3-1489/1

3-1489/1

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

20 DECEMBER 2005


Wetsontwerp houdende instemming met het Amendement op het Protocol van Montreal inzake substanties die de ozonlaag aantasten, gedaan te Beijing, op 3 december 1999


INHOUD

  • Memorie van toelichting
  • Wetsontwerp
  • Amendement op het Protocol van Montreal inzake substanties die de ozonlaag aantasten
  • Voorontwerp van wet
  • Advies van de Raad van State

  • MEMORIE VAN TOELICHTING


    1. VOORGESCHIEDENIS

    1.1. Probleemstelling

    Ozon is zeldzaam in het onderste deel van de atmosfeer, waar het overigens toxisch is; 90 % ervan bevindt zich in de bovenste laag, de stratosfeer, tussen 10 en 50 km boven de aarde, waar het bescherming biedt tegen de ultraviolette straling van de zon doordat het grootste gedeelte van de gevaarlijke straling van de zon, het UV B, erdoor wordt opslorpt. Het trekt tevens een gordijn op tegen het dodelijke UV C. Het ozonschild is dus van wezenlijk belang voor het leven zoals wij het kennen.

    Omdat de ozonlaag dunner wordt, kan meer UV B-straling de aarde bereiken. Die toename veroorzaakt meer huidkanker — niet zijnde melanomen —, maligne melanomen, cataract, ontregeling van het afweersysteem, geringere oogsten, schade aan de mariene systemen van de oceanen, minder visserijopbrengsten, schade aan de fauna en veranderingen aan plastic stoffen.

    In de jaren 70 begon men zich zorgen te maken over de afbraak van de ozonlaag; die bezorgdheid is later alleen maar bevestigd en het mechanisme ervan is sedertdien goed gekend : verbindingen die chloor-, fluor-, broom-, koolstof- en waterstofatomen bevatten, en die samen bekend staan onder de naam halonen, breken de ozonlaag af door de chemische reacties die ze bij hun verspreiding in de atmosfeer veroorzaken. Ozonlaag-aantastende stoffen (OAS) zijn vrij stabiele stoffen die voldoende lang leven om tot in de stratosfeer door te dringen. Het chloor en het broom dat ze bevatten gaat fotochemische reacties aan met het stratosferisch ozon, waardoor dit laatste wordt geregenereerd.

    Deze stoffen hebben ook een globaal opwarmend vermogen dat vele duizenden malen groter is dan dat van kooldioxide, CO2.

    Elke stof reageert op een eigen typische wijze. Om deze producten onderling te kunnen vergelijken, werd gekozen voor het ozonafbrekend vermogen (ODP — ozone- depleting potential); dit is een relationele parameter waarmee, aan de hand van een duidelijk omschreven en erkend mathematisch model, het vermogen van elke OAS om de ozonlaag af te breken, wordt berekend. Hiertoe werd een ijkstof gekozen (CFK-11), waaraan per definitie een ODP van 1,0 werd toegekend. Zo vertegenwoordigen 1000 ton CFK-11 een potentiële schade die gelijk is aan zijn fysieke hoeveelheid, namelijk 1 000 ton. Aldus kan het effect van alle ozonafbrekende stoffen op een zelfde schaal vergelijkend worden uitgezet. Duizend ton CFK-113, bijvoorbeeld, met een ODP van 0,8, komt wat potentiële schade aan de ozonlaag betreft, overeen met 800 ton CFK-11. Die meting van 800 ton wordt ook « gewogen hoeveelheid'genoemd. Aan de hand van dit model kan de potentiële schade die een bepaalde fysieke hoeveelheid OAS aan de ozonlaag aanricht, worden geraamd.

    Gewogen hoeveelheid(CFK-11) = Fysieke hoeveelheid x ODP

    Het gaat om volgende verbindingen :

    — De halogeenkoolwaterstoffen, en meer bepaald de chloorfluorkoolstof-verbindigen (CFK's) en de halonen. De CFK's werden in 1928 ontdekt en werden toen als mirakelstoffen beschouwd omdat ze een lange levensduur hebben, niet-toxisch, niet-corrosief en onbrandbaar zijn. Ze zijn ook grillig en vanaf de jaren 60 werden ze op steeds grotere schaal gebruikt : in koel- en airconditioning-apparatuur, aërosolen, oplosmiddelen, blaas-middelen voor schuim en tal van andere toepassingen. CFK-11 blijft 50 jaar lang in de atmosfeer — ODP = 1, CFK-12 102 jaar — ODP = 1, en CFK-115 liefst 1700 jaar — ODP = 0,6. Halon-1301 wordt hoofdzakelijk gebruikt in brandblussers; de levensduur ervan in de atmosfeer bedraagt 65 jaar — ODP = 10.

    — Koolstoftetrachloride (CCl4), dat wordt gebruikt als oplosmiddel, en pas na 42 jaar volledig in de atmosfeer is opgelost — ODP = 1,1.

    — Methylchloroform (1,1,1-trichloor-ethaan), ook gebruik als oplosmiddel en na 5,4 jaar volledig is opgelost — ODP = 0,1.

    — Broomfluorkoolwaterstoffen (HBFK's) : worden niet veel gebruikt maar zijn toch opgenomen in het Protocol om te verhinderen dat er massaal een beroep op wordt gedaan vermits ze toch enige invloed hebben op het ozon. Hun ODP ligt tussen 0,01 en 14.

    — De chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK's) werden hoofdzakelijk ontwikkeld ter vervanging van de CFK's. Hoewel minder destructief dan de CFK's dragen de HCFK's toch bij tot het afbreken van de ozonlaag. Hun levensduur in de atmosfeer schommelt tussen 1,4 en 19,5 jaar — ODP tussen 0,01 en 0,55.

    — Methylbromide (CH3Br) wordt gebruikt voor het begassen van waardevolle oogsten ter bestrijding van parasieten en voor het ontsmetten van voor de uitvoer bestemde land-bouwproducten. Jaarlijks worden ongeveer 70 000 ton gebruikt, voornamelijk in de geïndustrialiseerde landen. Het duurt 0,7 jaar voor de stof is opgelost. ODP : 0,6.

    — Broomchloormethaan (BCM), een nieuwe ozonlaagafbrekende stof die sommige bedrijven in 1998 op de markt wilden brengen. De wijziging voorziet in een onmiddellijke verwijdering. ODP : 0,12.

