3-1517/1

3-1517/1

Belgische Senaat

ZITTING 2006-2007

25 APRIL 2007


« BRIC » (Brazilië, Rusland, India en China)


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR

DE HEER WILLE EN MEVROUW ZRIHEN


INHOUD

  • I. INLEIDING
  • II. HOORZITTINGEN
  • II.1. China
  • II.1.1. Inleiding van de heer Wille
  • II.1.2. Inleiding van mevr. Zrihen
  • II.1.3. Uiteenzetting van de heer Sean Dougherty, economist, China Desk OESO, Economics Department
  • II.1.4. Uiteenzetting van mevr. Tanya Cox, Human Rights Watch, EU-Advocacy Coordinator
  • II.1.5. Uiteenzetting van mevr. Zhang Qiyue, ambassadeur van de Volksrepubliek China
  • II.1.6. Gedachtewisseling
  • II.2. Rusland
  • II.2.1. Uiteenzetting van de heer Vadim Loukov. ambassadeur van de Russische Federatie
  • II.2.2. Uiteenzetting van mevr. Nina Bashkatov, onafhankelijke journaliste en uitgeefster van www.russia-eurasia.net
  • II.2.3. Uiteenzetting van mevr. Aude Merlin, titularis van de cursus « La Chine et la Russie dans le vingtième siècle », ULB
  • II.2.4. Gedachtewisseling
  • II.3. Indië
  • II.3.1. Uiteenzetting van de heer Dipak Chatterjee, ambassadeur van de Republiek India
  • II.3.2. Uiteenzetting van de Wouter Vandenhol, houder Leerstoel « Kinderrechten », Universiteit Antwerpen
  • II.3.3. Uiteenzitting van de heer Marc Cogen, professor internationaal recht, Universiteit Gent
  • II.3.4. Uiteenzetting van de heer Peter Van Wonterghem, onderzoeker, Jawarhrlal Nehru Universiteit (JNU), New Delhi
  • II.3.5. Uiteenzitting van de heer Lars Jacobsen, senior regional manager, ING
  • II.3.6. Uiteenzitting van de heer Raneel De Wilde, chairman, AMI India Logistics
  • II.3.7. Gedachtewisseling
  • II.4. Brazilië
  • II.4.1. Uiteenzetting van de heer Jean-Paul Marthoz, adviseur bij het tijdschrift « Enjeux internationaux »
  • II.4.2. Uiteenzetting van de heer Koen Warmenbol, coördinator Latijns-Amerika, 11.11.11./Vlaamse Noord-Zuidbeweging
  • II.4.3. Gedachtewisseling
  • III. CONCLUSIES VAN DE HEER WILLE EN MEVROUW ZRIHEN, RAPPORTEURS
  • III.1. Voorstelling
  • III.2. Brazilië, Rusland, India, China : gtoomachten ?
  • III.2.1. Brazilië
  • III.2.2. Rusland
  • III.2.3. China
  • III.2.4. India
  • III.3. India-China: de wedloop tussen twee zwaargewichten
  • III.4. Overwegingen
  • IV. VOORSTEL VAN AANBEVELINGEN
  • V. STEMMINGEN

  • I. INLEIDING

    Op 21 maart 2006 besliste de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdeding om over te gaan tot een grondige studie van de vier nieuwe grootmachten (Brazilië, Rusland, India en China) om er nadien een vergelijkende studie van te maken. Een degelijk werkstuk kan een wezenlijke bijdrage leveren in de houding van België ten aanzien van deze vier landen.

    De econoom Jim O'Neill is de bedenken van hte letterwoord BRIC : « The four countries whose economic potential is such that they may become among the four most dominant economies by the year 2050. The thesis was proposed by J. O'Neill, global economist at Goldman Sachs. The coalition would encompass over forty percent of the world's population and hold a combined GDP of 12.14 trillion dollars. On almost every scale, it would be the largest entity on the global stage. »

    Gelet op de economische groei en de talrijke maatschappelijke veranderingen in de vier BRIC-landen, lijkt het in het kader van de mondialisering van groot belang een duidelijk beeld te verkrijgen van deze evolutie. Steeds bereiken ons tegenstrijdige berichten over de groei van de landen en de implicaties die deze teweegbrengen in onze contreien. De opgang van de landen is reeds enige tijd aan de gang doch steeds meer worden we er direct mee geconfronteerd in het Westen. Het meest voor de hand liggende voorbeeld is China. De vrees voor hun textiel, de discussie over de intellectuele eigendomsrechten of de migratie van Chinezen naar Europa ... het zijn slechts enkele aspecten die de revue passeren. Ook voor de drie overige landen zijn dit ongetwijfeld fenomenen die zich in de volgende jaren zullen voordoen.

    Om een beter inzicht te verwerven in deze thematiek lijkt het dan ook aangewezen een inhoudelijk diepgaande studie te verrichten.

    De commissie zal achtereenvolgens China, Rusland, India en Brazilië behandelen om niet alleen analyses te maken en daaraan eventuele politieke resoluties of aanbevelingen te koppelen, maar ook vergelijkende elementen in te brengen en, op basis van een aantal gevoeligheden, vergelijkende conclusies te trekken. De commissie zal een evaluatie maken van de duurzame ontwikkeling in deze vier landen ondermeer over de kwaliteit van het milieubeleid. De commissie zal de kansen voor duurzame ontwikkeling in al zijn aspecten proberen in te schatten.

    De commissie heeft eerst een viertal hoorzittingen gehouden. Deze hoorzittingen vonden plaats op 9 mei 2006 (China), 7 november 2006 (Rusland), 27 februari 2007 (India) en 27 maart 2007 (Brazilië).

    Nadien, op 24 en 25 april 2007, heeft de commissie de conclusies van de rapporteurs en de aanbevelingen besproken.

    II. HOORZITTINGEN


    II.1. CHINA

    Hoorzitting met :

    — H.Exc. mevrouw Zhang Qiyue, Ambassadeur van de Volksrepubliek China;

    — mevrouw Tanya Cox, Human Rights Watch, EU-Advocacy Coordinator;

    — de heer Sean Dougherty, economist, China Desk OESO, Economics Department;

    — de heer Ruddy Doom, hoogleraar, Vakgroep « Studie van de Derde Wereld ».


    1. Inleiding van de heer Wille

    Onze doelstelling is te komen tot een vergelijkende studie over vier landen waarvan we aannemen dat ze over 30 jaar ongeveer de helft van de economic power van de wereld zullen uitmaken.

    Voor de bilaterale betrekkingen van een land als België, dat toch aanwezig is in verschillende internationale organen, is het belangrijk om de kwaliteit, de aard en de complexiteit van die groei proberen te begrijpen en om de dynamiek en de eventuele gevolgen voor ons eigen land en de structuren waarin we actief zijn, goed in te schatten. De heer Wille heeft voor de Raad van Europa een verslag heb uitgebracht over de economische situatie in de Volksrepubliek China. Dat rapport heeft zijn weg afgelegd en is, op twee stemmen na, door de Raad van Europa unaniem goedgekeurd. Echter, ook nog andere dan de economische aspecten zijn van belang, zoals de rule of law, de mensenrechten, de specifieke problemen in de verschillende regio's, de evolutie van het bevolkingsbeleid, de landbouw en het onevenwicht tussen de grote landen.

    China is een economic power (in absolute cijfers) en tegelijkertijd een land in ontwikkeling (in cijfers per capita). De grote uitdagingen voor dat land zijn dus groot.

    China huisvest 21 % van de wereldbevolking, maar heeft slechts 7 % van het arable land en 7 % van de waterreserves, problemen die nog worden versterkt door de politiek van het verleden. Ongeacht de verdienste van de grote leiders die het land op het spoor van de groei hebben gezet, heeft de stelling van Deng Xiao Ping « No matter the colour of the cat, as long as it catches the mice » grote gevolgen gehad, onder meer op het vlak van milieupolitiek.

    Intussen heeft de Volksrepubliek een moedige milieupolitiek gevolgd, maar de gemiddelde levensduur van de bevolking kan, ondanks de professionele waterzuivering en waterdistributie, per regio tot vijftien jaar verschillen en in de grote provincies met 100 miljoen inwoners gaat vaak tot 13 % van het BNP verloren ingevolge correcties van de politiek van het verleden.

    Daartegenover staat de ontwikkeling op korte termijn. Zo toont het jongste vijfjarenplan, aan de hand van indrukwekkende cijfers, aan hoe men op het vlak van milieu te werk wil gaan.

    Wat de bevolking betreft is een van de vragen of de Volksrepubliek het systeem van de family planning — wat critici the one child policy noemen — zal blijven volgen of zal overgaan tot heroriënteringen op dat vlak. Daarbij dient ook rekening te worden gehouden met de grote migratiebewegingen binnen China zelf, die massaler zijn dan de migratiebeweging in onze contreien.

    Iedereen weet dat er grote verschillen zijn in levenskwaliteit tussen het platteland en de enorme steden. Het laatste plan toont hoe sterk ook de leiding van het land zich bewust is geworden dat een fundamentele en drastische heroriëntering, die ook aan het platteland gelijke kansen biedt op het vlak van onderwijs en gezondheidszorg, absoluut noodzakelijk is om de ongelijkheden weg te werken.

    Na de hervormingen inzake landbouw en de privatisering van de staatsbedrijven, zal de derde grote ontwikkeling zich op financieel vlak situeren. Een verdere ontwikkeling en groei zijn immers slechts mogelijk als er ook financiële hervormingen komen. Zo is de link met de US dollar nu vervangen door een basket en geldt voor de banken de benchmarking. Een van de basisdiscussies gaat over de munt en de invloed ervan op onze economieën. Indien de Volksrepubliek bij de vorige wereldcrisis was ingegaan op de zeer sterke druk vanuit de Verenigde Staten en Europa om haar munt al op dat ogenblik grondig te revalueren, dan zou dat een catastrofale invloed hebben gehad op heel Zuidoost-Azië. Nu is er opnieuw druk en waarschijnlijk is de munt inderdaad ondergewaardeerd. De Volksrepubliek is intussen lid van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en iedereen kent wel de problematiek van het protectionisme tegen de invoer van Chinese producten.


    2. Inleiding van mevrouw Zrihen

    De commissie moet vooral aandacht schenken aan de aspecten energie en milieu, evenals aan de WTO.

    De commissie mag uiteraard geen patstelling teweegbrengen over belangrijke aangelegenheden als mensenrechten en de situatie van minderheden in de betrokken landen, maar moet nagaan hoe we kunnen bijdragen tot het behoud van een economisch, sociaal en politiek evenwicht in de wereld.


    3. Uiteenzetting van de heer Sean Dougherty, economist, China Desk OESO, Economics Department

    The Organisation of Economic Co-operation and Development has recently undertaken its first economic survey of China, in co-operation with Chinese authorities, principally the National Reform and Development Commission, but also with a whole range of institutions across the Chinese government. This differs from other reports that the OECD has made on China, many of which have been undertaken over the past 10 years but we often done on a much more unofficial and informal basis.

    This Economic Survey is something the OECD does for its member countries every two years. This is the first time that one has been undertaken for a non-member. China. This was done on an official basis. At the conclusion of the report Chinese officials and delegations from several different agencies at the Deputy minister level came to Paris to discuss it with our member countries. The work undertaken over about 18 months involved about 360 man days in China and a considerable amount of empirical analysis of economic data in co-operation with the statistical authorities in China.

    OECD's assessments as well as the principle recommendations were made to the Chinese Government and received substantial buy-in from the Chinese authorities. While the report itself is issued under the authority of the OECD's secretary general it went through a similar process that member countries go through. This means the OECD responded to any of the comments received from both member countries as well as from the Chinese authorities. This regarded not just facts but policy recommendations also.

    The OECD determined to be at the roots of the recent very impressive economic performance essentially involved three major areas. The first is accumulation of capital, the second is rapid deregulation and the third is profound restructuring.

    These have all led to very impressive economic growth of about 10 % per year over the past 20 years. This was only 9.5 % until last year when the national accounts were revised following the economic census which was undertaken with final results released in December.

    Despite China's very large economic scale which is now fourth largest in the world at market exchange rate it is second largest at purchasing power parity. It's per capita income still remains quite low despite their very rapid rate of increase.

    Capital accumulation, the first major driver behind the impressive economic performance manifests itself in a couple of ways. First human capital accumulation has been extremely rapid. Schooling has affected the workforce enormously. Entrants to the workforce now have about three times more schooling than those who are exiting the workforce. This is a profound transformation which is taking place and will continue to take place for some time.

    Visible capital is perhaps the more direct and obvious driver of economic growth and this is essentially transforming China from a situation where it has very low capital per worker to one where it will eventually catch up with much of the OECD, at least if it follows current trends.

    Visible capital is increasing by over 10 % per year, this promotes labour productivity at a very rapid pace. This is supported by a very high rate of savings. Much of it is driven by household saving rates which are based on a demographic shift which has occurred since the late 1970's and has essentially put a much larger share of its population at peak working age, where they tend to save at much higher rates. This only explains about half of the very high savings rates.

    Much of the remaining higher savings rates can be explained by high retained earnings in the business sector. This reflects some of the weaknesses in the financial system which does not allow those earnings to be re-circulated and to encourage businesses to save for future investments. Another important explanatory factor for the high saving rates is a very prudent government fiscal policy which does not take out very large deficits and which allows that capital to be used elsewhere in the economy.

    The second major force behind the very rapid growth is deregulation. This has involved everything from prices to ownership. Prices have moved from being almost entirely state controlled around the late 1970's to a profound shift in the 1990's towards a market-based pricing of goods in the economy.

    Today, about 90 % of transactions in the economy are occurring at market prices. This is setting the stage for a much more efficient and well balanced growth. It does not happen over night and ownership is perhaps even more important in terms of creating the proper incentives for growth. Here in fact a profound transformation has been seen over a shorter period.

    About 200,000 individual enterprises, were analysed over a period of 5 years in co-operation with the National Statistical Bureau in China. It was found that shareholder ownership was already over 50 % in the private sector in 1998 and it has moved quite rapidly upwards since then. It is estimated that the share of the economy in the private sector is well over two-thirds today. This is a huge transformation of an economy which was entirely in the public sector only 25 years ago.

    Individual performances of enterprises were also looked at. It was found that the private enterprises were substantially more productive than those in the public sector. This transfer of the share of ownership into the private sector has had a profound impact on the overall productivity of the economy and is enhancing growth potential.

    However a number of sectors remain which are still substantially dominated by the state. These include sectors with high profit rates such as petroleum and tobacco. Key service sectors, including the banking sector are still substantially controlled by the state although there have been some important shifts over the past couple of years here.

    Supporting this privatisation has led to a large increase in jobs. This is the motivation for the ideological shift which has allowed this transformation to happen. Almost all of the job creation that occurred over the past 5 years has essentially been in the private sector. The state sector has been continually downsizing over this period. The rate of job destruction has not been experienced in any other OECD economy. This is creating social tension in China but is also allowing the economy to undergo quite a dramatic transformation. This restructuring is not just happening between sectors but is also happening between rural and urban areas. The ongoing process of migration to urban areas has put a lot of strains on the urban infrastructure.

    What are the main challenges, given these overall driving forces for growth ? There are three major areas, firstly financial and monetary challenges, secondly the regulatory framework and thirdly constraints to organisations.

    In terms of monitoring and financial policies, financial policy and financial reform has substantially lagged behind reforms in the real economy. Market based instruments have been avoided for quite some time. This has caused difficulty in terms of managing the rates of loan growths as well as the rapid rates of investment which have been difficult when they have exceeded levels which were thought to be sustainable.

    They have been met with administrative methods which don't allow the kind of market-based allocation which would be preferable. However, there has been some shift towards using more market-based approaches. Other measures are much more important for controlling the current pace of lending.

    A lot of the difficulty in terms of using market-based measures in the monetary area is constrained by an exchange rate policy, which is gradually liberalising, but is extremely concerned with keeping the exchange rate to the dollar relatively fixed with a very slow rate of appreciation. This ongoing process requires a whole range of institutions to manage it if they want to move towards a more flexible exchange rate policy. This would require various types of derivative markets as well as exchange rate markets, many of these are being developed. Progress is being made.

    In terms of financial policies the banking system is one of the reasons why exchange rate policy has not moved so quickly. Capital markets as well as the banking system reforms have been much slower to reform than ownership.

    There has been an over reliance on bank financing in the economy. China relies about twice as much on bank financing than most other OECD economies. This is because there is not as much access to capital markets, particularly for private enterprises.

    The ratio of the tradable share of the stock exchange to GDP is less than 10 % which is very small. There are a lot of shares which are held up in non-tradable shares. Access of new private companies to the markets is still quite constrained and there have been very few new listings. Bond markets are also underdeveloped with only about 1 % of GDP in corporate bond markets.

    In terms of the Regulatory framework, this is another important area, which has limited the extent to which the private sector can flourish. As China moves from a planned economy which is substantiated in the state sector towards a more market-based economy it has rapidly adopted a whole range of laws and statutes that often resemble statues seen in many OECD economies. These cover everything from corporate law to bankruptcy to competition policy and basic regulatory and business frameworks. However, a number of these laws were lacking until quite recently and have only recently been reformed. The Corporate Law, first introduced in 1994, has just been substantially revised allowing smaller firms to expand into the Corporate form much more easily.

    Bankruptcy was only on the provisional form in the late 1980's, it is in its final form in terms of being revised and of being more broadly applicable to the sector but it still is not fully mature.

    Competition policy has been weak over quite a long period. There were some fears of regional balkanisation which appear to have been overcome through a quite aggressive approach from the government in trying to reduce interregional barriers to trade. This has stimulated quite a lot of competition.

    A key area which still needs to be developed is to make these statutory laws enforceable in practice. The enforcement of particular laws, particularly in the area of intellectual property rates has been quite weak, a lot of effort has been invested but this will take some time. It is an issue that even domestic companies complain about, as a barrier to growth. The Chinese government recognises this. It is something which is difficult and is intertwined with the whole administrative system in China because a lot of the problems come about because local governments are unwilling to enforce judgements.

    A recommendation has been made that more central funding be considered as an intermediate step to try to increase the extent to which these types of laws can be enforced. The IPR is an example of this, it happens in a number of other areas as well, just basic contract enforcement can also be weak in some cases.

    A third point is urbanisation. Urbanisation has happened very rapidly in China. It has been a real driver for a lot of the development in terms of increasing the labour force, as well as keeping wages relatively low.

    This has also been restrained by a number of policies. For a long time there were explicit barriers for rural people to move to cities, these have been phased out but are not fully gone yet. People can now move from the countryside to the cities if they can find a job in the city. However, they often do not have full access to public services such as education and healthcare and insurance for their children as well as for themselves.

    This lack of public services is not entirely a matter of central government policy but has a lot to do with the way the fiscal system is structured. Cities do not have enough funding to cover all of these responsibilities. The OECD has made another report, subsequent to this Economic Survey, which focuses specifically on the issue of public finances and how education policies and other public financial transfers can be enhanced to increase the capacity of local governments to carry out these kinds of duties.

    Another interesting issue is the issue of land rights. There has been a profound shift in terms of the constitutional amendment to recognise private property in 2004. This has been held up without a statutory law to support it. It is just a constitutional amendment, there are very few direct challenges to the constitution in China. There have been a couple of recent examples where there has been successful challenges. However, the recent legislation that would have enforced land rights was held up in the recent National Peoples Congress but hopefully it will be passed sometime in the near future. This is really a fundamental issue in terms of looking at the incentives in a market economy to really protect the private property rights. In the rural areas migrants are often very hesitant to move off their land because they don't have the full rights to be able to transfer it to other people, and to be able to use the capital from the land in more productive ways and to move to the cities permanently.

    A challenge which may cause problems in China's future is ageing. China's benefit is substantiating in terms of its rise and its household savings rates through a very rapid decrease in its dependency ratio or the share of its workforce which is at peak working age. However this very rapid increase in its workforce will also be met with a very rapid decrease in the near future. Essentially because of demographics, the Chinese baby boom will also potentially lower saving rates in the future.

    However, there is comforting evidence. Recent micro evidence suggests that Chinese people tend to save quite a lot even as they go into retirement. The savings rate may not decline as much as it would otherwise given previous experience.

    The overall assessment is that this very rapid pace of economic growth is likely to continue for some time. The basic policy framework is present, the pace of reform is astounding and if the authorities are able to sustain it, China should increase the lot of a very large part of the world population as well as the remaining poor very rapidly.


    4. Uiteenzetting van Mevr. Tanya Cox, Human Rights Watch, EU-Advocacy Coordinator

    For many years the International Community has argued that investment in China will lead to the rise of a middle class and that this middle class will demand more respect for the rule of law and better protection for human rights. Some progress has been seen but the disparities between the rich and the poor and between the urban and rural population are growing.

    While China is being seen as an important economical partner it is also crucial to remember that China systematically violates the human rights of its people. China is a one-party state which is extremely repressive, for example it controls internet rights, it bans trade unions, it represses minority rights such as those of the Tibetans and there is no independent judiciary.

    Under President Hu Jintao these violations of human rights have increased significantly. There is an increase in protests from workers, farmers, people evicted from their homes, victims of police abuse, HIV activists and so on. One of Human Rights Watches key concerns remains the massacre in Tiananmen Square in 1989. Why is this still a concern ? It is because the Chinese communist party still refuses to publish any information about the number of people killed, injured, disappeared, arrested. Relatives are not allow to mourn in public. There really is no information about what happened on that day.

    The EU in response to this massacre put in place an arms embargo on China although some EU member states would like to see it lifted, as would China.

    We are in favour of keeping it in place until certain conditions have been met. We need full information about what happened that day and an independent investigation into what happened as well as accountability for the army shooting at civilians. We would ask you not to let business interests come before the respective human rights.

    Four particular areas of concern will be looked at, because they are very key in the situation that is being seen today in a rising economy. The first is freedom of expression, for example the internet and religious repression. The second is HIV aids. The third is the issue of forced evictions which is linked to urbanisation. The fourth is China's role on the international stage, its foreign policy.

    Firstly, freedom of expression: concerning the internet China is creating today what is called the great firewall of China. There is a system of huge controls on the internet and its use, access to information is extremely limited and there are sophisticated filters. If you set up your own website you have personal liability for its content. Internet café users need to present ID in order to use the internet, they are given a user number which enables the Chinese authorities to track the sites been looked at.

    Global internet companies such as Google and Yahoo have been submitted to considerable pressure, have succumbed to this pressure and are now complicit in the ongoing repression. Google argue that you need to abide by the rules of the country you are operating in. This is not true.

    Over 50 people are in jail for using the internet for peaceful expression. It is not just the internet, it is also for e-mail and sms. This is going to create two internets, one internet for open societies and one for closed societies. The notion of worldwide web collapses. Instead a virtual iron curtain is being put in place.

    The second problem linked to this is that China is already exporting the technology that it uses to monitor the internet to other repressive countries like Zimbabwe. It is necessary for all private companies to start standing up to this pressure from China. Total freedom of information should be insisted upon.

    There is also considerable repression in the media. Chinese journalists not affiliated with official media outlets need a licence, to get it they must attend classes, they must pass an exam and they must submit a paper on ideology. People working for foreign journalists or papers run considerable risks, journalists have been put in jail, newspapers have been closed down. China should be urged to amend its criminal laws and national security laws so that they conform with international standards and they allow peaceful expressions of points of views, political or otherwise.

    China should be urged to stop jailing journalists, editors, internet users, to stop closing down the newspapers, journals, magazines and above all to remove restrictions from the internet.

    Moving unto religious repression, China's regulation on religious affairs came into effect in March 2005. They claim that this is a significant step forward in protecting Chinese citizens » religious freedoms. But in actual fact what is being seeing on the ground is that local officials continue to detain religious believers, to arrest them, and to repress religious activities, often arbitrarily. Children under a certain age are not allowed to receive religious education. There is a long list of activities which cannot take place without a special permission.

    All congregations, mosques, temples, churches, monasteries must be registered to be legal. If a group does not register it is not legal and can be closed down. However, if they do register they are exposed to considerable and severe monitoring and vetting. One of the key concerns regarding these regulations is that they are quite vague, intentionally so. One of the significant problems with this is that this arbitrary is literally written into the text of the regulations. Many of the terms used are undefined. They say « normal religious activities are permitted ». But what is a normal religious activity ?

    China only allows five belief systems: Buddhism, Deism, Islam, Catholicism and Protestantism. What about Judaism and the Orthodox Church ? Are these not normal religions ?

    We would ask that China respect International Law. China has signed, the International Covenant on Civil and Political Rights (ICCPR). When such a document has been signed it should be respected and this includes freedom of religion. Freedom of religion is not a right that should be granted by the state, but on the contrary the state should be protecting this right.

    We would urge China to release all religious prisoners from any form of detention. China argues that no person is incarcerated for their religious beliefs but only for breaking the law. This is a fiction.

    We would also urge China to stop using non-judicial methods of holding people for years in for example re-education through labour. One group particularly affected by this is the Falun Gong.

    We would urge China to adopt laws to ensure free and fair trial standards when trying those accused of crimes associated with religious beliefs.

    China faces, what could be the largest AIDS epidemic in the world. The country is showing growing awareness of the epidemic and the need to confront it. China is increasingly tolerant of NGO's who are working in this domain. A growing realisation is that NGO's have a lot to offer, they can reach far flung areas and they raise awareness.

    However, AIDS activists still face obstacles, and severe harassment. Regulations have meant that activists can not necessarily register their organisations or raise funds. The censorship on the internet is a big restriction in this domain, this is where a lot of people get their information on AIDS. Activists who try to raise media awareness about the problem of AIDS are particularly subjected to harassment.

    We would ask European governments, the Belgian government and of course China to remove these regulations especially concerning the operation of NGO's. We would ask China to prohibit discrimination against those with HIV AIDS and to cease detaining or to release those who have already been detained for advocating access to treatment and care.

    The third issue of forced evictions is closely linked to urbanisation. China is trying to modernise rapidly. In the process of modernising it needs land. Therefore, Chinese authorities are forcefully evicting hundreds of thousands of homeowners in cities, without due process and without proper compensation. The evicted residents and activists supporting them have taken to the streets to protest. They are facing considerable repression from the police. This is also happening in rural areas, farmers are objecting to the fact that community land, which is communally held is being sold. There is also an issue of how the farmers should be represented because it is communally held land.

    With the World Expo coming up in 2010 and the Olympics in 2008 a substantial rise is being seen in these forced evictions and we are very concerned about what will happen to the people once they have been evicted.

    We would urge China to implement legal reform. There has been a constitutional amendment to try to protect property rights and this is very welcome. This now needs to be incorporated into legislation. Unfortunately the Courts of Law can not enforce the constitution. The Court offers very little protection for those who have been evicted. The issue of compensation should also be addressed.

    China is becoming increasingly active. China is an incredibly important player on the world stage. One thing to note is that China believes in a policy of non-interference in other countries affairs. It trades and invests without regard to the human rights record of a particular country.

    This has an effect on Western policy. As Western governments are trying to use economic methods to improve human rights records in other countries if China then goes in to fill the gap this reduces the effect of Western methods. De-facto support for repressive governments is being seen.

    China's investments in Sudan's oil fields has given a huge funding to the Sudanese government. This has helped finance the militia. The militia together with the government is responsible for killing hundreds of thousands of people and for displacing over 2 million. Some of the funds coming from Chinese investment are used to buy arms.

    China is known for blocking independent UN investigations into countries. China was one of the countries responsible for blocking meaningful sanctions against Sudan. Burma is another example. China is Burma's largest investor and supplier of economic and military aid and it is a big supporter of the military junta.

    China failed to back the International Communities call for an international, independent investigation into what happened in Uzbekistan after the Andijon massacre in May 2005. On the contrary it greeted the Uzbek president days later with a 21-gun salute. China has qualified Andijon as a terrorist plot. This is false and we know it is false because we have been there and we have investigated this ourselves.

    Progress has been made, including on the human rights front. Now the term « human rights » is part of the daily vocabulary in China. China is willing to engage in human rights issues. It takes part in the EU human rights dialogue. However concerns remain on many fronts. We would urge Belgium not to put economic interest before the protection of human rights. There is a vital need to uphold international human rights standards and to put pressure on fellow EU member states to do so too.


    5. Uiteenzetting van mevr. Zhang Qiyue, ambassadeur van de Volksrepubliek China

    The fact that the Foreign affairs committee of the Senate is occupied with the matter of China's economic development and China's relations with Belgium itself shows the importance the Senate is attaching to Belgium and China's relationships. This year is the 35th anniversary of an establishment of diplomatic relations between the two countries.

    China is now in the news everyday. On the one hand there are politicians and statesmen who have a lot on in-depth international affairs. There are experts like Mr. Dougherty and Mr. Paul Wille who know more about China and who have more statistics and data about China than I do.

    I have been the Chinese ambassador for one year and four months and I have been talking to ordinary people around Belgium. Many Europeans and many Belgians do not know very much about China. Most Belgians when they started school learned about China through the adventures of Tintin (Ding Ding). The pictures, depicted in Tintin adventures, are really not the Chinese that you will meet today.

    To the ordinary Belgians the Chinese people are still quite unknown, are still very far away. In French when something is strange or difficult you say « C'est du chinois ». There is quite a big wall between the ordinary Chinese and Belgians. There are also people who refuse to learn about China and to understand about China and who are still in the state of mind of a cold-war period.

    Three points will be looked at concerning the China of today. The first point is that China has been going through profound and fundamental reform over the past 28 years. It must be stressed that this reform is not only economic reform, it is all around reform. This has brought about profound social changes, including political changes.

    This fact has been neglected by many. Over the past 28 years, since China adopted the policy of reform and opening up China has managed to replace the traditionally centrally planned economic system with a market economic system. Since market economy is characterised by division of labour, commodity exchanges between different owners and a dynamic non-public economic sector China has managed to replace the system featuring unitary public ownership with various forms of ownership. Private ownership is now almost two-thirds.

    The small and medium enterprises account for 99 % of all enterprises. Even with the various kinds of ownership, public ownership still plays a very important role. As a result of these changes China's society today is multi-faceted with the emergence of new social strata and with the private enterprises playing an important role in the economic and social life.

    As the market economy develops the old unitary society has been substituted with a diversified society. The old isolated and closed society has changed into an open society. In the past people could only have one job which they stayed in for their whole lives. Today Chinese people are faced with all kinds of choices. There is free movement from one job to another, from one city to another, from one rural area to another of millions of people.

    China is no longer a monolithic society but multidimensional. This can be seen from the clothing people wear, from the hairstyles people have, from the choices they have for religion, for political rights, for elections, for housing choices, for education, for hospitals and even for the use of internet. There are about one hundred million people who have access to the internet now.

    Such enormous changes have succeeded not only in bringing into full play the personal motivation of each Chinese individual but also in injecting unprecedented dynamism into an Asian society. This cannot be brought about without all around reform, especially political changes. Over the past year China has carried out much work in the building of a socialist democratic system. A lot of progress has been made in China's legislation, in the building and perfecting of its judicial system, in the policy making process and in the governing process and in systems like personnel, grass-root democracy and supervision.

    Over the years China has adopted numerous legislations at every level: at the state level, at the provincial level and at the national peoples » congress level. To the disappointment of some people China is still called a socialist country. We call this « building socialism with Chinese characteristics ». What are the socialist goals ? China feels that the most important thing for its government is to bring about a better life for the people on an economical, social, and political level.

    This is the aim of the country and the main task of the Chinese government. In order to do this China is determined to build a harmonious society characterised by democracy, rule of law, fairness and justice.

    Without this the Chinese government is fully aware that economic growth cannot be sustained and that social growth cannot be stable. China has, after 28 years of high economic growth, entered into a new stage of development. In order to achieve sustainable development China is trying to bring about harmony inside the country and is trying to work together with other countries to achieve peace, stability and development.

    Concerning the human rights developments in China I cannot accept the accusation that China is systematically violating human rights. On the contrary the Chinese government has substantially improved the human rights for Chinese people. There is still room for improvement and not everything is being done in a perfect way.

    China is a country of 1.3 billion people with very poor background, with very poor education and with very poor basic living conditions. If any government wanted to run China they would find it a huge task. It is easy to say to the Chinese government that they have to abide by certain laws. The Chinese government wants to do this but it is not an easy task. China is doing its best although there are many things that government officials are not satisfied with.

    China is still a developing country. It is a country with a great sense of responsibility for the world. China wants to achieve to have world peace and development together with all other countries. China has developed well economically and has created miracles. China has been able to feed 22 % of the world population with only 10 % of the arable land it possesses. Within the shortest span of time China has lifted 250 million people out of poverty. No other country has done this.

    Everyone in China is convinced that there is no other choice but to develop, not only economically but also socially.

    The only purpose for developing is to bring about better living standards for 1.3 billion people. Over the past 28 years, even though the world recognises China's achievement, China's leaders acknowledge that they have only just resolved the issue of feeding and clothing people even though, in terms of GDP, China is now officially the 6th or 7th in the world. In the Chinese situation it has to be remembered that there are 1.3 billion people. This means that China's per capita income is only 1/20th of Belgium today. If this is put in per capita terms than China is around the 100th country. This means that two thirds of the population (almost 900 million) still find themselves in poor rural areas. About 200 million people still live on less than 1 USD per day. The size of the problem China faces must be understood.

    Every year the Chinese government has to find at least 24 million jobs in order to keep the economy going. Per year, even with the policy of birth control, the size of the Belgium population is added to China. So the size of the problem has to be take into account.

    China understands that in order to feed it's population it has no one else to rely on but itself. Over the past 50 years this was the priority was to feed this enormous amount of people. How has China done this ? In 2005 and 2006 China produced 480 million tonne of cereal grain, this is enough to feed all of the Chinese people.

    Even if China was rich enough today to buy everything from the world market there would not be enough. There is only 300 million tonne of cereal available on the world market. The world cannot feed China. The Chinese government is very clear and aware of this. Since the first day of the founding of the new China the ability to feed its people has been its main task.

    Concerning the energy question the world can also not help China. China has to rely on itself. China has increased its import of oil over the past years. China is the number one coal producer exporter in the world. In 2005 China's energy reliance rate was 91.84 %. China is 90 % energy self-sufficient.

    China is still faced with billions of problems, growing gaps between rural and urban areas, environmental problems and social tensions. The government is fully conscious of these problems and is promulgating laws and policies to address this.

    The bilateral relationship between Belgium and China is very important not only for China but for Belgium also. The Chinese government attaches great importance to this relationship. China and Belgium already have 35 years of good relations. Last year China has created a new embassy to Brussels just for bilateral affairs. For China, the importance of Belgium far exceeds the geographical size as well as the population of Belgium. Belgium is an important country for Europe, it is fully behind integration. China feels that a growing EU as a whole is good for world peace and security and it is for this reason that China has attached more importance to Belgium itself.

    There are a number of plans for promoting this relationship in the coming years. A five-year plan has been worked out for cultural exchanges. In the coming years there will be several exhibitions of art and photography. China has been designated as the guest of honour for Europalia in 2009.

    There are several areas where China and Belgium can work together as far as business is concerned, as far as space technology is concerned, as far as student exchange is concerned and so on. Hopefully Belgium will also see the importance of its relationship with China. Belgium will greatly benefit from its relations with China. Over the past years, China while developing itself, has created a lot of opportunities for the world. It has created an immense market for the world. Since China's accession into the WTO China has been importing goods that are worth 500 billion from different parts of the world each year. The total trade volume between Belgium and China had almost come to 10 billion Euro by the end of last year.

    It is more important to have more cultural exchanges, to have more educational exchanges and co-operation so that people really understand each other. There will be a direct flight from Beijing to Brussels by the end of the summer. It will only take 11 hours. Business people will have no excuses for not travelling to China. China is not so far away.


    6. Gedachtewisseling

    De heer Galand herinnert eraan dat Koningin Elisabeth zich enorm heeft ingezet om met name de culturele betrekkingen tussen China en België te bevorderen. Er worden al zeer lang betrekkingen onderhouden tussen ons land en China. Uit het debat zal blijken hoe we die relatie nog hechter kunnen maken.

    De heer Collas vraagt zich af hoe de Chinese groeimarkt de keuze van de energiebronnen zal diversifiëren om aan de groeiende vraag te voldoen. Heeft het land daar een strategie voor klaar ? Welke plannen zijn er in China om elektriciteit te produceren in kerncentrales ? Er werd verwezen naar het enorme belang van steenkool en op de aanzienlijke Chinese export. Hoe kan dat energiebeleid verzoend worden met de milieubelangen ?

    De financiële pers vindt dat de yuan ondergewaardeerd is en dat de pariteit ervan met andere munten niet beantwoordt aan de economische kracht van de Yuan. De ontwikkeling van een land vereist een degelijke financiering. Dat brengt ons bij de rol van de banksector. Zonder degelijke financiering zijn er ook geen degelijke investeringen en vice versa.

    Welke houding zal China aannemen in de Veiligheidsraad ten aanzien van de Brits-Amerikaanse voorstellen over sancties tegen Iran ?

    Wat het binnenlands beleid betreft, vraagt de heer Collas of China overweegt om een godsdienstwet aan te nemen. De vrijheid van godsdienst die in de grondwet is ingeschreven, veronderstelt een beperking van de inmenging van de staat in religieuze aangelegenheden. Hoe zal dit concreet gestalte krijgen ? De scheiding tussen kerk en staat moet duidelijk zijn. Hoe is de relatie met het Vaticaan met betrekking tot de situatie van de christenen in China ?

    De heer Lionel Vandenberghe meent dat alle aspecten, de economische aspecten van de samenleving, de intermenselijke verhoudingen, de volkerenproblematiek en religieuze kwesties hun belang hebben in de relaties tussen landen en volkeren. We kijken met veel bewondering naar de evolutie, soms revolutie, die in China aan de gang is, maar hebben daar ook vragen en bedenkingen bij.

    De heer Vandenberghe verwijst naar het bezoek van de Dalaï Lama aan België. De Dalaï Lama beschikt over een enorm charisma om zijn spirituele boodschap te verspreiden. Zijn redevoeringen zijn zeer spiritueel; de politieke dimensie komt nauwelijks aan bod.Nergens wordt gezegd dat Tibet onafhankelijkheid nastreeft. Spreker heeft dus vragen bij de houding van China tegenover Tibet.

    De eisen van Taiwan zijn ook niet zo revolutionair. Beide landen proberen op een goede manier met hun reuzegrote buur samen te leven.

    De heer Vandenberghe wil ook enige verduidelijking bij de houding van China tegenover de christelijke kerk in China.

    De heer Wille is van oordeel dat een land met een economische groei zoals China, moet zorgen voor onafhankelijkheid op het vlak van energie. We spreken al snel op een ietwat belerende toon over het bestuur in andere landen. We wijzen er dan op dat China zijn energie voor 91 % uit steenkoolmijnen haalt, met nefaste gevolgen voor het milieu. Er zijn zelfs plannen om de steenkoolontginning uit te breiden. Op de Europees-Aziatische bijeenkomst in Helsinki werd nochtans gezegd dat verdere ecologische rampen maar kunnen voorkomen worden als India en China hun eigen infrastructuur voor energie niet uitbreiden. Maar als China dan, als WTO-land, probeert bedrijven te kopen in een land als de Verenigde Staten en daarvoor de beursprijs wil betalen, dan weigeren de Verenigde Staten, omdat het hun strategisch belang zou schaden. De volgende stap is dan natuurlijk een veroordelende houding als China kijkt naar energiegeoriënteerde landen zoals Nigeria, Zimbabwe en bepaalde Zuid-Amerikaanse landen. De heer Wille pleit ervoor niet meteen de veroordelende toer op te gaan en genuanceerd te zijn.

    Hoe geraken we uit de paradox dat China wel mag groeien, maar niet ten koste van onszelf ? Het enorme overschot aan vreemde munten in China is de beste garantie dat hoe hoger de prijs van de energie is, hoe makkelijker het voor China is om die energie te kopen ten koste van arme landen in Afrika. Op de huidige activiteiten van China in Afrika komt er nu ook al veel kritiek wegens het mercantiele karakter en het politiek karakter ervan, met energy for weapons. Zou het in de toekomst niet mogelijk zijn, gelet op ons koloniaal verleden en onze competentie op dat vlak, om samen met China projecten op te zetten die de ontvoogding van Afrika bevorderen, niet voor mercantiele doelstellingen maar voor het algemene nut ?

    Mevrouw Zrihen verwijst vooreerst naar de vrijheid van meningsuiting en naar artikel 2 dat op Europees niveau voor alle samenwerkingsakkoorden de inachtneming van de mensenrechten als voorwaarde vooropstelt voor economische betrekkingen met andere landen.

    Kritiek op de mensenrechtensituatie in een bepaald land wordt niet in dank afgenomen en vaak als aanmatigend ervaren, maar het is van fundamenteel belang eraan te herinneren dat de essentie van de Europese constructie precies het respect is voor de rechten van de mens en de burger, dat een voorwaarde is voor economische groei.

    We zijn ons ervan bewust dat de hervormingen in China pas 28 jaar geleden begonnen zijn en dat al enkele elementen in de teksten zijn opgenomen. We erkennen de wil van het land om te werken aan een positieve evolutie, wat mevrouw Cox hier bevestigde.

    In verband met het internet ziet spreker een paradox : wij vinden dat internetcommunicatie de democratie bevordert. Het is een factor die economische groei op gang brengt. Op het grote Europese grondgebied is de internetcommunicatie de motor voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Het zou nuttig zijn als dat elders ook zou gehoord worden.

    Van de heer Dougherty kreeg mevrouw Zrihen graag enige toelichting in verband met het menselijk kapitaal. Investeren in menselijk kapitaal betekent in de eerste plaats alfabetisering. Dat aspect is niet alleen van groot belang voor burgerschap en democratie, maar ook voor de economische groei. Wat is het gemiddeld opleidingsniveau per leeftijd, welke middelen worden ingezet voor de ontwikkeling van het onderwijs ?

    Een ander aspect is het energieverbruik, dat fundamenteel is voor de groei, maar zorgwekkend voor het milieu. Europa heeft zich er in het kader van het Kyoto-protocol toe verbonden te streven naar duurzame ontwikkeling, wat een cruciale optie is. Economische groei die ten koste gaat van het milieu moet worden afgewezen.

    In het kader van de millenniumdoelstellingen hechten we veel belang aan het terugdringen van de armoede in de wereld en we zouden daar graag wat meer informatie over krijgen.

    Een ander aspect is de plaats van de vrouw in de sociale en economische ontwikkeling. Welke plaats bekleden vrouwen in die reusachtige bevolking van 1,3 miljard mensen ? Zijn ze politiek vertegenwoordigd, welke rol spelen ze in de economie en hoe zit het met hun opleiding en hun sociale positie ?

    De strategische dialoog tussen Europa en China is een zeer belangrijk punt. Met deze studie over de BRIC-landen willen we bijdragen aan de totstandkoming van een mondiaal evenwicht. We willen ons daarmee verzetten tegen degenen die enkel conflictuele betrekkingen in het vooruitzicht stellen.

    De heer Galand meent dat China en India enorme reservoirs van menselijke arbeidskrachten zijn. De bevolking van die twee landen bereidt zich voor. Kan het Bologna-proces, dat zal leiden tot een hervorming van de Europese universiteiten, het aanknopen van betrekkingen tussen Europese academici en vorsers en hun Chinese collega's in de hand werken ? Hoe kan het uitbouwen van dergelijke netwerken worden bevorderd om in te spelen op de economische realiteit, vooral met het oog op sociale ontwikkeling, het uitbouwen van een rechtsstaat en een beter gerechtelijk apparaat ?

    Hoe zal de Chinese overheid de scheiding tussen kerk en staat in de praktijk brengen ? Hoe zal die ten aanzien van de burgers gewaarborgd worden ?

    Wat de enorme luchtontreiniging in Peking betreft, wenst spreker te weten of China wel rekening houdt met de Kyoto-doelstellingen ?

    Antwoorden

    Mrs Zhang Qiyue states that Mr Lionel Vandenberghe has asked several specific questions. The exchanges between our two countries should be multi-faceted. The Chinese embassy and government are trying to expand the areas of co-operation in the cultural, educational and scientific fields.

    Concerning the two issues raised. First of all on the question of Dalai Lama. The Chinese position on this issue is that we do not think that Dalai Lama is a religious leader. The activities he has been involved in are mainly for the purpose of achieving separation of Tibet from mainland China. This is something we are against. For China national sovereignty, territory and integrity are very important issues. Tibet is seen as an autonomous region in China and it has also developed very well and made a lot of progress. There is freedom of religion in China, what we are against is separation from the mainland China. We are not against religious expression but we are against the separatist activities against the Chinese country.

