(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
Sinds 15 januari 1992 is in België het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van kracht.
Daarnaast bepaalt de wet van 4 september 2002 tot instelling van een jaarlijkse rapportage over de toepassing van het Verdrag inzake de rechten van het kind (Belgisch Staatsblad van 17 oktober 2002) dat de regering het parlement jaarlijks op de hoogte houdt van haar beleid ter zake.
Dit verslag wordt uitgebracht in de vorm van een voortgangsnota met een specifiek actieplan en houdt een evaluatie in van de maatregelen die werden genomen. Het omvat, naast een verslag over het kinderrechtenbeleid van de regering in zijn geheel, ook deelverslagen per departementen over de maatregelen die werden genomen en de actiemogelijkheden. (artikel 2 van de wet).
Dit wettelijk kader bepaalt voldoende dat het federale kinderrechtenbeleid een horizontaal beleid is. Elke federale minister, regeringslid, staatssecretaris en overheidsdienst heeft binnen het eigen bevoegdheidspakket de verantwoordelijkheid om het kinderrechtenbeleid te bewaken en een kindvriendelijke dimensie toe te passen.
Het valt dan ook te betreuren dat in het regeerakkoord niet verwezen wordt naar kinderrechten.
Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :
1. Welke concrete beleidsmaatregelen en acties heeft de geachte minister in 2005 genomen ter bevordering van de rechten van het kind en met welk resultaat ?
2. Hoeveel werd in 2005 effectief uitgegeven (volgens de rekeningen), in globo en per post, ter bevordering van de rechten van het kind binnen het bevoegdheidsdomein van de geachte minister ?
Antwoord : In antwoord op uw vraag heb ik de eer u de volgende inlichtingen te verstrekken inzake de maatregelen die ik genomen heb in 2005 ter bevordering van de rechten van het kind en de uitgaven terzake in 2005 op het vlak van de volgende takken van de sociale zekerheid.
I — Gezinsbijslag voor werknemers en gewaarborgde gezinsbijslag.
1. De regels voor de toekenning van de kinderbijslag voor het ontvoerde kind werden in diverse besluiten uitgewerkt, met name twee koninklijke besluiten van 19 april 2005 en een ministerieel besluit van dezelfde datum (uitvoering van de artikelen 69, § 2bis, en 102, § 1, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders — S.W.).
Het begrip ontvoering werd gedefinieerd, als de handeling, ongeacht door wie, die tot doel heeft het kind wederrechtelijk te onttrekken aan het gezag van (onder meer) één van zijn ouders. De Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers werd belast met het toekennen van de kinderbijslag voor het ontvoerde kind. Het gaat om een residuair recht, bij voorrang toegekend uit hoofde van de ouder die zijn hoofdverblijfplaats heeft in België en slachtoffer is van de ontvoering van het kind. De ouder die bijslagtrekkende was voor het kind onmiddellijk voor de ontvoering en voldoet aan bepaalde voorwaarden wordt bij voorrang beschouwd als bijslagtrekkende. De bedragen van de kinderbijslag worden vastgesteld alsof het ontvoerde kind nog deel zou uitmaken van het gezin van de bijslagtrekkende waar het verbleef voor de ontvoering.
Gelet op de specificiteit van deze problematiek en het residuair karakter van de regeling zijn er weinig gezinnen waarop de regeling toepasselijk is. Voor 2005 waren er geen uitgaven voor ontvoerde kinderen.
2. De regeling voor de rechtgevende student hoger onderwijs werd grondig herzien (uitvoering van het daartoe gewijzigde artikel 62, § 3, S.W., door het koninklijk besluit van 10 augustus 2005) ingevolge de hervormingen doorgevoerd binnen het hoger onderwijs door de Gemeenschappen. Deze vonden plaats ter uitvoering van de Bologna-verklaring en leidden tot de invoering van de Bachelor-Masterstructuur en het systeem van de studiepunten. De studiepunten gelden als eenheid waarmee de studieomvang van een opleiding uitgedrukt wordt, ter vervanging van de norm van het aantal lesuren.
