4-528/1 | 4-528/1 |
25 JANUARI 2008
Stand van zaken
Baarmoederhalskanker is de op één na belangrijkste doodsoorzaak ten gevolge van kanker (na borstkanker) bij vrouwen tussen 15 en 44 jaar in Europa. In België zijn er jaarlijks 700 nieuwe gevallen van baarmoederhalskanker en bijna 300 overlijdens. Sinds de jaren '50 van de vorige eeuw is de mortaliteit als gevolg van baarmoederhalskanker in België afgenomen, maar dit cijfer is sinds 1990 niet meer gedaald, ondanks de toename van het aantal screeningtesten (uitstrijkjes van de baarmoederhals).
De belangrijkste oorzaak van het ontstaan van baarmoederhalskanker is een (langdurige) besmetting met bepaalde types van het humaan papilloma virus (HPV). Dit virus, dat wordt overgedragen via seksueel contact, is in staat cellen van de baarmoederhals zodanig te veranderen dat zij kunnen ontaarden tot kankercellen. HPV infectie is een van de meest frequente seksueel overdraagbare aandoeningen. De ontdekking dat een virus verantwoordelijk is voor het ontstaan van deze vorm van kanker, opent de mogelijkheid dit virus te bestrijden met behulp van profylactische vaccins. Deze vaccins bieden bescherming tegen een of meerdere types van het HPV-virus. Vermits HPV-infectie vaak in de eerste jaren na het eerste seksuele contact wordt opgelopen dient vaccinatie bij voorkeur te gebeuren vóór de leeftijd van het eerste seksuele contact.
Een eerste vaccin tegen baarmoederhalskanker kwam vorig jaar op de markt onder de naam Gardasil (Gardasil (r), Sanofi Pasteur MSD). Gardasil beschermt tegen 4 types van het HPV virus (HPV types 6, 11, 16, 18). De bescherming is aangetoond tot 5 jaar na vaccinatie; gegevens op langere termijn zijn er nog niet. Een tweede vaccin, Cervarix(r) (GSK), dat beschermt tegen twee types van het virus (types 16 en 18) kwam in oktober 2007 op de markt. HPV types 16 en 18 veroorzaken 70 % van de baarmoederhalskankers. HPV types 6 en 11 veroorzaken geen kanker maar zijn verantwoordelijk voor ongeveer 90 % van de gevallen van genitale wratten.
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) onderzocht de werkzaamheid van deze vaccins, de kosteneffectiviteit en de impact op het budget van de ziekteverzekering (1) . Gardasil wordt vanaf 1 november 2007 door de ziekteverzekering terugbetaald aan meisjes vanaf de leeftijd van 12 jaar en jonger dan 16 jaar (2) . Een begrotingspost van 45 miljoen euro is hiervoor voorzien. Omdat het andere vaccin, Cervarix, nog maar sinds 1 oktober 2007 op de Belgische markt is, geldt de terugbetaling door de ziekteverzekering nog niet voor Cervarix. Het dossier voor terugbetaling is nog in onderzoek.
Het kostenplaatje tengevolge de terugbetaling ziet er zo uit :
— Kost vaccin : 390,60 euro (3 × 130,20 euro, want er zijn 3 injecties nodig);
— Remgeld : 31,80 euro (3 × 10,60 euro);
— RVV of OMNIO : 21,30 euro (3 × 7,10 euro);
— Kost RIZIV : 358,80 euro (RVV of OMNIO : 369,30).
Nood aan een algemeen vaccinatieprogramma
De terugbetaling betekent een verbetering ten opzichte van de eerste fase waarin het vaccin verkrijgbaar was in ons land maar er enkel een beperkte terugbetaling was voorzien door bepaalde ziekenfondsen voor hun leden. Deze aanpak veronderstelt het persoonlijk initiatief van de ouders, samen met hun kind, om naar de huisarts te stappen voor de vaccinatie.
