van 2002 in casu niet van toepassing zijn. Zonder toestemming is onderzoek op het embryo in kwestie onmogelijk.
De wet van 2003 moet dienaangaande strikt geïnterpreteerd worden. Het stilzwijgen van mogelijke donoren, hun gedrag kunnen niet als een impliciete toestemming worden beschouwd.
Wat gebeurt er indien een van de donoren, na het IVF-programma, niet langer in staat is zijn toestemming te verlenen (geestesziekte, ongeval, dood, enz) ? De wetgever eist a priori dat alle betrokken donoren hun toestemming verlenen. Hij heeft niet voorzien in een systeem van « vertegenwoordiging », het delegeren van de bevoegdheid om al dan niet in te stemmen met donatie voor een onderzoeksprogramma.
De wetgever preciseert niet wat er in dergelijk geval moet gebeuren. Ik vermoed evenwel dat de algemene principes van de wet en zijn bijzondere bepalingen een strikte interpretatie van de wet noodzaken : enkel een betrokken persoon kan geldig zijn toestemming verlenen. Die toestemming is fundamenteel en kan niet door een derde worden gegeven, zelfs niet indien hij daartoe gemachtigd is.
Wat dit betreft, kunnen we verwijzen naar de rechten betreffende de toestand en de bekwaamheid van personen : elk menselijk wezen moet voor bepaalde handelingen al dan niet zijn toestemming kunnen verlenen en kan daartoe niet door iemand anders worden vervangen. Een persoon moet bijvoorbeeld volledig autonoom met zijn eigen huwelijk kunnen instemmen. Een derde persoon kan dit onmogelijk in zijn plaats doen.
Dit is een netelige kwestie en voert ons terug naar de vraag omtrent de ontologische status van het embryo en zijn digniteit. Indien het embryo een eenvoudig ding of object is, zou het probleem van de toestemming via machtiging of door een derde niet zo moeilijk op te lossen zijn.
De wetgever heeft immers geoordeeld dat de embryo's en de beslissing om deze aan een onderzoeksprogramma af te staan fundamenteel tot het individu behoort. Daarom ook werden de regels met betrekking tot het verlenen van toestemming strenger gemaakt.
5. Overeenkomstig de wet van 2003 moet de onderzoeker de toestemming inwinnen. De wet betreffende de rechten van de patiënt dringt er ook op aan dat de arts die de medische handeling gaat uitvoeren de toestemming inwint. De onderzoeker moet bovendien in geval van latere moeilijkheden het bewijs leveren voormelde wet in acht te hebben genomen. De materiële voorwaarden bepaald in het kader van de wet van 2003 moeten in elk geval vermeld worden in het schriftelijk document waarin de door de betrokkenen verleende toestemming is opgenomen.
b) De wet inzake experimenten op de menselijke persoon
In 2004 was de wetgever heel duidelijk. In artikel 2 benadrukt hij in de 23e definitie het volgende :
« « de menselijke persoon » : de geboren, levende en levensvatbare persoon. Experimenten met embryo's in vitro, met lichaamsmateriaal of lijken vallen niet onder het toepassingsgebied van deze wet. »
Het is belangrijk hier op deze precisering te wijzen daar zij het juridisch statuut van deze tekst oplost : de wet is een bijzondere wet net zoals de wet betreffende het onderzoek op embryo's. Zij vullen elkaar niet aan. Het is dus niet correct de bepalingen van artikelen 6, 7, en 8 te gebruiken om de hiaten in de wet betreffende embryo's weg te werken.
Het lijkt er in fine op dat de embryo's beter beschermd zijn dan de menselijke persoon. Indien men de wet betreffende het onderzoek op embryo's strikt toepast, is het onmogelijk dit onderzoek uit te voeren indien niet beide wensouders hun toestemming verlenen. Zo ook kan indien een van beiden afwezig of onbekwaam is deze niet door een derde worden vertegenwoordigd.
