4-858/1 | 4-858/1 |
8 JULI 2008
Dit wetsvoorstel is gebaseerd op het werk van het platform « Dag zonder krediet » en het dossier met vaststellingen en aanbevelingen voor een betere bescherming van de consumenten.
Het platform bestaat uit twaalf Nederlands- en Franstalige verenigingen en is bedoeld om de consument bewust te maken van de gevaren van gemakkelijk krediet. Het platform organiseert ook een dag zonder krediet, die is toegespitst op informatie over en voorkomen van overmatige schuldenlast, via activiteiten en informatief en didactisch materiaal.
Krediet speelt een sleutelrol in onze maatschappij en kan ontegensprekelijk een positieve sociale functie hebben. Krediet is vandaag echter banaal en « makkelijk » geworden, en almaar vaker doen consumenten er een beroep op zonder de gevolgen goed in te schatten.
Gemakkelijk krediet zet aan tot consumptie of overconsumptie, en dat in een samenleving waarin het inkomen van steeds meer mensen zich rond de armoedegrens bevindt. Het gemakkelijk krediet bestrijden is dus een efficiënt middel om mensen aan te zetten tot meer verantwoord consumeren.
Deze tekst wenst geenszins het nut van krediet in twijfel te trekken. Krediet kan soms noodzakelijk zijn voor de aankoop van een auto, voor een jong koppel om zich te settelen, ... kortom om grote aankopen die moeilijk in een keer te betalen zijn, te kunnen spreiden in de tijd. Misbruiken moeten echter worden aangeklaagd en het publiek moet beschermd worden tegen de verleidingen van het makkelijk krediet die mensen met een overmatige schuldenberg opzadelen.
Momenteel is er veel te doen om de daling van de koopkracht. Waarnemers uit de kredietwereld weten echter dat dalende koopkracht jammer genoeg vaak een synoniem is van overmatige schuldenlast. Dat is zeker het geval sedert de opkomst van nieuwe kredietvormen zoals bijvoorbeeld « revolving » krediet. In een crisisperiode blijkt vaak dat consumenten om hun gedaalde koopkracht te compenseren hun toevlucht zoeken in consumentenkrediet. Dat is natuurlijk een illusie.
Kredietopeningen zijn erg gevaarlijk aangezien de consument kan putten uit geldreserves die niet volledig moeten worden terugbetaald. Het staat hem vrij te bepalen hoeveel en wanneer hij terugbetaalt.
Krediet was dus oorspronkelijk bedoeld om een grote aankoop te kunnen spreiden in de tijd. De nieuwe kredietformules hollen de economische en sociale functie van het krediet uit aangezien zij de aanschaf mogelijk maken van consumptiegoederen die eigenlijk geen gespreide betaling vergen.
Deze kredietformules worden steeds vaker gebruikt voor het aankopen van basisgoederen, zoals voedsel, producten voor huishoudelijk onderhoud of kleding. In deze periode van koopkrachtdaling bestaat het risico dat huishoudens met een bescheiden inkomen het krediet beschouwen als een aanvulling van hun inkomsten. Dat is uiteraard onjuist en bovendien vanuit sociaal oogpunt onbillijk.
Aan het eind van de jaren 90 werd er steeds meer gebruik gemaakt van consumentenkrediet of doorlopend krediet (ook wel « revolving krediet »). Voor dit soort producten neemt de betalingsachterstand de jongste jaren aanzienlijk toe (zie het Wetsvoorstel tot vaststelling van een nulstellingstermijn voor kredietopeningen, Stuk Senaat, nr. 4-522/1 van de dames Zrihen en Kapompolé). Deze nieuwe kredietvormen kunnen gebruikt worden om een grote aankoop te financieren of om op reis te gaan, maar zij worden ook gebruikt om de koopkrachtdaling op te vangen — zoals bijvoorbeeld vaak gebeurt met toegelaten debetstanden of doorlopende kredieten.
Het hele jaar door wordt men bij iedere mogelijke gelegenheid bestookt met aanbiedingen voor « een makkelijker terugkeer naar school », « een gelukkig Kerstfeest », « het mooiste Valentijnscadeau » of om « met een gerust hart met een nieuwe auto op reis te kunnen en pas te hoeven betalen bij thuiskomst ». Doorlopende reserve, hernieuwbaar krediet, geldreserve of persoonlijke lening, de maatschappijen beschikken over een eindeloze woordenschat om kredietaanbiedingen te benoemen.
