3-1339/1 | 3-1339/1 |
7 SEPTEMBER 2005
1º Protocol tot consolidatie van het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd, gedaan te Brussel op 27 juni 1997
In 1960 werd naar de geest van het Verdrag van Rome van 1957 Eurocontrol, de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart, opgericht.
De Organisatie Eurocontrol, die thans eenendertig lidstaten telt, waaronder de vijftien Lid-Staten van de Europese Unie, speelt een doorslaggevende rol op het gebied van de luchtvaart in Europa, voor de technische harmonisatie tussen staten, het beheer van de verkeersstromen of de bepaling van de luchtwegennetten, de coördinatie en de samenwerking tot de totstandkoming van diverse luchtvaartnavigatiesystemen die, hetzij gemeenschappelijk geëxploiteerd worden, hetzij gezamenlijk ontwikkeld en apart geëxploiteerd worden door de diensten van de staten. Bovendien int ze sinds november 1971 « en route »-heffingen voor rekening van de lidstaten.
De toenemende drukte in het Europees luchtruim heeft de Partijen aan het denken gezet over de noodzaak het Verdrag te moderniseren. Na een in 1995 en 1996 uitgevoerde studie naar de mogelijke strategieën voor een institutionele hervorming van de Organisatie hebben de ministers van Vervoer van de Europese Conferentie voor de Burgerluchtvaart (ECAC) op een vergadering in februari 1997 besloten het in 1981 al geamendeerde Eurocontrol-Verdrag te wijzigen. De verplichting voor de lidstaten om de effectieve controle van het hoger luchtruim aan Eurocontrol toe te vertrouwen, werd toen vervangen door een consensusmodel. Zo hebben vier lidstaten, te weten België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Groothertogdom Luxemburg en Nederland, het UAC van Maastricht met de controle van hun hoger luchtruim belast. Hoewel deze instelling deel uitmaakt van Eurocontrol, wordt ze plaatselijk beheerd en geniet ze een bijzondere betrokkenheid vanwege de deelnemende staten.
Op 27 juni 1997, na afloop van de Diplomatieke Conferentie die daartoe werd gehouden, hebben de gevolmachtigden van de toenmalige 27 lidstaten, waaronder België, in Brussel wijzigingen in het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960 aangenomen en een protocol tot consolidatie van dit verdrag ondertekend.
Die herziening was hoofdzakelijk bedoeld om de Organisatie en haar beraadslagende en uitvoerende organen doeltreffender te maken, hun werkzaamheden doorzichtiger te maken en meer te richten op de verwachtingen van zowel burgerlijke als militaire gebruikers en, ten slotte, de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Organisatie mogelijk te maken.
Zo werden meerdere nieuwigheden in het herziene Verdrag opgenomen.
I. — De doelstellingen van Eurocontrol werden uitgebreid (artikel 1 van het herziene Verdrag). Voortaan is de Organisatie eveneens gemachtigd om gemeenschappelijke normen en specificaties aan te nemen en toe te passen, de regelingen op het gebied van luchtverkeersdiensten te harmoniseren, de luchtverkeersstromen in Europa via een centraal systeem te beheren en de kwesties betreffende het luchtverkeersbeheer op de luchthavens te behandelen. Ingevolge een eenparige beslissing van de ministers van Vervoer op 9 december 1997 worden die principes feitelijk nu al grotendeels toegepast sinds 1998.
Bij de verwezenlijking van die aanvullende doelstellingen wordt de nadruk gelegd op de noodzaak om de veiligheid van de luchtvaart te versterken en de gebruikers/klanten nauwer te betrekken bij de uitwerking van het beleid en de plannen die op het gebied van luchtverkeersbeheer worden goedgekeurd.
