(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
Het aantal vluchtmisdrijven in ons land neemt toe, melden de politiediensten. Toch worden lang niet alle vluchtmisdrijven opgespoord en vervolgd. Het Nationaal Instituut voor criminalistiek en criminologie (NICC), dat gespecialiseerd is in chemische verfanalyses en over een databank van autotypes beschikt, is vragende partij om vaker en sneller in de onderzoeken naar vluchtmisdrijven te worden ingeschakeld.
Graag had ik van de geachte minister een antwoord gekregen op de volgende vragen :
1. Hoeveel vluchtmisdrijven werden sinds 2000 jaarlijks in ons land gepleegd ?
2. Hoeveel daders werden effectief opgespoord en vervolgd ?
3. Bij hoeveel vluchtmisdrijven werd sinds 2000 het NICC ingeschakeld ? Hoeveel daarvan werden dankzij de hulp van het instituut opgelost ?
4. Is zij van plan om bij vluchtmisdrijven voortaan vaker en sneller op het NICC een beroep te doen, zoals het instituut vraagt ?
5. Steunt zij de informatiecampagne van het NICC om de dienst beter bij politie en parket bekend te maken ?
6. Hoe wil zij de stijgende trend van vluchtmisdrijven ombuigen ?
Antwoord : 1. Sinds 2000 werden 21 002 gevallen van vluchtmisdrijf gepleegd. Hiervan werden 9 991 vluchtmisdrijven gepleegd in 2004. In 2003 waren dit er 12 024, in 2002 waren er 12 719, in 2001 waren er 13 206 en in 2000 waren er 14 358.
2. De statistieken geven een beeld van het aantal personen dat voor vluchtmisdrijf veroordeeld werd.
3. Het NICC werd sinds 2000 bij 58 vluchtmisdrijven ingeschakeld. In 33 gevallen kon een vrij nauwe definitie van het aanrijdende voertuig worden gegeven, doch het NICC krijgt geen feedback over de doeltreffendheid van zijn analyseresultaten, tenzij dit in de landelijke pers wordt gepubliceerd. Dit betekent dat niet kan worden nagegaan in hoeveel gevallen het NICC een positieve bijdrage tot het onderzoek heeft geleverd.
4. Het is niet de taak van de minister van justitie om te bepalen dat er vaker en sneller op het NICC een beroep moet worden gedaan. Het zijn de onafhankelijke magistraten (van het openbaar ministerie of van de zetel) die moeten beslissen in een concreet geval of ze al dan niet een expertise vragen aan het NICC. Het zou in strijd zijn met het principe van de scheiding der machten wanneer de minister van justitie opdracht zou geven in een concreet dossier een expertise te bevelen.
5. Het NICC heeft een deel van zijn onafhankelijkheid gebruikt in een poging de actoren op het veld van de nodige informatie te voorzien :
a) Naar de magistraten en politiediensten (ook lokale) werd een folder verspreid met informatie over de mogelijkheden van het Instituut. Sommigen hebben hierop gereageerd met een vraag om meer exemplaren te bekomen, hetgeen telkens prompt werd ingewilligd. Een exemplaar van deze folder in het Nederlands en Frans wordt als bijlage bij dit antwoord gevoegd,
b) Een publicatie in het politietijdschrift « Politiejournaal — Politieofficier » in het Nederlands en het Frans (kopie bijgevoegd) december 2002
c) Opleiding van het statutair personeel van de laboratoria van de federale politie (GDA) waar elke nieuwe lichting een 4 uur durende opleiding krijgt in het onderkennen en preleveren van verfsporen.
d) Het Calogpersoneel, tewerkgesteld in de laboratoria van de federale politie (GDA), werd niet door het laboratorium van het NICC opgeleid voor het nemen van verfprelevementen.
e) Opleiding van magistraten-stagiairs waar elke nieuwe lichting een voordracht krijgt waarin de mogelijkheden op gebied van verfanalyses werd voorgesteld.
f) Opleiding aan de cursisten van de Provinciale Politieschool van Henegouwen (ca 500 personen in 2005)
g) Een inspanning om bij de vaststellers bij uitstek — de lokale politiezones — uitleg te verschaffen over de mogelijkheden bij vluchtmisdrijven. Dit werd reeds gerealiseerd voor de politiezone Turnhout; andere aanvragen liggen voor.
h) Voordrachten voor Nederlandstalige en Franstalige automobielexperts waarin de mogelijkheden van het Instituut worden voorgesteld. Ook deze mensen adviseren soms de magistraten in zaken van vluchtmisdrijf.
Een onafhankelijke studie uitgevoerd door de Katholieke Universiteit Leuven toont echter aan dat deze informatie zeer slecht doordringt : « De exploitatie van de verf- en laksporen databank », Nathalie Gilliot, verhandeling licentie Criminologische Wetenschappen, KULeuven, 2003-2004.
6. Uit het antwoord gegeven onder punt 1 blijkt duidelijk dat er geen sprake is van een stijgende trend van vluchtmisdrijven maar van een dalende trend.