In de nieuwe regeling moet de student ingeschreven zijn voor minimum 27 studiepunten (hetgeen ongeveer overeenstemt met een halftijds studieprogramma). De nieuwe norm brengt mede dat voortaan ook de student die afstandsonderwijs volgt of een examencontract afgesloten heeft rechtgevend kan zijn op kinderbijslag, ondanks het feit dat geen lessen gevolgd worden.
De studiepunten worden in aanmerking genomen, ongeacht de spreiding ervan per week of trimester, en ongeacht of het gaat om een inschrijving voor één of meer opleidingen of een inschrijving in één of meer inrichtingen voor hoger onderwijs. De student die een flexibel studietraject aflegt kan dus ook in aanmerking komen voor kinderbijslag.
Wat de toegelaten winstgevende activiteit in hoofde van de rechtgevende student betreft geldt in principe dat deze voortaan per kwartaal onderzocht wordt (maximum 240 u/kwartaal) in plaats van per maand (maximum 80 u/maand). Dit geldt ook voor de student die een verhandeling bij het einde van hogere studies voorbereidt en voor de jongere die een stage maakt om in een ambt te kunnen worden benoemd (koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot wijziging van de besluiten genomen in uitvoering van artikel 62, § 3, in fine, en § 4, S.W.).
De hervorming is in werking getreden vanaf het huidige academiejaar. Het is nog te vroeg om reeds conclusies te trekken uit de stijging van het aantal rechtgevende studenten van 157 615 eenheden op 31 december 2004 tot 160 684 eenheden op 31 december 2005 (voor de groep van 18-21 jaar), te meer daar een soortgelijke stijging zich reeds voordeed in 2004.
3. Bij wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers werd bepaald in welke mate vrijwilligerswerk geen beletsel vormt voor de toekenning van gezinsbijslag op grond van de samengeordende wetten en de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag (wijziging van artikel 62 S.W. en artikel 1 van de wet van 20 juli 1971). Een analoge bepaling werd genomen voor wat de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen betreft.
Aangezien de wet en het te nemen uitvoeringsbesluit pas in de loop van 2006 in werking zullen treden, waren er voor 2005 op dit vlak geen uitgaven. De maatregelen zullen naar de toekomst toe in principe geen budgettaire weerslag hebben.
4. Op basis van de samengeordende wetten heb ik de bevoegheid om voor welbepaalde categorieën van behartenswaardige gevallen vrijstelling te verlenen van de vereiste om te voldoen aan bepaalde voorwaarden. Het systeem van deze algemene afwijkingen zal voortaan kunnen worden toegepast op die voorwaarden die tot nog toe enkel het voorwerp konden uitmaken van een individuele ministeriële afwijking. De wettelijke basis hiertoe werd gelegd door de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen (1).
Degevallen die in de toekomst zullen geregeld worden door een algemene afwijking zullen geen voorafgaandelijk individueel onderzoek door de FOD Sociale Zekerheid meer vergen. Dit betekent dat sommige aanvragen sneller zullen kunnen afgehandeld worden door de kinderbijslaginstellingen.
De concrete inhoud van de nieuwe afwijkingen zal in de loop van 2006 vastgelegd worden in ministeriële omzendbrieven, zodat er voor 2005 op dit vlak geen uitgaven waren.
5. Het Arbitragehof heeft geoordeeld dat sommige wettelijke voorwaarden geldend voor de toekenning van de verhoogde kinderbijslag voor de wees (onder meer de voorwaarde inzake loopbaan in hoofde van de overleden of overlevende ouder) discriminerend waren. Om tegemoet te komen aan de kritiek van het Hof werden de samengeordende wetten gewijzigd door de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen (1).