Daarentegen kan een minderjarige of handelingsonbekwame persoon, in bepaalde gevallen, wel het voorwerp van onderzoek uitmaken. Dit verschil lijkt me niet gerechtvaardigd. De wetgever moet dan ook dienaangaande geïnterpelleerd worden.
c) Wet betreffende de MBV
De definities van die wetgeving beogen juist de wet betreffende het onderzoek op embryo's :
h) onderzoek op overtallige embryo's : gebruik van overtallige embryo's voor onderzoek in de zin en volgens de criteria van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro, en dat ertoe strekt kennis te verwerven die specifiek is voor de uitoefening van de geneeskunst als bedoeld in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst;
Artikel 7 van de wet voorziet in het opstellen en de systematische ondertekening van een overeenkomst tussen de wensouders, en derhalve de « ouders » van het toekomstige embryo, en het fertiliteitscentrum. Die overeenkomst moet met name bepalen wat er in geval van overlijden, scheiding enz. moet gebeuren.
Artikel 10 van de wet bepaalt welke bestemming aan overtallige embryo's kan worden gegeven. Er dient te worden opgemerkt dat de wet gameten niet in de definitie opneemt. Wetenschappelijk onderzoek op overtallige gameten wordt geregeld door de algemene wetgeving betreffende het onderzoek en niet door de wet van 2003. De wet benadrukt evenwel dat indien de gameten worden gebruikt om een embryo te creëren en hierop vervolgens onderzoek uit te voeren de wet van 2003 natuurlijk wel van toepassing is.
Hoofdstuk 3 van de wet betreffende de MBV handelt over de donatie van embryo's voor onderzoek.
Artikel 19 wijst erop dat dit gratis is. artikel 20 bepaalt dat :
« Het gebruik van overtallige embryo's in een wetenschappelijk onderzoeksprogramma als bedoeld in de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro, wordt uitdrukkelijk vermeld in de in artikelen 7 en 13 bedoelde overeenkomst, die gesloten wordt tussen de wensouder(s) en het geraadpleegde fertiliteitscentrum.
Overeenkomstig de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro kan de beslissing om de overtallige embryo's te gebruiken voor onderzoek worden ingetrokken tot de aanvang van het onderzoek. »
Indien ik de tekst goed begrijp, meen ik te kunnen zeggen dat de door de toekomstige wensouders ondertekende overeenkomst reeds moet voorzien in het al dan niet gebruiken van de embryo's voor een welbepaald wetenschappelijk onderzoek. Echter, indien het onderzoeksprogramma nu nog niet, maar pas later zal worden bepaald, is volgens mij een nieuwe schriftelijke overeenkomst vereist die het onderwerp van het onderzoek precies vermeldt enz. Volgens mij is het zo dat zodra een overeenkomst is ondertekend en deze preciseert dat de embryo's/gameten aan een reeds gekend en precies omschreven onderzoeksprogramma afgestaan zullen worden, alle voormelde voorwaarden betreffende de wet in de overeenkomst in acht moeten worden genomen.
d) Voorwaarden die door de wetgever zijn vereist met betrekking tot de toestemming, samenvatting
De kwestie van het verlenen van toestemming moet op twee momenten bekeken worden :
1. Wanneer de patiënten een IVF-programma opstarten
De patiënten ondertekenen een contract. Zij moeten preciseren of zij ermee akkoord gaan hun embryo's en/of gameten aan een onderzoeksproject af te staan.
Zij moeten ook beslissen wat er in geval van overlijden of scheiding gebeurt. Zo kunnen zij beiden weigeren deel te nemen aan een onderzoeksproject behalve in geval van scheiding en/of overlijden van een van beide wensouders.
A priori is het in deze fase nog niet mogelijk met een welbepaald onderzoeksprogramma in te stemmen, aangezien men nog niet kan weten of er overtallige embryo's zullen zijn, of die embryo's vervolgens gebruikt zullen worden voor een ander project enz.
Naar mijn mening is het in dit stadium nog te vroeg al dan niet zijn toestemming te verlenen in de zin van de wet betreffende het onderzoek op embryo's.
2. Wanneer een welbepaald onderzoeksproject moet aanvangen
De wet betreffende het onderzoek op embryo's bepaalt dat volgende informatie in haar geheel MOET worden verstrekt aan de « ouders » van gameten en embryo's :
— de bepalingen van de wet van 2003;
— de techniek voor het verkrijgen van gameten;
— het doel, de methodologie en de duur van het onderzoek of van de behandeling;
— het advies van het plaatselijk ethisch comité en van de Federale Commissie.
Er moet hen bovendien worden verduidelijkt dat zij kunnen weigeren om hun toestemming te verlenen of dat zij tot op het moment van aanvang van het onderzoek van mening kunnen veranderen. Zij moeten ervan op de hoogte zijn dat zij beiden hun toestemming moeten verlenen en dat het volstaat dat een van beiden van mening verandert om alles stop te zetten.
