3-1031/4 | 3-1031/4 |
25 OKTOBER 2005
I. INLEIDING
Dit voorstel van resolutie werd op 16 februari 2005 ingediend in de Senaat. De commissie voor de Buitenlandse betekkingen en voor de Landsverdediging heeft het voorstel besproken tijdens haar vergaderingen van 17 en 24 mei, 7, 14 en 21 juni, 4, 18, 19 en 25 oktober 2005.
De ambassadeurs van de landen van EUROMED, alsook een aantal experten werden uitgenodigd om hun standpunt voor de commissie uiteen te zetten. Hun uiteenzettingen, alsmede de gedachtewisselingen met de commissieleden, zijn opgenomen als bijlage bij dit verslag. Deze hoorzittingen vonden plaats op 17 en 24 mei, 7, 14 en 21 juni, 4 en 18 oktober 2005. Op 19 oktober 2005 werd de staatssecretaris voor Europese Zaken gehoord.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR MEVROUW ANNANE, INDIENER VAN HET VOORSTEL VAN RESOLUTIE
Het voorstel van resolutie is bewust ingediend in 2005, ter herdenking van de 10e verjaardag van het proces van Barcelona.
Dit proces regelt al tien jaar de betrekkingen tussen de Europese Unie en de landen van het Middellandse-Zeegebied en vormt een sleutelfactor in het buitenlands beleid van de Europese Unie. Met de uitbreiding van de Unie op 1 mei 2004 is het zwaartepunt van Europa aanzienlijk opgeschoven naar het oosten. Daarom is het erg belangrijk dat Europa de banden aanhaalt met het Middellandse-Zeegebied, want dat zal bepalen in welke mate het Europa van de 25 in staat zal zijn zich op internationaal vlak te profileren als geloofwaardig machtsblok.
Het Middellandse-Zeegebied grenst rechtstreeks aan de Europese Unie. Vandaar het belang om in die regio te zorgen voor ontwikkeling en stabiliteit. Het voorstel van resolutie handelt over het partnerschap, gaat na in welke mate het vooruitgaat of lacunes vertoont en evalueert ook het proces van Barcelona evenals de rol die het vandaag speelt in het kader van het nieuwe nabuurschapsbeleid van het Europa van de 25. De aanbevelingen in de resolutie slaan op drie aspecten ervan : het politiek aspect, het economisch, financieel en sociaal aspect en ten slotte het cultureel en menselijk aspect.
III. BESPREKING VAN DE RESOLUTIE
Na de hoorzittingen (zie bijlage), wenst mevrouw Annane eraan te herinneren waarom zij precies een voorstel van resolutie heeft ingediend met betrekking tot het Euromediterraan partnerschap. Zij wil immers de aandacht vestigen op de betrekkingen van de Europese Unie met haar partners in het Zuiden, van deze betrekkingen een balans opmaken en luisteren naar de actoren. Spreekster wilde de nadruk leggen op de uitdagingen die ons wachten en de middelen die nodig zullen zijn.
In 10 jaar tijd is de Europees-mediterrane context ingrijpend veranderd. Het proces van Barcelona werd overschaduwd door de uitbreiding naar het oosten, zowel op politiek als op financieel vlak. Het werd voorgesteld als een omvattend kader voor het vredesproces tussen Israël en Palestina, maar werd er uiteindelijk helemaal door in beslag genomen. Niettemin blijven de noden bestaan en blijft het proces van Barcelona ondanks zijn ontgoochelingen en onvolkomenheden het juiste kader voor de Europees-mediterrane betrekkingen. Vandaag zien wij een ambitieus partnerschap, dat ijvert voor ontwikkeling en oog heeft voor politieke, financiële, sociale, culturele en menselijke aspecten, maar ook voor dialoog en uitwisseling. De landen moeten het gevoel hebben dit initiatief mee in de hand te hebben. Hun engagement moet er een op lange termijn zijn en het moet stoelen op hervormingen van binnen uit. Daarom is de Europese Unie mee gestapt in dit proces, met in het achterhoofd de wellicht wat ijdele hoop op sociaal-economische vooruitgang bij de uitbreiding van de vrijhandelszone in 2010. Deze strategische doelstelling is volgens spreekster een goede hefboom voor de nodige hervormingen. Toch stelt zij zich vragen bij de haalbaarheid van de doelstelling. Zij vraagt zich af of wij wel helemaal kunnen inschatten wat er precies op het spel staat. Het gevoel dat zij tijdens de hoorzittingen had, heeft ten slotte haar vragen nogmaals bevestigd. Zijn de hervormingen naar aanleiding van de uitbreiding van de vrijhandelszone in 2010 volledig haalbaar ? Hoe kunnen de belemmeringen weggeruimd worden ? Tijdens de volgende top van Barcelona zal deze vraag aan bod komen.
Welke ambitieuze maar tegelijk realistische economische doelstelling moet voor het Euromediterrane partnerschap vooropgesteld worden tegen 2010 ? Er is ook moed nodig om te spreken over alle aspecten van de openstelling van de markten, vooral dan van onze markten en de markt voor landbouwproducten. De regering is niet in staat hier alleen voor te zorgen. Het is bijgevolg noodzakelijk alle sociaal-economische actoren hierbij te betrekken en na te gaan hoe het politiek bestel moet worden aangepast om de economische gebieden in zo dichtbijgelegen landen meer slagkracht te geven. Het proces van Barcelona is ondanks zijn structurele zwakheden uitstekend op strategisch vlak. Slecht opgestelde rechtsregels leiden tot rechtsonzekerheid en schrikken bovendien investeerders af; hierbij komen nog het erg ontoereikende onderwijsbeleid, de amper vrijgemaakte economie met sterke invloed van overheidswege en de zwakheid van de intraregionale handel. Er is nog nood aan initiatieven om de toepassing van het proces te herzien. De toepassing moet flexibeler en minder gecentraliseerd verlopen. Het zal nodig zijn een methode uit te werken die stoelt op een meer realistische economische analyse, om rekening te houden met de toestand van elke economie en de betrekkingen tussen landen en volkeren.
De tweede dimensie van het proces van Barcelona is van politieke aard. Het proces wordt volledig in beslag genomen door de crisis in het Nabije Oosten. Hier ontdekken wij het nadeel van een globale aanpak. Het initiatief was gestart in het teken van de hoop en als bijdrage tot het vredesproces, maar uiteindelijk hebben wij de zaak helemaal omgekeerd zien uitdraaien, doordat een groot deel van de verworvenheden van Oslo en Madrid van tafel zijn geveegd. De terugtrekking uit Gaza betekent een nieuw begin.
Er zijn drie domeinen waar politiek gezien erg weinig vooruitgang is geboekt in het proces : ten eerste democratie, pluralisme en politieke openheid; ten tweede de individuele en de burgerlijke vrijheden en het respect voor de mensenrechten en ten derde de dialoog tussen de culturen met het oog op de ontspanning van de betrekkingen tussen de westerse wereld en de Arabische moslims. Deze dialoog moet gaan over de rol van de vrouw, het gezin en het toenemende individualisme. Bovendien zal het migratievraagstuk een hoofdrol spelen in de te bepalen prioriteiten. Migratie kan een buitengewone bron van wederzijdse verrijking en kennis zijn, maar kan ook leiden tot eindeloze confrontaties, verharding van de maatschappij en een klimaat van verstoting. Migratie heeft nood aan een daadwerkelijk beleid. Spreekster dient dit voorstel van resolutie over de top van Barcelona in met het oog op vooruitgang inzake economie, politiek, veiligheid, cultuur, migratie, mensenrechten en ontwikkeling. Zij wil tot slot nog wijzen op vijf belangrijke punten die zij uit de hoorzittingen heeft onthouden.
Ten eerste zou door de oplossing van beide conflicten aanzienlijke vooruitgang geboekt kunnen worden in de zuid-zuidbetrekkingen, die nu de zwakke plek in het proces zijn.
Het economische aspect van het proces is een mislukking. Het ware effect van de investering van 10 miljard euro in het kader van Meda I en II is amper zichtbaar.
Het politieke aspect inzake private en openbare individuele rechten blijft ontgoochelend. Het proces van Barcelona zal zijn doel slechts kunnen bereiken als alle actoren zich politiek ten volle inzetten en er een betere follow-up van de verschillende initiatieven komt. Men beseft dat er een opeenvolging is van overlappende gegevens zonder initiatief, die elkaar op een bepaald ogenblik wellicht tegenspreken of zelfs opheffen.
Als het nabuurschapsbeleid het mogelijk maakt de betrekkingen tussen de Europese Unie en deze partnerlanden uit te diepen, kan het een gevaar inhouden voor de ontwikkeling van de bilaterale betrekkingen. Daar moeten wij rekening mee houden.
De heer Galand betreurt dat de mensenrechten en de cultuur, evenals de vele hinderpalen voor de toepassing van het proces van Barcelona, niet aan bod zijn gekomen bij de toelichting van het voorstel van resolutie, ook al gebeurt nu tijdens de inleiding van mevrouw Annane. Hierin sprak mevrouw Annane over twee conflicten. De heer Galand wijst erop dat er drie zijn : in het Nabije Oosten, Irak en ook nog steeds in de Westelijke Sahara.
De heer Wille stelt een groot voluntarisme vast in het werk van Mevr. Annane, maar wijst op een zekere remming bij de analyse van onder meer Maghreb-landen. Daarom zal hij een amendement indienen dat verwijst naar terrorisme, naar het filosofisch-religieuze en ook naar de economische achtergrond. Het voluntarisme moet aangemoedigd worden, maar men moet ook durven zeggen wat aan de basis ligt van een aantal pijnpunten in het gebied.
Mevr. Pehlivan merkt op dat een aantal aspecten van de resolutie, als die goedgekeurd wordt, kunnen opgenomen worden in de agenda van het euromediterraan parlement. Dit parlement heeft immers commissies en werkgroepen opgericht gewijd aan mensenrechten, economie en aan cultuur. De conflicten tussen de verschillende landen voelt men sterk binnen dit parlement. Vanuit België kunnen we het signaal geven dat hier oplossingen voor gezocht moeten worden.
De heer Lionel Vandenberghe wenst duidelijker te verwijzen naar de problematiek in het Nabije Oosten.
BESPREKING VAN DE OVERWEGINGEN EN VAN HET DISPOSITIEF
A. Overwegingen
Overweging 2
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 3 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt het woord « migratiedruk » te vervangen door het woord « migratiebeweging ».
Het amendement wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.
Overweging 3
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 4 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt 3 te doen vervallen.
De heer Galand verklaart dat de capaciteit van Europa om een rol te spelen in het Middellandse-Zeegebied niet staat of valt met de vraag of het zich politiek kan profileren op internationaal vlak. Europa moet dit rol nu al kunnen spelen. Deze overweging houdt in dat het partnerschap uiteindelijk alleen maar afhangt van de rol die de Europese Unie speelt.
Mevrouw Annane is het daar niet helemaal mee eens. Het feit dat de Europese Unie zich niet politiek kan profileren, ook al stond zij aan de wieg van dit partnerschap, wijst erop dat de politieke en andere hinderpalen voortkomen uit het feit dat de Europese Unie er niet in slaagt een daadwerkelijke politieke rol te spelen in de regio. Zonder deze reële politieke kracht van de Europese Unie zal het partnerschap niet evolueren.
De heer Roelants du Vivier stelt voor de woorden « wil spelen » te vervangen door het woord « speelt ». Europa speelt inderdaad nu al een multinationale rol. Hier zou het klinken alsof de EU alleen maar hóópt die rol te kunnen spelen.
Mevrouw Zrihen aanvaardt dit compromis.
Amendement nr. 4 wordt bijgevolg ingetrokken.
Overweging 4
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 5 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt de woorden « eind oktober » te vervangen door de woorden « eind oktober 2004 ».
Mevrouw Annane dient amendement nr. 39 in met dezelfde strekking.
Het amendement nr. 5 wordt eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.
Het amendement nr. 39 wordt teruggenomen.
Overweging 9
De heer Wille dient amendement nr. 53 (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3) dat ertoe strekt de rechtszekerheid, de transparantie, van de fiscaliteit en de strijd tegen de corruptie op te nemen in de resolutie.
Het amendement wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Overweging 11
Mevrouw Annane dient amendement nr. 40 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt 11 aan te passen.
Het amendement wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Overweging 12bis
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 6 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt overweging 12bis toe te voegen, die verwijst naar de noodzaak om in 2006 een Euromediterrane bank op te richten.
De heer Wille wenst te weten over welk soort bank het zou gaan.
Volgens mevrouw Zrihen betreft het een bank die beantwoordt aan een aantal voorwaarden, die voordien al zijn toegelicht in het amendement van de heer Wille zelf.
Het amendement wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Overweging 15
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 7 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt 15 als volgt te vervangen :
« Overwegende dat de plaats die aan het middenveld in de mediterrane landen wordt toegekend onvoldoende is en de vrijheid van meningsuiting er dikwijls wordt onderdrukt. »
Het amendement wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Overweging 15bis
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 8 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt overweging 15bis toe te voegen, dat als volgt luidt :
« Overwegende dat het noodzakelijk is dat het middenveld kan worden gemobiliseerd rond grote doelstellingen, zoals de eerbied voor de rechtsstaat, de bescherming van de mensenrechten, de milieubescherming, de ontwikkeling van de informatiemaatschappij, het waterbeheer en zoveel andere. »
Volgens de heer Wille betekent de term « rechtsstaat » niet hetzelfde als « governance ». « Goverance » betreft alles wat overheid en para-overheid is. Waarom wordt in het amendement dan niet veeleer geopteerd voor het woord « governance » ?
De heer Roelants du Vivier stelt voor overweging 15bis als volgt te herformuleren :
« Overwegende dat het noodzakelijk is dat het middenveld kan worden gemobiliseerd rond grote doelstellingen, zoals goed bestuur, de eerbied voor de rechtsstaat, de bescherming van de mensenrechten, de milieubescherming, de ontwikkeling van de informatiemaatschappij, het waterbeheer en zoveel andere. »
De heer Wille merkt op dat de term « governance » inhoudt dat het gaat om goed bestuur.
De heer Roelants du Vivier stelt voor in het Frans de term « gouvernance » te gebruiken zonder meer.
De heer Lionel Vandenberghe dringt aan om in de Nederlandse tekst in considerans 15bis te spreken over « goed bestuur ». Hij pleit voor duidelijk taalgebruik. De commissie stemt in met deze opmerking.
Het (gecorrigeerde) amendement nr. 8 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Overweging 15ter
Mevrouw Annane vindt het belangrijk het MEDA-programma voor democratie, het uitwisselingsprogramma Euro-Med Jeugd en de programma's Euro-Med Audiovisueel en Euro-Med Erfgoed evenals de resultaten ervan te behouden in de considerans.
Mevrouw Zrihen merkt op dat dit overeenstemt met amendement nr. 9 (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt overweging 15ter toe te voegen, dat als volgt luidt :
« Overwegende nochtans de bemoedigende resultaten van het MEDA-programma voor democratie, van het uitwisselingsprogramma Euro-Med Jeugd, dat tot doel heeft de integratie van jongeren in het sociale en het beroepsleven te vergemakkelijken en van Euro-Med Audiovisueel, dat bestemd is om een samenwerking te organiseren inzake radio, televisie en cinema, en van de actie ten voordele van het cultureel erfgoed Euro-Med Erfgoed. »
Amendement nr. 9 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Overweging 16
Mevrouw Annane dient amendement nr. 41 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt 16 aan te passen.
Het amendement wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Mevrouw Zrihen c.s. dienen vervolgens amendement nr. 10 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt de datum in de tekst te verbeteren
De heer Wille merkt op dat de eerste vergadering heeft plaatsgevonden vóór de datum die in het amendement vermeld staat.
Mevrouw Pehlivan bevestigt dat de eerste vergadering plaats vond op 22 maart 2004.
Mevrouw Zrihen merkt op dat de vergaderingen vóór mei 2005 niet meer waren dan openings- en inleidingsvergaderingen. De eerste daadwerkelijke vergadering heeft plaatsgevonden in mei 2005.
De heer Wille meent dat er tijdens de eerste vergaderingen toch een aantal belangrijke punten zijn aangesneden, zoals godsdienst.
Amendement nr. 10 wordt ingetrokken.
Overweging 18
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 11 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt melding te maken van de oorlog in Irak en de maatregelen na 11 september 2001.
Mevrouw Annane wijst erop dat niet alle maatregelen die sinds 11 september 2001 zijn genomen, de dialoog hebben vergiftigd.
De heer Roelants du Vivier stelt voor te spreken over « een aantal maatregelen die werden genomen » en het woord « vergiftigd » te vervangen door de woorden « minder vlot gemaakt ».
De commissie stemt hiermee in.
Het (gecorrigeerde) amendement nr. 11 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Overweging 18bis
Mevrouw Zrihen c.s. dienen vervolgens amendement nr. 12 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt overweging 18bis toe te voegen, waarin verwezen wordt naar de concurrentie tussen het proces van Barcelona en het « Great Middle East »-project.
Volgens de heer Wille is de teneur van de amendementen nrs. 11 en 12 erg anti-Amerikaans, terwijl dit in feite niet nodig is. Spreker stelt bijgevolg voor om de formuleringen wat te nuanceren. Persoonlijk plaatst hij ook kanttekeningen bij een aantal punten in de Amerikaanse houding, maar toch acht hij het niet noodzakelijk om dit zo expliciet te stellen in de resolutie.
Bovendien zijn ook de financieringen vanwege Iran en Syrië nefast voor het vredesproces. Als men verwijst naar de Verenigde Staten, moet men ook deze landen vermelden.
Volgens mevrouw Zrihen dient uit de formulering van dit punt naar voren te komen dat het partnerschap minder duidelijk wordt, doordat beide projecten elkaar overlappen.
De heer Wille stelt voor het amendement te herformuleren als volgt :
« Overwegende dat het project van de Verenigde Staten « Great Middle East » niet in de lijn ligt van het proces van Barcelona ».
Aamendement nr. 12 (gecorrigeerd) wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Overwegingen 20, 20bis en 20ter
Mevrouw Zrihen c.s. dienen de amendementen nrs. 13 en 14 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3). Amendement nr. 13 strekt ertoe een deel van punt 20 te doen vervallen; amendement nr. 14 strekt ertoe overweging 20bis toe te voegen.
Mevrouw Annane merkt op dat een van de zwakheden van het partnerschap het misschien verdwijnende multilateralisme is. Een van de oorspronkelijke doelstellingen van het partnerschap was de zuid-zuidintegratie. Door het nabuurschapsbeleid vergroot het risico dat het multilateralisme uit het partnerschap verdwijnt.
Mevrouw Zrihen verklaart dat zij duidelijker uit de tekst wilde laten blijken dat het nabuurschapsbeleid niet dezelfde doelstellingen huldigt als het proces van Barcelona. De invoeging van een extra paragraaf maakt deze boodschap duidelijker.
Mevrouw Annane vindt dat moet worden verduidelijkt dat het nabuurschapsbeleid een gevaar kan betekenen voor het proces van Barcelona. Zij stelt voor ook overweging 20bis te herformuleren. Er dient gewezen te worden op de mogelijkheid dat geprivilegieerde bilaterale betrekkingen met de EU eenvoudigweg naast elkaar bestaan.
Mevrouw Zrihen verklaart dat zij gewoon het begrip nabuurschapsbeleid al wilde aansnijden, evenals het onderscheid met het proces van Barcelona. Dit kwam immers sterk aan bod tijdens de hoorzittingen.
De heer Wille benadrukt het belang van deze kwestie. Hij herinnert aan de frequente mislukkingen van dialogen tussen drie landen — steeds een land uit het Zuiden, een land uit het Noorden en een land uit het nabuurschapsbeleid — vaak als gevolg van de slechte wil van de landen uit het Zuiden.
Mevrouw Annane meent dat het idee van de nood aan regionale integratie verloren is gegaan in de formulering van overweging 20bis, die losstaat van overweging 20.
De zin dat het nabuurschapsbeleid en het proces van Barcelona niet dezelfde doelstellingen huldigen, noch dezelfde methodes volgen, vormt een probleem voor mevrouw Annane. Het nabuurschapsbeleid kan het proces van Barcelona op de helling zetten, omdat het vooral bilaterale contacten nastreeft. Dit betekent echter niet dat beide totaal andere doelstellingen huldigen. Het nabuurschapsbeleid wordt opgevat als een aanvulling op het proces van Barcelona.
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 15 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt 20ter in te voegen.
Mevrouw Zrihen stelt vervolgens voor de overwegingen 20bis en 21bis als volgt in één enkele paragraaf te gieten :
« Overwegende dat er correlaties zijn tussen het partnerschap en het nabuurschapsbeleid en dat er vragen rijzen over de toekomst van die twee vormen van samenwerking, rekening houdend met het feit dat de eerste het multilaterale begunstigt en de tweede het bilaterale. »
Mevrouw Annane stemt hiermee in, op voorwaarde dat het slot van paragraaf 20 behouden blijft.
De amendementen nrs. 13, 14 en 15 worden ingetrokken.
Overweging 23
Mevrouw Annane dient amendement nr. 42 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt 23 toe te voegen als aanpassing van de tekst.
Het amendement wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
B. Het dispositief
Aanbeveling A
Mevr. Zrihen c.s. dienen amendement nr. 16 in (zie stuk Senaat, nr. 3 -1031/3)
Dit amendement wil punt A aanvullen met een verwijzing naar de belangrijkheid van de toe-eigening.
Het amendement wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling Abis
Mevrouw Zrihen c.s. dienen vervolgens amendement nr. 17 (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt een punt Abis toe te voegen.
Het amendement wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling B en Bbis
Mevrouw Zrihen c.s. dienen twee amendementen in bij punt B (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3; amendementen nrs. 18 en 19). Amendement 18 strekt ertoe het deel waarin de nadruk wordt gelegd op de toepassing van het nabuurschapsbeleid, uit de tekst te schrappen. Dit is volgens hen immers tegenstrijdig met wat voordien is gezegd. Met amendement nr. 19 wordt punt Bbis toegevoegd.
Mevrouw Annane stelt dat er geen sprake is van tegenstrijdigheid. Er moet voor gezorgd worden dat het nabuurschapsbeleid en het proces van Barcelona elkaar aanvullen.
Mevrouw Zrihen vindt dat er niet moet worden aangedrongen op het nabuurschapsbeleid in deze resolutie, aangezien dat momenteel een probleem vormt voor het proces van Barcelona.
De heer Roelants du Vivier wijst erop dat amendement nr. 19 het slot van de aanvankelijke paragraaf B verduidelijkt.
Mevrouw Zrihen stelt voor de tekst van punt B onveranderd te laten, maar er wel het slot van amendement nr. 19 aan toe te voegen.
De commissie stemt hiermee in.
Amendement nr. 18 wordt ingetrokken. Het (gecorrigeerde) amendement nr. 19 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling C
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 20 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt C te vervangen.
De heer Lionel Vandenberghe dient amendement nr. 1 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/2), dat er eveneens toe strekt punt C te vervangen.
Mevrouw Annane heeft geen enkel bezwaar tegen deze amendementen, die hetzelfde weergeven als wat zij in de tekst wil uitdrukken.
De leden van de commissie stemmen ermee in deze twee amendementen als volgt te herformuleren :
« de bestrijding van het terrorisme aanpakken met eerbied voor de rechtsstaat ter bevordering van de mensenrechten en de democratie ».
De amendementen nrs. 20 en 1 worden bijgevolg ingetrokken.
De heer Wille wijst erop dat sommige landen het terrorisme officieel toestaan als middel om een bepaald doel te bereiken.
Aanbeveling Cbis
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 21 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt een punt Cbis in te voegen, met als doel een systeem in te voeren om de samenwerkingsakkoorden te toetsen aan de naleving van de mensenrechten.
Mevrouw Annane stelt voor deze paragraaf te plaatsen tussen punt R en punt S.
De commissie stemt in met dit voorstel.
Amendement nr. 21 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling E
Mevrouw Annane dient amendement nr. 43 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt een punt Ebis in te voegen over de justitie in de partnerlanden.
Mevrouw Zrihen merkt op dat onpartijdigheid niet zomaar kan georganiseerd worden, maar afhangt van de kwaliteit van de mannen en vrouwen die rechtsspreken.
Mevrouw Annane stemt ermee in de woorden « en onpartijdige » te doen vervallen.
Het (gecorrigeerde) amendement nr. 43 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling F
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 22 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt het deel van punt F over de terugnameovereenkomsten te doen vervallen.
Mevrouw Annane stelt voor te verwijzen naar de terugnameovereenkomsten en punt Z aan te vullen.
Mevrouw Zrihen is het daar niet mee eens. Het ligt moeilijk om aan de regering te vragen op dit gebied een soort bilateraal beleid te ontwikkelen. Haar fractie verkiest een Europees boven een bilateraal migratiebeleid.
Mevrouw Annane dient amendement nr. 44 (stuk Senaat, nr. 3-1031/3) in om te verduidelijken dat de terugnameovereenkomsten stoelen op de principes van het Verdrag van Genève.
De heer Wille merkt op dat het regeringsbeleid helemaal gaat in de richting van wat mevrouw Annane aanhaalt.
Mevrouw Zrihen vraagt of het nodig is hierom te vragen bij de regering.
Mevrouw Annane en de heer Wille zijn het erover eens dat het migratiebeleid van de regering relevant, realistisch en verstandig is. Mevrouw Annane drukt op het belang van de principes van het Verdrag van Genève.
Mevrouw Zrihen meent dat het niet nuttig is de regering iets te vragen wat zij al doet.
De heer Wille stelt voor alle amendementen over het Verdrag van Genève in te trekken.
Amendement nr. 22 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Amendement nr. 44 wordt ingetrokken.
Aanbeveling G
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 23 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt G aan te vullen met een verwijzing naar de vooruitgang op sociaal vlak en op het gebied van de mensenrechten.
De heer Wille vraagt of dit amendement een hiërarchie impliceert tussen de vrije handel en de mensenrechten en sociale criteria.
Volgens mevrouw Zrihen is het in de Euromediterrane context van belang de nadruk te leggen op de mensenrechten en de economische en sociale rechten.
De heer Wille verklaart dat hij geen tekstwijziging wil. Hij wenst enkel te weten of mevrouw Zrihen deze rechten hoger inschat dan de vrije handel.
De heer Cornil wijst erop dat het antwoord op de vraag van de heer Wille precies het verschil is tussen socialisten en liberalen.
De heer Wille stelt dat volgens de liberalen de vrije handel de mens in staat stelt sociaal te zijn.
Mevrouw Annane vraagt of het niet beter is te spreken over « sociaal-economische rechten », aangezien de paragraaf in kwestie specifiek economisch is.
De heel Wille meldt dat « sociale rechten » bestaan, maar « sociaal-economische rechten » niet.
De heer Cornil is het eens met de tekst die mevrouw Annane voorstelt, afgezien van de nadruk die wordt gelegd op de reële vooruitgang op sociaal vlak.
Amendement nr. 23 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Mevrouw Annane dient vervolgens amendement nr. 45 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt G aan te vullen.
Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbevelingen I, Ibis en Iter
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 24 in (stuk Senaat, nr. 3-1031/3) ter vervanging van punt I.
Mevrouw Zrihen verklaart dat dit amendement tot doel heeft niet op beslissingen vooruit te lopen en te stellen dat de Europese Investeringsbank dient te zorgen voor participaties in privé-ondernemingen uit het Middellandse-Zeegebied.
De heer Wille wijst erop dat de Europese Investeringsbank een bank is die, net zoals alle andere, winst wil maken.
Mevrouw Zrihen benadrukt het belang van de autonomie en het initiatiefrecht van de regio in de vorm van de Europees-mediterrane ontwikkelingsbank. Men mag de middelen van de Europese Investeringsbank niet vergelijken met die van de Europees-mediterrane ontwikkelingsbank. Het is niet nodig de Europese Investeringsbank aan te zetten tot tussenkomst.
De heer Cornil voegt hieraan toe dat het fundamentele probleem niet zozeer de participatie van de Europese Investeringsbank in privé-ondernemingen is, maar veeleer de eventuele concurrentie tussen beide banken. Zijn fractie wil de Europees-mediterrane Bank alle troeven in handen geven.
Mevrouw Annane verduidelijkt dat zij bedoelde dat de Europese Investeringsbank zich niet enkel moet toespitsen op de financiering van de overheidssector.
De heer Roelants du Vivier stelt voor een nieuw punt (Ibis) toe te voegen, dat gewijd is aan de Europese Investeringsbank.
Mevrouw Zrihen stelt voor dat dit punt (Ibis) wordt gewijd aan de taak en de nieuwe doelstellingen die de Europese Investeringsbank dient na te streven.
De leden van de commissie stemmen hiermee in.
Het (gecorrigeerde) amendement nr. 24 wordt aangenomen als punt Ibis.
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 25 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt I aan te vullen met te verwijzen naar de behoefte aan gelijkheid binnen de Euromediterrane Parlementaire Assemblee. Deze verwijzing zou dan niet paragraaf Ibis, maar wel Iter worden.
De heer Wille vraagt welke soort pariteit precies bedoeld wordt.
Mevrouw Zrihen legt uit dat het de gelijkheid tussen man en vrouw betreft.
De heer Roelants du Vivier stelt dat dit zal moeten worden verduidelijkt in de tekst.
Mevrouw Pehlivan merkt op dat deze eis te streng is. Ook de westerse parlementen zijn immers niet paritair samengesteld.
De heer Wille stelt voor het amendement te herformuleren en toe te voegen « ervoor te ijveren dat er in die assemblee een gelijke vertegenwoordiging is van mannen en vrouw. »
Het (gecorrigeerde) amendement nr. 25 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling J
Mevrouw Zrihen c.s. dienen de amendementen nrs. 26 en 27 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), die ertoe strekken punt J aan te vullen.
Deze amendementen worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling M
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 28 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt een deel van punt M te doen vervallen. Het is immers niet mogelijk de privésector te verplichten om samen te werken met de overheidssector.
De heer Wille kan instemmen met dit amendement.
Mevrouw Annane gaat ermee akkoord dat het meer de bedoeling is de privésector aan te zetten tot partnerschappen, veeleer dan een verplichting op te leggen.
Het amendement wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
De heer Wille dient amendement nr. 54 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt M aan te vullen.
Dit amendement wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling Mbis
Mevrouw Annane dient amendement nr. 46 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/4), dat ertoe strekt een punt Mbis toe te voegen.
Het amendement wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling N
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 29 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt N aan te vullen en de woorden « het initiatief steunen om de Middellandse Zee tegen 2020 van vervuiling vrij te maken » in te voegen.
Mevrouw Annane dient amendement nr. 47 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat dezelfde doelstelling heeft als amendement nr. 29 van mevrouw Zrihen c.s.
De amendementen worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling P
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement 30 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt P te vervangen.
Mevrouw Annane dient amendement nr. 48 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt P aan te passen.
Amendement nr. 30 wordt ingetrokken.
Amendement nr. 48 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling R
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 31 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt R aan te vullen.
Mevrouw Annane dient amendement nr. 49 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt R aan te vullen naar aanleiding van de hoorzitting over de mensenrechten en de hoorzittingen met de ambassadeur van Libanon en de ambassadeur van Egypte.
Deze amendementen worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbevelingen T en Tbis
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 32 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt T aan te vullen.
Mevrouw Annane dient amendement nr. 50 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt een punt Tbis in te voegen.
De heer Roelants du Vivier stelt voor om punt T en de beide amendementen bij dat punt als volgt te herformuleren :
« steun te bieden aan programma's die ijveren voor de rechten van de vrouw in de partnerlanden en vooral dan op economisch vlak; te zorgen voor de bevordering van de universaliteit van de vrouwenrechten en de gendergelijkheid; steun te bieden aan het initiatief om in 2006 een Conferentie over de rechten van de vrouw in het Middellandse-Zeegebied te organiseren. »
De commissie stemt hiermee in.
De amendementen nrs. 32 en 50 worden ingetrokken.
Aanbeveling V
Mevrouw Annane dient amendement nr. 51 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt V te herformuleren.
Mevrouw Zrihen c.s. dienen vervolgens amendement nr. 33 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt de Anna Lindh-stichting te vermelden en punt V te herformuleren.
Voor de heer Wille is de verwijzing naar de Stichting Anna Lindh een gevoelig punt. Spreker onderstreept de moeilijkheid die het concept laïciteit stelt voor de landen van het Zuiden. Het concept wordt nauwelijks aanvaard. Voor de heer Wille is religie respectabel, maar niet-religie eveneens. De heer Wille vindt echter niet dat de tekst gewijzigd moet worden.
Mevr. Pehlivan wijst erop dat de Koning Boudewijn-stichting reeds gevraagd is om deze activiteiten op te volgen.
Amendement nr. 51 wordt ingetrokken.
Amendement nr. 33 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling W
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 34 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt W aan te vullen.
Het (gecorrigeerde) amendement nr. 34 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling X
Mevrouw Zrihen c.s. dienen amendement nr. 35 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt X aan te vullen door te verwijzen naar de noodzaak om wetenschappelijke visa in te stellen.
Mevrouw Zrihen wijst erop dat de nood aan wetenschappelijke visa al is besproken op Europees niveau, met name in het zesde kaderprogramma voor onderzoek.
De heer Wille meent dat het weleens moeilijk zou kunnen zijn dergelijke visa te maken. Er bestaat op dat gebied namelijk een groot fraudeprobleem. « Wetenschappelijke visa » bestaan als zodanig niet.
Mevrouw Zrihen stelt voor de verwijzing naar de wetenschappelijke visa te doen vervallen en gewoon de nadruk te leggen op de bevordering van de verplaatsing van onderzoekers.
Het (gecorrigeerde) amendement nr. 35 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling Y
Mevrouw Annane dient amendement nr. 52 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), dat ertoe strekt punt Y te verduidelijken.
Amendement nr. 52 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Aanbeveling Z
De heer Lionel Vandenberghe dient het amendement nr. 2 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/2), dat erop aandringt om op het domein van mensenrechten woorden te kunnen omzetten in daden, door de invoering van de mogelijkheid samenwerkingsakkoorden te bevriezen in geval van ernstige en voortdurende schending van de mensenrechten
Volgens de heer Roelants du Vivier is deze mogelijkheid voorzien in de samenwerkingsakkoorden.
De heer Lionel Vandenberghe stelt dat we genoeg voorbeelden kennen van situaties waarbij dit niet gebeurt, zoals in het geval van Israel. We hebben een stok achter de deur nodig, zodanig dat we niet blijven vrijblijvend praten over mensenrechten.
De heer Wille wijst erop dat er grotere mensenrechtenschenders zijn dan Israël.
Mevrouw Zrihen wijst erop dat deze kwestie kan worden opgenomen in punt Z.
Mevrouw Annane wijst erop dat het voorstel van mevrouw Zrihen een probleem is, aangezien punt Z handelt over de conclusies van Barcelona VI. De toevoeging maakt geen deel uit van deze conclusies.
Mevrouw Zrihen stelt voor aan punt Z een element toe te voegen dat duidelijk losstaat van de conclusies van Barcelona VI.
De heer Lionel Vandenberghe stelt dat in Syrië duidelijk is gebleken dat de bevriezing van de samenwerkingsakkoorden een teer punt is. Hij wil dit dan ook expliciet toevoegen aan de resolutie.
De heer Roelants du Vivier stelt voor een punt toe te voegen, dat als volgt luidt :
« op een volgende vergadering voor te stellen dat de bescherming van de mensenrechten op de agenda komt en dat in dat verband de samenwerkingsakkoorden naar de letter en naar de geest worden nageleefd. »
De heer Lionel Vandenberghe wil aan de formulering van Mr. Roelants du Vivier toevoegen : « en andere verdragen ».
Het (gecorrigeerde) amendement nr. 2 wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Mevrouw Zrihen c.s. dienen de amendementen nrs. 36, 37 en 38 in (zie stuk Senaat, nr. 3-1031/3), die ertoe strekken punt Z te herformuleren.
Aangezien punt Z de conclusies van Barcelona VI omvat, kan het volgens de leden van de commissie niet geamendeerd worden.
De amendementen worden bijgevolg ingetrokken.
IV. STEMMINGEN
Het geamendeerde voorstel van resolutie in zijn geheel wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Olga ZRIHEN. | François ROELANTS du VIVIER. |
Tekst aangenomen door de commissie (Zie stuk Senaat nr. 3-1031/5)
V. BIJLAGE
1. Hoorzitting met Z.Exc. de heer Toukan, ambassadeur van het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië bij de Europese Unie
1.1. Inleidende uiteenzetting
Het Barcelonaproces heeft in de jongste tien jaar een belangrijke rol gespeeld in de Euromediterrane betrekkingen. De samenwerking tussen België en Jordanië kadert in dat forum en Jordanië heeft waardering voor het streven van de EU-partners naar een uitbreiding van de politieke, economische en sociale samenwerking en een nauwere samenwerking op het gebied van veiligheid met het oog op het vestigen van vrede en veiligheid in het Euromediterrane gebied en de ondersteuning van de confidence building measures in het kader van dat partnerschap.
Het Barcelonaproces is een meerwaarde van de vredesconferentie over het Midden-Oosten die in 1991 in Madrid plaatshad. Hoewel de Euromediterrane betrekkingen teruggaan tot de 15e eeuw, betekent het Barcelonaproces een belangrijk historisch baken.
Het Euromediterrane gebied is nog lang geen stabiel gebied, niettegenstaande een lichte vooruitgang op het politieke niveau. De permanente bezetting van het Palestijns-Arabische gebied door Israël, het aanslepende vredesproces, de aanslagen van 11 september en de toestand in Irak bemoeilijken de relaties. Het Barcelonaproces biedt de Euromediterrane partners nochtans een discussieforum en de mogelijkheid tot het sluiten van samenwerkingsakkoorden. Er wordt volop gewerkt aan het Europese nabuurschapsbeleid.
Men is van oordeel dat het Barcelonaproces niet de geschikte plaats is om het conflict in het Midden-Oosten op te lossen. In 1995 stond de wens om de doelstellingen van de Vredesconferentie van Madrid en de vredesakkoorden te kunnen realiseren nochtans centraal in het proces. Het vredesproces in het Midden-Oosten zou dus een plaats moeten krijgen in de Euromediterrane dialoog. De Europese Unie is lid van het kwartet belast met de uitvoering van het stappenplan.
De aandacht die wordt besteed aan de hervorming, de democratisering, het behoorlijk bestuur en de daaraan verbonden kwesties, zou de aandacht niet mogen afleiden van het centrale probleem van het vredesproces in het Midden-Oosten. De Arabische groep hecht veel belang aan de onafgebroken steun van de Europese Unie voor het vredesproces en waardeert haar positieve inzet voor de andere dominante Arabische kwesties.
Hoewel belangrijke vooruitgang geboekt werd op het economische niveau, is men nog ver van het concept van de gedeelde welvaart. Europa is de belangrijkste partner van de mediterrane regio. De kloof in termen van rijkdom tussen de twee oevers van de Middellandse Zee blijft echter een belangrijke factor van destabilisatie. De Europese investeringen die dat probleem zouden moeten aanpakken zijn echter gedaald in plaats van gestegen. Het gebrek aan groei, verbonden aan de economische instabiliteit, zal ongetwijfeld zowel de legale als illegale migratie doen toenemen. De Arabische landen denken in dat verband aan een verhoogde economische samenwerking met de Europese Unie in verschillende domeinen van industrie, landbouw, wetenschap, technologie en toerisme. De economische hervorming moet bovendien samengaan met regionale integratie want dat is absoluut nodig voor de uitvoering van de Barcelonadoelstellingen.
In die context worden de overeenkomsten tussen de mediterrane partners (Jordanië, Egypte, Tunesië en Marokko) als een bijzonder nuttig initiatief beschouwd voor de versterking van de samenwerking tussen het Noorden en het Zuiden met het oog op de totstandbrenging van de regionale integratie en de actieve handel met de landen van het Noorden.
De culturele en sociale aspecten werden zwaar verwaarloosd. Spreker hoopt dat de Anna Lindh Stichting kan leiden tot een betere interculturele dialoog, een grotere verdraagzaamheid en een intensere bestrijding van racisme, discriminatie en xenofobie. De commissie economische zaken van de Euromediterrane Parlementaire Assemblee, voorgezeten door Jordanië, kan het middenveld integreren in het Barcelonaproces.
Die aspecten van het Barcelonaproces zijn nauw verbonden met de bezorgdheid voor politiek en veiligheid. Voorbeelden zijn te vinden in het programma Justitie en Binnenlandse Zaken van de Europese Raad. Er moet worden onderzocht op welke wijze de mediterrane partners kunnen profiteren van de bestaande programma's. De door de Europese Unie gefinancierde activiteiten ten voordele van de mediterrane landen, zoals Euromed Erfgoed, Euromed Jeugd en de Europese Stichting voor Opleiding zouden moeten worden gemaximaliseerd. Het is ook raadzaam de studiebeurzen en de uitwisseling van studenten te institutionaliseren.
De bezorgdheid voor de veiligheid heeft het perspectief van een duurzame relatie tussen de Europese Unie en de mediterrane regio overschaduwd.
De thema's die door de Euromediterrane partners het vaakst behandeld worden, zijn het terrorisme en het Europese veiligheids- en defensiebeleid (EVDB). De strijd tegen het terrorisme vereist bovendien een betere informatie-uitwisseling en een meer praktische samenwerking. Om de plaag van het terrorisme uit te roeien moeten de wortels van het fenomeen worden uitgerukt, namelijk armoede, werkloosheid, instabiliteit, analfabetisme, het onrechtvaardigheidsgevoel en het gebrek aan rechtvaardige oplossingen voor dominante politieke problemen. De informatie-uitwisseling zou de hoeksteen moeten zijn van de confidence building measures, zou wederzijds moeten zijn en zou conform de door de Verenigde Naties erkende beginselen moeten gebeuren. De veiligheid van de Europese Unie en van het mediterrane gebied vormt een ondeelbaar geheel. De partners zouden hiervoor een gecoördineerd beleid tot stand moeten kunnen brengen.
Jordanië zegt dat het, zoals in het Actieplan Europese Unie-Jordanië is vooropgesteld, klaar is om de mogelijkheden te onderzoeken om deel te nemen aan de opleidingsactiviteiten voor conflictpreventie, het beheer van crisissen en natuurrampen en aan de operaties om de vrede te handhaven, in samenwerking met de Europese Unie.
Het beleid met betrekking tot de veiligheid van de samenleving zou moeten worden verbonden met andere strategieën met betrekking tot de mensenrechten, de democratie, de rechtstaat en de economische ontwikkeling. Het respect voor de aan die ontwikkelingsstrategieën gekoppelde mensenrechten moet het mogelijk maken de bedreigingen van de maatschappij zoals bezetting, mislukte sociale en economische ontwikkeling, interne conflicten, armoede, dronkenschap, georganiseerde criminaliteit, terrorisme, massavernietigingswapens, aantasting van het milieu en waterschaarste het hoofd te bieden. De Euromediterrane partners moeten die problemen samen aanpakken.
Jordanië zegt dat het klaar is om inspanningen te doen voor de verwezenlijking van de doelstellingen die nog niet werden gehaald.
1.2. Gedachtewisseling
Als plaatsvervangend lid van de raadgevende Euromediterrane Assemblee, meent de heer Wille dat deze hoge vergadering naar voldoende rijpheid moet streven om haar taak ten volle te kunnen vervullen en in het voorliggende voorstel van resolutie tot uiting brengen.
Ook al betreurt spreker het feit dat het « Midaprogramma » niet zeer efficiënt was, toch meent hij dat de structurele economische projecten een meerwaarde gegeven hebben aan het Barcelona proces. Spreker betreurt tevens het gebrek aan ernst van de zuidelijke landen van de Middellandse Zee, leden van de Europese Unie, voor het doorvoeren van het eerste MEDA-programma. Zonder partner komende van Griekenland, Italië of Portugal om het driehoeksproject te omkaderen, kwam er niets concreets tot stand. Het nieuwe MEDA-programma is beter dan het eerste. Ook al is de benadering meer structureel, toch heeft spreker nog zijn twijfels over de doelmatigheid.
Heeft de ambassadeur van Jordanië een kritische kijk op de middelen om de doelstellingen van het Barcelona proces te bereiken ?
Als lid van de parlementaire Assemblee van de OVSE, stelt de heer Vandenberghe vast dat ook daar het Euromediterraan partnerschap ter sprake komt, maar dan alleen in het kader van de strijd tegen het terrorisme. Hij waardeert de ruimere benadering van het probleem door de ambassadeur en vraagt wat ons land kan doen voor de culturele uitwisselingsprogramma's van studenten waarnaar de ambassadeur heeft verwezen tijdens zijn uiteenzetting.
De ambassadeur antwoordt dat culturele samenwerking tussen de Middellandse-Zeelanden, de Europese Unie en de Verenigde Staten van cruciaal belang is. Die samenwerking zou niet alleen moeten gelden voor de studenten, maar ook voor de docenten.
Mevrouw Zrihen wijst op het belang van het voorstel van resolutie, dat een evaluatie maakt van het Barcelonaproces na 10 jaar.
Het Euromediterrane partnerschap wordt dikwijls in verband gebracht met de aanslagen van 11 september 2001, maar dat verhult enigszins de inzet van de Europese Unie voor dat partnerschap. Er moet een integratiemodel worden ontwikkeld dat een economische en democratische meerwaarde geeft. De economische groei moet zo billijk mogelijk onder de burgers worden verdeeld. Spreekster zou graag weten wat het standpunt van de Jordaanse regering is inzake vrijmaking van de markten. De Europese Unie heeft in dat opzicht een aantal aanbevelingen geformuleerd in het kader van het Euromediterrane partnerschap.
De ambassadeur antwoordt dat verder moet worden gegaan dan alleen veiligheid en dat ook de economische, culturele en sociale regels van Jordanië en de Europese Unie op elkaar moeten worden afgestemd.
De heer Roelants du Vivier verwijst naar het proces van Agadir dat in januari 2001 van start ging tussen Jordanië, Tunesië, Egypte en Marokko om de interacties te bevorderen tussen deze vier landen die een vergelijkbare economische structuur hebben. Waarom verloopt dit proces zo traag, terwijl toch een vrijhandelsakkoord werd gesloten met de Verenigde Staten ? De Europese Unie is van plan in 2006 een conferentie te houden over democratie en mensenrechten. Ze zal concrete projecten voorstellen die door het nabuurschapsbeleid zullen worden gefinancierd. Wat verwacht Jordanië inzake ontwikkelingssamenwerking ?
In juni 2003 hebben in Jordanië parlementsverkiezingen plaatsgehad, na een schorsing van de wetgevende vergadering in 2001. Het parlement zou zich moeten bezighouden met 200 wetten die tussen 2001 en 2003 met spoed werden aangenomen. Welke specifieke methode wordt daarbij gevolgd ?
De ambassadeur antwoordt dat het handelsakkoord met de Verenigde Staten bilateraal is, terwijl de akkoorden van Agadir multilateraal en dus formeler van aard zijn. Om dat proces te steunen zullen de landen hun economieën op elkaar afstemmen. Spreker hoopt dat dit hen ook zal helpen toegang te krijgen tot de Europese markt.
Jordanië meent dat het belangrijk is deel te nemen aan de Euromed-conferentie inzake democratie en mensenrechten. Thans worden de technische modaliteiten uitgewerkt.
De tijdelijke wetten die in de tussentijdse periode van anderhalf jaar werden aangenomen, zijn niet in strijd met de grondwet. Toch zal het parlement de maatregelen vernietigen die werden aangenomen terwijl het parlement geschorst was.
Mevrouw Annane merkt op dat de ambassadeur van Jordanië het Barcelonaproces gekoppeld heeft aan het conflict in het Midden-Oosten. In 1995 vormde de onmogelijkheid om een oplossing te vinden voor dat conflict een hinderpaal voor het politieke onderdeel van het Barcelonaproces en de uitvoering van het stabiliteitshandvest. We mogen ons niet te sterk concentreren op dat aspect, maar moeten ervoor zorgen dat het cultureel, financieel, sociaal en menselijk onderdeel wordt uitgevoerd, zodat ook het politieke onderdeel kan worden geactiveerd.
Volgens de ambassadeur rijzen er twee belangrijke problemen in verband met de verbintenissen die in het kader van het Barcelonaproces werden aangegaan : de mediterrane partners weten niet juist waartoe het Barcelonaproces zal leiden en de zuidelijke landen willen weten of ze op lange termijn kunnen toetreden tot de Europese Unie. De Europese Unie moet hierover meer duidelijkheid geven.
Het politiek, economisch, sociaal en cultureel aspect is even belangrijk. De politieke oplossingen zijn niet de eerste prioriteit. Een politieke regeling van het conflict in het Midden-Oosten kan het hervormingsproces bespoedigen, maar is geen voorwaarde.
De verkiezingen, de oplossing van de politieke problemen, het respect voor democratie en mensenrechten moeten als een geheel worden beschouwd.
Jordanië kan zich verzoenen met de standpunten van de Europese Unie inzake immigratie. De Jordaanse grens is één van de meest beveiligde grenzen van de zuidelijke landen. Jordanië is bereid besprekingen aan te vatten met het oog op een overeenkomst met de Europese Unie over de tijdelijke immigratie van geschoolde arbeidskrachten.
2. Hoorzitting met Z.Exc. de heer Menouar Alem, ambassadeur van het Koninkrijk Marokko bij de Europese Unie
2.1. Inleidende uiteenzetting
Het vredesproces in het Midden-Oosten is de hoeksteen van de stabiliteit en de welvaart in de Euromediterrane zone.
Toen het Barcelonaproces tien jaar geleden van start ging, waren de vooruitzichten op vrede in het Midden-Oosten bijzonder goed.
In die periode was de politieke zichtbaarheid van de regio zeer groot als gevolg van de samenwerkingsakkoorden tussen de Europese Unie en haar partnerlanden in het zuiden. Het opzetten van een financieel hulpprogramma-MEDA heeft de nadruk gelegd op het belang van de regio op dat gebied. De culturele en sociale aspecten hebben even veel belang als de politieke en economische dimensie.
Het elan van het Barcelonaproces werd afgeremd door een aantal factoren :
— de verslechtering van de situatie in het Midden-Oosten heeft het vertrouwen tussen de partners doen verdwijnen;
— de visie van de Europese Unie op de landen in het zuiden heeft geleid tot een neerwaartse nivellering. Door de toepassing van het nieuwe nabuurschapsbeleid houdt de Unie rekening met de grote verschillen tussen de landen;
— de wanverhouding tussen het politiek, economisch, cultureel en sociaal onderdeel is opvallend. Veiligheid primeerde altijd op ontwikkeling;
— de ratificatieprocedures voor de samenwerkingsakkoorden hebben de inwerkingtreding ervan vertraagd;
— het MEDA-programma gaat slechts moeilijk van start als gevolg van de nogal strikte uitvoeringsprocedures. Zowel de Europese Unie als de landen uit het zuiden zijn daarvoor verantwoordelijk. De laatstgenoemde hebben echter enorme vertragingen opgelopen.
Het Barcelonaproces past nu in een nieuwe context, die gekenmerkt wordt door de uitbreiding van de Europese Unie en het verschijnen van nieuwe nabuurschappen. Er worden of zullen steeds meer onderhandelingen worden gevoerd met kandidaat-lidstaten.
Er zijn vele initiatieven van de Europese Unie en de Verenigde Staten met betrekking tot de mediterrane zone. Ook de OESO en de NAVO hebben daar belangstelling voor. Nieuwe dreigingen, zoals massavernietigingswapens en radicaal moslimterrorisme, zijn ontstaan.
Hoe kunnen we het Barcelonaproces nieuw leven inblazen ? We moeten ons afvragen welke nieuwe politieke en economische zichtbaarheid de Europese Unie kan geven aan haar partners in het zuiden en welke financiële steun ze zal geven aan het nabuurschapsbeleid.
Net als de Europese Unie is het euromediterraan proces een politiek concept. De Europese Unie koos ervoor te beginnen met een economische integratie omdat de tweede wereldoorlog diepe wonden had geslagen. Pas daarna is de politieke samenwerking tot stand gekomen.
Voor de landen in het Zuiden geldt dezelfde redenering. Er is een zeer sterk politiek concept. Het vredesproces in het Midden-Oosten heeft een rechtstreekse invloed op het Barcelonaproces. Het stappenplan moet worden uitgevoerd en de Europese Unie moet zich, als eerste steunverlener in de regio, meer bezighouden met de totstandbrenging van vrede.
Het Barcelonaproces is het enige platform dat het mogelijk maakt alle partners van het proces geregeld rond de tafel te brengen. Het nabuurschapsbeleid moet een instrument zijn dat daaraan een nieuw elan geeft, maar het mag er niet de plaats van innemen.
De beginselen van onderlinge toenadering en differentiatie moeten de kern van het Barcelonaproces uitmaken. De Zuidelijke landen hebben dikwijls de indruk dat alles door de Europese Unie wordt georganiseerd. Niet alle landen ten zuiden van de Middellandse Zee hebben dezelfde politieke en strategische verbintenissen ten opzichte van de Europese Unie. Het is dan ook logisch dat het differentiatiebeleid kan spelen, zodat bepaalde landen verder kunnen gaan.
De nauwere samenwerking moet nog worden aangemoedigd, want ze gaat samen met het differentiatiebeleid. Alle vormen van samenwerking moeten in de grootst mogelijke transparantie worden bevorderd.
De financiële vooruitzichten van het nabuurschapsbeleid voor de jaren 2007-2013 moeten daarmee in overeenstemming zijn.
Overeenkomstig het handvest van het Barcelonaproces moeten de hervormingen inzake democratie, goed bestuur en rechtsstaat worden voortgezet. De Marokkanen opnieuw met elkaar verzoenen is een heel belangrijke opdracht. De Koning heeft die taak toevertrouwd aan gespecialiseerde instanties. Marokko is al een vijftiental jaren bezig met een reeks moeilijke, maar toch noodzakelijke hervormingen. Het gaat om een maatschappelijk project dat gesteund wordt door de Koning, de regering, de politieke partijen en het middenveld. Marokko is het enige land dat zijn verleden opnieuw bekijkt terwijl eenzelfde bewind aan de macht is. Om de gelijkheid van de vrouwen te garanderen wordt het familierecht grondig gewijzigd.
Men heeft de neiging Marokko te verwijten dat het maar weinig inspanningen doet voor de strijd tegen het terrorisme. Hierbij verwijst men naar de aanslagen van 11 maart in Madrid en naar de moord op de Nederlandse regisseur Theo Van Gogh, op 2 november 2004 in Amsterdam, door een inwoner van Marokkaanse origine. Als Al Qaeda een aanslag pleegt, dan steunt de groep op de plaatselijke moslimgemeenschap. In Spanje bestaat die voor 95 % uit Marokkanen.
Marokko heeft echter niet gewacht op de aanslagen van 11 september 2001 om van terrorismebestrijding één van zijn prioriteiten te maken. In de strijd tegen de nieuwe terreurdreigingen heeft Marokko als eerste land uit het Zuiden contacten gelegd met de EU-coördinator voor terrorismebestrijding, de heer Gijs de Vries. De samenwerking gaat zelfs verder dan de Europese Unie. Er zijn goede contacten met de NAVO.
Veiligheid en defensie zijn heel belangrijk. Het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid, het GBVB, begint concrete vorm te krijgen. Men moet de landen uit het Zuiden daarbij betrekken. Marokko en Turkije zijn als enige landen betrokken bij een vredeshandhavingsoperatie in Europa, meer bepaald in Bosnië. Marokko voert ook opdrachten uit in Kosovo in het kader van de NAVO, met name de bescherming van terreinen, ontwapening van mensen, het vervolgen van oorlogsmisdadigers en deelname aan humanitaire operaties.
Op politiek en financieel gebied moet het nabuurschapsbeleid van de Europese Unie gerealiseerd worden door de wetgevingen op elkaar af te stemmen en via integratie, voor de partners die dat wensen.
Geld blijft een grote stimulans voor hervormingen. De financiële middelen moeten worden verdeeld op grond van een geografische indeling van de mediterrane regio. De vraag is of de nieuwe instrumenten van het nabuurschap daarop moeten worden afgestemd. Toch is het ook belangrijk om een financieringsbedrag per land te behouden.
De financiering van de sociale sector is in Marokko een prioriteit. Dankzij een vereenvoudiging van de procedures, enerzijds door de Europese Unie en anderzijds door Marokko, is zeventig procent van de MEDA-programma's rechtstreeks of onrechtstreeks met de sociale sector verbonden.
De interregionale handel vertegenwoordigt maar 5 % van de handel van alle landen van het Zuiden. Het proces van Agadir, met vier deelnemende landen, te weten Marokko, Egypte, Tunesië en Jordanië, zal het terrein van de economische Euromediterrane integratie mee verruimen. Meer zelfs, Marokko heeft ook een vrijhandelsakkoord met Turkije ondertekend. De Europese Unie moet van haar kant bepaalde overeenkomsten versnellen, onder meer het Paneuromed-akkoord over de oorsprongsregels. Voor de Zuidelijke landen waar de economie afhangt van textiel, zoals Marokko en Tunesië, is dat heel belangrijk, vooral nu het multivezelakkoord ten einde loopt en er een enorme import is uit Azië.
Het culturele aspect van het Barcelonaproces werd geconcretiseerd door de oprichting van de Anna Lindh Stichting ter bevordering van de dialoog tussen de culturen en de religies. Het middenveld moet daarbij echter meer betrokken worden. De inspanningen van het Marokkaanse middenveld zijn complementair aan die van de regering en kunnen een dam vormen tegen het islamisme.