Deze maatregel zal in de loop van 2006 in werking treden, zodat er voor 2005 geen meeruitgaven waren. De toekomstige budgettaire meerkost wordt geraamd op 3 291 489,63 euro op jaarbasis.
II — Geneeskundige verzorging.
1. Inzake tandverzorging heb ik de volgende maatregelen genomen :
— De invoering van een terugbetaling voor tandextractie bij kinderen tot 14 jaar. Deze verstrekking is van toepassing sinds 1 februari 2005.
De kosten voor deze maatregel worden op jaarbasis geschat op 900 000 euro (828 000 euro voor 11 maanden).
— Voor de doelgroep « kansarme kinderen » werd op 1 september 2005 het tijdelijke experiment « gratis tandverzorging » (dat ten einde liep op 31 augustus 2005) opnieuw verlengd, maar ook uitgebreid. In dit opzicht werd het tegemoetkomingssysteem voor de tandheelkundige verstrekkingen van het experiment grotendeels geïntegreerd in de reglementering van de verplichte verzekering voor ziekte en invaliditeit. Bovendien werd het experiment, dat zich beperkte tot een doelgroep van 15 000 kinderen, in zijn definitieve fase — zonder Denti-Pass — uitgebreid tot alle kinderen jonger dan 12 jaar die recht hebben op de kleine risico's.
De kosten voor de uitbreiding van het experiment « gratis tandzorg » voorzien in het nationaal akkoord worden geraamd op 8 367 000 euro (2 789 000 euro in 2006).
2. Uitbreiding van de voorkeurregeling tot de kinderen tot de leeftijd van 18 jaar voor hoorapparaten. Het akkoord van de Overeenkomstencommissie audiciens werd gegeven op 30 november 2004. Een koninklijk besluit tot wijziging van de nomenclatuur moet nog genomen worden. De kosten voor deze maatregel worden geraamd op 246 000 euro.
3. Acute pijn bij kinderen : in zijn vergadering van 10 januari 2005 besloot het Verzekeringscomité van het RIZIV om met negen ziekenhuizen een overeenkomst te sluiten als multidisciplinair referentiecentrum voor chronische pijn. De overeenkomst regelt de werkings- en financieringsvoorwaarden van de referentiecentra. Omwille van het experimentele karakter ervan zal de overeenkomst aflopen op 30 april 2008. Op die datum zullen er beslissingen moeten worden genomen over de toekomst van deze overeenkomsten, in functie van de evaluatie van de resultaten van de referentiecentra. Er werd een nieuwe nomenclatuur uitgewerkt en goedgekeurd. Op 7 april 2005 werd een besluit genomen dat moet dienen als basis voor de uitvoering van de plannen van de regering inzake preventie en behandeling van acute pijn bij kinderen. Het budget dat voorzien is voor de pijnbestrijdende behandeling bij kinderen wordt verdeeld als volgt :
— 297 472 euro voor een overeenkomst voor functionele revalidatie met een referentiecentrum voor chronische pijn bij kinderen;
— 885 909 euro voor pilootprojecten met betrekking tot de preventie en de behandeling van acute pijn bij kinderen;
— 600 000 euro voor de nomenclatuur chronische pijn.
4. Chronisch vermoeidheidssyndroom : er werden revalidatieovereenkomsten inzake tenlasteneming door referentiecentra van patiënten lijdend aan het chronisch vermoeidheidssyndroom afgesloten. Één van de CVS-referentiecentra, met name het centrum van het Academisch Ziekenhuis van de VUB te Brussel, behandelt uitsluitend kinderen en adolescenten, jonger dan 18 jaar, die lijden aan het chronisch vermoeidheidssyndroom. De overeenkomst met het AZ VUB verschilt inhoudelijk enigszins van de revalidatieovereenkomst inzake tenlasteneming door referentiecentra van patiënten lijdend aan het chronisch vermoeidheidssyndroom. De overeenkomsten met de referentiecentra voor het chronisch vermoeidheidssyndroom zijn verlengd tot en met 31 maart 2006.