    1.2. Internationale regeling

    1.2.1. Het raamverdrag van Wenen : creëren van een institutioneel kader

    In mei 1981 knoopte het bestuursorgaan van UNEP onderhandelingen aan voor het sluiten van een internationale overeenkomst om de ozonlaag te beschermen; in maart 1985 werd het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag goedgekeurd. Het Verdrag riep op tot samenwerking bij het opvolgen, onderzoeken en uitwisselen van gegevens en tot het overdragen van kennis naar ontwikkelingslanden van vervangende technologie, maar verplichtte niet tot het verminderen van het gebruik van stoffen die de ozonlaag aantasten. Momenteel telt het Verdrag 189 Partijen. Er werd ook een Vergadering der Partijen (CoP) ingesteld, bijgestaan door een secretariaat, dat het institutionele kader moest creëren voor de latere evolutie van het instrument, afhankelijk van de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de ozonlaag.

    Het Ozonsecretariaat verleent diensten krachtens het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag en krachtens het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken.

    Het Secretariaat is gevestigd in de gebouwen van het Leefmilieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) in Nairobi (Kenia). Zijn taken zijn opgesomd in artikel 7 van het Verdrag van Wenen en in artikel 12 van het Protocol van Montreal.

    1.2.2. Protocol van Montreal : geplande reductie van het gebruik van de gewraakte stoffen.

    De onderhandelingsinspanningen over de verplichtingen inzake de OAS werden voortgezet en leidden in september 1987 tot de goedkeuring van het Protocol van Montreal betreffende OAS. Het weerspiegelt de internationale bewustwording nadat in 1985 de constatering werd bevestigd dat de ozonlaag boven de zuidpool verontrustend dunner is geworden.

    Het Protocol van Montreal heeft controle-maatregelen ingevoerd voor acht groepen stoffen waarvan het de productie en het verbruik gefaseerd wil verminderen, uitgaande van het verbruik in een welbepaald ijkjaar of het gemiddelde over enkele jaren, naar gelang van de groep stoffen, en op die basis reducties over verschillende jaren te spreiden in de geïndustrialiseerde landen (Partijen die niet onder de werking van artikel 5 vallen).

    Om de regels soepel te kunnen toepassen, werden ze enigszins gematigd : de reducties waartoe men zich verbindt, hebben betrekking op het uitstootniveau van alle beheerste stoffen samen, waardoor er enige speelruimte ontstaat bij het spreiden over de verschillende niveaus en waarbij overschrijdingen zijn toegestaan afhankelijk van « fundamentele binnenlandse behoeften » of « industriële rationaliseringsinspanningen ».

    De ontwikkelingslanden (Partijen die onder de werking van artikel 5 vallen) genieten een aparte behandeling, naar gelang van hun toestand, om het hen mogelijk te maken aan hun ontwikkelings-behoeften te voldoen, op gevaar af meer OAS te gaan gebruiken, vooraleer zij verbintenissen aangaan.

    Het Protocol stelt een in de tijd veranderend instrument in door te bepalen dat de internationale wetgeving zal moeten worden aangepast aan het niveau van de wetenschappelijke kennis en van de stand van aantasting van de ozonlaag. Het werd dan ook gewijzigd en aangepast. De wijzigingen vergen ratificatie door de Partijen maar de aanpassingen worden onmiddellijk van kracht.

    Sinds 1987 zijn al verschillende wijzigingen en aanpassingen aan het Protocol goedgekeurd; sommige wijzigingen strekken ertoe nieuwe verplichtingen en bijkomende OAS toe te voegen; sommige aanpassingen hebben tot doel de beschikbare controleprogramma's aan te scherpen. Teneinde het proces te kunnen voortzetten, moeten deze wijzigingen door een wel bepaald aantal Partijen worden bekrachtigd alvorens ze in werking kunnen treden; aanpassingen daarentegen worden automatisch van kracht.

    Momenteel telt het Protocol 188 Partijen.

    1.2.3. De wijziging van Londen : versnellen van het tijdschema en uitbreiding van het toepassingsgebied van het protocol

    De afgevaardigden op de tweede Vergadering der Partijen (CoP-2) bij het Protocol van Montreal, die in 1990 in Londen plaatshad, scherpten de controles nog verder aan en raakten het erover eens om aan de lijst van de OAS tien nieuwe CFK's toe te voegen, plus tetrachloorkoolstof (Tetra) en methylchloroform. Tot dusver hebben 175 Partijen de wijziging van Londen geratificeerd.

    Om tegemoet te komen aan de moeilijkheden die ontwikkelingslanden bij het bekrachtigen van het Protocol van Montreal ondervinden, zet de wijziging van Londen een mechanisme voor technische en financiële hulp voor de landen van Artikel 5 op. Met die aanpassingen wordt getracht rekening te houden met de uiteenlopende ontwikkeling tussen de Partijen, meer bepaald door uitstel te verlenen aan de producenten van de kleinste hoeveelheden CFK's, om de meerkosten voor de fabricage van vervangproducten te compenseren door duidelijke overeenkomsten over overdracht van technologie.

    CoP-2 heeft dus een Multilateraal Fonds voor de uitvoering van het Protocol van Montreal opgericht. Het Fonds is bedoeld voor het dekken van de marginale kosten voor het ten uitvoer leggen door de ontwikkelingslanden van de controlemaatregelen van het Protocol en voor het financieren van de functies die verband houden met technische hulp, omschakeling van de CFK-producerende installaties en het bouwen van nieuwe installaties voor de aanmaak van alternatieve producten, de uitwisseling van informatie, de opleiding en de kosten voor het Secretariaat van het Fonds. Het Fonds wordt elke drie jaar opnieuw samengesteld en heeft sinds zijn oprichting al meer dan 1,545 miljard dollar uitgekeerd voor de uitvoering van zijn taken. De bijdrage van België voor de jaren 1991 tot 2004 bedroeg 24 057 114,00 USD.

    Het Multilateraal Fonds slaat niet op de landen in transitie die voor acties ter bescherming van de ozonlaag in aanmerking komen voor financiering door het Global Environmental Fund, de financieringstak van de Wereldbank voor milieuvraagstukken.

    1.2.4. De wijziging van Kopenhagen : nieuwe aanpassingen van de planning en een nieuwe uitbreiding van de betrokken stoffen

    Op het tempo van de wetenschappelijke ontwikkelingen, betekent elke wijziging op het Protocol van Montreal een stap in een snelheidswedstrijd tussen het internationaal instrument en de afbraak van de ozonlaag.

