Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-88

ZITTING 2006-2007

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid

Vraag nr. 3-6952 van mevrouw De Roeck d.d. 6 februari 2007 (N.) :
Internet. — Breedbandaansluitingen. — Sociaal tarief.

Het aantal internetaansluitingen ligt in België aan de lage kant : slechts iets meer dan de helft van de gezinnen heeft een internetconnectie. Volgens de Belgian Internet Mapping van InSites surft 57 % van de Belgen één keer per maand op het internet. Het aantal internetaansluitingen blijft groeien, maar minder snel dan in onze buurlanden. Bij de residentiële gebruikers bedroeg de groei in 2005 slechts 1,8 %, wat het totaal op 1,65 miljoen internetaansluitingen brengt. Positief is dat 82 % van alle internetaansluitingen een breedbandaansluiting is. Op vlak van toegankelijkheid van het internet zit België in de Europese middenmoot, samen met Oostenrijk en Duitsland, maar nog ver van het Verenigd Koninkrijk, Nederland en de Scandinavische landen.

Een reden waarom het aantal internetaansluitingen zo traag groeit in ons land is de hoge prijs. Internationaal gezien betaalt de modale surfer een flink stuk te veel voor een internetaansluiting. Test-Aankoop zocht één en ander uit in haar editie van juni 2005. De hoge prijzen zijn te verklaren door een gebrek aan een regulator en het beperkt aantal spelers. Voor ADSL is Belgacom de absolute marktleider met 82 %. Wie via de kabel wil surfen, moet kiezen voor de vaste kabelprovider. Op het gebied van kabelinternet en ADSL behoort ons land tot de duurdere providers (tussen 168 % en 198 % duurder dan de Franse providers). Ook inbelverbindingen zijn zeer duur. Zo is de goedkoopste inbelverbinding nog 138 % duurder dan bij onze buren. Door de band genomen zijn enkel de historische providers uit Italië, Spanje en Portugal nog duurder.

Waarom zijn net de formules in Frankrijk zo goed ontwikkeld ? Dat komt door het ontdubbelen van de lokale lus, een laatste stuk netwerk onder controle van de vroegere monopoliehouder. Bijkomend is ook de sterke regulator, die nauwlettend de tarieven in de gaten houdt. Doordat de Belgische markt zo duur is voor internet, valt de bijkomende kloof tussen surfers en niet-surfers op, en deze kloof groeit snel. De meest kwetsbare sociale doelgroepen kunnen niet mee met de digitale en multimediale evoluties, omdat internetaansluitingen te duur zijn. Een mogelijke oplossing is de invoering van een sociaal tarief, naar analogie met het sociale tarief voor telefonie. Om dit evenwel te verwezenlijken is er een goedkeuring nodig van de Europese Commissie. Deze moet oordelen of de toegang tot internet tot de universele dienstverlening behoort. Voor deze diensten mag de overheid een sociaal tarief toepassen, waarbij de sector op zijn verantwoordelijkheid gewezen wordt. Zonder de goedkeuring kan een sociaal tarief ook, maar dan op laste van de overheid zelf, en niet van de sector. In een vraag in de Kamer gaf de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen mee dat de Belgische regering niet op de Europese Commissie zou wachten om ter zake een standpunt in te nemen.

1. Heeft de Europese Commissie (EC) reeds een evaluatie gedaan van het begrip universele dienstverlening, en zo ja, kan een internetaansluiting hier ingepast worden, en dit om te kunnen rekenen op een sectorbijdrage ?

2. Indien er nog geen evaluatie door de EC gebeurde : zal de Belgische regering wachten op een uitspraak van de Europese Commissie, alvorens een sociaal tarief in te voeren ? Of zal de Belgische regering reeds eerder een standpunt innemen ? Zo ja, welk is dit standpunt ?

3. Welke zijn de praktische modaliteiten voor de invoering van een sociaal tarief voor internet ? Kan hiervoor een vergelijking worden gemaakt met het sociaal tarief voor telefonie, waarvoor reeds een sociale databank in het leven werd geroepen ? Is deze databank reeds volledig operationeel ?