Het verkeer van jongeren, studenten en onderzoekers moet worden vergemakkelijkt.
Eerst moet het migratieprobleem globaal en regionaal worden aangepakt. De Europese Unie heeft nieuwe migranten nodig. Om de migratiestromen te beheersen, moeten de akkoorden inzake arbeidskrachten gereactiveerd worden. De ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie moet gericht zijn op de regio's met een groot migratiepotentieel. Er moeten ook heel wat middelen worden uitgetrokken voor de strijd tegen illegale migratie. Marokko, dat de zuidgrens van Europa vormt, wordt geconfronteerd met een migratiestroom uit Centraal- en Zuidelijk Afrika. De Europese Unie komt niet tussen, behalve Spanje, dat met Marokko zeer goed samenwerkt op het vlak van de controle van zijn zuidgrenzen. Er moeten echter ook vooruitzichten voor legale migratie worden gecreëerd.
2.2. Gedachtewisseling
Mevrouw Zrihen vindt dat het proces van Agadir een belangrijke plaats kan bekleden in de integratiezone waarnaar de ambassadeur van Marokko verwees. Ze wenst te weten welke aangelegenheden voor nauwere samenwerking in aanmerking komen.
De ambassadeur van Marokko legt uit dat de landen ten zuiden van de Middellandse Zee in twee regio's kunnen worden ingedeeld : de Maghreb en de Machrek. Beide regio's hebben verschillende kenmerken. In de Maghreb nemen de spanningen tussen de twee grote partners, Marokko en Algerije af.
Men kan het Barcelonaproces een nieuw elan geven door zich met een beperkt aantal landen op specifieke problemen te richten zonder de homogeniteit in het gedrang te brengen. Alle Euromediterrane partners hebben immers belang bij een regionale aanpak van de illegale immigratie.
Als voorzitter van « Sahrawi comité » volgt mevr. De Roeck de vooruitgang in Marokko van zeer nabij. Er moet dringend een oplossing komen voor de 160 000 Sahrawi die in Algerije in vluchtelingenkampen zijn ondergebracht. De kinderen zijn ondervoed en sommige landen willen hun ontwikkelingshulp stopzetten. Via een referendum of op een andere manier moet er een oplossing worden gezocht. Zij wenst te weten welke stappen Marokko gaat ondernemen.
De ambassadeur antwoordt dat het aantal vluchtelingen in Tindouf minder dan de helft bedraagt van het cijfer dat mevrouw De Roeck aanhaalde. Bovendien worden belangrijke sommen voor hulp aan de vluchtelingen voor andere doeleinden aangewend. Er zijn 408 Marokkaanse gevangenen in Tindouf. De meesten verblijven er al 25 jaar, in strijd met de Conventies van Genève. De gedetineerden worden gefolterd. De gevangenen van het Polisario werden allemaal vrijgelaten. Een deel van de Sahrawi-vrouwen en -kinderen werden ontvoerd en naar Cuba gebracht waar ze gehersenspoeld worden. De Sahrawi-bevolking leeft daarentegen vrij in Marokko.
Mevrouw Annane wenst het standpunt van de Marokkaanse ambassadeur te kennen over de koele houding van de meeste Middellandse-Zeelanden tegenover het nabuurschapsbeleid. Volgens de ambassadeur van Jordanië is die houding te wijten aan een gebrekkige informatie over het Barcelonaproces en aan de onzekerheid over de toetreding van die landen tot de Europese Unie. Ze vraagt zich af of het nieuwe nabuurschapsbeleid geen oplossing is voor dit probleem, rekening houdend met de manier waarop Commissievoorzitter, Romani Prodi, het destijds omschreef als « alles behalve de instellingen ».
Mevrouw Bouarfa juicht de democratiseringsinspanningen in Marokko toe. De vrouwen staan op verkiesbare plaatsen.
Op het vlak van de sociale zekerheid is er geen solidariteitssysteem en de Marokkaanse ondernemingen moeten zwaarder worden belast. Bovendien moet de enorme braindrain worden stopgezet.
De ambassadeur antwoordt dat alle domeinen die verband houden met het welzijn van de burgers in Marokko prioritair zijn. Het onderwijssysteem in Marokko is echter absoluut niet afgestemd op de economische of de werkgelegenheidssituatie. Marokko besteedt het grootste deel van de financiële steun van het MEDA-programma aan de sociale sector. De financiële hulp van de Europese Unie versnelt de geplande hervormingen in Marokko.
Marokko heeft niet de financiële middelen om de braindrain tegen te houden. Het land kan immers niet dezelfde carrièremogelijkheden bieden als Europa.
Men is er zich in Marokko wel van bewust dat het belangrijk is waakzamer te zijn bij het innen van de belastingen.
De heer Roelants du Vivier merkt op dat, om de werkloosheid in de tien mediterrane landen op hetzelfde peil te houden, in 15 jaar 35 miljoen banen moeten worden gecreëerd. Vanaf 2020 zal door de daling van het geboortecijfer het aantal nieuwkomers op de arbeidsmarkt afnemen, waardoor het probleem rijst van de opleiding van bekwame arbeidskrachten voor de administratie en het beheer. Marokko dreigt juist die personen te verliezen aan de Europese Unie, die plannen heeft voor een beleid van economische immigratie. Spreker wil weten hoe Marokko die uitdaging zal aangaan.
Spreker verwijst naar verzoek H van het voorstel van resolutie 3-1031 van mevrouw Annane betreffende 10 jaar Euromediterraan partnerschap. Hierin wordt de Belgische regering gevraagd het proces van Agadir vastbesloten te steunen. De spreker vraagt waarom het proces van Agadir niet echt van de grond komt.
De heer Roelants du Vivier wil weten welk standpunt Marokko op de Euromediterrane ministeriële conferentie van juni 2005 zal innemen betreffende het goed bestuur en de rol van de Staat in de economie.
Het lid verwijst naar de opmerkingen van mevrouw Zrihen over de domeinen waarop een nauwere samenwerking makkelijker mogelijk moet zijn. Is een soort nauwere samenwerking mogelijk in domeinen waarin Marokko en Algerije een gemeenschappelijk belang hebben, zoals leefmilieu ?
De ambassadeur antwoordt dat de ratificatieprocedure van het verdrag tot instelling van het proces van Agadir binnenkort zal worden afgerond. Het proces van Agadir moet naar andere landen worden uitgebreid omdat het belangrijk is voor de economische stabiliteit. Zo kan worden voorkomen dat de Euromediterrane regio door een « textieltsunami » uit Azië wordt overspoeld.
Een van de belangrijkste exportproducten van Marokko is fosfaat. Dat is zeer vervuilend, waardoor Marokko veel geld moet besteden aan milieubescherming. Er moet een systeem van regionale samenwerking komen voor het geval zich een milieuramp voordoet. Marokko denkt eraan om samen met Spanje en Portugal waarschuwingscentra voor tsunami's op te richten in de Middellandse Zee.
Ondanks het feit dat democratisering, goed bestuur en respect voor de mensenrechten de hoekstenen zijn van het nabuurschapsbeleid, hebben veel Arabische landen het gevoel dat de Europese Unie dingen oplegt. Ze worden geconfronteerd met een mengelmoes van initiatieven in dit domein.
Op de Euromediterrane ministeriële conferentie van juni 2005 werd een macro-economische evaluatie van de situatie in het gebied van de Middellandse Zee gemaakt. Op basis daarvan zullen de partners zich kunnen uitspreken over de toekomst van de FEMIP (de Euromediterrane Faciliteit voor Investeringen en Partnerschap). Ook zal kunnen worden nagedacht over een gemeenschappelijk Euromediterraan economisch beleid. Overigens is de samenwerking met de Europese Inversteringsbank op het vlak van infrastructuur zeer bevredigend.
3. Hoorzitting met de heer Bichera Khader, professor (UCL)
3.1. Inleidende uiteenzetting
Partnerschap — en niet langer samenwerking — is in de jaren negentig de courante benaming geworden van de nieuwe verhouding van de Europese Unie met haar onmiddellijke nabuurlanden, de landen rond de Middellandse Zee. Vandaag is het ogenblik aangebroken om een balans op te maken.
De Euro-Mediterranean Study Commission (EuroMeSCo), een netwerk van een veertigtal studiecentra voor internationale betrekkingen, heeft een balans opgemaakt met als titel Towards a Euro-Mediterranean Community of Democratic States. Het FEMISE-netwerk, dat meer dan 70 onderzoekscentra inzake economie omvat en de 27 partners van het Barcelonaproces vertegenwoordigt, heeft ook een studie gemaakt over het economische en financiële onderdeel.
Spreker was lid van de Adviesgroep op hoog niveau voor de interculturele dialoog, die werd opgericht op initiatief van de voormalige voorzitter van de Europese Commissie, Romano Prodi. De adviesgroep publiceerde in 2004 een rapport over de dialoog tussen de volkeren en de culturen in het Middellandse-Zeegebied. Hierin stond de aanbeveling om de « Euromediterrane Stichting ter bevordering van de dialoog tussen de culturen en de beschavingen » op te richten, met als zetel Alexandrië.
« Euromediterraan » of « Euroarabisch » partnerschap ?
Na 10 jaar komt het proces van Barcelona maar niet op gang (took off but flies too low).
De balans verschilt naar gelang van wie ze opstelt. De Europese Commissie geeft zichzelf over het algemeen een voldoende : samenwerkingsakkoorden met alle mediterrane landen, economische stabilisering in een groot deel van de landen ten zuiden van de Middellandse Zee, inflatie onder controle, het MEDA-programma gecontroleerd, regelmatige samenkomst op alle niveaus, toegenomen financiële hulp en een belangrijkere participatie van de Europese Investeringsbank. De Europese Commissie geeft echter wel toe dat de ratificatie van de samenwerkingsakkoorden slechts langzaam verloopt en dat er administratieve knelpunten zijn. Ze erkent ook het negatieve effect van de situatie in het Midden-Oosten en de weerslag van 11 september 2001.
Ten gevolge van de kritiek heeft de Commissie het MEDA II-programma meer middelen toegekend. Ze heeft ook de Euromediterane Faciliteit voor Investeringen en Partnerschap (FEMIP) opgericht. Die moet bijzondere prioriteit verlenen aan de ontwikkeling van de economische activiteit in de privésector en aan projecten die bijdragen tot een gunstig klimaat voor privé-investeringen. Het doel is de mediterrane partnerlanden te helpen het hoofd te bieden aan de uitdagingen inzake de economische en maatschappelijke modernisering en inzake de versterking van de regionale integratie, met het oog op de Euromediterrane vrijhandelszone die in 2010 tot stand moet komen.
Op de conferentie van Napels werd beslist een Euromediterrane Parlementaire Assemblee op te richten ter vervanging van het Euromediterrane Forum.
De Europese Commissie spant zich in om tegen 2010 een vrijhandelszone te creëren. Tegenover dit enthousiasme vragen velen zich af of er wel voldoende middelen zijn en of de methodes wel deugen. Sommigen gaan zelfs zo ver om de onderliggende ideologie af te wijzen. De meeste lidstaten van de Europese Unie beschouwen het gebied van de Middellandse Zee als een haard van spanningen en van nieuwe instabiliteit die moet worden ingedijkt. De zuidelijke EU-landen bekijken het partnerschap vanuit het oogpunt van hun eigen strategieën en belangen. De publieke opinie staat er onverschillig tegenover en de media besteden er slechts zeer beperkte aandacht aan.
De landen ten Zuiden van de Middellandse Zee hinken op twee gedachten. Ze hebben de verklaring van Barcelona ondertekend en worden geacht de spelregels te kennen. Ze zijn voor een deel verantwoordelijk voor het welslagen van het project. In plaats van hun eigen administratieve traagheid en corruptie aan te pakken stellen ze steeds meer eisen. Ze proberen de verantwoordelijkheid voor hun eigen gebreken en onsamenhangendheid op de Europese Unie af te wentelen.
De Europese Unie bepaalt de regels van het spel : ze stelt voor, beslist en legt op. Alle partners moeten echter samen de subregionale integratie bevorderen, zich ontdoen van de absurde fixaties die de gemeenschappelijke acties ondermijnen en de mensenrechten verdedigen.
De intellectuelen uit het Zuiden menen dat het partnerschap veel weg heeft van een neokoloniale aanpak die erop gericht is de landen rond de Middellandse Zee te reduceren tot een achtertuin van de machtige Europese Unie. Anderen zien het echter ook als een historische kans.
Sommigen beschouwen het partnerschap als een verplichte etappe om de hervorming van de economie erdoor te krijgen. Hoewel het geen groot enthousiasme opwekt, bestaat het nog steeds en is het mogelijk dat Irak en Libië erbij worden betrokken.
Zelfs in de inertie blijft het partnerschap bestaan. Het Barcelonaproces moet nochtans tot vrede en welvaart leiden, want anders zal het lijken op het Israëlisch-Arabisch proces. Daarom moet de EU een meer vernieuwend beleid voeren.
De internationale context van 1995 was veel bemoedigender dan die van 2005 : de Sovjet-Unie was verslagen zonder slag te leveren, de Europese economie klom uit het moeras en het Israëlisch-Arabische vredesproces was pas opgestart.
Momenteel zijn de perspectieven minder gunstig : het vredesproces in het Midden-Oosten zit vast en is zelfs ontspoord, het internationaal terrorisme en Irak blijven de aandacht opeisen, de uitbreiding haalt Malta en Cyprus uit de groep derde landen rond de Middellandse Zee en Turkije kreeg de hoedanigheid van kandidaat-lidstaat.
We moeten bijdragen tot een politieke en economische Arabische eenheid, gebaseerd op een samenhorigheidsgevoel. De willekeurige verdeling van het gebied in een westelijke Middellandse Zee, een Nabije Oosten, een Midden-Oosten en een groot Midden-Oosten doet de collectieve Arabische identiteit verwateren.
Door een signaal en vele stimulansen te geven kan de EU de huidige status-quo doorbreken. Het aantal inwoners in de zone van de Middellandse Zee bedraagt 1 000 miljoen (500 miljoen in de EU en 500 miljoen in de Arabische wereld).
Een beleid van convergentie tussen de Arabische wereld en de EU kan die wereld een groter economisch en politiek gewicht geven, terwijl een versnippering van de krachten dramatische gevolgen zou hebben binnen de Arabische wereld. Dat zou kunnen leiden tot politieke destabilisering, verslechtering van de economische situatie, het overspringen van interne problemen naar de migrantengemeenschappen, sociale agitatie en zelfs internationaal terrorisme.
De indeling van de Arabische wereld in bevriende landen en schurkenstaten doet binnen de EU twijfel rijzen over het bestaan van een Arabische wereld en van een Arabische identiteit.
De versnippering van de Arabische wereld doet denken aan de Europese realiteit van zestig jaar geleden, maar leidt helemaal niet tot de bloedbaden van de eerste en tweede wereldoorlog.
Ondanks de tijdelijke verbetering is de Arabische wereld, net zoals de rest van de wereld, het slachtoffer van werkloosheid.
De EU zal tegen 2025 ongeveer een half miljard Arabieren als onmiddellijke buur hebben. Die wereld zal meer en meer een essentiële dimensie worden van de Europese buitenlandse politiek.
Een Europese actie ten aanzien van het Israëlisch-Arabische conflict is inefficiënt wegens de Europese besluiteloosheid en de Israëlische tegenwerking, terwijl een opening naar de Golf op Amerikaanse tegenkanting stuit.
Enkel een Europees beleid ten aanzien van de Arabische landen kan efficiënt zijn en op de steun van de Arabische en de Europese publieke opinie rekenen. Dat zou het voordeel bieden de Arabische gemeenschappen in Europa te bedaren en hun integratie te vergemakkelijken. Het zou het ook mogelijk maken Euromed uit zijn conceptuele impasse, anonimiteit en elitaire kringen te halen.
Euromed is slechts een instrument en geen visioen van een gedeelde toekomst. Daarentegen past de Europese strategie ten aanzien van de Arabische wereld in een ander perspectief. Ze zal de inter-Arabische relaties aanmoedigen en de Arabische wereld proberen te stabiliseren door interne groei en sociale en staatkundige hervormingen. De groei van de Arabische wereld wordt op zichzelf bekeken en niet enkel als een instrument om de jeugd in het gareel te houden en de migratiestromen te verminderen. De groei sluit geenszins uit dat er gedifferentieerde acties komen met de leidende landen, daarin geleidelijk gevolgd door de andere.
Een Europese actie ten voordele van de democratisering en de integratie van de Arabische wereld zou voor Israël een aansporing zijn om zijn neiging tot het gebruiken van macht te onderdrukken. Die strategie wil de Euro-Arabische pool niet tegen de VS opzetten. Het is zelfs mogelijk dat het partnerschap door de VS wordt ondersteund via de erkenning van de noodzaak aan een groot regionaal plan dat steunt op region building. Dat is het enige wat de actuele dynamiek kan omkeren en de betrekkingen tussen Arabieren en het Westen rustiger kan maken.
De EU kan geen belangrijke speler op wereldvlak zijn zolang ze een ondergeschikte actor blijft in haar onmiddellijke buurt : de Arabische wereld.
3.2. Gedachtewisseling
De heer Galand stelt vast dat de EU nog steeds geen gemeenschappelijk beleid heeft ten aanzien van zijn zuidelijke buren. Momenteel heeft de EU nog steeds geen oplossing voor de problemen rond de Middellandse Zee die in 2002 naar boven kwamen. Dat betekent een mislukking voor hen die een toenadering tussen de twee oevers van de Middellandse Zee voor ogen hebben.
Het ontbreken van een gemeenschappelijk beleid voor de Middellandse Zee heeft tot gevolg dat er geen gemeenschappelijke dividenden inzake ontwikkeling of gemeenschappelijke veiligheid kunnen worden opgestreken. De Euromediterrane politiek heeft niet gewerkt als een katalysator om de problemen in het Midden-Oosten op te lossen.
Het Barcelonaproces diende om de mensenrechten te verdedigen en de democratie te bevorderen. Toch werden de samenwerkingsakkoorden afgesloten zonder dat rekening werd gehouden met het feit dat van democratie of eerbiediging van de mensenrechten geen sprake was. Men had spelregels moeten vastleggen. Wat is de collectieve inspanning met betrekking tot de situatie in Algerije ? De EU heeft zich beperkt tot het beoordelen van de situatie zonder te begrijpen dat dit desastreuze gevolgen kan hebben voor andere landen.
Een echte mogelijkheid om elkaars waarden en cultuur te appreciëren blijft een kwestie waarvoor nog geen echte oplossing werd gevonden.
Een Euro-Arabische visie is nodig, maar zal de nieuwe samenhang van de Arabische wereld niet tot stand brengen. Europa heeft een probleem met zijn buren en zou kunnen meewerken aan een project van vreedzame coëxistentie in de Middellandse Zee. Het proces van Barcelona kan daarvoor als basis dienen.
De heer Khader merkt op dat het buitenlands beleid van de EU de som is van het beleid van 25 landen. Er moet een gemeenschappelijke noemer worden gevonden. De aanstelling van een speciale vertegenwoordiger voor het GBVB kan een oplossing zijn.
Toch werden belangrijke resultaten geboekt in bepaalde domeinen, zoals de macro-economische stabilisering en de persvrijheid. De EU moet ervoor zorgen dat die vooruitgang betekenisvoller wordt. Er moet over worden gewaakt dat de Europese en de Arabische publieke opinie niet worden teleurgesteld. Het meest schrikwekkende is dat de opvattingen uit elkaar zijn gegroeid en dat men bang zegt te zijn voor de islam.
Noch de EU, noch het proces van Barcelona hebben als een katalysator gewerkt om de economische problemen van de Middellandse-Zeeregio op te lossen. De regels van het proces van Barcelona bestaan wel degelijk, maar werden door geen enkele partij nageleefd.
De EU heeft het Euromed-project losgekoppeld van de oplossing van het conflict in het Midden-Oosten om niet onder de duiven van de VS en van de andere partners te schieten.
De Maghreb en de Arabische wereld kunnen als brug met Afrika fungeren. Niettemin is het schandalig dat sommige lidstaten van de Europese Unie selectiekampen voor vluchtelingen willen installeren in Afrika zelf om de Europese publieke opinie te sparen. Ondanks de cordons sanitaires is Europa er niet in geslaagd de migratiestromen af te remmen.
Het Europees beleid ten aanzien van de Arabische wereld hoeft niet te streven naar Arabische eenheid. Dat blijft de verantwoordelijkheid van de Arabische wereld.
De Europese uitvoer naar de Arabische wereld is gestegen van 100 naar 130 miljard dollar. Dat betekent dat de Arabische wereld arbeidsplaatsen voor de Europese Unie creëert.
Als lid van Euromediterraan Parlement en ijveraar voor integratie wenst mevr. Pehlivan te weten of er een vorm van eenheid binnen de Arabische landen is en of er een Arabische identiteit bestaat. In België kan de Belgische nationaliteit geweigerd worden als de migrant te sterke banden met het land van herkomst. In de Verenigde Staten investeren de « hometownships » in het land van herkomst van de migrant, wat in België als ongunstig wordt beschouwd.
Mevrouw Zrihen vindt dat de aanslagen van 11 september 2001 het beeld hebben vervalst. Het conflict wordt beklemtoond en dat verhindert de dialoog met de Arabische wereld. Welke instrumenten kunnen bijdragen tot de totstandkoming van een Arabische integratie met respect voor de Arabische identiteit en die geen eisen stelt of wraakzuchtig is ?
Mevrouw Annane wenst te vernemen wat de heer Khader denkt over het nieuwe nabuurschapsbeleid van de Europese Unie. De Middellandse-Zeelanden, Rusland en de Verenigde Staten stellen zich wat terughoudend op omdat het beleid tot verwarring leidt. Zal dit beleid leiden tot de toetreding van de Middellandse-Zeelanden tot de Europese Unie ?
De heer Cornil vindt dat een identiteit niet op een natuurlijke manier ontstaat. Spreker verwijst naar het boek « L'illusion identitaire » van Jean-François Bayard, dat in 1996 bij Fayard werd uitgegeven. Bayard zegt daarin dat er alleen maar identitaire strategieën bestaan die bepaald worden door politieke, economische en culturele factoren. Hoe kan een echte dialoog tussen culturen tot stand worden gebracht die zowel de democratie als de mensenrechten respecteert en die niet in de val van het etnocentrisme trapt ?
De heer Roelants du Vivier vreest dat het Euro-Arabische partnerschap, zoals voorgesteld door de heer Khader, leidt tot een Arabisch « identitarisme » dat geen rekening houdt met alle landen of alle volkeren van de regio.
Spreker verwijst naar het jaarverslag van het Europees Parlement van april 2005 over de mensenrechten. Daarin lezen we dat het Europees Parlement opnieuw alle partijen van de Euromediterrane samenwerkingsakkorden uitnodigt om de clausule over de mensenrechten in actieprogramma's om te zetten. Voorts zegt het Parlement dat, onder de dekmantel van de strijd tegen het terrorisme, de regeringen van de regio sinds drie en een half jaar bepaalde afwijkingen op de mensenrechten toestaan. Is dat juist ?
Op welke manier zal het Barcelonaproces bijdragen tot de verkiezingen in Libanon en Egypte ?
Op welke manier kunnen we de juiste middenweg vinden tussen de steunverlening aan de landen van Subsaharaans Afrika voor de beheersing van de migratiestromen en de neiging die bestaat binnen de EU om die landen hun problemen zelf te laten oplossen ?
De heer Khader antwoordt dat recent een Interuniversitair consortium over migratie en integratie werd opgericht en dat het privé-mecenaat daarvoor 500 miljoen euro heeft uitgetrokken. Het consortium moet alle vormen van discriminatie tegenover migranten inzake huisvesting en werkgelegenheid vaststellen en oplossingen voorstellen om het klimaat in België binnen de kortst mogelijke termijn te verbeteren. Groot-Brittannië is het enige land dat over een dergelijk instrument, het Ethnic minority survey, beschikt.
Spreker zegt verbaasd te zijn over het feit dat senatoren de Arabische identiteit in twijfel trekken, terwijl een van de grootste discussiepunten in Europa precies de Europese identiteit betreft. Het is heel normaal dat de Arabieren, die dezelfde taal spreken, in meerderheid moslim zijn, in hetzelfde geografische gebied wonen en voor dezelfde uitdagingen staan, een Arabische identiteit hebben.
Is een open Arabisch nationalisme mogelijk in een ruimte waarin de democratie en de rechten van de mens worden beschermd ?
Het Arabisch nationalisme zou getransponeerd kunnen worden naar zijn economische dimensie met vier geïntegreerde regio's : de Maghreb, het Nijlbekken, het Arabische schiereiland en het Midden-Oosten.
Net als in Europa zou de Arabische integratie kunnen aanvangen met de oprichting van een gemeenschappelijke economische markt die evolueert naar een monetaire unie. In een eerste fase zou het Barcelonaproces dan de Arabische wereld helpen met de totstanbrenging van een regionale economische integratie. Een cultuur van regionale ontwikkeling is nodig waardoor de landen het gevoel hebben deel uit te maken van een grotere eenheid met gedeelde waarden. In de plaats van een sterke buur zouden de landen dan zelf voor hun veiligheid kunnen instaan.
De Arabische Liga kan de rol van katalysator spelen in geval van conflict. Het inter-Arabische « Erasmusprogramma » respecteert de gemeenschappen. De inter-Arabische vergaderingen hebben geen tolken nodig zoals de Europese Unie. Daardoor kan de begroting beperkt worden gehouden.
De migratie zet zich door. Een cordons sanitaire als Schengen heeft tot gevolg dat de migratie de weg van de illegaliteit opgaat. De migratie naar Spanje is tussen 1992 en 2004 verzevenvoudigd; die naar Italië is tussen 2001 en 2004 verdrievoudigd. De doelmatigheid van het Europese immigratiebeleid kan dan ook in twijfel worden getrokken.
Vrij verkeer betekent niet noodzakelijk dat mensen uit de Maghreb of uit Egypte massaal de Europese Gemeenschap zullen binnenstromen. Gevreesd werd voor een sterke immigratie vanuit de landen die recent tot de Europese Unie zijn toegetreden. Dat is niet gebeurd dankzij de nieuwe economische perspectieven die door de toetreding zijn ontstaan.
In de aanloop naar een vrijhandelszone zijn de volgende maatregelen mogelijk : een versoepeling van de visumplicht, een quotasysteem, de aanmoediging van investeringen door migranten in hun land van herkomst.
Dankzij de geldtransfers door migranten kan Marokko zijn schuld afbetalen. Hoe ouder de migranten, hoe kleiner de transfers.
De democratie moet worden aangeleerd binnen het gezin en op school.
Een voorkeurbehandeling van Israël kan het Barcelonaproces in gevaar brengen. De landen die evolueren in de richting van democratisering, moeten daarentegen worden aangemoedigd.
Identiteit is een sociale constructie.
Democratisering is een Arabische eis. De Verenigde Staten moeten daar niet in hun plaats voor zorgen.
Pascale Boniface, directeur van het Institut des Études stratégiques in Parijs voegt als bijlage bij zijn boek « Vers la quatrième Guerre Mondiale ? » (Armand Colin, 2005) 36 resoluties van de VN-Veiligheidsraad toe waartegen de Verenigde Staten zich hebben verzet en die allemaal betrekking hebben op de veroordeling van de rol van Israël in de bezette gebieden. Zolang ze een dubbele maatstaf hanteren voor het internationaal recht dat wel door Arabische landen, maar niet door Israël moet worden gerespecteerd, kunnen de VS niet als internationale gezant worden erkend.
4. Hoorzitting met de heer Khalid Sekkat, professor (ULB), lid van het netwerk FEMISE (Forum Euro Méditerranée des Instituts Economiques)
4.1. Inleidende uiteenzetting
De heer Khalid Sekkat zal zich toespitsen op de economische aspecten van het proces van Barcelona. Wat dat betreft, is de instelling van een vrijhandelszone een fundamenteel punt met een dubbele dimensie : integratie tussen Noord en Zuid en tussen Zuid en Zuid.
Nu het proces tien jaar bestaat, zal spreker de resultaten ervan evalueren met in de eerste plaats de integratie tussen Noord en Zuid, dus van de landen van het zuiden van het Middellandse Zeegebied naar Europa. Daarbij zijn twee traditionele indicatoren van belang, te weten de handelsstromen en de stromen van de directe buitenlandse investeringen.
De situatie is verre van rooskleurig. In sommige opzichten is ze zelfs zorgwekkend.
Met betrekking tot de evolutie van de handelsbetrekkingen tussen de zuidelijke oever van de Middellandse Zee en Europa — daarbij abstractie makend van energie aangezien die specifieke producten minder aan duidelijke marktregels zijn onderworpen — stellen we vast dat de uitvoer van de betrokken landen naar Europa minder snel is gestegen dan die van andere ontwikkelingslanden naar Europa.
Ondanks het proces van Barcelona stellen we vast dat de partnerlanden van het proces sinds 1995 relatief minder uitvoeren dan de landen die er geen deel van uitmaken. Het verschil is significant. De uitvoer van de landen van het zuiden van het Middellandse Zeegebied naar Europa is in tien jaar gestegen met 63 %, terwijl die van de landen die niet aan het proces deelnemen, zoals de landen van Zuid-Amerika en Azië, met 82 % is gestegen. Zelfs de best geplaatste landen, bijvoorbeeld Tunesië, halen geen 82 %.
Wat de directe buitenlandse investeringen betreft — het gaat om investeringen in het Zuiden aangezien er weinig kans is op investeringen in omgekeerde richting —, stellen we voor de periode die ons interesseert eveneens een vermindering vast van de investeringen wanneer we het aandeel bekijken van de Europese investeringen in het Zuiden van het Middellandse Zeegebied in het totaal van de Europese buitenlandse investeringen. In 1995 haalde het Middellandse Zeegebied 3,20 % van die investeringen. In 2003 stellen we een lichte stijging vast tot 5,20 %. Dat is echter niet te vergelijken met de veel belangrijker investeringen van vóór 1995.
Uit die vaststellingen kan men afleiden dat de ontwikkelingen in de internationale handel naar het Middellandse Zeegebied en van daar naar Europa en in de directe buitenlandse investeringen meer lijken voort te vloeien uit de algemene wereldwijde globalisering dan uit het proces van Barcelona. Sinds het proces van Barcelona werd geen duidelijk verschil vastgesteld. Bij een geografische vergelijking blijkt niet dat zij die niet tot het proces toetreden, een groter voordeel halen.
De landen van het Zuiden van het Middellandse Zeegebied werden ertoe aangemoedigd een onderling integratieproces op te starten dat parallel zou lopen met de integratie met Europa. Er bestaan weinig cijfers over de directe investeringen tussen die landen van het zuiden van de Middellandse Zee. Er zijn er meer over de handel tussen die landen. In het begin van de jaren '90 schommelde die handel rond de 10 %. In 1995 was dat iets meer, maar in 2001 zat men nog steeds op datzelfde niveau.
Twee vaststellingen zijn mogelijk. Ten eerste is de handel tussen de landen van die streek erg zwak in vergelijking met die van de zones waar een vorm van regionale integratie bestaat. Ten tweede was de ontwikkeling in de periode na 1995 erg zwak.
De globale handelscijfers steunen vooral op de energiesector. De indicatoren over de integratie tussen Noord en Zuid en tussen Zuid en Zuid geven geen positief beeld dat hoop wekt op belangrijke vooruitgang.
Wat zijn de oorzaken van die situatie ? Die hebben zowel te maken met het beleid van Europa als met het beleid van de landen in het Zuiden.
Eerst moet worden bekeken wat de specialisatie is van de landen in het zuidelijke Middellandse Zeegebied. Indien men Israël en Turkije, die een erg gediversifieerde economie hebben, buiten beschouwing laat, stelt men vast dat drie soorten activiteiten 50 % vertegenwoordigen van de hele industriële sector, zowel wat werkgelegenheid als toegevoegde waarde en export betreft. Het gaat om de sectoren die verbonden zijn met de voedingsindustrie, textiel en kleding en in mindere mate de chemische industrie.
Wanneer we echter de geschiedenis van de relaties met Europa bekijken, stellen we vast dat textiel en voedingsindustrie uitzonderingen zijn op de « vrije toegang » tot de Europese markt. De landen van het zuiden van het Middellandse Zeegebied hadden ook al vóór het proces van Barcelona, sinds de samenwerkingsakkoorden, volledig vrije toegang tot de Europese markt voor industriële producten, met uitzondering van de twee genoemde sectoren.
Het is nu niet het ogenblik om over de voedingsindustrie te spreken, aangezien het gemeenschappelijke landbouwbeleid geen deel uitmaakt van de onderhandelingen.
Wat de textielsector aangaat, werden alle belemmeringen, bijvoorbeeld de quota, behouden tot de multivezelakkoorden werden opgeheven. Dat heeft niet noodzakelijk iets te maken met het proces van Barcelona, wel met de onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie.
Vanaf het ogenblik dat die landen hun textiel vrij naar Europa konden uitvoeren werden wij geconfronteerd met belangrijke en uiterst solide concurrenten. Iedereen heeft gehoord over het probleem van de Chinese en Indische uitvoer. Tijdens het eerste kwartaal van dit jaar is de uitvoer van Marokkaans textiel naar Europa gedaald met 34 % tegenover het eerste kwartaal van vorig jaar. Voor Europa bedraagt de stijging voor bepaalde specifieke textielproducten voor dezelfde periode 1 500 %. De grootste « verantwoordelijkheid » daarvoor ligt bij het Europese beleid.
Zakenlui en politici uit het zuiden van het Middellandse Zeegebied klagen erover dat de bedragen voor hulp voor het bereiken van het vereiste niveau en de voorbereiding van de vrijhandelszone slechts betekenisvol werden vanaf 2003. Dat laat nauwelijks tijd over. De vrijhandelszone met Europa is voorzien voor 2007.
Natuurlijk zijn die « verantwoordelijkheden » niet eenzijdig. Wanneer men het van de kant van de landen van het Zuiden van de Middellandse Zee bekijkt, is het duidelijk dat de opheffing van de multivezelakkoorden en de weerslag ervan op de textielproducten en de Europese integratie sinds lang bekend is.
Om aan die cruciale uitdagingen tegemoet te komen, diende een aantal economische hervormingen te worden uitgevoerd.
Over het algemeen worden die economische hervormingen ondergebracht in wat men « het zakenklimaat » noemt, wat naar een aantal indicatoren verwijst. Spreker werkte op drie daarvan, namelijk de vrijmaking van de handel, het wisselkoersbeleid en de kwaliteit van de instellingen.
Wat de vrijmaking van de handel betreft, blijkt dat de landen die een proces van commerciële liberalisering op gang hebben gebracht door hun douanetarieven en hun importquota te verminderen, hun industriële sector hebben geholpen. De uitvoer daarvan is dan ook op erg betekenisvolle wijze toegenomen.
De ratio van de export van industriële producten ten opzichte van het BBP is in sommige gevallen gestegen met bijna 30 %. In een tijdperk van vrijmaking van de handel is dat enorm en dus zeer belangrijk voor de export.
Wanneer die factor wordt gelinkt aan de evolutie van de vrijmaking van de handel van die landen, is het duidelijk dat sommige van die landen, zoals Tunesië, Egypte, Marokko en Jordanië, veel inspanningen hebben geleverd. Andere hebben veel minder gedaan. Zij die de meeste inspanningen hebben gedaan, behouden echter een veel hoger beschermingsniveau dan vergelijkbare landen als Turkije, Israël of Malta.
Dat wordt bevestigd door studies van de Wereldbank. Die studies kwamen tot de slotsom dat de internationale standaarden een te hoge handelsbescherming in stand houden. Die verlagen kan dus voordelig zijn.
Economen en het publiek houden zich nooit bezig met de wisselkoersen, maar ze zijn van fundamenteel belang in de economie. Het gaat niet zo maar om een variabele.
Gedurende een bepaalde tijd hebben die landen een overgewaardeerde wisselkoers tegenover de euro behouden. Alleen Marokko vormt daarop een uitzondering. In de jaren negentig was de overwaardering er redelijk. In Egypte en Tunesië bedroeg ze echter 3 %. Wegens die overwaardering was de export van die landen in het buitenland veel te duur. Ze zijn bijgevolg minder concurrerend en verliezen marktaandeel.
Het laatste punt inzake het « zakenklimaat » is de kwaliteit van de instellingen.
Die instellingen spelen een uiterst belangrijke economische rol. Niemand wil investeren in een land waar hij de ambtenaren en rechters moet omkopen en waar de wetgeving voortdurend verandert.
Dankzij door verschillende organismen verzamelde gegevens hebben wij de kans gekregen het effect van de kwaliteit van de instellingen — respect voor de wet, kwaliteit van de ambtenarij, afwezigheid van corruptie, stabiliteit van de wetgeving, enz. — op de export en de investeringen in verschillende landen te analyseren, met name in die van het zuiden van het Middellandse Zeegebied. We hebben vastgesteld dat een verbetering van de instellingen, bijvoorbeeld in Zuid-Azië, in dezelfde mate positief was voor de export als de winst ingevolge de vrijmaking van de handel. Die bijdrage kan dus niet worden onderschat.
Die landen behoren, wat de kwaliteit van hun instellingen betreft, niet tot de slechtste ter wereld. Elders in de wereld zijn de indicatoren soms nog minder goed.
Het is duidelijk dat er een marge bestaat om de kwaliteit van de instellingen te verbeteren teneinde het zakendoen en de investeringen te bevorderen.
Spreker besluit dat er aan beide kanten inspanningen nodig blijven. Er wordt hulp geboden om tot het vereiste niveau te komen en de vrijhandelszone te activeren. Die hulp moet echter correct gericht zijn en worden gecontroleerd door wat de Britten monitoring noemen, opdat ze wel degelijk daar terechtkomt waarvoor ze is bestemd.
Er is het probleem van de landbouw en de textiel. Het is belangrijk dat over de landbouw onderhandelingen worden gevoerd. De textielsector van zijn kant staat, voor een contradictie. Men wil die landen helpen om naar ons te exporteren, maar tegelijkertijd zet men de deur voor heel de wereld open. Het zou inderdaad niet rechtvaardig zijn China te beletten om te exporteren, maar men kan er niet op hopen de landen rond de Middellandse Zee te helpen als ze moeten concurreren met grote landen waartegen ze niets kunnen beginnen.
De laatste opmerking betreft het akkoord van Barcelona zelf. Er zijn twee integratie-assen : Noord-Zuid en Zuid-Zuid. Die twee assen zijn niet met mekaar verbonden. Er is niets dat de twee assen verplicht dezelfde integratiesnelheid te volgen. Gelet op de ervaring van die landen inzake regionale integratie, moet erover worden nagedacht hoe die twee assen met elkaar kunnen worden verbonden.
De hervormingen in de zuiderse landen moeten worden voortgezet, ook als die pijnlijk zijn. Europa kan daar een rol in spelen door een bevordering van de liberalisering van de handel via de aanmoediging van import en export, van een aangepast wisselkoersbeleid en van een aanpassing van de instellingen. Instellingen zijn moeilijk te veranderen, maar het loont de moeite, zowel voor de democratie als voor de economie, daarvoor de nodige inspanningen te doen.
4.2. Gedachtewisseling
De heer Galand vindt dat dit een een uiteenzetting met harde conclusies. Het akkoord van Barcelona zou geen grote gevolgen hebben gehad, noch op economisch, noch op politiek, noch op cultureel vlak, noch inzake pacificatie. Dat sluit aan bij wat professor Khader heeft gezegd.
De Verenigde Staten hebben een ander project : de Great Middle East. Zullen zij, gelet op de beperkte gevolgen van de euro-arabische akkoorden, meer kans hebben om met dat project met succes een economische operatie uit te voeren of behouden de Europeanen een marge om in november 2005 tot een ernstige heropleving van de euromediterrane discussies te komen ?
Spreker herinnert eraan dat de mislukking van het proces volgens de heer Khader voor een deel te wijten is aan de beperking tot de 15 mediterrane landen zonder dat een inspanning werd gedaan om het proces uit te breiden tot een meer natuurlijke zone, namelijk die van de Arabische wereld.
De heer Cornil is van oordeel dat spreker een nogal sombere beeld schetst van het economische partnerschap tussen Europa en de landen rond de Middellandse Zee.
Zijn eerste vraag betreft de evolutie van de directe investeringsstromen naar het Zuiden. In 1995 ging het om 3,2 %, in 2003 om 5,2 %. Wordt die erg zwakke groei van de Europese investeringen gecompenseerd door investeringen vanuit andere landen of regio's van de wereld ? Blijft het effect van Europa, ondanks die kleine groei, op de economische ontwikkeling van de zuiderse landen gelijk of vermindert die in waarde ten voordele van andere regio's ? Dat is met name zo in Latijns-Amerika waar, om het enigszins karikaturaal voor te stellen, de wereld zich aan het verplaatsen is van de Atlantische zijde naar de zijde van de Stille Oceaan. De traditionele investeringen in Latijns-Amerika worden nu verdrongen door Aziatische investeerders.
In zijn uiteenzetting heeft de heer Sekkat verwezen naar de invasie van textiel en andere producten — auto's, fietsen en zelfs bloemen — vanuit China. Kan hij zijn visie op korte en middellange termijn verduidelijken ? De heer Cornil heeft een reportage gezien over de manier waarop de Marokkaanse textielindustrie ten gronde wordt gericht door de invoer van Chinees textiel. Werden meer diepgaande studies gemaakt over bijvoorbeeld het verlies aan werkgelegenheid ? Er worden reeds cijfers aangehaald, zowel voor de Europese landen als voor de landen van het zuiden van het Middellandse Zeegebied.
Denkt de heer Sekkat dat de migranten in de ontwikkeling van hun land van oorsprong momenteel nog een belangrijke rol als economische actor spelen. Een aantal studies heeft uitgewezen dat de privé-financieringsstromen gedaald zijn als gevolg van het integratieproces en de betrekkelijk definitieve vestiging van migranten in hun ontvangstland. Voor Marokko bijvoorbeeld wijzen de jongste cijfers op een vrij duidelijke vermindering in vergelijking met andere bronnen van het land, zoals het toerisme of fosfaat. Gaat het in de globale economische analyse van de heer Sekkat nog om een factor met een echte invloed op de economische ontwikkeling van de landen in het Zuiden ?
Volgens de heer Wille vloeien de vragen van de collega's voort uit een grote bezorgdheid voor de kwetsbaarheid van de economieën in de mediterrane landen, maar zijn ze stereotiep. Spreker stelt zich echter vragen bij de keuzes die deze landen maken. In Algerije bijvoorbeeld worden arbeidsintensieve sectoren, zoals de bouwsector, volledig gedomineerd door Chinese arbeiders, waarbij contracten worden gesloten tussen lokale partners en Chinese ondernemers. Hele sectoren die tot de basiseconomie van de mediterrane landen zouden kunnen behoren, worden uitbesteed. De voorwaarden worden opgelegd door de externe landen. De arbeidsomstandigheden van de Chinese werknemers in de mediterrane landen zijn gekend.
De rising countries India en China willen het productieatelier van de wereld zijn, maar ze beseffen dat de grote winsten in de distributiesector liggen, in de koperslanden. De rising countries zullen binnenkort dus ook investeren in het buitenland. Gezien de jonge bevolking in de mediterrane landen zijn die investeringen, die jammer genoeg niet uit Europa komen maar uit het verre Oosten, een deel van de oplossing van hun probleem. Wat denkt de heer Sekkat over de investeringsmogelijkheden van China en India in mediterrane landen en het beleid van deze landen terzake ?
De heer Roelants du Vivier stelt vast dat er herhaalde malen werd gesproken over de textielindustrie, in het bijzonder de Chinese textiel. Wat zou de heer Sekkat ervan vinden als de Unie in de herfst protectionistische maatregelen nam ? Beschikt het gebied over de nodige instrumenten om de opkomende textielindustrie te beschermen ?
Spreker haalt graag het voorbeeld aan van een Spaanse keten die zijn textiel niet in China, maar in Latijns Amerika aankoopt, enerzijds omdat de leveringstermijnen er zeer kort zijn en anderzijds omdat de producten uit Latijns Amerika perfect beantwoorden aan de Europese modevereisten.
Zou men, gelet op de nabijheid van Marokko, niet kunnen verwachten dat er gebruik wordt gemaakt van de lange leveringstermijnen vanuit China en de minder ontwikkelde knowhow dan in andere op textielindustrie gerichte landen ? Zijn de landen ten zuiden van de Middellandse Zee klaar om op die markten te komen ?
We weten overigens dat de Verenigde Staten bilaterale onderhandelingen voeren over vrijhandelsakkoorden met de partnerlanden van het proces van Barcelona. In hoeverre zijn zulke akkoorden al dan niet verenigbaar met het Europese initiatief ? Moet het Europese initiatief, gelet op de inhoud van de vrijhandelsakkoorden met de Verenigde Staten, worden geheroriënteerd ?
De binnenlandse vraag in de landen ten zuiden van de Middellandse Zee moet worden ontwikkeld. De heer Sekkat heeft gewezen op het lage niveau van de uitvoer — ongeveer 10 % — tussen de landen van het gebied. De liberalisering van de handel, die weliswaar aan de gang is, staat op dit ogenblik nog in de kinderschoenen. Ze heeft nog niet tot hervormingen geleid die toereikend zijn om de binnenlandse vraag te doen toenemen. Hoe kan Europa de privésector helpen om in de partnerlanden een afzetgebied te vinden teneinde de binnenlandse consumptie te doen groeien ?
Ten slotte staan we voor de enorme uitdaging dat we over vijftien jaar een groep van 35 miljoen nieuwe arbeidskrachten moeten inschakelen. De nieuwkomers op de arbeidsmarkt moeten efficiënt worden opgeleid om ze aantrekkelijk te maken voor de werkgevers. Wordt er op het niveau van het onderwijsbeleid van de verschillende landen in voldoende mate rekening gehouden met die eis ? We vragen ons vaak af of onze inspanningen volstaan in het kader van het proces van Barcelona, maar de landen hebben zelf ook een eigen verantwoordelijkheid. De overheidssector moet tegemoetkomen aan een aantal leemten op het gebied van huisvesting en infrastructuur, maar beschikken we daartoe over de nodige middelen ? Kiest men soms niet de weg van de minste moeite door aan outsourcing te doen ?
Wat de kansen op welslagen van de Great Middle East betreft en het feit dat in de plaats van het Europese initiatief zou kunnen komen, geeft de heer Sektat toe dat hij die vraag niet grondig heeft bestudeerd.
Gelet op de Amerikaanse macht, zowel op economisch als op politiek en militair vlak, heeft het plan kans op slagen op voorwaarde dat de Amerikaanse regering het ermee eens is. Is het een goed alternatief voor het Europese integratieproces ?
Volgens spreker niet, maar hij geeft toe dat zijn standpunt op geen enkele wetenschappelijke studie is gebaseerd. Volgens hem is er een enorm verschil op het vlak van motivatie en mentaliteit. De landen van het zuiden hebben veel meer gemeen met Europa dan met de Verenigde Staten. Doorheen de eeuwen is er op cultureel en historisch vlak een wisselwerking geweest tussen Europa en de Arabische landen, maar niet met de Verenigde Staten. Voor de Europeanen is het, gelet op de geografische nabijheid, belangrijk dat er stabiliteit heerst in de zuidelijke landen.
De heer Sekktat heeft de indruk dat de motieven van de Amerikanen — hij wikt zijn woorden — veeleer te maken hebben met hegemonie en strategie. Hij gelooft niet dat de Amerikanen zich grote zorgen maken over de ontwikkeling of de kwaliteit van de instellingen in de betrokken regio. Hij is uit die regio afkomstig en hij weet dat de Amerikanen de jongste 20 of 30 jaar probleemloos regimes hebben gesteund die weinig betrouwbaar zijn. Volgens hem bestaat er een reëel risico, maar als Europa openlijk het verband tussen de twee stromingen bespreekt en in de nodige middelen voorziet, is het mogelijk dat het opnieuw op de eerste plaats komt.
Wat betreft de Euro-Arabische dialoog, stelt de heer Sekkat dat professor Bishara Kader een specialist ter zake is. Er zijn twee redenen waarom hij toch niet helemaal overtuigend is.
Ten eerste, de Euro-Arabische dialoog werd veertig jaar geleden, dus ongeveer op hetzelfde ogenblik als de Europese eenmaking, aangevat, maar hij heeft geen enkel resultaat opgeleverd. Daaruit leidt hij af dat het misschien niet de juiste oplossing is de zaken op die manier aan te pakken. Ten tweede, sommige landen zouden in een eventuele unie worden opgenomen terwijl andere zouden worden uitgesloten. Mauritanië is, net zoals Soedan, een Arabisch land en Somalië is gedeeltelijk Arabisch. Een uitbreiding zou de toestand nog ingewikkelder kunnen maken.
Wat de uitsluiting van sommige landen betreft, heeft hij ervaring opgedaan in een andere instelling die deze aangelegenheid heeft besproken. Er is immers het Midden Oosten en daarnaast, afgezien van Turkije, Israël.
In dat opzicht is zijn redenering als volgt : Israël bevindt zich in het Midden Oosten. Het is mogelijk met sommige Israëli's samen te werken en dat moeten we ook doen.
De economische instelling waar hij werkte, heeft van bij het begin beslist Israël uit te sluiten. Die beslissing heeft een negatief effect gehad. Om die reden moest de instelling het zonder de uitzonderlijke economische capaciteiten van de Iraëli's stellen en telt het huidige netwerk van economen geen enkele Israëli. Dat is spijtig omdat men altijd moet proberen een dialoog op gang te brengen.
Wat Turkije betreft, is er nog geen beslissing genomen over de aanvraag tot toetreding tot de Europese Unie. We hebben vijftien jaar om erover na te denken.
De heer Cornil heeft een aantal vragen gesteld over de directe buitenlandse investeringen.
Er is inderdaad een daling van de Europese investeringen. Algemeen gesproken is het percentage directe buitenlandse investeringen in de regio een van de laagste van alle regio's van de wereld. Enkel subsaharaans Afrika doet het een klein beetje minder goed. Dat gebrek aan investeringen wordt niet gecompenseerd door Europa, maar er zijn andere landen die het initiatief zouden kunnen nemen.
Het ligt voor de hand dat de Verenigde Staten interesse hebben voor sommige landen, bijvoorbeeld Egypte. Ze beginnen ook aandacht te krijgen voor Marokko. De Aziatische landen investeren overigens in de regio.
Sommige landen van de regio hebben met de Verenigde Staten bilaterale akkoorden gesloten over de vrijhandelszones. Vanuit economisch oogpunt is het interessant als de vrijhandelszone Afrika/Noord-Europa wordt gerealiseerd. Dan is het interessant voor een Amerikaanse investeerder om zich in Noord-Afrika te vestigen. Er is een belangrijke tendens in die zin.
Er is een ernstige bedreiging voor de textielindustrie in de landen ten zuiden van de Middellandse Zee. Op korte termijn daalt de export, wat een verlies van arbeidsplaatsen tot gevolg heeft.
Op middellange en lange termijn zal het niet noodzakelijk zijn de uitvoer uit China te beperken. Het zou beter zijn in een overgangsperiode te voorzien om alles grondig te kunnen onderzoeken en aanpassingsmechanismen uit te werken. Het moet om een echte overgangsperiode gaan, die niet door een of andere belangengroep kan worden verlengd.
De achterliggende economische redenering is eenvoudig : een onderneming die niet kan concurreren met de Chinezen is niet gebaat met economische beschermingsmaatregelen. De onderneming zal zich op een bepaald ogenblik moeten aanpassen. Als ze textiel wil blijven maken, zal ze zich moeten aanpassen om haar concurrentiekracht te herwinnen, anders zal ze zich op een andere activiteit moeten richten.
Het fenomeen immigratie heeft een fundamentele rol gespeeld in de economie van de landen van het Middellandse Zeegebied. Voor sommige landen was de immigratie zelfs de belangrijkste inkomstenbron van vreemde valuta. Uit een aantal studies blijkt overigens dat de immigratie in belangrijke mate heeft bijgedragen tot de vorming van menselijk kapitaal — opvoeding, gezondheidszorg, enzovoort — in het Zuiden.
Heel vaak wordt de hele familie van de geïmmigreerde persoon door hem onderhouden, kunnen de kinderen van het gezin studeren, enzovoort. Onlangs werd een vermindering vastgesteld, maar de jongste gegevens wijzen op een hervatting van de geldstromen. Men kan zich afvragen wat de oorzaak is van die vermindering, die volgens sommigen definitief had kunnen zijn. De betrokken regeringen hebben blijkbaar doelgerichte acties ondernomen om het proces weer op gang te brengen.
Het antwoord lijkt hem eenvoudig. Net zoals investeerders zijn immigranten enkel geneigd hun geld naar het buitenland over te schrijven op voorwaarde dat die verrichting de moeite loont. Als de economie van het betrokken land slecht functioneert en de helft van het geld gebruikt wordt om de slechte werking van de instellingen te compenseren, houden ze hun geld liever bij zich. Op dit ogenblik blijken de geldstromen naar het buitenland te hervatten, maar er moeten maatregelen worden genomen om een nieuwe vermindering te vermijden.
De vraag over de textielproducten is al gedeeltelijk beantwoord. De culturele verwantschap is inderdaad belangrijk, zeker als het om design en knowhow gaat. We mogen ons evenwel niet uitsluitend op dat element focussen.
Om zijn standpunt te verduidelijken verwijst spreker naar het voorbeeld van Azië. Sommigen beweren dat Chinese textielproducten van een minderwaardige kwaliteit zijn. Dat klopt, maar toch moeten we oppassen, want twintig of dertig jaar geleden werd van Japanse auto's gezegd dat ze slecht waren, maar vandaag zijn ze van een uitzonderlijke kwaliteit.
De binnenlandse vraag is op dit ogenblik zeer zwak. De betrokken landen tellen 200 miljoen inwoners. Dat is bijna de helft van het aantal inwoners van Europa, maar de koopkracht bereikt nauwelijks het niveau van België.
De koopkracht is dus het grote probleem : de vraag is niet groot genoeg om investeerders te kunnen aantrekken. We worden geconfronteerd met een vicieuze cirkel die we niet kunnen doorbreken als we ons beperken tot het geven van geld. We moeten de economische ontwikkeling stimuleren door middel van buitenlandse investeringen of door de handel.
Spreker gaat akkoord met het concept van het delen van de verantwoordelijkheid. We moeten ons afzetten tegen de aloude mentaliteit dat hulp alleen maar van de anderen kan komen. Hulp van het buitenland is ongetwijfeld nodig, maar de landen van het zuiden moeten zich van die vastgeroeste logica losmaken, hun mouwen opstropen en aan het werk gaan.
De heer Galand stelt vast dat professor Sekkat voorstander lijkt van een ver doorgedreven vrijhandel.
In dat opzicht is het interessant de geschiedenis van de betrekkingen van Europa met de ACS-landen (Afrika, Caraïben, Stille Oceaan) te bekijken.
Op een bepaald ogenblik werkten grote commissieleden zoals Claude Chesson en Edgar Pisani een systeem uit waardoor de ACS-landen een soort protectionisme en steun genoten, die tot goede resultaten hebben geleid op het vlak van sustainability van de bevolking. Aan die toestand kwam een einde door de opgelegde structurele aanpassingen van de jaren '80 en een neoliberale stroming. De huidige verarming van de bevolking is het gevolg van de totale verwoesting van de economie van die landen.
De economie is inderdaad niet het enige. U hebt terecht gewezen op het probleem van de instellingen in Afrika. Een gedeelte van de problemen in de Maghreblanden is te wijten aan het onvermogen een enige markt te creëren zoals in Europa, in het bijzonder omdat de grenzen tussen Algerije en Marokko nog altijd gesloten zijn.
Bovendien geraakt de UMA — de Arabische Maghreb-Unie — niet van de grond wegens de politieke problemen met de Westelijke Sahara. De UMA bevindt zich tussen de Maghreb en de Machrek, twee polen die niet functioneren. Egypte, dat een drijvende kracht zou kunnen zijn in de regionale ontwikkeling, vervult zijn rol niet. Dat is niet louter aan economische, maar ook aan politiek-religieuze factoren te wijten.
Het probleem beperkt zich niet louter tot een keuze tussen een liberale vrijhandelseconomie of een andere optie. Zo veel andere elementen spelen een rol dat men zich kan afvragen of een zuiver economische analyse houdbaar is. De niet-economische factoren spelen vandaag een doorslaggevende rol.
In het kader van het proces van Barcelona moet worden onderzocht hoe de niet-economische factoren moeten worden aangepakt teneinde een verbetering mogelijk te maken op institutioneel en politiek vlak, met betrekking tot de scheiding tussen kerk en staat, enzovoort. Het is de bedoeling dat de bevolking van die landen eindelijk een rol kan spelen in de economie. Op dit ogenblik lijkt een deel van die bevolking op dat vlak totaal uitgesloten te zijn.
De heer Wille is van mening dat steeds meer academische studies bewijzen dat het effect van de globalisering op het budget van de individuen zeer positief is. Uit een recente studie blijkt dat dit in de Europese landen ongeveer 10 000 euro per gezin bedraagt, in de Maghreb-landen is dat ongetwijfeld iets minder.
Wat denkt de professor over de stelling dat de combinatie van een bijzonder hoge fiscaliteit in de Maghreb-landen en een economie die voor een groot deel op overheidssteun draait, er eigenlijk voor zorgt dat het grootste deel van dat comparatief voordeel verdwijnt in de zakken van de overheid en niet in de zakken van de consument ?