De toestemming moet schriftelijk worden verleend.
Die toestemming verplicht de onderzoeker het doel van zijn onderzoek in een duidelijke taal toe te lichten. Hij moet de wensouders ook de nodige bedenktijd geven.
Die toestemming die specifieker is dan de toestemming die verleend wordt bij de uitvoering van een MBV-progrmma verplicht de laboratoria er met name toe de « ouders » van de embryo's soms verscheidene jaren na de beëindiging van het MBV-programma op te sporen... De concrete uitvoering is derhalve veeleer moeilijk en delicaat.
Bijlage 5 : Voorbeelden van toestemmingsformulieren van UZBrussel en UZLeuven :
UZBrussel :
Wetenschappelijk onderzoek met gebruik van menselijke gameten en embryo's
(1) In het kader van uw in vitro behandeling in het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde zullen gameten (eicellen, zaadcellen) en/of embryo's beschikbaar worden. In eerste instantie worden deze gebruikt voor het welslagen van uw behandeling. Om verscheidene redenen is het mogelijk dat deze gameten of embryo's niet in aanmerking komen voor gebruik tijdens of na uw behandeling en « overtallig « worden. Het kan gaan om overtallige Gameten :
a) eicellen die niet geschikt zijn voor IVF of ICSI omdat ze het geschikte rijpingsstadium niet bereikt hebben;
b) eicellen die niet bevrucht kunnen worden met zaadcellen van de partner omdat er na langdurig zoeken in het IVF laboratorium géén zaadcellen werden gevonden, als het gebruik van donorzaadcellen op dat ogenblik geen optie is en deze eicellen ook geen verdere klinische bestemming kan gegeven worden;
c) zaadcellen die na IVF of ICSI overtallig zijn;
d) zaadcellen die werden ingevroren in het kader van uw behandeling en die u na de voorziene bewaartermijn wenst af te staan voorwetenschappelijk onderzoek.
(2) Embryo's :
a) afkomstig van abnormaal bevruchte eicellen en die dus niet in de baarmoeder kunnen worden teruggeplaatst;
b) embryo's van onvoldoende kwaliteit voor terugplaatsing in de baarmoeder of voor bewaring door middel van invriezen;
c) embryo's die werden onderzocht in het kader van pre-implantatie genetische diagnose en een genetische afwijking blijken te hebben;
d) embryo's die werden ingevroren in het kader van uw behandeling en die u na de voorziene bewaartermijn wenst af te staan voorwetenschappelijk onderzoek.
Met deze informatie wensen we te verduidelijken welk wetenschappelijk onderzoek kan verricht worden op overtallige menselijke gameten en embryo's n. Dit wetenschappelijk onderzoek wordt uitgevoerd in het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde en het Centrum voor Medische Genetica van het UZ Brussel onder toezicht van een geneesheer — specialist of een doctor in de wetenschappen en door hiertoe gekwalificeerde personen.
Onderzoek zal enkel worden uitgevoerd overeenkomstig hetgeen is toegelaten door de « Wet betreffende het onderzoek op embryo's in vitro » van 11 mei 2003, gepubliceerd in het Staatsblad van 28 mei 2003. Het onderzoek zal daarom pas worden doorgevoerd nadat het werd goedgekeurd door het plaatselijke « Comité Medische Ethiek » van het UZ Brussel en de « Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro ».
Het doel van het onderzoek is bijdragen tot een betere kennis en behandeling van onvruchtbaarheid en tot het begrijpen, het voorkomen en het uiteindelijk behandelen van ziekten. Het antwoord op de gestelde vragen kan op geen andere, even doeltreffende manier worden gezocht. Meer in het bijzonder wordt er onderzoek verricht naar :
(1) verfijning van IVF technieken;
(2) mannelijke onvruchtbaarheid;
(3) optimalisatie van in vitro rijpingsmethoden van onrijpe eicellen;
(4) factoren die een rol spelen bij de in vitro bevruchting en ontwikkeling van het embryo;
(5) implantatiestoornissen : interactie tussen het embryo en de baarmoeder;
(6) vriesbaarheid van eicellen en embryo's;
(7) pre-implantatie genetische diagnose : ontwikkeling en validatie van genetisch diagnostische testen;
(8) derivatie en kweek van embryonale stamcellijnen : onderzoek naar de veiligheid van het gebruik van deze cellen voor stamceltherapie;
(9) derivatie en kweek van « zieke » embryonale stamcellijnen om de ziekte te kunnen bestuderen;
(10) differentiatie van embryonale stamcellijnen met het oog op stamceltherapie : ontwikkeling van methodes om stamcellen te differentiëren naar bijvoorbeeld zaadcellen, longweefsel, spier;
(11) ontwikkeling van embryo's ontstaan op een niet — conventionele manier zoals bijvoorbeeld door transfer van een kern in een eicel of door activatie van de eicel.