II. — De beslissingsorganen van Eurocontrol werden geherstructureerd. Terwijl de Organisatie vroeger bestond uit twee organen, een « Vaste Commissie voor de veiligheid van het luchtvervoer », verantwoordelijk voor het algemeen beleid van de Organisatie, en een « Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart », belast met de uitvoering van de taken, telt ze er voortaan drie (artikel 1, paragraaf 2) : een algemene Vergadering, verantwoordelijk voor de ontwikkeling en de goedkeuring van het algemeen beleid; een Raad, belast met de uitvoering van de besluiten van de algemene Vergadering; en het Agentschap, waarvan de werkzaamheden onder toezicht staan van de Raad en dat met name belast is met de uitvoering van de taken van de Organisatie in het algemeen en van elke taak die door een van beide andere organen wordt toegekend. De statuten van het Agentschap gaan als bijlage I.
Opmerkenswaard is dat het besluitvormingsproces binnen de Organisatie over het algemeen minder politiek en meer technocratisch is geworden en dat sinds haar toetreding tot Eurocontrol de Europese Unie de politieke macht van haar Lid-Staten uitoefent op alle gebieden waarop zij exclusieve bevoegdheid heeft. Zo bevat de Slotakte van de Diplomatieke Conferentie waarop het Toetredingsprotocol werd ondertekend, een verklaring dat de Gemeenschap niet bevoegd is voor nationale veiligheid en landsverdediging.
Wat de uitwerking en de goedkeuring van het algemeen beleid van de Organisatie betreft, worden de beleidslijnen bepaald door de algemene Vergadering (artikel 6), waarvan de leden, van ministerieel niveau, door de Partijen worden aangewezen teneinde zowel de belangen van de burgerluchtvaart als die van de landsverdediging te vertegenwoordigen (artikel 5).
De krachtens die richtsnoeren genomen beslissingen worden vastgesteld door de Raad (artikel 7), die bestaat uit vertegenwoordigers op het niveau van de directeuren-generaal burgerluchtvaart, maar uit meerdere afgevaardigden samengesteld kan zijn teneinde de burgerlijke en militaire autoriteiten van elke Verdragsluitende Staat te vertegenwoordigen (artikel 5).
Overeenkomstig artikel 8 nemen deze twee organen hun beslissingen met een dubbele meerderheid (aantal stemmers en gewogen stemmen) van 75 % voor die met betrekking tot de staten, in plaats van de eenparigheid die vroeger op de meeste gebieden van toepassing was, en van meer dan 50 % voor die betreffende het Agentschap. De stemweging wordt bepaald op basis van de jaarlijkse bijdrage van een Partij in verhouding tot de som van de jaarlijkse bijdragen van alle Partijen en blijft ongewijzigd (artikel 11), evenals de berekeningswijze van de jaarlijkse bijdrage van elke Partij uiteengezet in artikel 10.
Dit nieuw besluitvormingsproces is door het afstappen van de eenparigheid flexibeler geworden en biedt de Partijen de gelegenheid om dwingende redenen van nationaal belang inzake landsverdediging of veiligheid in te roepen ten overstaan van de algemene Vergadering of de Raad teneinde de gehele of gedeeltelijke niet-toepassing van een besluit te rechtvaardigen (artikel 9).
Zo werd beslist grote operationele programma's op Europese schaal uit te voeren die in 1999 betrekking hadden op de luchtwegennetten en de dichtheid van radiofrequenties en begin 2002 op de vermindering van de verticale separaties in het hoger luchtruim.
Het nieuwe Verdrag zal de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid mogelijk maken, onder meer met het oog op een snellere goedkeuring van verschillende maatregelen tot technische harmonisatie van systemen of procedures die enkel op continentale schaal kunnen worden toegepast, zoals die met betrekking tot het luchtruim of de installatie van standaarduitrusting aan boord van vliegtuigen.
In verband met de financiering dient te worden opgemerkt dat de reële lopende kosten van zowel de regelgever(s) als de service provider(s) in overleg met de gebruikers integraal op laatstgenoemden worden verhaald. Vermits, overeenkomstig artikel 204 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, de Nationale Maatschappij der luchtwegen, thans Belgocontrol, de verplichting heeft overgenomen om de Belgische bijdrage aan Eurocontrol te betalen, hebben de bovenbedoelde verdragen in de huidige context daarenboven geen enkele budgettaire weerslag op onze departementen of op het Koninkrijk.