De heer Wille verwijst naar de stelling van de heer Galand volgens dewelke een grote interne markt met een verhoging van de consumptie, een goede zaak zou zijn. Het lokaal productieapparaat kan toch altijd in bevoordeelde omstandigheden werken.
De heer Sekkat legt uit dat de eerste vraag van de heer Galand hem de gelegenheid biedt zijn standpunt, als econoom en als burger, toe te lichten. De heer Galand is helemaal geen verdediger van vrijhandel zonder grenzen en zonder regels. Waarom ?
Ten eerste kan concreet worden vastgesteld dat de verdedigers van vrijhandel degenen zijn die dat principe het minst vaak toepassen. Het handelsbeleid van de Verenigde Staten en van Japan is in sommige sectoren totaal tegengesteld aan het vrijhandelsprincipe. Het Amerikaanse landbouwbeleid is veel meer protectionistisch dan het Europese.
Het klopt dat kan worden aangetoond dat de commerciële openstelling tot een verhoging van het inkomen per hoofd van de bevolking leidt. Er zijn evenwel bijkomende criteria waarmee rekening moet worden gehouden, namelijk een aantal verschillende controlevariabelen.
De liberalisering van de handel is gebaseerd op het eenvoudige principe van het comparatieve voordeel. Comparatieve voordelen bestaan, maar moeten ook gedeeltelijk worden opgebouwd. Men zou dus een uitzondering op de regel kunnen toestaan om de opbouw van die comparatieve voordelen mogelijk te maken. Moet die periode worden beperkt ? Het risico bestaat dat de periodes voortdurend worden verlengd, onder meer ingevolge betogingen en stakingen. Op lange termijn is het niet positief een inefficiënte situatie te laten voortduren. Op middellange termijn kunnen er waarschuwingen worden ingebouwd, op voorwaarde dat het om voorlopige maatregelen gaat.
Er werd onderstreept dat in die landen tal van andere dingen moeten worden verbeterd. Spreker zou graag hebben dat iedereen even open over de problemen kon spreken en dat er zou worden gewezen op het gebrek aan democratie en de afwezigheid van een scheiding tussen kerk en staat. Sommige regimes gebruiken de strijd tegen het fundamentalisme als voorwendsel om niet democratisch te moeten zijn. Het zijn nochtans vaak net die regimes die extremisten hebben voortgebracht.
Wat betreft de band tussen internationale handel en oorlog toont de literatuur aan dat als twee landen hun handelsverkeer uitbreiden, het risico op oorlog vermindert. Daarbij moet echter rekening worden gehouden met een belangrijke controlevariabele : het politieke regime van die landen. Twee democratieën die met elkaar handel drijven, zullen niet gemakkelijk oorlog tegen elkaar voeren, maar dat geldt helaas niet voor landen die geen democratisch regime hebben. Een voorbeeld is Algerije en Marokko, waar de regionale integratie is vastgelopen ondanks de onderlinge akkoorden tussen de beide landen. Op Israël — met enig voorbehoud — en Turkije na, is er geen enkel democratisch land in de regio.
De heer Sekkat is het eens met die vaststelling : de economische literatuur is unaniem, maar er zijn beperkingen, namelijk dat we ons moeten hoeden voor een ondoordachte en onvoorwaardelijke openstelling.
Wat het probleem van de fiscaliteit in de Maghreblanden betreft, kan worden vastgesteld dat de belastingen vrij hoog zijn, maar dat de instellingen die ze moeten innen, niet optimaal functioneren. Ondanks de hoge belastingen zijn de inkomsten van de Staat dus erg laag. De Staat gebruikt de rijkdommen van het land om alle uitgaven te financieren in plaats van ze te benutten voor de ontwikkeling van het land. Zo worden de inkomsten uit de verkoop van olie gebruikt om het gebrek aan belastinginkomsten te compenseren.
5. Hoorzitting met mevrouw Giovanna Tanzarella, Frans expert, Fondation René Seydoux pour le monde méditerranéen
5.1. Inleidende uiteenzetting
Mevrouw Giovanna Tanzarella zal in haar uiteenzetting het standpunt innemen van iemand van het middenveld en niet van een expert die de realiteit van buitenaf bekijkt. Zij zal spreken over de dagelijkse ervaringen in het Middellandse-Zeegebied en het Euromediterrane partnerschap.
Dit jaar wordt de tiende verjaardag van het Barcelonaproces gevierd en het is gebruikelijk zich zeer kritisch uit te laten over het Euromediterrane partnerschap. Ondanks haar kritische blik op het partnerschap wenst zij toch een pleidooi voor het Middellandse-Zeegebied houden. Met haar kritiek op het partnerschap en de praktische uitwerking ervan, wil zij de relatie met het Middellandse-Zeegebied niet afschieten, maar, in tegendeel, op de politieke agenda en op die van het publieke debat in Europa en het Middellandse-Zeegebied plaatsen.
Over de balans van het partnerschap is de jongste tijd genoeg gezegd en geschreven. Kan men echt zeggen dat het partnerschap van de grond is gekomen ? Komt het met andere woorden de beloften van de verklaring van Barcelona na ? In de praktijk en in het bestaan van het partnerschap zelf stellen we een achteruitgang vast tegenover de verklaring van Barcelona.
Andere sprekers hebben waarschijnlijk al gewezen op het belang van de internationale context. Die begon al te veranderen op het ogenblik dat het Euromediterrane partnerschap werd gelanceerd. Het belangrijkste punt hierbij is de Israëlisch-Palestijnse kwestie. Zolang een land militair bezet blijft en de vrede in dit belangrijke Middellandse-Zeegebied afneemt in plaats van toeneemt, zal het gehele partnerschap sterk worden afgeremd.
Ook de gevolgen van de globalisering in het Middellandse-Zeegebied, een punt waarover de standpunten uiteenlopen, hebben een remmend effect. Dit geldt eveneens voor de Europese uitbreiding naar Oost-Europa die werd ingezet kort voordat Europa de belangrijke strategische keuze maakte voor het Middellandse-Zeegebied en het partnerschap lanceerde.
Naast de internationale context wenst spreekster ook enkele elementen van de interne balans van het partnerschap in de verf te zetten en, vervolgens, ook vier focuspunten die belangrijk zijn omdat ze de uitgangspunten vormen voor de uittekening van de toekomst en het weer op gang brengen van het Euromediterrane partnerschap.
Eerst somt mevrouw Tanzarella kort enkele elementen op van de interne balans van het partnerschap.
Het is duidelijk dat het onvermogen om het Handvest voor vrede en stabiliteit ingang te doen vinden, en dus van het Euromediterrane partnerschap een multilateraal mechanisme voor conflictpreventie te maken, vanuit politiek oogpunt momenteel zwaar weegt op de balans van het partnerschap.
Het geloof in de positieve gevolgen van de overgang naar een markt- en concurrentie-economie heeft ook zijn limieten getoond. We kunnen de reële impact van de tien miljard euro die het Euromediterrane partnerschap onder Meda I en Meda II in de economieën in het zuiden van het Middellandse-Zeegebied heeft geïnvesteerd, moeilijk inschatten. De sociale impact van de keuzes, met name op het vlak van werkgelegenheidd, wordt wel stilaan duidelijk. Dit is een cruciale kwestie en we hebben nog geen goede antwoorden gevonden.
Ook op het vlak van de mensenrechten, de rechtsstaat en de individuele en collectieve vrijheden kan geen positieve balans worden voorgelegd. Uit alle literatuur terzake blijkt dat we tien jaar na de start van het Barelonaproces in een fase zitten waarin de publieke vrijheden worden teruggeschroefd. Natuurlijk zijn er ondertussen de gebeurtenissen van 11 september 2001 geweest.
Het partnerschap had onder andere tot doel in de landen in het zuiden van het Middellandse-Zeegebied een overgang naar meer open samenlevingen te introduceren. Dit plan is mislukt en we zien dat de mensenrechten en de vrijheden er eerder op achteruitgaan.
Het laatste en tegelijk ook het meeste verontrustende punt in de balans is de duidelijk waarneembare kloof tussen het Euromediterrane partnerschap en de samenlevingen in de Euromediterrane zone, die geacht worden de vruchten ervan te plukken. De Europese samenlevingen hebben zich de Euromediterrane problematiek niet eigen hebben gemaakt.
De kloof tussen, enerzijds, het partnerschap, zijn verklaringen en zijn ambities en, anderzijds, de samenlevingen heeft twee oorzaken.
Ten eerste is het Euromediterrane partnerschap nooit vertaald in een visumbeleid tegenover de partnerlanden, een beleid van openheid waardoor de verklaringen van Barcelona met de realiteit in overeenstemming werden gebracht. Men heeft van het Middellandse-Zeegebied een ruimte voor dialoog willen maken, maar men heeft nagelaten er een ruimte van vrij verkeer voor mannen en vrouwen van te maken. We stellen vandaag dan ook vast in welke mate de samenlevingen hun geloof in de Euromediterrane ruimte hebben verloren omdat ze vaststellen dat de grenzen blijven bestaan en op sommige punten zelfs zijn versterkt.
Ten tweede is Europa er niet in geslaagd middelen te vinden voor zijn beleid. Dit is onder meer te wijten aan de strengere procedures voor toegang tot financiering, die een instrument waren om met die samenlevingen in gesprek te treden en samen te werken.
Tot besluit van dit aspect van de balans heeft mevr.Tanzarella de indruk dat het partnerschap vandaag met name in de mediterrane samenlevingen wordt gezien als een technocratische structuur waarin de sterke politieke dimensie uit de verklaring van Barcelona verloren is gegaan.
Om het mediterrane beleid van Europa weer op gang te brengen zouden de procedures van het partnerschap grondig moeten worden hervormd zodat ze dichter bij de samenlevingen komen te staan.
Mevrouw Tanzarella schetst vervolgens enkele denksporen voor de toekomst, ook al zal de balans niet echt positief zijn. Zij zal het achtereenvolgens hebben over de relatie tussen het Europese nabuurschapsbeleid en het Euromediterrane partnerschap, de Europese en de Amerikaanse initiatieven in het Middellandse-Zeegebied, de dialoog tussen culturen en de plaats van het middenveld en haar inschakeling in het partnerschap.
Iedereen weet dat Europa sinds 2003 onder impuls van Commissievoorzitter Romano Prodi het nabuurschapsbeleid heeft opgestart. De contouren van dit beleid beginnen zich nu duidelijker af te tekenen. Er zijn de afgelopen jaren veel vragen gesteld over de relatie tussen het nabuurschap en het Euromediterrane partnerschap. Ook vandaag nog is voorzichtigheid geboden omdat het nabuurschapsbeleid nog in zijn kinderschoenen staat en omdat het financiële instrument voor dit beleid nog niet helemaal bekend is.
Toch rijst de volgende vraag : zal het partnerschap verwateren in het nabuurschapsbeleid ? Wat zijn de pluspunten en de minpunten ?
De Europese instellingen zeggen natuurlijk dat het partnerschap door het nabuurschapsbeleid zal worden versterkt. Spreekster heeft daar haar twijfels over omdat in het Europese nabuurschapsbeleid drie fundamentele dimensies van het Euromediterrane partnerschap verloren gaan.
Zo is er eerst de centrale, strategische dimensie van het Middellandse-Zeegebied in vergelijking met andere gebieden die nabij Europa liggen. Een van de redenen waarom het partnerschap door de betrokken samenlevingen zo sterk werd verwelkomd, was dat het partnerschap aan het Middellandse-Zeegebied opnieuw een centrale plaats gaf in de relatie tussen Europa en zijn buren. De historische sokkel won opnieuw aan kracht, evenals de sterke band tussen Europa en het Middellandse-Zeegebied. Aan beide kanten van de Middellandse Zee vergeet men wel eens dat dit gebied de wieg van Europa is. Met het nabuurschapsbeleid gaat het belang van het Middellandse-Zeegebied verloren omdat het Oosten en het Zuiden in hetzelfde schuitje zitten. Dit is een zwaar verlies.
Met het nabuurschapsbeleid gaat ook de multilaterale dimensie verloren. Het nabuurschap gaat uit van het principe van het centrum en de periferie, waarbij Europa het centrum is en de naburige zones de periferie. Daaruit komen natuurlijk bevoorrechte relaties tussen Europa en de afzonderlijke landen tot stand. Het bilaterale is een basiselement van het nabuurschapsbeleid : de beste leerlingen krijgen een premie, er wordt met elk land afzonderlijk onderhandeld en men laat de internationale dimensie, die een sterk meeslepend effect had, vallen. De andere landen van het Euromediterrane overleg begonnen vragen te stellen en deel te nemen aan een multilaterale dialoog. Die vormde een nieuw element in het partnerschap. De bilaterale dimensie is ook een essentieel element van het partnerschap, maar met het nabuurschap stapt men definitief af van de regionale dimensie en dus van de globale aanpak.
Ten slotte gaat met het nabuurschapsbeleid ook de politieke en culturele dimensie verloren die ondanks alles centraal staat in het Euromediterrane partnerschap. Alles verloopt alsof de economische en de veiligheidsdimensie, die de kern van het partnerschap waren en het beste leken te werken, en de bilaterale dimensie van de relaties tussen Europa en die landen werden geïntegreerd om er één beleid van te maken. De politieke en de culturele dimensie zijn volledig afwezig in het nabuurschapsbeleid, ondanks enkele verklaringen van de Europese instellingen. We moeten er dus aandachtig over waken dat die dimensie niet wordt vergeten in het nieuwe nabuurschap.
Een tweede punt betreft het Europese en het Amerikaanse initiatief. Ontegensprekelijk nemen de VS een krachtig initiatief in het Middellandse-Zeegebied. Dit initiatief steunt op een politieke dimensie rond de Broader Middle East en rond de hervorming van de Arabische wereld. Het vertaalt zich ook in een sterk economisch onderdeel, namelijk in de vrijhandelsakkoorden tussen de Verenigde Staten en bepaalde partnerlanden van Europa, met name Marokko en Jordanië.
Een kenmerk van het Amerikaanse initiatief is het begrip Middle East and North Africa region. Dit is een nieuwe visie op een in tweeën gedeeld Middellandse-Zeegebied. Centraal in het partnerschap stond de idee dat in het Middellandse-Zeegebied iets gemeenschappelijk bestond dat we moesten valoriseren. Met het begrip Middle East and North Africa wordt, geheel in de lijn van de Angelsaksische logica, een grens getrokken tussen hen en ons, tussen het Westen en de anderen. Europa kan en moet hierover iets te zeggen hebben. Het Euromeditterrane partnerschap moet die tendens, die jammer genoeg ook in Europa zeer sterk is, kunnen keren.
De vrijhandelsakkoorden tussen de Verenigde Staten en de landen rond de Middellandse Zee brengen voor de culturele actoren een dreiging met zich mee voor de culturele diversiteit in het Middellandse-Zeegebied. Als Europeanen moeten we het Amerikaanse initiatief counteren met een eigen, sterker initiatief in de richting van het Middellandse-Zeegebied.
Wie kan er op politiek vlak tegen gekant zijn om de landen van de Arabische wereld te begeleiden bij hun hervorming naar meer open en democratische samenlevingen ? Europa moet blijven vasthouden aan begeleiding en mag niet overschakelen op van buitenaf opgelegde hervorming. Het partnerschap kan hier een belangrijke rol spelen door het middenveld in elk van de landen aan de zuidelijke kant van de Middellandse Zee te steunen. Het middenveld is een factor van sociale en politieke verandering.
De strijd voor de culturele diversiteit staat centraal in de gemeenschappelijke lotsbestemming van de landen van het Middellandse-Zeegebied en Europa. Het Europese initiatief is momenteel echter nog zeer zwak omdat we de jongste jaren niet echt de tijd hebben gehad om na te denken over de politieke en institutionele zwakte van Europa. De jongste verkiezingen in Europa stemmen natuurlijk niet tot optimisme. Bovendien heeft men het er steeds meer over dat de Britten in Europa als de woordvoerders voor de Amerikaanse initiatieven optreden. Meer en meer merken we dat de Europeanen het steeds minder over het Euromediterrane gebied hebben, maar wel over de Middle East and North Africa region. Dit is illustratief voor de breuk tussen Europa en de landen ten zuiden van de Middellandse Zee.
De dialoog tussen culturen is het derde focuspunt. Die lijkt zeer belangrijk voor de toekomst van het partnerschap. Met de Anna Lindh Stichting voor de Dialoog tussen Culturen heeft een nieuwe instelling binnen het partnerschap het licht gezien.
De toekomst van het partnerschap speelt zich voor een deel rond die kwestie af. Er moet echter eerst en vooral worden gesproken over het begrip « dialoog tussen culturen ». Velen hebben al gewezen op de valkuilen die dit begrip met zich meebrengt.
Uit de omschrijving van het begrip « dialoog tussen culturen » in veel officiële documenten zouden we kunnen afleiden dat het eigenlijk gaat om twee blokken die tegenover mekaar staan. Hierdoor ontstaat de indruk dat culturen homogeen zijn en niet doorwrongen zijn van een permanente uitwisseling van verschillen, stromingen en tegenstellingen, net alsof de dialoog moet worden gevoerd tussen dé Europese cultuur enerzijds en de cultuur van de overzijde anderzijds. Vandaag is een meer verfijnde visie nodig, met meer aandacht voor wat zich binnen elke cultuur afspeelt. De dialoog tussen culturen moet een nieuwe invulling krijgen omdat het nog slechts gaat om een uitgehold begrip dat het wederzijdse wantrouwen alleen nog maar doet toenemen in plaats van afnemen.
Wat zijn de voorwaarden voor een echte dialoog tussen culturen ? In die vraag staat de geloofwaardigheid van het Euromditerrane partnerschap op het spel.
Drie punten zijn van essentieel belang om opnieuw zin te geven aan de dialoog tussen culturen.
Het eerste is de ongelijkheid van kansen in de culturele uitwisseling en de uitwisseling in het algemeen. Men kan het niet hebben over dialoog tussen culturen zonder de ongelijkheden van de voorwaarden voor die dialoog aan te pakken. Evenmin mag men voorbijgaan aan het feit dat de landen in het Middellandse-Zeegebied en in het Zuiden een enorme verantwoordelijkheid dragen. Het culturele beleid in de zuidelijke landen lijkt nergens op en bestaat zelfs niet. Hoe kunnen we de dialoog aangaan met landen waar de vrije meningsuiting, de middelen voor toegang tot informatie, onderwijs en de voorwaarden voor hedendaagse creatie constant worden ondergraven ? Als we ons tevreden stellen met een dialoog tussen elites, dan gaan we voorbij aan de realiteit van de ongelijke uitwisseling. In dat geval verwordt de dialoog tussen de culturen tot een spel waarbij we nu al weten dat er een verliezer is.
Een tweede belangrijk punt om opnieuw zin te geven aan de dialoog tussen culturen is de oplossing van het probleem van de belemmeringen voor het vrije verkeer. Men kan niet spreken over de dialoog tussen culturen zonder ontmoetingen tussen mensen mogelijk te maken, zonder ervoor te zorgen dat mensen de Middellandse Zee kunnen oversteken. In het dagelijkse leven zijn er tal van voorbeelden dat het onmogelijk is samen projecten op te zetten of een echte dialoog aan te gaan omdat mensen hiervoor de zee moeten kunnen oversteken. Dit geldt voor de Schengenlanden, maar ook voor de zuidelijke landen onderling. Ook aan de zuidelijke kant van de Middellandse Zee wordt een visumsysteem gehanteerd. Om opnieuw zin te geven aan de dialoog tussen culturen en om opnieuw geloofwaardigheid te geven aan het partnerschap en zijn discours moeten eerst en vooral de belemmeringen voor het vrije verkeer in het Middellandse-Zeegebied worden weggewerkt. Het gebied moet worden omgevormd tot een echte ruimte voor uitwisseling, verkeer en ontmoetingen. Iedereen weet dat het visumbeleid de illegale immigratie niet tegenhoudt.
Een derde belangrijk punt voor de dialoog tussen culturen en het geheel van het partnerschap zijn de protagonisten van de dialoog. Momenteel stellen de Europese staten en de landen ten zuiden van de Middellandse Zee zich tevreden met een schijndialoog. Hierbij zitten de polyglotte Engelssprekende en Franssprekende elites en intellectuelen rond de tafel. Dat zijn ongetwijfeld zeer interessante mensen, maar ze hebben niets te maken met de realiteit binnen de samenlevingen waarover we het hebben. We moeten de vraag durven stellen naar de echte confrontatie tussen de culturele perspectieven van iemand die in Europa of in een land in het Zuiden woont. We moeten de moed hebben de onbevooroordeelde confrontatie aan te gaan met de echte dragers van tradities met andere ideeën.
Het laatste punt betreft het middenveld. De filosofische en eindeloze discussie over de vraag welke lading het begrip middenveld nu juist dekt daargelaten, lijkt het vandaag duidelijk dat de politieke en de algemene doelstellingen van het Euromediterrane partnerschap slechts kunnen worden gerealiseerd als de samenlevingen uit Europa en uit het Zuiden echt bij de zaak worden betrokken. We moeten dus terug naar de Verklaring van Barcelona, die echt vernieuwend was omdat ze van de samenlevingsdimensie de kern van het partnerschap maakte.
Hierbij vestigt mevrouw Tanzarella de aandacht op enkele elementen.
Het eerste betreft de steun die de Europeanen, zowel de Staten als de Europese Unie, moeten geven aan het middenveld in de landen van het Zuiden. Sinds enkele jaren waait een nieuwe wind door de zuidelijke Middellandse Zee. Dat merkt men aan het grote aantal initiatieven dat wordt genomen en aan zeer bemoedigende signalen zoals het ontstaan van een middenveld, van een verenigingsleven of, afhankelijk van het land, van een groeiend sociaal debat.
Wat vandaag in Libanon gebeurt, is betekenisvol en verdient een meer diepgaande analyse. Ook in Marokko ontstaan interessante vormen van sociale organisatie. Marokko vindt hiervoor echter geen politieke of financiële steun, noch van de landen, noch van de regeringen ter plaatse, noch van Europa.
De kern van het probleem is het middenveld dat religieus of, kortweg, islamitisch geïnspireerd is. We moeten deze samenlevingen zonder angst tegemoet durven treden. Zowel in Egypte, Marokko als Libanon bestaat er een middenveld die ingebed is in een traditie met wortels in de islam. In Europa is men deze samenlevingen heel snel met terrorisme gaan vereenzelvigen of verdenkt men ze ervan een extreem radicale oppositie tegen de huidige machthebbers te voeren. Een politieke of culturele dialoog lijkt uitgesloten. Dat is een foute inschatting. Europa heeft de plicht rekening te houden met dit middenveld, die ook bij de lekenmaatschappij in een slecht daglicht staan, doch die vandaag de verwachtingen van hun eigen volkeren vertegenwoordigen.
We moeten aandacht hebben voor een aantal belangrijke fenomenen. Geweld wordt meer en meer afgezworen. Zowel in Marokko als in Egypte worden de problemen op het politieke niveau behandeld. De islamitisch geïnspireerde bewegingen aanvaarden ook het pluralisme en het algemeen stemrecht. We moeten ermee ophouden om aan de overkant alleen naar gelijkenissen te zoeken. We moeten er integendeel voor zorgen dat de samenlevingen in die landen een plaats vinden in het mediterrane partnerschap. Dat is absoluut nodig als we de radicalisering, die zich zeker nog geregeld zal manifesteren, willen afremmen.
Het laatste punt betreft een diepgaande hervorming van de Europese procedures voor het bekomen van financiële steun om de dialoog tussen de Europese en de mediterrane samenlevingen te bevorderen.
De huidige mechanismen zijn zodanig stroef en dwingend voor de samenlevingen, zowel ten noorden als ten zuiden van de Middellandse Zee, dat ze de financiële steun mislopen. Als we inhoud willen geven aan het Euromediterrane partnerschap, moeten we deze procedures diepgaand hervormen.
Binnen het middenveld zullen voortaan vormen van overleg worden georganiseerd zoals het niet-gouvernementeel Euromediterraan platform. Ook de ministers in Luxemburg hebben onderstreept dan het om een interessante vernieuwing ging. In elk land moeten er permanente overlegmechanismen komen tussen deze organisaties en Europa.
De toekomst van het Euromediterrane partnerschap staat op het spel. De democratisering binnen die landen, de sociale vooruitgang en de vooruitgang van het middenveld hangen af van de mate waarin onze samenlevingen en deze van het Zuiden het partnerschap ernstig nemen.
5.2. Gedachtewisseling
Als voormalig lid van het Europees Parlement weet mevr. Zrihen dat de kwestie uitermate gevoelig ligt en het economische aspect, waartoe sommigen het partnerschap graag wensen te beperken, in ruime mate overstijgt. Wat we op dit ogenblik meemaken met het grondwettelijk verdrag bewijst dat men kan dromen van alle mogelijke economische ontwikkelingen, maar dat de bevolkingen, als ze zich niet betrokken voelen, ons terugfluiten.
Mevrouw Zrihen heeft enkele vragen over de rol van de vrouwen in het middenveld in dit Euromediterrane partnerschap. Verschillende programma's zijn voor hen bestemd. Er bestaat nu ook een gedeelte over educatie. Vrouwen hebben speciaal aandacht voor het familierecht, dat een belangrijke rol speelt in het middenveld. Werd dit aspect over het hoofd gezien en moet daar iets aan gedaan worden ?
Mevrouw Zrihen wijst ook op de plotse belangstelling van de Verenigde Staten voor dit gedeelte van de wereld, hetgeen haar verontrust. Het Amerikaans-mediterrane partnerschap lijkt vooral een paard van Troje te zijn dat het Europese gedeelte moet destabiliseren. Op welke manier kan de culturele diversiteit in het middenveld worden versterkt ? Iedereen weet wat er in Zuid-Afrika gebeurt en het zou spijtig zijn als een bepaalde cultuur in dit gedeelte van de wereld zou verdwijnen. Een cultuur schept een band. We moeten het ontstaan van een smeltkroescultuur tegengaan.
Er worden inspanningen gedaan om de verenigingen rechtstreeks toegang te verschaffen tot de Europese financieringsstructuren. Sommigen maken gewag van een slecht beheer van die fondsen. Op welke manier kunnen de NGO's en het middenveld erkende partners worden die zich niet meer systematisch tot de regeringen of tot de officiële structuren moeten wenden ?
Volgens de heer Pierre Galand heeft mevr. Tanzarella een onderwerp aangesneden dat tot nu toe nog nauwelijks ter sprake is gekomen, maar dat wel een volwaardige plaats moet krijgen in het verslag. Zij stelt vast dat naarmate het proces vastliep, de oproepen die de verschillende civiele maatschappijen sinds acht jaar doen, op niets uitdraaiden. Beide partners zijn daarvoor verantwoordelijk en ondertussen komt er een derde kaper op de kust, de Verenigde Staten, die zich sterk maken dat ze zullen lukken waar wij zijn mislukt.
De heer Galand heeft de indruk dat de Commissie de dialoog met het middenveld bewust afhoudt. Zij verandert de spelregels om de dialoog te beperken, of zelfs af te breken. Bestaat er een sprankje hoop op vooruitgang als de Commissie weigert aan zelfkritiek te doen en de voorwaarden te herzien die zij oplegt aan de vertegenwoordigers van het middenveld ?
De heer Jean Cornil is getroffen door de dreiging die weegt op de culturele diversiteit. Uit verschillende boeken, waaronder L'occidentalisation du monde van Serge Latouche, Hominescence van Michel Serres en Djihad versus McWorld van Benjamin Barber, de gewezen raadgever van Bill Clinton, blijkt dat er een homogene wereldcultuur ontstaat met alle voor- en nadelen van dien. De jongste leeftijdscategorieën in de samenleving zijn wellicht het meest ontvankelijk voor dat soort van « homogenisering van de smaak », zoals sommigen het noemen. Mevrouw Tanzarella had het over de dialoog tussen de culturen, de dialoog tussen de verschillende beschavingen en de verschillende tradities. Heeft de stichting die zij leidt, een diepgaande studie gemaakt van de penetratie van die nieuwe denk- en levenswijzen die meer en meer overheersen op de zuidelijke oever van de Middellandse Zee ?
Bij aankomst in Amman is het eerste gebouw dat men ziet, de Mac Donald. Bij het binnenkomen van Sanaa, één van de mooiste steden ter wereld, stoot men op de Pizza Hut. In de filmzalen worden de vijf grote Hollywoodproducties van het ogenblik vertoond. Voor muziek geldt hetzelfde. Die cultuurindustrieën zijn waarschijnlijk echter vooral van betekenis voor de jonge generaties en dus voor de toekomst. Dat is niet specifiek voor de zuidelijke oever van de Middellandse Zee; de mentale en culturele ontwikkeling van de jeugd in Europa en in de hele wereld wordt daardoor geconditioneerd.
Bestaan er scherpe analyses van de expansie van dat culturele standaardmodel en van de teloorgang van de traditionele culturen, meer bepaald bij de jongeren, die sterk doorwegen in de demografie van die landen ?
Mevrouw Pehlivan is van mening dat het Euromediterraan Partnerschap niet alleen over een maatschappelijk draagvlak in het Middellandse Zeegebied moet beschikken, maar in heel Europa. In Europa leeft er een heel grote gemeenschap van burgers die afkomstig zijn uit het Middellandse Zeegebied. Zij bepalen voor een groot stuk de beeldvorming van de Middellandse Zeelanden in Europa. Dat geldt vooral voor Noord-Afrika en voor landen als Libanon, en eerder op politiek, sociaal en cultureel vlak dan op economisch vlak.
Mevrouw Tanzarella heeft erop gewezen dat vooral in Noord-Afrikaanse het middenveld weinig wordt betrokken bij het beleid. Kan er dan niet worden gewerkt via het middenveld in de migrantengemeenschappen in Europa om relaties aan te knopen en het draagvlak uit te breiden ? Hierbij wordt niet zozeer de economische uitwisseling geviseerd, want die verloopt vrij goed en wordt ook makkelijker aanvaard, maar wel de culturele en de religieuze dialoog.
Welke instrumenten moet Europa ontwikkelen om dat proces te ondersteunen ?
De heer Roelants du Vivier merkt op dat mevr. Tanzarella het partnerschap tegenover het nabuurschapsbeleid heeft gesteld. Toen voorzitter Prodi dat beleid voorstelde, heeft hij een signaal gegeven dat kan worden vertaald als « alles behalve de instellingen ». Dat krachtige signaal geeft aan dat een groot aantal elementen kunnen worden gedeeld, hetgeen positief is.
Ook een aantal Marokkaanse ministers hebben onlangs bevestigd dat zij een grote belangstelling voor het Euromediterrane partnerschap hebben. Op dat vlak voelen zij zich het meest op hun gemak in hun betrekkingen met Europa. Kan de poging om een nabuurschapsbeleid te voeren niet worden aangezien als een gevolg van het matige welslagen van het Euromediterrane partnerschap ? Europa heeft als het ware iets anders uit zijn hoed getoverd om de regeringen van de betrokken landen te verleiden.
Mevrouw Tanzarella heeft in haar betoog overigens benadrukt dat het vooruitzicht op het « Broader Middle East North Africa Initiative (BMENA) » zoals de Amerikanen het verdedigen, momenteel breedvoerig wordt becommentarieerd en zelfs gesteund door heel wat Europeanen. Dat komt uiteraard neer op het verdelen van de Europese wereld.
Tijdens een vorige vergadering heeft professor Khader van de Leuvense Universiteit de idee van een unieke en ondeelbare Arabische wereld verdedigd, wat enigszins in tegenstrijd is met de mediterrane eenheid. Zo zouden wij een dialoog van blok tot blok voeren. Moeten we in het kader van de culturele dialoog niet de voorkeur geven aan de smeltkroes van mediterrane identiteiten, die een deel van onze gemeenschappelijke roots in zich bergen, dan wel ons toeleggen op de Arabische wereld die de facto een aantal partners rond de Middellandse Zee uitsluit ?
Als archeoloog van opleiding is de heer Roelants du Vivier zich bewust van heel het verleden dat beide oevers van de Middellandse Zee bindt. Spreker zou dus graag weten of Europa en de landen van de Middellandse Zee tijdens hun interculturele dialoog in de Anna Lindh Euromediterrane Stichting of in een ander orgaan ook de archeologie ter sprake brengen ?
Wij hebben een gemeenschappelijke geschiedenis, maar momenteel gaat het vaak over bilaterale opdrachten. Kunnen we niet op Europese schaal samenwerken ?
Mevrouw Tanzarella snijdt vooreerst de vragen omtrent het nabuurschap aan. Is dat een gevolg van het welslagen van het partnerschap ? Volgens spreekster is het een gevolg van wat er in het partnerschap is gelukt. Het is er niet goed in geslaagd om samenlevingen te integreren, noch om de streek te democratiseren, noch om conflicten te voorkomen, maar wel om vormen van economische integratie aan te moedigen via de samenwerkingsakkoorden die vandaag actieplannen worden genoemd.
Er werd verwezen naar de uitspraak van voorzitter Prodi : « Alles behalve de instellingen. » Die uitspraak van mijnheer Prodi, een humanist vol goede bedoelingen, verdient enige precisering. Hij vergeleek namelijk het nabuurschap met de interacties in een groep vrienden. De heer Prodi is geen voorzitter meer en de politieke en algemene constellatie is vandaag enigzins verschillend. Zonder de problematiek terug te brengen naar een personenkwestie, is dit punt wel van belang.
Vandaag wordt voorrang gegeven aan de economie en de veiligheid. Schijnbaar wil men die voortaan met de andere landen delen. Volstaat dat om een beleid uit te werken ? Mevr. Tanzarella vindt niet dat men het proces moet maken van de uitspraak van de heer Prodi « Alles behalve de instellingen », maar denkt dat zijn idee verschilde van wat Europa vandaag uitvoert.
Mevrouw Tanzarella is minder overtuigd van de Euro-Arabische dimensie dan van de Euromediterrane.
Een van de belangrijke elementen van het partnerschap was de verwezenlijking van een Euromediterrane samenwerking met inbegrip van Israël. Het zou een strategische vergissing van formaat zijn om die voor het Israëlische beleid heilzame oefening en die factor van vrede te vergeten. Bovendien verwaarloost de Euro-Arabische dimensie Turkije. Het Middellandse-Zeegebied is een ontzaglijk rijk en vruchtbaar begrip, terwijl de Euro-Arabische wereld een soort gezakt idee is. Wij moeten koers houden op het Middellandse-Zeegebied, een gebied met toekomst.
Veel vragen hadden betrekking op de culturele diversiteit. Dat begrip is uiterst complex want het trekt het slechtste en het beste aan.
Uit zuiver cultureel oogpunt zou het een aberratie zijn om culturen te willen afschermen met tarifaire belemmeringen. Cultuur en afscherming zijn wezenlijk tegengestelde ideeën. De strijd voor de culturele verscheidenheid mag niet worden aangegrepen om een soort bekrompen localisme of het zich terugplooien op de eigen identiteit in bescherming te nemen. Het is een uiterst glad terrein.
Het tweede element is dat het gevecht voor de culturele verscheidenheid soms de idee van een soort cultureel relativisme laat doorsijpelen : alle culturen zijn goed en men moet ervan uitgaan dat er geen universele waarden bestaan die iedereen moet delen. De strijd voor de culturele diversiteit kan alleen worden gevoerd op een gemeenschappelijk basis van rechten die tot het universele patrimonium van de volkeren behoren en waarover niet kan worden onderhandeld. Dat moet in herinnering worden gebracht.
Meer concreet is het interessant te zien hoe Marokko heeft gereageerd op het vrijhandelsakkoord met de Verenigde Staten. Dat akkoord hield werkelijk een slechte behandeling voor de cultuurindustrieën van dat land in. Men moet rekening houden met twee niveaus. Het eerste is het culturele en algemene niveau. Men moet de culturele hegemonie bekampen, maar dat gaat niet bij decreet. Dat is een gevecht van alledag. Landen moeten hun interne verscheidenheid kunnen ontplooien. De Staten spelen echter een zeer belangrijke rol bij de verdediging van de cultuurindustrieën. De Marokkaanse cultuurindustrie van het boek en de film halen het in vrije en onvervalste concurrentie nooit van de Amerikaanse zwaargewichten. Het is dus de plicht van Marokko en van Europa om het bestaan van de cultuurindustrieën en van de even zovele werkgelegenheidsbassins te verdedigen. De Marokkanen hebben een coalitie gevormd voor de verdediging van de culturele diversiteit. De cultuurindustrie en het verenigingsleven hebben er elkaar gevonden om het behoud van bepaalde vormen van bescherming en van quota te verdedigen. Men heeft volkomen het recht om de cultuurindustrie van een land als Marokko te verdedigen.
Er wordt een spel gespeeld waarbij wij, Europeanen, in hetzelfde schuitje zitten als de landen van het Zuiden. Vandaag tellen onze landen onder hun bevolking gemeenschappen van verschillende afkomst en met verschillende culturele referenten, wat een verrijking betekent voor onze Europese cultuur en voor onze culturele identiteit. De verdediging van onze facetrijke specificiteit is een strijd die we delen met de landen van het Zuiden. In dat opzicht heeft het Euromediterrane partnerschap zijn rol niet ten volle gespeeld.
De vrouwen worden door het partnerschap echt stiefmoederlijk behandeld. Het gaat om een uiterst transversale kwestie. Vandaag zijn er programma's voor de integratie van vrouwen in het economische leven, maar dat blijven uiterst beperkte instrumenten. Nochtans is dat een cruciale kwestie.
Wat gebeurt er in de samenlevingen ? Een uiterst innoverend feit wordt onvoldoende in het voetlicht geplaatst : tegen de verwachtingen van alle experts, economen en demografen in zijn de demografische curven van de zuidelijke oever van de Middellandse Zee de jongste jaren spectaculair gedaald. Tien jaar geleden had men er geen rekening mee gehouden hoe sterk de demografische terugval in die landen wel zou zijn. Het gaat om een krachtige integratiefactor tussen de twee Middellandse-Zeeoevers omdat de levenswijzen en de opvattingen over relaties in de toekomst naar elkaar toe beginnen te groeien. Een Tunesische vrouw die vandaag, bijna zoals de Europese, niet meer dan 2,1 kinderen baart, heeft allicht een opvatting over het leven en over haar relatie tot kennis, arbeid, gezin en kinderen die veel dichter staat bij die van de Europese vrouwen.
Men heeft de effecten van dat fenomeen nog onvoldoende ingeschat. Wij zouden die beweging moeten begeleiden, maar we doen dat geenszins. Het is nochtans van cruciaal belang om voluntaristische initiatieven te nemen op een ogenblik dat de conjunctuur gunstig is voor de integratie van onze samenlevingen.
Hoe kan het middenveld zich organiseren ? Wat doet de Europese Commissie ? Wat is de geestesgesteldheid vandaag ? Men moet een straaltje zon toejuichen in de betrekkingen tussen de Europese Unie, de Commissie in het bijzonder, en de Euromediterrane samenlevingen. De jongste drie jaar heeft mevr. Tanzarella het lange voorbereidende werk voor de oprichting van het niet-gouvernementele Euromediterraan platform (voor het Burgerforum) van nabij meegemaakt. Hoewel het niet kan worden beschouwd als representatief voor alle samenlevingen, vormt dit platform toch een instrument voor interdisciplinair overleg waarin de samenlevingen uit het Noorden en het Zuiden zich op authentieke wijze kunnen uitdrukken. Het legt zich toe op de problematiek van de vrouwen, de cultuur, de mensenrechten, het milieu, de transparantie en de strijd tegen de corruptie, de jongeren, enzovoorts. Al die verenigingen zijn vandaag opgenomen in die nieuwe instantie die op 1 april jongstleden in Luxemburg werd opgericht. Dat is een nieuwigheid van kapitaal belang. Europa heeft blijkbaar begrepen dat het tegenover geloofwaardige gesprekspartners stond.
Nogmaals, dat platform heeft niet de pretentie om alle samenlevingen te vertegenwoordigen, maar door de wortels die het in die samenlevingen heeft, beschikt het over legitimiteit. Het is een klankbord voor de discussies, ook die op tegenspraak, die in de samenlevingen van het Zuiden worden gevoerd. Zo zijn de Egyptenaren het onderling niet eens en ook niet met anderen, zoals bijvoorbeeld de Marokkanen. Dat is een heel recente innovatie en de Commissie het belang ervan heeft begrepen. De oefening van de Burgerfora zal grondig worden gewijzigd door het bestaan van die permanente ruimte voor dialoog waar overleg met de Europese instellingen mogelijk is, te meer daar de wortels van die dialoog diep in de samenlevingen reiken en het platform niet veraf staat van de sociale fora en van de bredere, vagere en radicalere bewegingen. Dat instrument zou de komende jaren kunnen bijdragen tot een betere structuur van de dialoog.
Europa kan niet ontkennen dat er een geloofwaardige gesprekspartner bestaat en blijkbaar heeft het dat begrepen.
Wat wordt er gedaan op het vlak van de archeologie, die de sokkel vormt van onze gemeenschappelijke geschiedenis ?
Euromed Heritage is een programma voor technische samenwerking inzake erfgoedbeheer dat in 1996 werd ingesteld en dat rijkelijk wordt gesubsidieerd. Dat programma laat zich in met het historische erfgoed in brede zin, maar ook met samenwerking inzake archeologie. Het vervangt echter niet de archeologische opdrachten die de kern vormen van het archeologische onderzoek en die door de Staten worden gesubsidieerd. We kunnen beide niet met elkaar vergelijken, maar als het op de regio's aankomt, op plaatsen van uitwisseling, van knowhow, van opleiding, van het delen van knowhow en van sitebeheer, dan heeft het programma Euromed Heritage zijn opdracht vervuld. Europa affirmeert dat het een instrument voor culturele dialoog is, maar dat is het niet echt, want het is werkelijk een instrument voor experts.
Aan de historische dimensie wordt veel waarde gehecht, maar de culturele dimensie die vandaag in het voetlicht moet staan, is ontegensprekelijk die van de hedendaagse creatie. Onze samenlevingen zijn niet op de hoogte van onze betrekkingen met en onze schatplichtigheid aan het Middellandse-Zeegebied, maar iedereen weet dat ginds onze roots liggen.
Veel mensen zijn onwetend over de buitengewoon rijke en vruchtbare, hedendaagse creaties in die samenlevingen. Een van de gevechten van de cultuuractoren in het Middellandse-Zeegebied en in Europa is die voor de valorisatie van de hedendaagse creatie.
Het partnerschap voorziet daartoe niet in de nodige instrumenten. In tegenstelling tot wat in Europa gebeurt, ligt die hedendaagse creatie zeer dicht bij de samenlevingen en wordt ze gedragen door de jonge generaties. Er wordt weinig gedaan om deel te nemen aan het rentabiliseren van die bijdrage via podiumkunsten, muziek, litteratuur, plastische kunsten, videocreaties, enzovoorts. Wat bestaat is heel rijk, maar men weet het onvoldoende. Het zou belangrijk zijn om op dat vlak actief te worden.
6. Hoorzitting met de heer Shawki Armali, Algemeen Palestijnse Afgevaardigde
6.1. Inleidende uiteenzetting
Volgens de heer Shawki Armali bestrijkt de tekst van de ontwerpresolutie alle aspecten van de ontwikkeling op politiek, sociaal en economisch vlak. Mevr. Annane heeft gezegd dat die ontwikkelingen voortvloeien uit het vredesproces dat in 1993 tussen de Israëlische regering en onszelf op gang werd gebracht en dat de hoop op vrede in de regio deed ontstaan. De Europese Unie had gelijk gebruik te maken van de sfeer die toen in het gebied heerste en van het feit dat er een Palestijnse Staat zou worden opgericht. We waren volwaardige partners in de voorbereiding van de Barcelonaproces. Alle vergaderingen hadden plaats te Brussel, in het kader van de Europese Raad. We waren enthousiast over alle toezeggingen, niet alleen voor ons, maar ook voor de hele regio, voor Israël, voor Palestina. De beloftes zouden worden bezegeld met de Arabisch-Israëlische verzoening.
Het proces startte met slaande trom. De heer Armali kan niet zeggen dat gedurende tien jaar, van 1995 tot 2005, niets werd bereikt. Men heeft altijd gezegd dat het Barcelonaproces geen oplossing zou brengen voor het Israëlisch-Palestijns of voor het Arabisch-Israëlisch probleem. Het valt echter niet te ontkennen dat deze kwestie het Barcelonaproces beïnvloedt.
Eind mei 2005 vergaderden in Luxemburg de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie, de Arabische landen, Turkije en Israël. Men wil vooruitgaan, maar tegelijkertijd wordt de vooruitgang een beetje afgeremd. De heer Silvan Shalom gaf geen enkel antwoord op de vragen die door de Europese ministers werden gesteld. De toekomst van het Barcelonaproces hangt ook af van de vrede bij ons.
De heer Armali vertegenwoordigt de Palestijnse Autoriteit op de vergaderingen met de hoge ambtenaren, die om de zes weken plaatshebben. Hij heeft ook deelgenomen aan alle bijeenkomsten van de ministers, die om de zes maanden worden georganiseerd. Bovendien zal in november 2005 in Barcelona de tiende verjaardag van het Barcelonaproces worden gevierd. Het Barcelonaproces moet in stand worden gehouden. Het feit dat Israëli's, Palestijnen en Arabieren samen rond de tafel zitten, is positief.
De eerste dag hebben de ministers in Luxemburg vooral over het vredesproces gediscussieerd. Onze aanwezigheid was het beste bewijs dat dit heel belangrijk is. De ministers hebben de hele avond met Silvan Shalom niet gesproken over de vele projecten van het Barcelonaproces. Er werd uitsluitend over politiek gediscussieerd. Spijtig genoeg gaf de heer Shalom zijn gesprekspartners geen overtuigend antwoord. Het bijeenbrengen van de partijen is evenwel al een eerste stap in de goede richting.
We kennen allemaal de Anna Lindh Stichting, die in Alexandrië werd opgericht. Spreker hoopt dat de werkzaamheden kunnen starten. Er werd een algemeen directeur aangesteld, maar die beschikt nog niet over alle ambtenaren die nodig zijn voor het optimaal functioneren van de stichting.
Daarnaast moet ook verwezen worden naar de Euromediterrane parlementaire assemblee, die op 16 juni 2005 voor de vierde keer in Brussel bijeenkomt. Er zijn vier vice-voorzitters, onder wie één Israëli en één Palestijn. De volgende vergadering in de herfst gaat waarschijnlijk door in Palestina; in Ramallah of in Jericho. De voorzitter van het Europees parlement, de heer Borrell, heeft met president Abbas op doorreis in Brussel een verbintenis aangegaan.
Er waren verschillende samenwerkingsakkoorden en nabuurschapovereenkomsten en mevrouw Annane heeft er goed aan gedaan dit in haar verslag te benadrukken. Mevrouw Annane haalt Israël, Jordanië, Marokko en Tunesië aan, maar vergeet de Palestijnse Autoriteit. Zij zijn een volwaardige partner van het actieplan met de Europese Unie, dat overigens al werd opgezet.
De heer Armali wenst er ook, net als in het verslag, aan te herinneren dat alle landen die samenwerkingsakkoorden of nabuurschapovereenkomsten sluiten, waakzaam moeten blijven op het punt van de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. Als daarover in de Arabische gemeenschap een groot debat wordt gehouden, dan is dat onder meer omdat de Europese Unie steeds meer druk uitoefent om deze universele rechten in de Arabische samenleving te laten gelden. We hebben dit nodig. Sommige Arabische broeders beweren dat ten gepaste tijde ook het specifieke karakter van elke samenleving in aanmerking moet worden genomen. Men mag zich evenwel niet onttrekken aan universele principes.
Iedereen kent overigens het bezwarend rapport van het UNDP, het Programma van de Verenigde Naties voor Ontwikkeling, dat door Arabische academici werd opgesteld. Sommigen onder hen bekleden regeringsfuncties in bepaalde Arabische landen. Dit rapport geeft een overzicht van de problemen en de Arabische samenleving vraagt de regeringen om veranderingen en hervormingen.
Alle sociale aspecten die in het Barcelonaproces aan bod kwamen, kunnen de Arabische samenleving helpen bij de ontwikkeling van een goed beleid. Met het verdrag van Barcelona staan we misschien op het punt om vanaf 2010 een vrije markt met de Europese Unie te creëren.
Eerst moeten de Arabische landen een vrije markt en onderlinge economische betrekkingen hebben. Men moet zich daarop voorbereiden, ondanks de beslissingen van de Arabische Liga. Op economisch vlak heeft de Palestijnse Autoriteit veel, en nu nog, van hulpprogramma's geprofiteerd, onder meer het actieplan en MEDA (Euro-Mediterranean Partnership). De 260 miljoen, waartoe de Europese Unie zich voor 2005 heeft verbonden, komen overigens uit die programma's.
Maar er is geen spectaculaire vooruitgang in het Barcelonaproces te verwachten zolang het vredesproces zelf in het slop zit,.
Het veiligheidshandvest tussen de verschillende lidstaten werd uitgebreid besproken, maar er kon geen beslissing worden genomen omdat er geen vrede is tussen Israël en zijn Arabische buren. Deze laatsten volgen die redenering niet. Ze vragen zich af hoe men over bepaalde grenzen kan praten, terwijl Israël nog altijd een deel van hun nationaal grondgebied bezet; dat is vooral het geval voor Syrië. De veiligheidsovereenkomst in het kader van het Barcelonaproces zal er pas komen als er vrede is.
Een ander onderwerp, namelijk de massavernietigingswapens, komt steeds terug. Men wil vorderingen maken, maar is Israël bereid gelijk welke overeenkomst te sluiten om die massavernietigingswapens te vernietigen ? Die vraag kan misschien gesteld worden aan de ambassadeur van Israël, die zal spreken over de veiligheid en de onlusten.
De veiligheid zal vooral afhangen van de vrede tussen Israëli's en Palestijnen. De gebeurtenissen van gisteren en vandaag, zijn spijtig genoeg geen goed voorteken. Waarom liet de Israëlische politie bepaalde extremistische joden tot aan het El-Aqsaplein gaan ? Iedereen weet dat de tweede Intifada begonnen is met het beruchte bezoek van Sharon aan dit plein in september 2000. De Israëli's vierden de verovering van Jeruzalem. Dat mag, maar waarom die provocaties ? Waarom extremisten toelaten op dit plein, dat de derde heilige plaats is voor de moslims ?
Het herstel van vrede dat Mahmoud Abbas van de Palestijnse organisaties heeft bekomen, werd trouwens aan Israëlische zijde niet gevolgd door beslissingen die het vredesproces hadden kunnen vooruithelpen. Er zijn nog altijd gevangenen en verbanningen en bepaalde steden, behalve twee die werden ontruimd, zijn nog altijd bezet. Waar wacht men op om de rest te evacueren ?
Elke week moeten we concrete signalen krijgen van de heer Sharon, want hij is verantwoordelijk voor de bezetting. Momenteel dreigen 59 huizen van Selouan, een dorp vlakbij Jeruzalem, te worden afgebroken. Dat is allemaal niet bevorderlijk voor de vrede, waar nochtans iedereen op hoopt.
De heer Armali is ook voorstander van deze resolutie. Het is een aanmoediging voor dit proces, dat nog meer tot concrete resultaten kan leiden als het vredesproces vooruitgaat.
6.2. Gedachtewisseling
Mevrouw Annane wenst terug te komen op de huidige toestand in de Palestijnse gebieden. We weten dat Mahmoud Abbas geloofwaardig is, voor Europa en vooral voor de Verenigde Staten, waar hij net een bezoek heeft gebracht aan George Bush. Om de hervormingen te doen slagen moet hij steunen op één partij, de Fatah, die zich ook politiek moet hernieuwen. Hamas heeft bij de jongste gemeenteraadsverkiezingen echter goed gescoord, zelfs in Cisjordanië. De staten-generaal van Fatah, de eerste sinds vijftien jaar, zijn voor deze zomer gepland. Hoe zal de Fatah te werk gaan om de parlementsverkiezingen te winnen en het politieke terrein dat tot hiertoe verloren is terug te winnen ? De Palestijnse Staat, met Hamas aan het hoofd, zal immers niet op de steun van de internationale gemeenschap kunnen rekenen en dat zal als een negatief signaal worden beschouwd.
De tweede vraag gaat over de voorwaarden voor de Israëlische terugtrekking uit de Gazastrook en vooral uit de infrastructuren die de Israëli's aan de Palestijnse Autoriteit hebben overgedragen. Heeft de heer Armali informatie over de voorwaarden inzake economie en landbouw ? Krijgt de Palestijnse Autoriteit momenteel steun van buitenaf om haar economische noden en de behoeften van de bevolking te ramen en, vooral, om de investeringsprojecten die na de terugtrekking van Israël zullen worden opgezet, te coördineren ? Kan de Europese Unie geen expertise leveren voor de wederopbouw van de haven van Gaza ?
De heer Galand wenst niet in een Israëlisch-Palestijnse discussie te treden, maar zal zich beperken tot het Euromediterrane kader. Dat er democratische verkiezingen in Palestina worden gehouden, is essentieel. We willen niet, zoals sommigen doen, het resultaat van de verkiezingen beïnvloeden, maar we willen wel weten of Palestina betrouwbaar zal blijven. Het Palestijnse volk heeft net als de andere volkeren recht op democratische verkiezingen. Spreker hoopt dat het verkiezingsresultaat aan onze verwachtingen zal beantwoorden, maar dat is niet het onderwerp van deze discussie.
Na de opeenvolgende deskundigen te hebben gehoord, denkt de heer Galand dat de Euromediterrane overeenkomst, de ondertekening in Barcelona van een grote overeenkomst tussen Europa en de landen van het Middellandse-Zeegebied, vooral op het vlak van de mensenrechten en op economisch gebied niet zo succesvol was als we hadden gehoopt.
De algemeen afgevaardigde pleitte er terecht voor om via de landen van het Middellandse-Zeegebied en via het Barcelonaproces, de gesprekken voor de oplossing van het probleem voort te zetten. Het succes van de Euromediterrane akkoorden hangt af van de verschillende bilaterale overeenkomsten die tussen de diverse partijen werden gesloten. Hoe evalueert de afgevaardigde het Euromediterrane akkoord met Palestina ? Hoever staat het daarmee ?
Hoe kunnen de Europeanen en de Arabische partners er samen voor zorgen dat de preambules van de overeenkomst worden nageleefd, op grond waarvan inspanningen moeten worden gedaan inzake democratie en eerbiediging van de mensenrechten ?
De oproep om in het Middellandse-Zeegebied een zone van vrede en veiligheid in te stellen is uiterst belangrijk. Is er vooruitgang en zijn er verbanden tussen de Euromediterrane overeenkomst en de « 5 + 5 » ?
Een essentieel punt uit de uiteenzetting is dat men geen vrede kan sluiten en geen dialoog kan aangaan en tegelijkertijd provoceren.
De PS-fractie is uiterst waakzaam, want de jongste dergelijke provocatie heeft tot de tweede Intifada geleid. We moeten alles in het werk stellen om een nieuwe confrontatie te vermijden, die eens te meer een invloed zou hebben op de regio en op het Palestijnse volk.
De heer Lionel Vandenberghe heeft een vraag over de verkiezingen. Voor de situatie in het Midden-Oosten is het heel belangrijk is dat er rust is in de verschillende gebieden. Volgens Nederlandstalige kranten zouden de verkiezingen voor onbepaalde tijd zijn uitgesteld. Wat moeten we verstaan onder « voor onbepaalde tijd' ? Hoe reageert de bevolking ter plaatse daarop ?
De heer Armali deelt de bezorgdheid van de heer Vandenberghe, maar die datum moet met de instemming van alle Palestijnse partijen worden vastgesteld. Ze vergaderen vandaag of morgen met president Abbas om de volgende vergadering vast te leggen. De verkiezingen werden om zuiver logistieke en administratieve redenen uitgesteld. De Palestijnse Wetgevende Raad heeft een wet goedgekeurd die voorziet in één derde proportionele en twee derde arrondissementele vertegenwoordiging. President Abbas wil het proportionele aandeel begunstigen. Tijdens de besprekingen onder supervisie van Egypte in Cairo, beloofde hij Hamas dat hij een wet zou indienen die zou voorzien in de helft proportionele vertegenwoordiging. Hij heeft de wet die de Wetgevende Raad aangenomen heeft, niet ondertekend, maar naar de Raad gezonden. Daar is veel tijd overheen gegaan, zodat het onafhankelijke comité van toezicht op de verkiezingen nog geen tijd gehad heeft om zich op 17 juli voor te bereiden.
Wat de vragen van mevrouw Annane betreft, stelt de heer Armali dat Fatah op dit ogenblik met moeilijkheden, zelfs met een crisis, kampt. Dat is op de eerste plaats het gevolg van sleet op de macht — de partij staat sinds 1993 aan het hoofd van de Palestijnse Autoriteit — en alle schandalen die dat bestuur gebrandmerkt hebben; politieke schandalen, vooral de corruptie die door de wereld veroordeeld wordt en waaraan een einde moet worden gemaakt. Het is in een politieke partij trouwens normaal dat de jongeren zich afzetten tegen het beleid van de ouderen. Het laatste congres van Fatah dateert inderdaad van zestien jaar geleden. Die jongeren hebben rechten in de gemeenschap. Bepaalde meningsverschillen verdelen bovendien ook de leiders van Fatah die in Palestina verblijven, en de leiders in het buitenland.