    Concerning the question of Taiwan. Taiwan is part of China, it is a province of China. In Hong-Kong and in Macao we have adopted the policy of one-country-two systems. The model worked out concerning the one-country-two systems is the model proposed to use in the Taiwan situation. The central government is doing everything it can to achieve peaceful reunification.

    For China the well-being and the welfare of people in Taiwan are also very important. After the SARS epidemic and the bird flu situation there has been frequent contact between the two sides of the Taiwan state. The Chinese government signed a memorandum of understanding with the WHO secretariat last year which means that from now on Taiwan can participate in all the technical activities related to medicine and public health. The experts and staff from the WHO can also visit Taiwan to provide technical assistance. If any serious public health issue should break out the WHO can directly send its experts to Taiwan. These concerns have also been taken care of and there have been more exchanges and contacts between the two sides.

    The central government is doing its best to promote closer links in every aspects: more direct air links, more direct communication, personnel exchanges. The personnel exchanges between China and Taiwan are very frequent now.

    Over the past few years about 3 million people would visit the mainland China each year and about 1 million people from mainland China would go to Taiwan. There is already a close relationship and we hope that the Taiwan side will also try to be more responsive to this type of policy and attitude.

    The question of energy has also been raised. There is a strong energy need for China's economic growth. The diversified sources of energy is part of China's policy. China is the biggest coal-producing country. At the same time China is working very hard to achieve diversity of energy consumption. In the coming years China will be expanding its hydropower facilities. China is putting a lot of effort into new and renewable energy development. China is one of the first countries that has such a large proportion of renewable energy. China is also planning to expand its nuclear energy. Belgium has special knowhow in this field so China would also like to promote possible co-operation in this field, in the research and use of nuclear energy.

    In the coming years China will try to lower the per unit GDP energy consumption. This is a very specific target that China has set for the coming years. One of the targets not met in China's past five-year programme is the lowering or reduction of the per unit GDP energy consumption.

    Starting from now the government is putting greater stress on environmental protection and is very much aware of the grave consequences that coal-producing has brought about to the country's environment. The per unit GDP energy consumption will be reduced by 20 % in the coming five years. The total volume of the main pollution emission will be reduced to 10 %. This has been specifically allocated to each province and each city. From now on the provincial leaders or the city officials will be judged not only by the economic growth rate of its region but also by the environment rate. This is going to be one of the targets for judging the achievement of any level government leader. China has already exceeded the Kyoto protocol and is a full member of the Kyoto protocol. China is doing everything it can to implement this protocol.

    Mr Sean Dougherty would just like to highlight that China has done something that is quite astounding over the past 25 years and that is to detach growth from environmental pollution. What we typically found in the experience of many OECD member countries is that as they develop the overall stock of pollution increases at least in step with GDP.

    China was able to reduce its overall emissions over a substantial period of the recent reform period. However, as the ambassador pointed out, in the past five years this trend has reversed in the wrong direction. The kinds of priorities that are now being placed on reducing emissions is exactly the direction that needs to be pushed. We would suggest that when these targets, particularly at the province level, are suggested that it is done in a market friendly direction. The allocation of pollutants across producers should use market type mechanisms such as CAP and trade. We found in recent reviews of environmental policy that it can be done much more efficiently and at a much lower cost if these types of approaches are used.

    In terms of literacy China has achieved almost universal adult literacy. Its achievements in the area of higher education, particularly in the recent period, have been astounding. Its number of tertiary graduates has tripled over the past 7 or 8 years leading to an overall contribution to the stock of higher educated population that exceeds the EU and the United States individually. This is contributing to the overall capacity of the economy.

    However the achievements at the primary and secondary level have been somewhat less impressive, particularly in rural areas where education has often been under funded. The recent five-year plan has emphasised increasing the expenditure in this area.

    China has relied to a much greater extent than many OECD economies on private financing of education, in both the primary as well as tertiary levels. This is not necessarily a bad thing, however covering for the impoverished who can not afford to send their children to school is really an important priority.

    The achievements in terms of poverty reduction for the lowest poverty threshold have been relatively impressive. But the achievements in terms of reducing the higher poverty rate have been less impressive. Perhaps government transfer government policies can make some contributions to this goal.

    Mr Wille think once again some of the main point have been stressed. Something to add to this is the issue of pension funds. The simple fact that health insurance is almost non-existent or is only open to a far too limited number of people who can afford it is also an important issue. The middle class is growing. Growth is necessary to finance health insurance and to get it on its feet.

    Mrs Tanya Cox thinks that China clearly has great energy needs. When China is investing in other countries to secure its energy needs it should not see this as a zero sum game. I would urge China to use it's huge influence to usefully put pressure on their partners for improvements on the human rights front. This will not negate investment because China is such an important player that countries need China's investment.

    Mrs Zhang Qiyue states that China is in favour of the universal principle of human rights. China has included the respect and implementation and guarantee of human rights in its constitution. China is working hard to guarantee the human rights of every individual. China has not just started the campaign to guarantee human rights. Ever since the founding of New China this has been one of the goals of the Chinese government. With more economic development and with more wealth in the hands of the individuals they can better exercise their human rights. With the economic development over the past 20 years people have been able to enjoy their life and their human rights. They have a much better choice of schools and other means of personal development and this goes to show they have more rights.

    The fact that men and women should enjoy equal rights has been included in the basic law. This is a state policy, every sector has to abide by it.

    In recent years there has been more focus on China's energy needs and energy exploration of African countries. The African-China relationship has existed for quite some time, it is nothing new. Our good relations and good co-operation has existed for 50 years. Last year we celebrated the 50th anniversary of this Sino-African relation.

    There are two main characteristics. First of all this is truly self-self co-operation. China tries to help African countries while African countries have helped China in many ways. The projects China have carried out in Africa are the projects that are designated by the African governments themselves. Secondly our co-operation is not tied to any political conditions or requirements.

    In the past three years China has helped African governments to train their government management personnel. China has trained over 10,000 people over the past 3 years and it will continue with this. China has waived debts that the least developed African governments have with China. China has given them the best non-tariff access into the Chinese market.

    China has provided assistance in every field. Over the past 50 years China has implemented over 800 projects: buildings, hospitals, schools, stadiums and textile factories. China has also provided medical help to African countries. There are many rich countries who would probably give technical or financial assistance but would not send personnel on the ground to help the poor villagers in Afrika. China has people who, with the risk of getting AIDS and other diseases, have been there on the ground helping more than a dozen countries. This is the kind of co-operation China has with African countries.

    As far as religion is concerned it should be said that China is not a religious country but China respects freedom of religion. This is included clearly and specifically in China's constitution. In China there are more religious believers in Belgium. There are 100 million religious believers altogether. People have the freedom of expression, of choosing their religion or of believing in a religion. Only those violating the criminal law are punished. The vast majority of people enjoy freedom of expression.

    China has taken part in more international human rights laws than more developed Western countries. However, China is targeted as a country that does not respect human rights. This is not the situation in its laws or on the ground. People need to visit the country to see what China has done over the years.


    II. 2. RUSLAND

    Hoorzitting met :

    — Z.Exc. de heer Vadim Loukov, ambassadeur van de Russische Federatie;

    — mevrouw Nina Bachkatov, onafhankelijke journaliste en uitgeefster van www.russia-eurasia.net;

    — mevrouw Aude Merlin, titularis van de cursus « La Chine et la Russie dans le vingtième siècle », ULB.


    1. Uiteenzetting van de heer Vadim Loukov. ambassadeur van Rusland

    De heer Loukov spreekt vooreerst de hoop uit dat de beoordelingen en de voorstellen van de commissie dermate objectief zullen zijn dat ze de politieke en economische banden tussen België en Rusland en de andere BRIC-landen bevorderen. Dergelijke constructieve analyse ontbreekt immers in een aantal gepolitiseerde en soms vermanende mentordocumenten van internationale parlementaire organisaties over de verhoudingen met Rusland.

    Zoals vele andere economische en politieke definities, is het begrip « BRIC » het resultaat van een afspraak. De vier BRIC-landen hebben één gemeenschappelijk kenmerk : samen vormen zij de kopgroep van de economische groei buiten de OESO-zone. Nochtans is elk van deze vier landen uniek en beschikken ze elk over een aantal eigen economische, politieke en culturele kenmerken. In dat opzicht is Rusland een duidelijk voorbeeld.

    Over de geopolitieke gegevens :

    Ten eerste is Rusland lid van de Veiligheidsraad van de VN en van de G8, van de OVSE en van de Raad van Europa. Rusland bekleedt een unieke plaats tussen de BRIC-landen wegens zijn hechte historische banden en de intensiteit van de politieke dialoog met België.

    Ten tweede is Rusland voor de industrie van de Europese Unie de meest nabije strategisch belangrijke partner. Rusland heeft de meest gediversifieerde economie van de BRIC-landen met hoogtechnologische sectoren op het terrein van ruimtevaart, defensie, kernenergie, met belangrijke mogelijkheden inzake energie en grondstoffen en een zich sterk ontwikkelende dienstensector.

    Ten derde beschikt de Russische economie over natuurlijke rijkdommen die niet alleen uniek zijn in de BRIC-landen, maar ook in de hele wereldeconomie. Rusland beschikt niet alleen over aardolie en gas, maar ook over alle wetenschappelijk gekende mineralen.

    Ten vierde onderscheidt Rusland zich ook van de andere BRIC-landen doordat zijn rechtsstelsel het dichtst aanleunt bij de economische wetgeving van de Europese Unie. Regering en parlement stemmen de Russische wetgeving bewust af op het Europees economisch recht.

    De politieke toestand in Rusland is gekenmerkt door volgende vier eigenschappen :

    — consolidatie van de democratische rechtsstaat na de crisisperiode van de jaren '90;

    — het afbreken van de separatistische tendensen in het noorden van de Kaukasus en de radicale versteviging van de territoriale integriteit van Rusland;

    — het geleidelijk tot stand brengen van een meerpartijenstelsel, waarin centrum rechtse partijen alsook partijen van socialistische en liberale inspiratie hun plaats krijgen;

    — het verhogen van de effectiviteit bij de uitvoerende macht door administratieve hervormingen, grotere verantwoordelijkheid van de gouverneurs voor de federale uitvoerende macht en de plaatselijke wetgevende vergaderingen door de totstandbrenging van het checks and balances-systeem om de invloed van de zakenwereld op de beleidsvorming tegen de gaan.

    Politieke stabiliteit in Rusland was tijdens de laatste 6 tot 7 jaar de voornaamste factor in de bestendige economische groei, in een begin van oplossing van de complexe sociale problemen en in de verandering in het volksgevoel. De « crisisideologie » maakt plaats voor een « ideologie van optimisme » en voor een groeiend vertrouwen van de bevolking in de mogelijkheden van het land.

    Al zeven jaar lang kent de Russische economie een constante en relatief snelle groei. Bij het bezoek van Z.K.H. Prins Filip aan Rusland, heeft de Belgische delegatie het dynamisme van de Russische economische ontwikkeling kunnen beoordelen. In 2001 vond een soortgelijk bezoek plaats. Het zou interessant zijn na te gaan welke veranderingen de jongste vijf jaar plaatsvonden in onze economie en in de betrekkingen met België.

    De jongste vijf jaar heeft de Russische economie grondige wijzigingen ondergaan. De stabilisatieperiode na de crisis van 1999-2000 werd gevolgd door een periode van aangehouden economische groei. Het Russische BBP kende een gemiddelde jaarlijkse toename met 6,4 %, de hoogste groei van de landen van de G8 en de PECO.

    De groei van de Russische economie is slechts gedeeltelijk te wijten aan de stijging van de wereldprijzen voor energie en metalen die door Rusland worden geëxporteerd. In het eerste halfjaar van 2005 vertegenwoordigde de olie- en gaswinning 15 % van het Russische BBP, het aandeel van de diensten bedroeg 28 % en dat van de groot- en kleinhandel 22 %. De afhankelijkheid van onze economische groei van de sector van de energiegrondstoffen en energieproducten neemt dus af. Ondanks de daling van de petroleumprijzen met 10 % in de tweede helft van dit jaar, is de groei van de Russische economie gestegen van 0,2 naar 0,3 % en zal van 6,7 naar 6,8 % gaan. Daaruit blijkt dat de economische ontwikkeling van Rusland versneld toeneemt. Dit jaar verwachten wij een kwalitatieve verandering van de structuur van de economische groei, in die zin dat de diensten, de machinebouw en de bouw de stuwende functie van de energiesector zullen overnemen.

    De overheidsbegroting wordt kwalitatief geconsolideerd. Een Stabilisatiefonds moet Rusland behoeden voor een herhaling van de crisis van 1998 en de inflatie indijken.

    De grafiek geeft een idee van de omvang van het Stabilisatiefonds en van de dynamiek van zijn groei. In 2004 startte het fonds met een bescheiden 4 miljard dollar. Eind volgend jaar zal het 70 miljard dollar bevatten.

    De deviezenreserves nemen snel toe. Begin oktober bedroegen ze 266 miljard dollar. Rusland bekleedt daardoor de derde plaats op wereldvlak, na China en Japan. De deviezenreserves van de regering zijn vier maal groter dan de Amerikaanse reserves en tien maal groter dan de Italiaanse. In augustus heeft Rusland zijn volledige schuld voor vervaldatum betaald aan de leden van de Club van Parijs, waartoe ook België behoort.

    De buitenlandse schuld bedraagt vandaag minder dan 10 % van het BBP, terwijl dit cijfer in 2000 nog meer dan 54 % beliep. Rusland is nu klaar om kredieten te verstrekken aan de andere leden van de Club van Parijs. De fiscale lasten op de Russische economie zijn de laagste van de landen van de G8 en bedragen 29,3 % van het BBP. In de Europese Unie is dat gemiddeld 42 %.

    Dankzij de economische groei kan de federale begroting in 2007 met 12 % toenemen tot 267 miljard dollar.

    Het grootste gedeelte van deze verhoging zal worden gebruikt voor de financiering van de nationale prioriteiten. De door president Poetin aangekondigde programma's voor de verbetering van de volksgezondheid zullen volgend jaar met 72 % stijgen, de begroting voor gemeentelijke huisvesting van jongeren zal toenemen met 71 %, de ontwikkeling van de landbouw zal een groei kennen met 33 % en het onderwijs ten slotte ziet zijn begroting toenemen met 45 %.

    Één enkel praktisch voorbeeld dat de omvang aantoont van de financiering van de nationale prioriteiten : dit jaar worden in Rusland wekelijks computerklassen ingericht in 500 openbare scholen. Eind dit jaar zullen 60 000 scholen over een dergelijke klas beschikken.

    De kapitalisatie van de belangrijkste Russische ondernemingen stijgt. In 2005 is de belangrijkste Russische beursindex van goederen- en grondstoffenbedrijven RTS met 83 % gestegen. Zelfs tegen de achtergrond van de sterke toename van de kapitalisatie in de BRIC-landen, is dat een merkwaardig succes.

    De ambassadeur vestigt in het bijzonder de aandacht op de snelle stijging van de buitenlandse investeringen. Tijdens de eerste negen maanden van dit jaar zijn deze met 41,9 % toegenomen, een nooit eerder geziene stijging, zowel in Rusland als in de wereldeconomie. De eerste negen maanden van dit jaar heeft het buitenland ongeveer 29 miljard dollar in onze economie geïnvesteerd. Rusland laat daarmee landen als Japan en Canada achter zich.

    De Russische goederenuitvoer vertegenwoordigde in de eerste negen maanden van dit jaar 196 miljard dollar, wat 28 % meer is dan in de periode januari-augustus 2005.

    Dat alles creëert gunstige voorwaarden voor een duurzame groei van de Russische economie. In 2007 of 2008 zal het Russische BBP meer dan één triljoen dollar bedragen. Volgens ramingen van de bank Goldman Sachs, zal Rusland in 2027 de belangrijkste economie in Europa zijn met een BBP van drie triljoen dollar.

    De ambassadeur stelt met blijdschap de vooruitgang in onze bilaterale economische relaties vast. De Russisch-Belgische handel is tussen 2001 en 2005 met een factor 1,8 gegroeid en bereikte daarmee vorig jaar 5,74 miljard euro. De omvang van de Belgische investeringen is liefst vertienvoudigd en overschrijdt momenteel de 2 miljard euro.

    De grootste investeerders zijn InBev, goed voor 17 % van de Russische biermarkt, Glaverbel, dat in zijn twee fabrieken in Rusland voor 80 % automobielglas voor de GOS-landen en ook het unieke kwaliteitsglas voor de bouwindustrie produceert, en Barco, dat avionicatoestellen levert en samen met Russische partners aan de verbetering ervan werkt.

    In 2005 groeide de Belgische portefeuille van investeringen in Rusland met 38 %. Dat is een absoluut record in de afgelopen vijf jaar.

    De omvang van de delegatie van ondernemers, ruim 280 mensen die samen met Prins Filip naar Moskou reisden, bevestigt de stevige toename van de belangstelling van de Belgische ondernemingswereld voor de samenwerking met Rusland. De lijst van de delegatieleden leest overigens als een gids van de Belgische economie.

    Ondanks alle positieve ontwikkelingen die de Russische economie de afgelopen jaren boekte, hebben zowel de zakenwereld als de regering van ons land nog steeds met tal van problemen te kampen om de economische groei kwaliteit mee te geven. De grote uitdaging voor de zakenwereld in onze beide landen bestaat erin beter in te spelen op de mogelijkheden die door de economische groei in Rusland en het potentieel van onze oude partner, België, voor zakenlui worden geschapen.

    Wat zijn de samenwerkingsmogelijkheden ? De ambassadeur wijst in de eerste plaats op de Russisch-Belgische samenwerking op de gasmarkt, rekening houdend met de liberalisering van de gasmarkt in België en het toenemend belang dat het bedrijf Gazprom hecht aan de doorvoer van Russisch gas naar de Britse markt. In België zou een ondergronds gasreservoir worden gebouwd met een capaciteit van ongeveer 300 miljoen kubieke meter en zou Russisch gas op de Belgische markt kunnen worden gebracht.

    Daarnaast wijst de ambassadeur ook op de samenwerking inzake lucht- en ruimtevaart, met het oog op de ontwikkeling in Rusland van programma's voor de bouw van een Russisch regionaal lijnvliegtuig en van de ruimteshuttle Clipper. De maquette van dit ruimtetuig zal worden tentoongesteld op Brussels Eureka van 23 tot 27 november 2006. Tegelijkertijd zal voor de Belgische en internationale bedrijven een wetenschappelijk en handelsseminarie worden georganiseerd over drie Russische projecten voor ruimtetransport op 23 november 2006 in de ambassade en op 24 november 2006 op de tentoonstelling. De bedrijfsleiders van de grote Russische ruimtevaartonderneming Energia kunnen met de Belgische parlementsleden de problemen bespreken die beide landen aanbelangen.

    Een andere kans is de samenwerking op de internationale diamantmarkt. België is een traditionele koper van Russische diamant. In 2005 hebben Belgische firma's voor 560 miljoen dollar aan ruwe diamanten gekocht van ALROSA.

    De interactie op het domein van de productie van wisselstukken en de automobielassemblage biedt ook een interessante mogelijkheid voor samenwerking. De Russische automobielmarkt groeit snel en heeft nood aan interactie. De productie en import van auto's in Rusland is nog nooit zo snel gegroeid.

    De binnenlandse productie is de afgelopen negen maanden met 9 % gestegen; de automobielproductie door buitenlandse ondernemingen in Rusland is in dezelfde periode met 40 % gestegen. Persoonlijk betwijfelt de ambassadeur of die snelle groei zoveel voordelen biedt, gelet op de enorme files in de straten van Moskou !

    Momenteel zijn er negen productie- of assemblagefabrieken van buitenlandse merken in Rusland en er wordt met nog tien andere ondernemingen onderhandeld. Binnen drie jaar zal de productie van buitenlandse merken 800 000 eenheden per jaar bedragen en even groot zijn als de nationale productie. Tegelijkertijd ondervinden heel wat Belgische producenten van wisselstukken problemen bij de verkoop van hun producten ten gevolge van de delokalisatie van de productie en de assemblage. Hun grootste afnemers verhuizen naar het Oosten. Het zou dus logisch zijn dat die ondernemingen zich op de Russische markt richten. In deze wereld met sterke mondiale concurrentie is synergie echt noodzakelijk.

    Een ander mogelijk samenwerkingsdomein is de kernenergie. De ambassadeur benadrukt hierbij de productieve dialoog tussen Belgonucléaire en het federale agentschap Rosenergoatom met betrekking tot het gebruik van Belgische technologie voor de productie van plutoniumkernbrandstof van militaire oorsprong voor kerncentrales.

    Ten slotte is er de samenwerking in de chemische sector. Hier zijn twee elementen belangrijk : enerzijds heeft België enorme historische en hedendaagse ervaring en potentieel en heeft de Russische markt absorptiecapaciteit, anderzijds beschikt Rusland over veel natuurlijke rijkdommen en heeft zijn chemische industrie nood aan modernisering.

    De Russische chemische sector is in volle expansie. De productiecapaciteit van de Sovjetperiode wordt bijna ten volle benut. Ze moet worden uitgebreid en gemoderniseerd. Het zou echter verkeerd zijn de economische banden al te rooskleurig te bekijken. De Belgische parlementsleden zouden rekening moeten houden met de gevoelige punten van de commerciële en economische samenwerking.

    Belgische ondernemers gedragen zich op de Russische markt nog altijd té voorzichtig. Vergeleken met de echt grootschalige investeringen van het eerder genoemde handjevol leiders, valt de onzekerheid en de ongerustheid van de KMO's op. Dat geldt vooral voor Wallonië. Men doet er veel te lang over om de Russische markt te bestuderen. Wie denkt dat het nooit te laat is om actief te worden op de Russische markt, omdat die zo groot is, heeft het mis.

    De ambassadeur geeft twee voorbeelden. De Belgische producenten van software voor banken zijn helaas vijf of zes jaar te laat om op de Russische markt te komen. Intussen is deze markt vele miljoenen euro waard. Dezelfde situatie is ontstaan rond de Belgische producenten van bouwmaterialen. De beste plaatsen in de industrie zijn al lang geleden door Italianen, Duitsers en Finnen ingenomen. Hetzelfde kan gebeuren met het project van het Belgische industriepark in de regio rond Moskou. De discussies over dit project lopen al een jaar. Het beschikbare terrein trekt intussen steeds meer de aandacht van Russische en buitenlandse ondernemers. Zij zijn zich bewust van alle voordelen die de inplanting van een productiesite, in een regio met ruim 20 miljoen inwoners, te bieden heeft. De gunstige voorwaarden voor de Belgische zakenwereld in die regio blijven niet oneindig bestaan.

    Het valt niet te ontkennen dat Russische ondernemers met interesse voor de Belgische markt, afgeschrikt worden door de bureaucratische rompslomp in België en de ingewikkelde bevoegdheidsverdeling tussen federaal, gewestelijk en gemeentelijk. Russische ondernemers hebben bovendien nog een probleem met het bekomen van een visum. Voor Belgische zakenlui is het heel wat eenvoudiger om een visum voor Rusland te krijgen.

    De afgelopen twaalf tot achttien maanden heeft België heel wat vooruitgang geboekt in de ratificatieprocedures van belangrijke bilaterale akkoorden inzake de ontwikkeling van commerciële en economische relaties en van de wetenschappelijke en culturele uitwisseling. De stapel documenten, die al vijf jaar op ratificatie wachtten, werd weggewerkt dankzij de directie van de FOD Buitenlandse Zaken en de parlementsleden.

    De ambassadeur hoopt dat de constructieve en pragmatische analyse van de problemen en de perspectieven van de ontwikkeling van Rusland en de bilaterale relaties voor de regeringen van beide landen nuttig kunnen zijn om onze samenwerking met nog meer succes te bevorderen voor het welzijn van onze bevolkingen.


    2. Uiteenzetting van mevr. Nina Bashkatov, onafhankelijke journaliste en uitgeefster van www.russia-eurasia.net

    Sinds twee of drie jaar zijn de relaties tussen Rusland en het Westen duidelijk slechter geworden. De relaties van Rusland met heel wat andere landen zijn uitstekend en zelfs beter dan ooit. Het is dus een fenomeen dat hoofdzakelijk met het Westen te maken heeft.

    De huidige spanningen tussen de Westerse landen en Rusland zijn voor een deel het gevolg van heel wat onbegrip sinds de ineenstorting van de Sovjet- Unie.

    Men had een karikaturaal beeld van het communisme, van het land en van de mensen die in staat waren zeventig jaar dictatuur van één partij en van een planeconomie, te boven te komen. De westerlingen verwachtten dat de mensen na die periode een beetje « getikt » zouden zijn en geen initiatieven zouden kunnen nemen omdat ze het niet gewoon waren, noch op politiek vlak noch op het vlak van de organisatie van een moderne economie. Ze dachten dat de Russen een schare raadgevers en buitenlandse actoren op het terrein nodig hadden om hun tekortkomingen te ondervangen.

    De Trilaterale Commissie heeft daarover onlangs een interessant rapport gepubliceerd. De evolutie is onthullend. De bevolking heeft blijk gegeven van enorm veel initiatief en van een groot vermogen om zich te reorganiseren om de nieuwe mogelijkheden te benutten. Dat gebeurde weliswaar met wisselend succes. Sommigen hebben kunnen profiteren van de hervormingen, maar anderen vielen uit de boot. Tot op vandaag is er een enorme kloof tussen de generaties die de economische hervormingen hebben geleid en de elites die de politieke hervormingen hebben geleid. In de economische wereld is de gemiddelde leeftijd van het leidingevend personeel 35 jaar terwijl de gemiddelde leeftijd van het politiek personeel tussen de 45 en de 50 jaar ligt. Dat verklaart voor een deel het verschil tussen de ontwikkeling en de hervorming van de economie en de vooruitgang in het tot stand komen van de democratie.

    Dat is weliswaar niet de enige reden, maar ze is ongetwijfeld belangrijk. Het is overigens gemakkelijker om bijvoorbeeld bankhervormingen te realiseren dan om een goed werkend democratisch systeem op poten te zetten dat de bevolking ten goede komt.

    Een andere factor die de relaties heeft beïnvloed, is de geografische factor. De geografie beïnvloedt, veel meer dan de cultuur en de geschiedenis, de manier waarop de Russen hun plaats in de wereld zien. Op basis van die perceptie hebben ze hun doctrines over buitenlandse politiek, veiligheid en defensie ontwikkeld. Dat is dus een zeer belangrijk element, ook in dit debat over de BRIC : Rusland ligt in de nabijheid van twee grote landen die deel uitmaken van de BRIC, waarmee het overigens uitstekende relaties onderhoudt.

    Een ander geografisch punt is dat de huidige grenzen van Rusland met geen enkele periode van de Russische geschiedenis overeenstemmen. Het zijn artificiële grenzen waarbinnen het zich helemaal niet goed voelt. Het zijn immers onmetelijke grenzen, die niet met conventionele militaire middelen te verdedigen zijn. Bijgevolg tracht de Russische diplomatie dat gevoel van kwetsbaarheid en omsingeling te compenseren door zich langs de hele grenslijn te omringen met bevriende landen of met landen die Rusland op zijn minst gunstig gezind zijn. Bijgevolg — en dat verklaart een hele reeks reacties op het Europese beleid van het nieuwe nabuurschap — hebben de Russen de neiging om de komst van nieuwe actoren in wat zij als hun veiligheidsgordel beschouwen als een indringing of in ieder geval als een potentieel gevaar te beschouwen. Dat kan soms goed werken, voor zover dat gebeurt op een duidelijke en niet vijandige manier.

    Een positief voorbeeld : de installatie van Amerikaanse bases in centraal Azië. Er werd voor zware diplomatieke problemen gevreesd. De installatie verliep gemakkelijk omdat er een gemeenschappelijke doelstelling aan ten grondslag lag, namelijk de strijd tegen het terrorisme, en omdat er duidelijk over werd onderhandeld tussen de verschillende spelers.

    Een ander voorbeeld van een « perceptiefout » : langs de ene kant is er het Westen, dat denkt de Koude Oorlog te hebben gewonnen, en langs de andere kant zijn er de Russen, die van mening zijn dat het einde van de Sovjet-Unie het gevolg is van een voluntaristische actie van hun eigen burgers die eindelijk komaf wilden maken met het communistisch systeem en zich wilden aanpassen aan westerse maatstaven. Europa werd niet als een geografisch begrip gezien, maar als een andere manier van besturen.

    De derde vergissing komt voort uit de vorige : in de jaren negentig werd gemeend dat de hervormingen in Rusland tot doel hadden het land om te vormen tot een soort westers land. Dat was een zware vergissing. Het model moet niet gekopieerd worden, maar aangepast aan de Russische werkelijkheid.

    De foute percepties van het Westen gedurende die periode hebben wel degelijk te maken met de toestand in de eerste helft van de jaren negentig : een kleine groep democraten — edelmoedig, maar ook zeer naïef en politiek zeer onervaren — dachten dat het mogelijk was het land snel te democratiseren. Ze beschouwden de democratisering als een manier om de communistische partij te beletten terug aan de macht te komen en dachten dat alles vanzelf in orde zou komen zodra de instellingen van het land zouden gedemocratiseerd zijn : de markteconomie zou verschijnen, de internationale betrekkingen zouden veranderen, enz. Het is uiteraard niet zo verlopen. Ze hebben het politieke systeem vernietigd, wat uiteindelijk een goede zaak was, maar ze hebben ook het economische en sociale systeem vernietigd.

    Zowel in Rusland als in de meeste andere republieken zijn er maar weinig mensen die zich nog iets herinneren van het enthousiasme van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig. Wat ze nog wel weten, is dat de devaluaties de kleine spaarders hebben geruïneerd, dat de salarissen en pensioenen soms gedurende jaren niet werden uitbetaald, dat die situatie heeft geleid tot een verlies van waardigheid en dat er een beeld is ontstaan, in het bijzonder bij de buitenlandse investeerders, waardoor die investeerders aan extreem lage prijzen de hand hebben kunnen leggen op een hele reeks natuurlijke rijkdommen, aangezien er geen concurrentie was op de binnenlandse markt.

    We kunnen de westerse nostalgie naar die zogenaamde democratische periode begrijpen, maar het is eveneens begrijpelijk dat het begrip politieke democratie aan waarde inboette omdat het werd geassocieerd met ongemakken. Het is zeer moeilijk voor de bevolking om dat te boven te komen

    In de loop van de tijd heeft het beeld van de democratische maatschappij naar westers model in Rusland zelf aan waarde ingeboet. Dat verschijnsel doet denken aan wat zich vandaag voordoet in de moslimlanden, waar de mensen onze westerse maatschappij door een andere bril beginnen te bekijken. Ze zien het Westen als een zielloze, egoïstische, weinig gecultiveerde maatschappij, die als doel heeft geld te verdienen en te consumeren. Het klinkt misschien paradoxaal, maar dat minder positieve beeld is niet het gevolg van propaganda, zoals dat in het verleden het geval was, of van het feit dat de mensen geen enkel contact met de westerse wereld hebben. Integendeel, ze leren onze maatschappij nu wel degelijk kennen door te reizen, via film en internet. Dat verklaart de grote verwarring bij vele westerse onderzoekers die zich afvragen waarom een hele reeks commentatoren, politici en journalisten, die tien jaar geleden pro-westers waren, nu anti-westers zijn geworden. Ze zijn gaan beseffen wat er op het spel staat voor hun eigen samenleving en welke problemen het Westen heeft. Dat is een intellectuele correctie.

    Mevrouw Bashkatov schetst vervolgens een aantal actuele feiten.

    De economische situatie wordt in de eerste plaats gekenmerkt door een poging de uitwassen van de privatiseringen van de jaren negentig te herstellen. De Staat krijgt opnieuw zeggenschap, in het bijzonder in de zogenaamde strategische sectoren. Het tweede deel van die strategie bestaat erin de Staat, zodra ze terug een zekere graad van controle uitoefent, open te stellen voor buitenlandse deelnemers, in het bijzonder via IPO's, dikwijls gesitueerd in Londen.

    We zien ook een zeer moderne en zeer internationale opvatting over de bedrijfsvoering. De voorbije jaren hebben heel wat grote Russische bedrijven buitenlandse managers in dienst genomen, jammer genoeg weinig Europeanen en veel Amerikanen, maar dat is niet de schuld van de Russen, noch die van de Amerikanen overigens.

    De investeringen door de Russische investeerders vertonen een nieuwe tendens. Het gaat niet meer om witwasoperaties of om fiscale vlucht. Het zijn echte industriële investeringen. Ze gebeuren op twee niveaus : eerst binnen Rusland, met als doel te investeren in nieuwe sectoren. De investeringen gebeuren ook op internationaal niveau, wat in het Westen de steeds terugkerende vraag oproept of het geld dat wordt geïnvesteerd, afkomstig is van de maffia. Die investeerders zijn meestal industriëlen die intelligent genoeg zijn om te beseffen dat het in een geglobaliseerde wereld noodzakelijk is om buiten Rusland te treden.

    De cijfers over de landbouw die werden geciteerd wekken de indruk van een stijging, terwijl de landbouw een sector is die door iedereen in de steek wordt gelaten, niet enkel door de economie maar ook door de Russische maatschappij. De wanhoop op het platteland veroorzaakt beroering. Het valt ook te betreuren dat de landelijke regio's helemaal niet politiek vertegenwoordigd zijn, waardoor er een onevenwicht ontstaat in de Russische politieke vertegenwoordiging.

    In de binnenlandse politiek zien we dat er zich geen democratische oppositie kan ontwikkelen. Meestal geeft men het machtsapparaat daarvan de schuld, maar het probleem is vooral dat de mensen die zich democraat noemen niet in staat zijn publieke steun te verwerven, zelfs niet bij de groeiende middenklasse.

    Het is verwonderlijk om vast te stellen dat de zich ontwikkelende middenklasse, die gewoonlijk de meer liberale of socialistische partijen steunt, gehecht blijft aan de huidige pro-regeringspartijen.

    De democraten, zoals ze worden genoemd, of de liberalen, blijven behept met het volledig achterhaalde imago van de Russische intelligentsia. Volgens die opvatting hebben de intellectuelen — of een kleine klasse van de bevolking — het recht en zelfs de plicht de problemen van de bevolking te interpreteren. Rusland past helemaal niet meer in dat schema.

    Een voorbeeld : volgens een peiling van augustus laatstleden, uitgevoerd door een bekende organisatie, is het publiek de oppositiepartijen niet gunstig gezind omdat ze arrogant zijn, zich toespitsen op de eigen belangen, maar vooral omdat ze niet in staat zijn nieuwe ideeën te lanceren die het kiespubliek kunnen overtuigen. Door het ontbreken van een « normale » oppositie — de communisten kennen een gestage achteruitgang —, proberen de machthebbers zelf een duaal systeem op te zetten met een oppositie. Het is de bedoeling een systeem van het Amerikaanse of Britse type in het leven te roepen met twee partijen die tegenover elkaar staan. Dat lijkt een complete utopie, omdat het onmogelijk is een oppositie te creëren terwijl men aan de macht is.

    Bij gebrek aan een oppositie bestaat het gevaar dat er extreme partijen worden opgericht die van het vacuüm profiteren. Een tweede gevaar is dat de oppositie, die politiek niet bestaat, binnen de machthebbende partij zelf tot ontwikkeling komt. Dat is wat nu gebeurt. Binnen de machtsstructuren merkt men dat er een strijd wordt gevoerd tussen clans en tussen personen onderling. De president bevindt zich dus permanent in de moeilijke rol van scheidsrechter. Dat is niet zijn bevoegdheid, maar het is een soort compensatie omdat er geen echte democratie zoals in het Westen bestaat.

    De democratie — ook dat is een communistische erfenis — blijft verdacht in de ogen van een grote meerderheid van de bevolking. Daarvoor bestaat een eenvoudige reden, waarover niet voldoende wordt gesproken, namelijk dat democratie als een factor van wanorde en sociale verdeeldheid wordt gezien.

    Mensen beweren dat democratie de strijd van allen tegen allen betekent, het verdelen van de bevolking in belangengroepen, leeftijdsgroepen, enz. Voor de meerderheid van de bevolking zou de democratie een factor van sociale cohesie moeten zijn. Waarom ? Omdat het communisme werd gezien als het omgekeerde, als een systeem dat stand hield door een deel van de bevolking tegen een ander deel op te zetten. Velen zijn van oordeel dat het uitbannen van het communisme ook betekent dat er een einde komt aan het opzettelijk creëren van sociale verdeeldheid om de macht in handen te houden, terwijl democratie het omgekeerde zou moeten zijn, namelijk een vorm van cohesie.

    De Russische elites zijn vastbesloten een terugkeer naar de toestand van 2000, toen president Poetin de macht overnam, onmogelijk te maken. Toen was Rusland onzeker over zichzelf en had het geen greep op de grote internationale beslissingen. Sommige onderzoekers hebben overigens over Rusland gezegd dat het als een object werd behandeld en dat het een beslissende rol wou spelen bij het definiëren van de internationale politiek. Dat vat bijna het hele actuele debat samen over de rol die de Russen in de wereld willen spelen. Prioriteit geven aan de economie is dé manier om Rusland zijn grandeur terug te geven. Russische diplomaten in het buitenland hebben de opdracht hun land als een grote aantrekkelijke economische macht voor te stellen en investeerders aan te trekken.

    Er bestaat ook een wil om in de hele wereld aanwezig te zijn. Sinds twee jaar bezoeken Russische delegaties, ook de president, een hele reeks landen waar Rusland sedert jaren afwezig bleef, met name in Afrika en Latijns-Amerika. Rusland kiest ook duidelijk voor de mondialisering.

    Rusland is niet bang voor de mondialisering, maar vreest wel uit de boot te vallen.

    De BRIC zijn een realiteit van het Russische buitenlands beleid omdat er een sterk accent wordt gelegd op de relaties met China en India, zowel op diplomatiek als op economisch vlak.

    Het jaar 2007 wordt gekenmerkt door verkiezingscampagnes : eerst voor de parlementsverkiezingen, daarna voor de presidentsverkiezingen. De nadruk zal dan ook veeleer op de realisatie van lopende programma's liggen dan op het lanceren van nieuwe projecten of initiatieven. Het gaat dus niet echt om een periode van stagnatie, wel om een periode waarin geen grote offensieven meer worden gepland.

    De overgang zal plaatsvinden in de vorm van een onrechtstreekse democratie. Dat betekent dat de president zelf zijn opvolger zal kiezen. Er zal echter geen sprake zijn van persoonlijke relaties of onvoorspelbare bevliegingen aangezien de president nu al de reactie van de publieke opinie test over sommige namen die hij zou kunnen voorstellen. Hij houdt rekening met het oordeel van de burgers over zijn kandidaat.

    Peilingen tonen aan dat, aangezien 70 % van de bevolking vertrouwen heeft in de president, de kiezers zijn uiteindelijke keuze zullen goedkeuren. Voor hen is dat een manier om te tonen dat ze hem vertrouwen.

    Bij gebrek aan een snelle invoering van een democratie van het westerse type, organiseert de Russische bevolking zich, zonder westerse NGO's, om hun relatief onmiddellijke belangen te verdedigen. Er zijn enorm veel betogingen, steunbewegingen, piketten en blokkades die door gewone burgers worden georganiseerd om te protesteren tegen een situatie die ze als onhoudbaar beschouwen.

    Zo werd eind 2006 in Moskou een blokkade opgeworpen door mensen die huizen bezitten in een klein dorp ten zuiden van de stad. Men wil hun huizen afbreken zonder toekenning van vrijwel enige schadevergoeding, met medeweten van de promotoren en van de regionale en gemeentelijke autoriteiten. De mensen kamperen ter plaatse, protesteren, verhinderen dat de bulldozers hun huizen platwalsen. De beelden komen op de televisie. Men ziet de politie bejaarde mensen ervan langs geven met de matrak, enz. Dat is de werkelijkheid.

    Er zijn ook tal van beroepen bij de rechtbanken voor medische fouten en vergissingen. De rechten van de consumenten zijn een belangrijk element. Al lachend wordt gezegd dat de rechters gewillig luisteren naar de klachten van de burgers omdat ze zelf consumenten zijn.

    Er bestaat dus een hele beweging en men zou er fout aan doen dit te ontkennen. De Openbare Kamer werd in de westerse pers en in een deel van de Russische pers belachelijk gemaakt. Maar, in het geval van het dorp, hebben de bewoners een beroep gedaan op leden van die kamer. Die zijn met hen ter plaatse gaan kamperen om er zeker van te zijn dat aan de actie maximale bekendheid zou worden gegeven.

    Als men toegeeft dat democratisering tijd vergt en dat men daarom wat inschikkelijk is, bestaat het risico dat het politieke terrein wordt bezet door sinistere groeperingen die des te gevaarlijker zijn omdat de bevolking zeer weinig gepolitiseerd is en niet over de wapens beschikt om hen van antwoord te dienen, noch over de bereidheid om te reageren.

    Mevrouw Bashkatov verwijst naar de extreem-rechtse bewegingen en naar de skinheads — naar het voorbeeld van de westerse skinheads — die nu de illegale immigranten als doelwit hebben uitgekozen en een gemakkelijk gehoor vinden bij een bevolking die zich mateloos aan die illegale immigratie ergert.

    De machthebbers kunnen evenmin hun handen in onschuld wassen aangezien de illegale immigratie voor een groot deel het gevolg is van de corruptie van de politie en de gemeentelijke autoriteiten, die hun ogen sluiten voor de grote aantallen immigranten.

    Op internationaal vlak zullen de spanningen tussen Rusland en de EU en tussen Rusland en de VS blijven bestaan. In de VS blijft de verkiezingscampagne duren. Aangezien de meeste democraten de interventies in Afghanistan en Irak en een hele reeks aangelegenheden van buitenlands beleid nu eensgezind afkeuren, is het uiteraard gemakkelijker het beleid van president Bush ten opzichte van Rusland aan te vallen.

    De Russische pers ondergaat een fundamentele, erg discrete, financiële transformatie, wat de eigendom betreft. De Russische pers zal over enkele jaren erg op de westerse pers lijken. De aandelen gaan immers één na één over in handen van grote financiële groepen. Die investeren omwille van de rentabiliteit, maar ook omdat ze interesse hebben voor de publiciteitsboom in Rusland. Die explosie is te danken aan de sterke groei van de consumptie.

    Die groepen zijn dus niet geïnteresseerd in de vrijheid of de kwaliteit van de pers, maar in het feit dat het een rendabele sector is. Men merkt een convergentie van Russische industriële groepen, bijvoorbeeld Profmedia, dat zopas verschillende elektronische media opkocht en bezig is een imperium uit te bouwen, niet op basis van een voor het Kremlin gunstig politiek klimaat, maar op basis van rendabiliteit. De concurrenten van de Russen, die soms hun partners zijn in de persgroepen, zijn dezelfde grote westerse groepen tegen wie onze eigen journalisten vandaag vechten voor het behoud van de persvrijheid.

    De fase van de persvrijheid, zoals wij die gedurende een periode hebben gekend, wordt overgeslagen om onmiddellijk over te stappen naar wat we vandaag kennen, namelijk een pers die gericht is op wat rendabel is : het magazine en de people, zowel op de televisie als op de radio.

    Zij die vandaag spreken over de oligarchen die zouden proberen de pers te controleren om een voor het Kremlin gunstig electoraal klimaat te scheppen, leveren een achterhoedegevecht. De Russische journalisten zelf beginnen zich te realiseren dat er voor de toekomst wel degelijk een gevaar bestaat.

    Het is opvallend hoeveel seminaries en conferenties er momenteel worden georganiseerd, met name in Brussel, over de trans-Atlantische samenwerking inzake energie. Ook op dit vlak vergissen de Europeanen zich van tegenstander. De trans-Atlantische solidariteit moet worden behouden want dat is gewoonweg politiek realisme, maar op het vlak van de energie zijn we concurrenten.

    Het is merkwaardig dat zolang de nieuwe Russische ontwikkeling, bijvoorbeeld in Shtokman en Sachalin, het vervoer van vloeibaar gas naar de VS betrof, er nooit protest kwam met betrekking tot de energetische veiligheid van Europa. Toen men besefte dat er problemen waren in Sachalin, dat de PSA moest worden herzien en dat het gas van Shtokman langs de Baltische pijplijn naar Duitsland en West-Europa zou gaan, werd er plots ten alle kante moord en brand geschreeuwd over de energetische veiligheid die bedreigd zou zijn. Talloze Amerikaanse sprekers zijn bezorgd om onze energetische veiligheid. Men moet zich geen illusies maken : er zal geen energie zijn voor iedereen. Iedereen is concurrent van iedereen.