Of het aanbod nu komt van een bank, een kredietinstelling of een verkooppunt, men moet steeds de kleine lettertjes lezen en de boodschap trachten te doorgronden alvorens er op in te gaan. Het taalgebruik van de instellingen is bovendien veel alledaagser geworden. De typische argumenten als « U krijgt meteen antwoord » of « Ontvang meteen een cheque van 1 500 euro » wekken de indruk dat dit voor iedereen toegankelijk is. Zij spelen ook in op de behoefte aan weinig formaliteiten en controle.
Naast de reeds langer bekende kaarten als Visa, American Express en Mastercard, bieden tegenwoordig ook heel wat winkels, grootwarenhuizen en postorderbedrijven betaalkaarten met voordelen aan, bijvoorbeeld : Cora-kaart (Cora), Partner Card (3 Suisses, Unigro, Vitrine magique, ...), Isis-kaart (Mediamarkt, Eldi, Texaco, Go sport, ...), Pass Kaart (Carrefour), Aurora-kaart (Brico, Inno, Vanden Borre, ...), Pocket Card (La Redoute, Daxon, ...), Fixcard (Neckermann shopping), Horizon (Quelle), .... Deze kredietopeningen (gewoonlijk kredietkaarten genoemd) die in grote winkels worden verstrekt, vallen onder de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.
Bovendien bieden sommige distributieketens hun klanten persoonlijke leningen van 2 500 tot 50 000 euro aan terwijl ze er prat op gaan dat hun personeel vooraf een halve dag opleiding heeft gekregen.
Dat deze kredietformules alomtegenwoordig zijn in de grootdistributie en dat zij makkelijk worden toegekend, maakt de verleiding alleen maar groter. Op die manier bouwen veel mensen plots een permanente en enorme schuld op die veel te groot is voor hun inkomen.
Momenteel worden twee derde van de kredietopeningen toegekend door niet-bancaire instellingen en zijn bijna 40 % van de onbetaalde kredieten kredietopeningen die meestal door grootwarenhuizen en postorderbedrijven werden toegekend.
In een samenleving waarin overconsumptie een levensstijl is geworden, kan het aanzetten tot makkelijk krediet het risico vergroten dat de meest kwetsbare consumenten worden uitgesloten. Bovendien wordt krediet gebanaliseerd en als doodgewoon ervaren, zonder dat de consument de gevolgen ervan correct inschat. Dit aanzetten tot schulden maken moet worden ingeperkt.
De indieners van deze tekst stellen dan ook een reeks maatregelen voor : krachtiger bestraffen van de kredietgevers, bekwaam personeel inzetten voor de klanten, een fysieke scheiding maken tussen de plaats waar goederen worden aangekocht en de plaats waar een kredietcontract voor die aankoop wordt ondertekend, de bedenktijd van zeven dagen veralgemenen, de lijst van kredietgevers en kredietbemiddelaars openbaar maken, de tarieven voor een kredietopening begrijpelijker en doorzichtiger maken en ten slotte in de totale kredietkostprijs alle kosten inherent aan een verzekeringscontract opnemen.
Artikel 1
Dit artikel bevat de gebruikelijke bepaling over het Grondwetsartikel.
Artikel 2
Om artikel 6, § 1, tweede en derde gedachtestreepje, van de wet op het consumentenkrediet te verduidelijken, wordt voorgesteld de woorden « op onrechtmatige wijze » te doen vervallen. Reclame die het gemak, de snelle toekenning, de hergroepering en de centralisering van kredieten in de verf zet, is immers steeds gericht op een kwetsbaar publiek en dus per definitie gevaarlijk en onrechtmatig.
Artikel 3
Het personeel dat de consument moet informeren over zijn rechten en plichten heeft vaak slechts een gedeeltelijke kennis van het voorgestelde product. Uiteraard moeten de financiële producten die aan het grote publiek worden aangeboden, worden vereenvoudigd. Maar de kredietgevers en de kredietbemiddelaars moeten eveneens beschikken over gekwalificeerd personeel.
Daarom wordt voorgesteld artikel 10 van de wet van 12 juni 1991 te wijzigen met betrekking tot de informatieplicht, zodat kredietgevers en kredietbemiddelaars personeel aanwerven dat terdege is opgeleid om de wettelijke informatieplicht en de plicht om klanten raad te geven, te vervullen bij het afsluiten van een kredietovereenkomst. De Koning bepaalt de minimale opleidingsvoorwaarden voor het personeel.
Dit lid strekt ertoe het aantal impulsief afgesloten kredietovereenkomsten zoveel mogelijk te beperken. Er worden immers te veel contracten inderhaast ondertekend. Het feit dat de kredietgevers fysiek aanwezig zijn op de aankoopplaats, is een probleem.
Daarom wordt voorgesteld de aankoopplaats en de plaats waar kredietcontracten worden afgesloten, fysiek gescheiden te houden. De consument die een kredietopening wenst zal zich dan naar de kantoren van de kredietgever of kredietbemiddelaar moeten begeven om een contract af te sluiten.