Al die meningsverschillen kunnen worden bijgelegd op het algemene congres van Fatah, dat gepland was op 4 augustus, hoewel de meeste leiders voorstander waren van een latere datum. Het moet in ieder geval plaatshebben vóór en niet na de verkiezingen, want Fatah wil als een coherente en verenigde partij naar voren treden. Het congres van 4 augustus is ook uitgesteld. De leiding van Fatah — het centrale comité — zal op het einde van juni 2005 bijeenkomen om een nieuwe datum vast te leggen. Alles wordt in het werk gesteld om het aura van de partij te herstellen.
De heer Armali is blij dat Hamas deelneemt aan het democratische proces en een plaats zal krijgen in het parlement. De partij zal zich op een democratische manier kunnen inzetten en inzien dat haar extremistische houding tot niets leidt. Dat is trouwens het resultaat van de besprekingen in Caïro, die georganiseerd waren om Hamas bij het democratische politieke proces te betrekken. Hamas stelt zich voor de eerste keer kandidaat voor de verkiezingen. Men moet geen angst hebben voor hun aanwezigheid in het Palestijnse parlement, integendeel. Het is een manier om er een democratische partij van te maken.
We hebben met de Israëli's vergaderd over de Gazastrook, maar zij zijn niet bereid hun plannen voor de nederzettingen te onthullen. Een factie van de partij die in Israël aan de macht is, wil de verdwijning van alle nederzettingen.
Er worden studies gemaakt. Het Quartet heeft de heer Wolfensohn, voormalig directeur van de Wereldbank, aangesteld aangeaaanvoor de voorbereiding en follow-up ter plaatse van de Israëlische terugtrekking uit de Gazastrook. Een tiental kaderleden van de Commissie vergezellen de heer Wolfensohn. Zij blijven ter plaatse om vooral de economische noden te bestuderen.
Wat de opmerking van de heer Galand betreft, onderstreept de heer Armali dat de akkoorden met Palestina een substantiële bijdrage geleverd hebben tot het overleven van de Palestijnse Autoriteit, onder meer door de bijstand en giften voor bepaalde projecten. De Palestijnse Autoriteit heeft dit jaar 260 miljoen uitgetrokken voor de financiering van enkele projecten die door de Commissie worden uitgevoerd. In Jeruzalem superviseren meer dan 60 ambtenaren van de Commissie de projecten in de verschillende regio's. Zo mogen de Europeanen fier zijn op ons ziekenhuis in Beit Hanoun, nog altijd bestuurd door de Palestine Red Crescent Society. De Commissie werkt ook aan een groot project voor de kanalisaties in Gaza.
De vergaderingen in Agadir geven het Barcelonaproces een zeker elan. De resoluties die door de vijf plus vijf aangenomen werden, kunnen andere lofwaardige initiatieven inspireren.
7. Hoorzitting met Z.Exc. de heer Oded Eran, ambassadeur van Israël bij de Europese Unie
7.1. Inleidende uiteenzetting
Volgens de heer Oded Eran is het Barcelona-proces een heel belangrijk proces en moet daarom aandacht krijgen. Vanuit Israëlisch standpunt zijn vooral drie basisdocumenten relevant voor het proces.
Het eerste document is de originele Barcelona Verklaring die dateert van de Euro-Mediterrane Conferentie die plaatsvond in Barcelona op 27 en 28 november 1995.
Het tweede document is een recent document dat eind mei 2005 werd opgesteld tijdens de ministeriële Bijeenkomst in Luxemburg. Dit is een heel belangrijk document omdat het een consensusverklaring is. Wat niet het geval is met eerdere documenten, die verklaringen waren van het voorzitterschap omdat de deelnemende partijen niet tot een akkoord konden komen. Eind mei 2005 werd tijdens de ministeriële Bijeenkomst echter tussen alle aanwezige partijen een overeenstemming bereikt over een tekst. Dit duidt op vorderingen, zowel in het Barcelona-proces zelf als inzake de mogelijkheden voor de toepassing van dit proces.
Het derde document is het actieplan tussen Israël en de EU in de context van het Europees Nabuurschapsbeleid.
Vanuit het Israëlisch standpunt, en dit komt ook tot uiting in het document van eind mei 2005, kunnen de resultaten van het Barcelona-proces als gemiddeld beschouwd worden. Het is een mengeling van resultaten en van gebrek aan resultaten ». Dit staat in de openingstoespraak van de verklaring van vorige week, die dateert van 30 en 31 mei van dit jaar.
Het Barcelona-proces blijft het enige forum, buiten de VN en de verschillende aangesloten agentschappen van de VN, waar Israëlische vertegenwoordigers onder eenzelfde dak samenzitten met Syriërs, Libanese en misschien in de nabije toekomst Libische vertegenwoordigers. Dit op zich is een uiterst waardevol verschijnsel dat in beschouwing moet genomen worden bij de beoordeling van het Barcelona-proces.
De Israëli's, de Syriërs en de Libanezen praten misschien niet met elkaar, maar « Het Barcelona Forum » brengt vertegenwoordigers uit Israël, Libië, Syrië, enz. wel samen. Ze ontmoeten elkaar op dit forum van ministers van buitenlandse zaken en als hogere ambtenaren en deskundigen in uiteenlopende activiteiten die plaatsvinden in de context van het Barcelona-proces.
Het ander belangrijk kenmerk van het Barcelona-proces is het gegeven dat het een structureel proces is, in tegenstelling tot bepaalde processen die door de Verenigde Staten werden ingezet. Een voorbeeld van een niet-structureel VS-proces is het Broader Middle East and North Africa Initiative Er valt over dit onderwerp heel wat te redetwisten, maar het feit blijft dat het Broader Middle East and North Africa Initiative geen structureel proces is.
Daarentegen hadden Europa en de Mediterrane landen in de voorbije tien jaar een sterk gestructureerd proces dat op zich al grote betekenis heeft.
Helaas, en zoals wordt gesteld in de verklaring die begin juni 2005 in Luxemburg werd opgesteld, zijn andere concrete successen maar moeilijk te vinden.
Een voorbeeld van een succes is echter wel de instelling van de Mediterrane parlementaire vergadering, die zeer waardevol is. Parlementairen van alle landen die bij het proces betrokken zijn, komen samen en onmoeten elkaar, wat onmisbaar is om de relaties en de communicatie in de Mediterrane zone te verbeteren.
Een andere verwezenlijking die het vermelden waard is, betreft het seminarie dat Israël in de toekomst zal organiseren over regionale veiligheid en de proliferatie van massavernietingswapens. Dit is een initiatief van de hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, Javier Solana. Dit seminarie zal in de komende weken plaatsvinden. Het feit alleen al dat alle landen die aan het seminarie deelnemen, hetzelfde platform kunnen delen en kunnen praten over deze kwestie, die uiteraard bijzonder gevoelig ligt, is cruciaal.
Tot nu toe waren er nog maar weinig successen op politiek niveau. De politieke kwestie is één van de drie korven van het Barcelona-proces. Geen enkele Mediterrane en zelfs niet de Europese deelnemers aan dit proces namen aan of verwachtten dat het Barcelona-forum de geschillen in het Midden Oosten zouden oplossen. Daarom lagen de verwachtingen bij aanvang al niet erg hoog, wat het vinden van een oplossing voor de conflicten in de Israëlische regio betreft.
Daarom, vanuit het standpunt van Israël, zijn de twee andere korven van het Barcelona-proces belangrijker, beduidender en zwaarwichtiger wat de activiteiten betreft die tijdens de voorbije tien jaar van het proces plaatsvonden.
De eerste van deze twee relevante korven in het Barcelona-proces is de economische. Hoewel de doelstellingen van de oorspronkelijke verklaring van het Barcelona-proces van 1995 nog niet volledig werden gehaald, werden toch al belangrijke successen geboekt.
In 1995 werd een belangrijk doel vooropgesteld, namelijk de opzet van een vrijhandelszone in de Mediterrane regio's tegen 2010. Tot nu toe werden vrijhandelsakkoorden gesloten tussen alle Mediterrane landen en de EU, met uitzondering van Syrië. Alle Mediterrane landen hebben samenwerkingsakkoorden en vrije handel, wat een beduidend feit is dat de moeite loont.
Wat nog niet werd bereikt, zijn vrijhandelsakkoorden tussen de zuidelijke leden zelf. De bestaande akkoorden werden afgesloten tussen de EU en elk individueel zuidelijk lid, maar niet tussen de zuidelijke leden zelf. Om de « volledig vrije toegang » tot de Europese markt waar te maken, moeten er akkoorden komen tussen de zuidelijke leden onderling. Het feit alleen al dat, met uitzondering van Syrië, alle Mediterrane landen wederzijdse akkoorden hebben met de EU, moet beklemtoond worden.
Er vinden nog meer belangrijke ontwikkelingen plaats. Twee Noord-Afrikaanse landen, Marokko en Tunesië, en twee Mediterrane landen, Jordanië en Egypte, hebben een vrijhandelsakkoord met elkaar gesloten.
Israël heeft ook een akkoord met Jordanië, dat van grote betekenis is. Dit stelt de beide landen in staat om hun gezamenlijke productie taksvrij op de EU-markt te brengen. Israël sprak onlangs een gezamenlijke productie met Egypte af. Dit is ook zeer relevant voor de ontwikkeling van de Palestijnse economie. Als er een akkoord kan gesloten worden, dat aanvaardbaar is voor de EU, dan wordt het mogelijk om taksvrij een gezamenlijke Palestijns-Israëlische productie op de EU-markt te brengen. Er is al een precedent tussen Israël en Jordanië dat de EU aanvaardde. Hopelijk zal dit precedent in de nabije toekomst benut worden met betrekking tot de Palestijnse economie.
De tweede invloedrijke economische verwezenlijking van het Barcelona-proces is de oprichting van de FEMIP, de Faciliteit voor Euro-Mediterrane Investering en Partnership. Dit is een agentschap dat deel uitmaakt van de Europese Investeringsbank en dat de bevoegdheid kreeg om leningen ten belope van 2 miljard euro per jaar toe te kennen. Israël komt niet in aanmerking als leningnemer omdat het overgekwalificeerd is.
FEMIP is van levensbelang voor de economieën van de andere Mediterrane deelnemers aan dit proces. FEMIP verving in zekere zin de regionale ontwikkelingsbanken. Het idee van Regionale ontwikkelingsbanken ontstond na de Conferentie van Madrid in 1991. Om allerlei redenen kreeg het idee van de regionale ontwikkelingsbanken nooit materieel vorm. De EU zou de opdracht moeten krijgen om het initiatief te nemen voor de opzet van de FEMIP binnen de EIB. Het is een zeer nuttig instrument.
De derde korf is problematischer, niet zozeer voor Israël, maar meer voor de andere Mediterrane deelnemers die bij het Barcelona-proces betrokken zijn. Deze derde korf betreft de hele kwestie van de mensenrechten, het middenveld en transparante rechtssystemen.
De Egyptische minister van Buitenlandse Zaken legde een felle verklaring af tijdens de ministeriële Bijeenkomst in mei dit jaar in Luxemburg. Tijdens deze ontmoeting richtte hij zich tot Europese ministers van Buitenlandse Zaken en zei tegen de hele groep « u begrijpt niet waar u het over heeft, we zijn een staat die gebaseerd is op de Koran, wij kunnen de hervormingen die u ons tracht op te leggen, niet aanvaarden ».
Hier ziet de ambassadeur ernstige filosofische problemen die op lange termijn andere implicaties kunnen hebben.
Als een land tracht directe buitenlandse investeringen aan te trekken, de zogenoemde FDI's, zullen de investeerders uit Europa of van elders, de rechtssystemen onder de loep nemen. Zal het rechtssysteem van het vreemde land de investeerder voldoende garanties bieden : de wettelijke garanties, de garanties in verband met de financiële structuur. Dit wordt één van de meer gevoelige kwesties in de dialoog.
De aanzienlijke veranderingen die zich voordeden in het Midden Oosten kunnen deels aan het Barcelona-proces worden toegeschreven.
Kijk wat er in Libanon gebeurde. Dit is een positieve ontwikkeling van betekenis.
Kijk wat er in Palestina gebeurde, op het stuk van democratie. De Palestijnen hielden vrij eerlijke, open en transparante verkiezingen in januari van dit jaar. En hopelijk zullen ze een gelijkaardig proces doorlopen als ze beslissen tot algemene verkiezingen, waarschijnlijk eind dit jaar.
De situatie in Irak is ook geëvolueerd ondanks alle problemen, hoewel het land niet deelneemt aan het Barcelona-proces.
Dit zijn toch geen onbetekenende ontwikkelingen in het democratiseringsproces in de regio. Het feit dat er een dialoog is in de context van het Barcelona-proces, is in ruime mate bijzonder belangrijk en van invloed.
Interessant is dat twee processen tegelijk van start gingen in 1995 : het ene liep tussen de EU en de Mediterrane landen en het andere tussen de NAVO en de Mediterrane landen.
Er is een krachtige dialoog aan de gang tussen de NAVO en zeven Mediterrane landen. In beide dialogen werd ontdekt dat een algemene aanpak over de hele lijn niet volstaat. Er moet een proces in een proces worden ontwikkeld, dat geënt is op het beginsel van de verscheidenheid. Er moet rekening gehouden worden met de specifieke kenmerken van elke Mediterrane deelnemer aan het proces. De Europese Unie vond daar een zeer bevredigende oplossing voor, in de vorm van het « Europees Nabuurschapsbeleid ».
Eind 2004 spraken vijf Mediterrane landen (Tunesië, Marokko, Jordanië, Israël en de Palestijnse Autoriteit), afzonderlijk en individueel, een actieplan af met de EU.
Deze actieplannen zijn zeer belangrijk omdat ze gebaseerd zijn op het beginsel van verscheidenheid en verder gaan dan de huidige samenwerkingsakkoorden die in feite vrijhandelsakkoorden zijn die niet voldoende ruimte laten voor andere samenwerkingsverbanden.
Het Barcelona-proces kan dieper gaan, op basis van deze actieplannen. Neem nu bijvoorbeeld de kwestie van het milieu, die de hele mensheid aangaat. Er zijn Europese instellingen en Organen die zich op het milieu toeleggen. Er is geen enkele reden om deze organen te beletten een waarnemersstatus toe te kennen aan leden uit de Middellandse-Zeezone die niet tot de EU behoren.
De milieuproblemen van Zuid-Frankrijk verschillen niet van de problemen in de Middellandse-Zeezone, van Noord-Marokko of zelfs Noord-Libië. Als er meer samenwerking en meer aanwezigheid is van Mediterrane waarnemers in het Europese milieuproces, dan zal dit het gevoel van bondgenootschap tussen de Mediterrane landen en de EU vergroten. De Mediterrane landen zouden dan het gevoel krijgen dat ze echt deelnemen en echt als gelijke leden van het proces worden beschouwd.
7.2. Gedachtewisseling
De heer Galand verwijst naar de stelling van de heer Eran dat het Barcelona-akkoord een vorm van dialoog is die in het Middellandse-Zeegebied een substantiële vooruitgang kan brengen, zowel op het gebied van de economische uitwisseling, waaraan het welzijn van de bevolking gekoppeld is, als op het democratische vlak. Een ambassadeur moet een goede diplomaat zijn. Spreker hoopt dan ook dat Israël deze mening deelt en dat de ambassadeur van Israël in de Verenigde Staten er niet van uitgaat dat the Great Middle East de ideale oplossing is voor het Middellandse-Zeegebied.
Wat beveelt de heer Eran aan om de ruimte die door het Barcelona-akkoord gecreëerd is, te gebruiken voor een intensere dialoog waarmee nieuwe bakens kunnen worden uitgezet en het Middellandse-Zeegebied uit de huidige impasse kan worden gehaald ? Uit de cijfers die professor Sekkat vanmorgen citeerde, blijkt dat er geen enkele reële economische vooruitgang meer is. Welke prioriteiten kunnen het mechanisme een nieuwe dynamiek geven ?
Het punt over de bundeling van het mediterrane proces en de dialoog in de NAVO is een gevoelig punt. Israël is een nucleaire mogendheid. Hoe kunnen we vrede brengen in het Middellandse-Zeegebied ? Hoe kan de Euromediterrane dialoog de nucleaire ontwapening in dat gebied bevorderen ?
De ambassadeur heeft verklaard dat het Barcelonaproces moest leiden tot een gemeenschappelijk visie over de toekomst in de mediterrane zone. Daarvoor moet iedereen wel nog bepaalde fasen doorlopen. In veel landen van de mediterrane regio moet nog vooruitgang worden geboekt op het gebied van de institutionele democratie. Het is duidelijk dat Israël op dat vlak een voorsprong heeft.
Het Euromediterrane akkoord met Israël stelde nochtans specifieke voorwaarden, onder meer voor de producten uit de nederzettingen die naar Europa worden uitgevoerd met het label made in Israel. Europa heeft altijd aangedrongen op een vermindering van het aantal nederzettingen in de bezette gebieden. We moeten echter vaststellen dat Israël sinds de start van het Barcelonaproces, tien jaar geleden, in Palestina nog veel nieuwe nederzettingen gesticht heeft, wat een schending is van het specifieke Euromediterrane akkoord.
Mevrouw Zrihen wijst erop dat de ambassadeur u verklaarde dat het Europees nabuurschapsbeleid bevredigend is. Volgens haar informatie is er echter nog altijd ongerustheid over het evenwicht dat Europa moet vinden na de uitbreiding naar het Oosten, die kan leiden tot een lichte of zelfs sterke achteruitgang in de naleving van de verbintenissen in het Euromediterrane proces. Dat rapport is meer dan een jaar geleden uitgebracht. Heeft de ambassadeur, in het licht van de uitbreiding zoals ze nu in de tekst is opgenomen, al een echte daling vastgesteld in de Europese investeringen in het Euromediterrane beleid ?
Wat is het belang van het programma, waarin wordt aangekondigd dat er tegen 2005 een routeplan zou kunnen zijn voor een liberalisering van de handel in landbouwproducten en dat de besprekingen met de partnerlanden zouden kunnen worden aangevat ? Zullen er op het einde van het jaar, wanneer in Hongkong de besprekingen van de WTO beginnen, maatregelen worden genomen om dat deel van de wereld de gelegenheid te geven uitdrukkelijk aanwezig te zijn bij de wijziging van het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid ?
De derde vraag heeft betrekking op de uiteenzetting van mevrouw Giovanna Tanzarella over het middenveld. Het is duidelijk dat een conferentie van dat middenveld op het niveau van Euromed een belangrijke troef is om eindelijk een partnerschap tussen de culturen te ontwikkelen en te stoppen met het creëren van een mengelmoes die soms moordend kan zijn. Misschien kan daaruit nog een andere dialoog ontstaan, bijvoorbeeld de dialoog die men graag zou voeren in het kader van Euromed zelf. Het programma 2005 biedt die mogelijkheid. Heeft de ambassadeur al nagedacht over de concrete uitvoering ?
Volgens mevrouw Annane beoogt het Barcelonaproces beoogt de democratisering en de sociaal-economische ontwikkeling. Wat is de plaats van de Staat Israël in dat proces ? Dat land staat op dat vlak immers al veel verder dan de andere landen. Niets is perfect, maar de andere lidstaten moeten nog een grote achterstand wegwerken.
Streeft de Staat Israël naar een regionale integratie in de Europese Unie en nadien in de Arabische wereld ? Is het op het Europese niveau geïnteresseerd in een akkoord over een douane-unie, zoals Turkije ? Welke investeringen en handelsbelangen ziet het op middellange termijn, mocht het zich in de Arabische wereld willen integreren ?
De heer Oded Eran wijst op twee gewichtige verwezenlijkingen :
De eerste verwezenlijking is op economisch vlak. Dit is het akkoord over de accumulatie van de oorsprongsregels, waardoor Mediterrane landen kunnen samenwerken met kandidaat-landen zoals Roemenië en Bulgarije en taksvrij de Europese Unie betreden. Dit werd vorig jaar verwezenlijkt en het is ook weer een uiterst waardevolle economische vooruitgang.
De tweede verwezenlijking is de oprichting van de « Anna Lindh Stichting voor de Dialoog tussen Culturen », die in april 2005 in Alexandrië werd ingehuldigd. Dit is een zeer belangrijke instelling die zich toelegt op echt gevoelige en belangrijke kwesties.
Is er een mogelijkheid voor een nieuwe dynamiek in de dialoog tussen beide kanten ?
Volgens de ambassadeur is dit relevant. Het betreft niet enkel de bilaterale relaties tussen het Noorden, de EU, en het Zuiden, de Mediterrane regio, maar ook de Verenigde Staten.
De vraag luidt : « Is een zekere samenwerking mogelijk, eerder dan een botsing van filosofieën en benaderingen van deze kwestie ? ». Dit is een zeer gevoelige kwestie voor de Arabische wereld. Om louter politieke redenen, namelijk omdat regimes trachten zichzelf te beschermen, om echt culturele redenen en om redenen van godsdienstige aard.
Het is niet de bedoeling om de kwestie van de grondwet aan te pakken, maar het heeft natuurlijk allemaal met elkaar te maken.
Sprekend in naam van alle Mediterrane landen, wat moeilijk is gezien de verschillende houdingen in de Mediterrane zone, leeft in de zuidelijke mediterrane zone de nood aan een constructieve dialoog met Europa. Europa is veruit onze grootste markt.
Misschien werd niet elk doel in de menselijke, sociale en wettelijke korf van Barcelona gehaald, maar er is vooruitgang.
Nieuwe dialoog is altijd welkom en gebeurt trouwens al op bilateriaal niveau, via de actieplannen. Alle actieplannen, waaronder dit met Israël, hebben een hoofdstuk over mensenrechten en andere relevante kwesties. Israël schrok er niet voor terug om deze kwestie te bespreken. Maar toch vindt Israël dat het, als het om mensenrechten gaat, op een ander niveau staat dan bepaalde buren. Toch ging Israël akkoord om met de EU over deze kwestie te praten.
De kwestie van de massavernietigingswapens is een bijzonder gevoelige kwestie in de hele Mediterrane zone, die over de grenzen van de Europees-Mediterrane dialoog heen gaat, en zelfs voorbij het Barcelona-proces reikt.
De EU is nu sterk betrokken met Iran, en Israël steunt dit proces. Israël neemt deel aan een zeer transparante en open dialoog met de EU betreffende de kwestie-Iran. Israël waardeert de inspanningen die de EU aangaande deze kwestie leverde.
Israël beschouwt de hele kwestie van de massavernietigingswapens als onderdeel van een regionaal veiligheidssysteem, er kan niet één aspect apart worden behandeld. Vooraleer een kernvrije zone mogelijk is, moet er een systeem zijn, een bevredigend, controleerbaar systeem dat veiligheidsconflicten kan oplossen. Deze zijn niet los van elkaar te denken. Daarom stemt Israël in principe in met alle inspanningen die de EU inzake deze kwestie leverde.
Inzak de derde kwestie betreffende de oorsprongsregels voor export uit grondgebieden in andere zones, werd een akkoord bereikt. Dit akkoord stelt dat er voor de export geen taksvrije aanmoedigingsmaatregelen zullen gelden. Vorig jaar sloot Israël een technisch akkoord met de EU dat bepaalt dat alle export volgens de EU takstarieven wordt belast. Dit loste de technische kwestie van de export op.
Wat de nederzettingen betreft, spreekt de ambassadeur als iemand die aan het hoofd stond van ht Israëlisch team tijdens de Camp David onderhandelingen in 2000. Bij deze onderhandelingen maakte de toenmalige eerste minister van Israël, de heer Barak, duidelijk dat in de context van een akkoord deze nederzettingen grotendeels zouden ontmanteld worden. Israël beschouwt dit niet als een hinderpaal om een uitgebreid akkoord met de Palestijnen te bereiken, en daarom vermeldt hij het in deze verklaring vandaag.
Israël zit nu in een proces voor de unilaterale terugtrekking uit Gaza en uit vier nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Hopelijk gebeurt dit ook zoals de regering plande, maar elke dag stellen zich problemen. Deze ochtend nog werden uit de Gaza-strook drie Kasaiprojectielen afgevuurd op een burgerlijk stadscentrum in Israël.
Deze welbepaalde nederzetting wordt een politieke voetbal omdat Hamas nu zijn ergernis uit over de beslissing van Mahmoud Abbas om de verkiezingen uit te stellen. Om deze ontevredenheid concreet te tonen, vuren zijn volgelingen hun projectielen af. Dit maakt de hele situatie bijzonder hachelijk.
Maar de regering van Israël blijft vastbesloten om het proces van de terugtrekking uit de Gaza-strook en uit vier nederzettingen in het noorden voort te zetten. Wat de omvang van het grondgebied betreft, zijn deze vier nederzettingen groter dan het hele gebied dat Israël in Gaza plaatst.
Wat de vrijmaking van de handel van landbouwproducten betreft, ondersteunt Israël algemeen het idee van liberalisering. Israël is van mening dat de liberalisering rekening moet houden met de eigenheden van elke landbouwsector van de zuidelijke Mediterrane zone.
De ambassadeur wil de nadruk leggen op het belang van culturele dialoog. Daarom vernoemde hij daarnet de Anna-Lindh Stichting in Alexandrië. Er is heel veel ruimte voor samenwerking tussen Europa en de Mediterrane landen en tussen de Mediterrane landen onderling. Dit kan gebeuren en gebeurt ook op dit ogenblik.
Israël deed hieromtrent enkele voorstellen tijdens de EuroMed bijeenkomst in Luxemburg eind mei 2005, in een poging om het proces van de culturele dialoog verder aan te zwengelen.
Europa is een grote hulp in het bij elkaar brengen van de verschillende culturen, musici, schrijvers, dichters, jeugd, enz. Deze ontmoeting van de culturen is van groot belang, en er zou dus meer aandacht moeten gaan naar de kwestie van de culturele dialoog.
De laatste, en wellicht één van de moeilijkste vragen is : « Hoe ziet Israël zichzelf ten opzichte van zijn geografische ligging en Europa ? ».
Israël is een Europese samenleving. Het is een Europese samenleving om minstens twee redenen :
Zo is 50 % van de bevolking, tot op vandaag, komt uit Europa (Europa in de brede geografische zin, niet enkel de EU). Europa is het cultureel, economisch hinterland van Israël. Daar liggen zijn culturele wortels, zijn economische kracht en dus is Europa duidelijk een belangrijke factor in ons leven.
De tweede reden is dat begin vorige eeuw Israël onder Brits mandaat stond. Daarom is bijvoorbeeld zijn rechtssysteem gebaseerd op de Britse wetgeving, evenals enkele van haar instellingen.
Geografisch behoort Israël tot het Midden Oosten. Daar moet rekening mee gehouden worden. Israël wil geen eiland zijn, het was al veel te lang een eiland omdat dit opgelegd werd. Deze situatie bevalt Israël niet. Professioneel heeft de ambassadeur veel genoegen beleefd aan het feit dat hij ambassadeur kon zijn in een Arabisch land. Daarom kan hij uit persoonlijke ervaring vertellen dat constructieve relaties met zijn buren mogelijk zijn.
In de toekomst zal Israël de banden met Europa moeten aantrekken. Het actieplan in de context van het Europees Nabuurschapsbeleid zwengelt de relaties tussen Israël en Europa aan. Israël heeft nood aan normale relaties met zijn buren. Daar kan Europa bij helpen. Europa heeft eens te meer een grote invloed op dit proces van normalisering en beide processen kunnen tegelijk verder lopen.
8. Hoorzitting met Z.Exc. de heer Mahmoud Karem, ambassadeur van de republiek Egypte bij de Europese Unie
8.1. Inleidende uiteenzetting
De heer Karem verwijst eerst naar de situatie na de Euromedconferentie van Luxemburg eind mei 2005.
Tijdens de ministeriële bijeenkomst vonden intensieve onderhandelingen plaats. Het is daarom noodzakelijk om het Egyptisch standpunt te geven over de beoordeling van het Barcelona-proces en wat nog komt.
De Egyptenaren blijven geloven dat het Barcelona-proces een uniek kader is voor dialoog en samenwerking tussen beide kanten van de Mediterrane zone. Egypte heeft zich ten volle bereid verklaard om op een positieve en constructieve manier mee te werken. Egypte zal dit doen om het proces vooruit te helpen, op grond van de basisrichtsnoeren en het beginsel van medeverantwoordelijkheid en wederzijds belang, evenals van de handhaving van de centraliteit van het Proces zoals in de Verklaring van Barcelona is ingebed.
Bij de tiende verjaardag van de Barcelona-verklaring is het nodig dat alle partijen de overeengekomen doelstellingen nogmaals bevestigen. Verder moeten ze nogmaals bevestigen bereid te zijn om samen te werken om te verwezenlijken wat nog niet bereikt werd. Dit is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van alle partners. Maar wat echt wordt verstaan onder partnership en nabuurschap ? Het is voor Egypte erg belangrijk dat zowel de EU als de Mediterrane landen overeenkomen dat de basisbeginselen van Barcelona centraal staan, maar niet werden ingevuld.
Toen het proces 10 jaar geleden startte, hadden de betrokken partijen het over een zone van vrede en stabiliteit. Dat kreeg tot nu toe nog steeds niet concreet vorm. Het Arabisch-Israëlisch conflict en de Palestijnse kwestie van een rechtvaardige en blijvende vrede blijft ongrijpbaar.
Toen het proces 10 jaar geleden startte, hadden de betrokken partijen het over een zone van samenwerking en welvaart. Maar Europa's partners in het zuiden lijden nog steeds. Ze hebben bijstand en directe buitenlandse investeringen nodig. Ze hebben er nood aan Europese markten te penetreren en ze hebben samenwerking rond immigratie nodig.
En toen het proces 10 jaar geleden startte, hadden de betrokken partijen het over de nood aan meer dialoog en aan het dichten van de culturele kloof. Hiertoe werd de Anna-Lindh Stichting in Alexandrië opgericht.
Partnership wil niet zeggen aanmoedigingsmaatregelen ruilen tegen principes. Het is geen vrijbrief om tussen te komen in de interne aangelegenheden van Staten. Het is geen kortzichtige kijk op bondgenootschappen met binnenlandse groepen die zich bemoeien met binnenlandse stabiliteit of interne orde, onder het voorwendsel van mensenrechten of democratie.
De Europese Unie is voor Egypte de belangrijkste partner in de uitbouw van een zone van vrede en welvaart rond de Middellandse Zee. Onze gezamenlijke inspanningen om het proces te beoordelen en te bekijken welke verdere stappen moeten gezet worden, moeten geënt zijn op een alomvattende aanpak. Dit betreft niet enkel de politieke en veiligheidsaspecten, maar ook de kloof op economisch en technologisch vlak. Er zijn noodzakelijke vereisten om een ruimere zone van vrede, stabiliteit, veiligheid en intregratie rond de Middellandse Zee uit te bouwen.
Het Barcelona-proces moet gepast de bedreigingen van de vrede en van de stabiliteit aanpakken. De sterkst aanhoudende dreiging gaat uit van de impact van het Arabisch-Israëlisch conflict. Een vreedzame regeling van dit aanslepend conflict is noodzakelijk. Het is een onmisbare voorwaarde voor veiligheid en voor de volledige benutting van de Egyptische mogelijkheden in Egyptische regio's.
In vrede leven, betekent vrije handel, vrij kunnen bewegen, integratie, uitwisseling van werkkrachten, en export van goederen uit Egyptische landen naar Israël en vice versa.
Er worden belangrijke stappen gezet, bijvoorbeeld de verkiezing van de heer Abu Mazen als leider van Palestina. Maar hij kampt met binnenlandse problemen. Hij heeft economische steun nodig, de terugtrekking uit Gaza moet daadwerkelijk plaatsvinden, de route moet uitgestippeld worden, er moet inzicht in Sharm el Sheikh zijn en tot slot moeten, wat wij de uiteindelijke kwesties van de terugtrekking noemen, geregeld worden.
Een andere belangrijke factor die niet mag vergeten worden, is de ontwapening en de wapenbeheersing. Als er vrede is, worden wapens overbodig in de Egyptische regio. Egypte is trots het eerste land te zijn dat vrede sloot met Israël in 1979. Als er vrede is, en zelfs nog daarvoor, zijn er geen kernwapens nodig, de oorlog wordt niet gestreden met kernwapens en de regio's moeten zich ontdoen van alle massavernietigingswapens.
De waarborg voor de veiligheid van elke staat moet gebaseerd zijn op zijn vreedzame verbintenissen en niet op de omvang van zijn massavernietigingswapens.
In 1990 stelde Egypte een initiatief voor om een zone uit te bouwen die vrij is van massavernietigingswapens. Het is te hopen dat dit doel zal gehaald worden. Dit werd opgenomen in Barcelona en ook in de slotverklaring van vorige week.
Er is overeengekomen dat we allemaal samen moeten werken om de grondoorzaken van het wereldwijde terrorisme te bestrijden. Er moet een alomvattende strategie worden uitgestippeld om de kwestie in al haar aspecten aan te pakken.
De aanslagen van 11 september 2001 en de vreselijke daden die gesteld werden in New York, zouden de relatie tussen de EU en de Mediterrane regio of het centraal karakter van Barcelona niet mogen aantasten. De Arabische natie en de Islam in het algemeen hebben geen schuld aan wat er gebeurd is. De hele Arabische natie mag niet de prijs betalen voor die enkelingen die in hun fundamenteel denken misleid werden.
Overeenkomsten in verband met terroristen moeten nagekomen worden, door de bevestiging van het wetgevend proces van ratificatie en goedkeuring.
Wij respecteren het parlementair proces in uw deel van de wereld, maar net zo moet u dit zelfde proces in ons deel van de wereld respecteren.
Het concept van een groter Midden Oosten en de notie dat het gebrek aan democratie en hervormingen de oorzaak is van politieke onveiligheid en terrorisme is een misvatting. De reden hiervoor is en blijft het gebrek aan vorderingen om een rechtvaardige en blijvende vrede in de Arabisch-Israëlische context te bewerkstelligen.
Als we het hebben over hervorming, dan kan zeker gesteld worden dat er in dit deel van het Mediterrane gebied een hervormingsproces werd ingezet en loopt, vooral in Egypte. Egypte heeft een inspanning geleverd om uitgebreide ontwikkelingen in de hand te werken op politiek, economisch, sociaal en cultureel gebied.
De slotverklaring op de Arabische top in Tunesië bevat een Arabisch hervormingsplan en werd enkele maanden geleden herbevestigd op de Arabische top in Algiers. Dit werd ook herbevestigd op regionale Arabische conferenties, waaronder enkele conferenties die in de stad Alexandrië plaatsvonden. Dit slotdocument werd voorbereid door het middenveld, en niet door regeringsafgevaardigden. Dit waren vertegenwoordigers van het middenveld die omgaan met economische kwesties, met politieke hervorming, en met sociale en culturele aangelegenheden in de hele Arabische wereld. Deze vertegenwoordigers van het middenveld gaven hun eigen visie op de manier om de Arabische wereld te hervormen, in de documenten die werden uitgegeven door de Arabische conferentie.
Egypte gelooft dat het Arabisch middenveld belangrijk is. Ze moet gekoesterd worden. Ze moet versterkt worden. Ze moet in harmonie werken om mee de weg te wijzen naar de invulling van de doelstellingen van hervorming.
We verwachten van onze EU-partners dat ze onze nationale programma's voor ontwikkeling en modernisering steunen. Het is erg makkelijk om te zeggen dat hervorming nodig is, maar als men moet hervormen om tot meer politieke participatie te komen, dan moet men een beter onderwijssysteem hebben, moet men schoon drinkwater hebben voor de mensen, enz. Hier moet de EU helpen. Veel aspecten van economische samenwerking hinken nog steeds achterop. Het is van belang om de economische ontwikkeling aan te zwengelen en dezelfde aandacht te geven als andere gebieden, zoals integratie en samenwerking met andere sectoren, momenteel krijgen.
In hervormingen bestaat geen eenheidsmaat. Wat goed is voor Tunesië, is daarom niet goed voor Egypte. Het Egyptisch aspect van hervorming kan niet vergeleken worden met een hervorming in Jemen. Egypte heeft al een vrouwelijke minister sinds 1962. Andere Arabische landen zijn nog steeds op zoek naar dergelijke hervorming. Egypte startte zijn politieke hervorming meer dan 100 jaar geleden. Het is niet mogelijk om een bepaald model zomaar naar een andere regio te verplaatsen. Egypte is een rijke regio met traditie, met cultuur, met waardigheid en trots en levert een bijdrage tot de menselijke beschaving. Dit mag niet vergeten worden.
Egypte en de Arabische cultuur hebben bijgedragen tot uw beschaving. Als deze oude en traditionele samenlevingen plots hervormingen opgelegd krijgen, zullen zij er niet tegen opgewassen zijn. Hervormingen moeten van binnenuit komen, niet van buiten.
Egypte heeft ook zijn partners in het Noorden van de Mediterrane zone aangespoord om het aan te moedigen, niet om het af te keuren. Bepaalde stappen die Egypte zet, volstaan misschien niet maar er worden tenminste stappen gezet. Wat Egypte nodig heeft, is aanmoediging en geen afkeuring. Wat bedoelen wij met straf ?
Als Egypte het over afkeuring heeft, bedoelt het :
— overmatige nadruk op democratie;
— bewaken van onze verkiezingen, wat impliceert dat we geen degelijk rechtsapparaat hebben;
— onze informatie bestraffen omdat ons informatiesysteem bevooroordeeld is;
— de dialoog met bepaalde groepen in de maatschappij aanmoedigen, op basis van de godsdienst. Dit is een zeer gevaarlijke zaak. Egypte is een trotse natie met 72 miljoen inwoners, waarvan meer dan 8 miljoen joden die er al eeuwen leven.
Hoe zullen deze dialogen gebeuren ? Zal er een dialoog zijn met de moslims en een andere dialoog met de joden ? Is dit democratie ? Zal er segregatie komen op grond van godsdienst, eerder dan van politieke participatie en politieke platforms ?
Het Barcelona-proces was gestoeld op gemeenschappelijke regels en gedeelde principes. Vooraan staan hierin het respect voor de soevereiniteit en de gelijkheid en zich tegelijk onthouden, in overeenstemming met de nationale wetgeving, van enige rechtstreekse of onrechtstreekse tussenkomst in de interne zaken van andere partners.
We worden nog steeds geleid door deze principes en blijven enige inmenging van buitenuit weren.
De bevordering van economische en handelsrelaties, de liberalisering van de landbouw, en de toegang tot de Europese Markt is nog steeds nodig. Toenemende investeringen in het zuiden en de toepassing van gezamenlijke programma's, vooral met het oog op samenwerking en de overdracht van kennis op verschillende gebieden, is ook nog steeds nodig.
Samenwerking op het gebied van onderwijs, uitwisseling van studenten, vakopleidingen en verbanden tussen academische instellingen moeten opgedreven worden.
Immigratie is een gebied waarop samenwerking tussen iedereen onmisbaar is. Alle landen die bij het proces betrokken zijn, moeten samenwerken om een volledige en geïntegreerde aanpak uit te werken. Deze aanpak moet gegrond zijn op steun aan projecten die banen kunnen scheppen in het zuiden. Dit is een praktische manier om het verschijnsel van illegale immigratie tegen te gaan. Als dit gebeurd is, zal de legale beweging van individuen bijdragen tot de ontwikkeling van de Mediterrane ruimte.
Het Nabuurschapsbeleid mag geen alternatief zijn voor Barcelona. Het moet een aanvulling zijn van Barcelona. Het moet het principe van medeverantwoordelijkheid van het EuroMed partnership weerspiegelen, en niet dat van voorwaardelijkheid. Op deze wijze, moedigt Egypte de Europese Unie aan om verder te blijven samenwerken met de regering en het middenveld.
Er zou een dialoog over veiligheid en verdediging in de context van het Barcelona-proces moeten gevoerd worden. Er zou nieuwe aandacht moeten gaan naar de prioriteiten en de bekommernissen van de zuidelijke partners, om te komen tot een overeenkomst op het gebied van wederzijdse dialoog en samenwerking.
Culturele uitwisseling moet aangemoedigd worden.
De inhuldiging van de Anna-Lindh Stichting, die haar zetel in Alexandrië heeft, speelde een belangrijke rol in de aanzwengeling van de culturele dialoog.
Culturele uitwisseling kan gebeuren via positieve wisselwerking tussen verschillende bestanddelen van ons middenveld, waaronder onderzoekcentra en al wie belangstelling heeft voor een verdere culturele en burgerlijke dialoog.
Culturele uitwisseling zal de relaties tussen Europeanen en Moslims verbeteren. Het zal de Europeanen en de Moslims helpen om elkaars cultuur beter te begrijpen. Het zal de integratie van de Moslimcultuur in de Europese cultuur bevorderen en vice versa.
Als een Moslimgemeenschap die in Europa leeft, hebben wij moeilijkheden. Er zijn geen plaatsen om onze doden te begraven. Onze doden moeten naar huis gestuurd worden vanuit sommige Europese landen, wat de kosten soms hoog doet oplopen. De kwestie van een betere integratie van Moslims in Europese maatschappijen moet besproken worden in termen van verplichtingen, maar ook van rechten.
Tot besluit kunnen we stellen dat 2005 het jaar is van de Mediterrane landen. Egypte hoopt dat het kan samenwerken met Europa en met de andere Mediterrane landen om van 2005 het jaar van de vrede in het Midden Oosten te maken.
8.2. Gedachtewisseling
Mevrouw Zrihen verwijst naar een recente reis naar de Verenigde Staten die de gelegenheid bood om talrijke Amerikaanse partners te ontmoeten, die verklaarden hoeveel belang ze hechten aan hun aanwezigheid in Egypte. Één van onze gesprekspartners bevestigde trouwens de vrij belangrijke aanwezigheid van de NAVO in Egypte.
Men probeert een zone van vrede en stabiliteit te creëren. Welke elementen geven ons meer inzicht in de manier waarop Egypte erin slaagt een evenwicht te bewaren tussen de Amerikaanse aanwezigheid en haar wil om in de Euromedzone als moderator op te treden ?
De heer Paul Wille stelt dat uit het discours van de ambassadeur blijkt dat Egypte zich altijd sterk heeft gemaakt door een tweesporenbeleid te volgen, gebaseerd op de eigen historische rol van het land in het gebied en op een brede Arabische visie.
Zullen de acties van Egypte in het verlengde liggen van de acties van het verleden ? De heer Wille denkt bijvoorbeeld aan het historische akkoord dat Egypte sloot met Israël.
Spreker was aanwezig toen het Euromed-Parlement de Anna-Lindh Stichting oprichtte en heeft daar zijn bezorgdheid geuit omtrent de positie van de niet-gelovigen. De vertegenwoordigers van landen met een grote moslimbevolking argumenteerden dat ze het principe van de scheiding van kerk en staat niet konden invoeren, aangezien dat een enorme impact zou hebben op het politieke gebeuren. De heer Wille pleitte toen voor een open houding tegenover de vrijzinnige levenshouding. Treft Egypte maatregelen inzake de bescherming van de verdediging van de vrije meningsuiting en de openheid voor de vrijzinnige levenshouding ?
Ook is het opgevallen dat in de Maghreblanden niemand aanstoot neemt aan de aanwezigheid van de Verenigde Staten of aan het gebruik van het internet. Dat is zo mogelijk nog meer frappant in het zenuwknooppunt dat de streek rond Egypte toch is. Denkt de ambassadeur dat dit soort strategische beslissingen het vredesproces bevorderen of integendeel bemoeilijken ?
Volgens de heer Pierre Galand heeft Egypte altijd een grote droom gehad.
In het Nassertijdperk ontstond de idee om van de Arabische wereld een sterke en representatieve gesprekspartner te maken in de dialoog tussen de twee oevers van de Middellandse Zee.
Vandaag heeft spreker het gevoel dat de moeilijkheden in de dialoog in het kader van Euromed gedeeltelijk het gevolg zijn van de zwakke structuur van de interne dialoog in de Arabische wereld. Bovendien heeft men een reeks problemen nog altijd niet kunnen oplossen : de grens tussen Marokko en Algerije is nog altijd gesloten en de Maghreblanden stellen de vergaderingen van de Unie van Arabische Maghreb uit.
Het Barcelonaproces kent reële hindernissen en vorderingen. Welke demarches zouden een sterkere cohesie tussen de partners van de zuidelijke oever van de Middellandse Zee tot stand kunnen brengen ?
Een dergelijke cohesie zou een echt Euromediterraan partnerschap tot stand kunnen brengen. Vandaag is er een wanverhouding. De Europese Unie en de Commissie samen vormen immers een te sterke partij.
De ambassadeur heeft gezegd dat Europa zich in de dialoog soms bezondigt aan overdrijving. Het zou onder meer buitensporige eisen formuleren op het gebied van de democratie.
De heer Galand begrijpt niet goed wat daarmee bedoeld wordt. De ambassadeur heeft eraan toegevoegd dat de monitoring bij verkiezingen overbodig vond. Libanon had daarmee nochtans geen enkel probleem. Zelfs België was blij met de aanwezigheid van vertegenwoordigers van Afrikaanse landen bij de laatste verkiezingen. Dit is een interessant proces voor de versterking van de betrekkingen tussen beide oevers.
De heer Galand is het eens met de ambassadeur die er terecht de nadruk op heeft gelegd dat een beter inzicht in het middenveld van de zuidelijke oever van de Middellandse Zee essentieel is voor een versterking van die samenleving.
Die samenleving vertoont immers wezenlijke verschillen met de onze. Ook mevrouw Tanzarella was het daar roerend mee eens. Is een pleidooi voor een versterkte dialoog met het middenveld samenleving en verschillende sectoren, de ene soms al wat woeliger dan de andere, een inmenging ?
De heer Galand heeft de indruk dat Egypte de dialoog die wij voorstellen, als een inmenging beschouwt.
Zijn vraag heeft te maken met voldoening van Egypte over het Barcelonaproces, dat beschouwd wordt als een bijzonder interessant en uitzonderlijk instrument voor de dialoog in het Middellandse-Zeegebied.
Die dialoog is er de jongste tien jaar zeker niet op vooruitgegaan, integendeel. Vandaag heeft men de indruk dat we met de strijd tegen het terrorisme — sommigen schamen zich niet om dat te zeggen — afstevenen op een vierde wereldoorlog met de islam, of een deel van de islam, als nieuwe vijand.
Wat is uw mening over de nood aan dialoog, enerzijds, en die volledig verstoorde en alleszins dualistische visie anderzijds ?
Hoe kunnen we die perceptie samen corrigeren om de dialoog opnieuw op de sporen te zetten en uit te breiden met het oog op een significante vooruitgang in het vredesproces in het Midden-Oosten en de nucleaire ontwapening van het Middellandse-Zeegebied ? Een vrijhandelszone, niet alleen voor goederen, maar ook voor personen, zou kunnen uitmonden in het Middellandse-Zeegebied van vrede, veiligheid en cultuur dat we van harte wensen.
De heer Mahmoud Karem meent dat de vraag in verband met het terrorisme is « hoe kan de samenwerking verbeteren ».
Er moet eerst gestreefd worden naar een klare kijk op de basisoorzaken van terrorisme. Ten tweede moeten de Arabische en Moslimnaties vrijgesproken worden van de aanslagen in New York in 2001. Terrorisme is een internationaal verschijnsel. Het is aanwezig in Japan, in Spanje, in Ierland, enz. Terrorisme mag niet gekoppeld worden aan één bepaald geloof of een welbepaalde visie.
Misschien zijn de grondoorzaken van terrorisme te zoeken in armoede. Mensen zonder geld en zonder werk kunnen soms luisteren naar de foute predikers. Predikers die niets te maken hebben met de regering maar die toenemen omdat de regering niet efficiënt werkt.
Velen hielpen ook de Taliban en de Mujahedin, in de naam van de Heilige Oorlog in Afghanistan in de strijd tegen de Sovjet-Unie. Ze bevoorraadden de Taliban met wapens en projectielen. Die zelfde mensen bieden nu 5 miljoen USD om elk projectiel terug te kopen.
Het regende wapens in Afghanistan, wapens die hun eindbestemming nooit bereikten.
Egypte waarschuwde dat mensen zoals Omirah Derakman bijvoorbeeld nooit de Verenigde Staten zouden mogen betreden, maar die waarschuwingen werden niet gehoord. Egypte wist dat Omirak een zwakke geestelijke van Malhard was. Toch kreeg hij een wettelijk visum van Kartu, werd uit Egypte naar de Verenigde Staten gesmokkeld en sprak zijne eerste fatwa uit in 1993, na de bom in het World Trade Center. Dan werd beseft dat de Egyptenaren vele jaren geleden gelijk hadden toen ze waarschuwden voor het fundamentalistisch gedachtegoed van deze man. Maar hij kreeg bescherming, hij kreeg immuniteit, hij kreeg een veilig onderkomen, hij kreeg vrije toegang tot de bank, en hij kreeg een moskee en volgelingen.
Na de eerste bom in het World Trade Center in 1993 kreeg Egypte verontschuldigingen omdat er niet naar zijn waarschuwingen was geluisterd, en Omirah belandde in de cel.
We zouden het allereerst onszelf kwalijk moeten nemen alvorens we beschuldigingen uiten en terrorisme koppelen aan een welbepaald geloof of een welbepaalde visie.
De ambassadeur verduidelijkt zijn standpunt over de tussenkomst in binnenlandse aangelegenheden. In feite gaat het over twee punten.
Het eerste punt is het engagement van Egypte voor het Barcelona-proces.
Egypte heeft er geen problemen mee om naast Israël te zitten. Egypte heeft zelfs een vredesverdrag met Israël sinds 1979.
Barcelona stelde Israël in staat om naast Arabische landen te zitten die geen vredesverdrag hadden. Egypte is een stichtend lid van Barcelona, wij zijn Barcelona erg toegewijd. Egypte gelooft dat hoewel de Barcelona-principes belangrijk zijn, er nog veel werk aan de winkel is.
Er werd in 1995 overeengekomen om de Internationale Principes van het Handvest van de Verenigde Naties van niet-inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van staten na te leven. Nu, in 2005, wordt gezegd dat we niet kunnen reflecteren over dit principe. Het is een afwijking van Barcelona.
Sommige staten streden ervoor om niet selectief te zijn door het herhalen van dit principe van naleving van de Niet-inmenging in de binnenlandse aangelegenheden. Dit is een heel ernstige zaak, omdat we een volledige bijbel overeen kwamen en nu tien jaar later is Egypte nog steeds die zelfde bijbel toegewijd, maar krijgt te horen dat sommige hoofdstukken er niet meer toe doen. Egypte engageerde zich voor de hele bijbel, en niet enkel voor stukjes ervan.
Het middenveld is erg belangrijk en er moet nog veel gebeuren.
Inzake de controle van de Middellandse Zee landen, werd Libanon als voorbeeld naar voren gebracht.
Libanon kan niet vergeleken worden met andere Arabische landen. Libanon is een land dat al sinds 1975 verscheurd is door een burgeroorlog. Libanon werd verwoest door de etnische strijd tussen groepen in de maatschappij. Libanon, dat de parel van het Middellandse-Zeegebied was, werd door zijn eigen mensen vernietigd.
Begrijpelijkerwijze kan de nodige infrastructuur om ervoor te zorgen dat de verkiezingen correct verlopen, aangetast zijn in Libanon. Maar Egypte heeft de nodige infrastructuur om te waarborgen dat de verkiezingen correct verlopen.
Egypte is er trots op te kunnen stellen dat het de oudste democratie heeft.
Egypte is er eveneens trots op te kunnen stellen dat zijn rechtsapparaat al bestaat sinds de 19de eeuw. De grondwet van Egypte is al van kracht sinds het begin van de 19e eeuw. Het concept van een gemengde rechtbank werd eerst toegepast in Egypte. Om deze redenen zijn de Egyptische rechters trots op zichzelf. Ze hebben tot nu toe nog niet gefaald. Waarom er dan op voorhand al van uitgaan dat het Egyptisch rechtssysteem in de komende verkiezingen tekort zal schieten ? En waarom moet Egypte gecontroleerd worden door buitenlandse waarnemers ?
Dit is een foute vooronderstelling.
Het klopt dat geografische afstand Marokko buiten de centraliteit van het Arabisch-Israëlisch conflict plaatst. Maar afstand is in dit geval niet relevant. Omdat er een band is die de hele Arabische wereld verbindt. Marokko zit het comité voor Jeruzalem voor. Alle Arabieren zitten in dezelfde korf, zonder onderscheid, niet op basis van afstand en niet op basis van dialecten.
Arabieren spreken allemaal dezelfde taal en zetten zich allemaal in voor dezelfde zaak, of het nu Koeweit of Marokko is.
Er zijn zelfs sommige posities waarin bepaalde dergelijke geografisch verder gelegen landen proactiever optreden dan de landen die in de centraliteit van de zaak leven. We werken samen en we hebben in dit opzicht altijd de pet van de Arabische Liga opgezet.
Inzake de vrijheid van meningsuiting en politieke vooruitgang werden reeds stappen gezet.
We hebben aanmoediging en tijd nodig en een democratie in eenheidsmaat zal er nooit komen. Er worden bepaalde stappen gezet, voorzichtige stappen die aansluiten op de aard van deze traditioneel oude maatschappijen die trots zijn op hun beschaving en trots zijn op hun bijdrage tot de menselijke beschaving.
De vrijheid van meningsuiting komt er.
Dat is te merken op de websites van Egyptische dagbladen bijvoorbeeld, waar u meer kritiek op dan applaus voor de regering vinden. Zolang die kritiek gedisciplineerd is, zolang wat in die kranten wordt geschreven geen openbare onrust en chaos veroorzaakt in de maatschappij, is het toegelaten.
Journalisten hebben nu vergunningen. Egypte is er trots op te kunnen zeggen dat het nu meer dan 250 dergelijke publicaties, magazines, dag- of weekbladen, enz. heeft, die hun brood verdienen met kritiek op de regering.
De ontwikkeling van de vrijheid van meningsuiting is maar een kwestie van tijd en de Europese partners van Egypte moeten dit begrijpen.
9. Hoorzitting met Z.E. de heer F. Merdassi, ambassadeur van de republiek Tunesië bij de Europese Unie
9.1. Inleidende uiteenzetting
De heer F. Merdassi informeert de vergadering dat de heer Habib Ben Yahia aanwezig is. Vooraleer hij de speciale adviseur werd van de president van de Republiek, was de heer Habib Ben Yahia gedurende meer dan veertien jaar minister van Buitenlandse Zaken van Tunesië. Hij is een van de grondleggers van het Barcelonaproces.
Tien jaar geleden hebben vijftien Europese landen en twaalf Middellandse-Zeelanden in Barcelona beslist zich te verenigen met het oog op een algemeen en duurzaam partnerschap tussen de twee oevers van de Middellandse Zee. De Verklaring van Barcelona heeft toen veel hoop gewekt. Voor Tunisië is dit historische engagement met het oog op vrede, stabiliteit en welvaart in het Middellandse-Zeebekken een onomkeerbare beschavingskeuze.
Vandaag is de balans niet eenduidig. Zeker, er werd vooruitgang geboekt. Zo is er vandaag meer ruimte voor dialoog en samenwerking, waardoor onze gezamenlijke wil om vooruitgang te boeken, ondanks een moeilijke internationale en regionale conjunctuur, werd versterkt. De dialoog is altijd blijven bestaan en werd zelfs geïnstitutionaliseerd via geregelde vergaderingen van ministers en van hoge ambtenaren — de recentste vond vorige week in Luxemburg plaats —, de oprichting van een Euromediterrane parlementaire assemblee, de EPA, en van de Anna Lindh Stichting voor de dialoog tussen culturen en beschavingen, die recent in het Egyptische Alexandrië werd geïnstalleerd.
We hadden echter meer verwacht. De publieke opinie in het Zuiden heeft een gevoel van frustratie en bitterheid, temeer omdat de zuidelijke partners vaak wordt verweten dat hun onderlinge samenwerking te wensen overlaat. De Europese partners zijn echter ook deels verantwoordelijk voor de zwakke Euromediterrane samenwerking.
Een van de belangrijkste redenen hiervoor is de verslechterde situatie in het Midden-Oosten, met daarbovenop de opkomst van het terrorisme en van de extremistische en xenofobe stromingen. De ongelijke ontwikkeling aan weerszijden van de Middellandse Zee is een andere reden. Het veiligheidsbeleid ten aanzien van de migratiestromen, meer bepaald na 11 september, en het terugplooien op de gemeenschap en op zichzelf, leiden ertoe dat het risico op misverstanden en breuken toeneemt.
In de eerste plaats moet ervoor worden gewaakt dat de rechtsregels, de internationale legaliteit, in het bijzonder in het Midden-Oosten, worden gerespecteerd om de vredeskansen te vrijwaren en de perspectieven op een gemeenschappelijke toekomst, gebaseerd op gedeelde universele waarden, te verruimen.
Ook intern moeten de rechtsstaat en de instellingen worden gerespecteerd. Onze gehechtheid aan de democratische waarden en de mensenrechten zou onze toenadering moeten bevorderen, met respect voor onze respectieve soevereiniteit, eigenheid en identiteit.
Dat vereist een geduldige pedagogische inspanning met aandacht voor dialoog, opleiding en uitwisseling van ervaringen en goede praktijken. Het gaat om een geleidelijk proces waar iedereen achter staat, zodat de democratische cultuur en praktijken onomkeerbaar worden verankerd.
Vervolgens moet de solidariteit binnen onze betrekkingen worden versterkt en moet de toenadering die daaruit voortvloeit, ervoor zorgen dat een duurzame Euromediterrane constructie tot stand wordt gebracht.
Op het subregionale vlak betekende de versterking van de regionale integratie tussen Zuid en Zuid in het westelijke Middellandse-Zeegebied — met de 5+5 Top in Tunis, in december 2003, en de overeenkomst van Agadir die een vrijhandelszone tot stand brengt tussen Tunesië, Marokko, Egypte en Jordanië — een belangrijke stap vooruit.