Op dit model van terugbetaling wordt goed gereageerd, zo blijkt uit talrijke studies, door hoger geschoolde, assertieve ouders en jongeren maar niet door alle doelgroepen. Sensibiliseringscampagnes voor vaccinatie zijn evenmin succesrijk ten aanzien van kansarme bevolkingsgroepen en kunnen in deze doelgroep het beoogde doel missen. Men loopt dus een zeer reëel risico dat bij minder kansrijke groepen het aantal niet-gevaccineerde vrouwen hoog zal blijven.
Het is erg belangrijk dat we de deelname van personen uit sociaaleconomisch minder geprivilegieerde groepen aan dergelijke preventieacties opvoeren. In dit geval is het verstandiger om voor een algemene bevolkingsbenadering te kiezen, en bij voorkeur te werken via de medische schoolbegeleidingsdiensten.
De Hoge Gezondheidsraad sprak zich eveneens positief uit over een algemene vaccinatie van een bepaalde leeftijdsgroep (12-16 jaar) (3) .
Vaccinatiecampagnes worden in ons land opgezet in een samenwerkingsverband tussen de federale overheid en de Gemeenschappen. In het Vlaams parlement antwoordde minister Steven Vanackere op 2 oktober jl. op een vraag van Open-VLD (4) . Hij deelde mee dat de Vlaamse regering opteert voor een algemene vaccinatie tegen baarmoederhalskanker in het kader van een vaccinatieprogramma (cf. vaccinatieschema voor zuigelingen). Er is een werkgroep op Vlaams niveau opgericht die deze piste moet onderzoeken en tegen het einde van het jaar 2007 haar verslag aflevert. De minister wil het voorstel vervolgens agenderen op de eerstvolgende interministeriële conferentie. Minister-president Marie Arena van de Franse Gemeenschap heeft ook reeds kenbaar gemaakt dat ze de mogelijkheid zal laten bestuderen om het vaccin te laten toedienen door de schoolarts, mits toestemming van ouders en de adolescente (5) .
Het is van groot belang dat men op het federale niveau snel tot een beslissing komt. Het tweede spoor van de individuele terugbetaling van de vaccinatie is immers reeds gestart voor één van de vaccins en het is belangrijk dat de overlapping van individuele en georganiseerde vaccinatie niet te groot wordt.
Het feit dat de terugbetaling van Gardasil reeds werd geregeld bewijst dat de overheid bereid is om de nodige middelen vrij te maken voor deze vaccinatie. Daarom vragen de indieners aan de regering om snel werk te maken van een algemeen vaccinatieprogramma voor baarmoederhalskanker, samen met de Gemeenschappen. Dit op basis van het protocolakkoord van 2003, afgesloten tussen de federale overheid en de Gemeenschappen (6) . Daarin is vastgelegd dat volgens een nader te bepalen kalender een tenlasteneming overeengekomen wordt van twee derde federaal tegenover een derde voor de Gemeenschappen. De systematische vaccinatie via de schoolarts verlaagt de kosten per vaccinatie voor de overheid in aanzienlijke mate in vergelijking met de individuele vaccinatie.
Volgens het KCE zouden bij levenslange bescherming door het vaccin de helft van de baarmoederhalskankers op termijn voorkomen kunnen worden en de kost per gewonnen « levensjaar met kwaliteit » zou 14 000 euro bedragen. Als de beschermingsduur beperkt zou zijn voorspelt het KCE slechts een daling van 20 % van het aantal gevallen van baarmoederhalskanker, zelfs met een herhalingsvaccinatie na 10 jaar. In dit geval kosten de verwachte gezondheidsvoordelen 33 000 euro per gewonnen « levensjaar met kwaliteit ». Het budget voor een veralgemeend HPV vaccinatie programma voor jonge meisjes werd door het KCE berekend op 24 miljoen euro per jaar (7) .
De regering moet laten onderzoeken of het noodzakelijk is om ook jongens te vaccineren. In Nederland is de terugbetaling van het vaccin Gardasil goedgekeurd voor meisjes/vrouwen van 9 tot 26 jaar en voor jongens van 9 tot 15 jaar (8) . Het virus wordt immers vooral door geslachtsverkeer verspreid. Aangezien is aangetoond dat het vaccin best wordt toegediend vooraleer het eerste seksuele contact plaatsvindt dient men zeer zorgvuldig te bepalen welke leeftijdscohorte men als doelgroep uitkiest.