Methodologie : er worden niet-invasieve technieken (observatie door middel van microscopie) en invasieve technieken (fixatie, kleuringen, moleculair-biologische testen) gebruikt om bovenstaand onderzoek mogelijk te maken. Uiteindelijk worden deze gameten/embryo's door het onderzoek vernietigd.
Duur : het onderzoek wordt uitgevoerd tijdens maximaal de eerste 14 dagen van de ontwikkeling van de embryo's, de periode van invriezing niet inbegrepen. Uit sommige embryo's kunnen stamcellijnen worden afgeleid die voor onbepaalde duur in kweek kunnen worden gehouden en die op hun beurt kunnen gebruikt worden voor verder onderzoek.
Vóór het onderzoek worden uw gameten/embryo's anoniem gemaakt zodat uw identiteit als donor niet te achterhalen is. Uw gameten kunnen gebruikt worden om embryo's te maken voor onderzoek dat niet kan uitgevoerd worden op overtallige embryo's.
Op grond van wettelijke en ethische overwegingen is het verboden om gameten en embryo's te gebruiken voor de onderstaande doeleinden :
a) onderzoek op embryo's na de eerste 14 dagen van de ontwikkeling, de periode van invriezing niet inbegrepen;
b) reproductief menselijk kloneren;
c) creëren van chimaeren of hybride wezens;
d) terugplaatsen van menselijke embryo's bij dieren;
e) commerciële doeleinden;
f) onderzoeksinterventies die genetische veranderingen tot stand zouden brengen.
Uw deelname aan dit onderzoek is geheel vrijwillig. U hebt het recht om uw toestemming tot het gebruik van uw gameten en/of embryo's in te trekken tot op het ogenblik van de aanvang van het onderzoek, zonder dat u hiervoor een verklaring moet opgeven. Deze weigering zal ook geen invloed hebben op uw behandeling. Het staat u ook vrij om bezwaar te uiten tegen een bepaalde vorm van hierboven vermeld wetenschappelijk onderzoek. Dit onderzoek biedt u geen financieel voordeel en veroorzaakt ook geen bijkomende kosten voor u.
Indien U vragen hebt betreffende dit onderzoek, kan u contact opnemen met het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde, UZ Brussel, Laarbeeklaan 101, B-1090 Brussel, België (tel. 32 2 477 6690, fax 32 2 477 6692).
Mevrouw .........................................................................
en partner .........................................................................
verklaren kennis te hebben genomen van de hierboven vermelde informatie en verklaren dat al hun vragen betreffende het wetenschappelijk onderzoek met gebruik van menselijke gameten en embryo's werden beantwoord. Op grond van deze informatie stemmen ze vrijwillig toe hun overtallige gameten en/of embryo's af te staan voor hierboven vermeld wetenschappelijk onderzoek.
Datum, naam en handtekening van de wensouder(s)
UZLeuven :
INFORMATIE BETREFFENDE WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK MET GAMETEN EN/OF EMBRYO'S DIE NIET VOOR UZELF KUNNEN GEBRUIKT WORDEN
Mevrouw, mijnheer,
Met deze informatie willen wij u verduidelijken welk wetenschappelijk onderzoek er kan uitgevoerd worden met gameten (geslachtscellen : zaadcellen, eicellen) en embryo's die niet voor uzelf kunnen gebruikt worden. Deze informatie moet u toelaten om te kunnen oordelen of u kan instemmen met het gebruik van deze gameten en embryo's voor wetenschappelijk onderzoek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door of in samenwerking met het laboratorium van het LUFC.