Om de stabiliteit en de veiligheid in de regio te versterken, moet deze solidariteit nog sterker worden benadrukt. Dat kan via intensiever overleg, de versterking van de vertrouwenwekkende maatregelen en de uitbreiding van de samenwerking in de strijd tegen criminaliteit, extremisme en terrorisme.
In dat opzicht zou een Euromediterrane code voor de strijd tegen het terrorisme de opstelling van een internationale gedragscode onder VN-toezicht kunnen vergemakkelijken. Hierdoor zou een multidimensionale en gezamenlijke benadering mogelijk worden die niet alleen de symptomen van deze plaag bestrijdt, maar ook de oorzaken ervan aanpakt, meer bepaald via een billijke conflictregeling en de bestrijding van marginalisering, uitsluiting en armoede.
De versterking van de stabiliteit en de veiligheid in de regio impliceert een gemeenschappelijke strategie waarbij democratie en ontwikkeling elkaar aanvullen en ondersteunen. De totstandkoming van een geloofwaardig geheel dat het hoofd kan bieden aan de uitdagingen van de globalisering en kan wedijveren met de nieuwe economisch dynamische regio's, is een werk van lange adem.
In dit perspectief kan de toetreding van Libië en Mauritanië tot het Barcelonaproces de Maghrebconstructie en de geopolitieke identiteit van de Middellandse Zee versterken.
Het is tijd dat deze zee, die we samen delen, opnieuw een brug tussen Europa, Afrika en het Midden-Oosten wordt en kan fungeren als een centrum van menselijke uitwisseling. Een gecontroleerde migratie biedt immers demografische en economische mogelijkheden en kan de gezamenlijke ontwikkeling schragen.
Het is ook tijd dat de centrale plaats van de Middellandse Zee in het Barcelonaproces wordt bevestigd door haar het geostrategische belang toe te kennen dat haar toekomt, en door ervoor te zorgen dat de geformuleerde doelstellingen overeenstemmen met het beleid en de ingezette middelen.
De omvang van de financiële enveloppe die aan de Middellandse-Zeepartners zal worden toegekend voor de periode 2007-2013, evenals de oprichting van een Euromediterrane bank, zijn in dat opzicht belangrijke politieke signalen.
De overtuigende resultaten van de MEDA-programma's, de bijdrage van de EIB (Europese Investeringsbank) en van het IMF (Internationaal Monetair Fonds) hebben de ontgoocheling over de zwakke financiële transfers in de zuidelijke Middellandse-Zeelanden enigszins getemperd.
Tunesië, dat sinds het begin van de jaren '90 gepleit heeft voor een complementaire en solidaire Euromediterrane ruimte en dat het eerste land van de zuidelijke Middellands Zee was dat zich daartoe engageerde, spant zich in om het proces opnieuw op te starten. Zij is er immers van overtuigd dat dit proces de best mogelijke weg is naar een gedeelde, solidaire, welvarende, vredevolle en ontwikkelde regio.
De goedkeuring van een evenwichtig en consensueel document, vorige week in Luxemburg, is een gunstig voorteken voor de top van Barcelona.
De conclusies van de ministers zijn gebaseerd op de fundamentele principes van het Euromediterrane partnerschap, met name de principes van solidariteit, respect voor de eigenheid en de niet-inmenging in de binnenlandse aangelegenheden.
Om zijn verankering in de Euromediterrane ruime te versterken, ondertekende Tunesië als één van de eerste landen in 1995 een associatieakkoord met de Europese Unie. Net als tevoren al het geval was, legde ons land daarbij de nadruk op onze gemeenschappelijke belangen, maar ook op de gedeelde universele waarden van gerechtigheid, solidariteit en democratie.
Op regionaal niveau doet Tunesië al het mogelijke om van de Middellandse Zee een vredevolle en stabiele ruimte te maken en streeft het in het bijzonder naar een rechtvaardige, duurzame en totale vrede in het Midden-Oosten.
Op binnenlands vlak werkt het Tunesië van de verandering, onder de leiding van president Ben Ali, geduldig en zonder versagen voort aan zijn ontwikkeling. Een multidimensionaal en onomkeerbaar hervormingsproces op politiek, economisch, sociaal en cultureel vlak opent de weg naar wat wij de kennismaatschappij noemen.
De politieke ontwikkeling vormt een fundamenteel onderdeel van dit samenlevings- en ontwikkelingsproject, waarmee een vijftiental jaar geleden werd gestart, dat geleidelijk en consensueel wordt uitgevoerd en gericht is op een interactie tussen de democratie, de economische ontwikkeling en de sociale promotie. Zo werden de jongste drie jaar belangrijke hervormingen uitgevoerd ingevolge de fundamentele herziening van de Grondwet, die door het referendum van 2002 werd goedgekeurd en waarin eerbiediging van de universele waarden, met name de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, is opgenomen.
Om het democratische proces en de grondslagen van de rechtsstaat te versterken, werden de bevoegdheden van de Constitutionele Raad uitgebreid. Dat wijst op het belang dat we hechten aan de grondwettelijkheid van de wetten en aan de harmonieuze verhouding tussen de machten. De kieswet werd grondig hervormd, waardoor de rechten van de kiezers beter worden gewaarborgd. De politieke partijen worden in ruimere mate bij het verkiezingsproces betrokken, waardoor de participatie in alle openheid en met eerbied voor de wet zal worden verhoogd.
Daarnaast werd een nationaal verkiezingsobservatorium opgericht en werd een aangepast juridisch kader uitgewerkt dat er moet voor zorgen dat het pluralistische verkiezingsproces slaagt.
Bij de verkiezingen van 24 oktober 2004 konden de oppositiepartijen open en op voet van gelijkheid campagne voeren, waardoor ze hun vertegenwoordiging in de Kamer van volksvertegenwoordigers konden verbeteren. De verkiezingen hebben ook de positie van de vrouwen versterkt : 22 % van de volksvertegenwoordigers zijn vrouwen, tegenover 11,5 % in het vorige parlement. De jongste gemeenteverkiezingen hebben deze vooruitgang bevestigd. De vrouwen maken nu 30 % uit van de Tunesische beleidsverantwoordelijken.
Deze dynamiek van verandering en van verruiming van de participatieve basis zal in de komende jaren worden voortgezet. Het jaar 2005 zal worden gekenmerkt door belangrijke politieke gebeurtenissen. Zo zal naast de Kamer van volksvertegenwoordigers een Kamer van raadgevers worden geïnstalleerd, waardoor de vertegenwoordiging van de regio's en van de sociaal-professionele groepen zal worden verbeterd.
De vrijheid van meningsuiting wordt versterkt door de herziening van de perscode en door de diversificatie van het perslandschap, met name de oprichting van een privé-televisiezender en van nieuwe privé-radiostations. Bovendien zullen ook de persorganen van de oppositiepartijen worden ondersteund.
Naar aanleiding van de viering van de nationale cultuurdag op 25 mei werd een nieuwe maatregel van openheid genomen. Het wettelijk depot, waardoor alle publicaties aan de overheid moesten worden voorgelegd vooraleer ze konden worden gepubliceerd, werd afgeschaft. Enkele maanden voor de Wereldtop over de Informatiemaatschappij, de WTIM, die in november in Tunesië plaatsvindt, werden maatregelen genomen om de digitale cultuur te bevorderen en het gebruik van multimedia en informatie- en communicatietechnologie aan te moedigen. De recentste rangschikking van het Wereld Economisch Forum plaatst Tunesië, wat de informatietechnologie betreft, in de groep van de veertig best presterende landen.
Het ontwikkelingsbeleid heeft de economische hervormingen voortgezet — in een vaak moeilijke context — met het oog op de verbetering van het concurrentievermogen van onze economie en van het zakenklimaat. We hebben ook het wettelijke en bestuursrechtelijke kader aangepast om onze verankering in de Euromediterrane ruimte te verzekeren. De resultaten waren in het algemeen positief. Het BBP kende in 2004 een relatief sterke toename met 5 %. De inflatie was onder controle en het lopende deficit bleef beperkt tot 2 % van het BBP, waardoor het financiële evenwicht en de externe positie van Tunesië konden worden versterkt.
Ondanks deze goede resultaten moet Tunesië het hoofd bieden aan een aantal uitdagingen die voortvloeien uit de tariefafbraak ingevolge de uitvoering van het associatieakkoord en uit de opheffing van het multivezelakkoord. We vragen onze partners begrip te willen opbrengen voor de gevolgen daarvan voor het industriële weefsel en voor de werkgelegenheid, zodat we het sociaal-economische evenwicht kunnen handhaven.
In deze context en om het hoofd te kunnen bieden aan de belangrijke uitdaging van het multivezelakkoord, hebben we er allemaal belang bij dat de ontwikkeling van de textielsector wordt ondersteund. De textielindustrie staat in voor de helft van onze werkgelegenheid en van de uitvoer van de industriële sector en is dan ook een stabiliserende economische en sociale factor. Tunesië roept op tot een vervroegde inwerkingstelling van de pan-Europees-mediterrane cumulatie om, in een geest van egalitair en solidair partnerschap, de investeringen en de handel in de textielsector te versterken.
Tunesië waardeert de Europese ondersteuning van zijn ontwikkelingsinspanning. Hoewel Tunesië uiteraard in de eerste plaats op zichzelf is aangewezen, rekent het niettemin op steun, op een bevoorrechte behandeling zelfs, in het kader van het versterkte partnerschap en het nieuwe Europese nabuurschapsbeleid. Het welslagen en het behoud van de vrijhandelszone tussen Tunesië en de Europese Unie vergt ook een substantiële verhoging van de rechtstreekse buitenlandse investeringen. Een voluntaristischer Europees beleid kan die investeringen een impuls geven en de Tunesische inspanningen voor de ontwikkeling en de diversificatie van zijn economie ondersteunen.
Op sociaal vlak herinnert de ambassadeur eraan dat Tunesië onafgebroken heeft benadrukt dat de migratie kan bijdragen tot de economische ontwikkeling en de culturele dialoog aan weerszijden van de Middellandse Zee. Een solidair beheer van de migratiestromen moet deel uitmaken van een allesomvattende en evenwichtige strategie die rekening houdt met de economische, sociale en culturele dimensies in een geest van gedeelde verantwoordelijkheid en ontwikkeling.
Tunesië, dat veel belang hecht aan de ontwikkeling van de horizontale samenwerking, verheugt zich erover dat de Europese Unie bereid is de integratie binnen de Maghreb en het Agadirproces, dat de Euromediterrane regionale integratie wil bevorderen, te ondersteunen. We hoeven niet meer te bewijzen dat we vastbesloten zijn ons in te zetten voor een Euromediterrane ruimte. Daarom hebben we ook met belangstelling kennis genomen van het Europese nabuurschapsbeleid en hebben we zopas een actieplan « Tunesië » goedgekeurd dat zeker nieuwe horizonten zal openen voor de versterking van ons partnerschap. De waarden, belangen en toekomst die we delen, moeten er ons toe aanzetten samen alles in het werk te stellen opdat de komende Euromediterrane Top, naast de viering van de tiende verjaardag van het proces van Barcelona, een nieuw etappe vormt in de totstandbrenging van een gezamenlijke ruimte van vrede, veiligheid en vooruitgang.
Tunesië zal alles in het werk stellen om bij te dragen tot de heropleving van dit proces en tot de viering van het jaar van de Middellandse Zee.
We moeten ons dan ook inzetten :
— voor een billijke en allesomvattende oplossing van het conflict in het Midden-Oosten, dat zonder een voorwaarde te zijn voor het hervormingsproces in de regio, toch de stabiliteit, de veiligheid en de ontwikkeling ervan beïnvloedt;
— voor de toetreding van Libië en Mauretanië tot het Euromedproces, waardoor de integratie Zuid-Zuid, in het bijzonder van de UMA, wordt bevorderd en de Euromediterrane ruimte wordt opengesteld voor de Arabische en Afrikaanse buren;
— voor geregeld overleg over de Europese strategieën en beleidsvormen die een invloed kunnen hebben op de mediterrane partnerlanden;
— voor coherentie tussen de doelstellingen, beleidsvormen en ingezette middelen via de harmonisering van de vrijmaking van goederen en diensten en het vrij verkeer van personen, evenals voor aangepaste mechanismen voor financiering en borgstelling, met name voor de structurele regionale infrastructuurprojecten en de verbetering van de economieën van de mediterrane partnerlanden;
— voor de beheersing van de migratiestromen in een geest van gedeelde verantwoordelijkheid, zodat deze kwestie kan worden omgebogen tot een factor van onze gezamenlijke ontwikkeling; als migratie niet meer louter wordt gezien als een veiligheidsprobleem, kan ze de uitwisseling, de toenadering en de culturele en beschavingsvermenging bevorderen;
— voor de ondersteuning van de rol van de Anna Lindh Stichting voor de dialoog tussen culturen die de instelling van het Braudel-Ibn Khaldoun-netwerk tussen de Euromediterrane universiteiten steunt en bijdraagt tot de uitbouw van een kennismaatschappij in de regio;
— voor een grotere rol van het middenveld met het oog op een betere assimilatie van het Barcelonaproces met wederzijds respect en in onderlinge verstandhouding.
9.2. Gedachtewisseling
De heer Galand vindt dat de uiteenzettingen zowel interessant als soms ietwat uiteenlopende uiteenzettingen gehoord. Gelet op de centrale ligging van de Middellandse Zee werd daarin benadrukt dat het opportuun is een grote Euromediterrane samenwerking te ontwikkelen. Statistieken tonen helaas aan dat er maar weinig vooruitgang is geboekt zowel in de uitbouw van een grote vrijhandelszone als in de handelsbetrekkingen tussen Arabische landen en in de betrekkingen tussen Europa en de Arabische landen.
Bovendien blijft het wachten op duurzame vrede in het Nabije Oosten.
Ten slotte, kan ook niet worden gezegd dat in de Unie van de Arabische Maghreb (UMA) echte vooruitgang wordt geboekt, noch dat het Barcelonaproces in enige mate heeft bijgedragen tot dat project, dat nochtans interessant en aantrekkelijk is.
Na het overzicht van heel deze problematiek is de vraag : welke drie essentiële maatregelen binnen de materies van het Barcelonaproces en in het bijzonder die welke onder artikel 2 vallen, democratie en mensenrechten, zou de ambassadeur nu bepleiten, zodat we ze samen zouden kunnen verdedigen om een betekenisvolle vooruitgang op gang te brengen in de komende vijf jaar ?
De heer Wille is het volkomen eens zijn met de heer Galand dat de sprekers niet altijd op dezelfde golflengte zaten. De heer Khaled Sekkat van het Forum Euro Méditerranée des Institutions Economiques heeft een pleidooi gehouden voor respect voor de vrije markt. De heer Wille heeft dan ook vragen over de specifieke positie van landen zoals Tunesië in de globalisering en de gevolgen daarvan. Recente studies wijzen uit dat die globalisering voor de consumenten bijzonder voordelig is, omdat ze de individuele consument substantiële middelen bezorgt die, vooral voor een jonge bevolking, welkom zijn. De voordelen van de globalisering, waaraan dus niemand meer twijfelt, worden in jonge Maghreblanden eigenlijk twee keer gecorrigeerd. Ten eerste is de fiscaliteit er in vergelijking met andere landen vrij stevig. Ten tweede kiezen deze landen in sectoren zoals de bouw zeer nadrukkelijk voor outsourcing. Ze schrikken er niet voor terug hele, toch wel arbeidsintensieve sectoren in handen van bijvoorbeeld de Chinezen te geven. Dat is natuurlijk een fundamentele keuze. Moeten de Maghreblanden zich behalve voor het Euromediterraan partnerschap, waarvan de resultaten niet altijd denderend zijn, ook niet interesseren voor andere groeiregio's in de wereld, zoals China en India ? Niet zozeer met het oog op protectionistische maatregelen die ze samen met Europa zouden kunnen nemen, maar ook omdat dergelijke economieën sinds korte tijd nadrukkelijk in Maghreblanden en andere Afrikaanse landen opduiken om er te investeren. In welke mate zal het Euromediterraan partnerschap dus worden uitgebreid naar een samenwerking met andere landen ?
Wij zijn bezorgd om het respect voor het principe van de scheiding van Kerk en Staat in de mediterrane landen. Het invoeren van dat principe is natuurlijk een soevereine beslissing. We hebben alle respect voor personen die een godsdienst aanhangen, maar kan er voldoende ruimte worden gecreëerd voor de vrijzinnige levenshouding ?
Mevrouw Zrihen hecht veel belang aan de manier waarop de Europese Unie tot stand is gekomen. Het integratiemodel kan een belangrijke economische, maar ook politieke groeipool vormen.
In het kader van de Euromedovereenkomst leek de idee om een Zuid-Zuid-integratie tot stand te brengen uiterst belangrijk en zeer positief. In februari 2004 ondertekenden Tunesië en Marokko in Agadir bilaterale overeenkomsten met Turkije. Is het raadzaam om nu al, buiten de grenzen van een lokale territoriale zone te treden, om vrijwel als concurrent van Europa betrekkingen aan te knopen met Turkije, met het oog op het tot stand brengen van geïntegreerd vervoer van algemene aard of voor de energievoorziening ? Werd die beslissing genomen vanuit een voluntaristische strategie of om nieuwe markten aan te boren, of vanuit een meer pessimistische visie die getuigt van onvoldoende vertrouwen in een regionale of subregionale markt zoals die van de Maghreb ?
Volgens de voorzitter verwees mevrouw Zrihen zonet naar een bepaald type van Agadirproces terwijl de ambassadeur het over een ander proces van Agadir heeft, namelijk de economische integratie van Marokko, Tunesië, Egypte en Jordanië. In principe moet die op 1 januari 2006 in werking treden. Is deze datum haalbaar voor die vrijhandelszone ? Kan die zone nog met andere landen dan Turkije uitgebreid worden ?
Turkije is overigens een beetje een voorbeeld voor andere landen in het kader van het Barcelonaproces. Het land spitst zich toe op de deelname aan het Barcelonaproces en kan goede economische resultaten voorleggen. De kwestie van het multivezelakkoord geldt nochtans ook voor de andere landen van de regio die actief zijn in de textielsector. Wat is de impact van de Chinese textielexport op de Tunesische sector ?
Zijn volgende vraag gaat veeleer over de politiek dan over de diplomatie. In november 1987 vernam hij dat de heer Ben Ali de nieuwe president van Tunesië werd. Hij is dat vandaag nog steeds. Tunesië krijgt daardoor het imago van een burgerregime dat stevig in het zadel zit en waar verkiezingen sterk lijken op een soort plebisciet, zoals onlangs nog bleek bij de gemeenteraadsverkiezingen van 8 mei, toen de partij van de president 94 % van de stemmen behaalde. Gelet op het feit dat de economie van het land in goede gezondheid verkeert en er klaarblijkelijk grote politieke stabiliteit heerst, wat staat dan nog een grotere politieke vrijheid, een versoepeling van de detentiemaatregelen, een ruimere persvrijheid en de bevordering van de individuele vrijheden in de weg ? De ambassadeur verwees al naar bepaalde ontwikkelingen met betrekking tot de politieke vrijheden en naar een dynamiek van verandering sedert de oprichting van de Kamer van raadgevers. Van een zelfzeker regime kan men snellere hervormingen verwachten dan van een regime dat zich door die hervormingen vreest bloot te stellen aan aanvallen vanuit bepaalde hoeken.
De heer Habib Ben Yahia wenst om nog iets toe te voegen aan de exhaustieve uiteenzetting van de ambassadeur en voormalig minister van Nijverheid en Energie, alsook voormalig minister van Internationale samenwerking.
Tijdens de jaren '90 droeg spreker de verantwoordelijkheid voor de Tunesische diplomatie en nam hij in Barcelona deel aan de gesprekken met de heer Solana. Hij leidde de werkzaamheden van het comité over de mediterrane veiligheid die uitmondden in de verklaring van Barcelona met de drie korven waarover de historische consensus van Barcelona ontstond. Die consensus was gebaseerd op een visie op de Noord-Zuidbetrekkingen die afhankelijk was van het vredesproces in het Midden-Oosten. Tien jaar later is het duidelijk dat de koppeling van het toekomstperspectief voor onze regio aan het Israëlisch-Palestijns conflict een monumentale fout was, vermits het proces van Barcelona door het vredesproces in het Midden-Oosten werd gegijzeld. In 1995 waren we optimistisch gestemd. Tunesië had meegewerkt aan de lancering van het Osloproces. Tussen Rabin en Arafat waren akkoorden gesloten. Maar plotseling ging al onze hoop in rook op. Dat was de voornaamste rem op de vooruitgang in Europees-mediterrane samenwerking.
In Barcelona wilden we de mare nostrum een toekomstvisie meegeven om de stagnatie te verhelpen. Landen die aan andere zeeën grenzen, hebben zich ook kunnen organiseren, zelfs de landen rond de Stille Oceaan. Wat hebben die landen gemeen, van Canada tot China ? Toch hebben ze een dialoog tot stand kunnen brengen over de gezamenlijke toekomstvisie en de gemeenschappelijke belangen die ze samen willen behartigen. De Middellandse Zee bleef achter wegens diverse problemen, gaande van de kruistochten tot Palestina. We moesten dus een vrij zwaar passief wegwerken om een toekomstvisie en een partnerschap te kunnen opbouwen tussen het Zuiden en het Noorden waarin ook de conflicten aan bod zouden komen, niet alleen die in het Midden-Oosten, maar ook die in de Westelijke Sahara, de Balkan, Kosovo, ...
Sommige kredieten voor MEDA I werden zelfs naar Kosovo overgeheveld. Dat heeft allemaal een invloed gehad op de visie die we samen in Barcelona hebben uitgewerkt.
De heer Habib Ben Yahia wil geen pessimistisch beeld ophangen. Het forum van Barcelona en onze akkoorden met de Europese Unie hebben zeker een bijzondere impuls gegeven aan de economische ontwikkeling van onze regio. Wat Tunesië betreft, heeft onze associatie met de EU onbetwistbaar een rol gespeeld in het Barcelonaproces en dat geldt ook voor andere landen.
Men had meer moeten kunnen bereiken inzake verticale Noord-Zuidintegratie en horizontale Zuid-Zuidintegratie. Voor Tunesië is de verticale integratie geslaagd en ook voor Marokko is dat het geval. Algerije is op goede weg.
De heer Habib Ben Yahia heeft het niet over de landen in het Midden-Oosten, namelijk Egypte en Jordanië, omdat zij Amerika op een meer gediversifieerde manier benaderen. Voor de maghrebijnen overheerst de wil tot verticale integratie en men mag zeggen dat ze volop gerealiseerd wordt.
Op het forum van Barcelona werd subregionale integratie aangemoedigd en de maghrebijnse integratie was daar een belangrijk onderdeel van.
Sedert 1989 en het ontstaan van de Unie van de Arabische Maghreb in Marrakech hebben we met overtuiging gewerkt aan die regionale integratie waarvan al sinds de koloniale tijd werd gedroomd. Dat werd toen de Grote Maghreb genoemd. Men heeft dat geprobeerd door de instellingen van de UMA te consolideren. Een secretariaat, een parlement, een bank, een academie en vijf permanente commissies werden opgericht om die gemeenschappelijke economische ruimte vorm te geven. Er liggen projecten klaar, maar één land verhindert de realisatie ervan, namelijk de Westelijke Sahara.
Voor ons in de Maghreb was het onderwerp van de Sahara taboe. Er werd niet over gesproken omdat geen van beide partijen dat wilde. Ook de Europeanen hadden de kwestie toevertrouwd aan de Veiligheidsraad en aan de Verenigde Naties. Kofi Annan en voor hem Boutros Boutros Ghali en verschillende vertegenwoordigers deden pogingen, maar zonder tastbaar resultaat.
Dit conflict bestaat al sedert 1963 en is voor ons even belangrijk als het Israëlisch-Palestijns conflict omdat het onze inspanningen voor regionale integratie ondermijnt, met inbegrip van de Maghrebtopontmoetingen. Sedert 1994 werd er slechts één top gehouden in Tunis. In de elf daaropvolgende jaren is dat niet meer gelukt.
Spreker doet aan zelfkritiek, maar er rust ook een verantwoordelijkheid op de internationale gemeenschap. Ze heeft niet de nodige aandacht geschonken om te helpen bij de ontmijning van deze kwestie, met als gevolg dat onze inspanningen voor de regionale integratie werden geneutraliseerd.
De Verenigde Naties en de Veiligheidsraad hernieuwen altijd maar weer de opdracht van MINURSO, de VN-missie voor het referendum in de Westelijke Sahara, om de strijdende partijen uit elkaar te houden, maar daar blijft het bij.
Enkele gevangenen werden vrijgelaten, maar ondanks de inspanningen van Jim Baker blijft het vredesproces in de Westelijke Sahara zonder resultaat.
We stellen dus vast dat de situatie positieve en minder positieve aspecten vertoont. Wat te doen ? We hebben de Europese Commissie gevraagd om het Barcelonaproces te institutionaliseren. Tunesië heeft samen met Malta voorgesteld om een Raad van de Middellandse Zee op te richten, een instelling die de dialoog zou kunnen voortzetten.
De politieke leiders van de Europese Unie en van de zuidelijke oever van de Middellandse Zee zijn nooit samengekomen op een top die een krachtig signaal had kunnen zijn, niet alleen voor de landen van het Zuiden, maar ook voor uw bedrijven. Er zijn onvoldoende investeringen. In onze regio bedragen ze minder dan 2 %.
Het krachtige politieke signaal is er niet gekomen. Vergeet niet wat Europa gedaan heeft voor de landen van Centraal- en Oost-Europa. Er werd een krachtig politiek signaal gegeven : de Europese Bank voor Wederopbouw en ontwikkeling (BERD) werd opgericht te Londen en er werden heel wat inspanningen gedaan om de landen van het voormalige Oostblok ertoe aan te zetten de integratie met Europa aan te vatten.
Spreker maakt geen goedkope vergelijking, maar ik bedoel dat het volstaat dat de politieke wil aanwezig is om die landen tot integratie te bewegen en om meer investeerders aan te trekken. De Europese steun aan de derde mediterrane landen blijft, ongeacht de omvang en het nut ervan, ontoereikend omdat die steun niet samengaat met particuliere investeringen. Tunesië heeft alles gedaan om Europese investeerders aan te trekken.
Van de twaalf landen die aan de Middellandse Zee grenzen, zijn er drie die deel uitmaken van de EU. Europa heeft zestien buurlanden. Negen daarvan zijn dus mediterrane landen. We hopen dat het beleid ten aanzien van de buurlanden van Europa een aanvulling zal vormen op wat in Barcelona met MEDA I en MEDA II werd beoogd, zodat de Europese inbreng gediversifieerd wordt, als noodzakelijke en onontbeerlijke katalysator voor de verticale en horizontale integratie.
Wat de laatste vraag betreft, heeft Tunesië een imagoprobleem. De islamfundamentalisten, die hun nederlaag in Tunesië nog niet verteerd hebben, bestoken de buitenwereld met bepaalde berichten.
Via het fundamentalistische netwerk, dat in Europa wijdvertakt is, verspreiden ze een beeld van Tunesië dat niet beantwoordt aan de realiteit. Kijk wat er in Tunesië gebeurt. Neem de temperatuur van het land en praat met de mensen. Vraag maar of de mensen echt ontevreden zijn over wat er sedert 1987 is gedaan.
Wat het hoge percentage behaalde stemmen bij de verkiezingen in Tunesië betreft, wijst de spreker op de verwezenlijkingen van de eerste president Bourguiba. Hij heeft in Tunesië prachtige dingen gerealiseerd, maar door ouderdom en ziekte kon hij het land niet meer besturen. Sedert 1986 hebben we vooruitgang geboekt inzake veiligheid, stabiliteit en hervormingen. Tunesië is niet meer wat het in 1987 was. De vernieuwende visie op het democratische proces werkt evenwel niet als een kopje oploskoffie. Het volk herinnert zich wat in het verleden is gebeurd : dat we op de rand van de afgrond stonden en dat die man, met zijn toekomstvisie voor Tunesië, ons land heeft gered. Daarom zijn de Tunesiërs gehecht aan het leiderschap waarvan hij blijk gaf, en willen ze dat we op die weg verder gaan. De heer Chirac behaalde enkele jaren geleden een gelijkaardige score. Wanneer een samenleving bedreigd wordt, verenigt ze zich rondom een leider.
Waarom gaan de zeven partijen van de oppositie er niet op vooruit ? Wanneer men naar aanleiding van verkiezingen een programma presenteert, moet de burger daarop reageren. Vijf van de zeven oppositiepartijen zijn vertegenwoordigd in het parlement. We hopen dat de Tunesische Senaat, de Kamer van raadgevers, die binnenkort wordt opgericht, meer vertegenwoordigers van de oppositie zal tellen. Moeten we het aantal kandidaten van onze partij beperken om meer kansen te geven aan de oppositiepartijen ? Volgens de gemiddelde Tunesiër is hun programma niet geloofwaardig.
Het duurt wellicht enige tijd voor een kleine oppositiepartij geloofwaardiger wordt, niet als gevolg van politieke cadeaus van het regime, maar dankzij een geloofwaardig programma. De partij van Bourguiba heeft alleen geijverd voor de bevrijding van het land. Zelfs de communistische partij, die toen al bestond, deed niets. De Tunesische vakbond UGTT is de oudste en machtigste van het Afrikaanse continent. Lees de kranten van het Tunesische syndicalisme : toen de president Sharon uitnodigde op de Wereldtop over de informatiemaatschappij, werd die beslissing meteen door de vakbond veroordeeld. Werden de verantwoordelijken in de gevangenis gezet ? Neen, de oppositie uit dagelijks kritiek op ons.
Men moet de Tunesische toestand kennen om te begrijpen dat de democratie er stapsgewijs en geduldig wordt opgebouwd. Als men het Tunesische tempo in vraag stelt, moet men beseffen dat de Tunesiërs hun geschiedenis kennen en gekenmerkt worden door hun realisme en matigheid. Er stroomt nog Fenicisch bloed door hun aderen.
De vraag naar de scheiding van Staat en moskee werd gesteld. Enkel in Tunesië werd die doelstelling gerealiseerd. Het is ook enkel in Tunesië dat men erin geslaagd is te ontsnappen aan de greep van het extremistisch fundamentalisme. De fundamentalisten hebben het ons nog niet vergeven dat we erin zijn geslaagd de Staat te scheiden van de moskee.
Moslims gaan naar de moskee en op bedevaart naar Mekka, maar zij zijn ook modern. Zij zijn trots op hun godsdienst maar delen evenwel de Westerse waarden.
Spreker vraagt dit kleine land met een drieduizend jaar oude geschiedenis te steunen. Doorheen de geschiedenis was onze blik steevast op het noorden gericht. Hannibal heeft met zijn olifanten geprobeerd Rome in te nemen, maar vandaag verdienen onze kennis en onze tolerantie — we hebben de grootste joodse gemeenschap van Noord-Afrika en de oudste synagoge van de Maghreb — uw steun.
Inzake particuliere investeringen neemt spreker België als voorbeeld. België was en blijft een van de voornaamste investeerders in Tunesië. Er zijn vele Tunesich-Belgische vennootschappen. Ons land geeft het goede voorbeeld. Spreker zou graag hebben dat de andere lidstaten van de Europese Unie dat voorbeeld volgen.
10. Hoorzitting met Z.Exc. Halim Benattalah, Ambassadeur van Algerije
10.1. Inleidende uiteenzetting
Het Barcelonaproces heeft sedert 1995 een heel andere dynamiek gekregen. Jammer genoeg is de idee van Euromed sedertdien verwaterd. Dit is grotendeels te wijten aan het feit dat het conflict in het Midden-Oosten het Barcelonaproces blokkeert.
Het economisch-sociaal onderdeel is heel belangrijk, maar jammer genoeg weinig zichtbaar. Dat moet zo spoedig mogelijk worden verholpen door de dynamiek van het begrip partnerschap nieuw leven in te blazen.
De oprichting van een vrijhandelszone doet de vraag rijzen van de concurrentie met de Europese landen. Toch is een institutionele steun van de Europese Unie aan de Euromedlanden vereist. Er moeten investeerders worden aangetrokken die de plaatselijke economie opnieuw kunnen doen opleven.
We worden ons thans bewust van het belang van het culturele onderdeel door de oprichting van de Stichting Anna Lindh met zetel in Cairo.
10.2. Gedachtewisseling
De heer Galand vreest dat de top van de staatshoofden van Euromed misschien niet zal plaatsvinden. Spreker wenst te worden ingelicht over de veiligheidsakkoorden, de Europese Unie en Algerije en over de nieuwe voorwaarden van het nabuurschapsbeleid. Er blijken weinig inspanningen te worden gedaan om de investeerders te steunen.
De ambassadeur antwoordt dat de top een ontmoeting zal zijn tussen staatshoofden waarvan de resultaten grotendeels zullen worden bepaald door de evolutie van de situatie in het Midden-Oosten.
De akkoorden tussen Algerije en de Europese Unie bevatten geen elementen inzake veiligheid of defensie. Het sluiten van dergelijke akkoorden staat thans niet op de agenda. Algerije heeft een politioneel-militaire samenwerking opgezet met de NAVO, maar niet met de Verenigde Staten van Amerika.
Op het gebied van cultuur is de samenwerking onlangs gestart, inzonderheid door de oprichting van de Stichting Anna Lindh.
Op het gebied van educatie zijn belangrijke actieprogramma » opgezet. Spreker vreest dat het nabuurschapsbeleid op termijn het Euromedpartnerschap dreigt te vervangen. Het nabuurschapsbeleid bevordert de bilaterale betrekkingen en de betrekkingen tussen het centrum en de rand.
Inzake schulden werden zeer zware voorwaarden gesteld. In de eerste plaats moeten economische hervormingen worden doorgevoerd. Vervolgens heeft de Europese Unie garanties gevraagd dat er zich geen massavernietigingswapens bevinden in de Euromedlanden. Het veiligheidsaspect wordt dus zeer strek benadrukt. Hij is verontrust over het feit dat dit element de bovenhand krijgt in het Barcelonaproces. Het respect voor de mensenrechten zou moeten worden nagegaan door de Europese Unie.
Ook de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en Algerije moeten worden versterkt.
Mevrouw Zrihen wenst meer informatie over de situatie van de vrouw. Wat is de plaats van de vrouwenverenigingen in het parlement ?
Zij wenst ook meer informatie over de mogelijkheden van Algerije op het gebied van energie en over de samenwerkingsvormen daaromtrent binnen de Maghreb die het mogelijk maken een ontwikkelingsmechanisme tot stand te brengen op basis van gelijkheid van de verschillende partners.
De ambassadeur antwoordt dat hij het standpunt van mevrouw Zrihen hierover deelt. Dat element wordt binnen Euromed overigens zeer weinig behandeld. Er is meer betrokkenheid van de vrouw in de politiek vereist.
De samenwerking inzake energie wordt uitsluitend op bilaterale basis geregeld. Sedert augustus 2004 hebben Algerije, Marokko en Tunesië een installatie voor een gekoppeld gas- en elektriciteitsnetwerk opgestart. We moeten overwegen om dat soort samenwerking uit te breiden tot andere landen en andere materies.
11. Hoorzitting van 21 juni 2005 met de heer Dominique de Crayencour van de Europese Investeringsbank
11.1. Inleidende uiteenzetting
De EIB-groep omvat de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Investeringsfonds. Dit fonds vergemakkelijkt de mobilisatie van risicokapitaal en kent leninggaranties toe aan banken en financiële instellingen die op middellange en lange termijn investeren in infrastructuurprojecten en in de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's). Ze kent dus risicokapitaal toe aan KMO's.
De EIB werd opgericht door een Protocol bij het Verdrag van Rome, als financiële instelling van de Unie waarvan de 25 leden aandeelhouder zijn. Het kapitaal bedraagt thans 136,7 miljard euro. De belangrijkste opdracht van de EIB betreft de regionale ontwikkeling (artikel 367 van het verdrag), de agenda van Lissabon, de Europese verkeersnetwerken (TEN's), het milieu en de KMO's.
Buiten de Europese Unie werkt de EIB vooral op basis van mandaten die door de Europese Raad worden verleend op advies van het Europees Parlement. Thans beschikt de EIB over een totale enveloppe van 20 miljard euro voor een periode van 7 jaar. De EIB steunt de drie grote beleidslijnen van de Unie : uitbreiding, nabuurschap en de rest van de wereld.
De toegevoegde waarde van de EIB ten opzichte van de commerciële financiering is het niveau van de kwaliteit van het project op technisch, economisch, financieel, milieu- en sociaal gebied.
De EIB beschikt over een triple A-rating als notering op de internationale markten. Ze kan haar middelen opnemen in de best mogelijke omstandigheden. Aangezien de co-operationelen zeer zwak zijn, kan de EIB dat voordeel doorgeven aan haar klanten.
De balans van de EIB bedraagt meer dan 250 miljard euro. De omzet, dus de nieuwe leningen die in 2004 werden toegekend, bedraagt 43 miljard euro, dus bijna het dubbele van de Wereldbank. De leningen aangegaan op de kapitaalmarkten bedragen 50 miljard euro. Met een bedrag van 3,5 miljard euro de EIB is de grootste geldschieter van het nabuurschap.
De EIB is sinds 1974 de financiële partner van de Middellandse-Zeelanden en de jongste tien jaar ook van de partnerlanden van het Barcelonaproces. Het volume van de leningen die gedurende 30 jaar werden ondertekend, bedraagt thans 18 miljard euro.
De activiteitssectoren van de EIB omvatten energie, communicatie-infrastructuur, water, industrie, educatie, gezondheid en algemene leningen (kredietlijnen voor financiële partners die ter plaatse gevestigd zijn, zodat ze op hun beurt kunnen lenen aan KMO's).
Ondanks de verdubbeling van de steun van de Europese Unie in dit gebied wordt de economische kloof almaar groter. Het bruto binnenlands product (BBP) per inwoner bedraagt 5 000 dollars, dus slechts 18 % van het gemiddelde van de Europese Unie.
Het percentage buitenlandse investeringen ligt zeer laag (1,2 % van het BBP), evenals de Zuid-Zuidhandel. (2,5 % van het BBP), terwijl het werkloosheidspercentage 30 % bedraagt, met een toename van het aantal arbeidskrachten met 3 % per jaar. 30 % van de bevolking leeft in armoede. Dat is een droevig panorama.
Op de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002 heeft de Europese Unie de beslissing genomen om het financiële onderdeel van het Barcelonaproces te versterken door de oprichting van FEMIP. Op de Europese Raad van Brussel van 12 en 13 december 2003 werd beslist FEMIP te consolideren.
FEMIP heeft als doelstelling :
— de versterking van het concurrentievermogen van de mediterrane partnerlanden (MPL) om in 2010 met de MPL een vrijhandelszone op te richten met 700 miljoen inwoners,
— de wijziging van het model van economische ontwikkeling en sociale hervormingen,
— de bevordering van de regionale integratie van de Middellandse-Zeelanden,
— de verbetering van de economische aantrekkingskracht van de zone voor buitenlandse investeerders.
Op kwantitatief gebied bestaat de prioriteit van FEMIP erin een omzetcijfer van minstens 2 miljard per jaar te realiseren. Op kwalitatief niveau moet er steun komen voor de particuliere sector (rechtstreekse buitenlandse investeringen, de KMO's en de banksector), de sociaal-economische infrastructuren (menselijk kapitaal) en de infrastructuren voor transport, energie, en telecommunicatie, alsook de regionale investeringen.
Ook moet de zin voor onderlinge toenadering van de MPL worden ontwikkeld. Daartoe heeft een ministerieel comité plaatsgehad (vergelijkbaar met de Raad van ministers van Financiën en Economische Zaken (Ecofin) van de Middellandse-Zeelanden). Alle ministers van de regio hebben eraan deelgenomen, ook de Palestijnse en Israëlische.
De plaatselijke vestiging van de EIB is zeer belangrijk, ook in het kader van de onderlinge toenadering.
FEMIP biedt financiële producten aan die ter plaatse weinig of niet beschikbaar zijn, maar een sterke hefboomwerking hebben, en maakt het dus mogelijk het effect van de operaties sterk te vergroten.
De EIB geeft leningen uit op lange en heel lange termijn, 10 à 25 jaar. Dat zou in het gewone handelscircuit niet mogelijk zijn. De EIB beschikt over een fonds van 40 miljoen euro (op de begroting van de Europese Unie) per jaar voor risicokapitaal. De rentebonificaties kunnen de terugbetalingsvoorwaarden van de leningen die door de EIB werden toegestaan verzachten, vooral voor milieuprojecten.
De technische bijstand bedraagt 25 miljoen euro per jaar. Hiermee kunnen de projecten worden voorbereid.
De versterking van FEMIP hield een uitbreiding van de financiële producten van de EIB in. Bij risico- of gestructureerde financieringen neemt de EIB meer risico's dan normaal. Om rechtstreekse buitenlandse investeringen aan te trekken, legt ze provisies aan om eventuele verliezen te dekken.
Financieringen in plaatselijke munt zijn heel belangrijk voor de KMO's. Zij exporteren namelijk niet, hebben geen vreemde valuta en kunnen bijgevolg geen wisselrisico's dekken.
Het trustfonds voor de technische bijstand kan ook onderzoek doen per sector en naar privatisering.
FEMIP verenigt alle beschikbare krachten. Ze staat in voor de nauwe samenwerking met de Europese Commissie (RELEX en AIDCO, die het ontwikkelingssamenwerkingbeleid bepalen). De EIB werkt ook samen met de plaatselijke banksector. Ze wil de groei van de lokale banksector stimuleren, want die is de drijvende kracht van de ontwikkeling van de andere sectoren.
De EIB probeert ook de Europese banksector in de MPL « in te voeren ». Spreker citeert twee voorbeelden. Er is het regionaal fonds voor risicokapitaal « Averroès ». Dat werd door de EIB gecreëerd in een consortium met de CDC en de CNCE en de gasterminal IDKU, opgericht door 16 banken van de Europese Unie en 3 Egyptische banken. Dit soort acties is een belangrijke stimulans voor de andere, zowel internationale als plaatselijke financiële actoren.
De EIB heeft ook een strategisch-partnerschapsovereenkomst met de groep van de Wereldbank en de Europese Commissie ondertekend om te voorkomen dat de instellingen in tegengestelde richting zouden werken. Er bestaat ook een « Memorandum of Understanding » met de Afrikaanse Ontwikkelingsbank.
In 2004 bedroegen de leningen van FEMIP 2,2 miljard euro. Meer dan een derde ging naar de KMO's en naar de rechtstreekse buitenlandse investeringen.
Er zijn meer investeringen voor de sociale huisvesting in Marokko en er gaat 100 miljoen euro naar risicoverrichtingen.
De modernisering van de banksector gaat voort. Het Fonds voor Technische Bijstand (zie FEMIP-rapport) draaide in 2004 voor het eerst op volle toeren. Het trustfonds van FEMIP ging van start met een totaal van ongeveer 30 miljoen euro aan financiële verbintenissen van de deelnemende landen, waarvan één miljoen van ons land.
Er zijn verschillende opties voor de toekomst van FEMIP. Ofwel stelt men zich tevreden met een status-quo, ofwel versterkt men FEMIP met meer middelen. Men kan voor dit soort activiteiten ook een dochter van de EIB oprichten.
11.2. Gedachtewisseling
Mevrouw Annane vraagt of een stijging van de thans geringe rechtstreekse buitenlandse en regionale investeringen mag worden verwacht.
Mevrouw Zrihen vraagt wat de voorwaarden zijn voor de oprichting van een echte mediterrane bank die het resultaat zou zijn van overleg binnen de Maghreb.
Is de invoering van een enige munt bevorderlijk voor de integratie in de mediterrane zone ?
Neemt het nabuurschapsbeleid de plaats van het Barcelonaproces in ?
De heer Roelants du Vivier vraagt zich af hoe de institutionele beleggers van de mediterrane landen zich verhouden tot de EIB. Kan de EIB de belangrijkste plaats in dit gebied behouden ?
Er is een evolutie bij de EIB, die zich in het begin tegen de toetreding van Centraal- en Oost-Europa keerde. Nu liggen de activiteiten van de EIB in de lijn van het Barcelonaproces. De Middellandse-Zeelanden hebben een beperkter markt. Welke specifieke impulsen zal de EIB geven om de economische Zuid-Zuidbetrekkingen, die niet zo vlot lopen, aan te moedigen ?
Kan de bevordering van een financiële markt (aandelen en obligaties) in het gebied worden verbeterd ?
Waardoor wordt de harmonisatie van de mediterrane en Europese infrastructuren, die EUROMED sinds 1995 heeft gelanceerd, afgeremd ?
Mijnheer de Crayencour antwoordt dat de politieke stabiliteit de beslissingen van de buitenlandse investeerders beïnvloedt. Het in stand houden van de administratieve structuren en van het gerechtelijk apparaat is bijgevolg even belangrijk.
Spreker meent dat men rekening moet houden met de relatief hoge kosten van de onderlinge toenadering van deze landen. Het is niet aan de EIB om dit debat te leiden. Dat is een taak voor de politici.
Een enige munt voor het Middellandse-Zeegebied lijkt momenteel te ambitieus. De economische structuren in de verschillende landen zijn immers nog niet gecoördineerd.
De Middellandse-Zeelanden zijn ver van de structuren van de Europese Unie verwijderd. Daarom is het nabuurschapsbeleid heel belangrijk. Het is echter moeilijk te zeggen of het nabuurschapbeleid het Barcelonaproces op lange termijn zal vervangen.
Het project van de Verenigde Staten « Greater Middle East » heeft niet alleen vooral een politieke dimensie, maar beschikt ook over veel meer financiële middelen dan het Barcelonaproces. Het Barcelonaproces heeft echter niet het politieke aanzien dat het verdient.
De EIB gaat na of er meer financiële kredieten kunnen worden uitgetrokken voor de grensoverschrijdende operaties in het kader van de Zuid-Zuidsamenwerking.
De EIB stelt zich op de financiële markt voor als ontlener en geeft obligaties uit. Hierdoor kunnen nieuwe markten worden geopend, kunnen investeerders worden aangetrokken en kan de plaatselijke economie worden aangemoedigd om leningen in vreemde valuta te sluiten.
Onder voorzitterschap van mevrouw Loyola de Palacio, voormalig EU-commissaris voor vervoer en energie (1999-2004), werd een werkgroep samengesteld, waarvan de EIB deel uitmaakt, voor de verbindingen tussen het Middellandse-Zeegebied en de Europese Unie. Men moet echter ook rekening houden met de moeilijkheden die voortvloeien uit de rivaliteit tussen de verschillende landen bij het toekennen van een haven aan een stad, die dan een prioritaire verbindingsas wordt ten opzichte van de andere.
De heer Galand vindt dat de financiële bijdrage van de EIB in het Middellandse-Zeegebied belangrijker is dan die van de Wereldbank. Doet de EIB specifieke inspanningen om de bepalingen van de Verklaring van Barcelona van 28 november 1995 betreffende de mensenrechten en goed bestuur te doen naleven ? Wat is de rol van de EIB in de sociale hervormingen van het Middellandse-Zeegebied ?
De heer Galand vraagt dat het naleven van de regels van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) zou worden verplicht. Sluit de EIB de ondernemingen uit die bij de wapenhandel betrokken zijn ?
De heer de Crayencour antwoordt dat de Wereldbank eerder de rol van « kennisbank » vervult. Ze is heel sterk in vorming en politieke dialoog. De financiële interventie van de Europese Unie overschrijdt vaak ruim die van de Wereldbank. De Europese Commissie stelt bovendien een reeks voorwaarden voor de naleving van de mensenrechten en goed bestuur binnen het kader waarvan de EIB functioneert.
De EIB komt niet onmiddellijk tussen in sociale hervormingen, want dat is het domein van de politiek. Ze financiert wel sociale projecten.
De reglementering van de Internationale Arbeidsorganisatie moet worden nageleefd. Ondernemingen die actief zijn in de wapenhandel worden uitgesloten van de investeringsprojecten van de EIB.
De heer Roelants du Vivier vraagt of de EIB over een controlemiddel beschikt om na te gaan of de mensenrechten, goed bestuur en het niet-betrokken zijn in de wapenhandel worden gerespecteerd.
De heer Crayencour antwoordt dat de EIB multidisciplinaire groepen ter plaatse stuurt om na te gaan of de voorwaarden van de Wereldbank, de « safeguards », worden vervuld.
De heer Roelants du Vivier stelt vast dat een aantal projecten van de Wereldbank schadelijke effecten hebben op het milieu of in verband worden gebracht met de schending van de mensenrechten. Moet de EIB zich daar niet tegen wapenen ? Is het controlemechanisme van de Europese Unie veel doeltreffender dan dat van de Wereldbank ?
De heer de Crayencour antwoordt dat de NGO's die op het terrein een echte toegevoegde waarde creëren, nog niet geïnteresseerd zijn in de EIB. De NGO's die daarentegen geen voeling hebben met de plaatselijke realiteit, aarzelen niet om de EIB te bekritiseren.
De heer Roelants du Vivier vraagt of de Wereldbank meer kritiek oogst omdat ze zich opener opstelt.
De heer de Crayencour antwoordt dat de echte reden is dat de Wereldbank beter bekend is en een politieke rol speelt, terwijl de EIB enkel financieel tussenkomt en minder opvalt.
Het verheugt de heer Galand dat de EIB zich voor haar algemene oriëntatie laat inspireren door de Europese Unie.
Spreker vraagt zich af of een onderneming in het Middellandse-Zeegebied in het kader van een EIB-project gemakkelijk een contract in de wacht kan slepen in een ander land van hetzelfde gebied.
De heer de Crayencour antwoordt dat de potentiële investeerders en de EIB direct contact met elkaar kunnen opnemen en dat, zodra aan de projectvoorwaarden voldaan is, het project probleemloos kan worden verwezenlijkt.
12. Hoorzitting met Z.Exc. de heer Fawzi Fawaz, ambassadeur van de Libanese Republiek bij de Europese Gemeenschappen
12.1. Inleidende uiteenzetting
Tien jaar na de aanvang van het proces van Barcelona zal dit debat ongetwijfeld een positieve weerslag hebben op de evaluatie van dat proces en een meerwaarde bezorgen aan de inspanningen om het nieuw leven in te blazen en de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Het voorstel van resolutie dat werd ingediend door mevrouw Annane, maakt een balans op van de drie onderdelen van het proces van Barcelona. Die oefening bevestigt nogmaals dat België terzake een actieve rol heeft gespeeld in de Europese Unie en in belangrijke mate heeft bijgedragen tot de bevordering van de betrekkingen tussen Europa en de Arabische wereld, zoals het voorstel van resolutie stipuleert (blz. 5).
Eerst en vooral benadrukt de ambassadeur hoe waardevol de doelstellingen zijn in de drie onderdelen van het proces : politiek, economisch, cultureel en sociaal. Libanon hecht meer dan ooit aan de Verklaring van Barcelona, een referentie waardoor het zich laat leiden in zijn werkzaamheden. Terwijl het Middellandse-Zeegebied onlangs het doelwit van talloze initiatieven is geworden, benadrukt de ambassadeur dat het proces centraal staat en dat de drie onderdelen ervan elkaar aanvullen. De ambassadeur hoopt dat het nabuurschapsbeleid dat proces zal versterken en zal bijdragen tot de bevordering van de Euromediterrane betrekkingen.
De rechtvaardige en algemene vrede vormt een onontbeerlijke voorwaarde voor de verwezenlijking van de doelstellingen van Barcelona; vorige jaren is aangetoond dat de Israëlische onverzettelijkheid heeft belet dat de vrede in het Midden-Oosten is hersteld, de regionale samenwerking in de weg stond en in 2000 de goedkeuring van zowel het Handvest voor vrede en stabiliteit als van de partnerschapsmaatregelen heeft belet. Als Israël zijn agressief beleid voortzet, dan wordt het zeer moeilijk om tegen 2010 een vrijhandelszone in te stellen, zoals de Verklaring van Barcelona stipuleert. De Arabische landen hebben daarentegen meer dan eens herhaald dat ze klaar waren voor de vrede, een algemene en rechtvaardige vrede, die gebaseerd is op pertinente internationale resoluties; naar aanleiding van de top hebben zij het Vredesintitiatief van Beiroet gelanceerd en zij hebben voor de hele wereld verklaard dat het Vredesinitiatief past in hun strategische opvatting. Tot op vandaag was dat initiatief nog geen aanleiding om het conflict te beëindigen en om de vrede in het Midden-Oosten te herstellen.
Volgens de ambassadeur is men zich er zeker van bewust dat een beleid dat met twee maten meet, onzer dagen onaanvaardbaar is; vandaar een oproep aan de Europese Unie om een selectieve toepassing van de internationale resoluties te verwerpen. Het ontwerp van resolutie verwijst nergens naar de Libanees-Israëlische en de Syrisch-Israëlische hoofdstukken, terwijl een deel van Libanon, de Shebaa-boerderijen en de Syrische Golan door de Israëliërs bezet blijven; in de regio moet een algemene vrede totstandkomen, ook met Libanon en Syrië, want anders is ze gedoemd om te mislukken. In het verleden is aangetoond dat deeloplossingen de vrede in de regio niet hebben kunnen bewerkstelligen.
Aangezien vrede in de regio in het belang is van alle partijen, is het normaal dat de Europese Unie geen moeite spaart om de toepassing te verzekeren van alle internationale resoluties, namelijk de resoluties 242, 338, 425, in hun totaliteit om een algemene, rechtvaardige en duurzame, waarachtige vrede in de regio te waarborgen, overeenkomstig de referentietermen van Madrid en het beginsel van « land in ruil voor vrede » en het Vredesinitiatief van Beiroet, en zich niet tevreden stelt met het steunen van de toepassing van het routeplan alleen, zoals paragraaf P van het ontwerp van resolutie stipuleert.
Opdat die vrede duurzaam zou zijn, is het onontbeerlijk de ontwapening te bevorderen evenals de non-proliferatie van massavernietigingswapens om het Midden-Oosten om te vormen tot een regio die vrij is van massavernietigingswapens, zoals de Verklaring van Barcelona stipuleert, overeenkomstig paragraaf Q van het voorstel van resolutie. Het zou echter onlogisch zijn die inspanning te verbinden met de regionale veiligheid die niet-leden van het Barcelonaproces zou behelzen; de verbinding van beide kwesties zou bovendien de non-proliferatie van massavernietigingswapens in de weg kunnen staan, de grootste dreiging voor de regio.
Inzake hervormingen, democratie en mensenrechten is Libanon altijd een haven van vrijheid geweest; bovendien is de eerbied voor de mensenrechten en de democratie in de geest van elke Libanees gegrift. Libanon staat open voor elke positieve discussie over die thema's, een discussie die rekening houdt met de culturele en de religieuze eigenheid van onze regio. Die discussie kan worden gevoerd in de instellingen die door de associatieovereenkomst Libanon-Europese Unie werden opgericht, zoals wordt voorgesteld in paragraaf R.
Het voorstel van resolutie verwijst naar de eerbied voor de gemeenschappelijke waarden. Dat impliceert een wederzijdse eerbied voor de cultuur en de beschaving van de mediterrane landen en respect voor het internationale principe van niet-inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van het land. Een vruchtbaar hervormingsbeleid moet uitgaan van de betrokken landen en mag niet van buiten af worden opgelegd, omdat het toch de nationale prioriteiten en bekommernissen dient te weerspiegelen. Om die reden stelt de ambassadeur voor om de paragrafen 5 en 14 te herzien, die verwijzen naar een voorwaardelijk beleid en naar de opschorting van de hulp vanwege schendingen van democratische beginselen. Volgens de ambassadeur zal dat beleid een tegenovergesteld effect hebben en de hervormingsprojecten in de landen afwenden in plaats van de mensen van goede wil, die dat beleid steunen, aan te moedigen.
Vanuit die redenering en vanuit het wederzijds respect voor onze culturele eigenheid, stelt de ambassadeur voor om paragraaf S te schrappen, waarin wordt opgeroepen om aan te zetten tot meer verdraagzaamheid inzake seksuele geaardheid, aangezien dat ingaat tegen de tradities, de overtuigingen, de geloofsovertuigingen en de waarden van zijn land en aangezien homoseksualiteit in de Libanese samenleving juridisch en moreel strafbaar is. Het voorstel van resolutie zou de indruk kunnen wekken dat de Europese Unie praktijken aanmoedigt die volgens de zeden en de gewoonten onaanvaardbaar zijn en dus een averechts effect hebben.
De ambassadeur wenst ook het expliciet verzoek te steunen in de paragrafen B en U van het voorstel van resolutie om de procedure van nationale ratificatie van de associatieovereenkomsten te versnellen. Libanon heeft inderdaad de Associatieovereenkomst in december 2001 geratificeerd en sindsdien wacht het tot de ratificatieprocedures in de Europese landen zijn afgewikkeld. Om politieke redenen heeft het Nederlandse Parlement tot nu toe geweigerd om het licht op groen te zetten voor die ratificatie en vertraagt het zodoende de inwerkingtreding van het akkoord en de goedkeuring van een eventueel actieplan van het nabuurschapsbeleid, wat ingaat tegen de belangen van Europa en van Libanon.