III. — Bovendien worden drie nieuwe commissies opgericht (artikel 7) :
— een Commissie voor Prestatieonderzoek, samengesteld uit onafhankelijke deskundigen en belast met het uitbrengen van adviezen, opdat het Europees systeem voor luchtverkeersbeheer efficiënt werkt dankzij een degelijk, doorzichtig en onafhankelijk systeem van prestatieonderzoek en doelomschrijving. In 1998, 1999, 2000, 2001 en 2002 bracht ze verslag uit over de prestaties, en in het bijzonder over de problematiek van de vertragingen, en richtte ze eerste aanbevelingen aan de staten en providers van de luchtvaartnavigatiediensten;
— een Commissie voor Veiligheidsregelgeving, belast met het uitbrengen van adviezen, opdat het luchtverkeersbeheer binnen de ECAC-zone een hoog veiligheidsniveau bereikt dankzij een samenwerking tussen de staten op het gebied van veiligheidsregelgeving;
— ten slotte, een Vast Comité voor burger-/militaire raakvlakken, dat zijn advies geeft over zaken met militaire gevolgen. De oprichting van dit comité is een afspiegeling van de aloude, in artikel 5 van het huidige verdrag uitgedrukte wil om de belangen van zowel de burgerluchtvaart als de landsverdediging te vertegenwoordigen.
Deze drie commissies werden opgericht vóór de inwerkingtreding van het herziene Verdrag en leggen hun adviezen en voorstellen aan de beslissingsorganen voor.
IV. — De directeur-generaal van het Agentschap, voor vijf jaar bij gekwalificeerde meerderheid benoemd door de algemene Vergadering, op aanbeveling van de Raad (artikel 6), krijgt meer ruimte voor initiatief en meer autonomie. De statuten van het Agentschap, als bijlage I, verlenen hem inderdaad de opdrachten die vroeger waren opgedragen aan het beheerscomité waarmee hij het Agentschap bestuurde.
V. — Het herziene Verdrag is duidelijker dan het vorige wat de regeling van de geschillen betreft ten aanzien van de uitlegging, toepassing of tenuitvoerlegging van zijn bepalingen. Indien rechtstreekse onderhandelingen mislukken, kunnen de Partijen een beroep doen op de arbitrage van het Permanent Hof van arbitrage van Den Haag (artikel 34).
VI. — Ten slotte bevat de nieuwe tekst in Bijlage IV de bepalingen betreffende het gemeenschappelijk stelsel van « en route »-heffingen, die tot nu toe onder de multilaterale overeenkomst betreffende « en route »-heffingen van 1981 vallen. Deze bijlage onderscheidt zich trouwens door de Partijen maar te binden voor een termijn van vijf jaar (artikel 36, paragraaf 3), stilzwijgend verlengbaar voor periodes van dezelfde duur, terwijl het Verdrag zelf, met inbegrip van zijn Bijlagen I tot III, voor onbepaalde duur gesloten is en de Partijen er pas na een termijn van twintig jaar uit kunnen treden (artikel 38).
Het in artikel 40 beoogde Toetredingsprotocol van de Europese Gemeenschap tot de Organisatie, dat de regionale organisaties voor economische integratie een toetredingsmogelijkheid biedt en de bepaling van de toetredingsvoorwaarden naar een additioneel protocol verwijst, werd ondertekend op 8 oktober 2002. Ter wille van de civiele/militaire samenwerking bij Eurocontrol bevestigt de bij de Slotakte van de Diplomatieke Conferentie waarop dit protocol werd ondertekend gevoegde verklaring betreffende de bevoegdheid van de Gemeenschap dat het EG-verdrag de Europese Gemeenschap geen bevoegdheid geeft voor nationale veiligheid en defensie en dat de structurering en het gebruik van het luchtruim voor militaire doeleinden niet onder de bevoegdheid van de EG vallen.