De vaccins tegen HPV kunnen eventueel op hetzelfde moment toegediend worden met de vaccinatie tegen hepatitis B. Ze mogen niet op hetzelfde moment van andere vaccinaties toegediend worden omdat hierover geen gegevens beschikbaar zijn (dus niet samen met vaccinatie tegen mazelen, bof en rubella of samen met vaccinatie tegen difterie en tetanus).
Ook moet onderzocht worden of een « catch up » programma zinvol is voor de vaccinatie van jongeren die boven de leeftijdsgrens van het programma vallen. Bepaalde ziekenfondsen voorzien nu een terugbetaling voor deze doelgroep.
Het belang van systematische screening
Hoewel een vaccin het risico op baarmoederhalskanker aanzienlijk vermindert, biedt het geen absolute bescherming. Bepaalde stammen van het virus verantwoordelijk voor de ziekte, worden momenteel niet gedekt door het vaccin. Het vaccin is actief tegen bepaalde types van het HPV (o.a. HPV 16 en 18), in België verantwoordelijk voor 70 % van de baarmoederhalskankers. Het vaccin biedt dus geen bescherming tegen 30 % van de baarmoederhalskankers. Zelfs wanneer vrouwen gevaccineerd zijn, blijft het nodig om regelmatig een uitstrijkje van de baarmoederhals te laten nemen. Dat is aanbevolen vanaf de leeftijd van vijfentwintig of van zodra men één à twee jaar seksueel actief geworden is. Na twee normale uitstrijkjes gedurende twee opeenvolgende jaren, gebeurt de opsporing via uitstrijkje om de drie jaar tot wanneer vrouwen 65 zijn op voorwaarde dat het screeningsresultaat normaal blijft (9) .
De doelmatigheid van een veralgemeende vaccinatie op het voorkomen van baarmoederhalskanker kan maar gemeten worden op het moment dat de gevaccineerde vrouwen de leeftijd bereiken waarop dit soort kanker het meest aangetroffen wordt (gemiddelde = 48 jaar). Het blijft dus noodzakelijk om uitstrijkjes uit te voeren zodat men in in een volgonderzoek kan nagaan in welke mate en voor welke gevallen het aantal gevallen baarmoederhalskanker verminderd is.
Er zijn op dat vlak nog heel wat inspanningen nodig. Uit de gezondheidsenquête 2004 blijkt dat in België 72 % van de vrouwen tussen 25 en 64 in de afgelopen drie jaar een baarmoederhalsuitstrijkje gekregen heeft (10) . Er zijn belangrijk verschillen naargelang het opleidingsniveau : slechts 50 % van de vrouwen tussen 25 en 64 jaar zonder diploma of met hoogstens een diploma lager onderwijs liet in de afgelopen drie jaar een uitstrijkje nemen, terwijl dit voor vrouwen met een diploma hoger onderwijs 80 % is. Ook bij vrouwen met een niet-Belgische nationaliteit is de screeningsgraad laag. De evolutie tussen 1997 en 2004 verschilt sterk tussen de regio's. In het Vlaams Gewest noteren we een lichte achteruitgang (niettegenstaande een vrij actieve promotiecampagne). In het Brussels en Waals Gewest noteren we een gevoelige vooruitgang. In de meeste gevallen (62 %) werd het uitstrijkje afgenomen in het afgelopen jaar, wat wijst op een « overscreening ». De meeste vrouwen geven aan dat ze een uitstrijkje lieten uitvoeren omdat hun gynaecoloog het hun aanraadde. Andere beweegredenen zijn « op aanraden van hun huisarts » en « het gevolg van een onderzoek of abnormaliteit ontdekt door de arts ». De rol van de huisarts lijkt belangrijker bij vrouwen met een laag opleidingsniveau, maar ook, meer algemeen, in het Vlaams Gewest. Bij hoger opgeleiden en, meer algemeen, in het Brussels en Waals Gewest is het vooral de gynaecoloog die er vrouwen toe aanzet om een uitstrijkje te laten nemen.