Wat de strijd tegen het terrorisme (paragraaf C et D van het voorstel van resolutie) betreft, heeft Libanon, dat nog altijd het slachtoffer is van de terreur van de Israëlische Staat, talloze keren het terrorisme in al zijn vormen veroordeeld en werkt het samen met de Verenigde Naties overeenkomstig de pertinente internationale resoluties; het heeft ook brieven bij de Associatieovereenkomst met de Europese Unie uitgewisseld om de strijd tegen die gesel te bevorderen. Het is echter onontbeerlijk om het terrorisme te definiëren en een onderscheid te maken tussen rechtmatige weerstand tegen de bezetting en terrorisme, zoals resolutie 46/51 van de algemene Vergadering van de Verenigde Naties stipuleert. Bovendien zou het onlogisch zijn om de mediterrane partners te vragen een verklaring over de bestrijding van het terrorisme van de Europese Raad van 25 en 26 maart toe te passen, aangezien die verklaring louter Europees is en alleen bindend voor het Europese deel. Anderzijds onderstreept de ambassadeur dat de hoge Euromediterrane ambtenaren momenteel van gedachten wisselen over een gedragscode tegen het terrorisme die tot doel heeft :
— de krachtige veroordeling van het terrorisme en van alle vormen ervan door alle Euromediterrane partners te herhalen;
— het terrorisme te onderscheiden van het recht van de volkeren om weerstand te bieden tegen de bezetting zoals de internationale resoluties en het VN-handvest stipuleren. Dat zal ongetwijfeld de bestrijding van het terrorisme vergemakkelijken omdat het terrorisme beter kan worden geïdentificeerd en alle krachten ertegen kunnen worden gebundeld om het uit te roeien;
— de samenwerking te versterken om de gevolgen van de terreuraanslagen beter te beheersen;
— in te werken op de oorzaken van het terrorisme zoals de regionale conflicten;
Wat de terugnameovereenkomsten (paragraaf F en Z) betreft, wenst de ambassadeur de aandacht erop te vestigen dat absoluut moet worden gespecificeerd dat de akkoorden beperkt blijven tot de onderdanen van de betrokken landen en in geen geval onderdanen van andere landen mogen insluiten, zoals de associatieovereenkomst tussen Libanon en de Europese Unie stipuleert.
De ambassadeur steunt de voorstellen met betrekking tot de oprichting van een Euromediterrane ontwikkelingsbank (paragraaf I) en de toekenning van fondsen om actieplannen met de mediterrane landen te financieren in het kader van de financiële vooruitzichten 2007-2013 (paragraaf 7 en 8). Terwijl het debat over de financiële vooruitzichten in de Europese Raad voortduurt, roept Libanon België ertoe op te pleiten voor de toekenning van een budget aan de buitenlandse actie van de Europese Unie waarmee zij haar beloftes kan nakomen. In dit verband is het van dwingend belang dat de uitbreiding naar de landen in het Oosten niet gebeurt ten koste van het Middellandse Zeegebied en dat de fondsen die aan de landen van het Middellandse-Zeegebied worden toegekend, in verhouding staan tot het belang dat de EU hecht aan dat gebied zoals wordt gesteld op bladzijde 5.
De ambassadeur juicht het voorstel toe om de kandidatuur van de mediterrane landen bij de Wereldhandelsorganisatie te steunen (paragraaf K)
Libanon is in het kader van het Barcelonaproces betrokken in een open en constructieve dialoog over het Europees veiligheids- en defensiebeleid (paragraaf O). Libanon steunt elk initiatief dat ertoe strekt vrede in de regio te brengen, maar zolang Israël Arabische gebieden blijft bezetten, is het ondenkbaar dat een handvest voor vrede en stabiliteit wordt aangenomen of dat regionale politieke, economische of culturele samenwerking ontstaat.
Wat het waterbeheer in de regio betreft (paragraaf N) moet worden opgemerkt dat alleen het internationaal recht moet worden toegepast om de geschillen te beslechten.
Ten slotte verwelkomt de ambassadeur de oprichting van de Euromediterrane stichting voor de dialoog tussen culturen (paragraaf V). Libanon heeft altijd een brugfunctie vervuld tussen Oost en West en zal dat blijven doen. We zullen een bijdrage leveren om de doelstellingen van de stichting te realiseren.
Het Barcelonaproces, dat in 1995 werd opgestart, heeft getracht het traditionele samenwerkingsmodel, dat op hulp was gebaseerd, te vervangen door een echt Euromediterraan partnerschap op basis van onderlinge afhankelijkheid, gelijkheid, respect voor de andere en medeverantwoordelijkheid van alle partners. Libanon hoopte in 1995 en hoopt nog altijd dat de Europese Unie zich een politieke rol aanmeet die met haar economische gewicht overeenstemt. Aan de vooravond van de top van Barcelona op 27 en 28 november roept de ambassadeur België op om binnen de Unie te blijven ijveren voor de versterking van de basisprincipes van de verklaring van Barcelona : vrede, stabiliteit, welvaart, respect voor het principe van de niet-inmenging, dialoog en toenadering tussen culturen.
12.2. Gedachtewisseling
Mevrouw Annane wil weten of alle mediterrane partners het onderling eens zijn over alle vraagstukken van het Barcelonaproces inzake economische en sociale belangen en de openbare vrijheden. Spreekster heeft de indruk dat sommige landen, zoals Syrië, zich meer op het Nabije Oosten en op bilaterale banden met de Europese Unie richten dan op het multilaterale proces.
De paragrafen die de ambassadeur wil laten schrappen zijn bijna allemaal bijdragen ter ondersteuning van het partnerschap : de mensenrechten, de democratie, de vrijheid van het individu ... Libanon steunt vooral alles wat op budgettaire kwesties betrekking heeft en wat de groei van het land bevordert, maar wat uiteindelijk eerder in de bilaterale relaties aan bod komt.
Mevrouw Annane wenst tevens te weten hoe de uitbreiding van de Europese Unie van 1 mei 2005 wordt ervaren. Bestaat er enige vorm van concurrentie met de nieuwe Europese partners ?
De heer Galand heeft bedenkingen bij het voorstel van de ambassadeur om de punten 5 en 14 te doen vervallen. Aangezien deze punten in het Euromed akkoord opgenomen zijn, waarom mogen ze dan niet in het verslag onderstreept worden ?
Daarentegen wenst spreker de positieve rol van Libanon, in het kader van het jaar van het Middellandse Zeegebied, benadrukken, vooral de wijze waarop na de moord op de eerste minister in Libanon werd gereageerd en de wijze waarop opgeroepen werd voor de democratie.
Wat de toestand in het Nabije Oosten betreft, schenkt de internationale gemeenschap momenteel meer aandacht aan het eenzijdige optreden van Israël bij de terugtrekking uit Gaza, maar, volgens de heer Galand, zou een betere cohesie tussen de Arabische en de Europese wereld toelaten om meer gewicht in de schaal te brengen en gezamenlijk voorstellen in te leiden die niet louter zouden afhangen van het feit of de Verenigde Staten er al dan niet mee akkoord kunnen gaan. Het Middellandse zeegebied is onze gemeenschappelijk ruimte. Een versteviging van de relaties tussen de Arabische en de Europese wereld zou ook in het voordeel zijn van het Palestijnse volk.
Hebben de meeste Arabische landen trouwens niet eerder de neiging om eerst naar de Verenigde Staten en het Great Middle East project te kijken of, voor wat veiligheid betreft, naar de NAVO, in plaats van na te gaan hoe Europa en de Arabische landen samen een beleid van samenwerking en veiligheid op kunnen bouwen in het Middellandse zeegebied ?
Mevrouw Zrihen peilt naar de obstakels voor de creatie van een regionale integratiezone die een meer coherente en homogene stelling zou bieden bij onderhandeling zowel met de WHO als de Europese Unie. Sommigen blijken eerder het principe « Verdeel en heers » aan te hangen, terwijl de Mediterrane zone er alle belang bij heeft om zich te versterken.
Daarnaast wijst mevrouw Zrihen op de bezwaren die de ambassadeur heeft opgeworpen tegen het aanvaarden van bepaalde aspecten, zoals de seksuele geaardheid, die, volgens spreekster, toch behoren tot het domein van de mensenrechten eerder dan louter tot het domein van de cultuur. Er is de wil om te evolueren tot een maatschappij die toelaat dat alle individuen zich gerespecteerd voelen in een rechtstaat. Deze evolutie vergt tijd, maar dit moet wel klaar en duidelijk opgenomen worden in de ontwikkelingsdoelstellingen anders worden integristen alleen maar aangemoedigd.
Iedereen is het erover eens dat een goede economische ontwikkeling samengaat met een aangepaste sociale bescherming. Wat is het standpunt van de ambassadeur terzake ? Hoe kan dit gerealiseerd worden in een perspectief van ontwikkeling van Libanon dat een baken blijft zowel voor haar vrijheidscultuur als haar economische capaciteit ?
Antwoorden van de ambassadeur
Zolang er geen vredesakkoorden zijn tussen Israël en de Arabische landen, zal er ook geen mediterrane eenheid zijn. Tussen de Arabische landen is er wel eenheid en wordt er gestreefd naar samenwerking en coördinatie. Zo wordt voor de ministeriële conferentie in Barcelona gezamenlijk gewerkt aan bepaalde documenten die de eenheid van de Arabische wereld weerspiegelen.
Zolang de bezetting door Israël van het Libanees en Syrische territorium voortduurt, moet men ook geen eenheid verwachten.
Op de vraag van de voorzitter naar Turkije, antwoordt de ambassadeur dat hij geen problemen ziet met Turkije, noch politiek noch economisch, maar dat hij ook de vraag kan stellen of Europa Turkije als een Europees dan wel een mediterraan land beschouwt. De ambassadeur verwijst naar de voorwaarden die worden opgelegd om het economisch en sociaal beleid van Turkije te harmoniseren met dit van de Europese Unie om te komen tot een harmonisering met het Europese levenswijze. Turkije is geografisch wel een mediterraan land, maar politiek neigt Turkije meer naar de Europese dan naar de Arabische kant.
Met betrekking tot de obstakels in de regionale intergratie herhaalt de ambassadeur dat zolang Israël volhardt in haar bezetting van gebieden in Libanon, Syrië en Palestina, er geen integratie, noch regionale politieke of economische samenwerking zal zijn. De rol van Europa is om Israël te dwingen zich terug te trekken. Recent is er de terugtrekking uit Gaza geweest; vijf jaar geleden trok Israël zich terug uit Libanon na 22 jaar bezetting. Wat weerhoudt Israël ervan om zich ook elders terug te trekken ?
Over de recente uitbreiding van de Europese Unie, verklaart de ambassadeur dat er wel sprake is van enige concurrentie, op budgettair vlak, niet op politiek vlak, ingevolge de uitbreiding, maar dat is logisch aangezien de budgetten nu eenmaal beperkt zijn en de nieuwe lidstaten voorrang genieten. Dit mag evenwel niet beletten dat er ook belang wordt gehecht aan de landen rond de Middellandse zee.
Wat de vragen betreft over de schrapping van bepaalde punten, stipt de ambassadeur aan dat schrapping zijn eigen mening weergeeft. De sociale voorwaarden die in België gelden en de Belgische levenswijze en opvattingen zijn heel anders dan in de Arabische samenlevingen. Indien iemand bezwaar uit tegen de Belgische opvattingen dan is deze persoon wel geen extremist of integrist, integendeel. In de Arabische wereld gelden wetten en gebruiken die dergelijke vrijheden weigeren, ondanks het feit dat sommige individuen misschien reeds verder geëvolueerd zijn in hun seksuele relaties, maar dat is dan eerder uitzondering dan regel.
Wat is trouwens de meerwaarde van deze punten in een resolutie die gericht is aan de landen van de Middellandse zee ? Een grote meerderheid onder hen zal geschokt zijn, zoals dat het geval was drie jaar geleden toen het Europees parlement aan Egypte vroeg om homoseksuelen in Egypte te tolereren.
Op dit punt verklaart mevrouw Zrihen dat het Europees parlement had vastgesteld dat in Egypte mensen gevangen werden genomen zonder enig onderzoek met als argument het vermoeden van homoseksualiteit.
In feite vraagt het parlement dat er evolutie is in de samenleving. Wij hebben een bepaald beeld van Libanon als een zeer jonge, maar ook zeer open samenleving, die streeft naar moderniteit en respect. Het is niet aan België ons om te zeggen hoe de dingen moeten gedaan worden, maar wel dat de evolutie in de burgerlijke maatschappij moet worden gehoord. Het is misschien ook zo dat sommigen een meer welwillend oor hebben voor die burgerlijke maatschappij dan voor de institutionele samenleving.
De ambassadeur onderstreept dat hij alleen de reactie in Egypte heeft willen aantonen als voorbeeld hoe de Arabische wereld reageert op dit punt.
Wat de vraag over de democratie betreft, is de ambassadeur het eens met de stelling van de heer Galand.
De ambassadeur onderstreept vervolgens dat Libanon de mensenrechten helemaal niet verwerpt, noch de democratische voorwaarden, de cultuur of de ontwikkeling, maar de Arabische kijk op deze zaken is wel anders dan de Europese.
De vraag naar de relaties met Europese Unie is in feite het verhaal van de kip en het ei : de Arabische wereld verwacht een rol van de Europese Unie terwijl de Unie vraagt dat de Arabische wereld haar een rol geeft. Het antwoord hangt in feite af van de relaties tussen de Verenigde Staten en Israël. Voor Israël blijft de belangrijkste rol weggelegd voor de Verenigde Staten, terwijl de Arabische wereld steun vindt bij Europa en ook een goede verstandhouding verkiest met de Europese staten, hun buren en partners, eerder dan met de Verenigde Staten. Israël denkt wel dat Europa de Palestijnse zaak steunt, maar dat is onjuist : Europa tracht een neutrale rol te spelen en op te treden als bemiddelaar.
Wat de inspanningen tussen de twee oevers van de Middellandse zee betreft, vindt de ambassadeur het vanzelfsprekend dat er samenwerking in het beleid is. Er zijn ook geen problemen in de relaties met de Europese Unie.
De NAVO weegt zwaar op zijn geallieerden in de regio. Er zijn wel nog altijd landen die geen lid zijn van de NAVO, zoals Libanon, Syrië en Palestina. Wij stellen vast dat de NAVO zich nu in Afghanistan en Bagdad bevindt en speelt een politieke rol, ook buiten de grenzen erkend zijn in haar charter. Libanon is geen lid en kan geen rol spelen; haar relaties blijven beperkt tot het kader van de het proces van Barcelona.
Ten slotte, de middelen voor de economische ontwikkeling van Libanon. De ambassadeur is van oordeel dat Libanon, sinds het einde van de burgeroorlog in 1990, op de goede weg is en reeds grote stappen in de ontwikkeling heeft gezet. Evenwel, na de moord op de eerste minister, is er een stilstand opgetreden omwille van de politieke situatie. Libanon wacht nog steeds op het einde van die nachtmerrie; hopelijk brengt het onderzoek dat de Verenigde Naties binnenkort zal voeren, soelaas zodat investeerders, zowel binnenlandse als buitenlandse, opnieuw aangemoedigd worden om de economie te herdynamiseren. Libanon werkt nu aan een internationale conferentie die eind december 2005 in Beiroet zal plaatsvinden met als doel Libanon te helpen haar economie op te bouwen.
13.1 Hoorzitting met de heer Mohamed Badii Khattab, Ambassadeur van de Arabische Republiek Syrië bij de Europese Unie
13.1. Inleidende uiteenzetting
Er zal veel politieke wil nodig zijn om de doelstellingen van de Verklaring van Barcelona van 1995 te halen. Samenwerkingsakkoorden op economisch, sociaal en cultureel vlak hebben heel wat opgeleverd. Er moet worden voortgebouwd op de resultaten van de afgelopen tien jaar om de doelstellingen te realiseren.
In 1995 heeft men ervoor gekozen om van het Middellandse-Zeegebied een regio van vrede, veiligheid, stabiliteit en welvaart te maken. Destijds had men geen hoop om voor het conflict in het Midden-Oosten een duurzame oplossing te vinden die in overeenstemming was met het internationaal recht en met de resoluties en aanbevelingen van de internationale organisaties.
Het Arabische vredesinitiatief van de conferentie van Beiroet van 2001 en de conferentie van Algiers van 2004 heeft aangetoond dat in de Arabische wereld de wil om vrede te vinden aanwezig is
Het is jammer dat de bezetting na jaren van afgeblokte onderhandelingen voortduurt. Ze is rechtstreeks verantwoordelijk voor de onstabiliteit en ze tast de uitvoering van het Barcelonaproces aan. Syrië wil de vrede bevorderen en herhaalt zijn wil om de onderhandelingen te hervatten.
De partners van het Barcelonaproces zouden het centrale karakter van het proces moeten herhalen en het Europese nabuurschapsbeleid, dat een extra instrument is om het proces te versterken, in ogenschouw moeten nemen.
De Euromedprogramma's zouden moeten gericht zijn op de menselijke ontwikkeling, de informatiemaatschappij als sleutel voor modernisering en het respect voor de mensenrechten en de rechtsstaat. Ook moeten de inspanningen om het terrorisme te bestrijden conform de conventie en resoluties van de VN worden opgedreven. Syrië herhaalt zijn oproep om een internationale conferentie over het terrorisme te organiseren en om een Euromedgedragscode voor de strijd tegen het terrorisme op te stellen.
Het Midden-Oosten moet een zone worden zonder massavernietigingswapens of biologische en chemische wapens. Er moet op het vlak van de civiele bescherming en de aanpak van natuurrampen worden samengewerkt.
De Euromedprogramma's zouden een gunstig effect moeten hebben op de lokale bevolkingen door nadruk te leggen op politiek pluralisme en door de participatie van jongeren en vrouwen te versterken. Ook moeten kleine en middelgrote bedrijven met investeringen worden ondersteund. De infrastructuur zou moeten worden verbeterd. Toerisme en uitwisselingsprogramma's voor jongeren zouden kunnen worden versterkt.
Ook de samenwerking inzake justitie en migratiebeheer is een belangrijk facet van het Barcelonaproces.
Spreker waardeert ten zeerste dat de Belgische regering in resolutie 3-1031/1 van mevrouw Annane wordt verzocht financiële steun te geven, om samen te werken op het vlak van het migratiebeheer en de bescherming van het leefmilieu en om de ratificatie van de associatieakkoorden te versnellen.
Spreker onderstreept dat het associatieakkoord met Syrië officieel moet worden ondertekend om een reeks akkoorden te vervolledigen voor de oprichting van een vrijhandelszone. Chris Patten, de vroegere Commissaris voor Externe Betrekkingen, heeft dat akkoord een « modelakkoord » genoemd.
13.2. Gedachtewisseling
Mevrouw Zrihen vraagt zich af op welke punten de verwachtingen van het Barcelonaproces na 10 jaar niet zijn ingelost. Op welke pijlers is de Euromedgedragscode gebaseerd ?
De ambassadeur antwoordt dat het Barcelonaproces in de loop der jaren is geëvolueerd. Het komt er vooral op aan te blijven onderhandelen. Na tien jaar bevinden we ons op een kruispunt. Syrië wil dat de hulp die het land in het kader van het proces ontvangt, niet aan voorwaarden wordt onderworpen.
De ambassadeur is van mening dat sommige aanstokers van terrorisme in Syrië in enkele Europese hoofdsteden onderdak hebben gevonden. Na tien jaar beginnen ze er nu misdaden te plegen. Die personen en de organisaties waarvan ze deel uitmaken, vormen een bedreiging die zich tot het internationale niveau uitstrekt. Het probleem moet met de opstelling van een internationale gedragscode worden aangepakt. Er moet worden nagegaan waarom jongeren instrumenten in de handen van terroristen worden. Dat betekent niet dat een onderdrukt volk het recht moet worden ontzegd zich tegen de bezetter te verdedigen.
De heer Galand is bekommerd om het feit dat de Palestijnse vertegenwoordiging in België geen diplomatiek statuut heeft. Ze bevindt zich bijgevolg in een precaire situatie. De situatie van de vertegenwoordiging is nog altijd geregeld door een akkoord uit de jaren '80 toen Leo Tindemans minister van Buitenlandse Zaken was. Het akkoord bepaalt onder meer dat de Arabische Liga het diplomatiek statuut toekent aan de toenmalige PLO-vertegenwoordiging. Nu heeft Mauritanië zich bereid verklaard het diplomatieke statuut toe te kennen aan de vertegenwoordiger van de PLO. Ondertussen wordt Palestina in België vertegenwoordigd door de Palestijnse Autoriteit en is er niets veranderd. De spreker wil dat deze kwestie bij de minister van Buitenlandse Zaken wordt aangekaart aangezien de vertegenwoordiging in de buurlanden een statuut heeft gekregen.
De voorzitter zal de kwestie bij de minister van Buitenlandse Zaken aankaarten. Het statuut moet in een internationaal kader en in een kader van wederkerigheid tegenover andere landen worden toegekend.
De heer Galand vraagt hoe het Barcelonaproces, dat zijn elan compleet heeft verloren, aantrekkelijker kan worden gemaakt voor de publieke opinie.
Spreker wil de houding van Syrië tegenover de Verenigde Staten kennen.
De ambassadeur antwoordt dat het Barcelonaproces traag maar gestaag vooruitgang boekt. Met de Euromed-top van november 2005 in Barcelona zal vooruitgang kunnen worden geboekt op het vlak van gerichte programma's en zullen de financiële middelen kunnen worden verhoogd. De migratiebewegingen tussen Europa en de Arabische wereld zijn toegenomen, maar de basiselementen van de betrekkingen zijn ongewijzigd. De politieke zichtbaarheid van Euromed moet worden verbeterd.
Volgens de ambassadeur betreurt Syrië dat de Verenigde Staten Israël blijven steunen. Hij kwalificeert die steun als « blind ». Syrië heeft er veel belang bij dat de toestand in Irak zich stabiliseert zodat het Midden-Oosten niet nog verder wegzinkt.
14. Hoorzitting met de heer Armand Imbert, adjunct afdelingshoofd van de directie « Méditerrannée » van de algemene directie Buitenlandse Betrekkingen
14.1. Inleidende uiteenzetting
De Commissie is het grotendeels eens is met de analyse in het verslag. Daarin is sprake van een genuanceerde balans van het partnerschap en van het feit dat het tempo van de uitvoering en verdieping ervan soms ongeduldige reacties veroorzaakt. Mevrouw Annane heeft de successen en de hiaten van het partnerschap op een rijtje gezet.
Hij vermeldt slechts enkele van de successen. Ondanks de kritiek is het partnerschap actueel en relevant gebleven. Volgens sommigen zou de verklaring van Barcelona, indien ze nu zou moeten worden opgesteld, misschien niet zo ambitieus en evenwichtig zijn als de verklaring van tien jaar geleden. Sommigen noemen het zelfs een wonder, en dat is misschien wat overdreven, maar de verklaring blijft een actuele en relevante basis waarop we kunnen steunen.
Het partnerschap is ook een essentieel kader voor de regionale samenwerking. Men heeft kunnen vaststellen dat de bestaande institutionele structuren, het Euromed-comité, de groep van hoge functionarissen en de vergadering van ministers, goed zijn blijven werken tijdens de diepste crisissen van het Israëlisch-Palestijns conflict. Israëliërs en Palestijnen zijn elkaar blijven ontmoeten, ook al was de sfeer gespannen. Vanuit dat perspectief blijft het Euromediterraan partnerschap essentieel en onvervangbaar.
Op institutioneel vlak is er vooruitgang geboekt met betrekking tot het co-ownership van het partnerschap. We hoorden soms het verwijt dat het te veel op Europa gericht was. We hebben daar iets proberen aan te doen, onder meer door de vergadering van ministers vaker in de Arabische landen te laten plaatsvinden. Er is onlangs een vergadering van de ministers van Financiën gehouden in Rabat en er is een vergadering van de ministers van Transport gepland in Marrakech.
Zoals in het verslag staat, heeft het partnerschap enkele jaren geleden ook een groot democratisch kader in het leven geroepen, de Euromediterrane Parlementaire Assemblee, die in maart 2005 haar eerste vergadering hield in Cairo. Het is een belangrijk forum voor de dialoog tussen de diverse politieke kringen van het partnerschap.
Op economisch gebied werd de openstelling van de markten van de partnerlanden mogelijk gemaakt door het sluiten van samenwerkingsakkoorden. Deze evolutie naar de vrijhandel wordt begeleid door de financiële samenwerking in het kader van het MEDA-programma.
Een ander positief element is de culturele dimensie, waaraan in de eerste jaren van de Euromediterrane samenwerking, na de akkoorden van 1975, wellicht wat te weinig aandacht werd besteed. Deze culturele dimensie krijgt nu gestalte via de Anna Lindh Stichting die pas operationeel is geworden en die al een programma heeft uitgewerkt.
De Anna Lindh Stichting is een soort « netwerk van netwerken ». Ze houdt zich niet bezig met het culturele werk zelf, maar met de samenwerking van culturele netwerken van de Middellandse-Zeelanden.
Een laatste positief aspect betreft de relaties met het middenveld. We hebben getracht de talrijke initiatieven in tal van domeinen binnen de civiele samenleving te structureren. Samenvattend, zou komen kunnen stellen dat er betreffende het partenariaat geen tekort aan initiatieven is maar in tegendeel een overvloed hiervan in alle domeinen.
Men mag uiteraard niet toegeven aan zelfgenoegzaamheid. Het partnerschap vertoont evidente tekortkomingen. Het zou belachelijk zijn te beweren dat alle beloften die de oprichters in 1995 deden, werden ingelost.
Op politiek vlak moet worden erkend dat het partnerschap weinig effect had op de belangrijkste conflicten in de regio, zoals het Israëlisch-Palestijns conflict.
Inzake democratie en mensenrechten boekt de politieke hervorming in de Arabische landen onvoldoende vooruitgang.
Op sociaal vlak is er een breuk. De recente gebeurtenissen in Ceuta en Melilla tonen op schrijnende wijze aan dat de Europese Unie, haar lidstaten en partnerlanden tekortschieten wat migratie betreft en dat een veiligheidsaanpak alleen niet volstaat.
Op economisch vlak, ten slotte, kunnen positieve macro-economische resultaten worden voorgelegd : de inflatie werd bedwongen en ook inzake menselijke ontwikkeling is de balans positief. Een inkomensconvergentie tussen het noorden en zuiden van de Middellandse Zee kon echter niet worden gerealiseerd.
Tot zover de balans van het Euromediterrane partnerschap. Mevrouw Annane heeft de positieve en negatieve aspecten, de onvolkomenheden en lacunes van het partnerschap goed samengevat.
De top van staatshoofden en regeringsleiders die op 27 en 28 november 2005 in Barcelona plaatsvindt, is een primeur en tegelijk een belangrijke uitdaging voor de regio.
Deze top zal de bestaansreden van het Euromediterrane partnerschap opnieuw bevestigen en een werkprogramma voorleggen dat een aantal lacunes moet opvullen. Deze top mag niet beperkt blijven tot een formele viering.
Spreker stelt het werkprogramma voor.
Het partnerschap evolueert aangezien het versterkt, verder uitgewerkt en verrijkt werd door het nabuurschapsbeleid. In dit verband moet een geregeld opduikend misverstand uit de wereld worden geholpen, namelijk dat er twee politieke benaderingen zouden zijn, namelijk het nabuurschapsbeleid en het Euromediterrane partnerschap, en dat het nabuurschap het partnerschap op termijn moet vervangen.
Daarvan is geen sprake. Het Europees nabuurschapsbeleid is veeleer een instrument dat het Euromediterrane partnerschap moet aanvullen en verduidelijken. Sommige bepalingen in de samenwerkingsakkoorden, waarop het Euromediterrane partnerschap steunt, zijn vrij vaag en fungeren als kaderbepalingen.
Het nabuurschapsbeleid en meer bepaald de actieplannen voor Marokko, Tunesië, Israël en Palestina zijn belangrijk omdat ze de economische, sociale en culturele samenwerking preciseren en een perspectief bieden. Tevens wordt het voor de partnerlanden mogelijk deel te nemen aan de interne markt van de EU.
Spreker wenst een punt in de zienswijze van mevrouw Jihane Annane recht te zetten, namelijk dat de Europese instellingen volledig buiten het Europees nabuurschapsbeleid zouden worden gehouden. Onze partners zijn deze idee niet genegen omdat ze de indruk hebben uitgesloten te zijn. Deze landen maken uiteraard geen deel uit van de instellingen van de Unie. Toch moet erop worden gewezen dat de actieplannen gemeenschappelijk werden opgesteld en op die manier een soort voorafbeelding zijn van een toekomstige deelname aan de Europese markt.
Voorts zullen deze actieplannen worden uitgevoerd in het kader van de comités die door de samenwerkingsakkoorden worden opgericht. Er bestaat dus een band tussen het nabuurschapsbeleid, de samenwerkingsakkoorden en het Euromediterrane partnerschap, waardoor ze deel uitmaken van een gemeenschappelijke structuur.
De Commissie heeft in april 2005 een mededeling goedgekeurd. Samen met het Britse voorzitterschap en met Spanje, het gastland van de top van Barcelona, zal een actieprogramma worden uitgewerkt dat door de staatshoofden en regeringsleiders in november moet worden goedgekeurd. Dit programma omvat acties op vier gebieden : versterking van het veiligheidsbeleid, bevordering van de duurzame economische ontwikkeling, bevordering van het onderwijs en van de sociaal-culturele uitwisseling en de migratie.
Wat het veiligheidsbeleid betreft, moet de Unie vooral de politieke dialoog met haar Euromediterrane partners uitbouwen, ook met betrekking tot de strijd tegen het terrorisme en de massavernietigingswapens. Het bestaande politieke kader met de halfjaarlijkse ministeriële bijeenkomsten moet worden verbeterd. Deze nemen al te vaak de vorm aan van « hoogmissen » waarop formaliteiten worden uitgewisseld. De dialoog moet levendiger en punctueler worden gevoerd.
De eerbiediging van democratie en mensenrechten vormt in sommige Middellandse-Zeelanden en meer bepaald in de Arabische landen, een groot probleem. Wij willen trachten deze kwestie te depolitiseren door ze voor te leggen aan de subcomités voor mensenrechten waardoor een meer serene en pragmatische benadering mogelijk moet worden. Deze idee stuit evenwel op weerstand, bijvoorbeeld van Tunesië, dat wat treuzelt met de bijeenroeping van het subcomité voor mensenrechten. We wanhopen echter niet. De Tunesische overheid is zich ervan bewust dat het in haar belang is dat dergelijke kwesties sereen worden benaderd.
Ook wat betreft de strijd tegen het terrorisme moet vooruitgang mogelijk zijn. De gebeurtenissen van 11 september 2001, maar ook de aanslagen in Tunesië; Marokko, Spanje en Engeland hebben van de strijd tegen het terrorisme een gemeenschappelijk probleem gemaakt.
Via programma's met Marokko of Tunesië zullen we dus zowel de bilaterale als de communautaire samenwerking ontwikkelen. Een Euromediterrane gedragscode kan mogelijk op de komende top in Barcelona worden besproken.
Vooruitgang is ook mogelijk wat betreft de strijd tegen de massavernietingswapens. De heer Solana wil een groep ad hoc bijeenroepen om deze kwestie met 35 landen te bespreken.
Een laatste politiek initiatief gaat uit van Benita Ferrero-Waldner, commissaris voor Externe Betrekkingen. Via de Democratie-faciliteit wil de EU de landen die zich inspannen voor goed bestuur, aanmoedigen en belonen.
Voorts wordt ook nagedacht over een grotere participatie van de Unie aan het waarnemerschap bij verkiezingen.
Het tweede, economische gedeelte heeft betrekking op de bevordering van de duurzame ontwikkeling. Sommige commentatoren hebben de neiging om de samenwerkingsakkoorden te beperken tot het aspect vrijhandelszone. Deze akkoorden betekenen echter veel meer.
Vrijhandel heeft zijn verdiensten, maar ook zijn beperkingen. Vrijhandel zal nooit volstaan voor de ontwikkeling van de betrokken landen en moet worden aangevuld. Dat samenwerkingsakkoorden betrekking hebben op landbouwproducten volstaat dus niet.
Via nieuwe onderhandelingen moet de liberalisering van de handel in landbouwproducten worden aangevuld met een programma voor plattelandsontwikkeling. Ook wat de vrijmaking van de diensten betreft, moet een evenwichtige ontwikkeling worden nagestreefd. De Commissie legt nu de laatste hand aan de onderhandelingsrichtsnoeren.
Ten slotte moet de Zuid-Zuidintegratie — een van de lacunes van de vrijhandelszone, die veeleer een Noord-Zuidintegratie is — worden besproken. We ondersteunen de inspanningen voor een Zuid-Zuidintegratie door de overeenkomst van Agadir te steunen.
Een vrijhandelszone die « niet gepaard gaat met samenwerking » volstaat dus niet, aldus voorzitter Delors toen hij het had over de triptiek « concurrentie-samenwerking-solidariteit ». We moeten onze financiële samenwerking met de landen van de regio versterken. Op dit ogenblik worden de financiële vooruitzichten 2006-2013 besproken. We moeten ook nagaan of de Euromediterrane Faciliteit voor Investeringen en Partnerschap niet kan worden omgevormd tot een Euromediterrane Ontwikkelingsbank. De besprekingen zijn aan de gang en de ministers van Financiën moeten zich in de loop van 2006 uitspreken.
De samenwerking met een aantal sectoren, onder andere de industrie en het vervoer, moet worden versterkt. De transportnetwerken zijn vooral in de Maghreblanden ondermaats. Een vrijhandelszone heeft geen zin zolang het transport niet aanzienlijk wordt verbeterd.
Eind dit jaar vindt in Marrakech een conferentie van de ministers van Transport plaats.
Inzake energiesamenwerking zijn er belangrijke subregionale projecten voor gas en elektriciteit in de Maghreb en Mashrek.
Inzake milieu heeft het gebied een enorme achterstand opgelopen. De Commissie is terzake bijzonder ambitieus en wil tegen 2020 de Middellandse Zee schoonmaken. Eind dit jaar zal een vergadering de conferentie van de ministers van Milieu in 2006 voorbereiden.
Het derde actieterrein betreft de ondersteuning van onderwijs en opleiding.
De UNCED dringt in zijn rapporten over de ontwikkelingsachterstand in de Arabische landen aan op de verbetering van onderwijs en opleiding.
Commissaris Ferrero-Waldner, lid van de Europese Commissie, lanceerde de idee van een kwalitatieve sprong voorwaarts. Haar streefdoel is in 2015 te komen tot een betekenisvolle daling van het analfabetisme in de regio, basisonderwijs voor alle kinderen en gelijke onderwijskansen voor jongens en meisjes. De financiële middelen voor samenwerking en onderwijs moeten dan uiteraard worden verhoogd.
Spreker behandelt de samenwerking op het gebied van justitie, veiligheid en migratie.
De samenwerking tussen de rechtssystemen moet worden versterkt, onder meer met het oog op de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. De nabuurschapsplannen die terzake werden goedgekeurd, zullen een belangrijke rol spelen.
Inzake migratie wordt de Unie na de gebeurtenissen in Ceuta en Melilla — die gezien de drama's die zich nagenoeg wekelijks in de Straat van Gibraltar afspelen, wellicht hadden kunnen worden voorzien — voor haar verantwoordelijkheid geplaatst.
De heer Fratini, Europees commissaris voor Justitie en Veiligheid, heeft aan de Raad de actiemogelijkheden voorgelegd. In de eerste plaats moet natuurlijk met Marokko worden samengewerkt. Voorts is er een programma van 40 miljoen euro dat betrekking heeft op bijstand, grensbeheer, strijd tegen de mensenhandel, samenwerking tussen politiediensten en levering van uitrusting. De commissaris stelt ook voor de samenwerking met Algerije en met de Subsaharaanse landen, waarvan de meeste aangehouden migranten afkomstig zijn, te versterken.
We worden nu rechtstreeks en brutaal met het probleem geconfronteerd. Het is echter niet nieuw voor ons, aangezien het op de top van Barcelona zou worden besproken. Alleen is het probleem nu heel dringend geworden.
Op de top van Barcelona zullen we moeten nagaan of we dit als een nationale kwestie blijven beschouwen zodat iedereen de verantwoordelijkheid van zich kan blijven afschuiven. Of opteren we daarentegen voor een gemeenschappelijke aanpak met 25 en met 35 ?
De enige echte oplossing is echter de ontwikkeling van de betrokken landen, wat uiteraard het belangrijkste streefdoel is van het Euromediterrane partnerschap en van de Afrikastrategie die onlangs door de heer Michel werd voorgesteld.
De crisis van Ceuta en Melilla herinnert ons eraan dat « Euromediterraan » niet alleen een concept is van politici en eurocraten. Ze confronteert ons met een tragische realiteit, die door de top van Barcelona tot een positieve beweging moet worden omgebogen.
14.2. Gedachtwisseling
De voorzitter stipt aan dat de gebeurtenissen in Ceuta en Melilla in alle fracties leiden tot fundamentele vragen over het immigratiebeleid.
De heer Galand vindt dat de heer Imbert, in zijn uiteenzetting blijk geeft van grote voorzichtigheid.
Met de Middellandse Zee als een zee van vrede voor ogen hadden we moeten kunnen aantonen dat Europa een belangrijke rol speelt op sociaal vlak, inzake mensenrechten, milieu, veiligheid. We moeten echter een toontje lager zingen. De Amerikanen zijn er danig van overtuigd dat we te weinig hebben gedaan, dat ze een alternatief project hebben uitgewerkt, het Great Middle East. De meeste landen van de zuidelijke Middellandse Zee kijken dan ook veeleer richting NAVO en Brussel dan naar de Commissie. Heeft Europa werkelijk aangetoond dat het zijn ambities voor de Middellandse Zee, zoals het die tien jaar geleden in Barcelona verwoordde, kon waarmaken ?
Op 27 en 28 november 2005 moet een top plaatsvinden; 29 november 2005 werd door de Verenigde Naties uitgeroepen tot de Internationale dag van de onvervreemdbare rechten van het Palestijnse volk. Er rijzen vragen bij het vermogen van Europa om bij te dragen tot de oplossing van een conflict. Vragen zijn er ook in verband met de uitvoering van de samenwerkingsakkoorden met Israël, volgens dewelke de Commissie rechtstreeks tussenbeide komt als Israël producten uit de nederzettingen in de bezette gebieden naar Europa uitvoert. Tien jaar later ligt deze kwestie nog altijd op de onderhandelingstafel. Er werd druk uitgeoefend. Europa interpelleert Israël geregeld over het onderwerp, maar de kwestie is nog altijd niet geregeld.
In het recente visserijakkoord met Marokko, dat door de Commissie ter ratificatie aan het Europees Parlement werd voorgelegd, wordt geen grens vastgesteld. De Europese vissers zouden tot aan de Westelijke Sahara kunnen vissen. Aangezien het om de meest visrijke wateren van de Atlantische kust van Afrika gaat, verbaast me dit.
De Maghreb waarover de heer Imbert het had, is een ontwrichte regio. De grenzen tussen Algerije en Marokko zijn gesloten. De grens van Marokko met de Sahara is niet erg duidelijk. In Tunesië wordt inzake mensenrechten nog altijd geen vooruitgang geboekt. De tragedie in de enclaves van Melilla en Ceuta was voorspeld en we hebben niets gedaan om ze te voorkomen. Spreker vindt het moeilijk om als Europeaan over onze grenzen in Melilla en Ceuta te moeten spreken. Spreker is geschokt door het feit dat Europa bereid is 40 miljoen uit te geven om zijn koloniale grenzen te beschermen. Het is tijd dat er een einde komt aan die situatie. We mogen ons niet langer achter Spanje verschuilen. De grenzen die we willen verdedigen, liggen in Europa en niet in Afrika.
Inzake veiligheid en samenwerking hebben we ook enige achterstand opgelopen. Het +5-proces dat een andere visie op de veiligheid in het Middellandse-Zeegebied moest ontwikkelen, is in dat opzicht betekenisvol. Heeft Europa het Zuiden niet geruime tijd aan zijn lot overgelaten en zich vooral op het Oosten gericht ?
De Arabische landen aan de Middellandse Zee hebben een grote stap gezet in de richting van hun integratie in de Afrikaanse Unie. In Algerije heeft president Bouteflika zich enorm ingespannen voor de oprichting ervan. Ook Libië heeft ter zake grote inspanningen geleverd.
We hebben de indruk dat de Arabische wereld zich opnieuw heeft willen richten op Subsaharaans Afrika. Spreker wenst te weten of dat idee in de bespiegelingen met betrekking tot Barcelona +10, werd geïntegreerd. Het is de vertolking van de wens van Afrika om één te zijn en niet meer verdeeld te zijn tussen Subsaharaans Afrika en het mediterrane Afrika dat bestaat uit landen aan de Middellandse Zee.
Mevrouw Annane vraagt zich af of de geplande vrijhandelszone tegen 2010 wel redelijk is. Heeft men gedacht aan de gevolgen voor de Europese landbouw van de liberalisering van de handel in landbouwproducten, van het openstellen van de markten ? Verlopen de onderhandelingen over die liberalisering in de WTO, die door de Europese Unie worden gevoerd, in goede verstandhouding met de partners van het Zuiden ? Die vraag geldt eveneens voor de dienstensector. Is dat plan realistisch, als we er met 25 nog niet in slagen om het eens te worden over de dienstenrichtlijn ?
Eveneens met betrekking tot de geplande vrijhandelszone tegen 2010, heeft de heer Imbert de onderhandelingsrichtsnoeren vermeld die de Commissie voorbereidt voor de Raad. Hoever staat het daarmee ? Kan de heer Imbert daar meer over zeggen ?
De heer Imbert heeft ook het nabuurschapsbeleid vermeld waarvan het volgens hem niet de bedoeling is dat dit het proces van Barcelona vervangt. Als we de inhoud van dat nabuurschapsbeleid en de actieplannen onderzoeken, is het duidelijk dat dit beleid het bilaterale karakter, dat het proces van Barcelona zo origineel maakt, versterkt. Bestaat het gevaar niet dat dit nabuurschapsbeleid op lange termijn het multilaterale aspect van het proces belemmert ?
Mevrouw Zrihen staat nogal aarzelend tegenover de bevoegdheden die werden toegekend aan de Euromediterrane Parlementaire Assemblee, het orgaan waarin de Europese en Maghrebijnse parlementsleden samen zetelen. Gaat het om een proactief gremium, hoewel de rol van dat orgaan enkel raadgevend is, of om een « alibi» ? In dat orgaan zouden nieuwe problemen, zoals immigratie, aan bod moeten komen. Er zou bovendien een zekere spanning kunnen zijn wegens de tegenstelling tussen de Europese integratiewens, die veeleer wordt gekenmerkt door de neiging zich te bevrijden van het immigratieprobleem, en de wens tot een meer economische integratie, die de Afrikaanse Unie meer perspectieven zou bieden. Kortom, welke rol heeft het Europees Parlement in het kader van dat orgaan en op welke manier komt het tussenbeide ?
De heer Imbert bevestigt dat de Europese Unie een essentiële rol speelt in de relaties met de mediterrane partnerlanden. Dat is uiteraard het geval op het vlak van de handel — de Europese Unie is één van hun belangrijkste partners — maar ook op het vlak van samenwerking. De Europese financiële samenwerking is belangrijk en is niet te vergelijken met de samenwerking met de Verenigde Staten.
Tijdens de ontmoeting met president Bush en Condoleezza Rice is er een lijst van de acties van de Europese Unie met betrekking tot de Mediterrane partnerlanden voorgelegd. De Amerikanen waren onder de indruk van de omvang van onze samenwerking en van de globale aard van ons beleid.
Wat het plan van de Great Middle East betreft zijn de middelen die de Amerikanen vooruitschuiven, niet te vergelijken met wat de Europese Unie, zowel op politiek als op economisch vlak, aan dit dossier besteedt.
Het Barcelonaproces vormt geen kader om het probleem van het Israëlisch-Palestijns conflict aan te snijden. Toch zou het Euromediterrane kader het uitwerken van vertrouwensmaatregelen kunnen bevorderen die een vooruitgang in de oplossing van dat conflict ten goede komen. In dat kader ontwikkelen wij samenwerkingsvormen die nuttig zijn aan de grens tussen Israëliërs en Palestijnen.
Over het probleem van het visserijakkoord met Marokko verklaart de heer Imbert dat de Unie het plan van de Verenigde Naties steunt. Wij erkennen de annexatie van de Westelijke Sahara door Marokko dus niet. Het visserijakkoord heeft niet als doel die grens vast te leggen.
De heer Galand vraagt waarom de visvangst langs de kusten van de Westelijke Sahara dan wordt toegestaan ? Er is een rapport van de adjunct-secretaris generaal van de Verenigde Naties waarin wordt bepaald dat prospectie door een bezettende macht in die zones in principe mogelijk is, maar er wordt duidelijk bepaald dat er geen sprake kan zijn van exploitatie. Europa overtreedt dus de regels van de Verenigde Naties.
De heer Imbert antwoordt dat Europa de visvangst niet heeft toegestaan. Er is misschien een feitelijke situatie, maar Europa mag niet ingrijpen in dat geval.
De heer Galand antwoordt dat Europa ermee akkoord gaat dat de Europese schepen hersteld worden in de haven van El Aioun.
De heer Imbert antwoordt dat dit niet betekent dat wij ons uitspreken over het statuut van de Westelijke Sahara.
Wat de bezorgdheid betreft dat het Zuiden zou worden vergeten, merkt de heer Imbert op dat enkele jaren geleden we ons bevonden in een toetredingsfase van de oostelijke landen tot de Europese Unie. Nu die fase voorbij is, is het wenselijk dat we ons voortaan met vernieuwde energie en met meer geldmiddelen aan onze samenwerking met de landen uit het Zuiden wijden.
Is het plan met betrekking tot de vrijhandelszone redelijk ? Aangezien het om Maghreblanden gaat, zijn er reeds sinds verschillende jaren samenwerkingsakkoorden van kracht. Nu komen we dus in de fase van de opheffing van de laatste tariefbelemmeringen.
Voor Marokko en Tunesië, waar het gaat om de handel in industriële producten, is het jaar 2010 een redelijk vooruitzicht. Misschien wordt het 2011 of 2012, maar dat heeft geen belang.
Wat de handel in landbouwproducten betreft, heeft de Commissie een ontwerp van onderhandelingsrichtsnoer voorgesteld. De debatten zijn in hun eindfase en het ontwerp zou binnenkort door de Raad moeten worden goedgekeurd. Aangezien onderhandelingen steeds langer duren dan voorzien, kunnen we, optimistisch gezien, verwachten dat de onderhandelingen in 2006 zullen worden voltooid.
Het is duidelijk dat in de onderhandelingen rekening zal moeten worden gehouden met de Europese gevoeligheden, aangezien de exportproducten van sommige Arabische landen, meer bepaald de Maghreblanden, een rechtstreekse concurrentie vormen voor onze Europese producten. We moeten er ook over waken dat de liberalisering van de markten in de Arabische landen — want de liberalisering zal in ieder geval evenwichtig zijn en gedeeltelijk wederzijds — het sociale en sociaal-economische evenwicht niet verstoort. Daarom kwam het directoraat-generaal Landbouw met de idee die onderhandelingen aan te vullen met acties op het vlak van plattelandsontwikkeling, zowel in de Europese Unie als in de landen van het Zuiden.
Hetzelfde streven om realiteitszin aan de dag te leggen, is er bij de onderhandelingen over de diensten, die evenwichtig moeten zijn. De machtsverhouding tussen de Europese Unie en de landen uit het Zuiden is duidelijk onevenwichtig. In de onderhandelingen moet rekening worden gehouden met de verhoudingen en moeten de problemen die de Bolkesteinrichtlijn teweegbracht, worden vermeden.
De heer Imbert meent verder dat rekening moet worden gehouden met de vrees dat het Europese nabuurschapsbeleid het regionale aspect van het Euromediterrane beleid in gevaar brengt. De actieplannen zijn in zekere zin de toepassingsmaatregelen van de samenwerkingsakkoorden. Het is duidelijk dat het multiculturele kader van Barcelona zal blijven bestaan en dat het niet zal worden vervangen door het nabuurschapsbeleid.
Spreker is van mening dat de heterogeniteit in de landen die betrokken zijn bij het nabuurschapsbeleid zo groot is — die landen gaan van Azerbeidjan tot Moldavië — dat dit kader geen coherente regionale dimensie heeft. Vanuit dat oogpunt blijft het Euromediterrane beleid ten volle relevant. Onze mediterrane partnerlanden zijn ook die mening toegedaan.
Wat de Euromediterrane Parlementaire Assemblee betreft, legt de heer Imbert uit dat hij sommige leden van deze assemblee twijfels horen uiten over de dialoog die zich er kan ontwikkelen. Dat heeft te maken met het probleem van de representativiteit van de parlementsleden die erin zetelen. Dit zal moeten worden behandeld door de Europese en mediterrane parlementsleden zelf.
Spreker heeft de vergadering van Cairo bijgewoond en heeft er een zekere vrijheid van spreekstijl in de debatten vastgesteld. Dat lijkt hem een goed voorteken voor de toekomst. Deze assemblee moet zich vragen stellen over de mogelijkheid om in haar schoot een betere representativiteit van de verschillende politieke meningen te waarborgen.
Een laatste vraag ging over de verhouding tussen de Afrikaanse Unie en het Euromediterrane partnerschap. Wie aandachtig de mededeling leest van de Commissie, naar voren gebracht door de heer Michel, ziet daarin de bevestiging dat Afrika, zoals Europa, één is maar dat binnen die eenheid verschillende schakeringen bestaan. Het Euromediterrane beleid ligt in de lijn van die Afrikaanse benadering. Ze is er niet mee in strijd, maar geeft er een bijkomende dimensie aan.
Het Euromediterrane beleid heeft in sommige opzichten meer opgeleverd dan de betrekkingen met de Afrikaanse landen hebben in het kader van Cotonou.
15. Hoorzitting met mevrouw Sandrine GRENIER, coördinatrice in Brussel van het « Euro-Medtiterranean Human Rights Netwerk »
15.1. Inleidende uiteenzetting
Deze debatten zijn heel belangrijk in het vooruitzicht van de Barcelona+ 10-conferentie, gelet ook op de rol die België — dat erg begaan is met de mensenrechten — in het Middellandse-Zeegebied speelt en de banden die het heeft met die regio.
Het netwerk Réseau euro-mediterranéen des droits de l'homme werd opgericht in 1997, onmiddellijk na de verklaring van Barcelona, op initiatief van enkele verdedigers van de rechten van de mens in het gebied. Omdat ze die verklaring bijzonder hoopgevend vonden, wilden ze zich verenigen en een netwerk oprichten met als doel de lokale situatie verbeteren op het gebied van democratisering en mensenrechten.
Dat netwerk is doorheen de jaren sterk gegroeid. Het telt thans 83 leden in 30 landen van de regio, de meeste EU-landen en de 13 landen van het zuidelijke en oostelijke deel van het Middellandse- Zeebekken die toegetreden zijn tot het Barcelonaproces. Het gaat om organisaties die opkomen voor de rechten van de mens en zich samen buigen over vraagstukken van algemeen belang. Werkgroepen bestuderen thema's zoals vrouwenrechten, vreemdelingenrechten, justitie, economische en sociale rechten, vrijheid van vereniging en van meningsuiting, vorming inzake rechten van de mens, enzovoort. In sommige werkgroepen werken Israeli's en Palestijnen samen rond kwesties met betrekking tot de mensenrechten in de regio.
Het Euromediterrane Netwerk voor de Mensenrechten neemt ook deel aan het NGO-platform en het Euromediterrane forum. Zij liggen aan de basis van dat platform en spelen er nog steeds een actieve rol in.
De zetel, in feite het secretariaat, van het netwerk bevindt zich in Kopenhagen en er is een antenne in Brussel. Het uitvoerend comité, met een Tunesische voorzitter, is in Frankrijk gevestigd. Zij hebben onder meer een Egyptenaar, een Marokkaan, een Palestijn en een Griek in hun midden. Zij hebben vertegenwoordigers in heel het gebied.
De algemene evaluatie van het Euromediterrane partnerschap kan, na tien jaar, in één woord worden samengevat : teleurstelling. Op enige vooruitgang op sommige punten en in enkele landen na, is de situatie met betrekking tot de rechten van de mens in het gebied niet verbeterd. Zij zagen de zaken eerder verslechteren dan verbeteren. Het proces van Barcelona heeft hun niet in staat gesteld het hoofd te bieden aan de problematiek in zijn totaliteit.
Men betreurt nog altijd verdwijningen, folteringen, inbreuken op de vrijheid van meningsuiting en van vereniging, discriminatie en geweld jegens vrouwen. De economische, sociale en culturele rechten worden nog steeds met voeten getreden en het juridische systeem vertoont ernstige gebreken. Conflicten en bezettingen duren voort. We betreuren de beperking van individuele vrijheden en de zware inbreuken die, in de nasleep van 11 september, aan beide oevers van de Middellandse Zee worden vastgesteld.
Op het multilaterale en regionale niveau van het Euromediterrane partnerschap is er een impasse in het politieke discours en in het debat over mensenrechten en democratie. Er werd geen enkele vooruitgang geboekt. Men zegt dat de ambassadeurs van de verschillende landen bijeenkomen en om de beurt hun standpunt bekendmaken. De echte problemen zouden nog niet aan de orde zijn, wat bevestigd wordt in de verklaringen na afloop van de ministeriële vergaderingen. De Europese Unie probeert soms vooruit te komen, maar stoot op hinderpalen. Misschien legt ze in de multilaterale discussies niet haar volle gewicht in de schaal.
De evaluatie van het bilaterale niveau, de gesprekken tussen de Europese Unie en elk partnerland afzonderlijk, valt positiever uit. Daar is wel vooruitgang. Zo kwamen er teksten en instrumenten tot stand. Spreekster verwijst naar artikel 2, betreffende de clausule « rechten van de mens » in de samenwerkingsakkoorden tussen de Europese Unie en de landen van het Middellandse-Zeegebied. De door De Raad van ministers van de Unie goedgekeurde mededeling van de Europese Commissie van mei 2003 betreft de versterking van de rechten van de mens in het kader van de betrekkingen met de mediterrane partnerlanden. Ze bevat tien concrete aanbevelingen en vormt een goede basis voor de invoering van de clausule « rechten van de mens » wat tot op heden slechts zelden in de praktijk gebeurt.
Op bilateraal niveau wordt ook het Europese nabuurschapsbeleid ingevoerd met de onderhandeling over de actieplannen tussen de Europese Unie en elk Euromediterraan partnerland. Alle actieplannen bevatten een economisch en politiek hoofdstuk, met een deel dat betrekking heeft op democratisering en mensenrechten. Met Marokko, Tunesië, Jordanië, Israël, Palestina werden plannen goedgekeurd en er worden onderhandelingen gevoerd met Egypte en binnenkort ook met Libanon. De actieplannen zijn heel uiteenlopend : die met Marokko en Jordanië zijn ambitieus. Die met Israël zijn zeer gematigd. Al die plannen hebben tot doel de situatie in de regio te verbeteren, maar ze moeten dan wel worden uitgevoerd.
Een ander belangrijk punt op het bilaterale niveau is de oprichting van subcomités inzake mensenrechten in het kader van de samenwerkingsakkoorden tussen de Europese Unie en de mediterrane partnerlanden. Sommige, onder meer met Tunesië, werden opgenomen in de actieplannen van het nabuurschapsbeleid. Andere werden opgericht, onder meer met Jordanië. In juni vond de eerste vergadering plaats. De oprichting van een subcomité met Marokko wordt overwogen. In oktober 2004 kwam een beginselakkoord tot stand, maar er is nog geen vergadering geweest. Die subcomités zijn samengesteld uit experts inzake mensenrechten en uit vertegenwoordigers van de regeringen van de Europese Unie en van elk partnerland. Er bestaat geen subcomité voor Israël, wat een negatief precedent is voor de onderhandelingen met andere landen zoals Egypte en Libanon. Voor Tunesië is er een beginselakkoord, maar volgens onze informatie gaan de Tunesiërs er niet mee akkoord dat die subcomités zich inlaten met individuele gevallen, met kwesties die een inmenging zijn in de binnenlandse aangelegenheden of met zaken die voor het gerecht werden of zullen worden gebracht. Dat holt het subcomité enigszins uit.
De mensenrechten worden ook op meer regelmatige wijze behandeld in de associatieraden, al is dat wel afhankelijk van het land, de situatie en het moment. Aldus wordt in theorie wel vooruitgang geboekt, maar verandert er niet veel in de praktijk.
Spreekster formuleert de volgende aanbevelingen. De eerste heeft betrekking op de inhoud van de mensenrechten en de democratiseringselementen. Ter gelegenheid van de tiende verjaardag van de verklaring van Barcelona vragen zij de partnerlanden van het Euromediterrane partnerschap om de mensenrechten en het middenveld te waarborgen alsook het bestaansrecht en de vrijheid van handelen voor de NGO's. Zij herinnert eraan dat de meeste Euromediterrane landen een wetgevend kader hebben dat de NGO's vrijheid van handelen verbiedt.
Tweede aanbeveling : wij vragen dat vorming inzake mensenrechten in heel de regio een prioriteit wordt, zowel op het politieke niveau als op dat van de financiële programmering.
Derde aanbeveling : wij vragen dat respect voor de mensenrechten centraal staat in het streven naar vrede en dat respect voor het internationale en humanitaire recht in alle conflictzones en bezette gebieden in de regio wordt ondersteund.
Vierde aanbeveling : eerbied voor de e mensenrechten in het kader van de preventie van en de strijd tegen het terrorisme, zowel in de landen ten noorden als ten zuiden van de Middellandse Zee.
Vijfde aanbeveling : meer aandacht voor de economische, sociale en culturele rechten die totnogtoe erg stiefmoederlijk behandeld werden ten opzichte van de burgerrechten en de politieke rechten.