    3. Uiteenzetting van mevr. Aude Merlin, titularis van de cursus « La Chine et la Russie dans le vingtième siècle », ULB

    De totstandkoming van de Russische Staat verliep in verschillende etapes. Om de huidige problemen te begrijpen, moeten we ze in historisch perspectief plaatsen.

    Toen de heer Poetin op 9 september 2006 de Westerse experts en onderzoekers in Moskou ontving, wees hij op de tekortkomingen van het Russische meerpartijenstelsel. De heer Sourkov, adjunct van de topman van de Russische administratie, stelde hetzelfde vast.

    Een terugblik van vijftien jaar laat ons toe de twee mandaten van president Poetin te situeren in het post-Sovjettijdperk en na te gaan of er niet veeleer sprake is van continuïteit dan van een breuk.

    Fundamenteel is de idee : de wanorde waarmee de democratie wordt vereenzelvigd.

    Mevrouw Merlin is gekant tegen elke vorm van culturalisme. De mensheid ontwikkelt zich volgens economische, sociale en politieke criteria. In tegenstelling tot de landen van Centraal- en Oost-Europa heeft Rusland tijdens het interbellum geen meerpartijenstelsel gekend. Rusland beschikt bijgevolg niet over de historische referentiepunten van partijen die vroeger al bestonden. Rusland heeft een bijzonder negatief beeld van de politieke partij. Uit peilingen in het begin van jaren '90 blijkt dat de partij in Rusland de instelling was die door de bevolking het meest werd gewantrouwd.

    Daarbij komt nog dat de overgang en de politieke verandering sterk met elkaar verstrengeld zijn. Die verandering, die in een ideale eschatologische visie de opbouw van de democratie moest inhouden, werd vereenzelvigd met de economische hervormingen. Grote delen van de samenleving en ook de elites hebben de hervormingen ervaren als een dictaat van het Westen, dat oplegde dat de democratie en de markteconomie samen moesten worden uitgebouwd. De markteconomie werd tot stand gebracht met een nooit eerder geziene brutaliteit en ging gepaard met een eveneens nooit eerder geziene verpaupering van de Russische bevolking. Het Russische volk heeft in het begin van de jaren '90 het onmogelijke moeten doen om economisch en materieel te overleven. De ontreddering werd nog groter toen de voormalige Sovjet-satellietstaten zich een voor een afscheurden en de Russen zich ook in hun identiteit aangetast voelden.

    Dat is fundamenteel om te begrijpen wat volgt. Vanaf het begin al had de Russische samenleving weinig vertrouwen in het concept van de democratie. Dat belette echter niet dat een aantal democratische hervormingen werd doorgevoerd, sommige met succes, andere met periodes van stagnering en achteruitgang.

    Het is niet erg duidelijk in welke fase we ons nu bevinden. Bevinden we ons in een periode waarin bepaalde criteria worden teruggedraaid ? Zal de democratisering worden voorgezet of wordt ze voor een tijdje geblokkeerd ? Dat is moeilijk te zeggen. Al sedert 1993 wordt nagedacht over de scheiding der machten, de cultuur van de politieke dialoog en de conflictbeheersing. Het conflict heeft een zekere legitimiteit binnen de post-Sovjetsamenleving, maar men moet het echter kunnen beheers en door de cultuur van de dialoog.

    Zo is basistekst die de post-Sovjetsamenleving moet regelen, de Grondwet, het resultaat van een gewapende aanval op het parlement. De Grondwet komt dus voort uit een gewapende confrontatie over economische en sociale kwesties, wat wijst op de verwevenheid van de economische en politieke problemen. De economische hervormingen hebben een zeer grote invloed gehad op de perceptie van de democratie en het politieke leven. Het bombardement van het Russische parlement, een parlement dat gekozen was vóór het einde van de Sovjet-Unie, laat dus sporen na in een Grondwet die veel bevoegdheden toekent aan de president en de uitvoerende macht.

    Volgens sommige Russische analisten hebben de gebeurtenissen van 1993 in belangrijke mate de terughoudendheid teniet gedaan die de politieke betrekkingen had moeten beheersen.

    De grootscheepse militaire interventie in Tsjetsjenië in december 1994 is mogelijk gemaakt door wat in 1993 was gebeurd. Grozny werd tweemaal gebombardeerd, in 1994 en in 1999.

    Wat de opbouw van het politieke pluralisme betreft, werd formeel, institutioneel en in de politieke realiteit een geheel van democratische normen erkend en toegepast met een veelheid van kandidaten en partijen. De wetgever heeft getracht die geleidelijk te omkaderen. Dat is zowat de betekenis van de vaststelling van de heer Poetin in september 2006 : ons meerpartijenstelsel is deficitair, schiet tekort. Wat moeten we doen om het pluralisme en de vrije politieke meningsuiting te versterken ?

    Een wet die in juli 2001 werd goedgekeurd, wilde het statuut van de partijen verduidelijken door de uitingen van politiek pluralisme te versterken en te ordenen. In talrijke post-Sovjetsamenlevingen, meer bepaald in Georgië, werden tientallen lokale politieke partijen opgericht met slechts enkele leden. Vaak vormden zij een dekmantel om de lokale inzet van de leiders of de stichters van die partijen symbolisch of materieel te belonen. Ingevolge de wet van 2001 kan een partij alleen worden erkend als ze echt bestaat; ze moet ook een minimum aantal leden hebben.

    Een belangrijk moment voor de omkadering van het politieke leven is de goedkeuring, in 2004, van een aantal amendementen die de drempel voor de Doema verhoogt van 5 tot 7 %, waardoor het grote aantal partijen kon worden ingedijkt.

    Een ander element is fundamenteel om de toestand te begrijpen. Russen hebben geen vertrouwen in de democratie omdat ze vereenzelvigd wordt met wanorde en de democraten al vlug hun legitimiteit of aanhang in de Russische samenleving zijn kwijtgespeeld. Terwijl de democraten hun discours hielden over de democratie, hadden de Russische gezinnen het heel moeilijk.

    Het feit bovendien dat 225 op 450 volksvertegenwoordigers in de Doema gekozen waren door te stemmen op een lijst, heeft het beeld van de politieke vertegenwoordiging negatief beïnvloed, en dat in een parlement dat al verzwakt was door de Russische instellingen die in 1993 waren opgericht.

    Een ander gevolg van de tekst van de Russische Grondwet van 1993 is dat, zoals dat in 1993 en 1995 bij de wetgevende verkiezingen gebeurde, de president een eerste minister kon kiezen uit een partij die niet de overwinning had behaald.

    De president heeft grondwettelijke prerogatieven, hij kan de Doema ontbinden na de derde weigering van de eerste minister. Dit betekent dat de keuze van de president de doorslag geeft en geenszins de uitslag van de verkiezingen weerspiegelt. Welke invloed heeft dit op de perceptie door de kiezer van de stembusgang en wat zijn de praktische gevolgen daarvan ?

    Hoe is het beleid geëvolueerd tijdens de eerste jaren van het tweede mandaat van Vladimir Poetin ? Is er enig verband tussen de heropflakkering van het Tsjetsjeense conflict en de politieke ontwikkelingen in Rusland ?

    Naast de interne ontwikkelingen zijn ook de vragen over de impact van externe ontwikkelingen, voornamelijk in de Verenigde Staten, interessant. Dat blijkt uit de antwoorden van de ambassadeur. Men wil soms zelfs de vergelijking maken met de Verenigde Staten. Het is duidelijk dat de handelwijze van de Verenigde Staten en van de NAVO de weg geëffend heeft voor sommige Russische initiatieven. Het is bekend hoe de interventies in Kosovo en in Tsjetsjenië in Rusland werden opgevat. De Russische overheid redeneerde als volgt : de Verenigde Staten en de NAVO hebben hun eigen speeltuin, wij ook. Het kan geen probleem vormen als wij een oplossing bedenken en ten uitvoer brengen voor iets wat we terecht als een interne zaak beschouwen, ook al beweren de Verenigde Staten het tegendeel.

    Bepaalde externe factoren spelen dus een rol. De onderzoeker poogt te begrijpen en te analyseren, politici vragen zich af hoe ze een partnerschap kunnen opbouwen en welke houding ze precies dienen aan te nemen omdat ze ervan uitgaan dat het niet hun taak is om kritiek te uiten.

    Als we nagaan hoe de politiek, de media, de sociale omstandigheden en de samenleving in Rusland geëvolueerd zijn, zien we dat er toch — niet noodzakelijk rechtstreekse — links bestaan met de toestand in het noorden van de Kaukasus. Als we immers kijken naar het verloop van de gebeurtenissen, zien we dat het wetgevend arsenaal door het Russisch parlement werd aangenomen op cruciale momenten van de ontwikkelingen in de Kaukasus.

    Vladimir Poetin, die aanvankelijk eerste minister was onder Boris Jeltsin en daarna waarnemend president, werd in maart 2000 tot president verkozen, op het ogenblik dat de oorlog herbegon. De hervorming van mei 2000 was wellicht wenselijk omdat het staatsapparaat versterkt moest worden na een decennium van chaos, ook wat de federale structuren betreft. Er werden heimelijke en bilaterale onderhandelingen gevoerd met betrekking tot de federatie tussen de deelgebieden en de federale overheid, waarbij vaak de Grondwet en het wetgevend arsenaal werd omzeild. In mei 2000 vaardigde president Poetin een decreet uit dat ertoe strekte zeven federale districten in het leven te roepen en dus te centraliseren door de benoeming van zeven gouverneurs-generaal waarmee hij de zogenaamde « verticale as van de macht » vestigde. Toen maakten ook de uitdrukkingen « de dictatuur van de wet » en de « geleide democratie » opgang. President Poetin komt er ook openlijk voor uit dat Rusland geen westerse democratie is, maar een geleide democratie. Volgens hem is men daar immers helemaal nog niet aan toe.

    In mei 2000 verstevigt hij dus zijn greep op de deelgebieden en vestigt hij de verticale as van de macht.

    In 2002 werd een wet tegen het extremisme aangenomen. Daarin heeft de internationale actualiteit, meer bepaald 11 september 2001, een zeer grote rol gespeeld. Dat gaf president Poetin de ideale gelegenheid om de nieuwe interventie van Rusland in Tsjetsjenië voor te stellen als een onderdeel van de strijd tegen het internationale terrorisme.

    De anti-extremismewetgeving legt de politieke meningsuiting over een aantal onderwerpen aan banden. Dit leidde tot meer repressie, zoals in Nizjni Novgorod ten aanzien van de krant van het Russisch-Tsjetsjeens Genootschap die een oproep tot onderhandelen gepubliceerd had van Tsjetsjeense onafhankelijkheidsstrijders. Er waren veel tekortkomingen toen die gematigde voorvechters van onafhankelijkheid nog bestonden, maar de publicatie van oproepen voor vrede en voor onderhandelingen leidde tot administratieve pesterijen en tot het verbieden van de krant. Deze anti-extremismewet heeft de publieke vrijheden in Rusland aanzienlijk beknot, net zoals dat in de Verenigde Staten het geval was na de Patriot Act en het begin van de War on Terror.

    De afgrijselijke tragedie van Beslan is niet zomaar gebeurd, maar was een uitvloeisel van een smeulend conflict. Vlak na Beslan werd het hervormingsvoorstel met betrekking tot de gouverneurs met goedkeuring van de plaatselijke doema's aangenomen. Deze hervormingen hebben een invloed op de Russische samenleving en op de perceptie van het gezamenlijk samenleven. Tijdens de recente televisieshow waarin president Poetin rechtsreeks een aantal vragen beantwoordde, vroeg een vrouw met een Kaukasisch accent waarom ze niet op dezelfde wijze werd behandeld als andere Russische staatsburgers.

    Met betrekking tot de NGO's had president Poetin al in 2004 gezegd dat NGO's niet echt zijn ding zijn. De wet die vervolgens werd aangenomen en die in april 2006 in werking is getreden, onderstreepte de noodzaak voor een nieuwe registratie van dochters van internationale NGO's voor 19 oktober 2006. Tot op heden hebben slechts honderd van de vijfhonderd NGO's zich opnieuw kunnen laten inschrijven omdat de procedures zeer zwaar zijn.


    4. Gedachtewisseling

    De heer Lionel Vandenberghe meent dat de ambassadeur veel aandacht besteedt aan de economische aspecten. Persoonlijk is spreker meer bezig met de andere aspecten van de samenlevingen. Welke houding neemt de Russische regering aan tegenover organisaties die zich inzetten voor de mensen- en volkerenrechten en tegenover organisaties die zich bekommeren om de armoede in sommige streken van Rusland ?

    De heer Wille wenst vooral enkele politieke elementen in de discussie brengen.

    De Russische Federatie is van alle lidstaten van de Raad van Europa veruit het grootste land met veruit de grootste bevolking. Het beschikt bovendien over de meeste grondstoffen. Ontegensprekelijk heeft het land sinds 1990 enorme inspanningen gedaan om zijn economie en zijn politiek systeem te stabiliseren. Vele inspanningen gaan in de richting van de Europese waarden en van een marktgeoriënteerde economie. Aan de andere kant heeft Rusland in die periode ook grote moeilijkheden gekend, vooral in augustus 1998, toen een diepgaande financiële crisis het land trof.

    Verschillende doorgedreven hervormingen hebben sindsdien geleid tot een macro-economische en politieke stabiliteit en een sterke groei. Daardoor is de levenstandaard toegenomen en is de regering erin geslaagd het vertrouwen van de bevolking in de toekomst te doen toenemen. Vandaag is Rusland dan ook in een periode gekomen waarin het zijn potentieel sterk kan verbeteren.

    De versterking van de Russische economie moet uitlopen op een vaste wil tot een sterke strategische samenwerking tussen Rusland en de andere Europese landen rond een aantal gemeenschappelijke waarden en belangen, die de basis moeten vormen voor een harmonische samenwerking, niet alleen tussen landen, maar ook tussen regio's.

    Op korte en middellange termijn zijn, naast de economische ontwikkeling, onze gemeenschappelijke doelstellingen onder andere de versterking van de rule of law, het stroomlijnen van regulerende processen op verschillende domeinen, het verbeteren van de administratie, het goed behandelen van het demografische probleem, de verdere modernisering van de economie, enzovoorts.

    Iedereen erkent dat Rusland de voorbije jaren globaal sterk is vooruitgegaan. De economie in zijn geheel is veel sterker geworden, maar blijft vrij geconcentreerd en weinig gediversifieerd. De ambassadeur heeft dat ook erkend met de beschrijving van de evolutie van de energiemarkt in de Russische economie.

    De demografische ontwikkeling in Rusland werd lange tijd afgeremd door het grote aantal abortussen, de hoge mortaliteit en daarbovenop de sterke emigratie naar het Westen, de brain drain. Hoe wil de regering dat aanpakken ?

    Een tweede vraag betreft het aantal Russen in het buitenland en vooral in België. Kan de ambassadeur ons zeggen hoeveel Russen er in België verblijven, waar ze zich vestigen en welke activiteiten ze beoefenen ?

    Hoe zal de Russische regering de ongelijkheden tussen regionale economieën wegwerken, vooral in Siberië en meer in het algemeen in the far east van het land ? In Irkoetsk gebeuren schitterende dingen, onder andere inzake milieubeheer. Dat is niet onbelangrijk, aangezien het vlakbij gelegen Baikalmeer de grootste reserve aan drinkwater van de wereld vormt. Hoe denkt Rusland in een moderne democratie om te gaan met geografische en etnische ongelijkheden ?

    Verder peilt de heer Wille naar de stand van zaken wat betreft de WTO en meent dat de obstakels niet door Europa worden opgeworpen. Wat zijn de vooruitzichten in verband met de uiteindelijke toetreding ?

    De voornaamste obstakels houden verband met intellectuele eigendomsrechten maar ook met douane, subsidies en de prijszetting voor energie. Wat dat laatste betreft, wordt dikwijls gezegd dat gasprijzen voor commercieel gebruik in Rusland nu zeer dicht in de buurt komen van de economische realiteit. Toch moeten we kritisch zijn, bijvoorbeeld wat betreft de verdubbeling van de prijs voor Georgië en, recent nog, voor Oekraïne. Dat is wellicht een element dat door sommige landen zal worden aangegrepen met het oog op het uitstel van de toetreding tot de WTO.

    Economisten stellen dat de toetreding van Rusland tot een explosie van de werkloosheid zou leiden en een aantal economische sectoren zou verzwakken zoals de voedingsindustrie, de vleesindustrie, de melkindustrie, de farmaceutische industrie en de metaalsector. Andere economisten menen dat de voordelen deze nadelen zouden corrigeren. Spreker is ervan overtuigd dat indien Rusland zou kunnen toetreden tot de WTO, dit de binnenlandse hervormingen en de verbetering van het investeringsklimaat grondig zou stimuleren. In de huidige omstandigheden bestaat er nog een zekere drempelvrees voor direct investments in Rusland, maar dat zou na de toetreding grondig kunnen veranderen.

    De heer Wille wil ook meer verduidelijking over de exportcijfers inzake energie.

    Een aantal belangen, als men ze goed wil inschatten, geven aanleiding tot een gecombineerde investering in eigen land en in het buitenland. De grote discussie met de Britten gaat over het feit dat Rusland slechts de bevoorrading van het Verenigd Koninkrijk wil garanderen indien Rusland ook in private maatschappijen zou mogen deelnemen in de infrastructuren van distributie en toevoer. Dat is een zeer vergaande politiek. Het betekent dat men strategisch niet alleen een voordeel zoekt in het beschikken over energie maar ook een zakelijk voordeel gaat halen in de toevoerstructuur. Aangezien de toevoer naar het Verenigd Koninkrijk via de haven van Zeebrugge verloopt, is dat ook belangrijk voor België.

    De heer Wille wenst ook meer uitleg over het Oil Stabilisation Fund die waarin een deel van de energie-inkomsten ontvangt om het hoofd te kunnen bieden in minder goede tijden. Is het verstandig om een gedeelte van de hogere energie-inkomsten niet meteen te investeren in basisinfrastructuren die nodig zijn om de economie te diversifiëren en te versterken ?

    Graag ook meer uitleg over de geleidelijke liberalisering van de binnenlandse energieprijzen. Hoe wordt het begrip « prijs van de energie » gebruikt als geopolitiek gegeven voor het herstel van de groot-Russische gedachte en de positie van Rusland als een wereldmacht ?

    Mevrouw Zrihen wenst te weten of de economische ontwikkeling van Rusland ook een sociale meerwaarde met zich meebrengt.

    Een eerste vraag gaat dan ook over de politieke overgang van de jaren tachtig naar de jaren negentig. Werd er een sociaal systeem, dat wij in Europa de verzorgingsstaat noemen, ingesteld ? Via welke instrumenten kunnen Russische burgers ontsnappen aan de uitsluiting, rekening houdend met het feit dat de nieuwe economische structuur andere arbeids- en levensomstandigheden met zich meebrengt ?

    Een tweede vraag gaat over een belangrijk actueel thema : het Kyoto-protocol en de duurzame ontwikkeling. We hebben in het Europees Parlement vastgesteld dat Rusland zonder al te veel moeite nucleair afval aanvaardt dat Europa zelf niet kan wegwerken. Werden er voorzorgsmaatregelen genomen ? Is er bijvoorbeeld al een speciale behandeling voor de nucleaire duikboten ? Maakt het Aralmeer deel uit van de discussies ? Dat dossier is fundamenteel voor de duurzame ontwikkeling en de bescherming van ons leefmilieu.

    Een volgende vraag gaat over de samenwerking met Europa. Dit BRIC-dossier wil de verhouding tussen de Europese Unie en de vier partners nagaan. Werd een bijzondere defensiestrategie ontwikkeld ? Werden er samenwerkingsstrategieën uitgewerkt met Europol of Eurojust ? Rusland wordt door zijn geografische nabijheid een bevoorrechte partner; wil het ook deelnemen aan de Europese veiligheid ?

    Het Finse voorzitterschap had de relaties met Rusland, en met name het onderdeel energie, in zijn programma opgenomen. Is Rusland tevreden met het werk dat het Finse voorzitterschap heeft geleverd ? Wat verwacht het van het Duitse voorzitterschap ?

    Het is niet makkelijk voormalige lidstaten van de Sovjet-Unie als partner te hebben. Mevrouw Zrihen verwijst in het bijzonder naar de situatie in Oekraïne. De Europese Unie probeert partnerschappen en samenwerkingsverbanden te ontwikkelen in plaats van concurrentie na te streven. Is ook aan Russische kant de wil aanwezig om een coöperatiesysteem te ontwikkelen met het oog op het tot stand komen van een harmonieuze en niet concurrerende economische ontwikkeling ?

    De heer Van den Brande is het eens met de stelling dat we in België veel te voorzichtig zijn. Dat geldt niet alleen voor Wallonië, maar ook voor Vlaanderen. We zijn veel te argwanend om de relaties met de Russische Federatie te versterken en te verdiepen, niet alleen op economisch vlak, maar ook op andere domeinen. We hebben een historisch erfgoed dat de basis vormt voor andere contacten en gaan te schoorvoetend in op de mogelijkheden die de Russische Federatie biedt.

    De cijfers zijn natuurlijk nogal indrukwekkend, maar cijfers geven niet altijd de hele werkelijkheid weer. Er werd al gewezen op een groot demografisch probleem. De levensverwachting van de Russische mannen bijvoorbeeld is de afgelopen vijftien jaar merkwaardig achteruitgegaan, maar schijnt zich nu te stabiliseren.

    Een economie kan alleen gedijen en een samenleving economisch vooruitgaan wanneer zich een middenklasse ontwikkelt. Een sterke middenklasse is immers niet alleen economisch en maatschappelijk, maar ook fiscaal en budgettair, van groot belang. Hoe ontwikkelt die middenklasse zich in de Russische Federatie ?

    In het begin van zijn uiteenzetting wees de ambassadeur erop dat de Russische Federatie een mooi verhaal van stabiliteit biedt. Dat is een van de grote verdiensten van president Poetin. Dat internationale parlementaire organisaties ten onrechte vermanend en gepolitiseerd oordelen over de Russische Federatie, moet echter tegengesproken worden. Sinds 1996 is de Russische Federatie lid van de Raad van Europa. Dat is heel belangrijk. Op het ogenblik is Rusland voorzitter van het ministercomité van de Raad van Europa. Voor het eerst is de Russische Federatie voorzitter van een Europese organisatie. Dat is een grote uitdaging, maar ook een risico. Wij hebben niet het recht een vermanende vinger op te steken. Wel moet de Russische Federatie haar eigen engagementen nakomen. Er moet absoluut vooruitgang worden geboekt op verschillende domeinen.

    Een eerste probleem is dat van het verticalisme. De ambassadeur beschouwt dat als een element van stabiliteit. De vraag is wel in hoeverre dat verticalisme te kort doet aan de grondwettelijk vastgelegde autonomie van de verschillende republieken en andere entiteiten.

    Ten tweede wordt de onafhankelijkheid van de gerechtelijke macht doorkruist door de plaats en de positie van de prokuratura. In ons klassiek westers bestel van de drie machten, vinden we een dergelijke prokuratura niet terug en we zien dan ook niet heel duidelijk welke macht en mogelijkheden ze heeft.

    Er is ook het punt van de onafhankelijkheid van de media. Een neutrale en objectieve regulator voor de media moet dringend worden gecreëerd.

    Er is het probleem van de minderheden, de mensenrechtenorganisaties en de niet-gouvernementele organisaties. Er is het probleem van de energie als politiek drukkingsmiddel. En vooral is er het probleem dat Rusland als enige van de 46 lidstaten van de Raad van Europa Protocol 6 helaas nog altijd niet heeft geratificeerd. Dat betekent dat de doodstraf in theorie nog altijd bestaat, ook al wordt ze niet uitgevoerd.

    We hebben inderdaad niet het recht te oordelen en te veroordelen. We zijn echter met elkaar verbonden door een reeks conventies en verdragen, die we vrijwillig hebben afgesloten. Van daaruit pleit spreker voor vooruitgang in dossiers zoals mensenrechten, de rechtstaat en de democratie. Er bestaan geen tien definities van democratie, maar misschien wel verschillende varianten.

    Stabiliteit is van heel groot belang voor de welvaart en het welzijn van de Russen zelf. De ambassadeur gaat echter iets te kort door de bocht wanneer hij zegt dat de bedenkingen bij de engagementen van de Russische Federatie enkel op het conto van bepaalde organisaties die Rusland in een negatief daglicht willen plaatsen te schrijven zijn. Bepaalde fundamentele zaken zijn wel degelijk aan hervorming toe. Die hervorming moet compatibel zijn met de stabiliteit en verzoenbaar zijn met de economische ontwikkeling die men wenst. Europa heeft Rusland nodig en Rusland Europa. Dat is de context waarin wij leven. Kunnen we daarvan een positief gezamenlijk traject maken, dan is er echt vooruitgang en zal die een positieve invloed hebben op afspraken, engagementen en samenwerking.

    De heer Collas verwijst naar twee sectoren van de Belgisch-Russische samenwerking : gas — de meest recente ontwikkelingen en de investeringsintenties zijn bekend — en vooral kernenergie. In België is 55 % van de elektriciteitsproductie afkomstig van kernenergie. Hoe zit dat in Rusland ? Wat is het aandeel van kernenergie in vergelijking met fossiele energiebronnen ? Rusland beschikt over veel meer grondstoffen dan België.

    In 2003 werd de wet met betrekking tot de nucleaire uitstap goedgekeurd, die bepaalt dat de activiteiten in Tihange en Doel tussen 2015 en 2025 zullen worden stopgezet. Welke toekomst heeft kernenergie in de energiebevoorrading van Rusland ? De samenwerking tussen Belgonucléaire en het Russische federale agentschap is zeer productief. Spreker vreest dan ook dat onze nucleaire knowhow, die een uitstekende reputatie heeft, verloren zal gaan als we bij de beslissing voor een nucleaire uitstap blijven. Hoewel kernenergie niet de toekomst is, er geen toekomst is zonder kernenergie.

    Tot slot wenst de heer Collas meer informatie over Duitstalige minderheid in Kazachstan. Heeft de ambassadeur daar enig zicht op ? Hoe beleven die mensen hun cultuur en hoe is het gesteld met het onderwijs ?

    De heer Roelants du Vivier verwijst naar de onderhandelingen met betrekking tot het nieuw partnerschapsakkoord tussen de Europese Unie en Rusland. Kan de ambassadeur de wensen en verwachtingen van Rusland toelichten ?

    De heer Dubié peilt naar de stand van zaken in het onderzoek naar de moord op de journaliste Politkovskaja. Wat is de huidige toestand in Tsjetsjenië ? Wat is de huidige toestand in Georgië ? Hoe zullen die dossiers evolueren ?

    Antwoorden van de heer Loukov

    De Russische regering heeft verregaande maatschappelijke hervormingen doorgevoerd. De waarden van de rechtsstaat en de democratische beginselen zijn stevig geworteld in de Russische geest. Die essentiële vaststelling wordt al te vaak over het hoofd gezien door de buitenlandse analisten die de Russische regering en het politieke systeem van het moderne Rusland als een mini-Sovjet-Unie proberen voor te stellen. Ze hebben het over het « Poetin-regime » en over een « conservatieve » of « onderdrukkende » regering. Dat is fout. In de praktijk ontwikkelt zich een modern systeem met politieke partijen. Afgelopen maand werd een grote centrumlinkse partij opgericht die een tegengewicht moet vormen voor de grote centrumrechtse partij « Verenigd Rusland ».

    Die partij en « Verenigd Rusland » leveren al een verbeten concurrentiestrijd. Dat tonen de verkiezingen in negen Russische regio's aan. Het gaat niet om een marionettensysteem. Dat blijkt uit de intensiteit waarmee de strijd wordt gevoerd. Een voorbeeld : de post van gouverneur van de stad Samara werd door de oppositiepartij veroverd. Het Russisch parlement telt momenteel vier fracties : centrumlinks, centrumrechts, nationalisten en communisten.

    Een ander feit is dat Rusland meer dan 60 000 NGO's telt, die zeer actief zijn in het publieke leven.

    De regering heeft voorgesteld een burgerlijke kamer op de richten met gezaghebbende vertegenwoordigers — meer dan 200 personen — die komen uit alle beroepsdomeinen en alle regio's van het land. Het doel is de dialoog tussen de regering en de civiele maatschappij te verrijken. Die burgerlijke kamer, die geïnspireerd is door de Franse Conseil socio-économique, heeft al concrete resultaten opgeleverd. Zo heeft ze de regering haar lakse optreden verweten tegen de brutale misdaden in het leger en in het dossier van de orgaantransplantatie. Dat laatste heeft trouwens geleid tot een juridisch conflict; het proces loopt. Hierdoor wordt het merendeel van de orgaantransplantaties momenteel geblokkeerd, wat veel maatschappelijke onrust veroorzaakt. De burgerlijke kamer heeft dus zeer harde kritiek geuit op onze regering en onze procuratura.

    De Russische regering heeft ook veel kritiek gekregen voor de nieuwe wet waarin de registratie en de versterkte financiële controle van de NGO's wordt geïntroduceerd.

    Ter vergelijking : de buitenlandse NGO's in de Verenigde Staten. Bij het begin van de registratieprocedure moeten ze eerst een vragenlijst met tweehonderd vragen invullen. De aanvraag kan zonder opgave van reden worden geweigerd. De Amerikaanse wet vereist een volledige en jaarlijkse controle van de financiering van de buitenlandse NGO's in de VS.

    De Commissie van Venetië van de Raad van Europa heeft de Russische wetgeving met betrekking tot de financiële controle van de NGO's geanalyseerd. Ze heeft erkend dat de Russische wetgeving met de standaarden van de Raad van Europa overeenstemt.

    De meeste verenigingen die afgelopen maand een registratie hebben aangevraagd, hebben een positief antwoord ontvangen. De andere krijgen een verlenging van drie maanden om zich met bepaalde fiscale en juridische normen in overeenstemming te brengen. Dat betekent geenszins dat ze definitief uitgesloten worden; ze zetten hun activiteiten op een beperkte schaal voort. Die procedure is nodig om de verantwoordelijkheidszin en de transparantie aan te scherpen, die de norm moeten zijn van elke NGO die de civiele maatschappij dient.

    Wat het verticalisme betreft, hechten de president van Rusland en de regering veel belang aan de versterking van de uniforme nationale wetgeving doorheen Rusland. De regering is begonnen met de wijziging van het systeem van aanwijzing of verkiezing van de gouverneurs. De regering doet steeds vaker een beroep op de rechtbanken om de rechten van het federale centrum of de federale agentschappen te verdedigen. Soms worden die acties bekritiseerd in het buitenland.

    Wat het verticalisme betreft, vergeten de critici — of weten ze niet — dat de federale centrum niet alleen de doeltreffendheid van de federale agentschappen versterkt, maar ook echte bevoegdheden en de bijbehorende aanzienlijke financiële middelen naar de regio's overhevelt. In de jaren negentig was de situatie omgekeerd. Toen werden belangrijke bevoegdheden op papier aan de regio's toegewezen, maar zonder financiële steun. Ditmaal is het gemeend.

    Als het centrum de financiële middelen verdeelt, dan heeft het ook het recht te vragen dat de middelen worden gebruikt voor het welzijn van de bevolking, wat in veel regio's niet het geval was. Er worden administratieve en gerechtelijke maatregelen genomen tegen meerdere gouverneurs die van corruptie en van verspilling van financiële middelen werden beschuldigd. Dat probleem is echter niet eigen aan Rusland.

    Over de rol van de NGO's en de regering in de strijd tegen de armoede onderstreept de ambassadeur dat armoede het meest schrijnende en het meest beschamende probleem van Rusland is. Het fenomeen is niet beperkt tot de jaren negentig. Armoede bestond al in een verborgen vorm tijdens de Sovjetperiode, maar door de grote egaliserende kracht van de Sovjetmacht werden de zware persoonlijke en maatschappelijke gevolgen ervan afgezwakt.

    Wat doet de regering, met de toenemende steun van NGO's, tegen de armoede ?

    Ten eerste is het aantal personen dat onder de armoededrempel leeft, de jongste vijf jaren van 30 % tot 23 % teruggevallen. Dit percentage is hoog, maar er is een dynamiek op gang gekomen.

    Ten tweede werd dat resultaat behaald door een verhoging van de lonen van de ambtenaren en de werknemers in de particuliere sector, die verplicht was de beweging te volgen om concurrerend te blijven, en door de ontplooiing van een reeks gerichte programma's. Zo werden hulpprogramma's voor wezen gelanceerd. In Rusland krijgt elk weeskind op zijn zeventiende een appartement of een kamer in een gemeenschappelijk appartement. Ook krijgt het de zekerheid een baan te vinden. In de jaren negentig hebben veel gezinnen hun kinderen in de steek gelaten, maar dankzij de verhoging van de levensstandaard van de gezinnen beginnen steeds meer Russen kinderen te adopteren. Dit jaar werden 100 000 wezen door Russen geadopteerd, tegenover 7 000 door buitenlanders. In de jaren negentig was de situatie nog omgekeerd.

    Wat is de bijdrage van de NGO's ?

    Veel NGO's helpen weeskinderen en daklozen. De samenwerking tussen de regering en de NGO's op dat domein is toegenomen, net als op het domein van de repatriëring van Russische landgenoten die in andere landen van het GOS of in West-Europa wonen. De regering heeft hiertoe een programma opgesteld en aanzienlijke middelen vrijgemaakt. NGO's in Rusland en ook hier helpen landgenoten die naar Rusland willen terugkeren. Volgens organisaties die in België actief zijn zouden bijna 3 000 mensen uit Rusland, Kazachstan, Oezbekistan en Oekraïne zich in Rusland willen vestigen. Twaalf regio's werden door de regering als onthaalregio geselecteerd.

    Het Bureau van de procureur-generaal is een aloude en heel belangrijke instelling. Er was behoefte aan een scherp toezicht, wars van corruptie en regionalistische en ideologische verlokkingen. Het is een staatsinstrument dat zware misdaden vervolgt. In verschillende andere GOS-landen staat het Bureau van de procureur-generaal onder toezicht van de regionale gouverneurs. Dat is bij niet het geval in Rusland. Het Bureau van de procureur-generaal is een instrument ter versterking van de eenheid van onze juridische ruimte.

    Dat betekent echter niet dat de rechters het juridisch systeem domineren. De hoven vormen momenteel het centrum van het systeem. Het ministerie van Landsverdediging heeft al verschillende processen verloren. Een dergelijke situatie zou vijftien jaar geleden, onder Gorbatsjov of Breznjev, ondenkbaar geweest zijn. Vandaag is het een bewijs dat de hoven onafhankelijk zijn. De leden van de hoven zijn uiteraard mensen en in heel wat gevallen zijn de uitspraken van de assisenhoven verbazingwekkend en zelfs schandelijk. Men moet natuurlijk de voordelen van een dergelijk systeem afwegen tegen de nadelen ervan. Dat is een taak voor de rechtsinstellingen en de parlement.

    De moord op Anna Politkovskaya is « een hatelijk en afschuwelijk misdrijf ». De abassadeur is het eens met de verontwaardiging van een groot deel van de bevolking. Democratie impliceert nu eenmaal dat pleitbezorgers de afwijkende mening van de minderheid kunnen verdedigen, ook al is de meerderheid het helemaal niet met die opinie eens. Het Bureau van de procureur-generaal controleert het onderzoek. Er zijn al concrete resultaten, maar om operationele redenen kan de procureur-generaal ze niet meedelen aan de pers. Alle mogelijkheden worden in beschouwing genomen, zowel beroeps- en persoonlijke als commerciële motieven.

    De totstandbrenging van een modern staatssysteem in Tsjetsjenië is bijna afgerond. Het parlement werd op grond van het algemeen kiesrecht rechtstreeks verkozen. Tsjetsjenië heeft al twee presidentsverkiezingen georganiseerd en de gemeentebesturen werden aangesteld op basis van de Grondwet van de republiek, die twee jaar geleden bij referendum werd aangenomen.

    Er is geen oorlog in Tsjetsjenië. Geloof niet wat de kranten hier of in het buitenland daarover schrijven.

    Foto's kunnen aantonen op welke oneerlijke manier sommigen een beeld schetsen van het beleid in Tsjetsjenië. Één van de foto's, een oude afbeelding van een vernield Grozny, verscheen in februari 2005 in een belangrijke Franstalige Belgische krant. De lezer heeft de indruk dat het om een recente foto gaat, maar de federale regering heeft tussen 2000 en 2005 700 miljoen dollar in de heropbouw van Tsjetsjenië geïnvesteerd. Een recente foto kan het verbazingwekkend contrast tussen de realiteit in Tsjetsjenië en het beeld dat door de tegenstanders wordt geschetst, aantonen.

    In de eerste helft van dit jaar werd Tsjetsjenië slechts door één enkele terreurdaad opgeschrikt. In de eerste helft van 2005 werden vijf terreurdaden gepleegd. Er zijn nog altijd terroristen; 250 tot 300 zitten ondergedoken in bossen of in kelders. De regering heeft na de liquidatie van Maschadov en Basajev aan hen die een nutteloze strijd voeren, amnestie aangeboden. Driehonderd strijders hebben hun wapens al neergelegd. Er zijn in Tsjetsjenië geen echte terroristennetwerken. Het gaat om aparte groepen die niet door de bevolking worden gesteund. Op verzoek van de families van degenen die zich nog verborgen houden, werd het amnestievoorstel tot januari 2007 verlengd.

    De ambassadeur is ontgoocheld over de negatieve benadering van de huidige situatie in Rusland door de Belgische kranten. Zo schrijf een vooraanstaande Franstalige Belgische economische krant, vlak voor prins Filip naar Rusland afreisde, dat hij vergezeld zou zijn van een honderdtal ondernemers. In werkelijkheid werd de prins echter vergezeld door ongeveer 280 personen, van wie tweehonderd ondernemers.

    Dezelfde vooraanstaande Franstalige krant die de foto van de ramp en de ruïnes in Grozny publiceerde, verdedigde een Belgisch toerist die vorige zomer in Turkije bij een ongeval met een waterscooter een Russische burger ernstig had verwond. De journalist heeft het slachtoffer nooit bezocht, maar beschuldigde hem ervan een maffioso te zijn, een nouveau riche, die zijn wet opdrong aan de Turkse politie. De arme Belg was het slachtoffer van de grillen van de stoute Rus. Dergelijke negatieve clichés zijn, een alarmerend voorbeeld van het label dat een heel volk krijgt als men in elke Rus a priori een maffioso of boosdoener ziet.

    Dezelfde krant heeft evenwel veel meer blijk gegeven van tact en van wijsheid in haar verslaggeving over de moord op een Belgische leerling door Poolse onderdanen in het Centraal station te Brussel.

    Welke energiebeleid voert Rusland ten aanzien van de Europese Unie ? Rusland is een grote en betrouwbare energieleverancier. De heer Miller, CEO van Gazprom, heeft de volgende cijfers aan prins Filip bezorgd. Rusland heeft 9 triljoen kubieke meter verkocht, terwijl de contracten voor de verkoop van gas door Europese vennootschappen tot 2025 samen goed zijn voor 2,5 triljoen kubieke meter. De jaarlijkse productie van Gazprom overschrijdt de vijf miljard kubieke meter. De uitvoer naar de Europese Unie beloopt 151 miljard kubieke meter. Rusland beschikt dus over aanzienlijke reserves.

    Rusland gebruikt gas en aardolie niet als een politiek wapen.

    Rusland vraagt aan haar Oekraïense, Georgische, Moldavische en Wit-Russische partners de prijs niet te veel te laten afwijken van de prijs op de Europese markt, zonder hem er daarom mee te laten samenvallen. De prijs ligt tussen 360 en 370 euro per 1 000 kubieke meter gas. Aan Georgië wordt 230 US-dollar per 1 000 kubieke meter gas voorgesteld. Voor Oekraïne beloopt de prijs 250 US-dollar. Dat is welteverstaan een symbolische prijs want de reële prijs, als we er de prijs voor het gas uit Turkmenistan aan toevoegen, bedraagt 110 US-dollar per kubieke meter.

    In de loop van de jongste vijftien jaar heeft Rusland de Oekraïense economie door de belachelijke lage gasprijs jaarlijks gesubsidieerd ten belope van drie à vijf miljard US-dollar.

    In het raam van de directe samenwerking tussen Rusland en België, wordt gewerkt aan de verwezenlijking van een grootschalig project : de aanleg van een gasopslagplaats te Poderny als sluitstuk voor de gastransit naar Engeland. Rusland is van plan om de uitvoer van gas naar Groot-Brittannië verhogen van vier miljard kubieke meter per jaar tot tien miljard kubieke meter in het jaar 2010 dankzij de gaspijpleiding in de Noordzee.

    De samenwerking tussen Gazprom en Distrigaz — die op dit ogenblik al zeer intens is — en tussen Gazprom en Fluxys laat toe om de Belgische binnenlandse markt te bevoorraden en de capaciteit voor de vloeibaarmaking van gas te Zeebrugge te verhogen teneinde de SVOP-transacties van vloeibaar gas tussen Rusland, België en de markten van West-Europa en de Verenigde Staten te organiseren. Op die manier zouden we de leveringen van vloeibaar gas uit Algerije naar de Verenigde Staten kunnen heroriënteren en Russisch gas gebruiken voor de West-Europese markt.

    Het energiehandvest kan onmogelijk in zijn huidige vorm worden aanvaard omdat het onderhandeld werd in een periode waarin Rusland er economisch en financieel zo zwak voorstond dat het een onevenwichtig handvest ondertekende, dat de energieleveranciers te veel verplichtingen oplegt en de binnenlandse markten van de energieverbruikende landen uitermate beschermt.

    Rusland ziet geen graten in het voorstel van Gazprom aan Centrica of aan ieder ander privégasbedrijf in West-Europa.

    De samenwerking met E.ON in Duitsland is een voorbeeld van solide interdependentie die het de Duitsers mogelijk maakt om opgenomen te worden in de beperkte kring van mede-eigenaars van aardgasbronnen in Shtokman. Andere partners die hebben deelgenomen aan de wedstrijd voor het Shtokman-project zijn er niet in geslaagd om voldoende concrete voorstellen te doen. Bijgevolg zal Rusland die gasvoorraden zelf ontginnen met onderaannemers.

    Wat betreft het Russische lidmaatschap van de WHO, meent de ambassadeur dat het niet uitsluitend gaat om de intellectuele eigendomsrechten, die centraal staan in de discussie tussen Rusland en de Amerikanen, te beschermen.

    Zo stelt de Amerikaanse regering voor de toegang van Amerikaanse financiële instellingen tot de Russische binnenlandse markt dermate « indringende » voorwaarden dat zelfs de Amerikaanse banken er versteld van staan en opwerpen dat ze dergelijke privileges niet nodig hebben en ze wel wat andere zorgen hebben. Maar dat is een politiek standpunt.

    Het andere onderwerp betreft de landbouwsubsidies voor Russische boeren en de Russische fytosanitaire controle. Rusland neemt het beleid ter bescherming van de volksgezondheid zeer ernstig, want meermaals waren er twijfelachtige zaken waarbij Amerikaanse leveranciers van kippen- of varkensvlees waren betrokken, in Rusland en elders.

    In die optiek past ook de maatregel tot bescherming van de binnenlandse markt tegen Georgische en Moldavische wijnen. Hoe kan Georgië, dat maar 460 000 flessen Kindzmarauli, de geliefkoosde wijn van Stalin, kan produceren, er 2,5 miljoen flessen van uitvoeren ? Zouden er wijnbronnen liggen in de Georgische ondergrond of in het paleis van president Saakashvili ?

    De maatregelen ter ondersteuning van de economie en ter versterking van de controle op migranten zijn gebaseerd op de volgende logica.

    Primo, de Georgische regering heeft besloten om de regeringen van Abchazië en van Zuid-Ossetië manu militari omver te werpen. Daartoe schaft de Georgische regering massa's moderne wapens aan : tanks, helikopters, gevechtsvliegtuigen. Nochtans is Georgië na Moldavië het armste land van Europa. Waar komt dat geld vandaan ? Speurwerk heeft uitgewezen dat het grotendeels uit Rusland komt. Dat is tegelijkertijd verwonderlijk, pijnlijk en schandalig voor onze politie– en veiligheidsdiensten.

    De ambassadeur citeert twee voorbeelden.

