4-784/1

4-784/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

26 MEI 2008


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie houdende invoering van het begrip « hulp bij zelfeuthanasie »

(Ingediend door de heer Patrik Vankrunkelsven)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt, met wijzigingen, de tekst over van een voorstel dat reeds op 2 oktober 2003 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-220/1 - BZ 2003).

Zelfeuthanasie kan beschouwd worden als een alternatief voor euthanasie bij mensen die het initiatief liever in eigen hand hebben en daar ook nog toe bekwaam zijn. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld wordt, in situaties waar hier euthanasie zou gepleegd worden, gekozen voor een andere optie : men helpt de patiėnten om zichzelf te euthanaseren. In de medische literatuur is er in deze situaties sprake van « medical assisted suicide » maar iedereen verstaat eronder dat het hier niet zozeer gaat om hulp bij een klassieke zelfmoord maar wel om situaties waarbij de patiėnt zich in een terminale fase bevindt en de arts de patiėnt een euthanaserend middel verschaft dat hij zelf kan innemen. Het is dan ook logisch dat die handeling aan dezelfde strikte voorwaarden als euthanasie moet voldoen. Daarom is een letterlijke vertaling van deze methode die men in de VS hanteert niet aangewezen. De omschrijving « Medische begeleiding bij zelfdoding » insinueert al te veel dat men patiėnten met zelfmoordgedachten zou helpen om die uit te voeren. Dat is niet de bedoeling het is de bedoeling mensen te helpen wanneer aan alle voorwaarden voldaan is zoals ze nu in de bestaande wet op de euthanasie zijn vastgelegd. Daarom kiezen we voor de term « hulp bij zelfeuthanasie ».

Het feit dat dit soort hulp vandaag in principe strafbaar is, (het niet-aanbieden van hulp aan een persoon in nood) werd ook door de Orde van Artsen vastgesteld als een onlogische en ongewenste situatie. Zoals blijkt uit een advies dat de Orde daaromtrent uitbracht, luidende : « Ondraaglijk lijdende patiėnten helpen bij zelfmoord is onder strikte voorwaarden aanvaardbaar. ».

De Orde maakt geen bezwaar als alle voorwaarden voor het plegen van euthanasie vervuld zijn. « In dat geval is er deontologisch geen verschil met euthanasie », aldus de ondervoorzitter van de Orde van geneesheren, de heer Ivo Uytendaele. De hulp bij zelfeuthanasie dient echter wel te voldoen aan strikte voorwaarden. De arts moet zelf het dodende middel aan zijn patiėnten bezorgen. Die moet het in aanwezigheid van de arts en volgens zijn aanwijzingen innemen. Bovendien moet het gaan om een patiėnt die ook voor euthanasie in aanmerking komt.

Het is onaanvaardbaar dat voor euthanasie een wettelijke regeling is uitgewerkt, maar er voor hulp bij zelfeuthanasie een juridische lacune bestaat. Het advies van de Orde van geneesheren is immers gebaseerd op een interpretatie van de euthanasiewet. De hulp bij zelfeuthanasie zou, met andere woorden, ook als aan de nodige zorgvuldigheidsvereisten werd voldaan, strafbaar blijven.

Hulp bij zelfeuthanasie ligt moeilijk in het huidige debat vooral omdat ook niet-terminale patiėnten om euthanasie kunnen vragen. Niettemin heeft hulp bij zelfeuthanasie niets te maken met het begrip terminaal of niet-terminaal. Hulp bij zelfeuthanasie in de context van de euthanasiewet heeft ook niets te maken met hulp bij welke vorm van zelfdoding ook die niet kadert in de zorgvuldigheidsvereisten die wij hier hebben bepaald. Het gaat enkel om die situaties waar patiėnten in dezelfde nood verkeren als bij euthanasie : ondraaglijk lijden dat niet kan gelenigd worden, doch waarbij de patiėnt zelf de handeling wenst uit te voeren. Bepaalde patiėnten houden er immers aan hun autonomie volledig te behouden; anderen willen hun arts niet voor een ethisch dilemma plaatsen.

Uit de bepalingen van dit voorstel zal ook blijken dat de arts die hulp bij zelfeuthanasie biedt, aan alle voorwaarden moet voldoen die gelden voor een arts die euthanasie pleegt. Hierna volgen enkele argumenten om hulp bij zelfeuthanasie in de euthanasiewet te integreren.

Als men de term HALP (hulp van artsen bij het levenseinde van hun patiėnt) gebruikt, spreekt men over vier soorten handelingen.

De eerste groep bestaat uit het opdrijven van de pijnstilling, het staken van hulp en dergelijke. Deze begrippen wensen we nu niet te regelen. De rechtszekerheid van artsen en patiėnten moet via een wet op patiėntenrechten geklaard worden.

Bij de tweede heeft men het over euthanasie, bij de derde over hulp bij zelfeuthanasie en tot slot over een vierde groep handelingen : het toedienen van euthanasie zonder vraag van de patiėnt. Deze laatste handelingen zijn natuurlijk onaanvaardbaar en blijven volledig strafbaar.

Euthanasie en hulp bij zelfeuthanasie liggen zo dicht bij mekaar dat ze samen moeten worden geregeld. Het is trouwens zo dat in alle wetenschappelijke medische literatuur deze begrippen voortdurend samen onderzocht en behandeld worden, ze lopen vaak door mekaar (1) .