Zesde aanbeveling : het beleid met betrekking tot migranten, vluchtelingen en terugnameovereenkomsten stoelen op respect voor het internationaal recht, het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen en op solidariteit veeleer dan op repressie.
Een ander punt betreft het universele karakter van de rechten, met name die van de vrouw. Men zegt soms dat vrouwenrechten verbonden zijn aan specifieke culturele of andere kenmerken. Het universele karakter van de mensenrechten is echter een realiteit die een gelijke behandeling van mannen en vrouwen moet waarborgen.
Zij vragen meer specifiek gendermainstreaming op alle vlakken van het partnerschap zowel economisch, cultureel als politiek en ook programma's voor ontwikkelingssamenwerking.
Wat de inhoud betreft, worden hervormingen gevraagd met het oog op een onafhankelijke en onpartijdige rechtspleging en een betere toegang daartoe. Dat is één van de essentiële problemen in de regio.
Er zijn ook aanbevelingen met betrekking tot de middelen, onder meer voorstellen ter ondersteuning van de hervorming van het Barcelonaproces en ter invoering van instrumenten waarmee vooruitgang moet worden geboekt op het gebied van mensenrechten en democratisering in de regio. Dat vraagt een sterke politieke wil, een consequent en efficiënt programma en een belangrijke financiële ondersteuning.
De Europese Unie doet inspanningen om haar financiële perspectieven voor de periode 2007-2013 te herzien met de vervanging van de MEDA-programma's door financiële instrumenten, onder meer het nabuurschapsbeleid. Daarvoor moet er uiteraard een toereikende enveloppe zijn. Dat geld moet efficiënt worden aangewend voor de mensenrechten en de democratisering. De mensenrechten moeten ook geïntegreerd worden in alle economische programma's van het Euromediterrane partnerschap en in de toekomstige programma's van het nabuurschapsbeleid.
We stellen vast dat de MENA-programma's, zowel de economische programma's als de programma's voor structurele herschikking, vaak negatieve gevolgen hebben voor de mensenrechten zoals de burgerlijke, politieke, economische en sociale rechten. Wij vragen een evaluatiestudie over de impact van de economische programma's op de mensenrechten, met het oog op het voorkomen van die negatieve gevolgen en het stimuleren van positieve effecten.
Wij willen hetzelfde financiële programma als op Europees niveau. We vragen een initiatief voor de democratie en de mensenrechten, alsook een mondiaal programma dat directe steun verleent aan de NGO's zonder dat regeringen daarin moeten tussenkomen.
Dat programma dreigt in het gedrang te komen. Het is voor ons van essentieel belang dat het wordt gehandhaafd en versterkt en dat het de nodige financiële middelen krijgt om het middenveld en de onafhankelijke NGO's in de regio rechtstreeks te steunen.
Vanuit politiek standpunt gaat het om de ondersteuning van de democraten, het middenveld en de NGO's. In de teksten van de Europese Unie en van het Euromediterrane partnerschap wordt altijd gesproken over steun aan het middenveld en de NGO's. Alleen meer democratische structuren en een betere situatie inzake mensenrechten kunnen de regio vooruit helpen.
In de praktijk krijgt men daarvoor weinig steun. De NGO's vragen al jaren om geregeld geraadpleegd te worden over het beleid inzake het Euromeditarrane partnerschap en over het Europese nabuurschapsbeleid. Dat gebeurt nog steeds niet zoals het hoort.
Er is geen systematisch overleg met het middenveld, noch met de internationale of lokale NGO's. Er wordt wel sporadisch overleg gepleegd met enkele NGO's, maar dat overleg is ad hoc, officieus en niet-gestructureerd. Het overleg is voor ons echter een essentieel politiek signaal, vooral in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid en de onderhandelingen over de actieplannen en de uitvoering daarvan.
Alles verloopt moeizaam, maar de inspanningen van de Europese Unie worden op prijs gesteld en aangemoedigd. Op multilateraal vlak bestaat er niets. We stellen voor om in Barcelona + 10 een multilaterale werkgroep voor mensenrechten en democratisering op te richten, die voor het Euromediterrane partnerschap een werkprogramma kan opstellen. Dat zou een zekere impuls kunnen geven. De task force zou kunnen worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de Unie, de lidstaten en de partnerlanden en er zouden experts, academici en leden van NGO's in kunnen zetelen.
Zij steunen ook de voorstellen die de Europese Commissie verwerkt heeft in haar werkprogramma van april 2005 en die betrekking hebben op de mensenrechten, onder meer de organisatie van een regionale conferentie over de mensenrechten in 2006, met een subregionale voorbereiding. Dat is een goed initiatief, maar het moet worden voorbereid en de onafhankelijke regionale NGO's moeten erbij betrokken worden. De Commissie stelt ook de organisatie van een grote conferentie over de rechten van de vrouw voor. Wij zullen zulk een initiatief uiteraard steunen. De Commissie benadrukt de rol van het middenveld en de noodzaak van systematisch overleg.
15.2. Gedachtewisseling
Mevrouw Pehlivan is als een van de drie Belgische leden van het Euromediterraan Parlement bijzonder geïnteresseerd om in contact te komen met mensen uit de NGO-wereld die ook op dat terrein actief zijn.
Ook mevrouw Grenier bracht in haar uiteenzetting naar voren dat de multilaterale samenwerking in het kader van het Euromediterraan partnerschap moeilijk verloopt, onder meer door de strijd tussen bepaalde landen. De aandacht gaat jammer genoeg vaak eenzijdig naar de Israëlisch-Palestijnse problemen, naar het probleem van het water, enzovoort. De mensenrechten, de culturele en economische rechten komen veel minder aan bod. Daarom hebben diverse leden van het Euromediterraan parlement voorgesteld om in de drie bestaande commissies subwerkgroepen op te richten. Die kunnen dan dieper ingaan op, bijvoorbeeld, de problematiek van de rechten van de vrouw of op specifieke problemen tussen sommige landen.
Voor de Belgische leden van het Euromediterraan parlement kan het belangrijk zijn om te weten op welke problemen de NGO's stoten.
Mevrouw Grenier antwoordt dat in de vergaderingen met de Euromediterrane ministers, waar de EU-landen met de landen uit het Zuiden bijeenkomen, de mensenrechten en meer specifiek de rechten van de vrouw nog altijd taboe zijn. Er is geen echte dialoog tussen de ministers. Op multilateraal niveau spreekt niemand over de mensenrechten of over de rechten van de vrouw.
Het verheugt spreekster dat mevrouw Pehlivan deel uitmaakt van de Euromediterrane Parlementaire Assemblee want dat is nog een ander forum waar over al die vragen — mensenrechten, rechten van de vrouw en de migranten — kan worden gesproken in het kader van het Euromediterrane partnerschap.
Deze Euromediterrane assemblee heeft het vroegere parlementaire forum versterkt. De verklaringen van Caïro legden het accent op de mensenrechten. Er is dus vooruitgang mogelijk.
We hebben vandaag ook het civiele Euromediterrane forum waarin een platform en NGO's zich verenigen. Dat forum wordt een meer gestructureerd gespreksniveau voor ministers en Euromediterrane parlementen.
Mevrouw Grenier stelt dat mevrouw Pehlivan terecht haar betoog heeft genuanceerd. Zij plaatste zich op het niveau van de ministers, terwijl die nieuwe gremia nu toch mogelijkheden bieden om de zaken te doen vooruitgaan. De suggestie van mevrouw Pehlivan om subgroepen op te richten lijkt spreekster wel interessant. Men zou dat bijvoorbeeld kunnen doen in de politieke commissie « Mensenrechten en veiligheid » van de Euromediterrane Parlementaire Assemblee, om vooruitgang te boeken op het gebied van mensenrechten en rechten van de vrouw. Het middenveld zou kunnen worden geraadpleegd.
Op 20 en 21 november heeft een vergadering plaats in Rabat. Er zou kunnen worden voorzien in een overleg. De NGO's van het platform en ons netwerk zouden er hun standpunten kunnen toelichten.
L'oratrice souhaite poser une question à mme Pehlivan. De parlementaire assemblee zal aanbevelingen schrijven. Zullen die worden voorgelegd aan de ministers in Barcelona ? Hoe zal een en ander worden georganiseerd ?
Mevrouw Pehlivan antwoordt dat het Euromediterraan parlement is samengesteld uit afgevaardigden van de parlementen van de mediterrane landen en de Europese landen en van het Europees parlement. Dit laatste coördineert het geheel, omdat het over de meeste mogelijkheden en de meeste financiële middelen beschikt.
De subgroepen zouden aanbevelingen moeten doen, die dan hopelijk door het Euromediterraan Parlement worden goedgekeurd. Die aanbevelingen van het Parlement kunnen dan worden voorgelegd aan de diverse regeringen. Precies om deze gedachtewisseling tot stand te brengen is deze assemblee in het leven geroepen. Vandaar ook het belang van het dossier dat het Belgische Parlement bezig is samen te stellen. Ik neem aan dat andere landen daar op dezelfde manier aan werken.
De commissies van het Euromediterraan Parlement komen op 18 of 19 november in Rabat samen. Als de Senaat daartegen de resolutie goedkeurt, kan de Belgische delegatie met meer kracht de inhoud ervan verdedigen in de verschillende commissies van het Euromediterraan Parlement.
De heer Roelandts du Vivier legt uit dat de door de Senaat goedgekeurde aanbevelingen een richtsnoer zijn voor het mandaat van zijn collega. Zij zal moeten controleren of onze aanbevelingen worden gevolgd, zowel door onze regering als door de assemblee zelf. De drie Belgische parlementen en vooral onze collega spelen hier een belangrijke rol.
Mevrouw Olga Zrihen is van mening dat een Euromediterraan partnerschap met onvoldoende aandacht voor de mensenrechten helemaal zou afwijken van het concept dat op de Top van Barcelona werd ontwikkeld.
De versterking van het middenveld lijkt haar heel belangrijk. De verschillende samenwerkingsakkoorden leren ons dat dit artikel 2, dat overal in de vereiste vorm voorkomt, niet echt wordt gebruikt. Het stelt ook problemen dat men het in de antwoorden op onze interpellaties het heeft over de NGO's die wel bestaan, maar die niet echt onafhankelijk zijn.
Dat creëert een extra moeilijkheid, want het grootste deel van het kapitaal gaat via die NGO's naar de programma's. Men stelt vast dat het middenveld als zodanig moeilijk vooruitkomt en aan bepaalde controles onderworpen blijft.
Instrumenten zoals deze parlementaire assemblee, die niet louter consultatief mag zijn moeten worden gebruikt. Het moet een ruimte zijn waar resoluties kunnen worden opgesteld en engagementen kunnen worden aangegaan.
Als er al moet worden gelobbyd, dan moet dat ook gebeuren bij de Europese partners die soms te voortvarend zijn in hun commentaren, standpunten of voorstellingen. We ondervroegen vanmorgen uw collega's over de representativiteit van deze parlementaire assemblee en over de representativiteit van het volk, want dat moet eveneens deel uitmaken van de aanbevelingen. Er zou bij de Europeanen bijgevolg intensiever moeten worden gelobbyd opdat ze zich veeleisender zouden opstellen ten opzichte van hun partners.
Een tweede punt heeft betrekking op de economische ontwikkeling.
Het spreekt voor zich dat we het in deze context over een bepaald type van economie hebben. Het hoofdstuk microkrediet voor alle actoren van het middenveld zou moeten worden versterkt. We hebben met betrekking tot de educatie misschien de neiging alleen te spreken over de basiseducatie. Er is echter ook de burgerrechteneducatie en de educatie op het gebied van nieuwe economische regelingen en de nieuwe geopolitieke orde waarin we ons bevinden.
Het spreekt voor zich dat we regelmatig zullen controleren of artikel 2 wordt toegepast. We zijn uiteraard voorstander van echt onafhankelijke NGO's. Het ontbreekt ons niet aan goede wil of aan personen aan de basis. Wat ontbreekt, is het verzet tegen foltering en eeuwige onderdrukking, of dat nu geniepig gebeurt of niet.
Kunt u die lobby opnemen in het fameuze verslag over de mensenrechten in de wereld, bestemd voor het Europees parlement, met het oog op een specifiek hoofdstuk Euromed ? Dat zou ons in staat stellen helemaal anders te werken.
Mevrouw Van de Casteele stelt vast dat mevrouw Grenier zegt dat, ondanks de goede voornemens, het Barcelonaproces niet echt veel verbetering heeft gebracht inzake het respect voor de mensenrechten. Welke instrumenten gebruikt haar NGO om deze evolutie te meten ?
De bekommernissen in haar aanbevelingen gelden vanzelfsprekend voor de hele wereld. Zijn er echter specifieke problemen op het vlak van het naleven van de mensenrechten in de mediterrane zone of doen er zich in de samenwerking tussen Europa en de mediterrane zone problemen voor die niet voorkomen in de samenwerking met andere regio's ?
In haar voorstel van resolutie pleit mevrouw Annane voor meer eerbied voor de mensenrechten in het Middellandse Zeegebied. Volstaan die aanbevelingen of moeten ze worden aangevuld of verbeterd ?
De heer Roelandts du Vivier wijst erop dat mevrouw Grnier zojuist gezegd heeft dat de werkgroepen die elke associatieovereenkomst volgen, besprekingen voeren over het onderdeel mensenrechten. Mevrouw Grenier wees er evenwel op dat dit vanuit verschillende uitgangspunten gebeurt. Moeten er geen richtlijnen komen om deze werkgroepen te stroomlijnen, zodat iedereen strikt hetzelfde schema volgt en er niet met twee maten wordt gemeten, volgens het land waartoe men zich richt ?
De heer Galand is eveneens van mening dat de euromed-betrekkingen een specifiek kenmerk hebben inzake mensenrechten. We zouden dat specifieke kenmerk van de mensenrechten in de euromed-betrekkingen beter moeten kunnen analyseren, alsook de hinderpalen die inzake mensenrechten bestaan in onze betrekkingen. Zo zijn er bijvoorbeeld specifieke mensenrechten waaraan we willen werken met de Tunesiërs. De mensen ten zuiden van het Middellandse Zeegebied kunnen Europa ook vragen stellen over zijn immigratiebeleid. Zoals mevrouw Van de Casteele al zei, zijn er dus specifieke kenmerken. We zouden dan ook een soort lastenboek moeten opstellen om na te gaan hoe de vooruitgang wordt geëvalueerd en hoe tekortkomingen worden bestraft.
Mevrouw Grenier antwoordt dat werken met de onafhankelijke NGO's een kwestie is van politieke wil. De financiële steun die men hun kan geven via de MEDA-programma's, hangt af van de instemming van de regeringen, die in de meeste landen van de zone heel moeilijk wordt verkregen. Er rest echter nog het initiatief voor de democratie en de mensenrechten, waarvan de doelstelling er juist in bestaat de onafhankelijke NGO's en de NGO's in moeilijkheden te steunen. Jammer genoeg worden de NGO's die dat het meest nodig zouden hebben, niet erkend door hun regering en dus ook niet gefinancierd. Het gaat evenwel om zeer ernstige NGO's, zoals de CNLT, de nationale raad voor vrijheid in Tunesië, waarvan de woordvoerder, mevrouw Sihem Bensedrine, genomineerd werd voor de Sacharovprijs, die door het Europees Parlement wordt toegekend. In Syrië is er ook de CDF, waarvan de voorzitter, de heer Aktham Naisse, een prijs gekregen heeft in het Paleis van justitie. Die organisaties, die statuten hebben, werken volkomen democratisch, maar worden door hun regering niet erkend en mogen dus niet vrij optreden. Zo werd de Tunesische Liga voor de mensenrechten belet haar congres te houden, terwijl die Liga geacht wordt te worden gesteund door het initiatief voor de democratie en de mensenrechten. De CDF moest in Syrië clandestien vergaderen. De Algerijnse Liga voor de mensenrechten kon wel samenkomen, maar de buitenlandse waarnemers kregen geen visum.
Het initiatief voor de democratie en de mensenrechten fincanciert deze organisaties haast niet, want het financiële reglement wordt zodanig geïnterpreteerd dat het niet mogelijk is de niet-erkende NGO's te financieren. België zou er, via zijn vertegenwoordigers in de Euromediterrane Parlementaire Assemblee of als lid van de Europese Unie, voor kunnen pleiten deze praktijk te wijzigen in de plaats van de Europese Commissie toe te laten de NGO's die deze financiering het meest nodig hebben, niet te financieren om administratieve redenen. In Tunesië zijn er een dozijn onafhankelijke NGO's en duizend GONGO's, regeringsgestuurde niet-gouvernementele organisaties, zoals ze worden genoemd. Wanneer parlementaire delegaties naar die landen gaan, zouden ze de echt onafhankelijke NGO's moeten ontmoeten, en niet de GONGO's. Dat zou een duidelijk signaal zijn en is een kwestie van politieke wil. Zo zou de Europese Unie ook op financieel gebied moeten tonen dat ze de organisaties wil helpen die dat het meest nodig hebben.
Voor de Parlementaire euromed-assemblee en de lobby die de parlementsleden van het Europees Parlement, maar ook van de lidstaten, probeert te beïnvloeden, blijft er nog veel werk op de plank. Zij hebben een belangrijke rol. Dat geldt ook voor u. We zullen proberen nog meer contact te leggen met de parlementen van de andere landen, vooral die welke het voorzitterschap van de Europese Unie bekleden.
Het probleem van de microkredieten is zeer belangrijk, net als dat van de educatie, meer bepaald op het gebied van de mensenrechten. Dat is een zeer brede materie, die vooral betrekking heeft op de schoolboeken. Wat is de inhoud van die schoolboeken en in hoeverre leggen ze de klemtoon op de mensenrechten ? Sommige organisaties die lid zijn van ons netwerk, zijn op dat gebied meer gespecialiseerd en hebben geprobeerd een project uit te werken voor de lagere scholen, om na te gaan hoeveel aandacht besteed wordt aan de mensenrechten. De opvoeding tot de mensenrechten vertoont ook meer algemene aspecten : de gehele bevolking moet worden gesensibiliseerd, alsook de NGO's, waaraan wij moeten zeggen wat er leeft onder de mensen. We moeten proberen nog meer jongeren en vrouwen te betrekken bij deze problematiek. We moeten de mainstreaming bevorderen en de klemtoon leggen op de vrouwenrechten. We doen dit binnen het netwerk, om een sneeuwbaleffect te bereiken.
De resoluties van het Europees Parlement betreffende de mensenrechten in de wereld zijn ook aangehaald. Ook andere rapporten worden voorbereid, vooral over het nabuurschapsbeleid.
Men probeert wel invloed uit te oefenen op die relaties. Het Middellandse-Zeegebied vertoont het specifieke kenmerk dat het — om historische redenen en vanwege zijn nabijheid — nauwe betrekkingen heeft met de Europese Unie. Dat stellen we vast in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid : de landen van Oost-Europa en de mediterrane landen worden op voet van gelijkheid behandeld. Die banden worden nog versterkt door de migratie.
De mededeling van de Europese Commissie over de mensenrechten in het Middellandse-Zeegebied werd reeds vermeld. Die tekst bevat tien zeer concrete voorstellen : de integratie van de mensenrechten in elke politieke dialoog, de raadpleging van het middenveld, jaarlijkse rapporten over de situatie van de mensenrechten, de financiële problemen, enzovoort. Die mededeling, die in 2003 werd aangenomen en een uitstekende basis vormde, wordt nu enigszins verlaten. Spreekster heeft de indruk dat de nieuwe Europese Commissie er een andere mening op nahoudt : ze legt minder de nadruk op de mensenrechten. Die medeling zou moeten worden toegepast in het Middellandse-Zeegebied, maar zou ook gevolgen kunnen hebben voor andere regio's in de wereld.
Spreekster komt nu tot de instrumenten die specifiek bestemd zijn om de situatie in deze regio te evalueren. De situatie is echter niet verbeterd.. Ook UNDP is die mening toegedaan. De Europese Commissie geeft het ook toe in haar jaarlijkse rapporten. De organisatie van spreekster steunt hoofdzakelijk op informatie van onze leden en op de evaluatie die zij in de diverse landen maken.
Men beschikt over indicatoren : bijvoorbeeld, mogen de verenigingen vrij optreden ? Worden journalisten gevangengenomen ?
Wat de rechten van de vrouwen betreft, hoopte men dat de verbetering die in Marokko wordt vastgesteld, een sneeuwbaleffect zou hebben in de regio. Dat is nog niet het geval.
In 2002 werd een rapport opgesteld over de rechten van de vrouwen in het Middellandse-Zeegebied.
Er werd ook een rapport opgesteld over de situatie van het gerecht, op basis van indicatoren : toegang tot het gerecht, onafhankelijkheid, uitzonderingsrechtbanken, enzovoort. Ons netwerk heeft dat rapport op transversale wijze opgesteld.
Nu wordt aan een studie over migranten gewerkt, uit het standpunt van de economische en sociale rechten.
Vorig jaar werd een rapport opgesteld over de naleving van de beloften van de Europese Unie inzake de mensenrechten in Israël, niet alleen over wat zich in dat land afspeelt, maar ook over de beloften van de Unie en de wijze waarop ze die beloften nakomt, op politiek maar ook op technisch gebied, inzake de regels van oorsprong, de invoer van producten uit de bezette gebieden, de technische samenwerkingsakkoorden, enzovoort. We bereiden een tweede rapport voor dat we in december ook zullen voorleggen aan de associatieraad tussen de Europese Unie en Israël. Een delegatie van Israëlische en Palestijnse leden zal dat rapport gezamenlijk voorleggen.
De elementen betreffende de mensenrechten kunnen een basis vormen in het voorstel van resolutie nr. 3-1031/1 maar moeten worden versterkt. Spreekster heeft een aantal aanbevelingen gedaan met betrekking tot de inhoud en de mechanismen : raadpleging van het middenveld, oprichting van een task force, een werkgroep binnen het Euromed partnerschap over de mensenrechten. Misschien moeten ook enkele prioritaire punten worden aangepakt. Zo was er sprake van de rechten van de vrouwen, maar er moet ook meer aandacht gaan naar de opvoeding tot de mensenrechten, het gerecht, de migranten.
Spreekster komt nu tot de samenwerkingsakkoorden. Zoals de heer Galand zegt, zijn « ze » zeer voorzichtig. Er werd aangedrongen op een gedachtewisseling over het nabuurschapsbeleid en de actieplannen. We zouden haast geloven dat ze bang zijn voor ons. Alles heeft plaats in het grootste geheim; thans zijn er onderhandelingen aan de gang met Egypte. Ook al worden we niet geraadpleegd, we zouden toch graag worden geïnformeerd. De Egyptische partners zeggen dat de Egyptische samenleving niets weet over onderhandelingen over dat actieplan dat nochtans een economisch en een politiek onderdeel bevat, alsook een onderdeel over de mensenrechten.
Vijfentwintig Egyptische NGO's hebben recent een communiqué gepubliceerd waarin ze vragen te worden geraadpleegd. Ons netwerk zal die raadpleging uitlokken door in januari in Egypte een seminarie te organiseren waarop vertegenwoordigers worden uitgenodigd van de Europese Unie, de Egyptische regering, NGO's en deskundigen, alsook mensen uit andere landen, zoals Marokko, Jordanië en zelfs uit Oost-Europese landen en Turkije, om van gedachten te wisselen over goede en minder goede praktijken.
Spreekster zal de raadpleging dus uitlokken. We merken dat er heel veel voorbehoud wordt gemaakt, ondanks alle verklaringen en alle teksten die door de Europese Unie werden aangenomen.
Men had het over verschillende uitgangspunten en vroeg of richtsnoeren denkbaar zijn ? Volgens spreekster moeten de richtsnoeren voor alle landen dezelfde zijn. De rechten van de mens zijn immers universeel en ondeelbaar. We vragen evenwel dat de samenwerkingsakkoorden en de actieplannen « nabuurschapsbeleid » voorzien in mechanismen voor de toepassing en de evaluatie van de clausule over de mensenrechten.
Dit element zou best opgenomen worden in de resolutie nr. 3-1031 van de Senaat. Die mechanismen hebben betrekking op de parlementen, zowel de nationale parlementen als het Europees parlement, en op het middenveld. Men hoopte dat de actieplannen « nabuurschapsbeleid » die mechanismen in het leven zouden roepen, maar dat is niet het geval. Er is geen tijdschema vastgesteld.
Er bestaan wel doelstellingen op lange en middellange termijn, maar er is geen sprake van criteria, evaluatie of mechanismen. Dat zijn nu net sleutelelementen voor alle samenwerkingsakkoorden en alle actieplannen « nabuurschapsbeleid ». De Europese Commissie heeft ons gezegd dat over die actieplannen vanuit verschillende standpunten werd onderhandeld met de landen die verder wilden gaan, en minder met de andere. Als we verder kunnen gaan met sommige landen, moeten we dat doen, maar ik wijs er nogmaals op dat de politieke wil van de Europese Unie noodzakelijk is.
Spreekster vindt ook dat men standvastiger moeten zijn. Zij betreurt ten zeerste dat in het actieplan met Israël het comité voor de mensenrechten, waarvan bijna tot aan de slotonderhandeling nochtans sprake was, niet werd opgericht. Die vermelding werd echter op het laatste ogenblik geschrapt. De Europese Unie was op dat punt niet kordaat genoeg. Dat heeft zeer negatieve gevolgen voor de andere landen. Nu treuzelt Tunesië. In Marokko wachten we al anderhalf jaar op de vergadering van het subcomité. Alleen Jordanië heeft een vergadering georganiseerd. In Egypte is geen sprake meer van een subcomité voor de mensenrechten, maar van een politieke dialoog. Dat zal ook negatieve gevolgen hebben voor Libanon en misschien ooit ook voor Algerije.
16. Hoorzitting met mevrouw Dorothée SCHMID, onderzoekster bij het Institut français des relations internationales (IFRI)
16.1. Inleidende uiteenzetting
Het Euromediterraan partnerschap is heel lang een saai onderwerp, want het was erg communautair. In 2005 wordt het meer op het politieke vlak gebracht en krijgt het meer belangstelling van het grote publiek. We stellen vast dat alles wat nu gebeurt, aanleiding geeft tot die verhoogde belangstelling. Toch vragen we ons af wat zich in Barcelona zal afspelen en of er zuiver politieke elementen uit zullen voortvloeien. De grote vraag is of de Europeanen eindelijk een duidelijke boodschap zullen formuleren of zich aan hun verplichtingen zullen onttrekken omdat ze niet in staat zijn die krachtige boodschap in de regio uit te dragen.
Het gaat dus om een zeer technisch onderwerp dat heel wat duiding vergt.
Waarom neemt de belangstelling voor het Middellandse-Zeegebied zo sterk toe ? Die stijgende belangstelling is jammer genoeg te wijten aan de gebeurtenissen van 11 september 2001. Er is steeds meer belangstelling voor het Middellandse-Zeegebied omdat de Euromediterrane betrekkingen alsmaar problematischer en zelfs tragischer worden, als gevolg van een aantal terroristische aanslagen op Europees grondgebied. Zo gaf de immigratie zeer onlangs aanleiding tot heel wat geweld en wreedheid, alsof de onderliggende sociale problemen plots de oorzaak waren van het probleem. Op dit ogenblik is immigratie de oorzaak van sterfte.
Op deze donkere achtergrond moeten er hoopvolle vooruitzichten worden geopend.
Mevrouw Schmid begint met een min of meer evenwichtige balans van het partnerschap. Die balans moet niet alleen kritisch zijn, maar toch moeten we vaststellen dat de positieve elementen van het partnerschap enigszins worden tenietgedaan door het nabuurschapbeleid. Dat is in ieder geval een mogelijk standpunt.
Vervolgens zal mevrouw Schmid nagaan wat de belangrijkste uitdagingen zijn waarmee het partnerschap vandaag wordt geconfronteerd.
Daarna wordt onderzocht met welke partners er moet worden samengewerkt om deze zware problematiek te boven te komen.
De balans zou « tien jaar ontevredenheid » kunnen heten. In het document dat spreekster heeft gemaakt voor Ramses, het jaarboek van de internationale betrekkingen van het IFRI, heeft zij dit jaar haar artikel « Un anniversaire sous surveillance » genoemd.
We zetten ons nu al tien jaar zeer sterk in voor het partnerschap, ook al haalde dit onderwerp nooit de voorpagina van de kranten. Toch wordt het steeds belangrijker. Dit jaar zullen we zeker heel wat commentaar krijgen op het partnerschap.
We naderen het jaar 2010, de enige concrete datum in de verklaring van Barcelona. We komen dus dichter bij de theoretische einddatum van het partnerschap. We moeten dan ook nu een balans opmaken, ook al zijn we sterk achteruitgegaan.
Die balans is dikwijls heel kritisch. Dat is ook logisch als we de drie stappen van het partnerschap volgen. De eerste stap ging immers meteen verloren in een aantal grootse ambities, ook al kwamen daardoor een aantal nieuwe kwesties ter sprake. De collectieve veiligheid is mislukt, omdat de bespreking over het Euromediterrane veiligheidshandvest niet werd afgerond en de conflicten in de regio eerder toenemen. In het tweede onderdeel springen vooral de zwakke democratische vooruitzichten in de regio in het oog. In het algemeen kunnen we niet zeggen dat de waarden of de instellingen van de mediterrane partnerlanden vooruitgang hebben geboekt. De verwachte osmose werd niet bereikt.
Het eerste onderdeel is ondanks alles opnieuw in werking getreden na 11 september 2001, maar dat had alles te maken met de nauwere samenwerking inzake zeer cruciale veiligheidsthema's zoals het terrorisme. We beleven nu een nachtmerrie inzake openbare veiligheid, met toenemende dreigingen, terwijl we bij de aanvang van het partnerschap rekenden op een vredelievende evolutie in de regio. Barcelona is opnieuw eerder op de « harde » dan op de « zachte » veiligheid gericht.
Het tweede onderdeel van het partnerschap lijkt te werken. De Europese Commissie heeft waarschijnlijk een eerder optimistisch beeld gegeven want ze is nogal tevreden over het geleverde werk omdat ze erin geslaagd is te onderhandelen over samenwerkingsakkoorden met bijna alle landen van de regio en omdat ze werkt aan de versterking van de Zuid-Zuid-vrijhandelsakkoorden, ook al is dat niet eenvoudig. Ondanks alles wijzen de cijfers erop dat na tien jaar partnerschap de ongelijkheid tussen het noorden en het zuiden van het Middellandse-Zeegebied is toegenomen, alsook de afhankelijkheid van het zuiden ten opzichte van het noorden. De economische kloof tussen het zuiden en het noorden van het middellandse-Zeegebied is dus niet echt kleiner geworden. De vroegere tendensen werden eerder versterkt.
De recente afschaffing van de textielquota toonde nog maar eens aan dat die commerciële strategie geen zin heeft, want alles wat inzake werkverdeling in het Middellandse-Zeegebied in het vooruitzicht werd gesteld, heeft in de Maghreblanden en in Turkije op enkele maanden tijd averij opgelopen. Vandaag merken we dat de comparatieve voordelen te vinden zijn in de sectoren waarvoor de Europeanen geen concessies willen doen en waarvoor ze hun markten niet willen openstellen. Die evolutie kan de idee versterken van een verborgen Europese agenda, die erin zou bestaan de afhankelijkheid van het zuiden ten opzichte van noorden van het Middellandse-Zeegebied in stand te houden.
In het derde onderdeel — het sociaal, cultureel en menselijk onderdeel — werd lange tijd geaarzeld om onderwerpen die ergernis kunnen wekken, inzonderheid de emigratie, aan te pakken. De culturele onderwerpen werden niet slecht aangepakt, al gebeurde dit eerder kleinschalig en niet altijd met de beste actoren. Wat de mobilisatie van het middenveld betreft, was dit onderdeel een mislukking, want noch in het noorden noch in het zuiden werd aan het middenveld vertrouwen geschonken. Het is overigens niet zeker of de Commissie wel voldoende getracht heeft samen te werken met het middenveld. In het zuiden, waar de actoren onder het Caudijnse juk van hun regering moeten werken, is het uiteraard zeer moeilijk om vrij mee te werken aan samenwerkingsprogramma's. Na 11 september 2001 is dit onderdeel overigens ook opnieuw in de politieke sfeer beland, met de terugkeer van de veiligheidsthema's en de gerechtelijke en politionele samenwerking.
Dat is een wat negatief beeld van het partnerschap. Het heeft echter reële troeven en dat verklaart zijn verankering buiten Europa. Het gaat niet om inertie, noch om aanpassingsproblemen.
De ontmoetingen tussen de Euromediterrane landen vormen een zeer belangrijke verworvenheid in het eerste hoofdstuk. Er worden talrijke ontmoetingen georganiseerd en men slaagt erin om met name de Israëliërs en de Palestijnen rond de tafel te brengen. Men ontmoet elkaar in een strikt Europees kader en tot nu toe zijn we erin geslaagd de Amerikanen erbuiten te houden. Dat kan een troef zijn. Men doet de moeite om een onafhankelijk kader voor politieke discussie te ontwikkelen.
Dankzij het tweede hoofdstuk werd de economische discipline in elk land van het partnerschap geleidelijk aan versterkt. Dat hoofdstuk heeft zonder twijfel bijgedragen tot de fundamentele hervormingen en tot de hervorming van de openbare dienst die zo doeltreffender is geworden. Dat alles is een onderdeel van een discours over de modernisering van de economieën. Wellicht is dat het enige haalbare discours in dat gebied; het ligt in de lijn van het discours van andere geldschieters die deelnemen aan de coöperatie in dat gebied en wordt er zelfs door versterkt.
Dankzij het derde hoofdstuk wordt er werk gemaakt van culturele ontsluiting. Men heeft inderdaad begrepen dat men in het Middellandse-Zeegebied vanuit een anti-Huntingtoniaans perspectief moeten vertrekken. Men is er serieus aan begonnen met de oprichting van de Anna Lindh Stichting en met het opstarten van de parlementaire assemblee van Euromed. Dat zijn mijns inziens geen louter symbolische doorbraken.
Men had kunnen uitgaan van die vrij positieve punten in de balans om te werken aan een marginale en bijna lineaire verbetering van het partnerschap, of men had minstens dialectisch te werk kunnen gaan na te hebben vastgesteld wat er goed en wat er slecht functioneert. Uiteindelijk heeft men iets anders gedaan. Men had als het ware te maken met « botsende logica's ». Men heeft het Europese nabuurschapsbeleid gelanceerd, dat aanvankelijk geen betrekking had op de mediterrane partnerlanden. Men heeft niettemin besloten ze op te nemen. Men krijgt maar moeilijk een klare kijk op de verhouding tussen het ENB en het partnerschap. Dat geldt trouwens ook voor de Commissie zelf.
Er is sprake is van een Europese institutionele poging om ons ervan te overtuigen dat beide kaders logisch in elkaar overvloeien of toch verenigbaar zijn of dat het partnerschap er op zijn plaats is of dat het partnerschap een soort voorafspiegeling is van het nabuurschapsbeleid, enzovoorts. In feite is dat niet duidelijk omdat het nabuurschapsbeleid aanvankelijk niet bestemd was voor de landen in het Middellandse-Zeegebied. Het ligt dus helemaal niet voor de hand dat dit beleid tegemoetkomt aan hun problemen, want het typisch mediterrane zal verdwijnen in een zeer breed, geografisch concept dat een zeer uitgebreid gebied bestrijkt. Verder ook omdat men een beleid van bilaterale betrekkingen zal voeren, omdat men de instrumenten zal trachten stroomlijnen, terwijl men tegelijk staande houdt dat men met elk land zeer verschillende betrekkingen zal onderhouden. Het nabuurschapsconcept, dat uiteindelijk neerkomt op het voorstel om toe te treden tot de gemeenschappelijke Europese markt, dreigt noch op politiek, noch op economisch vlak aan te sluiten bij de werkelijkheid in die landen. De Europeanen zouden hiermee hun definitie van een soort gemeenschappelijke cultuur van buitenlandse betrekkingen kunnen verbeteren, maar voor het Middellandse-Zeegebied komt dat veeleer neer op een soort defensieve terugtocht. De partnerlanden van het Middellandse-Zeegebied geven zich er rekenschap van dat de Europese Unie momenteel niet alleen een institutionele crisis, maar zelfs een politieke en een identiteitscrisis doormaakt. Die crisis treft haar in de definitie die ze maakt van zichzelf en van de doelstellingen die ze wil bereiken. De instellingen worden niet gehoord over het nabuurschapsbeleid, wat verklaart dat de boodschap over het nabuurschap niet duidelijk is voor de buitenwereld. De lidstaten hebben als het ware de plaats ingenomen van de Commissie in haar pogingen om enigszins autonoom te werk te gaan. Bij de onderhandelingen tussen de instellingen zijn er vrij veel conflicten gerezen.
Bovendien evolueert de context in het Middellandse-Zeegebied vandaag zeer snel. Uiteindelijk merken we dat de eerste overlegde actieplannen per land een snelle ontwikkeling kennen. De idee was om te differentiëren. Als we niet te nauw keken, viel dat nog te rijmen met het aanvankelijke concept van het nabuurschap, maar eenvoudigweg verklaren dat de eerste plannen slecht waren en dat de situatie nu beter is, kan men moeilijk differentiëren noemen. Dan zou men net zo goed kunnen zeggen dat naar de eerste plannen moet worden teruggegrepen.
Vandaag reageren de landen uit het Middellandse-Zeegebied, ook de sterkst gemotiveerde onder hen, en vragen zij rekenschap aan de Europeanen over het nabuurschap, dat hen werd verkocht als een verbeterd partnerschap.
Welke uitdagingen zijn momenteel het dringendst voor het partnerschap ? De eerste is precies de definitie van de bijzondere plaats van de partnerlanden van het Middellandse-Zeegebied in het nabuurschap. Voelen ze zich aangesproken door het vooruitzicht van de grote markt ? Als we heel realistisch blijven, dan komt op grond van de economische criteria slechts één enkel land ervoor in aanmerking, namelijk Israël. Dat land staat nu niet meteen symbool voor het Euromed — partnerschap. In het nabuurschap worden de aspecten van bijstand en strijd tegen de armoede niet met bijster veel realisme benaderd.
Is het vanuit politiek oogpunt echt nodig om een politiek perspectief per land te definiëren ? Is een permanent politiek perspectief voor het gehele Middellandse-Zeegebied wel pertinent ? Dat is een hamvraag die het nabuurschap doet rijzen. Zodra we met elk land een bilaterale politieke dialoog openen, kan iedere lidstaat naargelang zijn invloed met een ander land een vergelijk vinden. Dan komt men terecht in een logica van geven en nemen, die uiterst verschillende vormen kan aannemen.
Via welke hefboom kan men in de politieke betrekkingen met elk van die landen vooruitgang boeken ? Het « Alles behalve de instellingen », de slogan voor het nabuurschap in de redevoeringen van Romani Prodi, is vrij absurd. Wat was het partnerschap uiteindelijk ? Was het niet al een beetje « Alles behalve de instellingen » ? Zijn het niet precies de instellingen die vandaag de politieke interesse wekken van de partnerlanden in het Middellandse-Zeegebied ? Wat stelt men hen voor ? Hoe zou men ze politiek kunnen motiveren ?
Wie nadenkt over de ultieme logica van de differentiatie, dus over de benadering land per land, komt die in fine niet tot de conclusie dat dit neerkomt op de verdeling van het werk met andere buitenlandse actoren ? Dat zou betekenen dat de Europese Unie bijstand blijft verlenen en handel blijft drijven en zich eventueel blijft inlaten met kwesties die haar zeer direct aangaan, namelijk de emigratie, en al het overige overlaat aan andere actoren, met name de Verenigde Staten, die de ontwikkeling van pertinente en verschillende, politieke perspectieven voor het gebied voor hun rekening kunnen nemen omdat ze over de middelen beschikken om ze te concretiseren.
Tot daar de eerste uitdaging, namelijk het zeer precies definiëren van de plaats van de partnerlanden van het Middellandse — Zeegebied in het nabuurschap.
De tweede belangrijke kwestie betreft het afstemmen van het partnerschap op de andere, ermee samenhangende Europese perspectieven in het gebied.
Sinds 11 september merken wij dat het Middellandse — Zeegebied stilaan opgaat in een bredere geopolitieke visie. Als kader voor politieke actie wordt het enigszins op de helling geplaatst. Uiteindelijk vragen de Europeanen zich af hoe het partnerschap moet worden afgestemd op andere, reeds bestaande overlegfora of op andere, nog te ontwikkelen regionale ambities. Spreekster verwijst meer bepaald naar de Golfstaten, aan het lopende handelsoverleg met de GCC en aan de vrij moeizame voortgang van het GBVB in een aantal regionale dossiers, met name in Irak en vooral in Iran, waar men tot op vandaag toch sterk aanwezig blijft. Men bood in ieder geval een niet oninteressant alternatief voor de Amerikaanse benadering. In de mate dat men al die elementen in handen hebben en op elkaar probeert af te stemmen, trachten de Europese instellingen transversale benaderingen te ontwikkelen. Er was een poging om het beleid ten aanzien van de Arabische wereld te vernieuwen op basis van een gemeenschappelijk document van het Italiaans voorzitterschap en van de Commissie over het partnerschap met dat gebied. Dat document heeft geen vruchten afgeworpen, maar blijft toch een aantal regionale gesprekspartners verontrusten. Het probleem is dat men geen echte gesprekspartner heeft want de Arabische Liga is niet meteen bij machte om op voet van gelijkheid met de Europese Unie te dialogeren.
Het strategisch partnerschap tussen het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten dateert van de lente 2004. Wij zijn geneigd om onze fantasie de vrije loop te laten over een systeem dat een antwoord zou bieden op dat van de Amerikanen. Nu de uitbreiding is voltrokken, zoun men graag een breed perspectief willen bieden, maar men weet niet of het partnerschap en het gebied daarvan de kern kunnen vormen.
Spreekster verduidelijkt dat niet alle lidstaten hun steun kunnen verlenen aan die regionale ambitie die het Middellandse-Zeegebied zou overstijgen. Dat is met name zo voor Frankrijk. Wij zijn geneigd voorrang te geven aan die raamwerken voor samenwerking waarop we zeker een vrij directe invloed kunnen uitoefenen, namelijk de subregionale raamwerken. Wij nemen vaak de verdediging op van het Middellandse-Zeegebied, meer in het bijzonder van het westelijke Middellandse-Zeegebied.
Derde grote uitdaging : de conflictlijnen in het partnerschap. Na tien jaar partnerschap hebben we er ons rekenschap van gegeven dat het partnerschap geen conflicten oplost, maar er wel flink onder te lijden heeft : het Israëlisch-Palestijns conflict heeft de voortgang in vrijwel alle hoofdstukken van het partnerschap belemmerd, meer bepaald vanaf de tweede Intifada.
Het klimaat van vertrouwen tussen Europa en het Middellandse-Zeegebied had erg te lijden onder de gevolgen van het Iraakse conflict. Vandaag stellen we vast dat die conflicten niet alleen buiten onze grenzen bestaan, maar een zeer gewelddadige weerslag hebben binnen onze grenzen via het terrorisme op het grondgebied van de lidstaten of via het migratieprobleem.
Met betrekking tot de vooruitzichten op het nabuurschap, kan men zich afvragen of het vandaag wel realistisch is om in een context van steeds meer conflicten een versterkte samenwerking met de landen van het Middellandse-Zeegebied te overwegen, te meer daar we niet over de middelen beschikken om die conflicten op te lossen of de afwikkeling ervan te beïnvloeden.
Om een zeer concreet voorbeeld te geven, het IFRI is ingegaan op een offerte-aanvraag van de Commissie voor consultancy-opdrachten inzake nieuwe bijstandsstrategieën in het nabuurschapsbeleid voor het Middellandse-Zeegebied.
Onder de rubriek Risks and Assumptions — wat zou ons kunnen beletten om aan de slag te gaan — is het antwoord duidelijk : een nieuw conflict of een grote terroristische aanslag. Dat is niet per se het geval voor alle regio's en we zouden vijf jaar geleden niet noodzakelijk dat antwoord hebben gegeven.
Laatste grote uitdaging van het partnerschap : het vermogen van dat communautair bijstandsbeleid om de hervorming in de partnerlanden op gang te brengen of te begeleiden.
In het kader van Barcelona hebben de Europeanen zich gebaseerd op een schema voor politieke ontsluiting van de regio dat uitgaat van de economische ontsluiting, vanuit de veronderstelling dat zich een dubbele liberalisering zou voordoen : de invoering van de markteconomie zou niet alleen de economie ontsluiten, maar ook een aanzuigeffect hebben op de politieke markt, de consumenten zouden burgers worden en meer politieke vrijheid eisen.
Men kan zich afvragen of dat schema geen tegengesteld effect heeft gehad en of de politieke en economische elites niet precies dank zij de financiële samenwerking tussen Europa en het Middellandse Zeegebied, hun positie in een aantal landen hebben kunnen versterken.
De Europeanen hebben dat mechanisme overigens niet sterk aangezwengeld toen het niet vanzelf op gang kwam. Het falen van de partnerschapsvoorwaarden is vrij flagrant, wat ook de voorwaarden zijn of op welk niveau ze werden gesteld.
We stellen immers niet per se hoge voorwaarden inzake mensenrechten, maar er gelden ook vrij precieze macro-economische voorwaarden voor de bijstand met talloze kleine institutionele hervormingen die eventueel kunnen gebonden zijn aan het verlenen van bijstand. Uiteindelijk hebben we het concept voorwaardelijkheid nooit laten meespelen.
Vandaag nog stellen de Amerikanen zeer brutaal de vraag of de Europeanen wel in staat zijn om de hervorming te begeleiden.
Sinds het einde van de zwaarste vijandelijkheden in Irak kleven de Amerikanen een soort « stappenvisie » aan voor de hervormingen in de regio, maar dan wel een doeltreffende « stappenvisie ». De hervormingen moeten geleidelijk verlopen, van binnenuit komen en zo snel als mogelijk resultaat opleveren. De Europeanen zijn in een retorische concurrentieslag met de Amerikanen verwikkeld. Zij dreigen het gelag te zullen betalen, want het zijn de vriendelijke geldschieters die nooit iets in ruil vragen.
Bij onderhandelingen die niet bol staan van conflicten, is dat geen slechte methode, maar de regimes in het Middellandse Zeegebied zijn bijzonder gevoelig geworden voor de kwestie van de hervorming. Zij zijn in staat om antwoorden op vragen uit te vinden en om verzoeken te omzeilen. Het wordt steeds moeilijker om te bekomen wat we wensen. We mogen ons niet met een kluitje in het riet laten sturen.
Wie destijds beweerde dat het nuttig was om in de regio over democratie te praten, had het niet bij het verkeerde eind. Vandaag kunnen we ons afvragen of over democratie praten geen hooi op de vork is van een anti-democratisch discours. Uiteindelijk sussen we het geweten van gezagsdragers die zich democraat noemen, maar die niets fundamenteels hebben veranderd aan hun manier van regeren.
Treffend bij al die uitdagingen is dat ze hoogdringend zijn. De Europese Unie maakt een besluitvormingscrisis door en is niet in topvorm om te reageren. Hoe moeten die uitdagingen worden aangegaan ? Op dat punt geeft mevrouw Schmid de voorkeur aan een aanpak per partner. Er zijn twee grote denksporen : het eerste is transatlantisch en het tweede loopt over de responsabilisering van de partnerlanden. Ten slotte moeten de Europeanen nadenken over hun onderlinge samenwerking.
Als het ten aanzien van zeer ernstige problemen aan ideeën ontbreekt, ligt het voor de hand dat men op zoek gaat naar partners. De keuze van de partners weegt echter te zwaar op de oplossingen, met name voor het transatlantische denkspoor.
Waarom per se willen nadenken in termen van voor of tegen de Amerikanen ? Eenvoudigweg omdat de Amerikaanse administratie meer en meer tussenbeide komt in die regio waar ze van oudsher als machtigste actor echt iets te betekenen heeft. Met betrekking tot de Europese beleidsvoering bestaat er vandaag een vrij groot risico op overlast.
De Amerikanen beconcurreren ons eerst en vooral op economisch en op commercieel gebied. Zij hebben een beleid uitgewerkt van versnelde liberalisering van de handel dat erin bestaat om met elk land een vrijhandelsovereenkomst te bedingen, vooralsnog zonder vooruitzichten voor de regio. Dat beleid ondermijnt onze eigen vooruitzichten volledig, met name in de Golfstaten.
Op diplomatiek vlak zijn ze meer en meer aanwezig, met name in de Maghreb, een regio die hen voorheen nauwelijks interesseerde. Die sterke Amerikaanse aanwezigheid verstoort het beeld van Europa. De partnerlanden in het Middellandse-Zeegebied kunnen maar moeilijk een onderscheid maken tussen de Amerikaanse en de Europese aanpak. In hun ogen gelijkt dat allemaal op een Westerse invasie.
De verwarring komt voort uit een gebrek aan zichtbaarheid en duidelijkheid van de Europeanen. Mevrouw Schmid geeft hiervoor het volgende voorbeeld : op een conferentie over de Europese Unie, de Verenigde Staten en de crises in het Midden-Oosten vertrouwde een Libanese deelnemer die vrij verveeld zat met de Europese aanwezigheid, ons toe : « The Americans ? They make an offer that you can't refuse. The Europeans ? They make an offer that you can't understand ».
Die geniale boutade vat dat goed samen. Als iemand uitlegt dat hij op de Europese beleidsvoering werkt, dan is zijn gesprekspartner ontsteld, vreest moeilijkheden en vraagt zich af wat het precieze opzet is. Europa maakt niet bang, maar brengt wel in verlegenheid ... De Amerikanen beconcurreren ons en zaaien verwarring in onze politieke projecten, maar als wij de confrontatie met hen aangaan, dan moeten wij het onderspit delven. We moeten dus dringend opnieuw de dialoog met hen aanknopen in een geschikt raamwerk, dus niet dat van de G8 dat te Europees is, noch dat van de Euromediterrane dialoog bij de NAVO dat te militair is en te sterke politieke implicaties heeft.
Idealiter zouden we er uiteraard in moeten slagen om hun beleid te beïnvloeden door met hen samen te werken. Ze zoeken ons immers. In dat verband verwijst mevrouw Schmid naar een anekdote betreffende de Commissie. Op een conferentie over de EuroMed-programma's voor Jongeren, heeft zij de Amerikaanse en Europese vooruitzichten met elkaar vergeleken. Een medewerker van de DG Cultuur heeft toen uitgelegd dat het ministerie hen om informatie had gevraagd over hun samenwerking met jongeren en op cultureel vlak. Er zijn videoconferenties ingericht en de Amerikanen hebben een balans opgemaakt om nadien niets meer van zich te laten horen ... Wat hebben ze gedaan ? Zij hebben de activiteiten van de Europeanen samengevat in een rapport en vervolgens andere rapporten opgesteld over de te ontplooien samenwerking. We stellen vast dat de Amerikanen in twee jaar tijd meer literatuur hebben geproduceerd dan de Europeanen in tien jaar tijd ... Die instrumenten zijn vaak ongelooflijk nuttig, maar dat het Amerikaanse ministerie meer dan wij op die onderwerpen werkt, is verontrustend.
Hebben wij een wisseloplossing voor de Amerikaanse opvattingen ? Daartoe zouden we over een krediet aan vertrouwen in de regio moeten beschikken of in elk geval geen debet noteren, met name met betrekking de hervormingen. Het geval van de Palestijnse autoriteit zou een goed voorbeeld kunnen zijn : we hebben zeer goede resultaten geboekt inzake het financiele beheer van het budget van de Task Force on Palestinian Reform, die zonder de Europese deelname onbestaande zou zijn. Wie zijn inspanningen coördineert, kan zijn overtuigingskracht tot een zeker niveau opdrijven.
Als we het Transatlantische denkspoor links laten liggen, dan blijft het spoor van het partnerschap over. Hoe moeten we vandaag met de partnerlanden van het Middellandse — Zeegebied werken ? Dat is een vrij nieuwe vraag, want acht of negen jaar lang hebben we betreurd dat de partnerlanden bij dat raamwerk betrokken waren en hebben we hen hun geringe bijdrage, hun gebrekkige kennis en hun gebrek aan interesse verweten ... Sinds twee jaar vindt er een uitgesproken inhaalmanoeuvre plaatsvindt, in die mate zelfs dat men ons vandaag om rekenschap vraagt.
Het probleem is dat er gemeenschappelijke belangen moeten worden bepaald. Vanuit een zeer objectieve redenering en in het licht van wat wij hen voorstellen, is het niet zeker dat de partnerlanden van het Middellandse — Zeegebied er belang bij hebben met ons tot een vergelijk te komen. Vanuit economisch oogpunt schenkt ons aanbod evenmin grote voldoening. Culturele kwesties zijn zeer bijkomstig in hun ogen. Met betrekking tot de migraties vragen we hen bijna om de problemen in onze plaats op te lossen. De elementen van een bargaining vallen hun niet per se goed uit. De oplossing bestaat erin om de partnerlanden ten volle te responsabiliseren door hen te vragen hun desiderata bekend te maken en door aandachtig naar hen te luisteren. Zelfs de negatieve reacties op het nabuurschapsbeleid — ik denk vooral aan Egypte en Algerije die als eerste hun ongenoegen lieten blijken — zijn veeleer goed nieuws. Zij tonen aan dat er bij de partnerlanden van het Middellandse — Zeegebied opnieuw belangstelling bestaat. Het is mogelijk dat zij ideeën over samenwerking voorleggen; zij moeten ons oplossingen voorstellen. Zij kunnen vragende partij zijn voor compromissen, al was het maar als tegengewicht voor de Amerikaanse invloed. We moeten daarvan profiteren.
Het laatste denkspoor is communautair. Wat hebben de Europeanen inzake het Middellandse Zeegebied gemeen ? Heel lang was dat geen essentiële kwestie omdat de staten die zich met het Middellandse Zeegebied inlieten overwegend de mediterrane staten van de Europese Unie waren. Dat is vandaag niet per se waar. Wij hebben recentelijk heel wat niet-mediterrane voorzitterschappen gekend die sterk aanwezig waren in het Middellandse — Zeegebied. Het risico dat de prioriteiten van de verschillende lidstaten vandaag met elkaar in botsing komen, is niet verwaarloosbaar. Onze gemeenschappelijke belangen in de regio moeten dus dringend opnieuw worden gedefinieerd als we een echt Europees partnerschapsbeleid willen voeren.
De huidige context is daarvoor niet zo gunstig, aangezien de coherentie in het buitenlands beleid van de Unie veeleer afneemt. De lidstaten moeten toch minstens een vergelijk vinden om middelpuntvliedende krachten in het partnerschapsbeleid te vermijden. Onze goede betrekkingen in de regio dreigen te grabbel te worden gegooid.
We doen overigens te weinig aan politieke vernieuwing. Misschien omdat de lidstaten die het mediterrane discours nog blokkeren, nog altijd postkoloniale betrekkingen onderhouden.
Waarom zouden de minder dappere landen het mediterrane discours van de Unie blokkeren ? Men moet vindingrijker zijn als men zijn politieke boodschap en zijn hervormingsmethoden uitwerkt, in de wetenschap dat dergelijk gemeenschappelijk denkwerk performatief is, dat het met andere woorden de hervorming in zich houdt. De dialoog openen over democratische vraagstukken, met bijvoorbeeld de Fransen, die er een hekel aan hebben om over zulke vraagstukken in de regio na te denken — zou de hervorming in de weg kunnen staan. De dialoog met de partners uit het Middellandse — Zeegebied openen is even performatief. Men baseert ons op een kapitaal aan vertrouwen dat door discussie is verhoogd.
De Europeanen moeten zich dus uitspreken over de vier aangehaalde punten, terwijl we misschien maar twee of drie reflectiepunten delen met de andere actoren. De vier punten interesseren ons echter in de hoogste mate.
Op welke grote domeinen van samenwerking hebben de Europeanen recht van spreken vóór eender wie ?
Wij kunnen de belangrijkste elementen van de jongste mededeling van de Commissie over het partnerschap nemen.
Eerst en vooral delen we misschien in de verantwoordelijkheid voor de achteruitgang van het onderwijssysteem, vermits de koloniale erfenis voor die landen niet per se de moderne tijd heeft ingeluid.
Verder zijn er de kwesties van de democratisering en van het middenveld, want ondanks alles zit er door de zeer reële geografische nabijheid een zekere logica in de verspreiding. De samenlevingen beïnvloeden elkaar wederzijds, met name via de netwerken van migranten waarlangs bepaalde boodschappen en waarden worden doorgegeven.
We moeten aan de slag en we moeten discussiëren over concrete oplossingen.
Wat de politisering van het partnerschap betreft, is het een feit dat het gebied vanuit economisch oogpunt niet zo belangrijk is voor Europa, maar dat daarentegen voor de economie in het Middellandse — Zeegebied een politieke hoofdrol is weggelegd. We moeten ons niet afwenden van het economische discours — het is vrijwel het enige instrument waarover we beschikken in het Middellandse — Zeegebied. Daarom is de kwestie van de economische voorwaarden belangrijk. Het hervormingsvraagstuk is blijkbaar op een historisch punt van deblokkering aanbeland. Al heel lang wees niets erop dat er beweging kwam in de regio.