    Een groep Georgische misdadigers heeft de controle verworven over de VEK-bank en is erin geslaagd om vorig jaar 7 miljard dollar naar het buitenland te versassen. De organisator van die operatie heeft zijn handlangers meegedeeld dat die bedragen nodig waren voor het winnen van een kleine oorlog. Welke oorlog ? Voor ons ligt het antwoord voor de hand.

    Van de 1,5 miljoen Georgiërs die in Rusland werken betalen er slecht 15 % belastingen in Rusland. Een kwart van het Georgische BBP is afkomstig van illegale geldtransfers van Rusland naar Georgië. Dat verrijkt de militaristische regering. We mogen niet bijdragen aan de financiering van een nieuwe tragedie. We hebben reeds twee Georgische etnische zuiveringen gekend : in Zuid-Ossetië, waar slechts 46 000 mensen wonen en in Abchazië, waar slechts 320 000 mensen wonen. Voor die kleine staatjes is Georgië, met een bevolking van meer dan vijf miljoen mensen, een grootmacht. Dat is het echte probleem.

    Vervolgens snijdt de ambassadeur het probleem van de mensenrechten aan.

    Volgens het Belgische ministerie van Binnenlandse zaken wonen er 13 500 Russen legaal in België. Volgens Russische ramingen zijn er in België tussen 50 000 en 60 000 Russisch sprekende personen die afkomstig zijn uit Centraal-Azië, Oekraïne, Moldavië, de Baltische staten, enz. Waarom zijn er in België zoveel politieke vluchtelingen uit Rusland ? De meeste van hen zijn Tsjetsjenen. De ambassadeur is ervan overtuigd dat de meeste van die vluchtelingen misbruik maken van het vertrouwen en van de goede wil van de Belgische regering. Het zijn in feite gewone economische vluchtelingen.

    Krachtens de Conventie van Genève en het statuut van politiek vluchteling dat in België van kracht is mogen asielzoekers geen contact opnemen met de ambassades van de landen die ze ontvlucht zijn en de officiële vertegenwoordigers van die landen om hulp verzoeken. Tsjetsjenen vragen politiek asiel in België vanwege de zogenaamde terreurdaden van het federale leger in Tsjetsjenië en de onderdrukking waarvan ze het slachtoffer zijn. Een groot aantal Tsjetsjeense onderdanen wendt zich tot de Russische ambassade om hun documenten te laten afstempelen, om hun kinderen te laten registreren als Russische staatsburgers of om nieuwe identiteitspapieren aan te vragen. Wat heeft dat te betekenen ?

    De ambassade is op de hoogte van reizen van uit Tsjetsjenië afkomstige « politieke vluchtelingen » naar Rusland. Dat gebeurt zeer vaak. Welke methodes worden gebruikt ? De « vluchteling » legt zijn verblijfsvergunning voor aan het gemeentebestuur en vraagt een reisvergunning voor een staatsloze. Met dat document gaat hij naar de ambassade van Oekraïne, waar hem een visum wordt geven om hun land binnen te mogen, waarna die « politieke vluchteling » Polen en Oekraïne doorkruist, alwaar hij zijn zogenaamd verloren — of zelfs in de ruïnes van de stad Grozny verbrande — Russisch paspoort krijgt en zonder enig probleem de Russische grens oversteekt dankzij het vrije verkeer van Russische en Oekraïense onderdanen.

    Verschillende van die zogenaamde vluchtelingen gaan naar Tsjetsjenië, waar ze zogezegd door de plaatselijke « onderdrukkende » machten met de dood worden bedreigd. Het gaat hier om een schending van het asielrecht. De ambassade heeft Belgische ministeries van Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse Zaken ingelicht over deze praktijken.

    Het feit dat Tsjetsjeense onderdanen ongehinderd kunnen reizen, bewijst dat het niet klopt dat Tsjetsjenië nog in oorlog is. De « vluchtelingen » tonen met hun handelwijze aan dat die beweringen onjuist zijn.

    Mevrouw Zrihen besluit dat het beeld dat werd geschetst van de Russische Federatie en maatschappij tegelijkertijd ontroerend en dynamisch is. Het rechtvaardigt des te meer de werkzaamheden van de commissie in verband met de BRIC-landen. Het is essentieel dat zowel in binnen- als in buitenland de kennis toeneemt en de visies op elkaar worden afgestemd opdat de partnerschappen — die onontbeerlijk zijn in de structuur van de mondialisering — enig evenwicht op wereldvlak zouden nastreven. Energie dreigt een bijzonder moeilijk domein te worden dat spanningen kan doen ontstaan. We mogen ons op hetzelfde continent niet van doelwit en zeker niet van doelstelling vergissen. Europa bouwt zich uit met bijzondere grenzen. Rusland moet één van de partners zijn. Dat onvermijdelijke kenmerk mag niet als een noodlot worden beschouwd, maar veeleer als een dynamisch element.

    Tegelijkertijd gaat onze belangstelling uit naar onze maatschappijen. De economische ontwikkeling kan zich reguleren, aanpassen en organiseren, maar de ontwikkeling van de maatschappijen en de Europese waarden die eraan ten grondslag liggen zijn de kern van onze werkzaamheden. Dat element moeten we op de voorgrond plaatsen.


    II. 3. INDIA

    Hoorzitting met :

    — Z. Exc. de heer Dipak Chatterjee, ambassadeur van de Republiek India;

    — de heer Wouter Vandenhole, houder Leerstoel « Kinderrechten », Universiteit Antwerpen;

    — de heer Marc Cogen, professor internationaal recht, Universiteit Gent;

    — de heer Peter Van Wonterghem, onderzoeker, Jawarharlal Nehru Universiteit (JNU), New Delhi;

    — de heer Lars Jacobsen, Senior regional manager, ING;

    — de heer Ranell De Wilde, Chairman, AMI India Logistics.


    II.3.1. Uiteenzetting van de heer Dipak Chatterjee, ambassadeur van de Republiek India

    Mr Dipak Chatterjee states that the relations between India and Europe are a factor in political and economic future of his coutnry and also the evolving future picture of the world. The latest report of Goldman Sachs had coined the phrase BRIC- which included the fast emerging or reemerging economies of Brazil, Russia India and China.

    India, in 2007, may be described as a country which is poised to make its rightful contribution to the increasingly interdependent and rapidly globalizing world of the 21st century. Today, the world is changing at an unprecedented pace. India's dramatic socio-economic transformation is comparatively more striking than the developed world because India is trying to catch up with the world in a short time. Thanks to globalisation, the interdependence among the nations is increasing at the same time as national boundaries are becoming less relevant. What in my view must be the focus for policy makers in the emerging world is the « people ».

    Three phrases which characterize India of today are that they will be the fastest growing free market democracy, a pluralistic society and are endowed with a growing civil society. Our young population is our biggest resource as it is our main focus. We are making all attempts to ensure that the economic development translates into better quality of life for our vast population. There is a huge percentage of population which is not fully equipped to make the most of the opportunities which are coming their way as India makes rapid strides in its economic growth. Provision of quality education and healthcare is, in our view, the key to convert this vicious cycle into a virtuous one.

    India adopted a universal adult franchise when some sections of society in the world's oldest democracy, the United States, had no voting rights. India is proud of the fact that since our independence 59 years ago there has always been a peaceful transfer of power. India's Élection Commission has been asked to assist in the conduct of free and fair elections in a few countries as well which speaks a lot of its international credibility.

    India's strength lies in its free media, arguably the freest in the world, its independent judiciary and our commitment to rule of law. The secular credentials of our state and the society are well established and we value our heterogeneity as a factor of strength. The quality of our vast pool of qualified and skilled workforce has been recognized by the world and is going to be India's most crucial contribution to the globalised world economy.

    India's economy is on an ever increasing growth curve. With positive indicators such as a stable 8 per cent annual growth, rising foreign exchange reserves, a booming capital market, and a more than 25 per cent surge in exports, it is easy to understand why India is a leading destination for foreign investment. India has emerged as the world's fastest growing wealth creator, thanks to a buoyant stock market and higher earnings.

    Forty-four per cent of Top 100 Fortune 500 companies are already present in India.

    One and a half decades into the process of economic liberalisation and global integration, India, today, is well established as a credible business partner, preferred investment destination, rapidly growing market, provider of quality services and manufactured products; and stands on the threshold of sustained and unprecedented growth. With its manufacturing and services sector on a searing growth path, India's economy may soon touch the coveted 10 per cent growth figure. This is the subject of the new Goldman Sachs report.

    In this backdrop there are challenges for India which it cannot tackle alone. The issue of energy security is vital for India's economic and political future and is closely interlinked with issues of global warming, cleaner technologies and the economics of it all. India's civilian nuclear program must be seen on this background. Not to mention in the same breath that India being a responsible nuclear power is a factor of peace and stability for South Asian region and the world.

    Despite the distance and apparent differences in size Belgium figures very high on the India-EU trade list. It has consistently been in the top three partners in Europe, with our bilateral trade reaching 7.5 billion Euros in 2005. I must, however, add that this trade is dominated to a large extent by diamonds. As you are aware, Belgium has a significant presence of the Indian diamond companies who are contributing constructively to the Belgian economy.

    What is even more pleasing is the vote of confidence given to Belgium by the Indian corporations who are looking at new opportunities in Europe, both for manufacturing and for distribution. Belgium has an advantage given its location and openness, and the familiarity brought about by the presence of the Indian community here. It is not surprising that both the UK and Belgium, with a sizeable Indian presence are the chief destinations of indian investments. It is noteworthy that during 2006 Indian companies invested upwards of 1 billion Euros in eight Belgian Companies. These were mergers, acquisitions and joint ventures all put together. Many other sectors and industries are being looked at. This made India perhaps the second largest foreign investor in Belgium in 2006, without not including the much talked about Mittal Arcelor merger. This would have been unthinkable only a few years ago.

    Similarly India's relations with the EU are also undergoing dramatic changes. Starting in 2000 with a Summit level interaction we have now become the latest Strategic partner of the EU, since 2004. A very ambitious Joint Action Plan covering all aspects of bilateral relations — political, trade, economic, development cooperation, science and technology, and education and culture has been established. We are also working towards a launch of negotiations for free trade and investment relations by the middle of this year, and we feel that these developments will have a dramatic impact on the global economy. Similarly India and EU partnership is crucial for the success of the Doha round.

    India which is home to one-sixth of humanity and is a multi-religious, multi-ethnic and multi-lingual society is an experiment in which the whole world has a stake.

    Today, more than ever before. In the backdrop of the growing threat of international terrorism, religious intolerance, xenophobia and right-wing activism, it is important for the world that a pluralistic society such as India is encouraged to become a role model for others. India appreciates the European project and believes that the success of the European dream augurs well for the peace and prosperity in the world. It looks at the emergence of the European pole in an inevitable multi-polar world order as a basis of peace and stability. The major actors of the world are deeply conscious that the current architecture is unsustainable and are also aware that the international framework and institutions which seek to manage global affairs need to change to accommodate new realities.

    Indeed, the emergence of the European Union after centuries of conflict was one of the most remarkable and positive developments of the twentieth century. Our region presents a disturbing picture currently but I believe it will change once all the regional governments fully understand the benefits of cooperating closely. Afghanistan has been turned into a perpetual battleground and consequently a supplier of illicit drugs to the world. Most of the heroin sold in European and American market has its origin in Afghanistan. Pakistan's support in tackling the Afghanistan issue has been far from encouraging. And its own record in controlling terrorist acts from its territories have been lacking and these have been well documented by international observers. Bangladesh has also seen a rise in violence. Intelligence agencies have pointed to the emergence of terror networks within that country, which are targeting both the local population and have established links with the wider network around the globe. Nepal is still emerging from its violent internal struggle. Srilanka's civil strife has been one of the bloodiest and has included some very high profile assassinations making it a source for concern not only for India but for the entire international community.

    It is in this context, that India is attempting to focus on its economic and social development because what we see as are our biggest challenge is ensuring a better quality of life for our vast population. Our sustained economic growth will act as a catalyst for peace and prosperity in the South Asian region primarily but not only for the citizens of India. It will have a positive influence for the people of the region and the world at large. Once, India is able to fully channelise the energies and talents of its vast population it will be able to ensure that it plays its rightful role in the comity of nations.

    The recent update on the BRIC report of Goldman Sachs has concluded that India's full economic potential is yet to be tapped, and it is on the threshold of even more explosive growth. The summary of the report makes the following significant points:

    — India's high growth rate since 2003 represents a structural increase rather than simply a cyclical upturn. We project India's potential or sustainable growth rate at about 8 % until 2020.

    — The recent growth spurt was achieved primarily through a surge in productivity, which Goldman Sachs believes can be sustained.

    — India is well-positioned to reap the benefits of favourable demographics, including an « urbanization bonus », and a further rise in capital accumulation, in part from an upsurge in foreign direct investment.

    — The risks to growth are: political risk, including a rise in protectionism; supply-side constraints, including business climate, education, and labour market reforms; and environmental degradation.

    — Our assessment suggests that India's influence on the world economy will be bigger and quicker than implied in our previously published BRICs research.


    II.3.2. Uiteenzetting van de Wouter Vandenhol, houder Leerstoel « Kinderrechten », Universiteit Antwerpen

    India wordt wel — eens — terecht de grootste democratie ter wereld genoemd. India heeft ook een lange constitutionele traditie, waar de rule of law geldt en niet de rule of men. Bovendien bestaat er een actief en levendig maatschappelijk middenveld. De Indiase grondwet garandeert zowel de klassieke burgerlijke en politieke rechten, zoals het recht op gelijkheid en vrijheid van meningsuiting en van vergadering, als de sociale en economische grondrechten, zoals het recht op behoorlijke arbeidsomstandigheden en het recht op onderwijs.

    India heeft niet enkel een hele reeks waarborgen voor mensenrechten in zijn grondwet, maar is ook verdragspartij bij de meeste internationale VN-kernverdragen inzake mensenrechten : het internationaal verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten, het verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, het verdrag over uitbanning van rassendiscriminatie en discriminatie van vrouwen en het kinderrechtenverdrag. Opvallend is het ontbreken van de ratificatie van het verdrag tegen foltering en onmenselijke en vernederende behandeling en bestraffing, niettegenstaande de ontelbare rapporten over foltering, mishandeling en seksueel geweld jegens onder meer vrouwen en kinderen in detentiecentra.

    In India ontbreekt het niet aan standaarden of normen inzake mensenrechten, een uitzondering daargelaten. Problematisch is wel de implementatie van die mensenrechtenstandaarden. Ze raken moeilijk vertaald in wetgeving en beleid en als dat wel het geval is, wordt de wetgeving vaak niet toegepast of het beleid niet uitgevoerd.

    Er kan wel een beroep worden gedaan op de rechter voor het afdwingen van de fundamentele rechten. Ondanks de ontegensprekelijke problemen inzake toegankelijkheid, gerechtelijke achterstand en onafhankelijkheid van de rechters op lagere echelons, stelt de rechterlijke macht in India, en zeker het Opperste Gerechtshof, zich zeer onafhankelijk op tegenover de uitvoerende macht.

    Het Opperste Gerechtshof heeft in de voorbije decennia in een aantal arresten de uitvoerende macht terechtgewezen voor schendingen van mensenrechten, met name op het vlak van willekeurige vrijheidsberoving, kinderarbeid en dwangarbeid. Het Hof is echter zelf op probleem gestoten waarvoor het meestal wordt gevat, namelijk het gebrek aan implementatie. Ook de instructies en arresten van de rechter worden vaak slechts ten dele of helemaal niet uitgevoerd. Implementatie van mensenrechtennormen en wetgeving en beleid die de normen moeten realiseren, is dan ook een belangrijk pijnpunt in India.

    Een tweede levensgroot knelpunt is de diep verankerde sociale ongelijkheid en de diepgewortelde attitudes van discriminatie. Ongelijkheid en discriminatie treffen telkens weer dezelfde kwetsbare groepen, zoals de kastelozen, de vrouwen en de kinderen. Vaak betreft het een meervoudige discriminatie : kasteloze vrouwen zijn het slachtoffer van discriminatie en geweld op grond van hun kaste én van hun vrouw-zijn. De Indiase regering weigert discriminatie op grond van kaste te erkennen als een vorm van rassendiscriminatie. India trad hierover recent in Genève in dialoog met het VN-Comité voor de uitbanning van rassendiscriminatie. De discriminatie en segregatie van kastelozen speelt niet zozeer de jure maar vooral de facto. Het gaat dus niet in de eerste plaats over de nood aan nieuwe en betere wetgeving, maar over de implementatie en over maatschappelijke veranderingen door de toepassing van de wetgeving.

    Als houder van de pas opgerichte UNICEF-leerstoel kinderrechten aan de Universiteit Antwerpen, zal spreker zich beperken tot enkele van de belangrijkste problemen inzake kinderrechten, met name het onderwijs, de kinderarbeid, de dwangarbeid, de geboorteregistratie en de mishandeling tijdens detentie.

    Het recht op onderwijs is opgenomen in de Indiase grondwet. Sinds 2002 wordt aan alle kinderen tussen 6 en 14 jaar gratis en verplicht onderwijs gewaarborgd, maar voor de Dalitkinderen is de toegang tot het onderwijs nog steeds problematisch. Ze schrijven zich maar beperkt in voor secundair en hoger onderwijs, de schooluitval is hoog en de louter fysieke toegang tot scholen is soms problematisch, voornamelijk als die kinderen wonen in een buurt die hoofdzakelijk bevolkt wordt door een dominante kaste. Hoewel analfabetisme daalt bij de leden van de stammen, de zogenaamde tribes, vergroot de alfabetiseringskloof tussen die stammen en de Indiase bevolking in het algemeen. De alfabetisering neemt dus toe bij de Indiase bevolking, ook bij de tribes, maar verhoudingsgewijs gaat het trager bij de tribes. Ook meisjes, en a fortiori meisjes die behoren tot de untouchables, lijden onder discriminatie inzake onderwijs. Naar schatting gaan 60 miljoen kinderen nog steeds niet naar de lagere school. Nochtans is bijvoorbeeld in de staat Kerala gebleken dat universele toegang tot onderwijs de kinderarbeid doet afnemen.

    Het tweede probleem is kinderarbeid. Schattingen over het aantal kinderen dat verboden arbeid verrichten gaan van 10 miljoen, cijfers van de Indiase regering, tot 50 miljoen, cijfers van NGO's en de VN. De informatie in deze uiteenzetting, is uitsluitend gebaseerd op documenten van de VN, van gespecialiseerde instellingen, om onbetrouwbare of tendentieuze informatie te vermijden.

    De Indiase grondwet verbiedt kinderarbeid onder 14 jaar in mijnen, fabrieken of andere gevaarlijke plaatsen. Een wet van 1986 preciseert wanneer kinderarbeid verboden is en reguleert de toegelaten kinderarbeid. In oktober 2006 is de wet van 1986 inzake kinderarbeid verder verstrengd en werden ook huisarbeid en restaurants als werkterrein voor kinderen uitgesloten. Er is overigens voorzien in strafrechtelijke sancties voor werkgevers die het verbod met de voeten treden.

    Naast een uitbreiding van de gevallen waarin kinderarbeid moet worden verboden, is ook de implementatie van de bestaande wetgeving vereist. Er wordt onvoldoende toegezien op de leeftijdsgrenzen en kinderen doen vaak gevaarlijk werk, ondanks het uitdrukkelijke verbod. Er worden bijzonder weinig werkgevers vervolgd als ze kinderen illegaal te werk stellen.

    Een probleem dat hiermee nauw verbonden is, is dat van de schuldslavernij, de zogenaamde bonded labour. India kent het hoogste aantal kinderen in schuldslavernij. Bonded labour is echter niet alleen beperkt tot kinderen, maar treft ook volwassenen. Volgens sommige bronnen gaat het om 15 miljoen kinderen, vooral afkomstig uit de groep van kastelozen. Schuldslavernij is verboden door artikel 23 van de Indiase grondwet en door een wet van 1976, maar het afdwingen van het verbod, met name door het instellen van strafvervolging, blijft ondermaats.

    Een van de uitdagingen waar de Indiase overheid voor staat, is de ontwikkeling van een sluitend systeem van geboorteregistratie. In 2003 werd tot 46 % van de kinderen niet onmiddellijk geregistreerd bij de geboorte. Dat heeft dikwijls zware gevolgen. Het ontbreken van een juiste geboortedatum verhindert bijvoorbeeld een correcte toepassing van wetgeving die meisjes beschermt tegen seksuele uitbuiting en mensenhandel. Ook de wetgeving inzake kinderarbeid kan moeilijk goed toegepast worden als niet te achterhalen is of een kind al dan niet reeds 14 jaar oud is.

    Foltering, mishandeling en seksueel misbruik tijdens detentie zijn nog steeds een dagelijkse realiteit in India. Dat is niet anders voor kinderen : er zijn veel meldingen van mishandeling, foltering en seksueel misbruik van kinderen in detentie, soms zelfs van het ombrengen van kinderen door politieagenten. Samen met lange periodes van voorhechtenis is dat eveneens een groot probleem en een belangrijke uitdaging voor de Indiase overheid. De ratificatie van het VN-verdrag tegen foltering, dat India in 1997 heeft ondertekend, zou een eerste stap kunnen zijn naar beterschap op dit domein.

    De soms spectaculaire economische groei gedurende het laatste decennium heeft relatief weinig verbetering gebracht voor de armen in India en voor arme kinderen in het bijzonder. Er sterven jaarlijks nog altijd ongeveer 2 miljoen kinderen door ondervoeding en te voorkomen ziektes. De graad van ondervoeding van kinderen (47 %) is zelfs hoger dan die van de meeste kinderen in subsaharaans Afrika.

    Vanuit mensenrechtenperspectief rust hiervoor een zware verantwoordelijkheid op de Staat, te meer daar het niet gaat om voedseltekort. India is zelfvoorzienend in voedsel en heeft een toereikend en goed uitgebouwd systeem van voedselstocks. Het probleem ligt bij de verdeling en de distributie. Daardoor is er geen voedselzekerheid voor individuele huishoudens.

    Sinds de gedeeltelijke liberalisering van de landbouw en de heroriëntatie van de verdeling van de voedselstocks in het midden van de jaren '90 is de voedselonzekerheid toegenomen voor de armsten, in India de meerderheid van de bevolking. Vrouwen, kinderen en leden van de geregistreerde stammen en kasten zijn het hardst getroffen door de hervorming van het voedseldistributiesysteem. Voedsel wordt niet langer aan iedereen ter beschikking gesteld, maar enkel aan bepaalde doelgroepen. Dat heeft geleid tot meer voedselonzekerheid en ondervoeding. Ironisch genoeg blijkt het systeem tegelijk duurder te zijn geworden voor de overheid, als men gaat kijken naar het percentage van het BNP dat aan de voedseldistributie besteed wordt. De ondervoeding aanpakken, los van ideologie en in overeenstemming met de mensenrechtelijke verplichtingen, kan dus een win-winsituatie zijn voor India : financieel interessant voor de Staat en gevulde magen voor de bevolking.


    II.3.3. Uiteenzitting van de heer Marc Cogen, professor internationaal recht, Universiteit Gent

    India is a huge country with a population of 1.1 billion people. Its most outstanding characteristic is its long-standing democracy which makes India exceptional in the Asian region. We cannot overestimate the value of India's democracy in a continent that is still hesitant to embrace this form of government. Moreover, its English-speaking population is the connecting factor that integrates India in the global system and creates good relations with high-income countries, even at personal level such as families living abroad. The political system of India is open and receptive to good governance standards. Its legal system is developed on the basis of the English common law, creating an understandable system for foreign investors. These factors work to the advantage of India.

    At the same time India is challenged because of its population size, provoking deforestation, overgrazing, air and water pollution. High medical risks result from this situation such as water-related diseases (diarrhoea and hepatitis). The Indian economy is still to a large extent a rural economy where three fifths of the population earns a living. Their development is seriously hampered by lack of adequate basic infrastructure and schools. On the other hand highly skilled professionals, living in big cities, are the driving force of India's economic growth, making cities even more attractive to young professional people.

    In terms of external relations and security, India suffers from porous borders with Pakistan and Bangladesh. In order to secure its borders India established long fences alongside these borders: the 2 500 kilometre long fence with Bangladesh and the 550 kilometre long fence along the line of control in Kashmir. As a matter of fact, infiltrations by militia operating from Bangladesh, maintaining ties with Taliban and Al Qaeda, pose a serious security threat, not only for India but also for many other countries. The wider public outside India is not well aware of these security threats that India is facing. Finally, India has abandoned its antiquated policies of non-alignment and has dramatically improved relations with the USA.

    By law human rights are well protected throughout India. It illustrates the democratic nature of India's political system. Indeed, a democracy is characterised by three elements combined: fair and general elections, the freedom to establish associations (in particular political parties and trade unions), and the freedom of expression, including the right to express unpopular and even shocking opinions. These political criteria of a democracy are met.

    India is a federal state that acknowledges the diversity of religions and populations. Indian federalism owns much to the Punjab state that was at the forefront of a movement to claim autonomous rights during the 1970's and 1980's. Federalism was finally adopted by the 73rd and 74th constitutional amendments of 1992/93. Punjab is now an example of a well governed federated state of India. It has a good basic infrastructure and is the richest federated state of India.

    According to a recent World Bank study, Indian decentralisation is a success on account of its legislation, although India performs poorly with regard to fiscal autonomy of the federated states and the modernisation of the federated administrations. Bad representation of low-income classes in local government is another problem to be solved according to the World Bank study.

    Let us look at the problems faced by local governments. It is my opinion that future political stability of India increasingly depends on the question whether local governments will be able to launch modernisation and good governance, also taking into account that traditional rural societies continue to exist in these states.

    Indeed, in contrast to the central government, which can rely on well trained and educated civil servants maintaining a modern code of conduct, some federated states have more difficulties modernising their government. Especially northern federated states witness intra-communal violence from time to time. Although the central government is the final decision-maker with regard to security in the country, federated states too bear responsibility in developing harmonious intra-communal relations and preventing violence.

    One area of great concern is the equality between men and women. It is true that India is known for having several women at the head of politics. But they came from the high-income class and this fact demonstrates that equality between men and women is really tested with regard to middle-income and low-income social emancipation.

    To give some examples. Child marriage is popular in some parts of India such as in Rajasthan where even feudal traditions continue to exist. according to a New York Times report 56 % of women are married before they reach the age of 15 years. Indian NGO's also conduct a campaign « Stop violence against women ». In rural areas women often are discriminated by the combination of sex, class, religion and marriage. Often land rights are involved, especially when the woman becomes a widow. Indian law prohibits discrimination but the authorities should do more to carry out programmes and training of civil servants, police forces and magistrates to enforce these rights. It is advisable that national programmes can be adopted to induce local governments to start with these badly needed social action programmes. Fiscal and budgetary incentives can become a major tool to achieve this goal.


    II.3.4. Uiteenzetting van de heer Peter Van Wonterghem, onderzoeker, Jawarhrlal Nehru Universiteit (JNU), New Delhi

    India, dat een grote diversiteit aan mensen en cultuurgebieden biedt, kan onmogelijk gevat worden door wie ook, inclusief door de Indiërs zelf die er hun hele leven in doorbrengen.

    Alle visies op India zijn ook noodzakelijkerwijze van zeer persoonlijk aard en wie ooit in India is geweest, beseft maar al te goed hoe moeilijk het is om te pogen aan mensen die er nooit zijn geweest de « boodschap India » over te brengen.

    In 1947 werd India gedekoloniseerd en opgesplitst in twee staten, namelijk Oost- en West-Pakistan en India. Alle 564 prinselijke staten — op één na — werden Indiaas. Een jaar later woedde de oorlog rond Kashmir nog steeds. Vijftien miljoen mensen zijn van land gewisseld. Naar schatting vielen er anderhalf miljoen doden. Nog een jaar later wordt de Vader van de Natie, bij ons beter bekend als Gandhi, vermoord door hindoe-extremisten.

    In 1947 komt de Congresregering aan de macht, onder leiding van Jawaharlal Nehru en zijn kompanen. Hij zal regeren tot aan zijn dood in 1964. De Congrespartij domineert alle regeringen tot het einde van de jaren '60.

    In 1961 wordt Goa, tot dan een Portugese kolonie, ingenomen door de Indiase staat. Een jaar later breekt een oorlog uit met China, waarvan de sporen vandaag nog steeds te zien zijn. Zo zijn dezelfde gebieden op een Chinese kaart ingekleurd als Chinees en op een Indiase kaart als behorend tot India.

    Indira Gandhi, van de Nehru-dynastie, neemt de macht over en krijgt in 1965 te maken met een oorlog met Pakistan. Een volgende oorlog breekt uit in 1971 wanneer ze het leger doet meewerken aan de bevrijding van Oost-Pakistan, dat vanaf dan Bangladesh wordt.

    De Congrespartij voerde in de jaren '70 een populistisch beleid ten opzichte van de armen, de OBC's — Other Backward Classes — en de minderheden. In het zogenaamde Kitchen Cabinet was de macht gecentraliseerd rond Indira Gandhi. Zij was ook aan de macht toen India in 1974 zijn eerste atoombom liet ontploffen, zogezegd voor vredevolle doeleinden.

    In 1975 wordt Sikkim ingelijfd na een interne twist. In hetzelfde jaar roept Indira Gandhi, in de grootste democratie ter wereld, de state of emergency uit die duurt tot in 1977.

    Twee jaar later, tijdens de verkiezingen van 1977, wordt Indira Gandhi echter afgestraft. De Congrespartij verliest van de oppositiepartijen en een nieuwe regering, onder de leiding van de Janatapartij, komt aan de macht. Die blijft echter maar twee jaar en dan wint Indira Gandhi opnieuw de verkiezingen. In 1984 stuurt ze het leger af op de Gouden Tempel van de sikhs in Punjab. Wie de Gouden Tempel onlangs bezocht, kan zich nog maar moeilijk voorstellen hoe hij er na Operation Blue Star uitzag : compleet aan gruzelementen geschoten. Gelukkig kunnen de sikhs rekenen op een rijke diaspora om de honderden miljoenen bijeen te brengen die nodig zijn om de honderden kilo's goud opnieuw op het gebouw aan te brengen. Indira Gandhi kan echter niet lang van haar overwinning genieten, want nog hetzelfde jaar wordt ze voor haar huis door een sikh lijfwacht vermoord. Haar zoon Rajiv wordt Eerste minister.

    Tussen 1970 en 1980 haalt een ander merkwaardig feit de headlines. De « groene revolutie » zorgt ervoor dat de landbouw tot driemaal meer opbrengt. India heeft dus geen voedsel meer nodig uit het buitenland. Het zijn ook de jaren van de opkomst van de Other Backward Classes, de kastenpartijen, de kastenconflicten, de rurale politieke partijen en de landbouwersbewegingen. De Congresregering maakt meteen ook een ruk naar rechts en er is de opkomst van de Great Indian Middle Class.

    De Congrespartij kan echter niet aan de macht blijven en in 1989-1990 moet ze de fakkel opnieuw doorgeven aan een coalitieregering, de « nationalefrontregering ». Deze regering, onder de leiding van V.P. Singh, zal voor een ware aardverschuiving zorgen. Ze zal namelijk beslissen om de aanbevelingen van de Mandel Commission te implementeren, die de achtergestelde kasten bepaalde waarborgen wil geven. In 1991 wordt Rajiv Gandhi door LTTE-strijders (Liberation Tigers of Tamil Eelam) vermoord. Er komt een nieuwe bewind, dat staat voor globalisation, privatisation and liberalisation.

    Vijf jaar later zien we voor het eerst de hindoenationalistische partij, de Bharatiya Janata Party (BJP), aan de macht komen, zij het maar voor 13 dagen. Op het regeringsbeleid kan ze dus haar stempel nog niet drukken. Wel zorgt ze ervoor dat er op sinterklaasdag 1992 in Ayodhya, het huidige Uttar Pradesh, met de blote hand een moskee wordt afgebroken. Naar verluidt stond de moskee op de plaats van de tempel waar de geboorte van de god Rama werd herdacht. De afbraak leidt tot onlusten met duizenden doden, vooral moslims, niet alleen in India, maar ook in de buurlanden.

    In 1996 vormt de nationalefrontcoalitie de regering met regionale, linkse en kastenpartijen, maar één jaar later valt ze alweer.

    Dan is het opnieuw de beurt aan de BJP, onder de leiding van Eerste minister Atal Bihari Vajpayee. Deze regering voert meteen haar verkiezingsbeloftes uit, een nucleaire test, die een week later, in mei 1998, wordt gevolgd door de nucleaire test van Pakistan.

    De minister van Defensie maakt duidelijk dat voor India niet Pakistan, maar China vijand nummer 1 is. De Verenigde Staten beslissen om zowel Pakistan als India meteen sancties op te leggen. In 1999 wordt de zogenaamde busdiplomatie ontplooid : er wordt voor het eerst sinds 1947 weer een verbinding over land tussen India en Pakistan ingesteld, die door president Nawaz Sharif en premier Vajpayee in Lahore wordt ingehuldigd.

    In 1999 breekt de grensoorlog van Kargil uit na infiltraties van Pakistan in Jammu en Kashmir. Enkele coalitiepartners brengen de BJP ten val. Bij de daaropvolgende verkiezingen haalt de Congrespartij de slechtste resultaten sinds de onafhankelijkheid. Na een decennialang monopolie verliest ze haar machtspositie. Nieuwe politieke partijen en kastenpartijen brengen ook een regionalisering van de politieke macht op gang. Intussen groeit er een atmosfeer die zich tegen de minderheden keert. Terwijl de BJP en diverse coalitiepartijen aan de macht zijn, gebeuren er aanslagen op de christelijke en moslimminderheden, zonder dat de regering ertegen optreedt.

    In 2001 is er opnieuw een ontmoeting tussen premier Vajpayee en de intussen aan de macht gekomen Pakistaanse president Musharaf. Helaas strooit het grensoverschrijdend terrorisme roet in de chapatis. De VS vallen na 9/11 Afghanistan binnen en in India wordt het parlement in hartje New Delhi aangevallen. De schuldigen zijn nog altijd niet berecht en het is zelfs niet duidelijk vanuit welke hoek de aanslag kwam. In 2002 staan India en Pakistan opnieuw op voet van oorlog over de kwestie Kashmir en het terrorisme. In Gujarat vinden tussen moslims en hindoes de grootste rellen ooit plaats. Er vallen ongeveer tweeduizend doden en tienduizenden mensen worden uit hun huizen verdreven. Ze wonen vandaag nog altijd in kampen.

    Sinds de onafhankelijkheid en vooral sinds de jaren 1970 worden in India de hele tijd allerlei problemen aangegrepen om zich toch maar niet met de armoede en de achterstelling van de minderheden te moeten bezighouden. Die problemen komen bij elke verkiezing wel op de agenda, maar geen enkele regering heeft ooit de meerderheid van de bevolking, die echt armoede kent, echt vooruit willen helpen.

    In 1947 was Jawaharlal Nehru de enige politieke leider die van mening was dat de grootste bedreiging van het nieuwe democratische India niet het communisme was, maar het « communalisme » of de confrontatie van de belangen van de verschillende — politieke, economische, culturele en sociale — minderheden en het daarmee gepaard gaande religieuze fanatisme.

    Waar liggen volgens de Indiërs de problemen en wat zijn de oplossingen ?

    De directe redenen voor de spanningen die het gevolg zijn van het « communalisme », zijn niet van religieuze aard, maar hebben te maken met land, eigendom en handel.

    Tussen de verschillende bevolkingsgroepen bestaan heel wat vooroordelen. Ze leven niet met, maar naast elkaar. Elke godsdienst kent zijn misbruiken, maar elke godsdienst stelt de liefde tussen mensen centraal. De meeste Indiërs hanteren verschillende normen tegenover de verschillende godsdiensten.

    Concurrentie op de arbeidsmarkt geeft ook aanleiding tot spanningen. De minderheden zijn altijd het slachtoffer.

    In de eerste plaats moeten de vooroordelen worden weggewerkt. Elke godsdienst heeft bestaansrecht in India. In feite zijn de enige « echte » Indiërs de Adhivasi, de oorspronkelijke inwoners, die bijna zijn uitgeroeid.

    Een ander middel om de spanningen weg te werken, bestaat erin de economische groei te stimuleren. Dat heeft echter ook nadelen. Het regeringsbeleid ten overstaan van tribalen en lagere bevolkingskasten — de scheduled castes and scheduled tribes — wordt door de privésector immers niet toegepast.

    Woningen, scholen of clubs zouden niet aan bepaalde bevolkingsgroepen mogen worden voorbehouden.

    De media moeten objectief blijven en geen speciale programma's uitzenden voor een specifieke groep.

    Minderheden moeten vertegenwoordigd zijn binnen de politiemacht.

    Onruststokers moeten onmiddellijk worden berecht. Tot nu toe nemen gerechtszaken soms meer dan tien jaar in beslag.

    Ten slotte zou men moeten aanvaarden dat India een seculiere staat is. Dat staat immers in de grondwet. Godsdienst en staat moeten volledig gescheiden blijven. Nehru heeft op dat vlak het voorbeeld gegeven.

    Evenwel moeten alle godsdiensten worden gerespecteerd. Dat leidt soms tot hypocriete taferelen. Enerzijds bestrijden moslims en hindoes elkaar, maar anderzijds nemen ze deel aan elkaars religieuze feesten.

    Politici mogen hun geloof niet in het openbaar belijden. Nehru heeft dat nooit gedaan, maar Indira Gandhi is van die regel afgeweken.


    II.3.5. Uiteenzitting van de heer Lars Jacobsen, senior regional manager, ING

    India is een zeer divers continent, met veel volkeren en talen. Er is rijkdom en armoede. Het heeft een heel rijke geschiedenis, een rijke cultuur en verschillende religies. We associëren India met vegetarisme, kasten, reïncarnatie, heilige koeien, de Kamasutra, snake charmers, moeder Theresa, zuster Jeanne Devos. Alles is aanwezig in India.

    India kent een enorme groei. In 1947 leefden er 400 miljoen mensen in India met een gemiddelde levensverwachting van 34 jaar. Nu zijn er meer dan één miljard inwoners. Het bruto nationaal product bedraagt bijna het dubbele van dat van België. De jaarlijkse bevolkingsaangroei bedraagt 1,7 %. De gemiddelde levensverwachting bedraagt 64 jaar. Er zijn multinationals, zowel in staats- als privéhanden. Het bruto binnenlands product stijgt jaarlijks met 8,5 %. De regering wil het BBP doen stijgen tot 10 % per jaar. De middenklasse, die de motor is van alles wat in India gebeurt, groeit zeer snel.

    In vergelijking met China kende India een tragere groei. India is daar fier op, want volgens de Indiërs hadden ze daardoor niet dezelfde problemen als Thailand of Korea. India heeft nooit een revolutie gekend en dat is positief. India stelt dat het een langzame revolutie meemaakt. De roepie was niet volledig converteerbaar, waardoor de Aziatische crisissen aan India voorbij zijn gegaan.

    België, met tien miljoen inwoners, telt nog niet 1 % van het aantal inwoners van India. Er is een tijd geweest dat het bruto nationaal product van België meer bedroeg dan dat van India, maar die tijd is voorbij.

    India is een jonge democratie met enorm veel diversiteit. Dat is wellicht een van de redenen waarom in India niet alles perfect is. Ondanks de diversiteit werkt de democratie zeer goed.

    De rechterlijke macht is van een zeer hoge kwaliteit, vooral het Opperste Gerechtshof. Op de lagere echelons werkt het systeem minder goed. De scholen zijn even goed als in België. Wel zijn er te weinig lagere scholen en de lagere kasten kennen een te kleine instroom.

    India is voor zijn voedselvoorziening selfsupporting. De industriële productie neemt snel toe; de software-industrie is erg belangrijk. In 1958 bedroeg het aandeel van de landbouw in het BNP 58 %, dat van de industrie 15 % en dat van de diensten 28 %. In 2003 was dat respectievelijk 22 %, 27 % en 51 %. India staat bijzonder sterk, omdat de dienstensector de sector van de toekomst is. India is ook zeer sterk op het vlak van software en IT-toepassingen. Het land kan dus zijn intellect gebruiken om te groeien en op die gebieden is de groei ook het grootst. Ook op industrieel vlak is de groei zeer sterk. Er zijn bijzonder goede ingenieurs. Wat de topbedrijven betreft, staat India op hetzelfde niveau als België. India beschikt al over raketten en heeft al lang geleden een atoombom gemaakt.

    India heeft wel enige achterstand inzake infrastructuur : wegen, havens, scholen, luchthavens. Er wordt echter al heel wat verbeterd. Inzake gezondheidszorg valt er nog heel wat te doen, al heeft het land ook ziekenhuizen van wereldklasse, waar de meer gegoeden van de emiraten en heel Azië zich laten verzorgen met de meeste geavanceerde technieken.

    De economische groei bedraagt ongeveer 9 %. India wil dat opvoeren tot tien procent. Er zijn al enkele problemen van oververhitting. Toch houdt de regering de inflatie onder controle. Ook de infrastructuur zet een rem op een snellere groei.

    De beurs boomt, evenals de immobiliënmarkt. Wanneer de groei van acht procent kan worden behouden, kan dat ertoe bijdragen dat de sociale rechtvaardigheid erop vooruitgaat.

    Het BNP van de VS bedraagt 28,2 % van het bruto wereldproduct, dat van Japan 10,8 %, dat van Duitsland 6,3 %, dat van China 5,1 % en dat van India 1,7 %.

    Volgens The Economist zou in 2025 het aandeel van de VS 27,3 % bedragen. China zou goed zijn voor 13,7 % en zou daarmee de tweede grootste economische mogendheid ter wereld worden. Japan zou wegzakken tot 6 % en Duitsland tot 4,5 %. India zou de vijfde plaats bekleden met 4,2 %.

    India loopt achter op China inzake FDI, foreign direct investments. Dat is misschien wel een voordeel voor India. De groei van India is er gekomen door Indiase bedrijven die hun eigen geld geïnvesteerd hebben. Die groei is dus stabieler. De groei in China is voornamelijk een groei in manufacturing, waarbij het geld komt van buitenlandse bedrijven die een deel van hun productie in China maken. Dat is minder stabiel en brengt minder geld op.

    De snelle bevolkingsgroei in India is een positief punt. Volgens een studie van de VN zal India veel voordeel halen uit het feit dat het een jong land is met enorm veel jonge krachten die onderwijs volgen en de arbeidsmarkt zullen betreden. Dat voordeel zal duren tot 2050. Dat is niet het geval voor China, dat een minder snelle bevolkingsgroei zal kennen en als gevolg van het éénkindbeleid geconfronteerd zal worden met dezelfde problemen van vergrijzing en pensioenlast als België. India kent dat probleem niet en heeft een demografisch dividend. De jonge, snel groeiende bevolking en de topklasse universiteiten zijn ook een voordeel voor de dienstensector, zoals de IT-sector. Om het aanwezige talent te ontwikkelen, is het enorm belangrijk dat alle jongeren naar school kunnen gaan en de kans krijgen om hoger onderwijs te volgen.

    Een van de groeimotoren van de Indiase economie is de consumptie door de snelgroeiende middenklasse, die 150 tot 200 miljoen van de bevolking vertegenwoordigt. Er is een belangrijke invloed van buitenlands kapitaal in India. Buitenlanders, maar ook rijke Indiërs in het buitenland, kopen aandelen en investeren. Die aanvoer van kapitaal is voldoende om de grotere import van consumptiegoederen te stabiliseren. Daarom is de roepie ook stabiel en versterkt hij nu zelfs nog zijn positie ten opzichte van de US-dollar. De inflatie stijgt, maar is onder controle.

    India heeft dus enorme groeikansen. De groei bedraagt ongeveer 8 %, hij benadert die van China en is stabiel. De landbouwsector is de enige sector die achterblijft. Dat is een probleem, aangezien een groot gedeelte van de bevolking van de landbouw leeft.

    De enorme begrotingstekorten van de federale regering zijn min of meer onder controle, ze nemen minder toe omdat de economie zo snel groeit, evenals de belastinginkomsten.

    Met een inflatiepercentage van circa 5,5 % bedraagt de rente op staatsobligaties met een looptijd van tien jaar 7 tot 7,5 %, nauwelijks meer dan de inflatie. Dat is dus tamelijk positief.

    De volgende Belgische bedrijven zijn al lang in India actief : Barco, Bekaert, Extraction Desmet. De drie grote Belgische banken zijn er vertegenwoordigd : ING, KBC (met de Diamantbank) en Fortis. Voorts zijn ook volgende bedrijven er actief : Janssens Pharmaceutica, Samsonite en Tele Atlas. Tractebel heeft er een zeer groot studiebureau waar 650 mensen werken en KBC doet er met ValueSource outsourcing van eigen activiteiten, voornamelijk in IT.