Daartoe wordt voorgesteld artikel 10 van de wet van 12 juni 1991 te wijzigen om te verbieden dat wordt geleurd op de aankoopplaats van een product waarvoor een krediet wordt verleend.
Artikel 4
Dit artikel bepaalt dat een lijst van kredietgevers en kredietbemiddelaars ter beschikking wordt gesteld van het publiek, die makkelijk te raadplegen is op de website van de FOD Economie en via de verplichte aanplakking in de lokalen van de kredietgevers en kredietbemiddelaars. Deze lijst wordt om de zes maanden bijgewerkt.
Momenteel wordt enkel een lijst van erkende kredietgevers in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Op 30 juni 2006 waren dat er 189. De kredietbemiddelaars worden echter niet in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd, ook al waren dat er eind 2005 30 000.
Deze publicatie is bedoeld om aan de consument of iedere andere belanghebbende mee te delen of de kredietgever of kredietbemiddelaar wel degelijk de toelating heeft zijn activiteiten uit te oefenen.
Er wordt voorgesteld artikel 11 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet te wijzigen inzake de inlichtingen die de kredietgever en de kredietbemiddelaar aan de consument moeten verstrekken.
Artikel 5
De bedenktijd van zeven dagen waarin de consument kan afzien van het kredietcontract, moet worden veralgemeend, ongeacht het type krediet. Vandaag worden heel wat contracten voor consumentenkrediet haastig ondertekend. Voor sommige kredietvormen (verkoop op afbetaling, financieringshuur of lening op afbetaling voor bedragen lager dan 1 250 euro) is die bedenktijd niet van toepassing.
Daarom wordt voorgesteld artikel 18 van de wet van 12 juni 1991, waarin de mogelijkheid om af te zien van het krediet tot bepaalde vormen ervan wordt beperkt, te wijzigen.
Artikel 6
In heel wat gevallen moet, opdat een krediet kan worden toegekend, een soort van schuldsaldoverzekering worden afgesloten. Die verzekeringscontracten zijn een belangrijke bron van extra inkomsten voor de kredietgevers en kredietbemiddelaars.
De wet van 24 maart 2003 heeft getracht dit probleem te regelen door te bepalen dat de kosten voor deze verzekering niet apart aan de kredietnemer mogen worden aangerekend, maar vervat moeten zitten in de totale kostprijs van het krediet, met andere woorden het jaarlijks kostenpercentage (JKP).
De wet bevat echter drie cumulatieve voorwaarden die deze maatregel totaal onwerkbaar maken. De drie voorwaarden zijn : het kredietcontract moet een bedrag betreffen lager dan 5 000 euro, het verzekeringscontract moet tegelijk met het kredietcontract worden ondertekend en de begunstigde van de verzekering moet de kredietgever zijn. De kredietgevers omzeilen de transparantieplicht door ervoor te zorgen dat een van deze drie voorwaarden niet is vervuld.
In de praktijk laten kredietgevers en kredietbemiddelaars de consument nadat het contract is ondertekend vaak terugkomen om nog een paar bijkomende documenten te ondertekenen.
De begunstigde van de verzekering blijkt ook steeds de consument of zijn rechthebbenden te zijn en niet de kredietgever.
Daarom wordt voorgesteld artikel 31 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet te wijzigen, zodat alle kosten met betrekking tot de al dan niet vrije ondertekening van een verzekeringscontract verbonden aan een kredietcontract, systematisch deel uitmaken van de totale kostprijs van het krediet.
Artikelen 7 en 8
De wet van 12 juni 1991 biedt de consument wel voldoende bescherming wat betreft de inlichtingen die hij moet krijgen over de voorgestelde tarieven, maar niet met betrekking tot kredietopeningen.
Voor consumenten zijn die krediettarieven erg onduidelijk. Bij het ondertekenen hebben zij vaak geen idee van de concrete weerslag op hun budget.
Momenteel worden de gegevens over kredieten uitgedrukt in procenten, maar dat geeft geenszins een beeld van de werkelijke kosten van een krediet, gelet op de bijzondere aspecten van een kredietopening.
Er wordt voorgesteld het jaarlijks kostenpercentage (JKP) om te zetten in een maandelijks kostenpercentage en beide in het contract voor kredietopening te vermelden. Er wordt ook voorgesteld de kosten voor het krediet nominaal uit te drukken in plaats van in percenten, zowel in het kredietopeningscontract (artikel 58) als in de maandelijkse uitgavenstaat (artikel 59). Het terug te betalen bedrag moet bovendien worden opgesplitst in kapitaal en intresten. Dat bedrag moet als nominaal bedrag worden opgenomen in een berekening met betrekking tot het te ontlenen maximumbedrag.