We moeten trouwens ophouden met te denken of te doen alsof we denken dat de Europese Unie de landen in het Middellandse Zeegebied dermate fascineert, dat ze zin zouden hebben om meteen het Europese model over te nemen. Zij mogen Europa vandaag dan beter kennen, sommige landen van het Middellandse Zeegebied kennen ook beter zijn zwakheden. Europa bevindt zich vandaag in een fase van historische zwakte. De episode van de dialoog met Turkije heeft dat wel degelijk aangetoond. Wij waren daar getuige van een wending in de Turkse publieke opinie. Heel wat Turkse beleidsmakers vragen zich immers af of het Turkije nog interesseert om tot de Europese Unie toe te treden. Drie of vier maanden geleden bestond die vraag helemaal niet, want toen wilden ze koste wat het kost met de toetredingsonderhandelingen beginnen.
Men kan daarentegen nog volkomen gewettigd regionale ambities blijven koesteren, want wellicht is alleen de Europese dimensie ruim genoeg om die vraagstukken op te lossen, te meer daar wij in dat gewest over reële expertise beschikken. Men kan nog overtuigen door discussie. We moeten de contacten met die landen dus dringend hervatten of verbeteren.
De top van Barcelona zal uiteraard een belangrijk politiek symbool zijn, maar hij mag niet beperkt blijven tot een oefening in communicatie. De Fransen vrezen dat ten zeerste, omdat ze de indruk hebben dat ze buiten spel zijn gezet bij de voorbereiding van de top en dat ze niet op dezelfde golflengte zitten als het Brits voorzitterschap of als de Spanjaarden.
Spreekster kan zich niet aansluiten bij het Messiaans discours van de Amerikanen, een bijna neokoloniaal discours, gelet op de waarden die het voorstaat en universeel verklaart. Naar verluidt, kunnen die landen de universaliteit ervan niet vatten omdat ze daarvoor niet over de middelen beschikken. Het is een uiterst hard discours van Noord-Zuidonderdrukking.
Spreekster kan zich evenmin aansluiten bij de zogenaamd geruststellende democratische beweringen waarmee autoritaire regimes ideologische munitie ontwikkelen om ons ervan te overtuigen dat ze aan democratisering werken. Wij kunnen dat voortdurende oplapwerk niet onderschrijven. In juli, net voor de verkiezingen in Egypte, heeft spreekster het woord genomen in het Europees Parlement, toen iedereen speculeerde over de politieke ontsluiting van Egypte, die buitengewone democratische inhaalbeweging, die vernieuwde interesse van de Egyptische kiezer voor de democratische vraagstukken. Het resultaat beantwoordde aan de verwachtingen van het regime en uiteindelijk was er nauwelijks vooruitgang in vergelijking met de voorgaande verkiezingen in de regio.
16.2. Gedachtewisseling
Mevrouw Annane wil terugkomen op de mislukking van het politieke luik.
Bij de aanvang van het partnerschap is men uitgegaan van een liberaal schema en van het welslagen van het economische luik dat de nodige politieke hervormingen teweegbrengt.
Is de mislukking van het politieke luik niet te verklaren doordat het door niemand wordt gestuurd ? Het economische luik wordt gestuurd door de Commissie. Het is geen onverdeeld succes, maar er is wel een meetbare vooruitgang. De vraag is wie het politieke luik stuurt.
Mevrouw Zrihen is van mening dat er tot nog toe veel ongenuanceerde verklaringen en analyses werden naar voren gebracht. Het was vaak van meet af aan duidelijk waar de spreker naartoe wilde. Sommigen noemen dat de omzichtigheid van een Sioux, spreekster noemt dat newspeak.
Haar collega stelde zojuist de vraag van de sturing van het economische en van het politieke luik. In die zone zijn talrijke instrumenten voorhanden zoals de Afrikaanse Unie, de parlementaire assemblee, de wil om een intra-Afrikaanse bank op te richten.
Denkt mevrouw Schmid dat met die drie instrumenten een zekere autonomie van handelen en van denken kan worden teruggevonden, zodat een regionale integratie kan ontstaan, die niet alleen een economische grondslag zou hebben maar die ook zou beantwoorden aan een politieke, economische en geopolitieke analyse van de zone ? Of zijn daarvoor nog andere instrumenten nodig ?
Spreekster verwijst naar de uiteenzetting over de mensenrechten. Zolang artikel 2 niet van kracht is, spreekt een deel van de bevolking zich niet uit en krijgt men een herhaling van de structuren.
Tijdens reizen naar Afrika werd zij altijd gefascineerd door de wijze waarop NGO's erin slaagden al onze voorwaarden te integreren. Die NGO's konden aan fondsenwervers zeer goed uitleggen wat er allemaal moest gebeuren. Ze begrepen zeer goed welke onze verwachtingen waren en op welke manier ze een vriendelijke psychologische band met ons konden onderhouden.
Heeft mevrouw Schmid de indruk dat we volgens dit soort patroon werken of kan de sturing gebeuren door een verlichte intelligentsia ? Zitten er potentiële piloten in het vliegtuig ?
De heer Roelandts du Vivier stelt dat hij de benadering van mevrouw Schmid ten zeerste op prijs stelt. Hij vraagt zich evenwel af of zij niet nagelaten heeft te spreken over de ambiguïteit die kan bestaan tussen een benadering die steunt op het Euromediterrane nabuurschap en een Euro-Arabische benadering ? Over dit debat is er momenteel geen complementariteit of duidelijkheid. Het hindert zowel de Euro-Arabische dialoog als het Euromed-proces.
Er is al gesproken over de Afrikaanse Unie. De Arabische wereld en zeker het gedeelte ervan dat aan de Middellandse Zee grenst, neemt tegenwoordig een nieuwe houding aan ten opzichte van Afrika en de Afrikaanse Unie. Dat gedeelte van de Arabische wereld biedt zich aan als gesprekspartner in de betrekkingen tussen Afrika en Europa en niet enkel als zuidelijke partner van de Euromediterrane regio.
De Europeanen hebben daar misschien te weinig op geanticipeerd. Ze hebben dit fenomeen niet zien aankomen toen de Afrikaanse Unie als opvolger van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid werd opgericht. Dat wordt steeds duidelijker met betrekking tot internationale vraagstukken die ruimer zijn dat de Euromediterrane betrekkingen.
Het is treffend dat de Europeanen zogezegd in dialoog traden, maar in feite de Arabische wereld helemaal niet vertrouwden.
Ze hebben een proces op gang gebracht waar ze niet in geloofden. Ze hebben diverse initiatieven genomen in het kader van overeenkomsten tussen universiteiten, tussen steden en tussen bedrijven. Toen werd eenzijdig beslist dat dit niet werkte en werd alles stilgelegd. Men heeft dan vastgesteld dat een dergelijke handelwijze onze partners nogal wat wantrouwen inboezemde ten aanzien van die onstandvastige Europeanen. De incoherentie was niet alleen van politieke aard, maar vloeide ook voort uit de argwanende houding van de Europese ambtenaren die met die dossiers waren belast. Ze hadden argwaan tegenover het Arabisch middenveld en tegenover het Europese middenveld als het zich af en toe achter de Arabische verwachtingen schaarde ten aanzien van de Europese Unie. Het Euromediterraan forum werd zelfs een tijdlang opgeschort. Nu bestaat het weer.
Hebben die objectieve feiten niet bijgedragen tot de mislukking van het proces van Barcelona en dus de deur opengezet voor een alternatieve reflectie in de landen die de Middellandse Zee omzomen, die meer gericht is op Afrika en de Verenigde Staten ?
De VS zetten afwisselend een Amerikaanse en een Navo-pet op. Ze bieden belangrijk militaire basissen aan. In de betrokken landen hebben militairen veel te zeggen, wat soms problemen geeft.
Mevrouw Schmid antwoordt dat wat de mislukking van het politieke luik en het gebrek aan sturing betreft, haar academisch werk aantoont dat het partnerschap een voorbeeld was van een alternatief buitenlands beleid op het ogenblik dat het GBVB spaak liep en men andere wegen zocht om een beleid te voeren. Dat verliep via de communautaire methode : de Commissie stuurde de politieke hervormingen. Ze voelt zich ook de piloot van die hervormingen. Dat blijkt onder andere als men met de mensen van EuropAid praat. Het is misschien wel een probleem dat de Commissie dat zo aanvoelt, want haar beoordeling van de plaatselijke politiek is zeer verschillend van die van vele andere actoren. Ze is nogal optimistisch ingesteld en te goeder trouw. Ze is slecht geïnformeerd omdat de inlichtingen niet goed doorstromen en de ambtenaren van de Commissie niet altijd bij machte zijn politieke problemen op te lossen. In feite zijn ze niet in staat om de politisering van de bijstand te begeleiden, al was het maar door in de programma's ernstige institutionele voorwaarden in te schrijven waarmee teruggekoppeld wordt naar de deelname van middenveld.
Het reële optimisme van de Commissie blijft verbazen. Spreekster heeft gepraat met een ambtenaar die zich bezighield met de Maghreb met de voorwaarden en koppelingen, die in Marokko naar haar mening zeer goed in acht werden genomen. Voor haar is Marokko een democratie en Turkije een militaire dictatuur. Spreekster vroeg haar of ze vond dat de verkiezingen in Marokko op volkomen transparante wijze verlopen en ze kaatste de vraag terug : zijn de verkiezingen in Frankrijk of Italië vrij en transparant ?
Is de Commissie goed geplaatst om de rol van politieke piloot van het partnerschap op zich te nemen ? De lidstaten hebben dat trouwens ondertussen al beseft. Als men de betrekkingen tussen de Commissie en de Raad bekijkt, ziet men dat op alle raakvlakken van het GBVB en de communautaire, en dus economische bevoegdheden interinstitutionele schermutselingen hebben plaatsgevonden.
Het probleem is als volgt : totnogtoe is het niet zo dat, als de lidstaten de politieke piloot worden, dat betere resultaten oplevert dan wanneer de Commissie de leiding heeft. De lidstaten die enigszins vertrouwd waren met de Euromediterrane problematiek, met andere woorden die de partnerschappen in een bepaalde richting stuurden of die er gewoon interesse voor betoonden, waren dan weer niet noodzakelijk voorstander van democratisering en verandering. Ze wilden veeleer een status-quo behouden. Ze werden dus politiek piloot tegen wil en dank. Ze steunden de hervorming niet en hun streefdoel strookte niet met het aanvankelijk project van de vindingrijke en intelligente ambtenaren van de Commissie, die evenwel niet gedacht hadden aan de doorstroming van de informatie over hun concept in het dagelijkse werk van de commissie.
Kan men alsnog een piloot vinden ? Er moet onder de lidstaten een debat worden gevoerd over de Euromediterrane aangelegenheden. In Frankrijk ligt dat moeilijk. Momenteel is de transatlantische scheidslijn bepalend omdat de Amerikanen de leiding hebben genomen met betrekking tot deze kwesties. Men beperkt zich ertoe hen te volgen, al dan niet goed te keuren wat ze doen, en verder gebeurt er niets. Binnen de Europese Unie heerst er verdeeldheid over deze zaken. Het probleem moet worden opgelost, maar de ervaringen in Irak voorspellen niet veel goeds.
De Afrikaanse landen van het partnerschap hebben Afrikaanse ambities. In de mate dat zij vooral de Noord-Zuidaspecten bestudeer, heeft zij de neiging om die twee belangen van elkaar te scheiden. Er moet geredeneerd worden vanuit de ontwikkeling van het gehele Afrikaanse continent.
Het partnerschap wordt momenteel gedomineerd door dringende veiligheidsvraagstukken die niets te maken hebben met Subsaharaans Afrika. Een belangrijk element in de idee van het nabuurschap is het onderscheid tussen prioriteiten. De opdeling van de top van Barcelona in drie onderdelen is niet langer relevant, voorzover ze dat ooit was, omdat het een artificiële manier van werken was. Het is mogelijk dat er moet gewerkt worden met variabele samenwerkingsverbanden aan verschillende soorten prioriteiten. Men moet oog hebben voor de politieke en strategische kwesties die betrekking hebben op het Midden-Oosten in de zeer ruime zin, met inbegrip dus van Iran, Afghanistan en Centraal-Azië.
Het Afrikaanse discours van de Maghreblanden en van Egypte lijkt een machtsdiscours, maar roept niet op tot eenmaking of samenwerking op termijn. Men wil zich ook ten opzichte van Europa laten gelden door te stellen dat men een potentiële Afrikaanse mogendheid is. Dat lijkt vrij duidelijk het geval te zijn met Egypte, Marokko en Libië, dat nog geen deel uitmaakt van het partnerschap. Spreekster weet niet of het deze staten om eenmaking te doen is.
Met betrekking tot de mogelijkheid voor NGO's om onze voorwaarden tot de hunne te maken en om zo'n beschaafde relatie op te bouwen met de geldschieter, zijn we daar in die regio nog niet aan toe. Evolueren we naar dat soort relaties ? Dat is de grote uitdaging.
Zullen de zaken evolueren ? Dat hangt ervan af welke gesprekspartners en welke NGO's men kiest. Men is erin geslaagd het middenveld zolang afzijdig te houden van het partnerschap omdat deelname aan het partnerschap een zeer subversief politiek potentieel inhield, waarschijnlijk om twee redenen.
De eerste is dat het middenveld zeer lang gedomineerd werd door en zeer strak omkaderd werd in het politieke landschap van die landen. Ze was op zich al een opposant. Het middenveld hekelde de regeringen en mocht dus niet de gelegenheid krijgen om te doen wat ze wou. Ze was een dissidente stem.
De tweede reden is dat er in Arabische landen, niet in Israël dus, een islamitisch middenveld is en een niet-confessioneel middenveld. Dat bleef lang verborgen, maar sinds zowat een jaar is het een fixatie. Moet er al dan niet samengewerkt worden met islamitische NGO's ? Voor het ogenblik is dat de enige vraag die de Commissie zich stelt. Sommige vorsers zeggen dat de Commissie opzettelijk de islamitische NGO's heeft uitgesloten uit alle samenwerkingsprogramma's. Dat was geen goede zet, want het was de enige manier om contact te krijgen met de echte samenleving.
Het is niet zeker dat de Commissie bewust aldus gehandeld heeft. Dit probleem wordt zeer scherp gesteld in de Palestijnse gebieden en misschien ook in Libanon. In Maghreblanden zoals Marokko is de toestand veel minder eenduidig. Er is ook een islamitisch middenveld dat zichzelf heeft uitgesloten uit de Europese programma's omdat ze niet strookten met hun politieke programma en hun imago. Men werkt zeker niet samen met Amerikanen. Of men dat doet met Europeanen, daar moet nog over worden nagedacht. Het islamitisch middenveld staat dus nogal weigerachtig tegenover het aanknopen van een dialoog met Europeanen. Het middenveld en de NGO's zijn een soort waarheidsreservoir van het Euromed-partnerschap.
Bestaat er een verlichte intelligentsia ? Men wordt door die intelligentsia steeds meer ontgoocheld naarmate er meer democratische uitwisseling komt. Dat bleek bijvoorbeeld in het voorjaar in Libanon en zelfs bij de Sjiieten deze zomer. Ondanks grote mediacampagnes en pre-electorale debatten is de berg in beide gevallen van een muis bevallen.
De derde vraag ging over het wantrouwen van de Europeanen ten aanzien van de Arabische wereld. Het is zeer juist dat er twee attitudes zijn ten aanzien van deze regio.
Er is een soort zelfgenoegzaam paternalisme naar het oosten toe, dat het wereldbeeld wil bestendigen waarin de Europeanen een beschavende rol te vervullen hebben, zij het in een regio waar het culturele erfgoed zeer welwillend moet worden benaderd. De Middellandse Zee is immers de bakermat van alle beschavingen. Ze zijn het daar misschien wat vergeten, maar wij hebben de fakkel overgenomen en dat is uiteindelijk de basis voor een goede verstandhouding. Dat is de paternalistische benadering.
De andere attitude gaat ervan uit dat er in die regio niets dan conflicten zijn, dat men niet weet welke brandhaard eerst zal ontvlammen en dat het onmogelijk is tot een vergelijk te komen met die wereld. Dat is de zogenaamde Huntington-visie op de regio.
Wat beide attitudes gemeen hebben, is dat ze niet zeer pragmatisch zijn. Als spreekster het heeft over een dialoog met de mediterrane landen, betekent dat onder meer ook dat in het proces gebruik wordt gemaakt van het Arabisch. Daarom is Romesco vorig jaar begonnen aan de vertaling van de Verklaring van Barcelona in het Arabisch. Dat is buitengewoon.
Spreekster hoopt dat de Israëliërs en de Turken dat ook gedaan hebben. Dit toont aan dat het niet gemakkelijk is om gemeenschappelijke instrumenten van communicatie te vinden.
Mensen die de delegaties van de Commissie in die landen bezoeken, worden getroffen door het bunkersyndroom : die delegaties bevingen zich altijd in afgelegen wijken die zeer moeilijk toegankelijk zijn. Het is moeilijk om de ambtenaren te ontmoeten, ze durven zich niet uit te spreken en geven de indruk het land minder goed te kennen dan sommige toeristen omdat ze zeer goed opletten wat ze over het land zeggen. Ze beschikken over zeer veel informatie, maar wikken en wegen hun woorden. Ze verhouden zich op een zeer eigenaardige manier tot hun omgeving.
Gedurende lange tijd wekten de Europeanen steeds dezelfde vragen op. In 2002 vervulde spreekster een missie in Rabat. Toen zij daar vragen stelde, kreeg zij van de ambtenaren van de Commissie en van de ambtenaren van het Marokkaanse ministerie van Buitenlandse zaken totaal uiteenlopende antwoorden. Toch lijkt het dat ze aan beide zijden te goeder trouw waren : elk van hen had de indruk dat hij door de ander om de tuin werd geleid. Dat was geen kwestie van manipulatie en men wou de schuld niet op de rug van de ander schuiven.
De toestand is aan het verbeteren. Dat is niet noodzakelijk te danken aan de Europeanen, maar wel aan de partnerlanden. De deconcentratie van de diensten is geen verklaring voor het feit dat de Europeanen gemakkelijker met deze problematiek kunnen omgaan, vooral omdat die deconcentratie nog geen volledige uitwerking heeft. In feite zijn het de mensen uit de mediterrane landen die beter kunnen omgaan met de Europese procedures.
17. Hoorzitting met Z.Exc. de heer Oguz Demiralp, ambassadeur, Permanenent Vertegenwoordiger van de Republiek Turkije bij de Europese Unie
17.1. Inleidende uiteenzetting
Het Barcelonaproces — met andere woorden het Euromediterrane partnerschap — een belangrijk element is in het Turks buitenlands beleid. Het mediterrane gebied omvat de helft van Europa, maar het is tevens meer dan Europa. Tussen Europa en het mediterrane gebied is er een complementaire relatie. In beschouwingen over welvaart, stabiliteit en veiligheid in Europa moeten we ook rekening houden met het hele gebied van het Middellandse-Zeebekken. Er is een fundamentele band, waaruit de noodzaak van het opstarten van het Barcelonaproces voortspruit. Die beslissing is gegrond en wijs, maar er waren klachten over de vooruitgang van dat proces, dat bijna tien jaar geleden van start is gegaan. Bij de analyse van die situatie moeten we rekening houden met het feit dat het Middellandse-Zeebekken geen homogeen gebied is, maar uit verschillende regio's naast elkaar bestaat. Tussen de diverse landen van dat gebied zien we verschillen, maar ook geschillen en soms zelfs ernstige problemen.
Dat is de oorzaak van de traagheid van het Barcelonaproces. De doelstellingen zijn echter goed vastgelegd, de weg ernaartoe is goed uitgestippeld en we gaan de goede richting uit.
Ondanks die traagheid wordt er vooruitgang geboekt. Voor Turkije is die vooruitgang aanzienlijk. Eerst en vooral kon een charter worden uitgewerkt dat de landen van het Middellandse-Zeebekken rond gemeenschappelijke waarden verbindt. Dat is belangrijk. Dat charter gaat over vrede en stabiliteit. Onlangs werd ook een parlementaire assemblee van het Barcelonaproces opgericht, wat de weg heeft vrijgemaakt voor een dialoog tussen de vertegenwoordigers van de volkeren van dat gebied. Dat is een zeer belangrijk begin. Dit parlementaire proces heeft een goede start gekend. Er werden commissies opgericht, waarin Turkije een zeer actieve rol speelt. De voorzitter van onze Euromed-groep is jong en actief en haar bijdrage is zeer belangrijk.
Daarnaast werd het FEMIP-fonds opgericht. Turkije geniet de voordelen van dit fonds. Het is een belangrijk fonds voor de ontwikkeling van de regio. Een ander succes van het proces is de oprichting van de Anna Lindh Stichting. Het Euromediterrane gebied is de wieg van de beschaving, maar ook een haard van verdeeldheid tussen culturen. Die stichting is het ideale forum om de verschillende culturen, die steeds hebben bestaan in het Middellandse-Zeebekken, met elkaar te verzoenen.
Die stichting is een belangrijke verwezenlijking om de zogenaamde clash of civilisations te vermijden en de culturen met elkaar te verzoenen. Daarvoor zijn fora nodig. Dat is het essentiële doel van die stichting, en we zijn zeer blij dat ze het licht heeft gezien.
Een van de belangrijkste doelstellingen van het proces is de oprichting van een vrijhandelszone in het Middellandse-Zeebekken. Handel brengt gemeenschappen en mensen immers tot elkaar. Er werd een lange weg in die zin afgelegd. Zo is er de oprichting van het forum van de ministers van handel. Er werd belangrijke vooruitgang geboekt op dat vlak.
Ook het nabuurschapsbeleid van de Europese Unie moet worden onderstreept. De Europese Unie is er zich van bewust dat ze zich niet kan afschermen van aangrenzende regio's. De Europese Unie wilde haar waarden verspreiden en haar samenwerking uitbreiden tot de aangrenzende regio's via een nabuurschapsbeleid. Wij steunen die oplossing, niet enkel in het Middellandse-Zeebekken, maar ook in de regio van de Kaukasus. Dat nabuurschapsbeleid is gebaseerd op de actieplannen die op maat van elk land gesneden zijn. Het is dus een belangrijk instrument voor de versterking van het proces.
Turkije is van bij het begin in alle domeinen van het proces actief. Er zou een partnerschapssecretariaat moeten worden opgericht, zodat het proces zich nog meer kan ontwikkelen. Het centrale probleem van het proces is het ownership problem, een lidmaatschapsprobleem. Verschillende landen hebben de neiging het Barcelonaproces als een uitbreiding van de Europese Unie te beschouwen. Ze moeten daarentegen begrijpen dat ze het proces in handen hebben, net zoals alle landen van het Middellandse-Zeebekken. Een partnerschapssecretariaat waarin alle lidstaten vertegenwoordigd zijn, zou bijdragen tot de vooruitgang van het proces. De volgende top, die eind november 2005 plaatsvindt, is een uitstekende gelegenheid om zo een secretariaat op te richten. Het proces is zeer belangrijk voor de vrede, de stabiliteit en de welvaart van Europa en van de mediterrane regio, twee regio's die elkaar aanvullen en die niet kunnen worden gescheiden.
17.2. Gedachtewisseling
Mevrouw Zrihen is erg gevoelig voor de opmerking dat het proces van Barcelona geen uitbreiding is van een Europese instelling, maar dat het moet worden beschouwd als een echt onderdeel en een instrument van de regionale integratie. Kan de parlementaire assemblee daartoe kan bijdragen ? Heeft deze assemblee voldoende representativiteit of zou zij de verschillende nationale gevoeligheden beter moeten weergeven ?
Hoe staat de ambassadeur tegenover het beleid van goed nabuurschap zoals het geregeld wordt aangehaald, maar dat enigszins onrustwekkend is geweest en blijft voor de ontwikkeling van het Euromediterrane partnerschap ?
Is er een tegenstelling tussen een beleid van goede nabuurschap en het proces van Barcelona of is er integendeel sprake van complementariteit ?
De positie van Turkije met betrekking tot de Europese Unie is soms moeilijk, zelfs als over het algemeen de idee van de integratie van Turkije met de nodige openheid wordt bekeken. Welke mogelijkheden heeft Turkije om, gelet op zijn ligging op de grens van Europa en die landen, het Euromed-partnerschap op een meer dynamische wijze te sturen ?
De ambassadeur antwoordt dat de parlementaire assemblee een fundamentele rol moet spelen om de doelstellingen van het proces te halen. De dialoog tussen politici is op dat vlak zeer belangrijk.
Het nabuurschapsbeleid is een goed idee, maar we moeten nog afwachten of het vruchten zal afwerpen. Er zijn onderhandelingen begonnen met landen met gevoeligheden die verschillen van die van de landen van Noord-Afrika en van het Midden-Oosten. Het zijn landen met hun eigen tradities. We moeten dus nog wat geduld hebben om na te gaan welk resultaat dat nabuurschapsbeleid oplevert. Over het algemeen gaat het in de goede richting. Uiteindelijk gaat het erom gemeenschappelijke doelen vast te leggen en het proces te laten vooruitgaan op basis van gemeenschappelijke waarden, wat niet altijd vanzelfsprekend is.
Het geschil tussen Israël en Palestina, kan indien men erin slaagt de gevoeligheden tot bedaren te brengen er in de regio een kwalitatieve sprong worden gemaakt.
Turkije neemt deel aan het proces van Barcelona in zijn hoedanigheid van kandidaat-lid van de Europese Unie. Het heeft verschillende banden met de actoren in het Middellandse-Zeebekken, de EU, Israël en de Arabische landen. Het kan dus een belangrijke rol spelen in dat proces. Het probeert dat ook te doen, maar de omstandigheden zijn daarvoor niet altijd gunstig.
De heer Roelandts du Vivier merkt op dat Turkije onderhandelingen is begonnen met het oog op zijn toetreding tot de Europese Unie. Iedereen weet dat die onderhandelingen vele jaren zullen duren. Eind november vindt er een bijeenkomst plaats om het proces van Barcelona nieuw leven in te blazen. De gevolgen van die impuls zullen zich over verschillende jaren uitstrekken. Zal Turkije die tijd gebruiken om een dynamische rol te spelen in het proces van Barcelona ? Dat zou door de 25 kunnen worden gezien als een bijdrage tot vooruitgang in de regio, met name wat het Israëlisch-Palestijns conflict betreft, gelet op de goede relaties die Turkije met alle partijen onderhoudt.
De ambassadeur antwoordt dat dit een van de redenen is waarom wij de oprichting van dat gemeenschappelijk secretariaat zullen voorstellen. Turkije, gelegen ten noorden van de Middellandse Zee, beschouwt zich immers als een Europees land. Het meent echter dat dit het Middellandse-Zeebekken niet verdeelt, integendeel. Rekening houdend met zijn verleden, zijn tradities en zijn banden met de landen uit het Zuiden, kan het aantonen dat er geen scheidingslijn bestaat tussen het Noorden en het Zuiden, maar wel continuïteit en complementariteit. Dat zal de houding zijn die Turkije zal aannemen om de landen rond de Middellandse Zee ertoe aan te zetten zich rond dezelfde waarden en doelstellingen te scharen. Er moet worden voorkomen dat zich een gedachtegoed ontwikkelt dat steunt op een verdeling tussen het Noorden en het Zuiden. Denken in termen van continuïteit tussen het Noorden en het Zuiden moet worden aangemoedigd.
De heer Roelandts du Vivier merkt op dat Cyprus die idee goed symboliseert, Het ligt op 80 kilometer van Libanon in een deel van de Middellandse Zee dat dichter bij het Midden-Oosten ligt dan bij het traditionele Europa.
De ambassadeur antwoordt dat Cyprus, dat in de VN deel uitmaakt van de groep van de Aziatische landen en niet van de Europese landen, eveneens een belangrijke rol kan spelen. Daarvoor moet het de Turks-Cypriotische gemeenschap integreren. Indien Cyprus een binationale staat wordt, Grieks en Turks tegelijk, kan het een belangrijke rol spelen. Spreker denkt niet dat Cyprus momenteel die rol wil spelen, maar het beschikt over heel wat troeven, op voorwaarde dat het zijn eigen probleem oplost.
De heer Roelandts du Vivier is ervan overtuigd dat Turkije op dat vlak zal getuigen van goede wil. Aangezien Cyprus deel uitmaakt van de Europese Unie, houdt dat probleem ons allen bezig.
De ambassadeur antwoordt dat aan de goede wil van Turkije kan niet worden getwijfeld. Turkije heeft het plan van Kofi Annan aangemoedigd. De Turks-Cypriotische partij heeft dat plan goedgekeurd. Helaas hebben de Grieks-Cypriotische vrienden het verworpen. Wij zijn bereid om de onderhandelingen opnieuw op te starten. Turkije heeft besprekingen gevoerd met alle betrokken landen en heeft de secretaris-generaal benaderd om het proces op gang te brengen. De Grieks-Cypriotische vrienden beletten een oplossing van dat probleem, dat Europa hoofdbrekens dreigt te bezorgen.
De heer Roelandts du Vivier is van oordeel dat het juist is dat de andere zijde de zaak gedurende lange tijd heeft geblokkeerd. Spreker hoopt dat de situatie snel wordt gedeblokkeerd. De hoorzitting ging evenwel niet specifiek over het dossier-Cyprus. Het is erg belangrijk dat Turkije deelneemt aan deze oefening. Er zal een verlengstuk worden aan gegeven door aanbevelingen aan onze regering te sturen.
18. Hoorzitting met de heer Didier Donfut, staatssecretaris voor Europese Zaken
Tien jaar geleden startte in Barcelona het bijzonder innoverende en dynamische proces tussen de vijftien lidstaten van de Europese Unie en de twaalf landen van het Middellandse-Zeegebied : Algerije, Cyprus, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Malta, Marokko, Syrië, Tunesië, Turkije en de Palestijnse autoriteit. De Verenigde Staten namen deel aan de top als waarnemers.
Het partnerschap tussen de Europese Unie en deze landen impliceert drie complementaire aspecten : politiek en veiligheid, economie en financiën en sociaal-culturele samenwerking.
Met het proces wil men via het sluiten van samenwerkingsakkoorden een zone van stabiliteit en welzijn in het Middellandse-Zeegebied creëren. Deze werkwijze begint vruchten af te werpen, al zijn de verschillende akkoorden telkens weer een aanleiding tot overleg tussen de Europese Unie en de verschillende landen.
Al deze landen hebben samenwerkingsakkoorden gesloten. Het laatste was het akkoord met Syrië, dat op 19 oktober 2004 werd geparafeerd en heel binnenkort zal worden ondertekend.
Javier Solana, die tien jaar geleden de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken was, stelde veel hoop in deze operatie. Het ging er immers om een « botsing tussen beschavingen » te voorkomen en heel wat — soms eeuwenoude — misverstanden tussen buurlanden te begraven. Deze conferentie viel overigens samen met de 900e verjaardag van de eerste kruistocht. Dit is natuurlijk louter symbolisch, maar het stemt tot nadenken.
Hoe zal men, tien jaar later, het proces van Barcelona evalueren ?
Voor de voorbereiding werden twee onafhankelijke onderzoeksinstituten aangesproken : FEMISE en EUROMESCO. In 2004 werd hen gevraagd een evaluatie te maken van het tienjarige bestaan van het proces van Barcelona.
Er werden twee rapporten opgesteld, die sinds februari 2005 ter onzer beschikking zijn.
Het FEMISE-rapport beklemtoont drie fundamentele aspecten van het Euromediterrane partnerschap :
1. Het Europese nabuurschapsbeleid mag het Barcelonaproces niet afzwakken, maar moet het integendeel versterken;
2. Het belang van de Zuid-Zuidintegratie;
3. De verankering van de hervormingen in de benchmarks van de Europese Unie. Dat is belangrijk in het kader van de harmonisering met het acquis communautaire van de Europese Unie.
De toekomstvisie van FEMISE op het Barcelonaproces steunt op vier assen :
1. Het wegwerken van het verschil in economische ontwikkeling door diepgaande hervormingen, vooral op commercieel vlak;
2. Een verbintenis van de privésector en van het middenveld in heel deze ontwikkeling;
3. Een verbetering van het investeringsklimaat voor de binnenlandse en de buitenlandse investeerders. Dat is belangrijk voor de ontwikkeling, vooral voor de economische ontwikkeling in de verschillende landen;
4. De rol van de verschillende onderzoeksinstituten bij de begeleiding.
Het EUROMESCO-rapport spitst zich vooral toe op het concept van een gemeenschap van democratische Staten in het Euromediterrane gebied en omvat een lijst van 11 verbintenissen :
1. De goedkeuring van de principes van Barcelona inzake « goede praktijken »;
2. De integratie van het Europese nabuurschapsbeleid in het Barcelonaproces en het opnemen van de normatieve aspecten ervan, zoals het programma ten dienste van de democratie, de fundamentele rechten en de rechtstaat;
3. Het instellen van vijf pijlers : democratie, diversiteit, migratie, veiligheid en sociale samenhang/solidariteit;
4. Tegen uiterlijk 2015, de oprichting van een gemeenschap van democratische staten, de realisatie van een gemeenschappelijke markt en van de vier vrijheden, met inbegrip van het vrije verkeer van personen voor de partnerlanden;
5. De waarborg voor gedeelde verantwoordelijkheid en ownership via een hervorming van de administratieve en de representatieve mechanismen;
6. Een strategie om het Barcelonaproces zichtbaarder te maken.
Onmiddellijk na de zomer van 2005 stelde het Britse voorzitterschap een verklaring en een werkprogramma voor de top van november 2005 voor. In 1995 was er een min of meer gelijkaardige verklaring met programma. Het Britse voorzitterschap wenst deze keer een korte verklaring, maar vooral een veel belangrijker, concreter en realistisch werkprogramma.
De verklaring zal in de eerste plaats een versterking en een bevestiging van de gemeenschappelijke principes van Barcelona inhouden. Bovendien werden een tiental verbintenissen voor de toekomst in de verklaring opgenomen.
In het werkprogramma werden vier prioritaire domeinen voor de komende vijf jaar vastgelegd : politieke dialoog en veiligheid, duurzame sociaal-economische ontwikkeling en hervormingen, onderwijs en sociaal-culturele uitwisselingen en tot slot, justitie, veiligheid, migratie en sociale integratie.
Er zijn niet minder dan zeventig acties en heel concrete doelstellingen in vier prioritaire domeinen.
Voor het politiek- en veiligheidspartnerschap zijn er vijftien concrete acties. Zo is er de bekrachtiging van een verbintenis en de toepassing van alle regionale en VN-overeenkomsten en -handvesten omtrent de burgerrechten, de politieke-, sociale- en economische rechten. Er zullen voorwaarden worden gecreëerd voor het vergemakkelijken van de vestiging van onafhankelijke informatieleveranciers en voor de toegang tot deze informatie voor iedereen. Bovendien hebben de EU en de lidstaten zich ertoe verbonden de financiële hulp voor de bevordering van behoorlijk bestuur substantieel te verhogen.
Duurzame sociaal-economische ontwikkeling telt niet minder dan zesentwintig acties op het vlak van macro-economische stabiliteit, stabiele overheidsfinanciën, versterking van de systemen voor sociale bescherming en ontwikkeling van de intra-regionale economische relaties.
Onderwijs en de sociaal-culturele uitwisselingen zijn ondergebracht in negentien concrete doelstellingen, onder meer het analfabetisme tegen 2010 met de helft verminderen, tegen 2015 gelijke toegang tot het onderwijs voor mannen en vrouwen, het collectief bewustzijn voor het culturele erfgoed vergroten.
De achttien doelstellingen voor het hoofdstuk « justitie, veiligheid, migratie en sociale integratie » omvatten drie essentiële elementen, namelijk het drastisch terugschroeven van de illegale immigratie, de mensenhandel en het verlies aan mensenlevens ingevolge mislukte pogingen om de grenzen over te steken. De onafhankelijkheid en de capaciteit van de rechtsystemen zullen uiteraard ook bijzondere aandacht krijgen.
De verklaring en het werkprogramma werden in de maand september 2005 in de werkgroepen van de Raad besproken. Vervolgens werden ze, vóór de vergadering van de hoge ambtenaren op 26 september 2005, aan de mediterrane partners voorgesteld.
We wachten op de opmerkingen van onze partners en het Britse voorzitterschap zal een rapport opstellen over de bilaterale contacten. Op de Raad algemene Zaken van 25 oktober zullen de lidstaten van de Unie over de evolutie van deze contacten worden ingelicht. Er zal vóór de top van Barcelona met het Britse voorzitterschap worden gediscussieerd.
Het Barcelonaproces is, samen met het Europese nabuurschapsbeleid, het belangrijkste kader voor de samenwerking tussen de Europese Unie en de mediterrane partnerlanden. Het bilaterale Europese nabuurschapsbeleid versterkt in feite de huidige multilaterale samenwerking, bijvoorbeeld op het vlak van een doorgedreven regionale en sub-regionale samenwerking of inzake de integratie van de landen van het Zuidelijk Middellandse-Zeegebied en de grensoverschrijdende samenwerking.
Het nabuurschapsbeleid moet ook een nieuwe impuls geven aan de dialoog over de hervormingen en de democratisering in de regio. Dankzij het actieplan kan men waarschijnlijk bilateraal enorme vooruitgang boeken. Bij multilaterale onderhandelingen moeten beslissingen immers bij consensus worden genomen.
De ruime dialoog over de mensenrechten moet gelijklopend met het Barcelonaproces worden voortgezet.
De actieplannen in het kader van het nabuurschapsbeleid kunnen gebaseerd zijn op de successen van het Barcelonaproces. België is verheugd dat de landen die aan het Barcelonaproces deelnemen ook partners zijn in het Europese nabuurschapsbeleid. Immers, beide processen versterken elkaar.
In de loop van 2004 heeft de Commissie over een eerste reeks actieplannen onderhandeld met Marokko, Tunesië, Israël, de Palestijnse Autoriteit en Jordanië. De plannen waren klaar in november en december 2004. Het actieplan met Tunesië trad als eerste in werking op 4 juli 2005.
Het doel is nu een tweede reeks actieplannen op te stellen met Egypte en Libanon. De eerste onderhandelingsronde ging door op 28 en 29 september 2005.
Het zal ongetwijfeld een proces van lange adem worden. De onderhandelingen met Egypte verlopen niet zo vlot, maar men hoopt dat er toch een actieplan kan worden opgesteld.
De onderhandelingen met Libanon zijn later gestart wegens de verkiezingen van mei 2005 en de vorming van een nieuwe regering. Er is dus nog geen enkele ontwerptekst voor het actieplan met Libanon.
Voor de gesprekken over de verklaring en het werkprogramma voor de top van november heeft België een non-paper met ideeën voor de toekomst van het Barcelona-proces ingediend.
Het betreft een reeks ideeën voor het vernieuwen van de procedures en een aantal ideeën die betrekking hebben op de prioritaire domeinen. Het fundamentele element van het Belgische non-paper is een versterking van het ownership van de mediterrane partnerlanden. Andere belangrijke punten zijn het zichtbaarder maken van het Barcelonaproces en het effect op de mensen uit de mediterrane regio vergroten.
Het doel van de Belgische voorstellen is het Barcelonaproces flexibeler en dynamischer te maken, meer gericht op de te bereiken resultaten. Het is de bedoeling het werk dat we sinds verschillende jaren met onze partners doen, concreter en tastbaarder te maken.
Er zijn voorstellen voor de procedures voor het invoeren van een Euromediterraan co-voorzitterschap op basis van een alfabetische rotatie en het gelijktijdig beschikbaar stellen van alle documenten. Momenteel ontvangt de Europese Unie de documenten. Na goedkeuring worden ze aan de partners van het proces bezorgd. Dit is niet bevorderlijk voor de verstandhouding.
Er is ook een voorstel om alle activiteiten regelmatig te evalueren. Tot slot is er het voorstel om de consensusregel te amenderen. Het voorstel impliceert dat de voorzitter bij een groeiende consensus een activiteit kan starten. Zo kan men een blokkering vermijden.
België heeft ook voorstellen geformuleerd inzake zichtbaarheid, onderzoek naar de effecten, deelname van het middenveld, onderwijs en economische hervormingen.
Wat de zichtbaarheid betreft, stelt België voor om een schematisch overzicht op te stellen van alle activiteiten met de daaraan verbonden financiële middelen. Een ander voorstel is een onderzoek te doen naar het effect van alle activiteiten van het Barcelonaproces. We moeten immers op basis van betrouwbare cijfers een duidelijk beeld hebben van het effect op het dagelijkse leven van de mensen in de regio. Een schema van het effect van de activiteiten moet de zichtbaarheid van de acties versterken en kan bovendien ook een instrument zijn om de vooruitgang in dit lange proces te meten.
Een andere tekortkoming in het Barcelonaproces is de deelname van het middenveld. De Commissie heeft dat al meerdere keren onderstreept. Het is belangrijk dat de mensen uit de regio zich bij het proces betrokken voelen en dat hun stem wordt gehoord. België stelt dan ook voor dat de hoge ambtenaren een akkoord bereiken over de manier waarop het middenveld bij de acties kan worden betrokken, met bijzondere aandacht voor de participatie van de vrouwen. België stelt voor om een comité op te richten met vertegenwoordigers van de regeringen en van het middenveld. Dit comité zou regelmatig kunnen bijeenkomen en nieuwe toepassingsmethodes uitwerken om het middenveld bij het proces te betrekken.
België stelt ook voor om de prioritaire inspanningen voor onderwijs en democratisering te combineren in een bewustmakingsprogramma voor democratie en behoorlijk bestuur voor het lager en het middelbaar onderwijs. In het oorspronkelijke voorstel was het de bedoeling dit programma op te nemen in dat van behoorlijk bestuur. Nu blijkt echter dat hierdoor een nieuwe doelstelling zou ontstaan, namelijk de toekenning van steun in de vorm van leningen aan landen waar de democratische hervormingen vooruitgaan. Het idee is daarom niet minder waardevol.
Een ander voorstel betreft de start van een samenwerking met de Middellandse-Zeelanden in het kader van de Europese ruimte voor het hoger onderwijs, zoals vermeld in de conclusies van de ministeriële bijeenkomst Euromed van mei 2005 in Luxemburg. Een dergelijke samenwerking is belangrijk voor de mobiliteit en de uitwisseling van ervaringen, vooral met het oog op de hervorming van het hoger onderwijs. België is er trouwens voor om een groep hoge ambtenaren te laten onderzoeken hoe de onderwijsdoelstellingen van het Barcelonaproces bij de Millenniumdoelstellingen kunnen aansluiten.
Het laatste Belgische voorstel in het non-paper gaat over de economische hervormingen. België stelt voor om alles in het werk te stellen om in 2010 een Euromediterrane vrijhandelszone te creëren.
Men moet rekening houden met de conclusies van de bijeenkomst van de ministers van Economie en Financiën op 19 en 20 juni in het Marokkaanse Skhirat.
Als men uitgaat van het menselijke ontwikkelingsniveau in de Middellandse-Zeelanden, dan kunnen de resultaten tien jaar na de oprichting van een bevoorrecht partnerschap ontgoochelend lijken, zowel wat de verschillende politieke doelstellingen van 1995, als wat de economische prestaties betreft.
In tien jaar tijd heeft het Barcelonaproces evenwel een samenwerkingsverband en een dialoog tussen alle partners tot stand gebracht. Er bestaat echt politieke wil om door te gaan.
Nu moeten de nodige instrumenten worden aangereikt voor de concretisering van die politieke wil en voor een nieuwe start van het partnerschap. Met een concreet en operationeel beleidsprogramma kan dit doel worden bereikt. Het non-paper omvat een reeks ideeën voor de toekomst, maar België is ook fervent voorstander van het creëren van een ruimte voor dialoog, vrede, veiligheid en gedeelde welvaart.
Het werk dat deze commissie heeft geleverd zal de boodschap van België op de top van november 2005 in Barcelona zeker versterken.
Gedachtewisseling
De heer Roelants du Vivier verwondert zich over het bestaan van een Belgisch non-paper. Dit document, waarin de lijnen worden aangegeven die de regering wil volgen, is fundamenteel voor het vervolg van de werkzaamheden van de commissie terwijl ze ervan niet op de hoogte is.
Als de wetgevende macht in de toekomst deze informatie eerder zou kunnen ontvangen, dan kan ze er ook gebruik van maken. Dat kan nuttig zijn voor de uitvoerende macht.
De staatssecretaris voor Europese Zaken legt uit dat, met het oog op de voorbereiding van deze top, het abnormaal zou zijn als de regeringen en de P11 zich niet over het probleem zouden beraden en op het niveau van de P11 de bedenkingen van alle regeringen eventueel in een non-paper bijeenbrengen.
Alle Belgische politieke actoren zijn geïnteresseerd in deze onderwerpen. De P11 heeft dus, parallel met de werkzaamheden van de parlementaire commissie, haar rol ten volle gespeeld.
Het is vooral belangrijk dat, één maand voor de bijeenkomst, alle opmerkingen op elkaar worden afgestemd.
Het is belangrijk dat we op de hoogte zijn van de gevoeligheden van onze gemeenschappen en gewesten. Dit non-paper is zonder enige twijfel een bijkomend element in de commissiebesprekingen.
De staatssecretaris overhandigt het non-paper aan de commissieleden en voegt eraan toe dat het werk in de P11 wel pas veertien dagen geleden is beëindigd.
De heer Galand betreurt het feit dat het non-paper niet eerder werd overhandigd aan de commissieleden.
De commissie werkt al maanden aan dit onderwerp en heeft standpunten en voorstellen gehoord die allemaal op hetzelfde neerkomen : het Barcelonaproces blijft een nuttig instrument om onze relaties uit te bouwen. Op 18 oktober 2005 gaf mevrouw Schmid van Ifri een opmerkelijke uiteenzetting. Volgens haar is, in tegenstelling tot wat de Europese Unie denkt, het glas niet halfvol en ook niet halfleeg. Het is veel te leeg. Er moet een belangrijke inspanning worden geleverd als we de geest en de bouwstenen de Euro-mediterrane overeenkomst bij de ondertekening van de akte te Barcelona in november 1995 willen weervinden. We stellen vast dat van de doelstellingen van 1995 niet veel is overgebleven, zowel inzake de conflictzones, als op het vlak van veiligheid en samenwerking — of denuclearisatie — in het Middellandse-Zeegebied. Er is vertraging of er zijn vaak tekortkomingen, niet alleen omdat één van de partners van slechte wil is, maar vooral omdat belangrijke onderwerpen niet de aandacht krijgen die ze verdienen.
Wat betreft het Belgische non-paper, vraagt spreker zich af welke bijzondere inspanning België kan doen om te voorkomen dat we in de « +10 » moeten vaststellen dat we achteruitgaan in plaats van vooruit te gaan. Zullen we erin slagen in de geest van Barcelona een partnerschap met onze mediterrane partners aan te gaan ?
De geopolitieke context waarin het verdrag van Barcelona in 1995 werd ondertekend is internationaal, en vooral in Afrika, sterk gewijzigd. De landen rond de Middellandse Zee hebben sinds de oprichting van de Afrikaanse Unie een sterkere band met Afrika. Hoe kunnen we een nabuurschap ontwikkelen dat tegelijkertijd de inspanningen van de Afrikaanse Unie versterkt ? Verschillende sprekers die we hebben gehoord, lijken te zeggen dat de negatieve perceptie van Euromed in de Arabische wereld gedeeltelijk te wijten is aan het feit dat de Arabische wereld zich niet tot de Middellandse Zee beperkt.
Er kan een soort breuk ontstaan tussen de landen van het Middellandse-Zeebekken als regio en de Arabische wereld als culturele eenheid met zijn visie op de Arabische moslimwereld, dat karakteristieke aspect van de moslimreligie. Het evenwicht tussen die twee dimensies, dat tot nu toe erg broos was, moet nog worden geconsolideerd. Hoe kunnen al die elementen in het Euromed-proces worden geïntegreerd ?
De staatssecretaris voor Europese Zaken antwoordt dat iedereen de kans wil grijpen die deze evaluatie ons biedt om het proces van Barcelona opnieuw op gang te brengen. Het Belgische non-paper toont aan dat België keuzen heeft gemaakt die het eenvoudige discours overstijgen.
Tien jaar geleden werden grote principes, grote genereuze ideeën over dialoog, over partnerschap en uitwisseling aangekondigd. Vandaag stellen we vast dat het glas nog niet halfvol is. Dat is ongetwijfeld het gevolg van het gebrek aan concretisering. Het non-paper richt zich op relatief concrete maatregelen.
De staatssecretaris deelt de mening van de heer Galand dat we ons moeten aanpassen aan de geopolitieke evolutie. De Afrikaanse Unie heeft vooruitgang geboekt; die politieke verankering moet met veel aandacht worden gevolgd.
Veel mediterrane partners die bij het Barcelonaproces betrokken zijn, zien in Euromed een kans om tot een betere economische ontwikkeling te komen en om de sociaal-culturele sector te stimuleren. Daartegenover staat dat kwesties inzake ethiek, rechten en goed bestuur, die voor ons fundamenteel zijn, ergernis wekken. Er zijn uiteraard verschillen tussen hen die de Arabische wereld willen versterken en een hardere dialoog met ons willen voeren, en diegenen die ten volle willen meewerken in de geest van het Barcelonaproces. Die laatsten wensen niet alleen een economische, sociale en culturele ontwikkeling, maar ook een politieke en ethische integratie, met waarden die aanleunen tegen die van de Europese Unie. De volgende ontmoeting zal ons in de gelegenheid stellen de verschillende partners te observeren en ons een idee te vormen.
Tijdens de laatste bijeenkomst in Luxemburg stelde de staatssecretaris vast dat Egypte een beetje uit naam van iedereen sprak en het leiderschap op zich bleek te nemen. Wij zullen in november in Barcelona zien hoe de zaken evolueren.
Mevrouw Annane verwijst naar de hoorzittingen waaruit duidelijk blijkt dat het partnerschap een doeltreffend en essentieel instrument in de betrokken regio blijft, terwijl in veel getuigenissen ook onvrede klonk wegens het mislukken van het politieke onderdeel van het Barcelonaproces en het gebrek aan verandering in het economische onderdeel, hoewel ook daar enige vooruitgang is geboekt. Het derde deel werd sinds de gebeurtenissen van 11 september meer toegespitst op veiligheidskwesties.
Volgens de staatssecretaris zou het Europese nabuurschapsbeleid het Barcelonaproces versterken, maar mevrouw Annane wil eerder de aandacht vestigen op het gevaar dat dit beleid voor dat proces kan betekenen. De originaliteit van het Barcelonaproces bestaat erin dat het een multilateraal regionaal instrument is. Nu stelt men echter een tendens naar bilateralisme vast. Het lid vreest dat de versterking van dat bilaterale aspect de originaliteit van het proces in gevaar brengt. Door de actieplannen heen zien de partnerlanden in de Europese Unie uiteindelijk alleen maar een geldschieter. De doelstellingen van begrip tussen de volkeren en dialoog tussen de landen van de regio — waar er vele conflicten zijn — dreigen door die versterking van het bilateralisme verloren te gaan.
Vervolgens snijdt mevrouw Annane het probleem van het ontbreken van een Europees budget aan. Tijdens de top van november zullen vele beloften worden gedaan. Spreekster is bezorgd over de reacties van de partnerlanden. Wat de beloften ook zijn, we weten nog niets over de middelen.
De heer Roelants du Vivier herneemt het argument over het voor drie kwart lege glas overnemen. De EU, dus de Europese belastingbetaler, heeft 10 miljard euro uitgegeven via MEDA 1 en MEDA 2 om het processus van Barcelona te doen slagen. Het uiteindelijke resultaat is negatief, hoewel iedereen vindt dat het proces noodzakelijk is. Wat de resultaten aangaat, beseffen we dat die 10 miljard de melkkoe zijn die de plaatselijke elites in de landen van de regio de mogelijkheid geven om bepaalde sociale en economische tekorten te verdoezelen zonder dat de rechten en vrijheden van de mensen in gelijke mate vooruitgaan. Integendeel, al onze gesprekspartners hebben ons verteld dat de mensenrechten erop achteruitgaan, vooral de rechten van de vrouwen, die de echte dupe zijn van het partnerschap.
Er ontstond een dialoog tussen meertalige elites. Een erg belangwekkend doel van het proces, namelijk het vrij verkeer van personen, werd helemaal niet bereikt. Wat men de jongste weken ziet aan de grenzen van Europa toont integendeel goed aan dat men ter zake geen stap vooruit heeft gezet.
De pertinente vraag van mevrouw Annane over het nabuurschapsbeleid en het proces van Barcelona is fundamenteel. Het nabuurschapsbeleid werd vooral bedacht voor de landen van Centraal- en Oost-Europa. Dat moet zo blijven. De heer Galand heeft de neiging om voorrang te geven aan de relatie met de Arabische landen. De heer Roelants du Vivier en de heer Galand verschillen hierover van mening. Hoe dan ook is het belangrijk het contact met het geheel van de regio te behouden.
Een aantal landen, in het bijzonder Turkije, kunnen andere minder geavanceerde landen meetrekken, bijvoorbeeld inzake bepaalde mensenrechten. Inzake het vrouwenstemrecht heeft Turkije aangetoond het voorbeeld te kunnen geven.
Het is belangrijk dat België sterke voorstellen doet inzake het respect voor de mensenrechten. Dat is iets wat we kunnen eisen en het vormt ook een aspect van het non-paper dat moet worden benadrukt.
Wat van belang lijkt in het non-paper zijn de institutionele voorstellen. Het proces zal slechts goed werken als het goed wordt gestuurd.
De idee van meer systematische ontmoetingen, beter georganiseerde voorzitterschappen, enzovoort, lijkt enkel betrekking te hebben op de procedure. Niets is minder waar. Het is een instrument dat het mogelijk maakt efficiënter te werken. België moet vooraan staan inzake de versterking van het institutioneel aspect van het proces.
De staatssecretaris legt uit dat België zich heeft geëngageerd in een partnerschap met al die landen. Dat is gegrond en we moeten onze verplichtingen ter zake nakomen. Het behoort tot onze Europese cultuur. In alle toetredingsprocedures met betrekking tot de uitbreiding van de Unie hebben wij eenzelfde respect voor dialoog en opbouw op middellange en lange termijn.
Toch is het aangewezen om vooruitgang te boeken. Los van het partnerschap moet af en toe wat druk worden uitgeoefend op onze partners opdat meer concrete stappen kunnen worden gezet op een aantal afgesproken terreinen. Op een bepaald moment moeten tastbare resultaten kunnen worden voorgelegd op de verschillende vlakken die werden aangehaald.
Vormt dat een gevaar ? Terwijl de Unie met elk van de landen een beleid van bilaterale samenwerking voert, belichaamt het proces van Barcelona een multilateraal idee.
De Europese Unie heeft tegenover zich geen politiek gestructureerde partner, maar verschillende Staten met hun eigen sensibiliteit en eisen, maar zonder een duidelijke en homogene visie.
Er is meer. Hoe meer die homogene politieke façade wordt versterkt, des te moeilijker wordt het om de zaken in beweging te krijgen.
Om de ideeën van het proces van Barcelona vooruit te doen gaan hebben we er alle belang bij om nog een tijdlang een bepaalde tijd de dialoog met elk van de landen voorrang te geven. Aldus kunnen we op een concrete manier de verschillende aspecten toepassen van de actieplannen die we willen ontwikkelen.
Indien we een andere benadering volgen, zal de EU de elites van die landen tegenover zich vinden.
Ons nabuurschapsbeleid maakt het mogelijk om veel concreter met de actieplannen vooruitgang te boeken.
Wat doet België op dat vlak in zijn non-paper ?
We moeten ertoe komen om het middenveld van die verschillende landen bij het proces te betrekken. We mogen ons niet beperken tot betrekkingen met de hoge vertegenwoordigers van die landen, ook al zijn ze zeer interessant en sympathiek. We moeten de bevolking van die landen informeren over het bestaan van programma's, budgetten, en van kansen die gemeenten, steden en dorpen de mogelijkheid bieden om projecten in te dienen zodat een nieuwe en belangrijke relatie met de EU kan worden opgebouwd.
België probeert die ideeën te lanceren.
Onderwijs, een ander gebied waarnaar de aandacht gaat, is een werk van lange adem. We moeten met name op lokaal vlak de actoren op het terrein ondersteunen bij hun inspanningen inzake onderwijs en het zich doen openstellen van jongeren voor informatie en boodschappen die ze gewoonlijk niet te horen krijgen.
Goed bestuur is de eerste regel. We moeten garanties krijgen aangaande het gebruik van de niet onaanzienlijke budgettaire middelen.
Mevrouw Annane heeft vragen over het Europese budget. Iedereen weet dat, ongeacht het resultaat van de discussies over de Europese begroting, er in middelen voor dat beleid zal worden voorzien. Europa legt sterk de nadruk op dit beleid. We kennen vandaag allemaal goed de opvattingen over de uitbreiding. Om te voorkomen dat Europa tot in het oneindige wordt uitgebreid, moeten wij het nabuurschapsbeleid doen slagen en aantonen dat dat soort partnerschap een ander antwoord biedt op de vraag tot integratie van onze buren.
We moeten het nabuurschapsbeleid toen slagen en er dus de nodige middelen voor vrijmaken.
Het is duidelijk dat, in vergelijking met het budget voor andere domeinen, het budget voor het nabuurschapsbeleid geen belangrijk deel van het debat vormt.
De staatssecretaris spreekt zijn goedkeuring uit over het feit dat er in november te Barcelona een bijeenkomst is. Het Britse voorzitterschap zal luisteren naar de opmerkingen van de partners die willen dat er hen wel degelijk een Europees budget op korte termijn wordt gegarandeerd. Dat zal het voorzitterschap er ook toe aanzetten in december een ontwerpbegroting in te dienen. Wij hebben allemaal behoefte aan dat Europese budget om in de goede richting te evolueren.