De ondertekening liep vertraging op door een geschil tussen Spanje en het Verenigd Koninkrijk omtrent de toepasselijkheid op het vliegveld van Gibraltar. Toch kwam het door de Europese Raad vastgelegde principe van deze toetreding niet opnieuw ter discussie te staan door die tijdelijke hindernis of door de ontwerpen voor een « gemeenschappelijk Europees luchtruim » die door de Commissie aan de Europese Raad en het Europees Parlement werden voorgelegd.
Het Verdrag is een « gemengde overeenkomst », waarbij de bevoegdheid van de lidstaten wordt gedeeld met de Gemeenschap, wat tot gevolg heeft dat de zestien ratificatie-instrumenten gelijktijdig moeten worden neergelegd.
Het herziene Verdrag treedt in werking wanneer alle Partijen het hebben geratificeerd (artikel 2 van het Protocol tot consolidatie van het Verdrag). Tot op heden hebben zestien Partijen op de eenendertig die de Organisatie telt, hun ratificatie-instrumenten al neergelegd nadat hun interne procedures werden afgerond.
België, medeoprichter en één van de actiefste leden van Eurocontrol, moet zich in staat stellen om dit herziene Verdrag te ratificeren. De instemming van het parlement zal als voordeel hebben dat er geen twijfel bestaat over de steun die België verleent aan Eurocontrol, steun die openlijk wordt gedeeld door de overgrote meerderheid van de Verdragsluitende Partijen.
Dit zijn de voornaamste opmerkingen bij het Protocol tot consolidatie van het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd.
De hier bedoelde teksten worden ter instemming aan de Kamers voorgelegd overeenkomstig artikel 167 van de Grondwet.
2º Protocol tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd, en door het Protocol van 27 juni 1997 geconsolideerd, en Slotakte, gedaan te Brussel op 8 oktober 2002
Op 8 oktober 2002 hebben te Brussel de gevolmachtigden van eenendertig Staten, waaronder België, en de Europese Gemeenschap, na afloop van de Diplomatieke Conferentie die daartoe gehouden werd, het Protocol tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd en geconsolideerd door het protocol van 27 juni 1997, ondertekend.
De Organisatie Eurocontrol, opgericht op 13 december 1960 door zes Verdragsluitende Partijen, telt thans eenendertig Lidstaten, waaronder de vijftien Lid-Staten van de Europese Unie. Ze speelt een doorslaggevende rol op het gebied van het luchtverkeer in Europa, tegelijk voor de technische harmonisatie tussen de staten, het beheer van de verkeersstromen, de bepaling van luchtwegennetten, de coördinatie en de samenwerking tot de totstandkoming van diverse luchtvaartnavigatiesystemen, die ofwel gemeenschappelijk geëxploiteerd worden, ofwel gezamenlijk ontwikkeld en apart geëxploiteerd worden door de diensten van de staten.
Tijdens de onderhandelingen tot het moderniseren van de uitvoerende structuren van het Verdrag, werd de mogelijkheid tot toetreding van de Europese Gemeenschap voorzien, conform een principebesluit van de Europese Raad van 17 juni 1997.
De gecoördineerde versie die de nog steeds van kracht zijnde teksten van het huidige Verdrag en de door de Diplomatieke Conferentie van 27 juni 1997 ingediende amendementen groepeert, bepaalt dientengevolge in artikel 40 de mogelijkheid voor regionale organisaties voor economische integratie, zoals de Europese Gemeenschap, om via een aanvullend Protocol tot het herziene Verdrag toe te treden.
Zo werd in de loop van 1999 een toetredingsprotocol van de Europese Gemeenschap tot het herziene Verdrag onderhandeld, maar de ondertekening ervan werd uitgesteld ingevolge een meningsgeschil tussen Spanje en Groot-Brittannië inzake de toepassing ervan op de luchthaven van Gibraltar. Dit beletsel werd pas opgeheven in het begin van het jaar 2002. De definitieve beslissing van de Europese Raad met betrekking tot de aktes en de verklaringen die gepaard gaan met deze toetreding, werd in juli 2002 genomen.