Uit een andere studie blijkt dan weer dat in kansarme buurten in onze steden slechts 59,4 % van de vrouwen ooit een baarmoederhalsscreening ondergaan heeft, terwijl dit aandeel in de andere delen van onze steden 75,4 % bedraagt. In deze kansarme buurten hadden slechts 6,1 % van de vrouwen in de drie laatste jaren een uitnodiging gekregen voor een dergelijke screening in vergelijking met 12,5 % in de overige buurten (11) .
Overheden doen er goed aan het terugbetalen van het HPV vaccin te koppelen aan een correct en efficiënt opvolgbeleid van de gevaccineerden, zodat ze over tien tot twintig jaar kunnen inschatten welk impact het vaccin heeft gehad. Dit is het geval in het Verenigd Koninkrijk : een systematische vaccinatie van twaalf- dertienjarige meisjes start er vanaf september 2008. Bovendien komt er een catch-up programma voor meisjes tot 18 jaar. Tegelijkertijd heeft de National Health Service een screeningsprogramma lopen dat alle vrouwen met een leeftijd van 25 tot 64 jaar regelmatig uitnodigt voor een baarmoederhalsscreening, driejaarlijks tussen 25 en 49 jaar en vijfjaarlijks tussen 50 en 64 jaar. We stellen vast dat in België het toch zeer dure vaccin terugbetaalbaar gemaakt is zonder dat een systematische opvolging werd afgesproken. De vraag is hoe men later de impact correct zal kunnen inschatten, een factor van cruciaal belang voor elke preventieve aanpak in de gezondheidszorg.
Het Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) heeft samen met het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) het nut onderzocht van baarmoederhalskankerscreening met een uitstrijkje en pleit ervoor om werk te maken van een georganiseerde screening (12) .
We besluiten dat screening op baarmoederhalskanker noodzakelijk blijft, ook na vaccinatie. Een daling van de deelname aan screening kan zelfs het positief effect van vaccinatie teniet doen (13) . De combinatie van systematische vaccinatie en screening is de meest efficiënte manier is om baarmoederhalskanker te voorkomen, op te sporen en vroegtijdig te behandelen.
Het advies van de Hoge Gezondheidsraad hierover ondersteunt deze stelling. De Hoge Gezondheidsraad stelt dat bij de introductie van HPV-vaccinatie de baarmoederhalsscreening van niet-gevaccineerde vrouwen, maar ook van gevaccineerde vrouwen verder moet worden geïmplementeerd. De raad beveelt dringend aan om de baarmoederhalsscreening op een systematische wijze te organiseren volgens de Europese aanbevelingen en die van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) (14) .
De Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie formuleerde het volgende gelijklopende standpunt : « Een HPV-vaccinatieprogramma moet doordacht georganiseerd worden met een werkzame registratie en een koppeling naar het register van de cervixscreening. Ook na HPV vaccinatie blijft screening noodzakelijk. Het screeningbeleid na HPV vaccinatie moet gespecifieerd worden. » (15) .
De Stichting tegen Kanker stelt dat er teveel vrouwen zijn die geen uitstrijkje laten nemen, terwijl er ook veel vrouwen zijn die het onderzoek te vaak ondergaan. De stichting pleit voor een systematische screening van baarmoederhalskanker.
De indieners vragen daarom aan de regering om de screeningsgraad voor baarmoederhalskanker te optimaliseren door het opzetten van een systematische baarmoederhalsscreening, naar analogie met de borstkankerscreening. De voordelen van een systematische screening zijn duidelijk : doelmatigere organisatie van de screening, systematische kwaliteitscontrole, verlaging van de kans op « vals positieve » resultaten, met nutteloze invasieve onderzoeken en ongerustheid bij de vrouw als gevolg, en het bereiken van alle betrokken vrouwen op een gelijke wijze. Voor de uitwerking van dit programma moet zij een specifieke werkgroep oprichten in de schoot van het RIZIV en de nodige studies laten uitvoeren.
