4-36

4-36

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 26 JUNI 2008 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van mevrouw Lieve Van Ermen aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de overschreden quota voor preventieve inplanting van pacemakers-defribillators (ICD)» (nr. 4-381)

De voorzitter. - De heer Jo Vandeurzen, vice-eersteminister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen, antwoordt.

Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - In De Standaard van 25 juni 2008 verscheen onder de titel `Budget op, dit jaar geen "pacemakers" meer. Eerste harde rantsoenering in ons land' volgend artikel:

`In een groot deel van Vlaanderen kunnen patiënten dit jaar geen pacemaker-defibrillator meer ingeplant krijgen. Het quotum is overschreden.

Een West-Vlaams patiënt - toevallig zelf arts - was een van de eersten om het te ondervinden. Vorige week was hem in een Brugs ziekenhuis gezegd dat maandag zéker een "pacemaker-defibrillator" zou worden ingeplant omdat het risico op een hartstilstand te groot werd. Deze week vernam hij telefonisch dat de zaak niet kon doorgaan omdat "het ziekenhuis vernomen had dat het zijn quotum had overschreden". Hij wou alles uit eigen zak betalen, maar dat hielp niet. Het ziekenhuis mocht de ingreep hoe dan ook niet meer verrichten. Het gaat niet om de gewone pacemakers die het hartritme regelen, maar om de defibrillatoren-pacemakers die de patiënt een heftige schok geven als het hart stilvalt. Het quotum geldt niet als dat toestel "curatief" wordt ingeplant, dit wil zeggen na een hartstilstand die dodelijk had kunnen zijn, maar enkel als het "preventief" wordt ingebracht bij een patiënt die een dodelijke hartstilstand kan krijgen maar nog nooit een stilstand gehad heeft.'

Op 18 april jongstleden kwam de Akkoordraad ICD's (Implantable cardioverter-defibrillators) samen, zijnde de verantwoordelijke cardiologen van de implantatiecentra, het RIZIV en de geneesheren-directeuren van de ziekenfondsen, om het probleem van de overschrijding van het aantal primair profylactische ICD-implantaties te bespreken. Op dat ogenblik had het RIZIV de meeste implantatiecentra al meegedeeld dat ze de profylactische implantaties moesten stopzetten door de overschrijding van de `36%-regel'.

In juli 2007 had de overheid ermee ingestemd ook in België profylactische ICD-implantaties terug te betalen, conform de richtlijnen van de internationale beroepsorganisaties. Er werd bepaald dat nationaal en per implantatiecentrum niet meer dan 36% van alle implantaties profylactisch mocht zijn. De rest moest dus secundaire preventie zijn en daarvoor moest de patiënt eerst een levensbedreigende aritmie hebben overleefd. Dat percentage is echter volstrekt arbitrair en op basis van het budget opgesteld, want in andere landen zijn tot 70% van de implantaties profylactisch.

In april 2008 werd op de Akkoordraad duidelijk dat het cijfer van 1000 implantaties per jaar niet voldoet aan de noden inzake profylactische implantaties en was er consensus over het feit dat het aanvankelijk vastgestelde budget te gering was en verhoogd moest worden. Tevens werden door de aanwezige artsen constructieve voorstellen gedaan om op een ethisch verantwoorde manier de juiste patiënten met een ICD te kunnen behandelen indien de voorgestelde budgetverhoging zou doorgaan.

Tot slot geef ik enkele cijfers om aan te tonen dat er in België bepaald geen overconsumptie van ICD's is, maar eerder onderconsumptie. In 2007 werden in de VS 600 ICD's ingeplant per miljoen inwoners, in Nederland 264, in Duitsland 317 en in België 138.

We hebben hier te maken met een typevoorbeeld van slecht bestuur. Het percentage is volstrekt arbitrair gekozen op grond van het budget.

De Akkoordraad voor de ICD's moet dringend verantwoordelijkheid opnemen en rekening houden met de constructieve voorstellen van de medici.