In het kader van uw behandeling zullen er gameten en/of embryo's aangemaakt worden of ontstaan. Het is mogelijk dat deze gameten en embryo's niet langer in aanmerking komen voor gebruik in uw behandeling omdat ze geen klinisch nut meer hebben. Er zijn verschillende redenen waarom gameten en embryo's niet voor uzelf kunt gebruiken. Het kan gaan om :
• Overtallige gameten :
— zaadcellen die na gebruik voor IVF en/of ICSI niet langer nodig zijn;
— eicellen die zich niet in het geschikte ontwikkelingsstadium bevinden en dus niet geschikt zijn voor IVF en/of ICSI;
— onbevruchte of niet normaal bevruchte eicellen die niet in de baarmoeder kunnen teruggeplaatst worden;
— eicellen die niet bevrucht kunnen worden omdat er geen zaadcellen zijn;
— eicellen die teruggevonden worden in follikels, weggeprikt bij een follikelaspiratie tijdens een IUI behandeling, die uitgevoerd werd omdat er teveel follikels waren;
• Overtallige embryo's :
— embryo's van onvoldoende kwaliteit die niet in aanmerking komen voor een embryotransfer of voor invriezen;
— embryo's die zich niet normaal delen;
— embryo's die werden onderzocht in het kader van Preimplantatie Genetische Diagnose en die abnormaal (dit wil zeggen met een genetische afwijking) blijken te zijn en dus niet in de baarmoeder kunnen teruggeplaatst worden;
— embryo's die de invries- en ontdooiprocedure niet hebben doorstaan.
Indien u niet instemt met het gebruik van deze gameten en embryo's voor wetenschappelijk onderzoek, zullen deze onmiddellijk vernietigd worden. Indien u wel instemt met het gebruik van deze gameten en embryo's voor wetenschappelijk onderzoek, stelt dit het LUFC in de mogelijkheid om wetenschappelijk onderzoek te verrichten naar het ontwikkelen, bestuderen en aanwenden van nieuwe technieken in de medisch begeleide voortplanting. Voor dit onderzoek is het gebruik van gameten en embryo's onontbeerlijk.
Uw beslissing ivm het afstaan van gameten en/of embryo's voor wetenschappelijk onderzoek heeft geen invloed op uw verdere behandeling. Uw kansen op succes worden er niet door vergroot of verkleind.
Volgende zaken van belang :
• De geheimhouding van de namen en andere persoonsgegevens van het paar is strikt gegarandeerd;
• Elk onderzoeksprotocol waarvoor de gameten en de embryo's gebruikt kunnen worden kreeg een gunstig advies van de Commissie voor Medische Ethiek van de UZ-KULeuven en/of de Commissie Medische Ethiek van de faculteit geneeskunde (KULeuven) en van de Federale Commissie voor medisch en wetenschappelijk onderzoek op embryo's in vitro;
• Het wetenschappelijk onderzoek gebeurt conform de bepalingen van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro;
• Het wetenschappelijk onderzoek heeft onder andere betrekking op :
— ontwikkeling van nieuwe procedures ter verbetering van het IVF/ICSI en CRYO programma;
— stamcelonderzoek;
— onderzoek naar analysetechnieken voor onbevruchte eicellen of embryo's in de pre-implantatie periode.
• Deelname aan deze studies biedt geen financieel voordeel en veroorzaakt geen bijkomende kosten;
• Het paar geeft toestemming voor het aanvragen van mogelijke octrooien voor uitvindingen die zouden voortkomen uit het wetenschappelijk onderzoek waarin het uitdrukkelijk heeft toegestemd en doet met kennis van zaken afstand van iedere aanspraak op een vergoeding of betaling;
• Volgens de wet van 11 mei 2003 betreffende onderzoek op embryo's in vitro is het verboden om gameten en embryo's te gebruiken voor onderstaande doeleinden :
— Terugplaatsen van menselijke embryo's bij dieren
— Creëren van chimaeren of hybride wezens
— Terugplaatsen van embryo's waarop onderzoek is verricht, behalve indien het onderzoek uitgevoerd is met een therapeutisch doel of wanneer het gaat om een observatiemethode die de intergriteit van het embryo niet schaadt
— Commerciële doeleinden
— Onderzoek dat gericht is op de selectie of verbetering van niet-pathologische genetische kenmerken van de menselijke soort
— Onderzoek dat gericht is op geslachtsselectie, behalve ter voorkoming van geslachtsgebonden ziekten
— Reproductief menselijk kloneren
— Onderzoek op embryo's na de eerste 14 dagen van de ontwikkeling, de periode van invriezing niet inbegrepen
In bijlage vindt u een lijst met de lopende projecten van het wetenschappelijk onderzoek in het LUFC op gameten en/of embryo's die niet voor uzelf kunnen gebruikt worden. Indien u hierover nog verdere informatie wenst, kan u contact opnemen met het Laboratorium van het Leuvens Universitair Fertiliteitscentrum, Herestraat 49, 3000 Leuven (Tel. 016/34.44.52).