Artikel 9
Dit artikel strekt ertoe de strafbepalingen voor overtreders van bepalingen inzake reclame voor consumentenkrediet, te verstrengen. Momenteel zijn de straffen een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en een geldboete van 26 tot 100 000 euro of een van die straffen alleen. Er wordt een gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaren voorgesteld, en een geldboete van 500 tot 200 000 euro.
Artikel 10
Dit artikel bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze wet.
Christiane VIENNE. Joëlle KAPOMPOLÉ. Olga ZRIHEN. |
Artikel 1er
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 6, § 1, tweede en derde gedachtestreepje, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden telkens de woorden « op onrechtmatige wijze » geschrapt.
Art. 3
Artikel 10 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt aangevuld met drie leden, luidende :
« De kredietgever en kredietbemiddelaar moeten ervoor zorgen dat hun cliënteel zich kan wenden tot personeel dat is opgeleid om de wettelijke informatieplicht en de plicht om raad te geven bij het afsluiten van kredietovereenkomsten, te vervullen.
De Koning bepaalt de minimale voorwaarden waaraan de opleiding voor het personeel moet voldoen.
Het is verboden de consument voor te stellen een kredietovereenkomst af te sluiten op de plaats waar het goed is aangeschaft waarvoor het krediet wordt voorgesteld. ».
Art. 4
Artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt aangevuld met een 3º, luidende :
« 3º de consument de lijst ter beschikking te stellen van alle kredietgevers en andere kredietbemiddelaars die wordt gepubliceerd op de website van de FOD Economie. Deze lijst wordt om de zes maanden geactualiseerd. »
Art. 5
Artikel 18 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 24 maart 2003, wordt gewijzigd als volgt :
1º in paragraaf 1, eerste lid, vervalt de tweede zin;
2º in paragraaf 1 vervalt het tweede lid;
3º paragraaf 2 vervalt.
Art. 6
Artikel 31, § 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 maart 2003, wordt vervangen als volgt :
« § 4. Wanneer de kredietovereenkomst gepaard gaat met het sluiten van een schuldsaldoverzekering die het overlijdensrisico dekt, van een verzekering werkverlies, ziekte of arbeidsongeschiktheid, teneinde de terugbetaling van het krediet te waarborgen, dan moeten de desbetreffende kosten opgenomen worden in de totale kostprijs van het krediet. De Koning kan, conform artikel 21, § 1, het maximaal jaarlijks kostenpercentage voor deze overeenkomsten vastleggen.
De kredietovereenkomst mag met geen enkele andere verzekeringsovereenkomst van personen gepaard gaan. »
Art. 7
In artikel 58, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in het 1º worden de woorden « en de omzetting ervan op maandbasis » toegevoegd na het woord « jaarbasis »;
2º in het 3º worden de woorden « op maandbasis » toegevoegd na het woord « kosten »;
3º de paragraaf wordt aangevuld met een 6º, luidende :
« 6º in voorkomend geval, de kosten van de onderschreven verzekering uitgedrukt in een nominaal bedrag en in een jaarlijks percentage; ».
Art. 8
In artikel 59, § 1, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 24 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in het 6º worden de woorden « en op maandbasis » toegevoegd na het woord « jaarbasis »;
2º in het 4º worden de woorden « , uitgedrukt in een maandelijks percentage » toegevoegd na het woord « kosten »;
3º in het 8º worden de woorden « te betalen bedrag » vervangen door de woorden « te betalen nominaal bedrag »;
4º in het 9º worden de woorden « uitgedrukt in een nominaal bedrag opgenomen in een berekening met betrekking tot het ontleende maximumbedrag, waarbij wordt verduidelijkt wat het aandeel van het kapitaal is en wat het aandeel van de intresten is » toegevoegd na het woord « saldo »;
5º er wordt een 11º toegevoegd, luidende :
« 11º in voorkomend geval wordt de kostprijs van de onderschreven verzekering uitgedrukt in een nominaal bedrag en in een maandelijks percentage. ».
Art. 9
In artikel 101 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º paragraaf 1, 16º, ingevoegd bij de wet van 24 maart 2003, vervalt;
2º een paragraaf 3bis wordt ingevoegd, luidende :
« § 3bis. Met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van 200 euro tot 200 000 euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft ieder persoon die de artikelen 5, 6, 6bis, 40, 48, 55 of 57 overtreedt. »
Art. 10
Deze wet treedt in werking de eerste dag van de derde maand die volgt op haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
28 mei 2008.
Christiane VIENNE. Joëlle KAPOMPOLÉ. Olga ZRIHEN. |