    De CFK's, die wel honderd jaar lang in de atmosfeer aanwezig kunnen blijven en de ozonlaag ernstig kunnen aantasten, hebben bij de internationale gemeenschap een gevoelen doen postvatten dat zo snel mogelijk moet worden ingegrepen. In de jaren '90 werd een verdunning van de ozonlaag boven dichtbewoonde gebieden vastgesteld, waarbij tevens bleek dat de stoffen die deze verdunning veroorzaakten ook bijdragen tot het broeikaseffect.

    Op de 4e Vergadering der Partijen bij het Protocol van Montreal, op 25 november 1992 in Kopenhagen, werden nieuwe aanpassingen aan de reeds aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen aangenomen : de datum van volledige stopzetting van productie en gebruik van de CFK's, methylchloroform en koolstoftetrachloride werd naar 1996 vervroegd en die van halonen naar 1994.

    De Kopenhagen wijziging breidt het toepassingsgebied van het Protocol van Montreal uit naar andere stoffen : de productie en het gebruik van de broomfluorkoolwaterstoffen (HBFK's) en van methylbromide worden aan uitworpbeheersing onderworpen; dat geldt ook voor het gebruik van chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK's).

    Voor methylbromide, gebruikt als ontsmettings-middel in de landbouw, voorziet de wijziging van Kopenhagen in een bevriezing van de productie en consumptie uitgaande van gegevens uit 1991.

    In 1996 moeten de HBFK's volledig zijn uitgebannen. HBFK's, alternatieven voor halonen, werden in 1992 niet in grote hoeveelheden geproduceerd, waardoor ze gemakkelijker konden worden verwijderd.

    1996 werd als ijkjaar genomen voor het verbruik van HCFK's, die tegen 2030 moeten zijn uitgefaseerd. Op de productie ervan is evenwel geen enkele beperkende maatregel van toepassing omdat zij minder schadelijk worden geacht dan de CFK's en er als vervangstoffen moeten voor kunnen worden gebruikt, met name in ontwikkelingslanden die ze in 1992 niet produceerden.

    Op CoP-4 hebben de afgevaardigden de beschikbare controleprogramma's verder aangescherpt en zijn het ook eens geworden over het uitvaardigen van procedures bij niet naleving van de verplichtingen, met inbegrip van een Uitvoeringscommissie. Deze laatste onderzoekt eventuele gevallen van niet-nakoming van de verplichtingen en doet aanbevelingen aan de CoP over de middelen om te komen tot een volledige naleving van de verplichtingen. Tot dusver hebben 164 Partijen de wijziging geratificeerd.

    1.2.5. De wijziging van Montreal : toezicht op de invoer — uitvoer en bestraffingsmechanisme

    De wijziging van Montreal, dat in 1997 op de negende Vergadering der Partijen werd aanvaard, voegt aan het mechanisme drie hoofdbepalingen toe over methylbromide, over het bestraffings-mechanisme en over het toezicht op de overbrenging van gereguleerde stoffen :

    — het verbod op de in- en uitvoer van een pesticide, methylbromide, afkomstig van en bestemd voor Staten die geen Partij zijn bij het Protocol van Montreal,

    — het verbod op de uitvoer (behalve voor vernietiging) van beheerste, gebruikte, gerecycleerde en geregenereerde stoffen door Partijen die zulke stoffen blijven produceren door de controlemaatregelen van het Protocol niet na te komen,

    — een systeem van in- en uitvoervergunningen voor beheerste stoffen, ongeacht of ze ongebruikt, gebruikt, gerecycleerd of geregenereerd zijn.

    Tot dusver hebben 120 Partijen het Protocol van Montreal bekrachtigd.

    1.2.6. De Wijziging van Beijing

    Deze wijziging werd op 3 december 1999 op CoP-11 goedgekeurd. Hiermee legden de afgevaardigden controle op van de productie van de HCFK's en van broomchloormethaan, alsmede het indienen van een rapport over aanvragen voor quarantaine en behandeling voorafgaand aan vervoer die behandeling met methylbromide vereisen, op basis van voorstellen van de Europese Gemeenschap.

    a) Chloorfluorkoolwaterstoffen

    De HCFK's vormden de enige ozonafbrekende stoffen in het Protocol van Montreal waarvan de productie nog aan elke controle ontsnapte en die met niet-Partijen vrij mochten worden verhandeld.

    De ontwikkelde landen moeten hun productie bevriezen op het niveau van 1989; de ontwikkelingslanden mogen beperkt produceren om aan hun basisbehoeften te voldoen; tegen 2016 zou er een stabilisering moeten zijn op het niveau van 2015. In- en uitvoer van en naar Staten die geen Partij zijn bij het Protocol is verboden.

    b) Broomchloormethaan

    Partijen bij het Protocol van Montreal mogen het vanaf 1 januari 2002 niet langer produceren of gebruiken; ook de invoer uit en uitvoer naar niet-Partijen is verboden. Deze stof, die vrij recent als oplosmiddel in de handel werd gebracht en vroeger als brandwerend middel werd gebruikt, wordt in Europa niet geproduceerd.

    c) Methylbromide

    De algemene afwijking voor deze stof voor quarantaine en behandeling voorafgaand aan vervoer dreigde een barst te doen ontstaan in de regelgeving van het protocol.

    Met toepassing van het Beijing wijziging moeten de Partijen de gebruikte hoeveelheden voor quarantaine en behandeling voorafgaand aan vervoer aangeven, wat al een eerste vorm van controle is.

    CoP-11 besliste bovendien het Multilateraal Fonds te voorzien van 477,7 miljoen dollar voor de periode 2000-2001-2002. Tot nog toe hebben 83 Partijen het Beijing Wijziging geratificeerd.

    Uittreksels van het « Handbook for the International Treaties for the Protections of the Ozone Layer ».

    1.2.7. Samenvatting van de regelgevende maatregelen krachtens het Protocol van Montreal

    Chloorfluorkoolstoffen (CFK's)

    Bijlage A — Groep I

    Maatregelen inzake productie en verbruik

    Partijen die niet zijn genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : 1986
    Bevriezing : 1 juli 1989.
    Reductie met 75 % : 1 januari 1994.
    Reductie met 100 % : 1 januari 1996. (Afwijkingen mogelijk voor essentieel gebruik).

    Partijen genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : Gemiddelde van de geproduceerde en verbruikte hoeveelheden van 1995 tot 1997
    Bevriezing : 1 juli 1999.
    Reductie met 50 % : 1 januari 2005.
    Reductie met 85 % : 1 januari 2007.
    Reductie met 100 % : 1 januari 2010. (Afwijkingen mogelijk voor essentieel gebruik).