    De ervaringen met investeringen van Indiase bedrijven in België zijn zeer positief. Het is nauwelijks in te schatten hoe belangrijk dat is. Een bedrijf als Pauwels Trafo was op sterven na dood was, ten gevolge van hevige concurrentie en de hoge loonkosten. Sinds de fusie met de zeer voortreffelijke Indiase maatschappij Crompton Greaves gaat het beide bedrijven voor de wind : overdracht van knowhow voor de Indiase firma en nieuwe markten voor Pauwels, die leiden tot nieuwe investeringen en nieuwe jobs. Docpharma is ook overgenomen door een Indiaas bedrijf omwille van zijn grote kennis in de farmaceutische industrie. Hansen Transmissions, dat één van onze parels is, werd ook overgenomen door een Indiaas bedrijf en dat zal voor het bedrijf wellicht een goede zaak zijn. UCO uit Gent werkt nu samen met de Indiase denimproducent Raymond. Samen zijn ze de grootste denimproducent geworden, waarbij UCO de hogere kwaliteit produceert en Raymond de lagere.

    Dergelijke operaties zijn van groot belang voor de werkgelegenheid in België. Het is merkwaardig dat de samenwerking tussen India en België in het algemeen zo positief uitvalt. Daarom is het van belang die samenwerking van nabij te volgen en aan te moedigen.

    Andere bedrijven, zoals Infosys en Tata Consultancy, zijn al langer in India en zetten hun activiteiten er voort.

    Tot besluit merkt de heer Jacobsen op dat investeren in India was in het begin moeilijk was, zeker voor de eerste bedrijven. Nu gaat het veel gemakkelijker en wie in India wil investeren, kan veel hulp krijgen van de Indiase ambassade en van de Belgische ambassade ter plaatse. De Belgische mentaliteit is niet erg verschillend van de Indiase of minstens even gelijklopend als die van de verschillende Indiase bevolkingsgroepen onderling. Het is duidelijk dat de samenwerking vruchten afwerpt voor beide landen.


    II.3.6. Uiteenzitting van de heer Raneel De Wilde, chairman, AMI India Logistics

    Logistiek in India stelt problemen want het is immers een enorm groot land. Het heeft twaalf grote havens en zo'n 110 kleinere, maar allemaal hebben ze een slechte verbinding met het hinterland. Daar staat dan weer tegenover dat India kan bogen op een sterke lokale industrie en zeer strategische economieën. Het exporteert onder andere textiel, edelstenen, engineering goods, chemicaliën, machines en werktuigen en importeert onder meer consumptiegoederen, ijzer- en staalproducten, chemische en farmaceutische producten.

    Op het vlak van infrastructuur moet evenwel nog heel wat worden verwezenlijkt. De Indiase regering stelt in haar nieuw vijfjarenplan dan ook grote inspanningen voor de verbetering van de haven- en wegeninfrastructuur voorop.

    De liberalisering van de logistiek staat nog in de kinderschoenen. Een efficiënt transportsysteem is een voorwaarde voor een goede logistiek.

    India koestert grootse plannen voor de uitbreiding van zijn havens, die nu al 3,8 miljoen ton goederen per jaar verzetten, een evolutie die in stijgende lijn gaat.

    Vele maatschappijen, ook logistieke bedrijven, vestigen zich in India. Naast AMI heeft ook Ahlers er zes kantoren. Ook alle grote scheepvaartmaatschappijen hebben er een vestiging of zijn er vertegenwoordigd. Geografisch en strategisch gezien is India ook uitstekend gelegen als tussenstop op de route van Europa naar het Verre Oosten.

    Vele kleinere havens worden gedeeltelijk geprivatiseerd, maar in de grote havens heeft de regering het voor het zeggen. Toch richten heel wat havenoperatoren, zoals Maersk en P&O, lokale maatschappijen op. De container freight stations zijn in volle ontwikkeling, maar ze worden uitgebaat door staatsbedrijven.

    Het grote probleem is het wegennet. De grote wegen maken ongeveer 1,7 % van het totale Indiase wegennet uit, maar 40 % van het totale goederenvolume wordt erover vervoerd. Dat zorgt voor heel wat problemen. Grote infrastructuurwerken aan de noord-zuidassen en de oost-westassen, vanuit de belangrijkste Indiase havens, zijn aangekondigd, maar dat is uiteraard een werk van zeer lange adem. Belgische firma's zijn wel zeer goed geplaatst om dergelijke werken uit te voeren. Dat geldt ook voor werken aan de waterwegen zoals bevoorbeeld Jan De Nul en Dredging International.

    Ook op het logistieke vlak beschikt in India over aanzienlijk een potentieel. De export bedraagt ongeveer 55 miljoen ton per jaar en de import ongeveer 60 miljoen ton. Voor al die vrachten is een douaneaangifte nodig. 14 % van het BBP wordt door de logistieke industrie gegenereerd; zeevracht en luchtvracht niet meegerekend. Ook 23 % van de productiekosten gaat naar de logistiek.

    Om in de logistiek te opereren is het bijna noodzakelijk in zee te gaan met een Indiase partner. De wetgeving is immers zo verschillend van de onze en een bedrijf moet dus goed op de hoogte zijn van de plaatselijke gewoonten. Daarenboven is de bureaucratie verschrikkelijk zwaar en log. Dat is een overblijfsel uit de Engelse tijd, waar jammer genoeg weinig aan gedaan is.

    Op de Indiase markt zijn er 2 000 tot 2 500 plaatselijke logistieke operatoren. Dat is verschrikkelijk veel, zeker in vergelijking met een haven zoals Antwerpen, waar misschien vijf of zes grote operatoren zijn. De plaatselijke logistieke bedrijven zijn zeer klein en hebben weinig ervaring. Er is een gebrek aan infrastructuur, de wachttijden zijn zeer lang en het zorgen voor alle vereiste documenten is tijdrovend.

    De klanten hechten weinig belang aan het logistieke gebeuren. Ze denken dat custom clearance zonder problemen verloopt. Voorts bestaat er een zeer grote weerstand tegen verandering. Er is ook veel tegenstand tegen de procedure die moet worden gevolgd bij import van goederen. Iemand die in het logistieke veld begint, moet zich van die zaken bewust zijn en hij moet ook weten wat hij ertegen kan doen.

    Om deze problemen op te lossen, moet de regeringspolitiek inzake liberalisering veranderen. De import moet geliberaliseerd worden. De regering moet beter gestructureerde systemen toepassen. Er moeten ook snellere beslissingskanalen komen, want op het ogenblik duurt het in India verschrikkelijk lang alvorens men tot een beslissing komt.

    Privéparticipatie in de grote projecten is een absolute noodzaak en wegenwerken moeten veel sneller verlopen. Dat laatste heeft de regering als een prioriteit opgenomen.

    Voort moet ook werk worden gemaakt van document management, packaging en palletising, pick up en delivery points, storage management, custom clearance, verzekeringen en project forwarding.

    Ten behoeve van de klanten moeten de wachttijden worden ingekort, minder inventarissen aangelegd, kosten uitgespaard en een betere coördinatie en een veel groter verantwoordelijkheidsbesef broodnodig. Dat brengt trouwens ook voordelen mee voor de logistieke operatoren. Ze kunnen dan competitiever zijn, een betere band met de klanten opbouwen en hun winstmarges en marktaandeel vergroten.


    II.3.7. Gedachtewisseling

    Mr Paul Wille. — The question on India's strengths and weaknesses cannot be judged by a small nation like Belgium. The BRICs Exercise is just an attempt to try and understand the consequences of the growth of a number of nations for Europe and Belgium.

    The Goldman Sachs Exercise was calling India an emerging nation but India is no longer an emerging nation. It is a world player economically and diplomatically.

    The 100 year anniversary of the Mahatma Gandhi march in South Africa was a very clear indication of the influence that India has in larger parts of the world and also reflected the Gandhian philosophy of looking for peace.

    Economy is a major element in the ranking of nations but this commission is not basing its judgements on economy alone.

    India is a growing nation just like China.

    China will exceed the Gross Product of the United States in 2035. India will exceed the Japanese one in 2020. There are a few major differences and similarities, like for example India's degree of dependence or independence on energy. The diplomatic progress of China, with producers such as South Africa, Iran, Venezuela and Nigeria, has made China a less independent State. China's dependence on foreign energy supply will be 75 % in 2035 whereas India will be 95 % dependent on foreign energy.

    Most people say that China is « the workshop of the world » and that India is the « office of the world ». Of course this is too black and white. It does not taking into account the dynamic aspect of what is happening and what is going to happen.

    Demography is definitely in India's advantage. The one child policy and the ageing population in China on the one hand and the culture of birth in India on the other hand gives India a major element of growth which is definitely not the case in China.

    Education is one of the major concerns in India: the average education years of schooling is 5 or less years for 53 % of the students. In China it is 98 %. Research and development and education are areas that the Indian government will have to involve themselves in.

    The development of India's bilateral relationship with China may not be a love-affair but there are many things that China and India can do together.

    The recent visit of the Chinese prime minister to India was a request for a free bilateral exchange which India highly favoured.

    On the other hand, some of the opinions made on the state of Arunachal Pradesh by the Chinese definitely did not make future cooperation easier. Major decisions as far as infrastructure is concerned for the linkage between India and the Yunnan provinces as a gate into China is one of the major things to achieve.

    The deal between the United States of America and India, creating a strategic partnership, allows India as a country a status of nuclear weapons power. It allows India to buy nuclear power materials and technology that up till now it was not entitled to receive because it failed to sign the Nuclear Non-proliferation Treaty

    The world criticises this deal because of the creation of a so-called double standard, that on the one side legitimises an Indian weapons programme that only 8 years ago led Washington to impose huge sanctions, while at the same time in Iran and North Korea the United States have demanded that they give up their capacity of making nuclear fuel.

    Besides this new development with the United States, Russia has sold 60 tonnes of nuclear fuel to India in the recent past.

    The military expenses of India are quite substantial, being up to 3 % of the GDP which goes on helicopters, submarines, satellites, etc.

    It includes the implementation of a maritime strategy to ensure the security of all routes in the Indian oceans.

    What are India's ideas about the construction of a Chinese seaport at Gwadar in Pakistan ?

    Is this, in China's opinion, a major problem for the near future ?

    What is the goal of acquiring an air transporter from Russian production called « The Admiral Ghorskov » that will be in India's waters from 2008 and the recent purchase of French Scorpène submarines. In what type of policy does this fit ?

    Finally, in the frame of India's ballistic missile program, which is a far reaching missile program for up to 3000 km, is this not more of a Chinese orientated policy than a Pakistani orientated policy ?

    Since the United States has suddenly become a player, how does India feel about the fact that the United States policy to Pakistan is on a different level than the one with India ?

    As far as schooling is concerned, it is very well known that the « haves » of the country, those who have the finances, are allowed into very famed institutes, the Institute for Technology, the Institutes of Management and major Business Schools. What is to be said about 2 major elements of development being on the one hand that India's private schools are mushrooming, not only in expensive boarding schools but equally in the very low end of education ?

    Now there is even a payment from 1-3 $ a month in the very low schools. The absence of teachers is up to 25 % and in many of the governmental schools » teachers are coming to school but are not always teaching. This is a major point of concern. If it is so, that in a number of states — Maharashtra, Uttar Pradesh, Tamil Nadu — the cost of private schools has gone up from 1.2 % of the per capita income to 6.3 % in urban areas how is this going to develop ? Does India have a policy that will insure the right of education for a larger number of people so that they will have more equal rights ?

    India has apparently up to 40 % of the worlds poor and is the second largest in the HIV suffering population.

    A positive point is that in local politics a rate of 33 % of women has been imposed in local councils. This will most probably lead to much more attention for elements like healthcare and education.

    India makes it quite difficult for foreign investment to enter its local economic frame. It allows foreign countries into its distribution system of wholesale but not into the retail.

    As far as retail is concerned, there is a very high lack of stockage capacity and of refrigerating infrastructure, and bad packaging.


    Mevrouw Olga Zrihen tracht te begrijpen op welke manier de BRIC-landen een bepalende rol kunnen spelen in een nieuwe geopolitieke strategie. In deze landen verloopt de ontwikkeling anders en niet meer tegen hetzelfde ritme. De voorstelling die we enkele jaren geleden nog hadden van India, Rusland, Brazilië of China, is ruimschoots achterhaald. Niet alleen de beelden die we te zien krijgen, zijn veranderd. Het optreden van die landen op de internationale scène is een uitermate belangrijk gegeven geworden.

    Mevrouw Zrihen ziet een grote paradox. India is een macht die zich exponentieel ontwikkelt. Het beschikt over zoveel kennis en technische capaciteiten dat Duitsland besloot Indiase informatici weg te kopen. De middenklasse, die in volle expansie is, zorgt voor een merkwaardig economisch aanzuigeffect. Dat alles contrasteert sterk met de bevolking uit de landbouwsector, die bijna 70 % vertegenwoordigt, 22 % van het bruto binnenlands product produceert en aan de rand van de grote agglomeraties aan haar lot lijkt te worden overgelaten.

    Wat betreft het energieverbruik, stelt mevrouw Zrihen dat India de derde olieverbruiker, na de Verenigde Staten en China is. Het grootste gedeelte van de productie komt uit Afrika en het Midden Oosten. India was een belangrijke partner bij de bouw van de vijfde Finse centrale. Streeft India inzake energiebevoorrading een zekere autonomie na waardoor het tot een van de belangrijke producenten van kernenergie kan uitgroeien ? Dat zou het wereldaanbod kunnen veranderen.

    Een tweede vraag betreft de vrijhandelszones in Azië. India zou er enkele hebben. Is het de bedoeling sterker het accent te leggen op regionale economische ontwikkeling ? Op welke manier wordt daarop ingespeeld ?

    Wat de landbouw betreft, heeft India in de G20 een voortrekkersrol gespeeld met betrekking tot de positionering en de verdediging van de rechten van sommige landen. Zal het die rol blijven spelen ? Tijdens de jongste bijeenkomst van de WTO stelde het zich wat terughoudender op. Zal India vasthouden aan de positie die het samen met Brazilië over de geneesmiddelen innam en die een nieuwe visie op de economische polen kan inluiden ?

    Wat de kernwapens betreft, geeft de overeenkomst met de Verenigde Staten India een zekere legitimiteit. India heeft het non-proliferatieverdrag echter nog steeds niet ondertekend en dat verontrust ons enorm. Hoever staat het daarmee ?

    Het lot van de vrouwen in India blijft weinig benijdenswaardig. Een maatschappij die vrouwen niet de plaats geeft die hun toekomt, kan zich niet duurzaam ontwikkelen. Zal India een voluntaristisch beleid voeren zodat meisjes toegang krijgen tot het onderwijs ?

    The first question of Mr. Roelants du Vivier concerns the demographic policy of India and the question of the balance between the North and South of India. How will India anticipate the needs in terms of education and health for this immense number of people ? What is India's policy regarding its demography ?

    His second question concerns foreign direct investments. The foreign direct investments in 2005 were a little more than $ 6.5 billion whereas in China the number was about 73 billion. What explains this discrepancy and what does the Indian government do to attract more foreign investments ?


    Antwoorden van de heer Dipak Chatterjee

    Mr Dipak Chatterjee states that it is very difficult to understand India, even if you stay there for a lifetime. India is a very diverse country. In terms of languages there are almost the same number of languages, which are official languages listed in the constitution, as the number of member states you have, plus innumerable variations of these languages which are cherished very dearly by the people.

    The culture is also widely different. Attitudes are widely different. This comes out in the society which emerges with its own diversity, with its own complex problems and with attitudes towards every issue which is mentioned, towards women, towards children, towards religion.

    Having seen rural India, having experienced pratical India, doesn't mean knowing the whole of India.

    It is very difficult to make a judgement and to draw a total picture which describes India. It is a country full of diversity, full of contradictions, different attitudes, different beliefs and different religious faiths.

    Why does child labour occur ? It is essentially an economic problem. Why does a family, a father or a mother, convince his child to start working at the age of 7 ? It is because they cannot feed him. That little which he gets from working is an addition to the income of the family. It is a necessity which they are compelled into out of poverty. The government does not hold any brief for this. This problem cannot be eradicated by making laws, or by asking for laws to be implemented. What needs to be tackled is development and to ensure that the poorest of the poor come up in society. What is India's record in development ? 15 years ago close to 50 % of the population were on the poverty line. The poverty line is where the income of the family is just enough for them to have two square meals a day and nothing more.

    This is what is called minimum poverty, it is the barest minimum a family would need. This affected 50 % of India's population 15 years ago. Today this is down to 22 % but it is a fact that 22 % of Indian people are still below the poverty line. What will happen to these people ? One estimate is that if this goes on at the current rate of progress it is hoped to totally remove people from the poverty line in 15 years, we expect that everyone will have 2 square meals a day. Will everybody send their children to school thereafter ? This cannot be answered.

    How can drop-outs be prevented ? India has had universally free primary education ever since India's constitution came into being in 1950. Then why is there less than 5 years of schooling ? Why are there huge drop-out rates in rural areas ? Number 1: A child has to come back to its family to add to its income.

    Number 2: What does a child do in school ? Can the school provide a square meal for him, can the school look after him ?

    There is a wide difference between private and government-run schools.

    First of all, there are not enough schools.

    The two biggest problems facing India are education and health and in health safe guaranteed drinking water is included. These are the two biggest challenges for the government. It is impossible for any government to spend 90 % or 98 % of its total budgetary resources on education. India needs to spend more on education but it does not have enough resources. This is one of the reasons why India approached the European Union for assistance and requested € 2 billion euro over a 5 year period. But the Commission has its own budget problems, it cannot provide enough. The Commission is increasing its assistance to India but it is not enough.

    India acknowledges that it has a serious problem and it is trying to do the best possible within the limited resources.

    When talking about inefficient administration down at the state level the pattern differs.

    There are some states which are much better managed.

    There is a new programme « The Integrated Child Development Programme » where poor children are supposed to get free meals, free education, free health coverage, including inoculations and vaccinations, up until the age of 10 or 12 years.

    This programme is being implemented differently in different states. It was an abject criticism in a few states. At the same time down South in Tamil Nadu the programme is a model one and is working out very well. It is a problem of implementation of this programme in those few states.

    Why is there prejudice against women in some states ? And there is none down South in Kerala where literacy is close to 98 %. There is no prejudice against women in the North-east or east where in certain states literacy is 100 %. It is literacy, and the spread of education which helps people overcome these social prejudices. There is a strong correlation.

    There are states that are backwards and it is here where there are prejudices. These prejudices are not only directed against women. They are often connected with caste and religion, but also with human nature.

    In the state of West Bengal, Marxist have been in power since 1978.

    They have assimilated themselves to the Indian democratic system. They no longer preach about revolution as a means to actual progress. They talk about achieving their objectives through the democratic set-up.

    One of the die-hard Marxist said that everything about Marxism is theoretically prefect. One factor Karl Marx did not take into account was human nature and that every human being is essentially selfish. The same thing drives a millionaire and a poor man and this is selfishness. Karl Marx did not account for this. Had selfishness not been there then Marxism would have succeeded. A millionaire never stops making money, he expands his business, he likes to achieve other objectives and profit drives him.

    This happens with religion also. It was mentioned that India should strive to get a secular State. This is in India's constitution. There is total freedom of religion in the constitution for any person to preach and practice. At the same time there are sporadic incidents of violence, against Muslims, against Christians. These are aberrations. Just as there is petty theft and burglary in Belgium or racial prejudice in the West despite all the social sanctions against these there are in a silimar way violations of the law in India. Since India's numbers are large in absolute figure the cases seem numerous. But by and large and taking the global picture India is generally a very peaceful society, where people have co-existed for centuries, Muslims, Hindus, Christians, Zoroastrians. The average man is not swayed by emotions. They tolerate other religions.

    India is trying to do in 50 to 60 years what has not happened in the West in 150 years. When did universal suffrage for women come into the West ? In the early twentieth century, maybe 1920's and 1930's in some countries. It took a span of between 150 and 160 years, starting with the Industrial Revolution before universal suffrage for women occurred. This time is too short given the poverty and large ignorance in which the Indian population live.

    In fact some of the population live almost in the same mental framework in which Europe was living in in the eighteenth century which explains some of the attitudes and beliefs people have.

    India's FDI is much less than that of China. At the same time the figures are not comparable because the way China and India compute FDI is quite different. But even then there is a significant difference. India's FDI's go from 6.5 to about 13 or 14 billion and China's is 73 billion, 5 times more.

    Does India need this type of FDI ? In its opinion it does not. This is one of the essential elements of the BRIC report. This pointed out that whatever FDI is coming to India has been made use of much more efficiently.

    The priority of capital is much higher in India, this is why the FDI is not needed. India can't absorb it. This does not mean that India does not want FDI's. It wants foreign direct investments in areas where it feels its development needs exist. The point was made about retail trade. The government needs to weigh up carefully whether opening up retail trade entirely to FDI will effect the livelihood of ordinary businessmen. India has an innumerable number of small stores. It is difficult to assess if these stores would be wiped out. It is a fact that in Thailand small stores were initially wiped out until the government took some steps to allow some preference to roadside hawking. This is an experience which India cannot forget or ignore. India is admittedly, not very fast in reform. India has been very careful, it has not opened it capital flows very easily, this is how India avoided the Dot Com Bust and the Asian currency crisis, because the Indian Central bank has been extremely cautious. The Indian government is very cautious and slow and takes steady and calibrated steps when handling FDI's.

    If India can achieve a 9 % growth by this slow calibrated fashion then this is preferable to striving to obtain 10 % or 15 % by doing something suddenly and then facing a problem later on.

    Agriculture is a priority. It is a fact that today almost two thirds of the population are still dependent on agriculture whereas the share of agriculture in GDP has come down to slightly less than 25 %. It is going to decrease.

    It seems as if the Indian government have been relaxing and reclining back because of the Green Revolution which took place in the late 70's, early 80's.

    India became self-sufficient in food grains. But the government has found that this is not lasting security. With rising incomes and increasing development there is more purchasing power available. People are no longer satisfied with two square meals a day. Earlier families who could barely afford two meals a day have moved into a higher income bracket. They want better quality food so that they can consume more. India needs to do something about its agriculture immediately. It needs to be made more efficient and modernised. What is needed is agricultural infrastructure, cold chains, cold storages, efficient marketing. From last year onwards a lot of attention has been paid to this.

    Certain fiscal incentives are being given. The Indian retail chains are also helping to bring this about by assuring minimum prices to producers of quality good. Hopefully things will change over a period of time. This can not happen overnight but the signs are there that this will happen.

    It was mentioned that India has the second largest number of HIV sufferers in the world. The government is going ahead with a huge national programme on HIV.


    Mevrouw Zrihen stelt dat de WTO-onderhandelingen over de landbouw stilgevallen zijn. Aanvankelijk stelde India zich zeer actief op. Is India, rekening houdend met het feit dat de sector 70 % van de bevolking tewerkstelt, bereid de discussies opnieuw op te starten ? Zal India een nieuwe conferentie bijeenroepen of zal het een initiatief van een ander land afwachten ?

    Mr Chatterjee states that since two thirds of India's population depends on agriculture and India has what is known as subsistence farming, where the majority of the farmers own less than one hectare of land, India has to protect its farmers from prices which are low by virtue of subsidies given by the European Union and the United States. India had to take a strong stand because it was convinced that allowing entry of subsidised agricultural products was pitting its farmers, not against a farmer in the USA or a farmer in Europe, but often against big companies because the system of farming is totally different in these areas compared to farming in India..

    Most of India's farmers consume what they produce. They have no marketable surplus. This is essentially a livelihood security for them. This was repeatedly asserted by India at WTN which really drove the Indian position. Whether India took a leadership role is not certain but it had a group of countries who had the same thoughts on this issue.

    If you look at the history of trade negotiations starting from 1948 when GATT came into being India was afraid of being pushed into a corner by an understanding between the United States and European Union and this being handed down as a solution to the rest of the world. India did not want this and therefore had to find a large number of likeminded countries.

    India has not given up its original stand on agriculture and nor has it stopped discussions.

    India's primary intention is to protect its farmers from ruination, this is of the utmost priority. At the same time, subsidies in agriculture are at the heart of the problem and are affecting people elsewhere. The huge subsidies given by the United States to cotton is something which is beneficial to India because it imports cotton. Nevertheless, India went along with Sub-Saharan Africa to demand a special treatment for cotton and it is not likely that India will give up this stand. It is not India's intention to be inflexible but to remain true to its belief and cause that the Doha Round should not only benefit India but be beneficial to all developing countries. This is a philosophy which will continue.

    The EU has accepted India's concerns and respects them. India is hoping for a breakthrough. Time seems to be running out which will be a tragedy because India is a firm believer in the rule-based multilateral trading system. It is important that the WTO continues to exist and prosper. Otherwise, it will be disastrous for international trade. This is India's belief. Notwithstanding any other bilateral trade routes which will follow India is a firm believer in the multilateral trading system. India takes the bilateral route because it believes that bilateral elements complement the multilateral route. They have done so historically.

    Women have a role in Indian democracy. There has been a female prime minister. She was the third prime minister and was in power for a long time. It is to her credit that when she realised she needed to get a mandate, she went in for a ballot and people voted her out. She took this in her stride and came back to power later on. India has a very high regard for women. Today, India has one chief minister who is a woman. It has had at least two more chief ministers who were women. There has not been a woman president in India as yet but the day will come when India will elect a female president. In India the President is a political person, a person of eminence.

    It is difficult to believe that in a country with a female prime minister that attempts are not made by the government to protect women's rights. Social stigmas do continue, child marriages do they take place, despite there being laws against it and people being prosecuted.

    India is in GDP terms percentage wise one of the lowest, it is much less than China and much less than Pakistan.

    In the case of China there is still a grey area on how accurate the defence figure expenditure is.

    Mr Amar Sinha states that the economic picture of India seems much better than the social picture, which India believes to be a good trend. India believes that the cake must grow bigger before distributing it. A lot of the social evils result from underdevelopment or poverty and have their roots over a long period of time. Underdevelopment has not just appeared overnight. The causes are much deeper.

    India is an old nation but a new country. The confusion rises here as people tend to become impatient towards India because they have known India since the time of Columbus or before. It has been in people's consciousness, they have known about it, they have interacted closely with it. They start comparing India with the west of today. What is important here is that India has the power of making its own policies only for the last 60 years. Achievements have been really tremendous during this time. India is already very conscious about its lack of infrastructure or the agricultural sector which has lagged behind. It is making efforts to correct this. Infrastructure, cold chains and logistics are the weak points and these are the sectors where European companies need to penetrate. India feels at times that its FDI policy is very calibrated. The question is should India open up its most lucrative sectors first or should it open up the sectors where it most needs the FDI.

    India now has an annual summit with China. Last year the President of China came to India. Earlier this year, in the trilateral context, the Foreign minister of China visited, along with the Russian Prime minister.

    In March, China will join, along with the EU for the first time, in the SAARC summit as an observer.

    In addition to the bilateral track, which is a conscious decision on both parts, which has nothing to do with either love or hate, the border dispute has continued but a conscious decision has been taken to allow this to take the backburner. A high level expert group will be set up which will work on identification. Substantial work on demarcating the land borders and exchanging new maps has been carried out. This is a step in the right direction.

    India does not think that the port that China is building at Gwadar is a particularly unfriendly act. It is obviously not friendly if it is seen from a strategic point of view that bases are being built both on the East and the West, both in Myanmar's Coco Islands as well as in Pakistan.

    What would be more troubling after the Gwadar port is completed is that China would try to establish a road link through the Karakoram path which is under illegal occupation to Gwadar port. This would have more legal complications. India has not yet taken a stand on China's building of this port for Pakistani use.

    The defence expenditure of 3 % is really low. Even if this is 3 % a very minuscule percentage goes to the acquisition of new defence systems. India has a million strong standing voluntary army. The majority of the defence expenditure goes to pay and salaries and allowances. This takes up a huge portion. India is evidently not splurging on armaments and weaponry.

    That the world has not criticised the NPT and the deal with America. Some of the members of the EU have welcomed it, France has, UK has, Russia has. These are among the prominent five of the Security Council. The EU is a divided house as far as NPT and nuclear energy is concerned. India is working with individual governments. India looks at NPT in a totally different light. India does not think that the deal with the US is a discriminatory policy. It feels that NPT itself is discriminatory and this is why it has not signed the deal. It is NPT that has created two classes of people who have acquired weapons before a certain arbitrarily decided date while it does not allow similar facilities to other countries. The principle opposition to NPT is its discriminatory nature.

    Having said this, India have voluntarily accepted most of the obligations of NPT. No other nuclear weapon state has this record. India still believes it needs to work on the other aspect of the NPT treaty which is total disarmament.

    India has a declared policy of no-first use. It has declared that it will never use nuclear weapons in offence and will never be used against countries which do not have nuclear weapons.

    These elements put together makes India a great candidate, perhaps an example, that though it has stayed out of NPT it has not only observed it in principle but has gone beyond.

    India has made it very clear that Iran is in violation of its obligations under NPT. It is a signatory of NPT whilst India is not. When India went for testing it was not violating any international undertaking that it had taken. The Indian government has said that it does not want Iran to become nuclear because it feels that there is no justification. There are ample supplies of gas and oil. Iran are suppliers to major parts of the world.

    India does not feel that energy requirement is really a motivating factor.

    Concerning the issue about the general perception that China is the manufacturing base of the world and India is the Office, China is definitely the manufacturing base. This however is due to the fact that Indian development is being led completely by the services sector or the Information Technology (IT) sector.

    India's growth story has been identified with the IT sector. The fact is that the growth rate which has gone up from 5.7 to 8.9 has been led completely by manufacturing and this not only increases investments but leads to tremendous achievements in efficiency in manufacturing. The new BRICs report, which came out in January, has carried out detailed economic analyses of why this has happened and how the efficiency of the private sector in India is leading to greater confidence, profitability, surplus capital, availability of credit and the confidence of stepping out in the world. These are all interlinked. It is why they have projected that India can sustain a growth of 8.5 % at the base level, i.e. at the current level of investment and FDIs. If India has to go up to 10 % it will have to increase its own investment rates by at least 16 % of the GDP according tot the BRICs report.

    India is said to quadruple its GDP in the next 13 years and per capita income. It will go up 4 times according to the BRICs projections. This means there will be a tremendous upsurge in consumer demand. Organisation of products and resources and its effect will create its own pressures and have its own fall-out effects because of the tremendous growth in domestic demand. This also partially explains the difference between the Chinese and Indian growth model.

    Chinese growth is totally trade dependent, and the trade of goods needs manufacturing facilities. It requires higher levels of investments while Indian FDIs seem to have come into the service sector, whether it is R&D facilities, setting up labs or IT software where the amount of investment in infrastructure is much smaller. This focuses more on the hiring of people rather than on setting up huge manufacturing, production and machinery plants. This is the reason why the number in FDIs are also different.

    The salvation for India and its youth lies in the service sector. The service sector has led to acquisition of higher knowledge and skills which has a beneficial effect on manufacturing efficiencies also. The real salvation lies in an increase in manufacturing as this is what provides large-scale employment. The Indian government is absolutely committed to this.

    The need for access to education and more importantly the quality of education is very clear. The policy makers are very aware that these are two issues that they have to focus on. India has a Universal Education Programme which is a mission mode when the government takes up programmes in a specific five year period and wants to achieve fast results. This is where all the resources are being placed. India has sought assistance from the EU. The EU has been assisting but India wants a slightly more concentrated and frontloaded assistance in these sectors so that it is up to India's own development efforts.

    India does favour denuclearisation provided it is non-discriminatory.

    India is highly dependent on foreign imports of energy. The Indian policy makers and planning commission are not striving for autonomy, having learned from the WTO and the globalised economy there is no such thing in today's world. What India is really looking for is diversifying. Overall dependence on oil and gas has to be reduced. India is one of the second largest coal-reserves. Coal is a major source of energy in India. Since it is dirty, India is working very closely both with the US and the EU on clean coal technologies for India's coal-base plants. India feels it has reserves for the next few decades but these needs to be utilised in a manner that does not adversely effect the environment. India feels hydropower is a huge potential. It is a clean and renewable energy source. There is a constituency which is against large hydropower plants. This is essential if India is to move away from oil, gas and coal. This is where India feels the nuclear deal with the US is very important. It is not important in terms of India's nuclear weapon programme at all. This illusion or misconception needs to be removed. This deal tends to correct the historical discriminatory policies which were set up by the NSG (Nuclear Supplier Group) which were targeting India specifically. This was a technology denial regime. It recognises that India is a responsible nuclear weapon state and can be trusted with dual-use technology. The US have already accepted a method of fast-tracking supplies of dual-use technology and equipment to all Indian companies and entities which have a proven track record. Otherwise it was on presumption of denial that the applications were looked at. This took a lot of time.

    One of the important fallouts of the deal has been that it will have beneficial effects in every sector.

    India is working as one of the six founding partners of the International Thermonuclear Experimental Reactor (ITER) fusion project which is a futuristic project. India is working with the EU on a range of issues. India has formed a very high level energy panel with the European company because they both feel that their energy profile and dependence is very similar. While India will reach 85 % dependence by 2020 Europe will also be around the same point in terms of import dependence.

    Concerning demographics, one of the critical factors here was the impatience of Sanjay Gandhi, with the rising growth of population. He wanted to impose a system which was not very participatory and democratic in nature. He also wanted to impose, like China, a kind of a one-child or two-child policy which really backfired.

    India's policy today is not focused on forcing any particular measure but persuading in a gentle manner in terms of higher education, i.e. on women's education. It's family welfare policies focused on mother and child.

    One of the reasons for people having more children was that children were not only a mouth to feed but were two additional hands for the family who were earning money. Due to the higher mortality rate people tended to have more children as an assurance in case one of their children died. Experience in Kerala has shown that the rate of growth is directly related to the level of education. The emphasis is on education and on more particularly women's education.

    It is not the policy of the government of India to proliferate in terms of numbers but to control this through education and health measures.

    North-South divide relates to governance at the level of provinces. There are a few states which have really lagged behind but they have to catch up. Most of these states have had regime changes and are desperately trying to catch up with the Southern states which have done much better in terms of attracting FDI or even meeting better social targets.

    Intracommunal violence in Kashmir is very like ethnic cleansing. The terrorists have really targeted the Hindu's to force them to get out of there. This has to be linked up to the demand for a plebicide. They want to change the composition of the population itself, so that when there is a plebicide there will be no opposition. All of the Hindu's have been removed. They have been living in camps for the last 10 or 15 years in abysmal conditions.

    It was mentioned that Punjab had taken the lead in decentralisation. Perhaps it was this way except that the move for decentralisation was overtaken by the militant diaspora outside. The diaspora and certain inimical powers made it into a movement for Independence. This lasted for 10 years until the terrorists lost total sympathy because of the same aggression against their own.

    Maybe decentralisation is the solution for Kashmir. This tends however to be confused with a demand for autonomy and independence.

    Mr Dipak Chatterjee states that it is a fact that manufacturing has played much less of a role in India's development. If you look at China it took about 15 years of FDI for their manufacturing to emerge as a powerhouse and for China's economy to grow at 8, 9 and 10 % plus rate. This began in the late 1980's. India started opening up in 1991 and it tackled the problem of manufacturing even later.

    Today's growth is largely on account of manufacture. Manufacturing will provide the impetus and sustenance for India's economic growth in years to come. It will probably be possible to see the results of what happens to manufacturing in India in due course. There are signs that FDI is now entering critical manufacturing sectors. Large companies are setting up manufacturing bases, beginning with Motorola, and Nokia.

    Today's shared nuclear energy is only 2 % or less.

    What the Indian government needed was a breakthrough in nuclear technology so that India can go up to 10 or 11 %. India has a lot of nuclear fuel in its country but unfortunately it is largely tolium for which the fast breather technology is needed. Though India's scientists are confident of having the first commercially operated fast breather reactor in another 4 or 5 years time, it also needs nuclear fuel in order to take it to 10 % or 11 %. If the fast breather technology succeeds then who knows what will happen to the energy dependence of India in the future. It must be emphasised that 90 % of the world's tolium reserves are in India and this should be harnessed.


    II.4. BRAZILIË

    Hoorzitting met

    — de heer Jean-Paul Marthoz, adviseur bij het tijdschrift « Enjeux internationaux »;

    — de heer Koen Warmenbol, coördinator Latijns-Amerika, 11.11.11./Vlaamse Noord-Zuidbeweging.


    II.4.1. Uiteenzetting van de heer Jean-Paul Marthoz, adviseur bij het tijdschrift « Enjeux internationaux »

    In tegenstelling tot China en — in mindere mate — India, wordt Brazilië bijna nooit als een bedreiging voor onze industrieën, onze standing of onze internationale status voorgesteld. Brazilië wordt beschouwd als een macht, maar van een ander niveau.

    Het debat over Brazilië gaat meer over de politieke aard van zijn regime dan over zijn buitenlands of internationaal economisch beleid. De meeste waarnemers van Brazilië trachten een antwoord te vinden op de grote vraag die de linkse kringen sinds enkele jaren verdeelt : wie is Lula ? Is hij nog links ? Of behoort hij tot het centrum ? Verkiest hij het economisch wereldforum van Davos boven het sociale forum van Porto Alegre ? Deze vragen verschijnen in alle artikelen, documenten en verslagen over Brazilië.

    Brazilië heeft steeds verwachtingen gewekt van grote macht, maar die verwachting werd echter vaak niet ingelost. De geschiedenis van Brazilië is er een van vooruitgang en ontgoochelingen. Maakt de ontwikkeling van Brazilië in de voorbije jaren het mogelijk het land in de internationale economie en in de diplomatie een plaats te doen innemen die overeenstemt met zijn huidige macht ?

    Volgens het UNDP is Brazilië de elfde industriële wereldmacht. Brazilië voert vooral industriële halfafgewerkte en afgewerkte producten uit en is ook een uitzonderlijke landbouwmacht. In alle landbouwdossiers heeft het land nog steeds een lengte voorsprong. Het is waarschijnlijk ook één van de belangrijkste, en soms één van de scherpste, verdedigers van zijn eigen belangen bij de WTO.

    Een aantal punten wijzen erop dat Brazilië vandaag veel beter in staat is zijn natuurlijke rijkdommen te ontwikkelen, te weten een immense bevolking, een gigantisch grondgebied, delfstoffen, landbouwrijkdommen en arbeidskrachten met een zeker opleidingsniveau.

    In verband met Brazilië wordt vaak de uitdrukking « Belindia » gebruikt, een samenvoeging van België en India. Die term is opgedoken in de jaren vijftig. België is een klein land dat symbool stond voor ontwikkeling, en India, een immens land, stond symbool voor ellende. Met de uitdrukking Belindia werd aangeduid dat in eenzelfde land twee verschillende economieën, denkwijzen en sociale werkelijkheden aanwezig zijn.

    Brazilië lijkt vandaag beter gewapend dan in de jaren '60 of '70 om de ambitie waar te maken die het altijd heeft gehad, namelijk een belangrijk land te zijn, indien niet op internationaal niveau, dan toch op het niveau van Latijns-Amerika.

    We zien in Brazilië een zekere stabilisering van de politieke instellingen. Sinds het presidentschap van Fernando Henrique Cordoso in 2002 en tot Lula aan de macht kwam, is er een grote mate van continuïteit op institutioneel vlak. De rechtsstaat is zeker versterkt, ook al is het land nog niet in staat zijn belangrijkste verantwoordelijkheden op te nemen. Er lijkt echter reële vooruitgang te worden geboekt in de institutionalisering van het democratische systeem, de machtsafwisseling en in de scheiding der machten. Dat is een zeer belangrijk element voor een land dat in de loop van zijn geschiedenis op politiek vlak veel geknoei heeft meegemaakt met de verschijning van autoritaire burgerregimes, maar ook met zeer autoritaire militaire regimes of enigszins anarchistische of chaotische burgerregimes, zoals onder het presidentschap van Color.

    Het tweede element, dat sommige kringen bestrijden en andere waarderen, is dat Brazilië gekenmerkt wordt door een sterke orthodoxie op economisch vlak. Brazilië is erin geslaagd de grote evenwichten te herstellen. President Cardoso was in zekere zin het troetelkind van de internationale economische wereld. Hij is dat trouwens nog altijd, aangezien hij na zijn twee ambtstermijnen een tweede leven heeft gekregen. Lula lijkt echter nog meer te worden geprezen door de internationale economische kringen. Zoals Michel Rocard zou hebben gezegd : « Hij heeft het kapitalisme beter beheerd dan de kapitalisten. » Hij is er op een aantal punten in geslaagd de grote criteria waarop een land wordt beoordeeld, te verbeteren. In de lijst van risicolanden is Brazilië van 2436 punten in 2002 gezakt naar 216 punten vandaag. Het vertrouwen van de internationale investeerders in Brazilië is dus toegenomen.

    De schuld is sterk verminderd. Onder Cardoso, die nochtans doorging voor een uitstekende beheerder, was de schuld gestegen van 148 miljard in 1994 tot 227 miljard in 2002. In 2006 werd de schuld teruggebracht tot 169 miljard.

    De geldreserves zijn sterk toegenomen : van 16 miljard in 2002 tot 53 miljard in 2006. Dat heeft Brazilië in staat gesteld zijn schuld aan het Internationaal Muntfonds vervroegd af te betalen, wat in het kader van de betrekkingen van Latijns-Amerika met het IMF een uitzonderlijk grote symboolwaarde heeft.

    Het overzicht bevat evenwel ook minder schitterende onderdelen, in de eerste plaats de zeer bescheiden groei onder het presidentschap van Lula. De groei was veel bescheidener dan die in heel Latijns-Amerika en duidelijk lager dan de groei van de andere BRIC-landen, China en India. Voor Brazilië wordt voor de voorbije jaren een gemiddelde van 2,3 vermeld, terwijl voor China cijfers van 6, 7, 8 of meer worden vermeld.

    De financiële politiek van Brazilië krijgt veel kritiek. De rentevoeten zijn er hoog en vormen in zekere zin een rem op de productieve investeringen. Dat is één van de zwakke punten van het huidige economische beleid.

    Globaal gezien is er, enerzijds, een constitutionele stabilisering en, anderzijds, een economische « orthodoxie » die de internationale economische actoren op prijs stellen, waardoor Brazilië een veel gevraagde partner wordt.

    Een ander zeer belangrijk aspect kan, afhankelijk vanuit welk gezichtspunt men het bekijkt, aanleiding geven tot kritiek of tot lofprijzingen : de buitengewone sociale ongelijkheid in Brazilië. Vijf jaar geleden bekleedde Brazilië op het gebied van ongelijkheid de derde plaats in de rangschikking van de UNCED. Brazilië kent een zeer grote spanning tussen een extreem rijke minderheid van de bevolking en een omvangrijke zeer arme bevolking : 49 miljoen Brazilianen leven onder de armoedegrens. Volgens veel economen is dat een zeer negatief element voor het vooruitzicht op duurzame ontwikkeling op lange termijn.

    Lula heeft die ongelijkheid, in zekere zin het structurele zwakke punt van Brazilië, niet kordaat aangepakt. Hij heeft eerder gerekend op een toename van de rijkdommen van de Staat — in het bijzonder door de zeer gunstige economische conjunctuur voor de grondstoffen en de landbouwproducten van Brazilië — om de honger en de armoede te bestrijden. Hij heeft programma's ter bestrijding van de armoede en de honger opgezet die kritiek oogstten, in het bijzonder van de linkerzijde, maar die resultaten hebben opgeleverd. De reële inkomsten van de armsten in Brazilië zijn gestegen, terwijl de ongelijkheid een beetje is afgenomen aangezien Brazilië van de derde naar de tiende plaats is gezakt in de rangschikking van de UNCED.

    Deze drie elementen, die een vrij belangrijke rol spelen in de beoordeling van het land en van zijn vermogen om zich op het internationale politieke toneel te laten gelden, moeten worden gezien in een grondig gewijzigde internationale context. De machtsverhoudingen in de wereld variëren voortdurend. Brazilië probeert daar voordeel uit te halen door zijn internationale politiek die opener is dan onder het militaire regime en onder de opeenvolgende burgerregimes tussen 1984 en 2002. China en India treden op het voorplan. De afstand tussen de Verenigde Staten en Latijns-Amerika is groter dan in de vorige decennia. President Bush maakte nu pas, in het zesde jaar van zijn presidentschap, een eerste grote reis naar Zuid-Amerika. Dat is een bewijs dat dit werelddeel genegeerd werd. In zekere zin heeft dat mogelijkheden gecreëerd voor een land als Brazilië, dat, hoewel het geen overmacht in de regio wou hebben, toch altijd de ambitie heeft gehad in dit werelddeel het voortouw te nemen.