Ik vraag een dringende oplossing ter zake zodat de zorgverstrekking in België een internationaal niveau blijft halen. De hakbijlregelneverij in deze materie is een zeer gevaarlijk precedent.

De heer Jo Vandeurzen, vice-eersteminister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

Sedert de ICD's in gebruik werden genomen, heeft een enorme evolutie plaatsgehad op het gebied van de indicaties.

Ik verwijs in het kader van deze problematiek tevens naar het rapport 58A van het Federaal Kenniscentrum over de ICD of de implanteerbare cardiovertor-defibrillator. Volgens dat rapport is de wetenschappelijke evidentie voor het gebruik van het dure apparaat in primaire preventie enkel overtuigend bij patiënten met een hoog risico. Het gaat meer concreet over patiënten met ischemisch hartlijden, ernstig verminderde linker ventrikelfunctie en symptomatisch hartfalen.

Het Kenniscentrum heeft de kostprijs van de behandeling berekend en kwam aan een gemiddelde ICER (incremental cost-effectiveness ratio) van 72.000 euro per QALY (quality-adjusted life year).

Gezien de hoge kostprijs van de behandeling is een responsabilisering van de voorschrijvende artsen zeker op zijn plaats.

Op 1 juli 2007 werd de `Overeenkomst tussen het Comité van de verzekering voor Geneeskundige Verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en het ziekenhuis' betreffende de implanteerbare hartdefibrillatoren herzien. De indicaties voor primaire preventie werden ingevoerd en de terugbetalingsmodaliteiten werden in samenspraak met de verstrekkers herzien.

De 36% -regel werd opgesteld samen met de verstrekkers tijdens een Akkoordraad die voorafging aan de herziening van de conventie en was gebaseerd op het aantal apparaten dat reeds enkele jaren ingeplant werd voor de secundaire preventie indicaties. Er werd dan ook afgesproken om in een financiering voor 1000 nieuwe apparaten te voorzien, waarvan maximum 36% (360) werden voorbehouden voor de primaire preventie indicaties.

Het RIZIV heeft tot nu toe een quotum voorgesteld teneinde de artsen te wijzen op hun verantwoordelijkheid. Het quotum blijkt nu onvoldoende. Men zal andere middelen in overweging moeten nemen met het oog op responsabilisering.

Ik zal in elk geval het RIZIV vragen dringend een oplossing voor te stellen voor de problematiek.

De indicaties moeten worden herzien en verfijnd in samenspraak met de verstrekkers. Er moet worden onderhandeld met de industrie over de prijzen van de apparaten en er moet een voorstel worden gedaan om 300 extra apparaten (eerste inplantingen) te financieren.

Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). -. De minister heeft alleen de evolutie van de ICD's geschetst. Ik ben zelf cardiologe, dus alles wat hij zegt, wist ik al.

In deze problematiek moet ik slecht bestuur vaststellen. In de bevoegde raden zitten vooral ziekenfondsartsen en de artsensyndicaten zijn niet vertegenwoordigd. De artsen van de beroepsvereniging van cardiologen hebben zelf constructieve ideeën aangereikt om de artsen te responsabiliseren, maar hun voorstellen werden terzijde geschoven. De maatregelen zijn in de eerste plaats ingegeven door budgettaire overwegingen.

Voorts stel ik vast dat hartpatiënten zo ziek zijn dat alleen artsen hun verdediging opnemen. Dat is anders voor aidszieken. Die zijn mondiger, komen zelf op straat. Voor hen worden benefietconcerten georganiseerd. Ik hoop dan ook dat het beleid meer naar de artsen zal luisteren als die opkomen voor de hartpatiënten. Er schort iets aan de verhouding van 21 zorgverstrekkers en 21 vertegenwoordigers van de mutualiteiten op de 42 leden van de raad, want bij de 21 zorgverstrekkers zijn er maar 7 artsen!