Ook in het buitenland worden de begrippen samen geregeld : Nederland kent sinds 1994 een gedoogregeling die zowel euthanasie als hulp bij zelfdoding (lees zelfeuthanasie) betreft; hetzelfde geldt voor de nieuwe wet op euthanasie.

In de Verenigde Staten ligt de verhouding tussen euthanasie en hulp bij zelfeuthanasie omgekeerd in vergelijking met de Europese tendens : er is veel hulp bij zelfeuthanasie en zelden euthanasie. Maar ook daar wordt de discussie samen gevoerd. Tot slot zou ik professor Adams willen citeren. In de periode dat de huidige wet op de euthanasie in het parlement werd besproken zei hij : « Wat overigens wel in een nieuwe wet geregeld zou moeten worden, maar tot nog toe in alle wetsvoorstellen ontbreekt, is de zogenaamde hulp bij zelfdoding. Dit gebrek is buitengewoon opmerkelijk. Welke zin heeft het echter om wel het « meerdere » te regelen maar niet het « mindere » ? » (2) .

Daarenboven kan men verwijzen naar het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel betreffende de euthanasie, dat ervoor pleit de begeleiding van zelfdoding binnen de werkingssfeer van de voorgestelde wet te brengen. Hulp bij zelfdoding kan immers beschouwd worden als het niet-bijstaan van een persoon in gevaar, hetgeen bestraft wordt bij de artikelen 422bis en 422ter van het Strafwetboek, dus moet er evenzeer als voor euthanasie een wettelijke regeling worden uitgewerkt. De Raad van State zegt letterlijk :

« Het is goed denkbaar dat begeleiding van zelfdoding verloopt met naleving van de voorwaarden die in het voorstel worden bepaald of van soortgelijke voorwaarden. In dat geval bestaat er bijna geen verschil wat de aard zelf betreft van het bedoelde gedrag en van de bedoelingen van de persoon die bijstand verleent aan een persoon met neigingen tot zelfdoding, tussen euthanasie in de zin van artikel 2 van het wetsvoorstel en medische begeleiding van zelfdoding. Het is dan ook niet duidelijk waarom de wet betreffende euthanasie geen betrekking heeft op het gedrag van de arts die dodelijke substanties ter beschikking stelt van de patiėnt op diens verzoek, waarbij men hem de keuze laat van het ogenblik van zijn overlijden. ».

De Raad van State bepleit verder dat deze discriminatie moet worden weggewerkt :

« Het komt de wetgever toe om ook dat aspect van de stervensbegeleiding te regelen (ofwel aanvaardbare motieven aan te reiken die dit onderscheid kunnen verklaren). »

Om al die redenen en gelet op het advies van de Orde van geneesheren, is het noodzakelijk dat de wetgever dit probleem oplost.

Patrik VANKRUNKELSVEN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 2 van de wet van 28 mei 2002 betreffende euthanasie wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

« Onder hulp bij zelfeuthanasie wordt verstaan : het opzettelijk behulpzaam zijn van een ander bij zelfdoding of hem de middelen daartoe verschaffen. »

Art. 3

In artikel 3 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1ŗ in paragraaf 1, inleidende zin, woren tussen het woord « euthanasie » en het woord « toegepast » de woorden « of hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd;

2ŗ paragraaf 2 wordt aangevuld met de bepaling onder 7ŗ :

« 7ŗ in het geval hij hulp bij zelfeuthanasie biedt, duidelijke aanwijzigingen geven omtrent de wijze waarop de patiėnt het door hem ter beschikking gestelde middel dient in te nemen of toe te passen en zijn aanwezigheid daarbij aanbevelen; alleszins zal hij duidelijke afspraken dienen te maken omtrent zijn beschikbaarheid tijdens de zelfeuthanasie; »

Art. 4

In artikel 5 van dezelfde wet worden tussen de woorden « toegepast » en « , bezorgt », de woorden « of hulp bij zelfeuthanasie heeft geboden » ingevoegd.

Art. 5

In artikel 7 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1ŗ in het tweede lid, 3ŗ, wordt het woord « euthanasieverzoek » vervangen door de woorden « het verzoek tot euthanasie of hulp bij zelfeuthanasie ».

2ŗ in het vierde lid, 12ŗ, worden na het woord « euthanasie » de woorden « of hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd.

Art. 6

In artikel 8, eerste lid, vijfde zin, van dezelfde wet, worden na het woord « euthanasie » de woorden « of hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd.

Art. 7

In artikel 14 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1ŗ in het tweede, derde en vierde lid, worden na het woord « euthanasie » telkens de woorden « of hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd;

2ŗ in het vijfde lid wordt het woord « euthanasieverzoek » vervangen door de woorden « verzoek tot euthanasie of hulp bij zelfeuthanasie ».

Art. 8

In artikel 15, eerste lid, van dezelfde wet, worden na het woord « euthanasie » de woorden « of hulp bij zelfeuthanasie » ingevoegd.

2 april 2008.

Patrik VANKRUNKELSVEN.

(1) Ik verwijs hiervoor naar de New England Journal of Medicine, 2000; 342 : 551-556, 1996; 335 : 1699-1705 en 1996; 335 : 1706-1711.

(2) Ethische Perspectieven, KU-Leuven, juli 2000, blz. 112-113.