Deze « Informatie betreffende wetenschappelijk onderzoek met gameten en/of embryo's die niet voor uzelf kunnen gebruikt worden » is voor u bestemd. Indien u instemt met het gebruik van uw gameten en/of embryo's, die niet voor uzelf kunnen gebruikt worden, voor wetenschappelijk onderzoek, dient u bijgaande « Overeenkomst betreffende wetenschappelijk onderzoek met gameten en/of embryo's die niet voor uzelf kunnen gebruikt worden » volledig en in tweevoud ingevuld en ondertekend terug te sturen naar het Leuvens Universitair Fertiliteitscentrum, « Contractenadministratie », UZ Leuven, Herestraat 49, 3000 Leuven.
LOPENDE PROJECTEN MET IN HET LEUVENS UNIVERSITAIR FERTILITEITSCENTRUM Januari 2008
1. Karakterisatie van de verharding van de zona pellucida bij het invries- en ontdooiproces.
De zona pellucida (ZP) is de beschermende mantel rond het embryo. Vooraleer een embryo kan inplanten in de baarmoeder, is het nodig dat de ZP openbreekt zodat het embryo uit de ZP kan kruipen. Indien de ZP zich niet of niet voldoende opent, zal het embryo er niet uit geraken en zal het niet kunnen inplanten in de baarmoeder. Elke onregelmatigheid of verandering in de samenstelling en in de dikte van de ZP kan er voor zorgen dat het embryo niet uit zijn ZP kan kruipen. De ZP kan ook veranderen door het invries- en ontdooiproces.
In de literatuur is er zeer weinig bekend over de hardheid van de ZP van humane eicellen en embryo's en het mogelijke effect van het cryopreservatieproces. In deze studie zal worden nagegaan of er door het invries- en ontdooiproces een verandering of verharding optreedt van de ZP. Volgende celtypes worden onderzocht : eicellen die zich niet in het geschikte ontwikkelingsstadium bevinden en dus niet geschikt zijn voor IVF en/of ICSI; onbevruchte of niet normaal bevruchte eicellen die niet in de baarmoeder kunnen teruggeplaatst worden; eicellen die niet bevrucht kunnen worden omdat er geen zaadcellen zijn; eicellen die teruggevonden worden in follikels, weggeprikt bij een follikelaspiratie tijdens een IUI behandeling, die uitgevoerd werd omdat er teveel follikels waren; embryo's van onvoldoende kwaliteit die niet in aanmerking komen voor een embryotransfer of voor invriezen en embryo's die zich niet normaal delen. De hardheid van de ZP zal voor alle celtypes worden nagegaan in verse toestand en na invriezen en ontdooien. Het invriezen en ontdooien van de celtypes gebeurt volgens bestaande procedures in het LUFC. De hardheid van de ZP wordt geëvalueerd dmv enzymatische behandeling of door laserbehandeling van de ZP. Dit onderzoek is van groot belang voor alle patiënten waarvoor overtallige embryo's worden ingevroren. De bekomen resultaten kunnen een bijdrage leveren in het inzicht of de ZP effectief verhardt door het invries-en ontdooiproces en of het al dan niet nodig is om het embryo te helpen om uit de ZP te geraken, een voorwaarde voor de implantatie in de baarmoeder.
Voorziene einddatum van dit onderzoek : december 2008
2. Optimalisatie van cryopreservatie van gebiopsieerde embryo's na Preïmplantatie Genetische Diagnose (PGD).
Vóór de implantatie van het embryo in de baarmoeder wordt het embryo beschermd door een mantel, de zona pellucida (ZP). Deze ZP is belangrijk voor het behoud van de integriteit van het embryo, vooral tijdens de processen die optreden tijdens het invriezen en ontdooien. Als deze ZP niet meer intact is, dan is het mogelijk dat deze processen verstoord zijn. Voor Preïmplantatie Genetische Diagnose (PGD) wordt er een opening in de ZP gemaakt en worden er één of twee blastomeren van het embryo weggenomen (biopsie) voor genetisch onderzoek. Aangezien de ZP van deze gebiopsieerde embryo's niet meer intact is, is het mogelijk dat het proces van invriezen en ontdooien verstoord is.