    Brazilië heeft zichzelf altijd als een groot land beschouwd. Het beschikt over een uitermate elitair corps diplomatique, vermaard voor zijn bekwaamheid en voor zijn betrekkelijk standvastige visie op de nationale belangen van Brazilië en de manier waarop die moet en worden vertolkt. Brazilië heeft, omwille van de nationale belangen, het buitenlandse beleid altijd gestimuleerd, zowel op economisch vlak als wat betreft de relaties met de andere landen van de wereld. Hierdoor heeft Brazilië een belangrijke invloed op de regio en treedt het naar voren als het referentieland voor Latijns-Amerika.

    Alain Rouquier, gewezen Franse ambassadeur in Brazilië en professor gespecialiseerd in Latijns-Amerika zei dat achter de gedaanteverwisseling van de Braziliaanse politiek en haar diplomatie eenzelfde missie schuilt, namelijk, het zelfbestuur van het land in stand houden en mee de regels van het wereldwijde spel bepalen met het oog op de nationale ontwikkeling. Dat is de definitie van de Braziliaanse diplomatie.

    De twee opeenvolgende presidentschappen van Fernando Henrique Cardoso, lid van de sociaaldemocratische partij van Brazilië, die niet centrumlinks, zoals haar naam zou kunnen doen vermoeden, maar centrumrechts is, werden op internationaal vlak gewaardeerd.

    President Cardoso heeft zich ingezet om Brazilië een positieve rol te laten spelen in het globaliseringproces. Hij stond dichtbij president Clinton en premier Blair. Hij werkte mee aan de « derde weg », die eind de jaren negentig vorm kreeg, maar sindsdien een beetje aan het vervagen is. Hij wou gelijke tred houden met de mondialisering via een gematigd buitenlands beleid, waarbij elke confrontatie zowel met de Verenigde Staten als met de internationale financiële wereld werd vermeden. Hij hield rekening met de gevoeligheden en het wantrouwen van de buurlanden.

    Tussen het presidentschap van Cardoso en dat van Lula was er een zachte breuk. Op economisch vlak voerden zowel Lula als Cardoso een orthodox beleid. Lula ging zelfs verder. Sommigen noemen het een stap achteruit, maar hij liet de staatsinstellingen, bijvoorbeeld de Nationale Bank, opnieuw een voortrekkersrol spelen in het economisch beleid om richting te geven aan de ontwikkeling van het land, dat kwetsbaar was geworden door het vroegere beleid. Hij remde de privatiseringen af die vanaf de jaren negentig tot in 2002 werden afgekondigd. Hij gaf ook een nieuw elan aan de vaak ingewikkelde en moeilijke relaties met de gigantische sociale Braziliaanse bewegingen. De sociale beweging, vooral in de landbouw, is kenmerkend voor Brazilië. Lula komt immers zelf uit de sociale beweging, uit de vakbeweging van de jaren zeventig en tachtig.

    President Lula heeft Brazilië weer een plaats gegeven als regionale leider.

    In plaats van, net als Cardoso, aan te sluiten bij de mondialiseringlogica, die gebaseerd is op een goede verstandhouding met de leiders van de mondialisering, de internationale instellingen of de belangrijkste en rijkste landen, ontwikkelde Lula, hoewel hij de indruk wekte de verbintenissen met de beweging van de andersmondialisten of het Sociaal Wereldforum niet na te komen, een beleid dat Brazilië weer een leiderschapsrol geeft, althans op regionaal vlak. Het was zijn bedoeling dat Brazilië zou optreden als vertegenwoordiger van Latijns-Amerika en een permanente vertegenwoordiging in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties zou krijgen. Tevens trachtte hij een diplomatiek en vooral een economisch beleid te ontwikkelen dat Brazilië in het centrum van Latijns-Amerika plaatst, waardoor Brazilië met zijn grote infrastructuur- en energienetwerken voor Latijns-Amerika het Parijs van Frankrijk zou worden. Lula is daardoor echter in botsing gekomen met twee verschillende voorstellen.

    Het eerste is dat van de Verenigde Staten. Brazilië heeft er op een hoffelijke manier alles aan gedaan om te verhinderen dat het project van president Clinton, namelijk het creëren van een vrijhandelszone tussen Noord- en Zuid-Amerika, werd gerealiseerd. Brazilië koos voor een meer Zuid-Amerikaans beleid, met name in het kader van Mercosur, dat een aanzet vormt om een gemeenschappelijke markt van de landen van het zuiden op te richten. Een van de belangrijkste mislukkingen van de twee ambtstermijnen van president Bush is ongetwijfeld het feit dat hij er niet in is geslaagd de vrijhandelszone tot stand te brengen. President Bush heeft besloten bilateraal met de betrokken landen over de vrijhandelsakkoorden te onderhandelen, maar dat bemoeilijkt het beleid van de landen van Latijns-Amerika en de eenmaking op het vlak van energie en economie. Het project van de Verenigde Staten stemt dus niet echt overeen met de strategie van Brazilië.

    Het tweede voorstel is het Bolivariaanse project van president Chavez; een bijzonder ingewikkeld spel tussen Brazilië en Venezuela. Beide landen proberen een confrontatie te vermijden over de politieke en « integrationistische » projecten van Latijns-Amerika en trachten een beleid te voeren dat gericht is op het verdedigen van de nationale belangen. Er bestaan belangrijke tegenstellingen tussen het Bolivariaanse project van Hugo Chavez en het project van de Zuid-Amerikaanse Statengemeenschap, aangestuurd door Brazilië. Dat is trouwens een van de belangrijkste aangelegenheden voor Brazilië.

    Brazilië wil een wereldspeler worden en absoluut tot de club van de groten behoren. Het wil niet enkel permanent lid zijn van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, maar het wil ook het voortouw nemen in de nieuwe Noord-Zuid-strijd als een van de meest actieve staten van de G20. Op de WTO-onderhandelingen van Cancun zette Brazilië in zekere zin de toon en verenigde het de landen die 60 % van de wereldbevolking en 22 % van de wereldlandbouwproductie vertegenwoordigen.

    Dit activisme was niet altijd naar de zin van de Verenigde Staten, noch van de Europese Unie. Het landbouwbeleid en vooral de subsidies voor de landbouwexport van de Europese Unie werden immers opnieuw ter discussie gesteld. Het is één van de meest ingewikkelde dossiers van wat vaak als de « perfecte liefdesverhouding tussen Brussel en Brasilia » wordt voorgesteld. Het landbouwdossier compliceert de hele situatie en het is helemaal niet zeker dat de Europese Unie het best geplaatst is om in dit geval met Brazilië te onderhandelen.

    Het Braziliaanse beleid is volledig gericht op de versterking van de nationale belangen en zet alles op de multipolariteit en het multilateralisme. Op die manier is er een convergentie tot stand gekomen inzake sommige dossiers tussen Brazilië en gemeenschappen zoals de Europese Gemeenschap. Voor Brazilië is een multilaterale diplomatie in de internationale context belangrijk.

    Brazilië stond uiterst afwijzend tegenover het beleid van de regering Bush, meer bepaald bij de inval in Irak. Het land heeft zijn ongenoegen duidelijk geuit, al is Lula met zijn gematigde houding in Washington populairder dan enige andere voorganger ooit.

    In sommige dossiers durft Brazilië in te gaan tegen Washington. Het is een zacht verzet, wat veeleer verwonderlijk is in de context van de geschiedenis van Latijns-Amerika, die een opeenvolging is van spanningen tussen Washington en de andere hoofdsteden uit de regio.

    Wat Lula in Brazilië doet, wekt soms bewondering, vooral van de internationale financiële wereld, de ondernemingswereld in het algemeen, en van een deel van links. Jorge Castaneda, gewezen minister van buitenlandse betrekkingen van Mexico onderscheidt twee soorten links in Latijns-Amerika : enerzijds « ernstig » links, vertegenwoordigd door Michèle Bachelet in Chili, Tabaré Vazquez in Uruguay en Lula in Brazilië, en anderzijds een meer « populistisch » links, vertegenwoordigd door Hugo Chavez in Venezuela, Evo Morales in Bolivië en Rafael Correa in Ecuador. Deze visie, ook al is ze aanvechtbaar, toont aan hoe internationale kringen — Castaneda is alleszins één van de personen die goed thuis zijn binnen het Amerikaanse establishment — de gebeurtenissen in Latijns-Amerika interpreteren.

    De huidige toestand in Brazilië leidt natuurlijk ook tot ontgoochelingen. Zelfs bij links zijn sommigen ontgoocheld. Ze zijn van oordeel dat de Arbeiderspartij, één van de best gestructureerde partijen in Latijns-Amerika die heel nauw aansluiten bij de sociale beweging, zijn beloften inzake een sterkere en snellere strijd tegen de ongelijkheden en de uitbreiding van de landbouwhervorming (één van de meest cruciale elementen van de sociale ontwikkeling in Brazilië), niet is nagekomen.

    Sommige economisten van links zijn zelfs van oordeel dat Lula, omdat hij de ongelijkheid niet grondiger heeft aangepakt, het risico loopt zich neer te leggen bij het bestaan van een maatschappelijke ongelijkheid, die elk vooruitzicht op duurzame ontwikkeling wegneemt, zelfs volgens de liberale economische normen op lange termijn.

    De toestand in Brazilië ontgoochelt ook sommige andere landen, onder meer de armste landen van subsaharaans Afrika, die bij de WTO-onderhandelingen teleurgesteld waren over de prioriteiten van de G20. Voor hen verdedigt de G20 de belangen van de rijkste landen uit het Zuiden.

    Wegens zijn macht, zijn denkwijze, sommige beleidsopties en zijn eisen boezemt Brazilië in Latijns-Amerika soms angst in. Onder het militaire bewind hadden sommigen het zelfs over een Braziliaans sub-imperialisme, alsof Brazilië de tussenschakel was tussen de Verenigde Staten en de andere staten van Latijns-Amerika.

    Iedereen spreekt nu over de Braziliaanse hegemonie en helemaal niet meer over de betrekkingen met de Verenigde Staten. Brazilië wordt gevreesd als land, vooral zijn oude rivaal, Argentinië, vreest Brazilië omwille van zijn macht en is bang dat een asymmetrische relatie tot stand komt tussen dat sterk ontwikkelde land en kleine of minder belangrijke landen. De onderhandelingen over gas- of oliecontracten met Bolivia illustreren dat. Die onderhandelingen zijn uiteindelijk redelijk goed verlopen, maar niet zonder spanningen, moeilijkheden en twijfels over de Braziliaanse politiek en nationale belangen.

    Vooral Argentinië maakt zich zenuwachtig over de opkomst van Brazilië als grootmacht en over het feit dat Brazilië zichzelf beschouwt als het centrum van Latijns-Amerika, omringd door landen die er min of meer afhankelijk van zijn.

    Dat is ook de reden van de crisis van Mercosur. De meeste analysten zijn het erover eens dat Brazilië door zijn zeer unilaterale opstelling, de zwakste landen van Mercosur asymmetrische relaties heeft opgelegd die de huidige moeilijkheden van Mercosur verklaren. Overigens zou dat slechts een voorlopige fase kunnen zijn in het beleid dat Brazilië voor Zuid-Amerika nastreeft.

    Er zijn ook een aantal ongunstige punten.

    Allereerst blijft de sociale ongelijkheid een fundamenteel probleem. De inkomens van de 20 % rijkste Brazilianen liggen 33 keer hoger dan die van de 20 % armste. In Frankrijk bedraagt die verhouding 1 tot 8, in de Verenigde Staten 1 tot 10. De meeste economen en niet alleen die van links, wijzen erop dat de ontwikkelingskansen van Brazilië op lange termijn hierdoor sterk gehypothekeerd kunnen worden.

    Ten tweede behoren geweld en criminaliteit tot het clichébeeld dat men zich van Brazilië vormt. In feite wegen beide elementen echter in aanzienlijke mate op de ontwikkeling. Een studie van de Interamerikaanse Bank noemt het geweld in Brazilië « een aanval op de ontwikkeling ». Tussen 2004 en 2006 werden alleen al in de staat Rio de Janeiro 19 000 mensen vermoord. In een stadje van 12 000 inwoners in Mato Grosso — het wereldcentrum van de moord — registreert men 165 moorden per 100 000 inwoners, tegen 6,8 in de Verenigde Staten.

    De kosten van de criminaliteit worden in Latijns-Amerika op 145 miljard dollar per jaar geraamd. In Brazilië vertegenwoordigen criminaliteit en geweld 10 % van het BBP, wat een idee geeft van de mate waarin zij de ontwikkeling afremmen. Het geweld bedreigt ook de democratie omdat het op termijn kan leiden tot een harde aanpak (mano dura) en tot de schending van de wetten en de mensenrechten. Van de Braziliaanse politie is geweten dat zij de Universele verklaring van de rechten van de mens niet helemaal respecteert. De mensenrechtenverenigingen maken geregeld melding van moorden, afrekeningen en martelingen in politiecommissariaten.

    Ten derde heeft Brazilië zijn rassenprobleem niet opgelost. De zwarten en kleurlingen zijn nauwelijks vertegenwoordigd in politieke en economische kringen.

    Lula is de eerste president die daadwerkelijk heeft geprobeerd een grotere gelijkheid na te streven voor de zwarte of gekleurde meerderheid van de Braziliaanse bevolking.

    Ten slotte wordt vaak geklaagd over de corruptie in Brazilië en over de zwakheid van de rechtsstaat. Slechts vijf procent van de moorden die in Sao Paulo worden begaan, worden opgehelderd. Brazilië bevindt zich op de zeventigste plaats in de rangschikking van de corruptieperceptie van Transparency International.

    De buitengewone corruptie in het parlement is een van de redenen waarom Lula en Cardoso er niet in geslaagd zijn een coherent beleid te voeren. De arbeiderspartij van Lula heeft bij de verkiezingen van 2002 slechts twintig procent van de stemmen behaald. Hij zag zich verplicht in het parlement te onderhandelen met een reeks politieke partijen die meestal financiële groepen vertegenwoordigen. Bovendien verandert één Braziliaans parlementslid op drie van partij tijdens de zittingsperiode en één op vier zelfs meerdere keren.


    II.4. 2. Uiteenzetting van de heer Koen Warmenbol, coördinator Latijns-Amerika, 11.11.11./Vlaamse Noord-Zuidbeweging

    Duurzame ontwikkeling is een aspect dat ook in de ngo-werking centraal staat voor Latijns-Amerika in het algemeen en voor Brazilië in het bijzonder. Want ook al is Brazilië een land met een middeninkomen, toch zijn er nog verschillende ngo's aanwezig, precies omdat het land nog altijd voor de enorme uitdaging staat de sociale ongelijkheid te verminderen en de armoede te bestrijden.

    Brazilië beschikt, meer dan enig ander land in het Zuiden, over een enorm potentieel voor zijn sociaal-economische ontwikkeling, een bijna onuitputtelijke bron van natuurlijke rijkdommen, in alle sectoren. Belangrijk is ook dat Brazilië, in vergelijking met andere zuiderse landen, vrij snel een industrialiseringsproces op gang heeft gebracht, na de crisis van de jaren dertig. De staat heeft daarin een belangrijke rol gespeeld. In de jaren vijftig werden de belangrijkste staatsinstellingen opgericht om nieuwe economische sectoren te ontwikkelen, zoals de petroleumontginning, via Petrobras, en de staalnijverheid. De Nationale Bank voor sociaal-economische ontwikkeling speelde daarin een heel belangrijke rol. Ze beschikte over aanzienlijk kapitaal om grote infrastructuurwerken, de industriële ontwikkeling en de integratie van het land mogelijk te maken. Het beleid was duidelijk gericht op importsubstitutie, wat in de jaren zestig en zeventig in heel Latijns-Amerika het centrale beleid was om meer te worden dan louter een exportland van goedkope grondstoffen en te kunnen evolueren naar een geïndustrialiseerde economie.

    De jaren zeventig werden gekenmerkt door een zeer opmerkelijke economische groei van gemiddeld bijna 10 %. Dat is vergelijkbaar met de huidige groeicijfers van China. Het model geraakte echter vrij snel uitgeput en in crisis, vooral door de buitenlandse schuld, een fenomeen dat in de jaren tachtig ook de rest van de Latijns-Amerikaanse landen teisterde. De jaren tachtig worden dan ook beschouwd als het « verloren decennium ».

    In de jaren negentig wordt een belangrijk hervormingsbeleid uitgetekend, met liberalisering, privatisering en het opnieuw concurrentieel maken van de Braziliaanse economie. Pas in de jaren 2000 komt de economie opnieuw wat op gang. In de hele jaren negentig, ondanks de belangrijke economische en sociale hervormingen, groeit de economie wel met 1,6 %, maar per hoofd komt dat op slechts 0,2 %. De economische groei kon dus nauwelijks de bevolkingsgroei bijhouden. Pas na 20 jaar is er opnieuw sprake van een echte groei. Pas vanaf 2003-2004 zien we een matige economische groei. Per hoofd gaat het om 0,9 % in 2005 en naar schatting 2,6 % in 2006. Dat ligt een stuk lager dan het Latijns-Amerikaanse gemiddelde en een heel stuk lager dan het gemiddelde van de ontwikkelingslanden. De economische ontplooiing van Brazilië is dus toch nog een knelpunt.

    Dat verklaart ook waarom het inkomen tussen 1990 en 2005 nauwelijks is verhoogd (van 3 000 tot 3 500 dollar per persoon). Dat is zelfs een zwakkere aangroei dan het gemiddelde van heel Latijns-Amerika.

    In 2002 stond het land op de rand van het financiële bankroet vanwege de enorme schuldenlast. Alleen door sterke bezuinigingen op de staatsbegroting en door een herschikking van de schuldenlast heeft het land het bankroet kunnen ontlopen.

    De intresten op de staatsschuld blijven zwaar wegen op het bruto nationaal product en op de overheidsuitgaven. In 2005 waren ze goed voor 7,6 % van het BNP. Belangrijk om weten is dat de staatsschuld hoofdzakelijk bij binnenlandse schuldeisers uitstaat. De buitenlandse schuld is enorm verminderd, heeft een vrij lage intrestvoet en is daardoor in feite geen probleem meer. De binnenlandse schuld is nu veel groter en heeft een intrest van liefst 17 %. De afbetaling ervan slorpt bijna elk overschot op dat Brazilië voortbrengt en is een van de knelpunten waardoor de economie niet sneller kan groeien. Toch is de export in vijf jaar verdubbeld, wat toch wel spectaculair is.

    Zowel de regering-Cardoso als de regering-Lula hebben een zeer strak macro-economisch beleid gevoerd. Ze poogden telkens een overschot te realiseren op de staatsbegroting om de schuld te kunnen terugbetalen.

    Brazilië heeft dus, na twee decennia van crisis, een zeer moeilijke economische recuperatie gekend. Ondanks belangrijke processen van privatisering en liberalisering in de jaren 1990 onder de regering-Cardoso, spelen de staat en de regering nog altijd een belangrijke sturende rol in de economie, voornamelijk via de Nationale Bank voor Economische en Sociale Ontwikeling. Ze komt tussen in de uitbouw van de infrastructuur en het aantrekken van investeringen. Dat is een groot verschil met de ontwikkeling in andere Latijns-Amerikaanse landen.

    Het grote knelpunt in Brazilië is de enorme sociale ongelijkheid. Het land is op dat vlak al decennia de koploper van de hele wereld. Er is een kleine verbetering, maar ook vandaag nog bezitten de 10 % rijksten 28 keer zoveel als de 10 % armsten. De Gini-coëfficiënt is dubbel zo groot als die van Europa. Dat is niet houdbaar en moet op termijn veranderen. Sinds 2001, voor het eerst in veertig jaar, tekent een lichte kentering zich af in die zin dat de ongelijkheid niet meer toeneemt maar lichtjes afneemt. Dat is vooral te danken aan het toegenomen budget voor sociaal beleid tijdens de regering-Lula. Voor een deel was dat ook het geval tijdens de regering-Cardoso.

    De armoedecijfers tonen aan dat het cijfer voor Brazilië voor de jaren tachtig en negentig overeenstemt met het gemiddelde van Latijns-Amerika. Begin de jaren negentig leefde bijna de helft van de bevolking in armoede. Een kwart van de bevolking leefde zelfs in extreme armoede, wat voor een land als Brazilië eigenlijk onaanvaardbaar is. Aan het eind van de jaren negentig was er wel een sterke daling, maar tijdens de regeringsperiode van Lula is er geen sterke daling meer van de algemene armoede. De indicatoren blijven hangen rond de 35 tot 36 %. De extreme armoede is wel sterk gedaald, vooral in vergelijking met de jaren 90. Sinds 2000 is de extreme armoede verder afgenomen. Het zou echter beter kunnen, zeker in het licht van de groeicijfers van de laatste jaren.

    Een belangrijke verklaring voor de aanhoudende armoede ligt in de structuur van de arbeidsmarkt. Zestig procent van de bevolking moet overleven via de informele sector. Dat betekent tijdelijke arbeidscontracten en voortdurende werkonzekerheid. De informele sector omvat allerlei baantjes, van schoenpoetsen tot straatverkopen, die mensen nauwelijks in staat stellen te overleven. Wie in de informele sector werkt, is bovendien niet beschermd door de sociale zekerheid. Dat is de belangrijkste verklaring voor de blijvende sociale ongelijkheid.

    Een positieve evolutie tekent zich af. Dankzij de export en de economische groei zijn er in de periode 2003-2005 vier miljoen jobs bijgekomen in de formele sector. Dat is heel wat meer dan in de periode voordien.

    Onderwijs is de belangrijkste hefboom voor de positieve ontwikkeling en voor de bestrijding van armoede en ongelijkheid. Dat is ook het belangrijkste aandachtspunt in het sociale programma van Lula. Het programma « Zero Fome » of « honger op nul » bereikt elf miljoen families of bijna alle families die in extreme armoede leven. Naast een subsidie voor de aankoop van voedsel, om de voedselzekerheid van die families te verzekeren, is het programma gericht op de schoolplicht voor de kinderen. Zo probeert hij het grote deficit op onderwijsvlak aan te pakken.

    Een vrij belangrijk deel van het BNP wordt aan onderwijs besteed, maar de cijfers over de deelname aan het onderwijs zijn laag voor een land met een zeker ontwikkelingsniveau, dat de concurrentie op de geglobaliseerde markt moet aankunnen. De onderwijsgraad is onvoldoende : 35 % van de bevolking heeft middelbaar onderwijs voltooid en 10 % heeft een diploma van hoger onderwijs. Uit de cijfers blijkt wel een positieve evolutie. Bijna 98 % van de jeugd is ingeschreven in een school, wat natuurlijk nog niet betekent dat ze de lagere school ook voltooien. Ook de deelname aan middelbaar onderwijs is gegroeid tot 76 % van de jongeren. Het onderwijsniveau voor de volwassenen heeft de voorbije 25 jaar ook een positieve evolutie gekend. In de jaren tachtig had nog 70 % van de stedelijke bevolking en 96 % van de plattelandsbevolking geen lager onderwijs voltooid. Nu is dat verminderd tot 36 % in de steden en 77 % op het platteland. Er blijft niettemin een grote kloof tussen rurale en stedelijke gebieden op het vlak van de toegang tot en het voltooien van lager en middelbaar onderwijs. Dat blijft een grote uitdaging voor de huidige en de toekomstige regeringen.

    Hoe vervult Brazilië zijn verplichtingen ten aanzien van de Verenigde Naties en de Millenniumdoelstellingen ? Gezien de evolutie van de situatie sinds de jaren negentig, zal Brazilië zonder al te veel moeite bijna elk van die doelstellingen halen. Extreme armoede is al meer dan gehalveerd. Op het vlak van ondervoeding zal de doelstelling worden bereikt, zeker dankzij het programma « Honger op nul ».

    Er zijn nog problemen met de toegang tot drinkbaar water, voornamelijk op het platteland. Ook de werkloosheid is nog een probleem. Brazilië kan zonder veel moeite de Millenniumdoelstellingen halen maar het land kan en moet ambitieuzer zijn.

    De fiscaliteit is een middel om de ongelijkheid bij te sturen. De regering-Cardoso heeft de fiscale inkomsten opgetrokken van 24 % tot 34 % van het BNP, wat vergelijkbaar is met Spanje en met de VS. Er blijft dus nog nauwelijks enige speelruimte om de fiscale inkomsten te verhogen. Het fiscale systeem is bovendien zeer onrechtvaardig, want slechts één derde van de fiscale inkomsten komt uit directe belastingen en 20 % uit inkomensbelastingen. Amper 4 % van de gezinnen betaalt directe belastingen. De indirecte belastingen wegen dus buitenproportioneel zwaar op de lagere inkomens. Er werd verwacht dat de regering-Lula een tweede fiscale hervorming zou verwezenlijken om tot een effectievere herverdeling van de rijkdom te komen, maar die is er niet gekomen. De hervormingen van Lula zijn onvoldoende om de basis voor directe belastingen uit te breiden en de ongelijkheid af te zwakken.

    De enorme sociale ongelijkheid in Brazilië komt heel scherp naar voor in de landbouwsector. De Braziliaanse landbouwsector is heel dynamisch en voorziet 20 % van de bevolking van inkomen en werk. De landbouwexport is op vier jaar tijd verdubbeld. Momenteel stagneert de export, wellicht omdat de wereldprijzen minder snel stijgen dan de vorige jaren.

    Sinds de koloniale periode is de landbouwsector altijd de sector met de grootste sociale ongelijkheid gebleven en de concentratie van de landbouweigendom is de jongste vier decennia nog sterk toegenomen. Ongeveer 1,7 % van de grootgrondbezitters bezitten 44 % van de landbouwgrond, terwijl de kleine boeren met eigendommen tot 5 hectare 74 % van de bevolking uitmaken, maar slechts 12 % van de landbouwgrond bezitten.

    De jongste dertig jaar waren er 9 000 grondconflicten. De controle van de conservatieve landlords op het parlement heeft echter belet dat er ooit enig wetsvoorstel tot landhervorming werd goedgekeurd door het parlement. Daardoor hebben de sociale bewegingen in agrarische milieus een sterke opgang gekend. MST is wellicht de belangrijkste sociale beweging in Zuid-Amerika.

    Onder de regering-Cardoso werden er wel enkele toegevingen gedaan en werden er 250 000 gezinnen resettled. Ze kregen allemaal een nieuw stuk grond, maar eigenlijk volstond die operatie niet om de leegloop van het platteland te stoppen. De hervorming kon onmogelijk de behoeften van 1,5 miljoen landloze boeren dekken.

    Lula heeft de doelstellingen die hij zelf had vooropgesteld, niet gehaald en de verwachtingen die hij heeft gewekt, niet ingelost. Lula zou in de eerste regeerperiode grond bezorgen aan 400 000 landloze gezinnen. MST en bepaalde kritische universitaire bronnen melden dat uiteindelijk slechts 79 000 boeren voldoening kregen, wat minder is dan onder de landhervorming van Cardoso. President Lula heeft dus nog heel wat werk voor de boeg.

    Wel moeten we erkennen dat de regering driemaal meer steun voor de familiale landbouw begroot heeft. Een groot aantal van de 5 miljoen kleine landbouwgezinnen kunnen nu aanspraak maken op gesubsidieerd landbouwkrediet om hun producten te commercialiseren en op algemene technische bijstand. Dat betekent alleszins een wezenlijke verbetering.

    Biobrandstoffen vormen een van de belangrijkste uitdagingen voor de toekomst. Reeds sinds de jaren 70, vanuit een politiek van zelfvoorziening, produceert Brazilië ethanol uit suikerriet. De export van ethanol is dan ook in enkele jaren toegenomen van 600 miljoen liter in 2002 naar 17 miljard liter in 2005.

    De vraag is nu wat de gevolgen zullen zijn voor de familiale landbouw van een snelle uitbreiding van de agro-industriële productie van suikerriet en andere biobrandstoffen. Zal de familiale landbouw nog kunnen standhouden ? Een stijgende vraag betekent immers stijgende prijzen, dus ook stijgende grondprijzen. Er is ook de vraag of het Amazonegebied de oprukkende landbouwproductie zal overleven, vooral van palmolie, die in de toekomst ongetwijfeld sterk zal toenemen. De internationale gemeenschap moet er alleszins op toezien dat het opdrijven van de productie van biobrandstof niet ten koste gaat van het milieu.

    Mercosur bevindt zich in een crisisfase. Gelet op het groot enthousiasme, hadden we een snelle integratie van die markten verwacht en het uitgroeien van een politieke unie alsook een munteenheid, maar alles bleef beperkt tot een vrijhandel van enkele producten en een gemeenschappelijke douane-unie.

    De handel binnen de Mercosur-landen is minder sterk gegroeid dan de globale export. De export binnen die landen kende een exponentiële groei, zelfs tot 20 % in 1995, maar stagneerde daarna op 12 à 13 %, een niet onaanzienlijk percentage, maar geen echte doorbraak. De voorbije jaren was de dynamiek eerder gericht op export buiten de Mercosur-landen dan op een integratie van de markt, ondanks de pogingen in 2004 tot het oprichten van de Gemeenschap van Zuid-Amerikaanse Naties en de ondertekening van een beperkt vrijhandelsakkoord tussen Mercosur en de CAN.

    Er wordt vooruitgang geboekt, maar het duurt te lang. De grootste blokkering vormt het niet gelijktijdig werken aan de institutionele uitbouw van de regulering en het niet sluiten van nieuwe akkoorden om de Zuid-Amerikaanse integratie, de droom van Bolivar, waar te maken.


    II.4. 3. Gedachtewisseling

    De heer Paul Wille betreurt de afwezigheid van de officiële vertegenwoordiging van Brazilië. Het merendeel van de vragen met betrekking tot de kwaliteit van de duurzaamheid van de ontwikkeling en tot de gevolgen van die ontwikkeling voor ons land en voor Europa, zijn niet aan de aanwezige sprekers gericht.

    Van bij de aanvang had de heer Wille twijfels over de kwaliteit van de duurzame ontwikkeling van het land. Die twijfels worden niet weggenomen door de afwezigheid van de officiële vertegenwoordigers ervan. Eerst was er de Amerikaanse oefening uit de democratische periode waarbij werd geprobeerd om, naar het voorbeeld van de EU, een economisch model te vormen. Deze periode is beëindigd mede door de opkomst van een nieuw soort democratisch verkozen systemen die zich erg links in het politieke spectrum bevinden. Nu is de positie van Brazilië onduidelijk.

    Een tweede punt is de ontwikkeling van de ongelijkheden. De extreme armoede is misschien wel afgenomen, maar daardoor komt er nog geen einde aan de structurele ongelijkheid. Deze ongelijkheid wordt eerder opgelost indien er een middenklasse ontstaat die meehelpt aan het creëren van ruimte, ook budgettair en fiscaal, om de « onderbuik » van de maatschappij rechtvaardig te behandelen. Er bestaat ook een link tussen het ontbreken van deze ontwikkeling en delinquentie en criminaliteit, zowel georganiseerd als minder georganiseerd. Dat oplossen is precies een van de grote uitdagingen van de politiek in Brazilië. Enerzijds is er een bijzonder gemotiveerde en politiek geëmancipeerde linkse flank. Anderzijds is er, zoals in vele landen waar marginaliteit bestaat, de ontwikkeling van rechts gedachtegoed dat wel eens vrij snel een politiek draagvlak kan krijgen.

    Spreker wijst op het ontbreken van gegevens met betrekking tot de kwaliteit van directe buitenlandse investeringen. Bepaalde economische sectoren zijn eerder teloor gegaan dan ontwikkeld. Wat is de concrete evolutie van de verschillende sectoren, zowel inzake binnenlandse vraag als inzake export ? In welke mate leidt Foreign Direct Investment tot een verhoging van de interne consumptie ? Of worden er deviezen gecreëerd (zoals in landen zoals India en China) ?

    Over biodiesel wordt in Porto Alegre wel op een heel andere manier gesproken dan in Davos, maar spreker had graag de invloed van biodiesel op het milieu en de concentratie van de landbouwactiviteit met de ambassadeur besproken.

    We zouden toch wel een merkwaardige keuze maken, indien Brazilië door een eenzijdige ontwikkeling van zijn landbouw mee de problemen van de grote industrielanden zou oplossen, en daarbij het eigen land, en dan vooral de minst bedeelden van de maatschappij in gevaar zou brengen.

    Er zijn weinig gegevens over de invoering van the rule of law en van een good governance. Het politie-apparaat is er ontzettend corrupt en de criminaliteit heerst er in al zijn vormen. Er bestaan tal van kleine milities ten behoeve van de happy few. Deze ontwikkeling staat compleet haaks op een linkse politiek. Wanneer zal de overheid deze toestanden aanpakken en the rule of law opleggen ?

    Een emerging coutry dat economisch performant is en de financiële en deviezenpolitiek begint te beïnvloeden, eist vaak voor zichzelf een leidinggevende rol in de regio op.

    Behalve het feit dat de ontwikkeling van Brazilië enige irritatie heeft opgewekt bij Argentinië, is er bijzonder weinig geweten over de gevolgen van de sterke groei op de verhouding van het land met zijn buurlanden. Dat is jammer, temeer daar het land duidelijk aspiraties heeft en het die vroeg of laat in structuren zal willen omzetten. Dat is mogelijk een van de redenen waarom de duurzaamheid en de kwaliteit van de groei van Brazilië iets sceptischer dan de ontwikkeling van sommige andere landen moet bekeken worden.

    Mevrouw Olga Zrihen stelt een bijzonder interessante evolutie in Brazilië vast. Dat Brazilië een leiderspositie heeft ingenomen, is in de Wereldhandelsorganisatie gebleken uit de bespreking van de TRIPS en het streven naar een regionale integratie in Latijns-Amerika.

    Op de jongste WTO-bijeenkomst nam Brazilië een eerder terughoudende positie in. In de debatten en bij de evaluaties bleek landbouw als bijzonder zwak en veeleer ambigu naar voren te komen. Als het Brazilië uitkomt, beschouwt het zich als een opkomend land dat op een aantal diensten of op hulp aanspraak moet kunnen maken. Op andere momenten wil het een leiderspositie, vooral op economisch vlak.

    De expertise inzake biobrandstoffen roept vragen op en de ontbossing van het Amazonegebied wordt niet als gevaarlijk beschouwd, noch voor het gebied zelf, noch voor ons.

    In het kader van de verdeling die Brazilië, India en China nastreven en waarbij China als de werkplaats van de wereld wordt bestempeld en India als de wereldleverancier van diensten, hoe kan Brazilië dan gekarakteriseerd worden ?

    Hoe verloopt de regionale integratie, vooral gelet op andere regionale mogendheden als Chili en Mexico ? Zal Brazilië de komende tien jaar de rol kunnen spelen die Zuid-Afrika in Afrika speelt ? Of dreigt het daarin door Venezuela te worden gedwarsboomd ?

    Voor België is vooral het Afrikaanse continent belangrijk, maar nu hebben ook de Verenigde Staten, China, Rusland en India plots belangstelling voor dat continent. Worden zij aangetrokken door het zwarte goud of door de bodemrijkdommen ? Neemt Brazilië een bijzondere positie in inzake petroleum ? Speelt het een leidende rol ten overstaan van Venezuela ? Of streeft het automie na op energievlak ? Dat is in de huidige geopolitieke context belangrijk als men op economisch vlak een leidende rol wil spelen en wil deelnemen aan de onderhandelingen op wereldniveau.

    Er werd veel gesproken over geweld. De favelas zijn zones waar rechteloosheid heerst. Het heel bijzondere model van participatieve democratie, van inspraak in de begroting, is bedreigd in de steden met een zeer arme bevolking. In Porto Allegre heeft men getracht de inwoners daarbij te betrekken.

    Mevr. Zrihen is getroffen door het enthousiasme en de energie van die Brazilianen die het onderscheid hebben kunnen maken tussen de corruptie van bepaalde regeringsleden en de bekwaamheid van anderen om aan een echt politiek project te werken in dit Latijns-Amerikaanse land waar sommige imperialistische grootmachten in het verleden de slechte gewoonte hadden voortdurend tussenbeide te komen om de regels te veranderen.

    De heer Pierre Galand stipt aan dat in Brazilië, meer dan elders, de bevolking in toenemende mate schulden maakt en alles kan kopen op krediet. Hoelang kan een dergelijk model standhouden ? Groei die louter op krediet steunt, is van korte duur. Is Brazilië niet bezig zijn buitenlandse schuld in te ruilen voor een binnenlandse schuld ?

    De evangelische kerken en de pinksterkerken winnen in Brazilië aan invloed. Dat is zorgwekkend, want ze zetten de mensen aan tot gedragingen die in de gegeven maatschappelijke context volkomen irrationeel zijn.

    Het zal nog zo ver komen dat de grote predikanten de politiek beïnvloeden. Ze induceren nu al een aantal sociaalpolitieke opties. Dat beroert ons des te meer nu de nieuwe evangelische predikanten die hier aankomen, vooral Brazilianen zijn. Hoe komen ze in België terecht en met welk mandaat ? Het religieuze aspect van het fenomeen valt nog te begrijpen, maar het kan wel onrustwekkend worden.

    Antwoorden van de heer Jean-Paul Marthoz

    Wat de opkomst van evangelische predikanten betreft, verwijst spreker naar het laatste nummer van het tijdschrift « Enjeux internationaux » dat een onderzoek bevat naar de strategie van het Vaticaan ten aanzien van de mondialisering, ten aanzien van de BRIC-landen, en meer bepaald de rol van Brazilië daarin. De directeur van het tijdschrift « Le monde des religions » (De wereld der religies) schrijft in dat artikel dat 83 % van de Brazilianen in 1991 katholiek was tegenover 67 % vandaag. De katholieke kerk verliest jaarlijks 1 % van haar gelovigen aan de evangelische kerk in een land waar voor elke katholieke priester twee evangelische predikanten zijn.

    Die cijfers tonen dat het aantal evangelische predikanten in het sociaalpolitieke systeem van Brazilië zienderogen toeneemt. De evangelische predikanten spelen een politieke rol. De politieke partijen moeten met dat gegeven omzichtig omspringen. Zelfs in PT-milieus is men het er niet volledig over eens hoe een linkse organisatie die hoofdzakelijk uit de vakbonden is gegroeid, maar ook uit katholieke basisgroepen, met dat volksfenomeen moet omspringen. Een partij die zeer dicht bij de sociale beweging staat en in de regering zit, moet nochtans een antwoord vinden op die vraag.

    De evangelische predikanten zijn zeker een uiterst belangrijk fenomeen in de politieke ontwikkeling van Brazilië. Braziliaanse politologen maken over het algemeen een veeleer negatieve analyse van die groeiende aanwezigheid, omdat ze een deel van de bevolking politiek en sociaal demobiliseert, wat niet zonder gevolgen blijft voor de manier waarop een regering de ongelijkheid aanpakt.

    Niet alle evangelische predikanten gelijken op elkaar — ze verschillen naar gelang van de naam van hun kerk — maar over het algemeen verschilt hun houding ten aanzien van armoede en ongelijkheid toch van de houding van een partij als de PT, of zelfs de sociaaldemocratische partij van Cardoso.

    Spreker is uiterst sceptisch over het integratievermogen van Latijns-Amerika tot een eengemaakt continent. Er zijn meer en meer twee Latijns-Amerika's, enerzijds Noord-Amerika met Mexico en anderzijds Centraal-Amerika en de Caraïben. De kwestie van de Latijns-Amerikaanse integratie gaat vooral Zuid-Amerika aan en niet zozeer het geheel van Latijns-Amerika. De toetreding van Mexico tot het North American Free Trade Agreement, (NAFTA), in 1994 betekende, wat Mexico ook moge beweren, het doodvonnis voor de integratie van het Latijns-Amerikaanse continent.

    Venezuela heeft zich dan wel aangesloten bij de Mercosur, maar er blijft een permanente spanning die nog lange tijd zal aanhouden tussen twee verschillende projecten : het ene wordt gedragen door Brazilië en het andere door Hugo Chavez. Dat gegeven verzwakt uiteraard het integratievermogen van Zuid-Amerika. Het is niet alleen een strategisch, maar ook een scherp ideologisch conflict over de conceptie van politieke projecten voor de 21e eeuw. De ideologische wedijver is momenteel erg groot en dat heeft een weerslag op het integratievermogen.

    Daarnaast heeft Brazilië ook nationale belangen, die soms de relaties met zijn buurlanden bemoeilijken, zelfs al werd nu een oplossing gevonden voor de nationalisering van de Braziliaanse gasbelangen in Bolivië. De Boliviaanse president Sanchez de Lozada was in 2003 verwonderd dat Brazilië kritiek had op de handelwijze van de industrielanden, terwijl het Bolivië voor de gasuitvoer naar Brazilië op gelijkaardige manier behandelde.

    Het zijn altijd de zwakste landen uit de regio die een beschuldigende vinger opsteken. Het onevenwicht tussen het deels hoogontwikkelde Brazilië enerzijds — het gaat om een uitermate duaal land — en kleine landen als Bolivia, Paraguay, zelfs Uruguay en ook Peru, anderzijds, is dan ook enorm. Die achterstelling zorgt werkelijk voor spanningen.

    Net zoals China als werkplaats van de wereld wordt beschouwd, zo kunnen we Brazilië beschouwen als de zolder van de wereld. Het huidige beleid is volkomen op de landbouw gericht. Er bestaat een industrieel project voor Brazilië, maar de staat streeft een leidende economische rol na en dat doet denken aan de modellen van wat in de jaren 50 het nationaal-developmentalisme werd genoemd. In Brazilië hekelt men vaak dat de klemtoon op de primaire sector ligt, de zogenaamde « primarisering » van de Braziliaanse economie. Dat wil zeggen dat Brazilië het immense potentiële landbouwareaal in gebruik wil nemen. Volgens Braziliaanse cijfers zou het om bijna 90 000 000 percelen gaan of zowat evenveel als het landbouwareaal dat in de Verenigde Staten in gebruik is. Volgens Brazilië kan die landbouwgrens nog enorm opschuiven, maar dat heeft ook enorme gevolgen voor het milieu. Het Braziliaanse beleid ter bevordering van biobrandstoffen kunnen we dan weer toejuichen. De opschuiving van de landbouwgrens heeft gevolgen voor de mens en voor het milieu. De Braziliaanse strategie voor de ontwikkeling van de landbouw heeft zijn weerslag op het milieu. Het zou nuttig zijn dat de EU-landen die dimensie opnemen in de noodzakelijke WTO-onderhandelingen met Brazilië.

    Brazilië en petroleum. Brazilië voert een beetje petroleum uit, maar volgt eigenlijk nog volop de logica van een land dat petroleum verbruikt en invoert. In de betrekkingen met Bolivië stellen we vast dat Brazilië in zijn nationale strategie voor prospectie en ontwikkeling criteria hanteert die niet sterk verschillen van wat landen uit het Noorden doen. Het is niet omdat Brazilië in het Zuiden ligt dat het in zijn internationale betrekkingen een meer progressieve koers zou volgen dan de landen uit het Noorden. Brazilië is aanwezig in Soedan en dat heeft een invloed gehad op de houding die het heeft aangenomen in de Raad voor de Mensenrechten toen de kwestie Soedan daar aan bod kwam. Brazilië volgt feitelijk dezelfde logica als China, dat de verhoudingen met zijn energieleveranciers niet wenst te vertroebelen.

    Antwoorden van de heer Koen Warmenbol

    Energie zal uiteindelijk het sleutelelement worden voor de Latijns-Amerikaanse integratie. De Latijns-Amerikaanse landen waren sterk gericht op de export van grondstoffen naar de markten in het Noorden. Er zijn nu meer energieakkoorden en handel in energieproducten tussen Latijns-Amerikaanse landen onderling. Er wordt bijvoorbeeld een pijplijn aangelegd van Venezuela tot Argentinië.

    De verschillende Latijns-Amerikaanse landen vullen elkaar aan. In plaats van zich louter te richten op de markt in het Noorden, zal de afzet binnen de Latijns-Amerikaanse landen toenemen. Dat zal tot een grotere integratie leiden van de globale economieën. Die energetische integratie is een enorme buffer voor het politieke conflict tussen de eerder linkse zijde, met het Albaproject en de meer gematigde zijde voor integratie, van Lula. Die integratie zal er misschien ook toe leiden dat er compromissen worden gevonden voor de andere aspecten van sociale en economische integratie in de regio.