    Halonen

    Bijlage A — Groep II

    Maatregelen inzake productie en verbruik

    Partijen die niet zijn genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : 1986
    Bevriezing : 1 januari 1992.
    Reductie met 100 % : 1 januari 1994. (Afwijkingen mogelijk voor essentieel gebruik).

    Partijen genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : Gemiddelde van de geproduceerde en verbruikte hoeveelheden van 1995 tot 1997
    Bevriezing : 1 januari 2002.
    Reductie met 50 % : 1 januari 2005.
    Reductie met 100 % : 1 januari 2010. (Afwijkingen mogelijk voor essentieel gebruik).

    Andere volledig gehalogeneerde CFK's

    Bijlage B — Groep I

    Maatregelen inzake productie en verbruik

    Partijen die niet zijn genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : 1989
    Reductie met 20 % : 1 januari 1993.
    Reductie met 75 % : 1 januari 1994.
    Reductie met 100 % : 1 januari 1996. (Afwijkingen mogelijk voor essentieel gebruik).

    Partijen genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : Gemiddelde van de geproduceerde en verbruikte hoeveelheden van 1998 tot 2000
    Reductie met 20 % : 1 januari 2003.
    Reductie met 85 % : 1 januari 2007.
    Reductie met 100 % : 1 januari 2010. (Afwijkingen mogelijk voor essentieel gebruik).

    Koolstoftetrachloride

    Bijlage B — Groep II

    Maatregelen inzake productie en verbruik

    Partijen die niet zijn genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : 1989
    Reductie met 85 % : 1 januari 1995.
    Reductie met 100 % : 1 januari 1996. (Afwijkingen mogelijk voor essentieel gebruik).

    Partijen genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : Gemiddelde van de geproduceerde en verbruikte hoeveelheden van 1998 tot 2000
    Reductie met 85 % : 1 januari 2005.
    Reductie met 100 % : 1 januari 2010. (Afwijkingen mogelijk voor essentieel gebruik).

    1,1,1-trichloorethaan (methylchloroform)

    Bijlage B — Groep III

    Maatregelen inzake productie en verbruik

    Partijen die niet zijn genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : 1989
    Bevriezing : 1 januari 1993.
    Reductie met 50 % : 1 januari 1994.
    Reductie met 100 % : 1 januari 1996. (Afwijkingen mogelijk voor essentieel gebruik).

    Partijen genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : Gemiddelde van de geproduceerde en verbruikte hoeveelheden van 1998 tot 2000
    Bevriezing : 1 januari 2003.
    Reductie met 30 % : 1 januari 2005.
    Reductie met 70 % : 1 januari 2010.
    Reductie met 100 % : 1 januari 2015. (Afwijkingen mogelijk voor essentieel gebruik).

    Chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK's)

    Bijlage C — Groep I

    Maatregelen inzake verbruik

    Partijen die niet zijn genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : Verbruik van HCFK's in 1989 + 2,8 % van het verbruik van CFK's van 1989.
    Bevriezing : 1996.
    Reductie met 35 % : 1 januari 2004.
    Reductie met 65 % : 1 januari 2010.
    Reductie met 90 % : 1 januari 2015.
    Reductie met 99,5 % : 1 januari 2020; nadien is het verbruik beperkt tot de hoeveelheden die nodig zijn voor het onderhoud van de koel- en airconditioninginstallaties die op die datum in gebruik zijn.
    Reductie met 100 % : 1 januari 2030.

    Partijen genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : 2015.
    Bevriezing : 1 januari 2016.
    Reductie met 100 % 1 januari 2040.

    Partijen die niet zijn genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Maatregelen inzake productie

    Referentieniveau : Gemiddelde van de HFCK-productie van 1989 + 2,8 % van de CFK-productie van 1989
    En HCFK-verbruik van 1989 + 2,8 % van het CFK-verbruik van 1989.
    Bevriezing : 1 januari 2004 (aan het referentieniveau).

    Partijen genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : Gemiddelde van de geproduceerde en verbruikte hoeveelheden in 2015.
    Bevriezing : 1 januari 2016 (aan het referentieniveau).

    Broomfluorwaterkoolstaffen (HBFK's)

    Bijlage C — Groep II

    Maatregelen inzake productie en verbruik

    Partijen die niet zijn genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Reductie met 100 % : 1 januari 1996. (Afwijkingen mogelijk voor essentieel gebruik).

    Broomchloormethaan

    Bijlage C — Groep III

    Maatregelen inzake productie en verbruik

    Partijen die niet zijn genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Reductie met 100 % : 1 januari 2002. (Afwijkingen mogelijk voor essentieel gebruik).

    Partijen genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Reductie met 100 % : 1 januari 2002. (Afwijkingen mogelijk voor essentieel gebruik).

    Methylbromide

    Bijlage E — Groep I

    Maatregelen die van toepassing zijn op de productie en het verbruik; de gebruikte hoeveelheden voor quarantaine en behandeling voorafgaand aan het vervoer, zijn niet in aanmerking genome

    Partijen die niet zijn genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : 1991.
    Bevriezing : 1 januari 1995.
    Reductie met 25 % : 1 januari 1999.
    Reductie met 50 % : 1 januari 2001.
    Reductie met 70 % : 1 januari 2003.
    Reductie met 100 % : 1 januari 2005. (Afwijkingen mogelijk voor gebruik van kritiek belang).

    Partijen genoemd in paragraaf 1 van artikel 5

    Referentieniveau : Gemiddelde van de geproduceerde en verbruikte hoeveelheden van 1995 tot 1998
    Bevriezing : 1 januari 2002.
    Reductie met 20 % : 1 januari 2005.
    Reductie met 100 % : 1 januari 2015. (Afwijkingen mogelijk voor gebruik van kritiek belang).

    Methylbromide werd in Montreal beschouwd als een van de cruciale kwesties waarover nog geen beslissing is genomen. Voor bepaalde vormen van gebruik, zoals quarantaine en behandeling voorafgaand aan vervoer, die ongeveer 22 % van het gebruik vertegenwoordigen, bestaan er afwijkingen van het Kopenhagen-proces. Dergelijke vormen van gebruik ontsnappen aldus aan de vervangingsverplichtingen.

    Wat de in artikel 5 van het Protocol genoemde ontwikkelingslanden betreft, heeft de vergadering van Montreal beslist om bepaalde aanpassingen door te voeren : op basis van het gemiddelde van de jaren 1995 tot 1998 zou het verbruik in 2015 met 20 % moeten zijn verminderd. De meerkosten verbonden aan het verwijderen in de ontwikkelingslanden worden door het Multilateraal Fonds gedragen. Voor de ontwikkelde landen eindigt het vastgestelde tijdschema met verwijdering in 2005. Voor « kritiek » gebruik in geval van kans op een aanzienlijk verstoord evenwicht van de markt en in geval van noodsituaties bestaan er afwijkingen.