4. Hoeveel begunstigden zouden aanspraak maken op een sociaal tarief internet ? Wat zouden de kosten daarvan zijn ?

5. Op welke termijn zou zulk een sociaal tarief kunnen gerealiseerd worden ?

6. Welke zijn de opties en timing om de lokale lus te ontdubbelen ? Zijn de marktspelers het erover eens dat deze lokale lus ontdubbeld dient te worden ? Welke koers vaart de regering met betrekking tot de liberalisering van het telecommunicatienetwerk ?

7. Kan het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Communicatie de taak van internetregulator niet op zich nemen, naar analogie met de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas ? Dit is natuurlijk alleen mogelijk met een garantie voor bijkomende middelen. Welke visie bestaat hierover binnen de regering ?

Antwoord : 1 en 2. De Europese Commissie heeft hierover in april 2006 reeds uitspraak gedaan. In haar communicatie stelde ze dat het nu nog te vroeg is breedbandinternet op te nemen in het toepassingsgebied van de Universele Dienst Hetzelfde blijkt vandaag uit de debatten met betrekking tot de nieuwe richtlijnen inzake elektronische communicatie. Bijgevolg is de financiering van het sociaal tarief door de sector niet mogelijk. In juni vorig jaar werd door de Ministerraad nog geen standpunt ingenomen maar werd wel beslist aan de hand van een studie de volgende vragen te beantwoorden : is er een prijsverschil ten opzichte van landen met ongeveer dezelfde karakteristieken als België ? Indien ja, wat zijn de oorzaken van dat prijsverschil en wat kan er aan worden gedaan ? De studie is heden nog niet afgerond.

3 tot 5. Daar de opportuniteit van de introductie van een sociaal tarief voor breedbandinternet nog niet werd bepaald, is een antwoord op vraag 3, 4 en 5 voorbarig.

6. Door de verordening (EG) nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk werden de Lidstaten opgeroepen om samen met de Commissie « te ijveren voor meer concurrentie op het gebied van lokale toegangsnetwerken vóór eind 2000 en voor het opsplitsen van het aansluitnetwerk, om de kosten in verband met het gebruik van internet aanzienlijk te verminderen ». In deze verordening wordt ontbundelde toegang tot de metalen aansluitnetwerken alleen verplicht gesteld voor die netwerkexploitanten die door hun nationale regelgevende instanties krachtens de toepasselijke communautaire voorschriften zijn aangewezen als exploitanten met een aanmerkelijke macht op de markt van de levering van vaste openbare telefoonnetwerken (hierna « aangemelde exploitant »). Het BIPT legde dan ook in navolging van deze verordening aan operatoren met een aanmerkelijke marktmacht verplichtingen op met betrekking tot het openstellen van het netwerk. De lokale lus wordt dus al sinds 2000 ontdubbeld.

Overeenkomstig de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie dient het BIPT marktanalyses uit te voeren. Voor de markt met betrekking tot toegang tot het netwerk was het samenwerkingsakkoord tussen de regulatoren voor omroep en telecommunicatie, een onmisbare schakel. Nu dat samenwerkingsakkoord in november vorig jaar werd goedgekeurd en binnenkort, na de bekrachtiging ervan door alle betrokken parlementen, in werking zal treden, kan het BIPT de marktanalyse die betrekking heeft op de breedbandinfrastructuur afwerken. Op basis daarvan kan het BIPT dan beslissen verplichtingen aangaande groothandelsprijzen op te leggen aan dominante operatoren. Dat kan op zijn beurt de prijzen voor de consumenten ten goede komen.

7. BIPT fungeert vandaag reeds deels als « internetregulator ». Zij is het immers die de marktanalyse onder andere met betrekking tot de breedbandinfrastructuur moet uitvoeren. Niettemin dient zij bij het voeren van de marktanalyse, volgens de afspraken daaromtrent overeengekomen in het bovenvernoemd samenwerkingsakkoord, overleg te plegen met de omroepregulatoren. Omwille van de bevoegdheidsverdeling in België op het vlak van telecommunicatie enerzijds en omroep anderzijds, is het niet mogelijk te spreken van één en unieke « internetregulator ».