    De buitenlandse schuld is aanzienlijk verminderd. De rentelasten en afbetalingen wegen niet meer zo zwaar op het totale budget. Eind 2005 heeft Brazilië de leningen vroegtijdig terugbetaald aan het IMF. Dat is uiteraard een politieke daad, met als doel niet meer onderworpen te zijn aan beleidsmaatregelen van het IMF. De keerzijde hiervan is dat de buitenlandse schuld nu is omgezet in binnenlandse schuld. De verschillen in rentevoet zijn zo enorm dat de vraag rijst of die vervroegde afbetaling wel een goede zaak was voor de aanpak van het schuldprobleem. Op korte termijn kan dat nog zeer sterk vreten aan het totale budget voor ontwikkeling van Brazilië. De cijfers van de renteaflossingen zijn de voorbije jaren ten andere pijlsnel in de hoogte geschoten, alleen al door de afbetalingen van de binnenlandse schuld.


    III. CONCLUSIES VAN DE HEER WILLE EN MEVROUW ZRIHEN, RAPPORTEURS


    III.1. VOORSTELLING

    De BRIC-landen zijn de grootste vier ontwikkelingslanden : Brazilië, Rusland, India en China. Deze landen staan in het centrum van de economische actualiteit. Geen dag gaat voorbij zonder dat een of andere gebeurtenis met hen in verband wordt gebracht.

    Het verslag van Goldman Sachs

    Het verslag van Goldman Sachs voorspelt dat China, India (die hun invloed van voor de industriële revolutie zullen herwinnen) in 2050 respectievelijk de eerste en derde plaats in de wereld zullen innemen, waarbij de Verenigde Staten en Japan naar de tweede en vierde plaats zullen zakken. Rusland kent weliswaar een minder spectaculaire evolutie, maar zou de grootste Europese macht worden, vóór Duitsland. Demografie is niet de bepalende factor voor de opkomst van deze nieuwe grootmachten. Voorspellingen van de VN tonen immers aan dat de structuur van de wereldbevolking tijdens die periode niet sterk zal evolueren. Het aandeel van China in de wereldbevolking zou afnemen, en dat van India zou zich stabiliseren. Het model van Goldman Sachs gaat in feite uit van de hypothese dat de levensstandaarden geleidelijk aan gelijk gaan lopen.

    Met de stijging van het BNP per inwoner, zal de kloof tussen de BRIC-landen en de ontwikkelde economieën verkleinen. Dit zal echter traag gebeuren en hoewel de kloof in 2050 kleiner zal zijn, zal hij nog altijd niet verdwenen zijn. De studie van Goldman Sachs is in geen geval een exacte voorspelling van de evolutie van de wereldbevolking tijdens de komende 50 jaar. De studie stelt een scenario voor dat stoelt op een aantal fundamentele voorwaarden. Zij gaat ervan uit dat de factoren die landen als Korea, Taiwan of Portugal in staat hebben gesteld om in één generatie tijd de status van geïndustrialiseerd land te bereiken, op een heel andere schaal toegepast kunnen worden op China, Rusland of India. De inhaalbeweging van de BRIC-landen hangt dus grotendeels af van een aantal externe en interne factoren : 1. De ontwikkeling van het menselijk kapitaal ; 2. De toegang tot natuurlijke rijkdommen ; 3. Het uitblijven van grote internationale conflicten ; 4. De aanwezigheid van aangepaste instellingen en beleidsmaatregelen ; 5. Het behoud van een open internationale markt.

    Er rijzen verschillende vragen : wat is een grootmacht ? Zijn de BRIC-landen regionale machten of wereldmachten ? Welke zijn hun onderlinge verhoudingen ? Is er sprake van een soort inpalming van Afrika door de BRIC ?


    III.2. BRAZILIË, RUSLAND, INDIA EN CHINA : GROOTMACHTEN ?


    III.2.1. Brazilië

    8,5 miljoen km2, 188 miljoen inwoners, 31 miljoen jongeren (15-30 jaar), één van de tien grootste economieën van de wereld. Het land wordt beschouwd als een speler waar men niet langer omheen kan, en lijkt over voldoende troeven te beschikken om een grootmacht te worden. Maar waar wacht het op om zich als zodanig te doen gelden ? Over welke speelruimte beschikt het om zijn macht te doen toenemen ? De huidige economische groei (+ 3,1 % in 2006) en het belang van zijn buitenlands beleid tonen aan dat Brazilië zich internationaal aan het profileren is.

    In plaats van een zwakkere tegenover een sterke, wil Brazilië vandaag beschouwd worden als een sterke onder de sterken.

    Grondslag van de Braziliaanse macht

    De opkomst van Brazilië tijdens de laatste jaren houdt verband met een aantal factoren. Alvorens te spreken over de politieke of internationale context, moet men eerst de geografische, demografische en economische troeven van Brazilië onder de loep nemen.

    Brazilië is in de eerste plaats een geografische macht. Het is het vijfde grootste land van de wereld, zowel qua oppervlakte (meer dan 8,5 miljoen km²) als qua bevolkingsaantal (188 miljoen inwoners). Daardoor alleen impliceert praten over Zuid-Amerika meteen ook praten over Brazilië. Dat land alleen is immers goed voor de helft van het werelddeel inzake oppervlakte en bevolking, en heeft gemeenschappelijke grenzen met alle andere landen behalve Chili en Ecuador.

    Natuurlijke rijkdommen

    Aardolie

    Dank zij zijn geografische ligging beschikt het over vele grondstoffen, in het bijzonder energiebronnen, een belangrijke machtsfactor op internationaal vlak. Op 21 april 2006 verklaarde de Braziliaanse president Luiz Inácio Lula da Silva dat Brazilië zelfvoorzienend was geworden wat aardolie betreft. Deze verklaring vond plaats in het raam van de inwerkingstelling van het offshore olieboorplatform P50 ter hoogte van de staat Rio de Janeiro.

    De zelfvoorziening beschermt, dankzij een productie die gelijk is aan of hoger dan de vraag, het land tegen grote schommelingen van de olieprijzen op de internationale markt. Ook is het land beveiligd tegen verminderingen in de bevoorrading van de strategisch zo belangrijke aardolie. Volgens Petrobas is het land dankzij zijn natuurlijke rijkdommen voor de komende 10 jaar zeker van zijn zelfvoorziening op aardoliegebied.

    Vanuit internationaal oogpunt is de Braziliaanse regering zich ervan bewust dat stabiliteit inzake energievoorziening het imago van Brazilië verbetert. Dertig jaar geleden moest het land de helft van de aardolie invoeren. Vandaag produceert het een overschot ter waarde van 3 miljard dollar per jaar dankzij de uitvoer van aardolie. Petrobas rekent op een productie van 2,3 miljoen vaten per dag in 2030. Brazilië kan nu de concurrentie aangaan met andere Latijns-Amerikaanse olieproducerende landen met een productieoverschot, zoals Venezuela of Mexico.

    Kernenergie

    Zelfvoorziening wat energie betreft houdt ook in dat men de technieken van de kernenergie beheerst. Brazilië heeft een kerncentrale met twee reactoren (Angra I en Angra II) en er zijn besprekingen aan de gang over de bouw van een derde reactor. De hierdoor opgewekte energie maakt slechts een klein deel uit van het totale energieverbruik (4,3%). Brazilië legt echter de nadruk op het technologische aspect en is een originele techniek voor uraniumverrijking aan het uitwerken. Zo treedt Brazilië toe tot de kleine club van landen die deze techniek onder de knie hebben: de Verenigde Staten, Frankrijk, Rusland, het Verenigd Koninkrijk, Japan en Nederland. De bijkomende troef van de kernenergie is dubbel belangrijk voor Brazilië, aangezien het land de zesde exporteur ter wereld is van uranium en er slechts 1/3 van zijn grondgebied tot nog toe is onderzocht. Door zelf zijn uranium te verrijken, kan Brazilië het vervolgens rechtstreeks aan de verbruiker verkopen, zoals China, Japan, of India.

    Ethanol

    Brazilië is ook de grootste ethanolproducent ter wereld (154 miljoen hectoliter per jaar), met afzet op de markt van de biobrandstof. De productie van ethanol is begonnen na de petroleumcrisissen maar werd vervolgens op een laag pitje gezet toen de aardolieprijs weer begon te dalen. Nu de prijs per vat onlangs weer is beginnen stijgen, zijn biobrandstoffen opnieuw rendabel voor de Braziliaanse consument.

    De biobrandstoffen zijn nog populairder sinds de autofabrikanten « flex fuel » motoren aanbieden, die zowel op diesel als op ethanol kunnen rijden. De consument past zich dus aan de markt aan en kan kiezen uit de verschillende mogelijkheden. Brazilië heeft nog een enorm groeipotentieel voor de productie van suikerriet. Technologisch aan de top en met een grote productiecapaciteit, is Brazilië momenteel één van de belangrijkste spelers in dit marktsegment. Bovendien groeit er in Europa geen suikerriet en heeft de Commissie tegen 2010 een aandeel van 5, 75% vooropgesteld voor de biobrandstoffen. De regering brengt “flex fuel” onder in haar beleid voor duurzame ontwikkeling. Het is echter opletten geblazen voor het intensief verbouwen met behulp van meststoffen en pesticiden die de grond vervuilen, alsook voor de ontbossing, die op lange termijn het land ondermijnen.

    Landbouw

    Door zijn oppervlakte en zijn geografische locatie heeft Brazilië één van de machtigste landbouwsectoren ter wereld: het land is de grootste producent ter wereld van suikerriet, koffie, tropische vruchten, heeft met 170 miljoen runderen de grootste veestapel ter wereld en is de tweede grootste producent ter wereld van soja. De handelsbalans van de landbouwexport naar de Verenigde Staten bedroeg 38 miljard dollar in 2005, terwijl — ter vergelijking — de totale handelsbalans van Brazilië in dezelfde periode 44 miljard dollar was.

    De landbouwsector van het land is een geduchte exporteur !

    De Europese Unie en de Verenigde Staten zijn zich bewust van de explosieve kracht die de prijzen van de Braziliaanse landbouw met zich meebrengen en trachten de impact ervan te beperken, door hun markten en eigen landbouw te beschermen met hoge invoerrechten. Er wordt bijvoorbeeld een invoertaks van 177% geheven op Braziliaans rundvlees dat op de Europese markt wordt ingevoerd. Om door te kunnen wegen op de internationale markten, zoekt Brazilië steun bij internationale handelsorganisaties voor een grotere liberalisering van de markten. Brazilië spant zich via de G20 in om de onderhandelingen over de Doha-cyclus af te ronden. In die onderhandelingen staan de « traditionele » economische machten (Europese Unie, Verenigde Staten) tegenover de groeiende economieën, met Brazilië op kop.

    Andere opkomende landen, zoals China en India, hebben echter reële groeiperspectieven. Hoewel de productiecapaciteit van Brazilië nu al hoog is, kunnen die andere landen hun capaciteit nog fors verhogen om aan een nog grotere vraag te voldoen. Deze ontwikkelingen houden een verdere inkrimping van het Amazonewoud in en het gebruik van nieuwe technologieën zoals ggo’s. Brazilië zal wel, dank zij de strategische en economische allianties die het heeft uitgebouwd binnen de G20, één van de voornaamste actoren worden op het geopolitieke schaakbord zodra de landbouwproblematiek zal zijn opgelost.

    Water

    Brazilië beschikt bovendien, dankzij zijn geografische ligging, naast petroleum over een grote voorraad water.

    Dit heeft het land in staat gesteld het grootste hydro-elektrische park ter wereld uit te bouwen, dat meer dan 80% van de nationale energie levert. Voorts kan Brazilië in heel Zuid-Amerika ook over de grootste zoetwatervoorraad beschikken. Men ziet in de regio een grote opmars van privébedrijven die water beheren, behandelen en leveren, nu er in Zuid-Amerika een zoetwatercrisis is ontstaan. Tijdens de zomer van 2003 is het aantal concessies voor de exploitatie van mineraalwaterbronnen met 116% gestegen.

    Internationale partners

    Aangezien het land vanuit internationaal oogpunt over grote rijkdommen beschikt, hebben ook de andere wereldmachten interesse voor Brazilië. In 2003 nam de beroemde investeringsbank Goldman Sachs in een verslag Brazilië op bij de 4 opkomende wereldmachten die de bestaande machten zullen voorbijsteken. Brazilië, Rusland, China en India zuigen steeds meer buitenlands kapitaal aan om hun ontwikkeling te financieren, van 10 miljard dollar in 1996 tot 18 miljard in 2004. De synergieën tussen deze vier landen zijn sterk. Brazilië en Rusland zijn rijk aan grondstoffen, terwijl India en China vragende partij zijn. China heeft trouwens in 2004 een aantal investeringscontracten met Brazilië getekend, onder andere voor ijzerertswinning en beide landen zijn gaan samenwerken op het vlak van de ruimtevaart.

    De Europese Unie beschouwt Latijns-Amerika als een uitstekende partner en heeft al in 1999 een top « Europese Unie-Latijns-Amerika » georganiseerd. Die is gevolgd door 3 andere topconferenties in 2002, 2004 en 2006, respectievelijk in Madrid, Guadalajara en Wenen. Deze topconferenties hebben tot doel een dialoog in te voeren en een sterke economische en culturele samenwerking te bewerkstelligen. De gelijkenissen tussen de beleidsmodellen van Mercosur en van de EU vormen een belangrijk punt, maar omdat Brazilië en Argentinië Mercosur domineren, zijn andere landen niet gauw geneigd zich erbij aan te sluiten.

    Brazilië beschouwt Europa als een fantastische afzetmarkt voor zijn grote landbouwproductie, maar de Europese subsidies en de douanerechten beperken de concurrentiekracht. Los van de politieke successen, hebben de grote Europese groepen niet gewacht om het Zuid-Amerikaanse continent te veroveren. Europa is nu al de grootste buitenlandse investeerder in Brazilië, met bijna 50% in 2000.

    Door de recente hausse van de grondstofprijzen heeft Brazilië een groot handelsoverschot. De uitvoer is er tussen 1999 en 2004 verdubbeld, terwijl de import slechts met 20% is toegenomen. Die financiële overvloed stelt het land in staat zijn vele schulden af te betalen. In december 2005 heeft het IMF zijn fondsen gerecupereerd (15 miljard dollar) en president Lula kondigt voor januari 2006 de terugbetaling aan van de Club van Parijs en van de Verenigde Naties. Doordat er zo geen druk meer van schuldeisers bestaat, bespaart Brazilië bijna 100 miljoen dollar, waarmee het de ontwikkeling van zijn landsverdediging wil financieren.

    De Braziliaanse krijgsmacht

    Evolutie van de begroting

    Gedurende de 20 jaar na het einde van de militaire dictatuur, heeft de Braziliaanse krijgsmacht geleidelijk aan veel van haar macht in het land verloren. Het budget van het leger is ingekrompen, van 20% van de federale begroting in 1970 naar 1,3% in 1993, wat wordt vertaald in een daling van het BBP van 1,5% tot 0,3%. Deze cijfers dienen echter met een korrel zout te worden genomen, aangezien voor bijzondere projecten fondsen zijn aangewend die uit andere bronnen afkomstig zijn. Ook de sterke inflatie en de economische instabiliteit die het land een aantal keer hebben geteisterd, maken vergelijkingen moeilijk. De zwakke begroting dient in de geopolitieke context te worden gezien. De omvang en het economisch belang van Brazilië maken dat het land in 1993 de 19de plaats inneemt op 166 landen wat de militaire uitgaven betreft en er in 2004 9,2 miljard dollar militair is besteed, wat meer is dan in alle andere Latijns-Amerikaanse landen samen. De stabilisering van de buurlanden en vooral de samenwerking met Argentinië hebben ervoor gezorgd dat Brazilië momenteel niet fysiek bedreigd wordt. Door de betere economische resultaten en de stabilisering van de inflatie komt er weer een marge voor de begroting op internationaal niveau.

    Diplomatieke invloed van Brazilië

    Het belang van een gemeenschapsconstructie

    Om het huidige beleid van Brazilië te begrijpen, moet men weer kijken naar de leider van het land. In de jaren 80 begint Lula aan zijn politieke carrière door de Arbeiderspartij te stichten. In 2002 wordt hij uiteindelijk president, na verschillende keren de presidentsverkiezingen verloren te hebben.

    Dat de president afkomstig is uit een arbeidersmilieu, zijn sociale gevoeligheid heeft kunnen tonen, krachtige formules en eenvoudige maar directe taal geluikt, heeft ervoor gezagd dat Brazilië een stem kreeg in het globaliseringsdebat. De empathie waartoe Lula heeft geïnspireerd, heeft van hem een markante persoon gemaakt in de wereldactualiteit.

    Lula wil het geopolitieke beleid van Brazilië veranderen. Hij gaat sterk van start, in Cancun, in 2003, waar hij aan de Wereldhandelsorganisatie een voorstel doet over de omvorming van de G20 tot een vrijhandelszone. Lula heeft daadwerkelijk bijgedragen tot de nieuwe machtsverhoudingen tussen de noordelijke en de zuidelijke landen

    Hoewel hij afkomstig is uit een erg anti-Amerikaans links milieu, wil Lula in de politieke en commerciële relaties van Brazilië de ideologie niet vooropzetten en dit in tegenstelling tot zijn Venezolaanse collega Chavez. Ondanks de steun die is gegeven aan de verkiezing, op 18 september 2005, van de syndicalistische Boliviaanse leider Evo Morales, zal Morales toch de kant van Chavez kiezen. Venezuela kondigt kort daarop de nationalisering van zijn gassector aan en Morales doet er nog een schepje bovenop door de verkoopprijs van zijn gas te verhogen, waardoor de Braziliaanse gassector en in het bijzonder Petrobras dan weer verzwakt. Lula heeft hierin geen duidelijke rol gespeeld. Een mogelijke verklaring voor zijn afwachtende houding is de Amerikaanse participatie van 49% in het kapitaal van Petrobras.

    De Argentijnse beteugeling en de dubbelzinnigheid van MERCOSUR

    In het kader van de Mercosur, een pijler van het regionale beleid van Lula, tekent Brazilië met Argentinië op 1 februari 2006 een akkoord om zijn productiesectoren die te zeer zouden kunnen worden geraakt door de concurrentie met het buurland, te beschermen. De bedoeling hierbij is de invoerbarrières te versterken via het competitief aanpassingsmechanisme. Via dit mechanisme kunnen bedreigde productiesectoren worden beschermd door douanerechten te heffen op het “te competitieve” product van het buurland voor een eenmaal vernieuwbare termijn van drie jaar. De Verklaring van Cuzco schrijft de geleidelijk integratie ervan in de Zuid-Amerikaanse Statengemeenschap (CSN) voor.

    De oprichting van de Mercosur heeft een ontwikkeling van uitwisselingen tussen de verschillende lidstaten met zich meegebracht, vooral tussen de twee zwaargewichten, Brazilië en Argentinië. Als antwoord op de nieuwe internationale context van regionalisering en globalisering streeft deze herenigende constructie in het Latijns-Amerikaanse integratieproces naar open regionalisme, d.w.z. naar liberalisering van de handel en een competitieve reïntegratie in de wereldmarkt. Er blijven echter nog knelpunten bestaan die de handel binnen de zone belemmeren, met een zeer hoge graad van intern protectionisme zowel wat de lidstaten als wat derde landen betreft.

    Regionale diplomatie: de Braziliaanse paradox

    De diplomatieke inspanningen van Brazilië streven verschillende doelstellingen na. In de eerste plaats wil men de Mercosur versterken. Het land hoopt immers de regionale integratie als springplank te gebruiken om op internationaal niveau een rol te kunnen spelen en de Braziliaanse belangen te verdedigen ten opzichte van de Verenigde Staten en de Europese Unie. Brazilië is vastbesloten om op te treden als motor van de integratie en als leider van Zuid-Amerika. De regering is ervan overtuigd dat om op te boksen tegen de westerse hoofdsteden en aanspraak te maken op een permanente zetel in de Veiligheidsraad, ze de woordvoerder van Zuid-Amerika moet worden.

    De wil van Brazilië om zich binnen het continent te doen gelden is evenwel paradoxaal. Het land zoekt internationale erkenning en aanvaarding door zijn regionale gelijken. Dit streven komt bijvoorbeeld tot uiting in zijn pogingen om regionale crisissen te regelen in Colombia, Venezuela, Bolivia en Haïti. Sinds juni 2004 wordt het bevel over de United Nations Stabilization Mission in Haiti waargenomen door Brazilië, in opdracht van de Veiligheidsraad.

    De Braziliaanse president Lula heeft meermaals gezegd ervan overtuigd te zijn dat Mercosur een handelsakkoord met de Europese Unie zou sluiten. Hij benadrukt bovendien dat zijn land dat akkoord evenzeer nodig heeft als de EU. Deze verklaring laat de machtsstrategie van Brazilië voor de volgende jaren doorschemeren: van Brazilië, leider van de ontwikkelingslanden, een handelspartner van de ontwikkelde landen te maken en daarbij als voorbeeld te fungeren voor de regionale buurlanden.

    De inzet van de VN en de gevolgen inzake ontwikkeling en diplomatieke acties

    De Braziliaanse diplomatieke activiteit en de presidentiële reizen naar het buitenland zijn er in grote mate op gericht steun te vinden voor de Braziliaanse kandidatuur voor een zitje in de VN-Veiligheidsraad. Momenteel levert dat nog geen resultaat op, aangezien deze propagandacampagne andere landen zoals Argentinië en Mexico, die er niet op gebrand zijn vertegenwoordigd te worden door Brazilië, tegen de haren strijkt.

    Dat verklaart het Zuid-Amerikaanse antwoord met het ontwerp van de G4, dat ertoe strekt het aantal leden van de veiligheidsraad van 15 naar 25 op te trekken, met 6 nieuwe permanente en 4 niet-permanente leden. De uitbreiding van de Veiligheidsraad wordt gevraagd door heel wat landen en door de vroegere secretaris-generaal, Kofi Annan, zodat de huidige realiteit beter tot uiting komt en de Derde Wereld beter vertegenwoordigd is. Binnen het akkoord van de G4 blijven nog tal van problemen, met name vanuit bepaalde Afrikaanse landen (Zuid-Afrika, Nigeria en Egypte).

    Om deze « goede conjunctuur » kracht bij te zetten, steunen Brazilië en Duitsland elkaar om permanent lid van de VN-Veiligheidsraad te worden. Achter deze overeenkomst schuilt uiteraard meer dan tactiek.

    De groei van een nieuwe opvatting over internationale betrekkingen

    De IBAS-operatie : Indië, Brazilië, Zuid-Afrika. Dit samenwerkingsinstrument Zuiden/Zuiden, gecreëerd bij het aantreden van Lula, is welkom aangezien India en Zuid-Afrika gedurende meer dan vijftig jaar door Brazilië werden genegeerd. Er wordt een toenadering voorgesteld tussen soortgelijke Staten, zonder bijbedoelingen, en dat is een breuk met de zogenaamde « ontwikkelingshulp » van de ontwikkelde landen.

    De Zuid-Amerikaanse Gemeenschap van Naties is het resultaat van de fusie tussen Mercosur en de Andesgemeenschap (Venezuela, Colombië, Ecuador, Peru en Bolivië) en van de integratie van Chili, Guyana en Suriname. Op 17 december 2004 hebben zich drie nieuwe leden aangesloten : Ecuador, Colombia en Venezuela. De Zuid-Amerikaanse Gemeenschap van Naties vertegenwoordigt 360 miljoen mensen over 17 miljoen vierkante kilometer (ongeveer 45 % van het Amerikaanse continent). Deze regio is rijk aan petroleum, gas, mijnrijkdommen, water en bossen (8 miljoen vierkante kilometer). Het project van de Zuid-Amerikaanse Gemeenschap van Naties betreft niet alleen handelsdoelstellingen : « Het integratieproces moet niet beperkt blijven tot handelsakkoorden. Er moet een politieke en fysieke integratie plaatsvinden met de wil om een macro-economische integratie te veroorzaken ». Het plan van de Zuid-Amerikaanse Gemeenschap van Naties past in een strategie van hergroepering van ontwikkelingslanden rond de leider Brazilië, met name dankzij hun geografische nabijheid ( met uitzondering van Ecuador en Chili). De Zuid-Amerikaanse Gemeenschap van Naties is een Braziliaans initiatief om de regio van de Stille Oceaan en de Caraïben te onttrekken aan de invloedsfeer van de Verenigde Staten. President Lula speelt daarin een grote rol.

    Perspectieven

    De jongste jaren heeft de regering Lula tal van acties ondernomen om de Braziliaanse aanwezigheid bij de wereldmachten te benadrukken.

    Er bestaat een duaal beleid binnen Brazilië, die de interne tegenstellingen van het land nog versterkt. Het sociaal beleid van Lula bijvoorbeeld, dat hij na zijn verkiezing in oktober 2002 heeft voorgesteld met als thema « sociaal pact », lijkt belangrijke veranderingen aan te kondigen inzake zowel de verkiezing als de oriëntatie en de methodes van de regering. Zo belooft Lula bijvoorbeeld het voedingsprobleem aan te pakken met een programma « Geen honger » (Fome Zero). Hij vormde een regering van nationale eenheid en, naar Frans voorbeeld, ook een « Raad voor Economische en Sociale ontwikkeling »“.

    Een tegenstrijdig economisch en sociaal discours

    Het liberale economische discours is strijdig met een progressief sociaal beleid : Lula is van plan het economisch beleid van zijn voorganger voort te zetten. Dat beleid verlaagde echter aanzienlijk de overheidsinkomsten om het sociale deel van het programma te verwezenlijken, met een aanzienlijke verhoging van de laagste inkomens, uitroeiing van de honger, landbouwhervorming, de betere dekking door de sociale zekerheid voor de bevolking en een progressieve hervorming van de belastingen.

    Binnenlandse onveiligheid

    In Brazilië neemt de binnenlandse onveiligheid toe. Het land staat bekend om zijn recordmisdaadcijfers : met een jaarlijks gemiddelde van 50 000 moorden, waarvan 36 000 met een vuurwapen, bekleedt Brazilië de derde plaats op de wereldranglijst achter Colombia en Rusland. Naar schatting 17 miljoen vuurwapens zijn in omloop in het land. Er is ook een grote drugshandel en veel kidnappings.

    Toenemende armoede leidt tot ongelijkheid

    De armoedegraad, van 37% volgens een berekening gebaseerd op een korf van consumptiegoederen, ligt hoger dan in Chili (20%) en in Argentinië (30%, vóór de crisis van 2002). Ongeveer 15% van de Brazilianen leven in onwaardige omstandigheden. De omvang van de arme bevolking toont het probleem aan.

    Met meer dan 21 miljoen hectaren voor sojateelt en meer dan 160 miljoen stuks vee, wegen de Braziliaanse landbouw en veeteelt zwaar op de Amazone. Het woud van 4,2 miljoen km2 heeft reeds 20 % van zijn oppervlakte verloren door ontbossing. Als Brazilië geen strenger milieubeleid voert, zal het wellicht onder internationale druk komen te staan en de effecten voelen van de klimaatontregeling. Ook voor een duurzame ontwikkeling moet Brazilië voorzichtig en slim omgaan met de enorme hoeveelheid middelen die het heeft gekregen. Brazilië heeft een mooie façade gebouwd waaruit de industriële efficiëntie moet blijken, de grote landbouwreserves, de technologische projecten en de natuurlijke rijkdommen die onder het groen van de Amazone verborgen zitten.


    III.2.2. Rusland

    Grote troeven, maar hoge inzet

    De Russische economie is momenteel grotendeels gesteund op het belang van de productie van grondstoffen, in een context met historisch hoge prijzen. Rusland is vandaag de eerste gasproducent (met een kwart van de wereldreserve) en de tweede petroleumproducent. Grondstoffen zijn natuurlijk een grote troef in een wereld die er tekort aan heeft, maar vormen ook een grote risicofactor.

    Rusland riskeert uiteindelijk terecht te komen in een situatie zoals Venezuela vandaag, met een inderdaad bloeiende energiesector, maar met een « traditionele » industrie die wordt verlamd door haar gebrek aan competitiviteit. De Russische overheid is zich bewust van deze problemen en heeft heel wat hervormingen doorgevoerd om de economische ontwikkeling nieuw leven in te blazen en minder afhankelijk te worden van de prijs van grondstoffen. Rusland heeft zich er ook toe verbonden zijn schuld sneller terug te betalen. In 2004 heeft Rusland een stabilisatiefonds ingesteld met de winsten uit de verkoop van petroleum, dat volgens de OESO in 2030 wel eens 800 miljoen dollar zou kunnen bevatten.

    Naast de economische uitdaging is er ook de demografische uitdaging. Volgens de voorspellingen van de VN zal de Russische bevolking in 2050 van 143 miljoen inwoners naar 110 miljoen inwoners zijn gedaald. Rusland heeft het geboortecijfer van ontwikkelde landen en het sterftecijfer van ontwikkelingslanden. Rusland levert inspanningen inzake ontvolking en investeert opnieuw in zijn gezondheidszorg. Zonder een wijziging van zijn demografische situatie zal het echter niet eeuwig een interessant land voor investeerders blijven.

    Dan is er ook de vraag van de instellingen en de rol van de Staat in de Russische economie. Zo zal de overname een aantal jaren geleden van bepaalde grote strategische groepen, niet echt een toonbeeld van modernisering, kunnen bijdragen tot het verval van het beheer van deze bedrijven.

    De nationale identiteit is een belangrijk strijdpunt voor Rusland. Sedert het uiteenvallen van de Sovjet-Unie heeft Rusland voortdurend getracht een identiteit te vinden. Deze identiteitscrisis is een probleem voor de toekomst maar er zijn heel wat Russen die op meer welvaart hopen.

    Vandaag is Rusland een Europees land. 80 % van de bevolking leeft ten westen van de Oeral. Meer dan de helft van de handelsbetrekkingen verloopt met de Europese Gemeenschap. China en India zullen aan belang winnen. China is nu reeds de tweede handelspartner van Rusland (na Duitsland) en het zwaartepunt van de Russische economie zal verschuiven van Europa naar Azië.

    Russische diplomatie in Europa

    Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie heeft Moskou snel heel wat invloed moeten prijsgeven en de gevolgen daarvan worden nog steeds gevoeld door de politieke leiders. Om de status van wereldmacht waarop Rusland recht meent te hebben, terug te verdienen, ontwikkelt het land zijn economie, een onmisbaar middel om een algemene machtsstrategie uit te bouwen. Op economisch vlak is Rusland echter het zwakst : het bruto binnenlands product ligt tussen dat van Nederland en België, terwijl Rusland zich op diplomatiek vlak kan doen gelden in de meeste grote internationale dossiers (Iran, tot op zekere hoogte Noord-Korea, de strijd tegen het moslimterrorisme, enz.).

    Om de belangrijke doelstelling van economische ontwikkeling te bereiken, rekent Rusland op zijn natuurlijke rijkdommen, met name petroleum (het is de tweede grootste producent — in 2004 was het zelfs de eerste, vóór Saoedi-Arabië) en aardgas (waarvan het de eerste producent is met ook de grootste reserves ter wereld). Moskou is dus vandaag aanwezig als een energiegrootmacht, zowel vanwege zijn gewicht op de wereldenergiemarkt als vanwege de wil van zijn bestuurders om energie als een machtsinstrument naar buiten te gebruiken.

    De huidige situatie op de wereldmarkt voor energie is een van de redenen waarom deze factor van de Russische macht zo snel toeneemt. De stijgende vraag, veroorzaakt door de blijvende economische groei van opkomende landen (vooral China en Indië) en de verhoogde vraag vanuit de Verenigde Staten, leiden op structureel vlak wellicht tot een mogelijke toename van het aantal geschillen en oorlogen om de toegang tot koolwaterstof (dat is met name het geval in respectievelijk de Kaspische Zee en in Irak).

    Zwakke punten

    Op financieel vlak is Rusland in grote mate afhankelijk van petroleum: de groei steunt grotendeels op de hoge koers van een vat olie (deze afhankelijkheid wordt benadrukt in een recent rapport van de OESO). Bovendien is Europa de grootste klant, zodat het de mogelijkheid heeft deze troef uit te spelen om een betere positie te verkrijgen in de onderhandelingen. Op dit ogenblik leidt het gebrek aan eenheid tussen de Europese landen onderling er echter toe dat zij deze mogelijk gunstige positie niet gebruiken, en niet komen tot voordeliger contracten voor de Europese belangen. Gazprom, dat de kans heeft gegrepen van de liberalisering van de energiesector binnen de Unie, stelt zich elke dag steviger op op de Europese markt.

    De transportinfrastructuur van de Russische ruwe olie is in slechte staat: zij werd gebouwd in de jaren 60 en 70 en begint te verouderen. Bovendien leidt het gebrek aan onderhoud, met name in de jaren 90, ertoe dat er onzekerheid bestaat over de effectieve levering van koolwaterstoffen. Moskou probeert deze problemen op te lossen door projecten te lanceren voor de bouw van oliepijpleidingen, petroleumterminals en haveninstallaties, om zo de exportcapaciteit te verhogen.

    De Russische wil om een rol te spelen op de Europese energiemarkt vormt ten slotte een contradictie die de landen van de Europese Unie nog niet hebben kunnen uitbuiten. Het feit dat er wordt geprofiteerd van de vrijmaking van de Europese markt om zich er te vestigen en financieel voordeel te doen, terwijl de eigen markten worden afgeschermd, is een schending van het wederkerigheidsbeginsel. Rusland rechtvaardigt dit door erop te wijzen dat zij Europa van de nodige energie (met name gas) voorzien: dat is dus “energiezekerheid”. Men mag echter niet vergeten dat de Russen beloond worden met de financiën die daar tegenover staan en waar zij meer en meer afhankelijk van worden.

    Echte energiezekerheid verzekeren voor de Europeanen vergt echter een actief optreden aan de aanbodzijde. Het nemen van participaties in het energieaanbod zal de financiering mogelijk maken van de infrastructuur die noodzakelijk is om de toenemende vraag in Europa op te vangen en zal een tegenhanger zijn voor de participaties van Gazprom in de afnemers. De Russen zijn zich bewust van de limieten van hun huidig beleid en van de noodzaak hun markt voor het Westen open te stellen.

    Participaties in EADS

    Dankzij de prijsstijgingen van de grondstoffen (olie, gas), waarvan Rusland traditioneel exporteur is, kon het zijn schulden bij de rijke landen en de internationale organisaties vervroegd aflossen. Rusland beschikt vandaag over een comfortabel inkomen, waardoor het een machtsstrategie in een continentale geopolitieke verhouding kan uitbouwen. Rusland heeft West-Europa altijd willen domineren en de militaire bedoelingen zijn geleidelijk aan omgezet in geo-economische ambitie. Sinds de financiële crisis van 1998 beschikt Rusland over een wapen voor zijn drang naar economische veroveringen, namelijk het energiemanna.

    De recente participaties van de Russische Staat in EADS en het feit dat hij openlijk te kennen geeft lid te willen worden van de raad van bestuur van de belangrijkste vliegtuigbouwer en defensieonderneming van Europa lijkt de wereld te wijzen op de strategie van een militair-industriële toenadering op het Euraziatische continent. Is de Europese Unie echter werkelijk afhankelijk van Moskou ? Heeft Rusland de wil om Europa geostrategisch te domineren of is het slechts op zoek naar een groot handelspartnerschap ?

    Conclusie

    Iedereen weet dat Rusland opnieuw meetelt in het internationale spel dankzij zijn natuurlijke rijkdommen. Op die manier diept het zijn relatie met China uit, door het te bevoorraden met gas en olie, naast het feit dat er ook een ideologische verstandhouding is.

    Dankzij de interventie in Afghanistan en in Irak kan Rusland vijanden van Amerika tot vriend maken en nieuwe partnerschappen tot stand brengen. Dat geldt voor de indirecte relatie met Iran op nucleair gebied, door de levering van tactische raketten. De exponentiële groei van de Russische Federatie heeft Europa en de Verenigde Staten geen andere keuze gelaten dan het opvoeren van een partnerschap op het gebied van de energie. Er blijven evenwel een aantal problemen bestaan voor het nieuwe Russische rijk. Het heeft immers te kampen met een al te ondoorzichtige structuur, schendingen van de mensenrechten, sociale ongelijkheid, toenemende aanwezigheid van de georganiseerde misdaad, zwakke maatregelen inzake milieubescherming.

    Met Vladimir Poetin als president heeft Rusland opnieuw een plaats veroverd op het internationale toneel. Hij is een realist met een KGB-achtergrond, die hoofdzakelijk steunt op de natuurlijke rijkdommen en op bepaalde spitstechnologische sectoren, zoals de vliegtuigbouw, waarvan de grote successen uit de sovjettijd dateren, om de wereld een land op te dringen waarvan de elites menen dat het vanzelfsprekend moet behoren tot de grootmachten.

    Die houding van hervonden macht berust evenwel in hoge mate op exogene factoren die — men moet het toegeven — de Russen hebben kunnen optimaliseren. De onzekerheden over de politieke toekomst van Rusland na 2008 blijven echter bestaan : het land heeft immers partnerschappen met de Europese Unie, de Verenigde Staten, maar ook met China. Dat grote aantal partners kan niet verbergen dat het aan een echte bondgenoot ontbreekt en het is onmogelijk te voorspellen of die toestand op termijn kan blijven bestaan, en zeker niet of hij voor Moskou een troef kan zijn.

    Het risico van een Rusland dat zich naar Azië wendt, mag zijn moeilijke relatie met Peking niet verbergen. Zo is er hun traditionele rivaliteit, met als hoogtepunt de oorlogen voor de overheersing van Siberië, het Verre Oosten en Centraal-Azië, die opnieuw de kop dreigt op te steken. Er zijn reeds zwakke signalen die daarop wijzen : Chinese economische en demografische expansie in Siberië, invloedsstrijd in de vroegere sovjetrepublieken in Centraal-Azië, enz. In de context van de aanhoudende machtsgroei van China neemt de Russische vrees in verband met de oostelijke grenzen voortdurend toe, omdat door de omvang van Siberië, de schaarse bevolking ervan en de natuurlijke rijkdommen, die nu van strategisch belang zijn voor het voortbestaan van een gulzige economie, China zich als potentiële concurrent van Rusland aandient in die ruimte. Het kan dus interessant zijn in de Russisch-Europese relatie een nieuwe variabele – China - te introduceren, om na te gaan hoe de Europeanen daar voordeel uit kunnen halen, aangezien Moskou verplicht is banden met de EU te behouden die nauw genoeg zijn om zich eventueel tegen Peking, waarvan de strategische intenties onzeker blijven, te verzetten.


    III.2.3. China

    Géen enkel groeiland werd in de afgelopen periode méér geobserveerd en getaxeerd dan China.

    De opening van het land naar de buitenwereld gaf spectaculaire resultaten en trok directe buitenlandse investeringen aan. De grote operatie van privatiseringen bracht de economie tot een totaal ander denkpatroon.

    China is inmiddels het productieatelier van de wereld geworden, wat zware gevolgen heeft voor het milieu, maar ook geleid heeft tot extreme deviezenreserves en een ondergewaardeerde munt.

    Onmiskenbaar is de vooruitgang van de levensstandaard voor honderden miljoenen mensen. Grote spanningsvelden bestaan evenwel tussen het noorden en het zuiden, tussen het rurale westen en het kustgebied en tussen arm en rijk.

    Economie

    De bescherming van particulier eigendom in uitvoerbare wetgeving is een absolute must.

    De bedrijfsbelasting wordt geüniformiseerd naar 25 % en past in de Chinese ambitie om een marktmodel te hebben met sociale en ecologische correcties.

    China ontdekt inmiddels op ontnuchterende wijze de ecologische gevolgen van ongebreidelde groei en beseft dat bodemverontreiniging en dode rivieren massa's geld zullen gaan kosten.

    Distributie en detailhandel in de klantlanden zijn nu de volgende doelstelling aangezien men heeft ontdekt dat daar de profitcenters in grote mate verankerd zijn.

    De handelsrelatie met de EU verloopt niet rimpelloos, net zoals met de VS waarmee het handelsoverschot ongezond groot is.

    De druk op de Chinese overheid om haar monetair beleid aan te passen en de munt op te waarderen is ongemeen groot. China hervormde zijn financiële en monetaire politiek grondig en legt voorlopig elke revaluatie naast zich neer. De grote beleggingen in Amerikaanse « treasury bonds » geven China een particuliere plaats in het Amerikaanse beleid en in de waardering van de US dollar. Inmiddels openen de financiële instellingen, de verzekeringsmaatschappijen en de spaarbanken steeds meer hun poorten voor buitenlands kapitaal en voor internationale benchmarking.

    Op deze wijze kan ten dele de grote nood aan know how en praktijkervaring in sectoren met achterstand (ziekteverzekering, pensioensvorming, ...) opgevangen worden met nieuwe internationale aandeelhouders.

    De oude analyse dat China eenzijdig productiegericht zou zijn, wordt thans tegengesproken door grote aandacht voor de dienstensector.

    Geografische spreiding van het economisch potentieel zal nieuwe regio's ten goede komen en China op korte termijn evenwichtiger maken. Grote migratiegolven binnen het land kunnen op deze wijze vermeden worden.

    Ten slotte valt de sterke investering in onderzoek en ontwikkeling op, hetgeen ongetwijfeld op termijn zal opbrengen en de Chinese belangstelling voor de bescherming van economisch en wetenschappelijk potentieel zal beïnvloeden.

    Landbouw

    De grote ontevredenheid in ruraal China is maar te corrigeren door eerlijke compensaties te waarborgen bij onteigeningen en door ook in de rurale gebieden de bewoners eigenaar te laten worden van de gronden die ze bewerken.

    China wenst een gegarandeerd areaal van 120 miljoen hectaren te behouden voor landbouw en veehouderij maar is thans reeds op een alarmerend niveau van 122,5 miljoen aanbeland.

    Militair

    Het militair budget dat gemiddeld jaarlijks 10 % steeg is thans tot 15 % doorgestegen, hetgeen de aangroei van het sociaal budget overtreft. China beweert dat de oriëntatie enkel defensief is en dat men op militair gebied een perfect geschiedkundig rapport kan voorleggen.

    De discussie over de toekomst van de provincie Taiwan is hierbij cruciaal want China claimt de opheffing van het wapenembargo. Enkel indien dit zou gebeuren onder strenge deontologische voorwaarden kan dit voordelig zijn. In negatief geval is industriële spionage en nadien de wereldwijde verkoop van wapens van Chinese makelij niet uit te sluiten.

    Europa houdt inmiddels de « one China policy » consequent aan.

    Ongetwijfeld zal China een eersterangs rol opeisen in de eigen regio en in de internationale organisaties.

    Milieu

    Het jaar 2006 was voor China het slechtste ooit, dit gaf ook SEPA als milieuregulator toe.

    Verbetering is slechts mogelijk mits strenge controle op de provinciale en lokale besturen die de centrale overheden blijven afvallen met het oog op korte termijn realisaties; dit gebeurt vooral in vervuilende sectoren zoals staal, elektriciteit, steenkool en metallurgie.

    Milieuopvoeding is een absolute opdracht zowel voor de Partij als voor de NGO's en voor de media. De beoordeling van zowel de politici als van de industrie moet in de toekomst duidelijk een milieucomponent en een anticorruptiecomponent inhouden.

    China moet rond tropisch hardhout zijn rol van grootste importeur en heruitvoerder herzien ten bate van het milieu.

    China — VS

    De economisch-strategische dialoog kan beter niet beperkt blijven tot commerciële en financiële aspecten maar ook militair-strategische en ecologische invalshoeken hebben. In dat opzicht kan de one China policy beter veralgemeend worden.

    In de economische sfeer kan de know how die ongetwijfeld in de VS bestaat rond ziekteverzekering, gezondheidshefbomen, pensioenvorming en de sanering van de globale financiële sector een grote uitdaging zijn die uitmondt in een globale win-win-situatie.

    Armoede

    Ook al zijn honderden miljoenen mensen uit de extreme armoede geraakt, toch kan men stellen dat de kloof tussen arm en rijk is toegenomen; tevens is de koopkracht op het platteland niet toegenomen. De armsten in China zijn de interne migranten.

    Het zal noodzakelijk zijn de sociale zekerheid die voor de hervorming bestond in ere te herstellen, vooral omdat de armoede vaak een tijdelijk karakter heeft en veroorzaakt is door privatisering van staatsbedrijven en door individuele ziektes.