    Het door het Wijziging voorgeschreven verbod op in- en uitvoer van methylbromide vanuit en naar Staten die geen Partij bij het Protocol van Montreal zijn, is bedoeld om averechtse effecten te vermijden en om Staten ertoe aan te zetten zich bij de bepalingen aan te sluiten.

    1.3. De communautaire regelgeving

    De eerste omzetting van het Protocol van Montreal in Europees recht dateert van 1991 (Verordening (EEG) nr. 594/91), van 1992 (Verordening (EEG) nr. 3952/92) en van 1994. Het ging toen om de verordening (EG) nr. 3093/94 van de Raad betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (PB nr. L 333 van 22/12/1994).

    Verordening (EG) nr. 2037/2000 heft verordening (EG) nr. 3093/94 op, teneinde het communautaire stelsel aan te passen aan de technische ontwikkelingen sinds de goedkeuring van die verordening alsook aan de wijzigingen die in 1995, 1997 en 1999 werden aangebracht aan het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken.

    Door te voorzien in striktere controlemaatregelen dan die van verordening (EG) nr. 3093/94 en van het Protocol van Montreal, houdt deze verordening rekening met de toenemende beschikbaarheid van de producten ter vervanging van de stoffen die de ozonlaag afbreken.

    In artikel 18 voorziet de verordening in de oprichting van een Beheerscomité (Management Committee) en van een groep nationale deskundigen die de Commissie bijstaan. De groep bestaat uit deskundigen van de lidstaten en geeft technische adviezen over de geldende wetgeving en de beslissingen die zowel op Europees als op internationaal vlak moeten worden genomen.

    1.3.1. Toepassingsgebied

    De verordening is van toepassing op :

    — de productie, de invoer, de uitvoer, het op de markt brengen, het gebruik, de terugwinning, de recycling en/of de regeneratie van chloorfluorkoolstoffen (CFK's), andere volledig gehalogeneerde CFK's, halonen, tetrachloorkoolstof, 1,1,1-trichloorethaan, methylbromide (MB), broomfluorkoolwaterstoffen (HBFK's) en chloorfluorkoolwater-stoffen (HCFK's), hierna « gereguleerde stoffen » genoemd en in bepaalde gevallen producten en apparatuur die zulke stoffen bevatten.

    — de informatie die over die stoffen moet worden meegedeeld

    — de inspecties en sancties

    — de nieuwe stoffen

    1.3.2. Verbod en beperking van de beoogde stoffen op het EU-grondgebied

    De verordening voorziet in een geleidelijke beperking van het gebruik, het op de markt brengen, de productie en de import van nieuw geproduceerde HCFK's, waarbij de uiterste datum inzake het volledige verbod vastgesteld wordt :

    — op 31 december 2009 voor het op de markt brengen, het gebruik en de import van HCFK's. Een groot deel van de toepassingen (en de import) van HCFK's, bijvoorbeeld in aërosolen, als koelmiddel of als oplosmiddel, zijn reeds verboden vanaf de datum van inwerkingtreding van de verordening, afgezien van enkele uitzonderingen

    — op 1 januari 2015 worden alle HCFK's en teruggewonnen stoffen verboden

    — op 31 december 2025 voor de HCFK's

    Het op de markt brengen, het gebruik, de productie en de import van CFK's, andere volledig gehalogeneerde CFK's, halonen, tetrachloorkoolstof, 1,1,1-trichloorethaan en broomfluorkoolwaterstoffen wordt vanaf de datum van inwerkingtreding van de verordening verboden. Dit verbod geldt niet voor producten en apparatuur die vóór de inwerkingtreding van de verordening werden geproduceerd.

    De verordening voorziet in een beperking van het op de markt brengen, een verminderd gebruik en verminderde productie van methylbromide vanaf 1999, een algemeen verbod vanaf 1 januari 2005 en een verbod van het gebruik door ondernemingen vanaf 1 januari 2006.

    Bovendien is de productie, het in het vrije verkeer brengen, het vrijgeven voor actieve veredeling, het op de markt brengen en het gebruik van de nieuwe stoffen genoemd in bijlage II van de verordening verboden. De Commissie kan voorstellen doen om nieuwe stoffen met een ozonafbrekend vermogen in bijlage II op te nemen.

    1.3.3. Uitzonderingen en afwijkingen

    Een uitzondering op het verbod van productie en import van CFK's, de andere volledig gehalogeneerde CFK's, de halonen, tetrachloorkoolstof en 1,1,1-trichloorethaan voor de essentiële toepassingen zoals bepaald in het Protocol van Montreal van 1987, en voor methylbromide, wat de kritische toepassingen betreft en wanneer het onmogelijk is gerecycleerde stoffen of passende vervangingsmiddelen te verkrijgen. Die essentiële of kritische toepassingen worden door de bevoegde overheden van elke Lidstaat (in geval van methylbromide) of door de Commissie vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de voorstellen van de lidstaten (in geval van de andere stoffen). In de verordening wordt overeenkomstig bijlage VII het op de markt brengen en het gebruik van halonen voor kritische toepassingen toegestaan.

    Verordening (EG) nr. 2038/2000 wijzigt de belangrijkste verordening en voorziet in de mogelijkheid om de uitvoer van dosisinhalatoren en medische geneesmiddelenpompen tijdelijk toe te staan.

    Voor zover het Protocol van Montreal dit toelaat, mag een producent van één van de gereguleerde stoffen met het oog op de industriële rationalisatie in een Lidstaat, tussen Lidstaten of met derde Staten die Partij zijn bij het Protocol de vastgelegde productieniveaus overschrijden op voorwaarde dat het maximale productieniveau voor de hele Gemeenschap niet wordt overschreden.

    In dringende gevallen is het tijdelijk gebruik (voor maximum 120 dagen) van methylbromide toegestaan in afwijking van de algemene hierboven vermelde regelgeving wanneer de verspreiding van bepaalde parasieten of de uitbraak van bepaalde ziekten dit vereisen. De gebruikte hoeveelheid mag niet meer dan 20 ton bedragen.

    Elke producent of importeur die bevoegd is om gereguleerde stoffen op de markt te brengen of te gebruiken kan die rechten aan andere producenten of importeurs van die stoffen binnen de Gemeenschap overdragen. Elke overdracht van rechten moet vooraf aan de Commissie worden meegedeeld.