In de literatuur is er tot nu toe geen éénduidigheid over de meest geschikte invries- en ontdooitechnieken voor gebiopsieerde embryo's. Daarom is er in het LUFC een studie gestart waarbij gezocht wordt naar een efficiënte invries- en ontdooiprocedure voor deze embryo's. Voor dit onderzoek zijn embryo's die werden onderzocht in het kader van PGD en die abnormaal (dit wil zeggen met een genetische afwijking) blijken te zijn en dus niet in de baarmoeder kunnen teruggeplaatst worden, onontbeerlijk. In deze studie zal de methode van invriezen en ontdooien die momenteel in het LUFC wordt gebruikt vergeleken worden met een aangepaste methode. Op het einde van deze studie zullen de resultaten van deze twee methoden geanalyseerd en vergeleken worden.
Dit onderzoek is van groot belang voor alle patiënten die deelnemen aan het PGD programma. Met deze studie proberen we immers het invries- en ontdooiproces te optimaliseren zodat overtallige embryo's die « normaal » zijn na genetisch onderzoek op de meest efficiënte wijze kunnen ingevroren en ontdooid worden.
Voorziene einddatum van dit onderzoek : december 2009
3. Ontwikkeling van microrooster comparatieve genomische hybridisatie (CGH) als nieuwe screeningstechniek voor preïmplantatie genetisch onderzoek.
Preïmplantatie genetische diagnose (PGD) is een frequent toegepaste techniek in IVF laboratoria. Het doel van PGD is om na te kijken of er erfelijke aandoeningen of chromosomale afwijkingen aanwezig zijn in embryo's voor de implantatie. Enkel embryo's die niet aangetast zijn, worden teruggeplaatst in de baarmoeder.
Tot nu toe kunnen met de bestaande technieken slechts een beperkt aantal chromosomen nagekeken worden. Met behulp van een nieuwe genetische screeningstechniek (microrooster CGH) is het mogelijk om alle chromosomen in één enkele cel na te kijken op een accurate en snelle manier. Vooraleer deze techniek in de kliniek kan gebruikt worden, moet de techniek verder verfijnd en op punt gesteld worden. Voor dit onderzoek kan gebruik gemaakt worden van eicellen die zich niet in het geschikte ontwikkelingsstadium bevinden en dus niet geschikt zijn voor IVF en/of ICSI; onbevruchte of niet normaal bevruchte eicellen die niet in de baarmoeder kunnen teruggeplaatst worden; eicellen die niet bevrucht kunnen worden omdat er geen zaadcellen zijn; eicellen die teruggevonden worden in follikels, weggeprikt bij een follikelaspiratie tijdens een IUI behandeling, die uitgevoerd werd omdat er teveel follikels waren; embryo's van onvoldoende kwaliteit die niet in aanmerking komen voor een embryotransfer of voor invriezen; embryo's die zich niet normaal delen en embryo's die werden onderzocht in het kader van Preimplantatie Genetische Diagnose en die abnormaal (dit wil zeggen met een genetische afwijking) blijken te zijn en dus niet in de baarmoeder kunnen teruggeplaatst worden.
Dit onderzoek is van groot belang voor alle fertiliteitspatiënten. De ontwikkeling van deze techniek zal een enorme impact hebben op de manier waarop PGD in de toekomst zal gebeuren en deze techniek kan en zal de huidige technieken vervangen. Naast een uitgebreider en meer universeel genetisch onderzoek van embryo's, zullen we een beter inzicht verkrijgen in de vroege embryonale ontwikkeling. Dit kan mogelijks leiden tot nieuwe diagnostische toepassingen bij koppels met fertiliteitsproblemen en op termijn mogelijks leiden tot betere behandelingen.
Voorziene einddatum : oktober 2011
(1) Voor een grondige analyse van dit begrip zie Y.-H. Leleu, « Droit médical », CUP, 05/2005, ed. Larcier, pp. 161-266.