    Veralgemening van ziekteverzekering, onderwijs op niveau en vorming en basisvoorzieningen op het platteland zijn een absolute must.

    Vergrijzing

    China ervaart hier het spanningsveld tussen zijn « one child policy » en de langere levensduur; reserves voor de opvang van de vergrijzing zijn volstrekt onvoldoende. In stilte wordt een aanpassing van de bevolkingspolitiek voorbereid, massale immigratie is immers een niet zo aantrekkelijk alternatief. Hier ligt zowel financieel als maatschappelijk één der grootste uitdagingen.


    III.2.4. India

    Van India wordt gezegd — en het land zegt het zelf — dat het de snelst groeiende vrijemarktdemocratie is die binnen een pluralistische samenleving haar burgerzin voortdurend kan optillen.

    Gestuwd door een jonge bevolking probeert India de groei om te zetten in groei voor zoveel mogelijk burgers wat inhoudt dat men zal inzetten op gezondheidszorg en onderwijs op de ruimst mogelijke schaal.

    De fundamentele optie voor een seculiere staat, gekoppeld aan een vrije meningsuiting die voorbeeldig is, staat borg voor politieke stabiliteit. Er is ruimte voor veeltaligheid, religieuze vrijheid en multi-ethniciteit.

    Grote uitdagingen liggen evenwel ter oplossing voor indien dit land een duurzame ontwikkeling wil veilig stellen.

    Landbouw

    India heeft sinds 1990 gedacht door een partiële liberalisering en een heroriëntering van de verdeling van de voedselstocks soelaas te brengen. Dit is geen succes gebleken want ondervoeding en voedselonzekerheid zijn toegenomen. Bovendien is de operatie ook voor de overheid duurder uitgevallen als besteding binnen het BBP.

    Het aandeel van landbouw binnen het BBP is inmiddels verder gezakt naar 25 % maar nog steeds tweede derde van de bevolking is daarin actief. Alleen door modernisering en verhoogde efficiëntie kan men de gewijzigde voedselnoden eventueel opvangen, mede door investeringen in koeltechnieken en distributiekanalen.

    India bepaalt gegarandeerde minimumprijzen op voorwaarde dat kwaliteitsgoederen geproduceerd worden.

    Op dit ogenblik verbruikt het land de voortgebrachte producties, is het een sterk voorstander van multilaterale handel en speelt het een vooraanstaande rol in de WTO-debatten over dit onderwerp.

    Energie

    De invoerafhankelijkheid van India is ongetwijfeld één van de grootste knelpunten, het is de derde olieverbuiker ter wereld en voert vooral in uit Afrika en uit het Midden Oosten. Deze afhankelijkheid is des te zorgwekkender omdat de grote steenkoolvoorraden, tegen de achtergrond van de opwarming van de aarde, erg kritisch worden bekeken.

    Kernenergie stelt op dit ogenblik maar 2 % voor maar er is een expansieprogramma naar 11 %, essentieel is in dat opzicht dat de technologie hier een aantal problemen moet oplossen voor de toliumrijke reserves die voor 90 % in India geconcentreerd zijn.

    Economie

    De jaarlijkse groei van de Indische economie is toegenomen tot 8 %; niet op cyclische maar op structurele wijze, er zijn stijgende reserves in vreemde munten en er is een groeiende kapitaalmarkt. De export is met 25 % gestegen. India heeft een reputatie op het vlak van kwaliteitsvolle goederen en diensten. India is sinds 2004 voor de EU een strategische partner geworden.

    Het land is een factor van regionale stabiliteit geworden. De zwakke punten liggen op milieuvlak en bij een mogelijke sociale instabiliteit. De sterkte ligt in de servicesector, bij de jeugd en bij een groeiende middenklasse. Ondanks het gevoel dat men deze middenstand moet beschermen is een opening van de distributie, de handel en de detailhandel nodig en onvermijdelijk.

    De hoeveelheid directe buitenlandse investeringen is gevoelig lager dan in China maar dit is duidelijk een bewuste politiek. India vraagt zich af of deze FDI zich moeten situeren in de meest winstgevende sectoren dan wel in de sectoren waar ze het meest nodig zijn.

    Door grote vooruitgang in de industrie is er een groot ondernemers- en consumentenvertrouwen. Dit leidt tot verhoogde rentabiliteit en een toevloed van kapitaal en spaargeld, zowel binnenlands als buitenlands. Precies om deze redenen lijkt de Indische groei duurzaamer te zijn dan in andere groeilanden, hij is bovendien minder handelsgericht. Diversificatie zal thans het ordewoord moeten zijn.

    Militaire uitgaven

    Een aantal grensconflicten, tegen een achtergrond van poreuze grenzen met Pakistan en Bangladesh, beïnvloeden de militaire politiek.

    Nadat India het verdrag over de non-proliferatie van kernwapens niet tekende was het afsluiten van een overeenkomst met de VS een sterk bekritiseerde beslissing. De kritiek van de VS voor Noord-Korea en Iran wordt hier vervangen door een « double standard » houding. India beschouwt zijn houding als verantwoord omwille van het discriminerend karakter van het vermelde verdrag.

    Het land investeert nu veel in militaire uitgaven rond helikopters, onderzeeërs, satellieten enz. Het houden van gezamenlijke oefeningen met China is bemoedigend maar er is twijfel over de lange termijn ontwikkeling van de relaties met China.

    De discussie over infrastructuur in het grensgebied Karakoram is een potentieel punt van conflict.

    Mensenrechten

    Zijn verankerd en internationaal erkend, maar het verdrag tegen foltering en onmenselijke en vernederende behandeling en bestraffing (vooral tegen vrouwen en kinderen) is niet geratificeerd. De mensenrechtenstandaarden bestaan maar zijn ook hier slecht geïmplementeerd. Willekeurige vrijheidsberoving, kinderarbeid en dwangarbeid bestaan. Kastelozen, vrouwen en kinderen worden nog gediscrimineerd.

    Kinderrechten en schuldslavernij

    Naar gelang de bron gaat het om 10 tot 50 miljoen kinderen en het aantal verbodsbepalingen neemt steeds toe. De oorzaak is duidelijk economisch en verbonden aan het probleem van de extreme armoede. Het fenomeen is thans reeds gezakt van 50 % tot 22 % en zou binnen een vijftiental jaar kunnen verdwijnen.

    Een « integrated child development programm » moet in alle staten worden doorgevoerd.

    Onderwijs

    Ook al is dit recht in de grondwet ingeschreven blijkt op het terrein het toponderwijs voorbehouden aan een klein percentage van de Indiërs. Bovendien is het absenteïsme van leraren in het officieel onderwijs schrijnend en wordt het privaat onderwijs steeds beter maar ook steeds duurder.


    III.3. INDIA-CHINA: DE WEDLOOP TUSSEN TWEE ZWAARGEWICHTEN

    India en China vertegenwoordigen meer dan een derde van de wereldbevolking. Meer nog, hun economische groeicijfer schiet sinds 1965 steeds sneller de hoogte in en bedraagt momenteel 8-10% in China en ongeveer 7-8% in India. Dit verschil in groei heeft evenwel tot een kloof tussen beide landen geleid: hoewel de landen 25 jaar geleden hetzelfde BBP hadden, ligt het BBP van China nu drie keer hoger dan dat van India. Hoewel heel wat economen vandaag spreken over de economie van India en China alsof het over twee vergelijkbare landen gaat, spelen ze in werkelijkheid niet op hetzelfde niveau.

    Wat ze daarentegen wel gemeen hebben, is dat ze ongeveer op hetzelfde moment een reeks markthervormingen hebben doorgevoerd tijdens de jaren tachtig. De hervormingen in China, die vroeger plaatsvonden, waren bovendien voornamelijk gebaseerd op openstelling naar het buitenland teneinde het gebrek aan echte binnenlandse bedrijven te compenseren. India heeft in diezelfde periode ook een aantal hervormingen doorgevoerd, die echter in de eerste plaats waren bedoeld om de binnenlandse markt te liberaliseren.

    Hoewel men vaak geneigd is dergelijke zaken te verklaren door een ideologische verandering, zijn de doorgevoerde hervormingen in beide gevallen grotendeels een reactie op demografische uitdagingen, die trouwens niet zozeer samenhangen met de algehele evolutie van de bevolking, maar wel met de demografische overgang in deze twee landen. Om het aldus ontstane menselijke economische potentieel ten volle te benutten, hebben India en China essentiële hervormingen moeten doorvoeren om de toestroom van arbeidskrachten op de arbeidsmarkt op te vangen en sociale spanningen te voorkomen.

    Het gevolg voor de wereldeconomie is dat deze twee Aziatische reuzen zich voortaan openstellen voor de wereld en hierdoor voor een hoeveelheid werk zorgen die het evenwicht in de wereld verstoort. Sinds 1980 heeft China voor ongeveer 300 miljoen arbeidskrachten op de arbeidsmarkt gezorgd. In China en ook in India leven 200 miljoen jongeren van 15 tot 24 jaar die op de arbeidsmarkt belanden. Men moet evenwel niet denken dat de beroepsbevolking van morgen zich veeleer in India dan in China bevindt. Enkel de beroepsbevolking in verstedelijkte gebieden is immers van belang, dat deel van de bevolking dat daadwerkelijk in de moderne economische sectoren werkt. 70% van de Indiase bevolking leeft echter op het platteland en is hierdoor slechts in zeer beperkte mate geïntegreerd in de internationale of binnenlandse economie. De stedelijke bevolking in China zou dan weer gestaag stijgen tussen 2005 en 2025 en met name door de plattelandsvlucht zouden elk jaar 30 miljoen banen moeten worden gecreëerd in de moderne sector om de vraag naar werk het hoofd te bieden. Indien de curven van de totale beroepsbevolking van China en India in 2025 zouden samenvallen, dan zou China zelfs op dat moment twee keer zoveel banen in de steden tellen dan India.

    China zal dus “de fabriek van de wereld” blijven en de impact van India zou beperkter blijven, ook al zou die zich in bepaalde domeinen sterk doen gevoelen. Zo heeft India een offensieve strategie in de dienstensector ontwikkeld, waardoor het land bijna de helft van de wereldwijde offshore outsourcing heeft veroverd. Rekening houdend met de nieuwe tendens in dit domein, kan de Indiase impact op de informaticabedrijven en op de b2b-bedrijven in het algemeen niet gebagatelliseerd worden. Hoe kan men echter een moderne economie ontwikkelen wanneer 50% van de bevolking niet kan lezen of schrijven?

    Een ander algemeen bekend verschil tussen beide landen is hun economische geografie. India is een federaal land dat op zichzelf gericht is en gestructureerd is rond een groeias tussen Delhi en Bangalore in het zuiden, waar ook nog grotendeels een binnenlands georiënteerde geografie heerst. Voor de Indiase democratie gelden andere voorschriften dan voor China, dat zich geïntegreerd heeft in de Aziatische arbeidsverdeling en uitsluitend de kuststreken ontwikkelt.

    India en China worden vaak beschreven als de supermachten van de 21e eeuw. Door de trage groei van India in vergelijking met de Aziatische draken wordt het land met een “olifant” vergeleken. In het eerste trimester van 2006 tekende India nochtans een groeicijfer van 9,6% op in vergelijking met het eerste trimester van 2005 en het IMF voorziet voor 2007 een stijging van het BBP met 7,3%. De westerse media houden hun ogen strak op deze cijfers gericht en lijken de Indiase reus steeds op dezelfde eentonige manier te ontdekken: “grootste democratie ter wereld”, contrast tussen hightechindustrie en extreme armoede, “Bollywood” en slangenbezweerders, ... India is echter een complex land waar moderniteit en traditie naast elkaar bestaan. De eeuwenoude Indiase cultuur is het fundament van de Indiase kracht en de fascinatie die daaruit voortvloeit.

    Hoewel India zoveel interesse wekt, leeft in dit land 40% van de bevolking onder de armoedegrens en beschikt het land tegelijkertijd over hightech en de best opgeleide informatici,... Deze constante tweedeling bemoeilijkt een correcte inschatting van de Indiase macht. Men dient zich evenwel af te vragen wat India echt wil. Het lijkt wel of India door onderliggende culturele redenen de traditionele weg van de macht niet wil volgen. De Indiase macht bestuderen impliceert noodzakelijkerwijze dat men de opvatting die men over macht heeft, opnieuw bekijkt. India valt niet te situeren binnen een offensieve veroveringscontext, maar veeleer binnen de invloed en de stille kracht van Azië.

    Demografische slagkracht

    Wat is er tekenender voor de machtstoename van India dan de mijlpaal van een miljard inwoners die in 2000 werd overschreden? India vertegenwoordigt voortaan iets meer dan 16% van de wereldbevolking, een percentage dat nog verder zal toenemen. In India, waar een derde van de bevolking jonger is dan 15 jaar, is de demografische overgang immers nog niet ten einde en zal het bevolkingsaantal dat van China tegen 2025 overstijgen.

    De armoede van deze bevolking, waarvan 70% op het platteland leeft, met een alfabetiseringsgraad van slechts 61%, is terecht onlosmakelijk verbonden met het beeld van India. Hoewel het Indiase beleid voortdurend inspanningen levert om de sociale wanverhoudingen te verhelpen, zorgt de macht van het getal ervoor dat de vorming van middenklassen een binnenlandse markt in volle bloei dient. Ondanks die wanverhoudingen en ongelijkheden zijn de Indiërs verbonden door een gemeenschappelijk idee over hun natie.

    Onderwijs en ongelijkheid

    De Indiase universiteiten hebben vandaag de dag tekort aan middelen. Hierdoor hebben ze moeite om het vertrek van twee derde van hun meest getalenteerde jongeren naar het buitenland tegen te houden. De Verenigde Staten verwelkomen meer dan 80% van de Indiase studenten die beslissen om studies van de derde cyclus voort te zetten in een OESO-land (dit zijn 76.503 ingeschreven studenten in 2005-2006). Vanuit dit oogpunt wordt India geconfronteerd met de exodus van zijn hoogopgeleide inwoners, vandaar de stimulansen van de regering om de Indiase diaspora te doen terugkeren. Tegelijkertijd zorgt de braindrain voor een kennisoverdracht die samengaat met de ongeremde Indiase houding ten opzichte van externe inbreng.

    Om in te spelen op de bloei van zijn economie moet India zijn studierichtingen in het hoger onderwijs ondersteunen.

    India leidt elk jaar 400 000 ingenieurs op om tegemoet te komen aan de behoeften van een markt in volle opmars. Over de volgende 4 jaar zou het aantal banen in de informaticasector op die manier verdubbelen. IT-outsourcing bijvoorbeeld is dit jaar gestegen met 30%. Het systeem kampt nog met groeipijnen en ondervindt moeilijkheden om kwantitatief en kwalitatief aan de vraag naar opleiding tegemoet te komen. Privé-scholen staan vooral open voor kinderen uit gegoede milieus. Indien India ervoor zou zorgen dat alle kasten gelijke toegang zouden hebben tot scholing, rekening houdend met het feit dat India binnen 25 jaar het land zal zijn dat het grootste aantal gediplomeerde jongeren ter wereld voortbrengt, dan zullen we een zeer krachtig “geschoold leger” kunnen zien opstaan.

    Buitenlands beleid

    Indiase bedrijven zijn gestart met hun lancering in Afrika en zijn niet van plan om Azië alleen door China te laten vertegenwoordigen in dit continent. De netwerken van de Indiase diaspora en de aanzienlijke kredieten van de Indiase banken ondersteunen hun ontwikkeling in Afrika. De oprichting van een Standing Committee on Oil Diplomacy for Energy Security door de staat in 2004 is erop gericht de overeenkomsten van zijn oliebedrijven in Afrika uit te werken en veilig te stellen. Dit toont duidelijk aan welk strategisch belang India aan zijn energieonafhankelijkheid hecht. Zo zijn de Indiase bedrijven geslaagd in verschillende grote operaties in Libië, Soedan, Ethiopië en Nigeria, telkens voor oliebevoorradingen.

    Elf september heeft ervoor gezorgd dat India en de Verenigde Staten dichter naar elkaar zijn toegegroeid. Dit is niet onmiddellijk gebeurd, aangezien de Verenigde Staten van mening waren dat Pakistan beter geschikt was als uitvalsbasis voor de operaties in Afghanistan. Deze keuze had New Delhi ontstemd, maar na een aanslag die werd toegeschreven aan Indiase moslimfundamentalisten (december 2001) heeft India druk kunnen uitoefenen opdat Washington de Pakistaanse islamitische groeperingen in de lijst van terroristische organisaties opnam. Hoewel Pakistan een tactische bondgenoot in de strijd tegen islamitische netwerken is, treedt India naar voor als een strategische bondgenoot die dezelfde veiligheidsdoelstellingen deelt.

    De ommekeer van het Amerikaanse beleid ten opzichte van India is deels te danken aan de invloedrijke Indiase diaspora. Vandaag beschouwt Washington India als een pool van stabiliteit in de regio en het essentiële steunpunt voor zijn veiligheidsbeleid in Azië. Zijn controlerende rol in de Indische Oceaan en zijn rol als tegenwicht voor China, hebben de Verenigde Staten ertoe gebracht zich neer te leggen bij de nuclearisering van de Indiase strijdmacht. In het verlengde hiervan hebben de Verenigde Staten en India een partnerschapsakkoord gesloten over de burgerlijke toepassingen van kernenergie. India beschikt reeds over acht kerncentrales (vijftien reactoren).

    Om die reden is het strategische partnerschap met de Verenigde Staten, dat is goedgekeurd door het Amerikaanse Congres op 9 december 2006, strategisch van doorslaggevend belang. Dit partnerschap, waarvoor de Chinezen beducht zijn, moet India in staat stellen zijn problemen inzake elektriciteitsbevoorrading op te lossen. Er bestaan weliswaar waterkrachtcentrales en steenkoolcentrales, maar de elektriciteitsbehoefte is te groot om — gekoppeld aan de bestaande reactoren — zelfbedruipend te zijn.

    Een probleem blijft het latente conflict tussen India en aartsvijand Pakistan. Het land dat de geweldloosheid gepopulariseerd heeft, bezit een leger van meer dan 1,2 miljoen man en spendeert jaarlijks 11 miljard dollar aan militaire uitgaven (terwijl Pakistan over 600 000 manschappen en een budget van 2,7 miljard dollar beschikt).

    Energie-afhankelijkheid

    Dankzij de aanwezigheid van grondstoffen als ijzer (vijfde op de wereldranglijst) beschikt India over een goed uitgebouwde staalindustrie. De overvloed aan steenkool (vierde op de wereldranglijst) biedt een vangnet inzake energievoorziening. Vandaag gaat de aandacht van India echter meer naar gas en aardolie. De eigen productie is te klein om in de eigen behoeften te voorzien. In 2006 heeft India tussen 30 en 40 % meer aardolie ingevoerd dan in 2005.

    India kan niet langer genoegen nemen met gewone bilaterale betrekkingen met zijn leveranciers. Pakistan en Bangladesh zijn strategische doorvoerlanden voor de toekomstige pijpleidingen : naar respectievelijk het oosten en het westen. Dit probleem heeft een geopolitieke dimensie en wordt op het hoogste niveau van de Staat behandeld. Zo ontwikkelen India en China een zeemacht die hun strategische belangen en de bevoorradingsroutes over zee veilig moeten stellen. Zij verwerven een moderne zeemacht door middel van zowel aankopen in het buitenland als eigen productie.

    China blijft van zijn kant heel actief in het zuiden van Azië. Hoewel het met India een energie-overeenkomst heeft gesloten, blijven beide grootmachten in de regio elkaars concurrenten voor het verwerven van nieuwe concessies. China snijdt India de pas af door zijn eigen invloedssfeer uit te bouwen, in het bijzonder in Pakistan en Bangladesh. Deze Chinese strategie om India te omsingelen, gekend onder de naam « strategie van het parelsnoer », kan spanningen opwekken en de ontwikkeling van een energiebeleid van India met zijn buurlanden bemoeilijken.

    India en China : rivalen ?

    Om de betrekkingen tussen India en China te begrijpen, moet men hun gemeenschappelijke geschiedenis onder de loep nemen. Er zijn verschillende historische conflicten geweest en zij hebben op dezelfde ogenblikken fundamentele omwentelingen gekend. Hun economische en militaire macht hebben zij in dezelfde periode uitgebouwd, zij het op verschillende wijze, elk met hun eigen vaardigheden en cultuur.

    Het grensconflict van 1962 heeft hun betrekkingen sterk vertroebeld en de communicatie tussen beide landen bemoeilijkt. Hoewel het van korte duur is geweest, is duidelijk gebleken dat China militair de overmacht had. Om zijn eer te herstellen is India daarna zijn militaire macht beginnen te ontwikkelen, onder meer door kernproeven uit te voeren.

    Een open conflict werd alleen vermeden omdat beide landen in volle economische ontwikkeling waren. Tegen alle verwachtingen in, is de dialoog opnieuw opgestart en zelfs opgevoerd. Hoewel beide landen zich bewust zijn van de noodzaak van een toenadering wegens hun gemeenschappelijke belangen, blijven de spanningen bestaan. Deze hebben zowel te maken met culturele en historische verschillen als met economische belangen.

    De strijd om energie

    Beide landen zijn groot (inzake economische ontwikkeling, demografie en groeipotentieel) maar arm in grondstoffen (vooral aardolie). Zij beschikken wel over kolossale steenkoolreserves, maar die volstaan niet om de behoeften te dekken. Er staat zoveel op het spel dat een offensievere houding onvermijdelijk lijkt. Dat is nu al het geval in de strijd die beide landen voeren op de Afrikaanse markt. Met deze ontwikkelingsstrategie willen zij in Afrika geo-economische macht verwerven ten opzichte van Europa en de Verenigde Staten.

    Besluit

    India en China hebben moderne en efficiënte manieren ontwikkeld om te groeien, maar interne problemen (het gewicht van de landbouwsector, een onaangepaste infrastructuur en een zware bureaucratie) kunnen een rem zijn op hun invloed. De rechten van de mens en van de vrouwen in het bijzonder worden er geschonden. Dwangarbeid en in het bijzonder kinderarbeid druisen in tegen het imago dat deze landen aan de buitenwereld wensen te geven.

    In de nieuwe wereldorde herschikken China en India hun pionnen op het internationale geopolitieke schaakbord. Door verleiding en list spelen zij in op strategische bondgenootschappen waardoor zij invloed en gewicht verwerven in de wereld.

    Om te slagen waar India gefaald heeft, zoekt het beetje bij beetje toenadering tot de Amerikaanse grootmacht, knoopt het betrekkingen aan met zijn zogenaamde Chinese concurrent, en plaatst het zijn politieke pionnen in Afrika.

    De wereldeconomie is de laatste 25 jaar grondig veranderd, en de ontwikkelde landen begrijpen die veranderingen maar moeilijk. Nieuwe spelers, nieuwe vormen van kapitalisme zijn ontstaan, in het bijzonder na de val van het communisme. De BRIC-landen spelen voortaan wel degelijk een vooraanstaande rol, maar men mag landen of gehelen die potentieel even belangrijk kunnen zijn als Rusland en Brazilië – bijvoorbeeld Mexico of Korea — niet uit het oog verliezen.

    Voorspellingen op heel lange termijn moeten echter met omzichtigheid behandeld worden. Op demografisch vlak zijn er nog vele onzekerheden. Ook inzake de voorwaarden voor en het ritme van de economische inhaalbeweging bestaat weinig zekerheid. Het lijkt dan ook beter die voorspellingen in een aantal scenario’s te bekijken. In het algemeen komt men dan tot een verkorting van de termijnen. Het beeld dat men op die manier van de BRIC-landen voor 2015 krijgt, vertoont dan duidelijke evoluties, maar die zijn veel minder spectaculair.


    III.4. Overwegingen

    a. Voor een vrij verkeer van kennis ook in de BRIC-landen

    Ongetwijfeld is in ons land en in de EU de kenniseconomie en de investering in onderzoek en ontwikkeling een absolute politieke keuze.

    Toch moet ons land bereid zijn om een vrij verkeer van kennis na te streven en te helpen aan het oplossen van de grote uitdagingen die de groeilanden moeten oplossen.

    b. Good governance

    Niet alleen het begrip en de bijbehorende wetgeving zijn belangrijk maar ook de realiteit op het terrein.

    Gelet op de grote onevenwichten in de BRIC-landen landen is bovendien voldoende vertegenwoordiging van de lage inkomens, van de vrouwen en van de rurale regio's erg belangrijk teneinde de grote politieke beslissingen overal een breed maatschappelijk draagvlak te bezorgen. Grotere geslachtsgelijkheid is in dit opzicht essentieel.

    Een combinatie van marginalisering op basis van geslacht, godsdienst, klasse en huwelijk is slechts op te vangen door gelijke vertegenwoordiging op alle bestuursniveaus.

    c. Investeringen

    Sterke aanhoudende groei in de groeilanden is tot op dit ogenblik te weinig gepaard gegaan met opening van de eigen markten.

    Grote overschotten op de handelsbalansen hebben zich eerst gekristalliseerd in grote reserves in vreemde deviezen, voor China gebeurde dit massaal in US treasury bonds. Daardoor werden de VS tijdelijk geholpen in hun structureel tekort maar de invloed van de groeilanden op een wereldmunt zoals de VS dollar is erg groot. Indien dit plots zou wijzigen is de kans op een intereststijging in 's werelds grootste economie onvermijdelijk omwille van een sterk inflatierisico dat een economische crisis op wereldniveau kan inleiden.

    Hier wordt gepleit voor toenemend FDI in onze economieën, vooral in onze distributie en handel. Op dit ogenblik heeft zich deze evolutie al ingezet omwille van de vaststelling dat vaak in distributie en handel een ruim deel van de winstgevende activiteit zit. Het zou een goede zaak zijn mocht deze FDI zich ook richten op vastgoed, logistiek, infrastructuur, custom bonded warehouses en ook op kenniseconomie in het Westen.

    Door versterken en uitbouwen van distributienetwerken zal de internationale concurrentiepositie van de groeilanden toenemen en hun managementexpertise vergroten. Dit zal hen tevens toelaten de nodige grondstoffen, de spitstechnologieën en een aantal kwaliteitsmerken in de wereld mee te controleren.

    België zal hierin geen defensieve maar een resoluut offensieve rol spelen wegens :

    — een kostprijsvriendelijke politiek

    — een juridisch sterke omgeving

    — een ideale geografische ligging

    — een efficiënte vermindering van de administratieve rompslomp

    — een sterke infrastructuur

    — een hoog niveau van onderwijs, vorming en talenkennis

    — een aantal financiële troeven rond holdingregimes en notionele interesten.

    d. Energie

    De groeilanden dienen opgeroepen te worden om hun eigen bevoorrading niet unilateraal te ontwikkelen ten koste van een aantal arme landen maar deze verleer op een multilateraal wijze te verwezenlijken.

    Het probleem van de opwarming van de aarde kan niet opgelost worden door een unilateraal streven naar het verwerven van bijkomende energiebronnen moet worden aangepakt via efficiëntieverhogingen inzake de winning en het gebruik van energiebronnen.

    e. Relatie India — China

    Veel wijst op een historische ommezwaai in de relaties tussen India en China :

    — een strategisch partnership

    — het houden van gezamenlijke militaire oefeningen

    — de regeling ten voordele van India van het Sikkimprobleem

    — een mogelijk vrijhandelsverdrag

    — infrastructuur tussen Noordoost-India en Zuidwest-China

    — de samenwerking tussen veiligheidsdiensten rond nationalisme en terrorisme.

    Maar het is niet duidelijk of dit een onomkeerbaar positieve tendens is aangezien de dynamiek van de groei van beide landen telkens weer de relaties kan doen wijzigen.

    Recent kijkt men vooral naar een partnership tussen de VS en India enerzijds en naar een partnership China-Europa anderzijds. De Amerikaanse toenadering tot India is een gevolg van een politiek van twee maten en twee gewichten rond nucleaire mogendheden.

    De militaire expansie vanuit China uit zich niet alleen in sterke toename van de militaire uitgaven maar ook in terreinexpansie op de Malediven, in Pakistan en in Myanmar.

    De Indische militaire expansie lijkt eerder te zoeken naar een hegemonie over de Indische Oceaan.

    De toenemende afhankelijkheid van energiebevoorrading zal in China met 75 % minder problematisch zijn dan in India met 95 %.

    In een objectieve SWOT analyse kunnen beide landen een profiel voorleggen dat tijdelijk is : China als « de workshop van de wereld » en India als « de backoffice van de wereld »

    Bij de noodzaak tot diversificatie zal informatica en biotechnologie bijvoorbeeld het strijdtoneel zijn tussen beide landen.

    Maar de groei van beide landen is totaal anders.

    India is een seculiere staat waarin heterogeniteit als troef wordt gezien, het wordt beschouwd als een geloofwaardige handelspartner en een goed land voor FDI waar men zowel voor diensten als voor produktiegoederen terecht kan. Het is voor België de tweede grootste investeerder. Het is sinds 2004 een strategische partner geworden voor de EU.

    Het is een multireligieus, multi-ethnisch en veeltalig land.

    Het recente actualiseringsrapport met betrekking to de BRIC-landen van Goldmann Sachs wijst op het structureel karakter van de groei die vooral gebaseerd is op verhoogde productiviteit en op de demografische ontwikkeling als een duurzame groeifactor alsmede op een urbanisatie bonus.

    Daartegenover staat een reëel politiek risico en de neiging tot protectionisme, naast aanbodmoeilijkheden en dringende sociale hervormingen in het kader van de bescherming van de zwaksten.

    India beschouwt het aantrekken van vreemde investeringen niet als het hoogste belang.

    De voornaamste eigenschap van India is evenwel dat het een duurzame groei zal kunnen behouden van minimum 8,5 % bij gelijkblijvende investeringsquote en FDI.

    China zal op basis van een veel sterker onderwijs en vorming beter lukken in diversificatie.

    India heeft een demografisch voordeel dat een troef is indien met het probleem van vorming en onderwijs vooruitgang wordt gemaakt.

    Enkel indien de groei lang aanhoudt en hij intern geen aanleiding geeft tot meer onevenwichten lijkt een duurzaamheid gegarandeerd te worden.

    Elk multilateraal en Belgisch optreden mag er nooit op gericht zijn de tweestrijd in de hand te werken.

    Ons land kan met name in Afrika van zijn gezag gebruik maken om alle neuzen in dezelfde richting van solidaire groei te richten.

    f. Afrika

    De aanwezigheid van sommige groeilanden in Afrika was historisch sterk ideologisch gemotiveerd. Dit was met name voor China het geval en uitte zich vooral in vele studiebeurzen, de steun aan vrijheidsbewegingen en door wapenhandel. Nadien verlegde zich het accent naar de buitenlandse handel en werd na 2000, met als instrument het forum China-Afrika, een strategie ontwikkeld met de bedoeling de Westerse hegemonie te doorbreken.

    China is inmiddels de tweede grootste importeur van olie (25 %) en investeert zelf in olie-ontginning in Afrika. China levert hulp in Afrika zonder politieke voorwaarden, met uitzondering van de Taiwan problematiek, bovendien importeert China grondstoffen in ruil voor financiële en militaire hulp. Ondermeer cobalt, lood, ijzererts, tabak, koper en tropisch hardhout.

    China exporteert zelf massaal verbruiksgoederen hetgeen de consument in Afrika overigens ten goede komt. Deze stijging is exponentieel maar de handelsbalans is in het voordeel van Afrika. De grote vraag naar grondstoffen en de afname door China hebben bovendien de prijs van de grondstoffen en daardoor de basisinkomsten in Afrika aanzienlijk verbeterd.

    Een gemiddelde groei van 4 % was eerder in Afrika ongekend. Deze groei is exponentieel.

    Dat model kan in Afrika op grote meeval rekenen en wordt geplaatst tegenover de Westerse en meer bepaald de Europese houding.

    Nu ook de andere groeilanden met vragen naar energie deze weg opgaan is dit systeem een bron van gevaar.

    Slechts enkele landen in Afrika zijn grondstofexporteurs, de andere zijn eveneens netto importeurs van grondstoffen en voeren enkel landbouwgoederen uit. Veeleer zouden de inkomsten uit grondstoffen moeten worden aangewend voor diversificatie, voor de bestrijding van extreme armoede en voor het instellen van good governance. Bovendien kan men eisen dat er industriële investeringen gebeuren in andere dan de grondstofgebonden sectoren

    ENKEL onder deze voorwaarden zullen de reeds bestaande voordelen :

    — diversificatie van de export

    — lage importprijzen ten bate van de consument

    — toevloed van kapitaal dat niet exclusief uit het Westen komt,

    leiden naar meer onafhankelijkheid en verhoogde levenskwaliteit.

    g. Economisch

    Nieuwe leidinggevende mogendheden mogen beter omgaan dan de oudere met stijgende welvaart in eigen land, in hun regio en in de geopolitieke structuren zoals VN en WTO.

    Zij kunnen dit ondermeer door een voortrekkersrol te spelen in het realiseren van de milleniumdoelstellingen en een grote aandacht voor ontwapening, voor milieu, enz.

    Naast de kwantiteit van FDI kan men ook naar de kwaliteit kijken teneinde geen economische assymetriën te veroorzaken of te bestendigen.

    De noodzaak voor voldoende aandacht en investering in onderzoek en ontwikkeling kan niet voldoende onderstreept worden.

    Milieubescherming en efficiënt gebruik van grondstoffen om pollutie en opwarming van de aarde te bestrijden kunnen de energieafhankelijkheid van de groeilanden in toom houden.

    De internationalisering van strategische sectoren is een absolute noodzaak.

    Gelet op grote structurele onevenwichten zal elk groeiland werken aan een correctie op regionale, ethnische, gender — en economische ongelijkheden.

    Zoniet krijgt men een sneeuwbaleffect armoede-gezondheid-onderwijs-levenskwaliteit-milieu-minimumvoorziening en vergrijzing dat de ongelijkheden verscherpt en het risico op interne en internationale conflicten gevoelig vergroot.

    Met grote aandacht voor de rule of law en een doorgevoerde strijd tegen interne en internationale corruptie en mensenhandel zal elkeen grondig moeten begaan zijn.

    Tevens past hier een pleidooi voor een nieuw sterk multilateraal handelssysteem als sterkhouder van een duurzame wereldeconomische groei.

    Dit sluit geenszins uit dat België sterke bilaterale akkoorden met de groeilanden zou nastreven.

    Ons land zal tevens een sterke invloed uitoefenen op de toepassing van het internationaal privaat recht (intellectual property rights protection), al te vaak is de wetgeving wel al in voege maar wordt ze bitter weinig toegepast.


    IV. VOORSTEL VAN AANBEVELINGEN

    De Senaat,

    vraagt de regering :

    1. alles in het werk te stellen opdat België de komende jaren kan blijven bijdragen tot de opbloei van de vier BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China), daarbij rekening houdend met sociale en milieucriteria;

    2. specifieke strategieën van buitenlands beleid aan te wenden voor elk van de BRIC-landen en deze strategieën te beschouwen als een werkinstrument dat voortdurend moet worden aangepast aan de omstandigheden, rekening houdend met de vooruitgang die in deze landen op sociaal en op milieuvlak wordt geboekt;

    3. zich ervan te vergewissen dat bij de bilaterale en multilaterale gesprekken de geest van deugdelijk bestuur aan bod komt om de belangen van de plaatselijke bevolkingen te verdedigen;

    4. wat de investeringen betreft, het zelfbeschikkingsrecht in het algemeen in acht te nemen en meer specifiek de wederkerigheid in te stellen van de investeringen, die geconcentreerd moeten worden in de vastgoedsector, de logistiek, de infrastructuur, de « custom bonded warehouses » en de kenniseconomie;

    5. een omgeving in het leven te roepen die geschikt is voor FDI (foreign direct investments);

    6. de nieuwe mogendheden aan te sporen om beter dan de klassieke economische mogendheden om te gaan met de stijgende welvaart in hun eigen land, in hun eigen regio en in geopolitieke structuren zoals de VN en de Wereldhandelsorganisatie. In dat kader is de internationalisering van de strategische energiesectoren een absolute noodzaak. Zoniet krijgt men een sneeuwbaleffect armoede-gezondheid-onderwijs-levenskwaliteit-milieu-minimumvoorzieningen en vergrijzing dat de ongelijkheden verscherpt en het risico op interne en internationale conflicten gevoelig vergroot;

    7. te onderzoeken hoe de multilaterale relaties met de BRIC-landen binnen het kader van de Wereldhandelsorganisatie kunnen worden georganiseerd, rekening houdend met de vereiste van vrij verkeer van kennis, van deugdelijk bestuur, opdat de economische relaties en de investeringen zowel de Millenniumdoelstellingen (MDG) als de marktontwikkeling dienen, waardoor de Europese Unie een volwaardig partner kan zijn; indien de BRIC-landen die ontwikkelingskeuze niet maken, zullen de bestaande ongelijkheden alleen maar erger worden;

    8. te pleiten voor een nieuw sterk multilateraal handelssysteem als sterkhouder van een duurzame wereldeconomische groei;

    9. de groeilanden op te roepen om hun eigen bevoorrading niet unilateraal te ontwikkelen ten koste van een aantal arme landen maar veeleer deze op een multilaterale wijze te verwezenlijken. De BRIC-landen te stimuleren om het probleem van de opwarming van de aarde op te lossen niet via een unilateraal streven naar het verwerven van bijkomende energiebronnen maar veeleer via efficiëntieverhogingen inzake de winning en het gebruik van energiebronnen;

    10. zich er in haar bilaterale en multilaterale contacten voor in te spannen dat Afrika, het enige werelddeel dat niet tot de BRIC behoort, niet wordt beroofd van zijn natuurlijke rijkdommen, wat zijn ontwikkeling ernstig zou benadelen en strijdig zou zijn met ons beleid inzake ontwikkelingssamenwerking in die regio;

    11. de inkomsten uit grondstoffen aan te wenden voor diversificatie, voor de bestrijding van extreme armoede en voor het instellen van deugdelijk bestuur en bovendien te eisen dat er industriële investeringen gebeuren in andere dan de grondstofgebonden sectoren;

    12. speciaal aandacht te besteden aan de toestand van de mensenrechten in de BRIC-landen en ervoor te zorgen dat erover wordt gesproken bij officiële bezoeken of bij economische zendingen; in de context van die aandacht voor de mensenrechten erop aan te dringen dat de rechten van de vrouw en de rechten van het kind in acht worden genomen;

    13. in het kader van onze samenwerking met de BRIC-landen, de totstandkoming van aangepaste instellingen en een aangepast beleid te steunen zodat die landen zich zouden ontwikkelen rekening houdend met sociale en milieucriteria;

    14. aandacht te besteden aan de verandering die elk van die landen ondergaat op het gebied van hun economische doelstellingen; het idee dat China een « workshop » is en India een « back-office », is volstrekt achterhaald door de binnenlandse ontwikkelingen van die landen; de kwaliteit van de ontwikkeling van de Indiase democratie lijkt ons meer te beloven voor de duurzame ontwikkeling dan de economische keuze die China heeft gemaakt;

    15. binnen de Europese Unie er voor te ijveren dat de onderwerpen betreffende de rechten van de werknemers op de agenda komen van de Internationale Arbeidsorganisatie in het kader van onze betrekkingen met de BRIC-landen;

    16. op de internationale fora er voor te pleiten dat de BRIC-landen duidelijke verbintenissen aangaan wat de bescherming van het milieu en de beperking van de uitstoot van broeikasgassen betreft;

    17. met betrekking tot de BRIC-landen, binnen de Wereldhandelsorganisatie bijzondere aandacht te besteden aan het dossier van de TRIPS;

    18. er voor te zorgen dat ons land bereid is om het vrij verkeer van kennis na te streven en te helpen aan het oplossen van de grote uitdagingen waarmee de groeilanden geconfronteerd worden, ondanks het feit dat ons land en de EU de kenniseconomie en de investeringen in onderzoek en ontwikkeling beschouwen als een politieke keuze;

    19. China aan te moedigen om wat betreft Taiwan te komen tot een vreedzame oplossing via een systeem van éénheid in verscheidenheid dat de democratische toets kan doorstaan;

    20. elk van de groeilanden te motiveren om zoveel mogelijk transparantie te verzekeren op het vlak van de partijfinanciering, op het vlak van de erkenning en het verbieden van politieke partijen en op het vlak van het garanderen van vrije media;

    21. de interne en regionale sociale ongelijkheid via economische samenwerking zo niet volledig weg te werken, dan toch aanzienlijk te verminderen;

    22. het migratievraagstuk aan te pakken op een pragmatische manier om te komen tot een WIN WIN situatie waarbij enerzijds vermeden wordt dat de herkomstlanden geconfronteerd worden met een braindrain en anderzijds vermeden wordt dat de bestemmingslanden overspoeld worden;

    23. de groeilanden te steunen in hun regionale en mondiale politieke ambities voor zover deze kunnen leiden tot een grotere regionale en mondiale politieke stabiliteit;

    24. er voor te zorgen dat de aandacht van Europa in het algemeen en van België in het bijzonder uit gaat naar responsible partnerships en multilaterale afspraken eerder dan naar bilaterale initiatieven;

    25. de groeilanden te motiveren om de nodige initiatieven te ontwikkelen om de bedreiging van de vergrijzing tijdig op te vangen.


    V. STEMMINGEN

    De aanbevelingen worden eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

    Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.

    De rapporteurs, De voorzitter,
    Paul WILLE.
    Olga ZRIHEN.
    François ROELANTS du VIVIER.

    Tekst aangenomen door de commissie Zie stuk Senaat, nr. 3-1517/2


    BIJLAGE


    BRIC : vergelijkingen

    Brazil Russia India China
    HDI 1975 0,647 0,413 0,527
    HDI 1980 0,684 0,439 0,560
    HDI 1985 0,699 0,477 0,596
    HDI 1990 0,720 0,818 0,515 0,628
    HDI 1995 0,749 0,771 0,548 0,685
    HDI 2000 0,785 0,785 0,577 0,730
    HDI 2004 0,792 0,797 0,611 0,768
    Life expectancy at birth 2004 70,8 65,2 63,6 71,9
    Adult literacy rate 2004 88,6 99,4 61,0 90,9
    Combined gross enrolment (primary, secondary and tertiary schools) 2004 86 88 62 70
    GDP per capita (US$) 8,195 9,902 3,138 5,896
    Life expectancy index 0,76 0,67 0,64 0,78
    Education index 0,88 0,95 0,61 0,84
    GDP index 0,74 0,77 0,58 0,68
    GDP per capita (PPP US$) rank minus HDI rank -5 -6 -9 9
    HDI rank 69 65 126 81
    Human Poverty Index rank 22 55 26
    Human Poverty Index value ( %) 10,1 31,3 11,7
    Children underweight for age (« 96-'04) 6 3 47 8
    People living below 1$ a day ( %) (1990-2004) 7,5 2,0 34,7 16,6
    People living below 2$ a day ( %) (1990-2004)21,2 12,1 79,9 46,7
    Total population (millions) 1975 108,1 134,2 620,7 927,8
    Total population (millions) 2004 183,9 143,9 1087,1 1308
    Total population (millions) 2015 209,4 136,7 1260,4 1393
    Annual Population Growth rate ( %) (1975-2004) 1,8 0,2 1,9 1,2
    Annual Population Growth rate ( %) (2004-2015) 1,2 -0,5 1,3 0,6
    Urban Population ( % of total) 1975 61,7 66,9 21,3 17,4
    Urban Population ( % of total) 2004 83,7 73,1 28,5 39,5
    Urban Population ( % of total) 2015 88,2 72,6 32,0 49,2
    Population under age 15 ( % of total) 2004 28,1 15,7 32,5 22,0
    Population under age 15 ( % of total) 2015 25,4 16,4 28,0 18,5
    Population ages 65 and older ( % of total) 2004 6,0 13,6 5,2 7,5
    Population ages 65 and older ( % of total) 2015 7,8 13,3 6,2 9,6
    Total Fertility Rate (births per woman) 1970-75 4,7 2,0 5,4 4,9
    Total Fertility Rate (births per woman) 2000-05 2,3 1,3 3,1 1,7
    Physicians (per 100,000 people) 1990-2004 115 425 60 106
    HIV prevalence ( % ages 15-49) 2005 0,5 1,1 0,9 0,1
    Cellular subscribers (per 1,000 people) 2003 357 517 44 258
    Internet users (per 1,000 people) 2003 120 111 32 73
    Total armed forces (thousands) 287 1027 1325 2255
    Year women received right to vote 1932 1918 1950 1949
    Source: UNDP. — Bron: UNDP.