Zoals reeds vermeld wordt het budget voor een veralgemeende HPV vaccinatie voor alle twaalfjarige meisjes door het KCE berekend op 24 miljoen euro per jaar. Een deel van dit bedrag kan gerecupereerd worden door het beter organiseren van de screening van baarmoederhalskanker, die ongeveer 50 miljoen euro per jaar kost (16) .
Een systematische screening heeft ook belang voor het verdere farmacologisch onderzoek van het vaccin, waar de makers ervan heel wat baat bij hebben. Verder onderzoek is immers nodig naar de beschermingsduur, de kruisreacties ten aanzien van types die niet in het vaccin zitten, de werkzaamheid bij vrouwen met veel seksuele partners. Wij vragen de federale regering daarom om een deel van de kosten van de veralgemeende screening door te rekenen aan de producenten van de vaccins.
Ook andere actoren (producenten voor de screeningsmiddelen, labo's ...) kunnen financieel aangesproken worden in het geval van de realisatie van een systematische screening.
Jongeren hebben recht op zorg, dat geldt zeker ook voor preventieve zorg. Alles wat dat belet (administratie, financiële perikelen, ...) of bemoeilijkt dient vermeden te worden. Jongeren hebben recht op informatie over de zorg die aan hen verstrekt wordt. Daarom vragen de indieners aan de regering om er bij de Gemeenschappen op aan te dringen niet enkel de ouders en scholen maar ook de jongeren zelf te informeren over de betekenis en het belang van de preventieve handelingen inzake baarmoederhalskanker en rekening te houden met hun inbreng ter zake. Uit een uitgebreide studie in Vlaanderen blijkt dat de vaccinatiegraad van jongeren vrij goed is maar dat slechts 32 % van de jongeren (2e jaar secundair onderwijs) beschikt over alle vaccinatiegegevens tegen mazelen-bof-rode hond, hepatitis B en meningokokken C. Dit zijn de drie inentingen die zij de voorbije 4 jaren aangeboden kregen. Wanneer de gegevens van de Centra voor Leerlingenbegeleiding hieraan worden toegevoegd, beschikken nog steeds slechts 58,1 % van de jongeren over een bewijs van deze drie vaccinaties. Van 7 % van de jongeren werd geen enkel spoor van vaccinaties teruggevonden. Toch wordt deze leeftijdsgroep vrij goed bereikt voor vaccinatie. De familiale situatie en werksituatie van de ouders blijkt een significante impact te hebben op het documenteren van de vaccinaties. Jongeren van gescheiden ouders, jongeren met een alleenstaande ouder, jongeren met ouders van buiten de EU, en jongeren met een werkzoekende of deeltijds werkende vader blijken minder te beschikken over vaccinatiegegevens (17) .
Een centraal elektronisch registratiesysteem, zoals Vaccinnet, kan dit gevoelig verbeteren. De indieners pleiten voor een versnelde en ruime toepassing van dergelijke systemen. Zo kunnen alle vaccinatoren (bijvoorbeeld Kind en Gezin, huisartsen, kinderartsen, Centra voor Leerlingenbegeleiding, ...) op een eenvoudige manier toezien op een correcte toepassing van het aanbevolen vaccinatieschema en zo de eliminatie van een aantal infectieziekten versnellen.
Ten slotte moet er in het belang van een optimale kankerregistratie een oplossing komen om gegevens van verschillende databanken (Vaccinnet, Kankerregister enz.) met elkaar te verbinden. Het KCE pleit voor één centraal register voor screening en vaccinatie, gekoppeld aan de gegevens van het kankerregister (18) .