    Het in het vrije verkeer brengen en de actieve veredeling van gereguleerde stoffen is onderworpen aan de voorlegging van een importvergunning en, in het geval van het in het vrije verkeer brengen van die stoffen, aan kwantitatieve beperkingen. Die importvergunning wordt door de Commissie verleend. Het in het vrije verkeer brengen of de actieve veredeling (tijdelijke import voor de verwerking) van gereguleerde stoffen en producten die dergelijke stoffen bevatten afkomstig van Staten die geen Partij zijn bij het Protocol van Montreal is verboden.

    Bovendien zijn de douaneoverheden, de producenten, importeurs en exporteurs van gereguleerde stoffen alsook de gebruikers die een afwijking voor het gebruik van die stoffen hebben verkregen, onderworpen aan een meldings- en mededelingsplicht aan de Commissie. Ze moeten vóór 31 maart van elk jaar de specifieke gegevens voor elke gereguleerde stof meedelen.

    1.3.4. Regels met betrekking tot de export

    De verordening voorziet in een algemeen uitvoerverbod van gereguleerde stoffen. De export van andere stoffen dan methylbromide en van HCFK's is evenwel toegestaan naar Lidstaten die Partij zijn bij het Protocol van Montreal (via een exportvergunning die door de Commissie wordt verleend) voor zover het Protocol dit toestaat en indien dit vereist is om aan de essentiële of fundamentele binnenlandse behoeften van deze Staten te voldoen. De Commissie kan, na consultatie van een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten, uitzonderlijk de uitvoer van methylbromide (producten die deze stof bevatten) en van HCFK's naar Staten die geen Partij zijn bij het Protocol van Montreal, maar wel aan het Protocol voldoen, toestaan. De Raad kan de beslissing van de Commissie opheffen.

    1.3.5. Terugwinning van de beoogde stoffen

    De lidstaten moeten systemen invoeren voor de terugwinning, de recycling, regeneratie of uit milieuoogpunt aanvaardbare vernietiging van CFK's, andere volledig gehalogeneerde CFK's, halonen, koolstoftetrachloride, 1,1,1-trichloorethaan, broomfluorkoolwaterstoffen en HCFK's die vervat zijn in :

    — koelapparatuur, klimaatregelingsappara-tuur en warmtepompsystemen (behoudens huishoudelijke koelkasten en diepvrieskasten tot 31 december 2001)

    — apparatuur die oplosmiddelen bevat

    — systemen voor brandbeveiliging en brandblusapparaten

    1.3.6. Lekkage van de beoogde stoffen

    Om lekkage van gereguleerde stoffen te voorkomen, bepalen de lidstaten uiterlijk op 31 december 2001 het vereiste minimumniveau van het onderhoudspersoneel van apparatuur die dergelijke stoffen bevat. De Commissie evalueert de door de lidstaten genomen maatregelen en stelt, indien nodig, maatregelen voor betreffende de minimumopleidingseisen.

    Alle uitvoerbare voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen om lekkage van de gereguleerde stoffen te voorkomen en tot een minimum te beperken. De Commissie stelt, indien nodig, instructies op met een beschrijving van de beste milieupraktijken en de beste beschikbare technieken voor het voorkomen van lekkage.

    1.3.7. Straffen

    De lidstaten bepalen de straffen die van toepassing zijn in geval van niet-naleving van de bepalingen van de verordening en stellen de Commissie uiterlijk op 31 december 2000 ervan in kennis.

    1.3.8. Referentiedatum voor de toekenning van de quota

    Verordening (EG) nr. 2039/2000 wijzigt het referentiejaar voor de toekenning van de quota van HCFK's zoals bepaald door verordening (EG) nr. 2037/2000 teneinde rekening te houden met de evolutie van de markt wat het aantal importeurs betreft. Het referentiejaar is voortaan 1999.

    Bovendien beoogt een voorstel tot verordening [COM(2004) 550] die referentiedatum te wijzigen teneinde rekening te houden met de toetreding van de nieuwe lidstaten op 1 mei 2004. Als nieuwe referentie voor de ondernemingen in die lidstaten wordt hun gemiddeld marktaandeel van de jaren 2002 en 2003 genomen.

    2. LAATSTE ONTWIKKELINGEN

    Tijdens de 16e Vergadering van de Partijen van het Montreal Protocol in Praag in november 2004 hebben er besprekingen plaatsgevonden die door het Comité voor de Implementatie van het Montreal Protocol en bepaalde Partijen op gang werden gebracht. Die besprekingen hadden betrekking op de laattijdige ratificatie van de Beijing Wijziging door bepaalde Partijen of de niet-rapportering aan het Ozonsecretariaat overeenkomstig beslissing XV/3 van de 15e Vergadering van de Partijen, waardoor die Partijen kunnen worden beschouwd als « Staten die geen Partij » zijn bij de Beijing Wijziging. Dat zou leiden tot een invoer- of uitvoerverbod van de stoffen genoemd in de bijlagen van het Protocol van Montreal.

    Elk land of regionale economische organisatie die de wijziging niet heeft geratificeerd, wordt in de wijziging beschouwd als een staat die geen Partij is bij dit Protocol.

    Momenteel hebben twee landen van de Europese Gemeenschap nog steeds de Beijing wijziging niet geratificeerd. Het gaat om België en Ierland.

    Aangezien België niet kan worden gezien buiten het kader van de Europese Gemeenschap, zou dit ertoe leiden dat alle landen van de Europese Gemeenschap van de handelsuitwisselingen met de andere Partijen zouden worden uitgesloten.

    De Europese Gemeenschap heeft verschillende brieven naar het Ozonsecretariaat verstuurd om haar standpunt toe te lichten en haar eigen belangen en de belangen van die lidstaten te verdedigen.

    Overeenkomstig de goedkeuring van de beslissing van de Raad 2002/215/EC werd de akte van bekrachtiging van de Beijing wijziging door de Europese Gemeenschap op 25 maart 2002 bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties ingediend in overeenstemming met het Artikel 13 van het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag. Vanaf die datum zijn de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten door de verplichtingen van de wijziging gebonden.

    Vóór de 16e Vergadering van de Partijen had de Europese Gemeenschap contact opgenomen met het Ozonsecretariaat van het Montreal Protocol en gewezen op haar bevoegdheid om in de plaats van de lidstaten de amendementen op het Montreal Protocol te ratificeren, waardoor de lidstaten gedekt zouden zijn en ze in toepassing van de Europese verordening 2037/2000 betreffende de stoffen met ozonafbrekend vermogen gebonden zouden zijn.