Marleen TEMMERMAN. |
De Senaat,
A. vaststellende dat baarmoederhalskanker de op één na belangrijkste doodsoorzaak ten gevolge van kanker (na borstkanker) in Europa is bij vrouwen tussen 15 en 44;
B. vaststellende dat er twee vaccins tegen baarmoederhalskanker op de markt zijn;
C. vaststellende dat een eerste vaccin tegen baarmoederhalskanker Gardasil vanaf 1 november 2007 door de ziekteverzekering terugbetaald wordt aan meisjes tussen 12 en 15 jaar;
D. overwegende dat sensibiliseringscampagnes voor vaccinatie onvoldoende effectief zijn, zeker bij kansarme populaties;
E. vaststellende dat de Hoge Gezondheidsraad in haar advies van 2 mei 2007 zich eveneens positief uitspreekt over een algemene vaccinatie tegen HPV.
F. vaststellende dat de bevoegde ministers van de Gemeenschapsregeringen zich positief uitspreken over een algemeen vaccinatieprogramma bij jongeren;
G. overwegende dat het van groot belang is dat men op het federale niveau snel tot een beleidsstandpunt komt inzake systematische vaccinatie;
H. vaststellende dat de federale staat en de Gemeenschappen op 20 maart 2003 een protocolakkoord hebben afgesloten over de harmonisering van het vaccinatiebeleid;
I. overwegende dat bij vrouwen die gevaccineerd zijn, het nodig blijft om regelmatig een screening voor baarmoederhalskanker uit te voeren;
J. overwegende dat het noodzakelijk is om in een follow-up onderzoek te kunnen nagaan in welke mate en voor welke gevallen het aantal gevallen van baarmoederhalskanker vermindert om de impact correct te kunnen inschatten, een factor van cruciaal belang voor elke preventieve aanpak in de gezondheidszorg;
K. vaststellende dat de screeningsgraad voor baarmoederhalskanker in ons land bij vrouwen tussen 25 en 64 jaar in 2004 hoogstens 72 % bedraagt, met een hoge uitval van vrouwen uit minder kansrijke groepen en met aanwijzingen van overscreening een aantal regio's van ons land;
L. overwegende dat in de huidige context een aantal vrouwen onnodig veel gescreend worden en andere vrouwen niet of te weinig;
M. overwegende dat het onverantwoord is om een systematische vaccinatiecampagne door te voeren zonder dat men over een goed georganiseerd systematisch screeningprogramma beschikt.
Vraagt de regering :
1. de nodige maatregelen te treffen voor het opzetten van een algemeen vaccinatieprogramma voor baarmoederhalskanker op basis van het Protocolakkoord van 20 maart 2003 gesloten tussen de Federale Overheid en de Overheden bedoeld in artikel 128, 130 en 135 van de Grondwet betreffende de harmonisering van het vaccinatiebeleid;
2. de screeningsgraad voor baarmoederhalskanker te optimaliseren door een systematisch screeningsprogramma op te zetten, in samenwerking met de Gemeenschappen;
3. de systematische vaccinatie en screening voor baarmoederhalskanker door een werkgroep in de schoot van het RIZIV te laten voorbereiden en de nodige studies te laten uitvoeren bij het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg;
4. samen te werken met de Gemeenschapsregeringen om jongeren en hun sociaal netwerk actief te betrekken bij de implementatie van deze programma's;
5. te onderzoeken hoe een deel van de kosten van de veralgemeende screening kan worden ten laste genomen door de producenten van de vaccins en andere financieel begunstigden van het invoeren van een systematische aanpak;
6. te onderzoeken of het doelmatig is om ook jongens te vaccineren en of een inhaalprogramma zinvol is voor jongeren boven de leeftijdsgrens van de vaccinatie;
7. naar aanleiding van de instelling van een vaccinatieprogramma de terugbetalingsbasis van de vaccins te heronderhandelen met de producenten om de uitgaven voor de publieke instanties en de patiënt te verlagen;
8. de getroffen maatregelen regelmatig te laten toetsen op hun bijdrage aan het bestrijden van socio-economische gezondheidsongelijkheden;
9. voor de uitvoering van de punten 1 tot 8 van deze resolutie zo spoedig mogelijk de noodzakelijke maatregelen te nemen.