    De Europese Gemeenschap argumenteert bovendien dat ze de wijziging overeenkomstig de bepalingen heeft geratificeerd en dat haar Lidstaten dus niet kunnen worden beschouwd als niet-Partijen, aangezien ze door de Europese Gemeenschap aangenomen maatregelen gebonden zijn en bijgevolg de verplichtingen die uit de Beijing wijziging voortvloeien, moeten implementeren. Ze steunt zich hiervoor op Art. 300/7 van het Verdrag van de Europese Gemeenschappen waarin gezegd wordt dat de ratificatie van een akkoord door de Europese Gemeenschap zowel de lidstaten als de instellingen van de Europese Gemeenschap bindt en impliceert dat de verplichtingen die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen overal op het EU-grondgebied moeten worden nagekomen.

    Teneinde klaarheid en duidelijkheid te scheppen, heeft de Europese Gemeenschap een onderzoek verricht omtrent de bevoegdheidsverklaring die ze naar het Ozonsecretariaat moest sturen zodat ze haar handtekeningsbevoegdheid volledig zou kunnen uitoefenen.

    Daarenboven heeft het Ozonsecretariaat een analyse van de situatie, uitgevoerd door de Afdeling Verdragen van het VN-Bureau voor juridische aangelegenheden, ontvangen. Het Ozonsecretariaat heeft die naar de bevoegde Dienst van het Directoraat-generaal Milieu van de Commissie doorgestuurd. Uit deze studie blijkt dat er geen enkele clausule in de Beijing wijziging, het Montreal Protocol of het Verdrag van Wenen is vervat die de Europese Gemeenschap het recht geeft in de plaats van haar Lidstaten amendementen, protocols of verdragen te ondertekenen, te ratificeren, goed te keuren of ertoe toe te treden. Die studie komt tot het besluit dat « het wenselijk zou zijn dat de lidstaten van de Europese Gemeenschap die nog geen Partij zijn bij de Beijing wijziging of andere vroegere amendementen op het Montreal Protocol acties zouden ondernemen om die amendementen zo snel mogelijk te ratificeren. »

    Tijdens het Management Committee had de Europese Gemeenschap de uitdrukkelijke wens geuit dat de lidstaten die de amendementen nog niet hebben geratificeerd, alles in het werk zouden stellen om zich met het Montreal Protocol en de Beijing wijziging in overeenstemming te brengen. Het zou ideaal zijn te komen tot een ratificatie van de amendementen vóór de volgende buitengewone vergadering van de Partijen die einde juni 2005 plaatsvindt en waar de besprekingen hieromtrent zeker zullen worden heropend.

    De eerste gevolgen hiervan zijn dat bepaalde landen (Duitsland en Canada) reeds besloten hebben dat hun ondernemingen met België en Ierland geen handel meer in genoemde stoffen mogen drijven, wat zeer snel aanzienlijke gevolgen voor zowel de import als export van onze ondernemingen kan hebben.

    Teneinde klaarheid en duidelijkheid te scheppen, heeft de administratie die met dit dossier belast is een brief naar het Ozonsecretariaat gestuurd waarin wordt verduidelijkt dat hoewel België de Beijing wijziging nog niet heeft geratificeerd, het toch de inhoud ervan naleeft, aangezien de interne regels van de Gemeenschap dit België opleggen. Er wordt ook verduidelijkt dat het ratificatieproces aan de gang is en alles in het werk zal worden gesteld om zo snel mogelijk het probleem op te lossen.

    De minister van Buitenlandse Zaken,

    Karel DE GUCHT.

    De minister van Leefmilieu,

    Bruno TOBBACK.


    WETSONTWERP


    ALBERT II,

    Koning der Belgen,

    Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,

    Onze Groet.

    Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken en van Onze minister van Leefmilieu,

    Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

    Onze minister van Buitenlandse Zaken en Onze minister van Leefmilieu zijn ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    Het Amendement op het Protocol van Montreal inzake substanties die de ozonlaag aantasten, gedaan te Beijing op 3 december 1999, zal volkomen gevolg hebben.

    Gegeven te Brussel, 16 december 2005.

    ALBERT

    Van Koningswege :

    De minister van Buitenlandse Zaken,

    Karel DE GUCHT.

    De minister van Leefmilieu,

    Bruno TOBBACK.


    VERTALING

    AMENDEMENT

    OP HET PROTOCOL VAN MONTREAL INZAKE SUBTANTIES DIE DE OZONLAAG AANTASTEN.

    ARTIKEL 1

    Wijziging

    A. Artikel 2, vijfde lid

    In artikel 2, vijfde lid, van het Protocol worden de woorden :

    de artikelen 2A tot en met 2E

    vervangen door :

    de artikelen 2A tot en met 2F

    B. Artikel 2, achtste lid, letter a, en elfde lid

    In artikel 2, achtste lid, letter a, en elfde lid van het Protocol worden de woorden :

    de artikelen 2A tot en met 2H

    vervangen door :

    de artikelen 2A tot en met 2I

    C. Artikel 2F, achtste lid

    Het volgende lid wordt toegevoegd na artikel 2F, zevende lid, van het Protocol :

    8. Elke Partij die een of meer van deze stoffen produceert verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2004 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekende productie van de in Groep I van Bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per jaar niet meer bedraagt dan het gemiddelde van :

    a) de som van haar berekend gebruik in 1989 van de in Groep I van Bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen en twee komma acht procent van haar berekende gebruik in 1989 van de in Groep I van Bijlage A aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen; en

    b) de som van haar berekende productie in 1989 van de in Groep I van Bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen en twee komma acht procent van haar berekende productie in 1989 van de in Groep I van Bijlage A aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen.

    Om te voorzien in de fundamentele binnenlandse behoeften van de in artikel 5, eerste lid, bedoelde Partijen mag haar berekende productie deze limiet evenwel overschrijden met ten hoogste vijftien procent van haar berekende productie van de in Groep I van Bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen als hierboven omschreven.

    D. Artikel 2I

    Na artikel 2H van het Protocol wordt het volgende artikel ingevoegd :

    ARTIKEL 2I

    Broomchloormethaan

    Elke Partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2002 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik en berekende productie van de in Groep III van Bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen niet hoger is dan nihil. Deze bepaling is van toepassing tenzij de Partijen besluiten het productie- of gebruiksniveau toe te staan dat nodig is om te voorzien in behoeften voor vormen van gebruik waarvan zij overeenkomen dat deze essentieel zijn.

    E. Artikel 3

    In Artikel 3 van het Protocol worden de woorden :

    de artikelen 2, 2A tot en met 2H

    vervangen door :

    de artikelen 2, 2A tot en met 2I

    F. Artikel 4, lid 1 quinquies en lid 1 sexties

    Aan artikel 4 van het Protocol worden na lid 1 quater de volgende leden toegevoegd :

    1 quinquies Met ingang van 1 januari 2004 verbiedt elke Partij de invoer van de in Groep I van Bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
    1 sexties Binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke Partij de invoer van de in Groep III van bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen uit Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.

    G. Artikel 4, leden 2 quinquies en 2 sexties

    Aan artikel 4 van het Protocol worden na lid 2 quater de volgende leden toegevoegd :

    2 quinquies Met ingang van 1 januari 2000 verbiedt elke Partij de uitvoer van de in Groep I van Bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen naar Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.
    2 sexties Binnen een jaar na de inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke Partij de uitvoer van de in Groep III van Bijlage C aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen naar Staten die geen Partij zijn bij dit Protocol.

    H. Artikel 4, vijfde tot en met zevende lid

    In artikel 4, vijfde tot en met zevende lid, worden de woorden :

    de Bijlagen A en B, in Groep II van Bijlage C en in Bijlage E

    vervangen door :

    de Bijlagen A, B, C en E

    I. Artikel 4, achtste lid

    In artikel 4, achtste lid, van het Protocol worden de woorden :

    de artikelen 2A tot en met 2E, de artikelen 2G en 2H

    vervangen door :

    de artikelen 2A tot en met 2I

    J. Artikel 5, vierde lid

    In artikel 5, vierde lid, van het Protocol worden de woorden :

    de artikelen 2A tot en met 2H

    vervangen door :

    de artikelen 2A tot en met 2I

    K. Artikel 5, vijfde en zesde lid

    In artikel 5, vijfde en zesde lid, van het Protocol, worden de woorden :

    de artikelen 2A tot en met 2E

    vervangen door :

    de artikelen 2A tot en met 2E en artikel 2I

    L. Artikel 5, lid 8 ter, letter a

    Aan het slot van artikel 5, lid 8 ter, letter a, van het Protocol wordt de volgende zin toegevoegd :

    Met ingang van 1 januari 2016 voldoet elke in het eerste lid van dit artikel bedoelde Partij aan de in artikel 2F, achtste lid, omschreven controlemaatregelen; als grondslag voor het voldoen aan deze controlemaatregelen gebruikt zij het gemiddelde van haar berekende productie en berekend gebruik in 2015;

    M. Artikel 6

    In artikel 6 van het Protocol worden de woorden :

    de artikelen 2A tot en met 2H

    vervangen door :

    de artikelen 2A tot en met 2I

    N. Artikel 7, tweede lid

    In artikel 7, tweede lid, van het Protocol worden de woorden :

    de Bijlagen B en C

    vervangen door :

    de Bijlage B en in de Groepen I en II van Bijlage C

    O. Artikel 7, derde lid

    Na de eerste zin van artikel 7, derde lid, van het Protocol wordt de volgende zin toegevoegd :

    Elke Partij verstrekt het Secretariaat statistische gegevens betreffende de jaarlijkse hoeveelheid van de in Bijlage E vermelde en aan uitworpbeheersing onderworpen stof die voor quarantainedoeleinden of voor toepassingen voorafgaand aan het vervoer, gebruikt worden.

    P. Artikel 10

    In artikel 10, eerste lid, van het Protocol worden de woorden :

    de artikelen 2A tot en met 2E

    vervangen door :

    de artikelen 2A tot en met 2E en artikel 2I

    Q. artikel 17

    In artikel 17 van het Protocol worden de woorden :

    de artikelen 2A tot en met 2H

    vervangen door :

    de artikelen 2A tot en met 2I

    R. Bijlage C

    Aan Bijlage C bij het Protocol wordt de volgende groep toegevoegd :

    Groep Stof Aantal isomeren Factor voor het ozonafbrekend vermogen
    Groep III CH2BrCl broomchloormethaan 1 0,12

    ARTIKEL 2

    Verhouding tot de wijziging van 1997

    Een staat of regionale organisatie voor economische integratie kan geen akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring van of toetreding tot deze wijziging nederleggen, indien deze niet eerder een dergelijke akte heeft nedergelegd of tegelijkertijd nederlegt betreffende de wijziging die is aangenomen tijdens de Negende vergadering van de Partijen gehouden te Montreal op 17 september 1997.

    ARTIKEL 3

    Inwerkingtreding

    1. Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2001, met dien verstande dat ten minste twintig akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de wijziging moeten zijn nedergelegd door Staten of regionale organisaties voor economische integratie die Partij zijn bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken. Ingeval op genoemde datum niet aan deze voorwaarde is voldaan, treedt de wijziging in werking op de negentigste dag na de datum waarop daaraan is voldaan.

    2. Voor de toepassing van het eerste lid worden akten die door regionale organisaties voor economische integratie worden nedergelegd, niet geteld bij die welke door de lidstaten van die organisaties worden nedergelegd.

    3. Na de inwerkingtreding van deze wijziging overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid, treedt zij ten aanzien van elke andere Partij bij het Protocol in werking op de negentigste dag na de datum van nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.


    VOORONTWERP VAN WET VOOR ADVIES VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


    Voorontwerp van wet houdende instemming met het Amendement op het protocol van Montreal inzake substanties die de ozonlaag aantasten, gedaan te Beijing, op 3 december 1999.

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    Het Amendement op het Protocol van Montreal inzake substanties die de ozonlaag aantasten, gedaan te Beijing op 3 december 1999, zal volkomen gevolg hebben.


    ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

    39.460/3


    De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, derde kamer, op 22 november 2005 door de Minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met het amendement op het protocol van Montreal inzake substanties die de ozonlaag aantasten, gedaan te Beijing op 3 december 1999 », heeft het volgende advies gegeven :

    Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich beperkt tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

    Dat onderzoek geeft geen aanleiding tot opmerkingen.

    De kamer was samengesteld uit

    De heer D. ALBRECHT, staatsraad, voorzitter,

    De heren J. SMETS en B. SEUTIN, staatsraden,

    De heren H. COUSY en J. VELAERS, assessoren van de afdeling wetgeving,

    Mevrouw G. VERBERCKMOES, griffier.

    Het verslag werd uitgebracht door mevrouw K. BAMS, auditeur.

    De griffier, De voorzitter,
    G. VERBERCKMOES. D. ALBRECHT.