21 december 2007.
Marleen TEMMERMAN Sabine de BETHUNE Patrik VANKRUNKELSVEN. |
(1) Persbericht Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), HPV vaccinatie beschermt gedeeltelijk tegen baarmoederhalskanker, maar screening blijft uiterst belangrijk, 17 oktober 2007.
(2) Communiqué de presse de Didier Donfut, ministre des Affaires sociales et de la Santé publique et de Marie Arena ministre-Présidente de la Communauté française. 6 september 2007.
(3) Hoge Gezondheidsraad, Vaccinatie tegen infecties veroorzaakt door het humaan papillomavirus, publicatie nr. 8204, 02 mei 2007.
(4) Vlaams parlement, Handelingen Commissies 2007-2008, COM005WEL1, 2 oktober 2007.
(5) Idem voetnoot 1.
(6) Protocolakkoord van 20 maart 2003gesloten tussen de Federale Overheid en de Overheden bedoeld in artikel 128, 130 en 135 van de Grondwet betreffende de harmonisering van het vaccinatiebeleid.
(7) Persbericht Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), HPV vaccinatie beschermt gedeeltelijk tegen baarmoederhalskanker, maar screening blijft uiterst belangrijk, 17/10/2007.
(8) KWF Kankerbestrijding, persbericht 1 augustus 2007.
(9) Bronnen : WVVH, Aanbevelingen voor een goede medische praktijkvoering, Cervixkankerscreening, 2002/03; Universitaire Huisartsen Groepspraktijk, UGP Leuven, patiënt info, seksualiteit.
(10) We moeten er rekening mee houden dat de Gezondheidsenquête in vergelijking met de terugbetalingsgegevens van de verzekeringsinstellingen een overschatting geeft van de screeningsgraad. Op basis van de laatste gegevens bedroeg de screeningsgraad voor vrouwen tussen 25 en 64 jaar in 2000 59 %, dit is 11 % minder dan wat we noteerden in de Gezondheidsenquête 2001.
(11) Bron, De Maeseneer, Jan, Ongezonde sociale verschillen : een verkenning, Colloquium Jaarboek Armoede 2007, Universiteit Antwerpen, 4 december 2007.
(12) Hulstaert F, Arbyn M, Huybrechts M, Vinck I, Puddu M and Ramaekers D, Baarmoederhalskankerscreening en testen op Human Papillomavirus (HPV), KCE reports 38A, studie nr : 2005-13.
(13) Thiry N, Lambert M-L, Cleemput I, Huybrechts M, Neyt M, Hulstaert F and De Laet C, HPV Vaccinatie ter Preventie van Baarmoederhalskanker in België : Health Technology Assessment, KCE reports 64A, Sudie nr : 2007-13.
(14) Zie in dit verband ook : Vlaamse Gezondheidsraad, Advies over de preventie van baarmoederhalskanker, 2006. Zie ook de werkzaamheden van de Vlaamse werkgroep baarmoederhalskankeropsporing.
(15) Commissie cervixcarcinoom VVOG, Standpunt van de Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie inzake preventie van baarmoederhalskanker.
(16) Persbericht Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). HPV vaccinatie beschermt gedeeltelijk tegen baarmoederhalskanker, maar screening blijft uiterst belangrijk, 17 oktober 2007.
(17) Studie van de vaccinatiegraad bij jonge kinderen en adolescenten in Vlaanderen in 2005, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, uitvoerders : Centrum voor de Evaluatie van Vaccinaties, Epidemiologie en Sociale Geneeskunde, Universiteit Antwerpen; Dienst Jeugdgezondheidszorg, Departement Maatschappelijke Gezondheidszorg, Katholieke Universiteit Leuven; Maatschappelijke Gezondheidszorg, Vrije Universiteit Brussel, maart 2006.
(18) Persbericht Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE), HPV vaccinatie beschermt gedeeltelijk tegen baarmoederhalskanker, maar screening blijft uiterst belangrijk, 17 oktober 2007.