De toetreding van de Europese Gemeenschap tot Eurocontrol biedt als voordeel een eenvormige toepassing door de Lid-Staten van de Gemeenschap, van de binnen Eurocontrol genomen besluiten, dankzij met name de communautaire controlemechanismen, alsook de garantie dat de acties van de Europese Gemeenschap en Eurocontrol op het gebied van de luchtvaart verenigbaar zijn, dit om onnodige werkduplicering tussen beide organisaties te vermijden en aldus de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap juridische verwikkelingen te besparen.
In het bijzonder bepaalt de op stapel staande communautaire regelgeving inzake het « Europees gemeenschappelijk luchtruim » dat, aangaande het opstellen van uitvoeringsmaatregelen die onder de bevoegdheid van Eurocontrol vallen, de Europese Gemeenschap de nodige mandaten aan Eurocontrol zal verlenen. Daarom zal er een beroep worden gedaan op de deskundigheid en op de werk- en consultatiemechanismen van Eurocontrol.
Na een inleiding die het belang van de toetreding van de Europese Gemeenschap onderstreept, om Eurocontrol te helpen bij het nastreven van haar doeleinden en met name bij het oprichten van een enkel en doeltreffend orgaan voor de beleidsvorming inzake het luchtverkeersbeheer in Europa, en die eraan herinnert dat in een gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk op 2 december 1987 regelingen zijn overeengekomen inzake een nauwere samenwerking bij het gebruik van de luchthaven van Gibraltar; voorzien de eerste drie artikels van het Protocol in de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Verdrag Eurocontrol en de draagwijdte hiervan, tegelijk in geografische termen en met verwijzing naar de bevoegdheden van de Europese Gemeenschap.
Artikel 4 bepaalt dat de Europese Gemeenschap niet zal bijdragen aan de begroting van Eurocontrol, die dus verder uitsluitend samengesteld blijft uit de financiële bijdragen van de lidstaten en de eigen inkomsten van de Organisatie, er van uitgaande dat de toetreding van de Gemeenschap slechts verwaarloosbare gevolgen zal hebben op de uitgaven.
Artikel 5 stelt dat de Europese Gemeenschap gerechtigd is te zijn vertegenwoordigd in en betrokken bij de werkzaamheden van al de organen van Eurocontrol waarin elk van haar Lid-Staten rechtens als Verdragsluitende Partij is vertegenwoordigd en waarin binnen de bevoegdheid van de Gemeenschap vallende kwesties kunnen worden behandeld, zulks met uitzondering van de met audit belaste organen. Concreet betekent dit dat de Europese Commissie de Europese Gemeenschap zal vertegenwoordigen en de standpunten van de Lid-Staten van de Gemeenschap zal coördineren tijdens de werkzaamheden van de organen van de Organisatie. De Europese Gemeenschap zal het stemrecht van haar Lid-Staten uitoefenen voor besluiten omtrent kwesties waarin de Europese Gemeenschap uitsluitende bevoegdheid geniet krachtens met name de toekomstige wetgeving op het « gemeenschappelijk luchtruim ». Bij dergelijke stemming en krachtens artikel 6, zal de Europese Gemeenschap over het aantal gecumuleerde uitgebrachte en gewogen stemmen van haar Lid-Staten beschikken. De Lid-Staten van de Europese Gemeenschap behouden hun respectievelijk stemrecht bij besluiten omtrent kwesties waarin de Europese Gemeenschap geen uitsluitende bevoegdheid geniet en deze laatste niet deelneemt aan de stemming.
De reikwijdte van de aan de Europese Gemeenschap verleende bevoegdheid maakt, zoals bepaald in artikel 7, het voorwerp uit van een door de Europese Gemeenschap bij de ondertekening van het Protocol afgelegde algemene verklaring. Deze verklaring werd vervat in de akten van de Diplomatieke Conferentie. Deze verklaring kan zo nodig worden gewijzigd ingevolge de voortdurende uitbreiding van de bevoegdheden van de Europese Gemeenschap, met name in het toekomstig kader van het « Europees gemeenschappelijk luchtruim ». Deze algemene verklaring verwijst naar de bestaande algemene gemeenschappelijke bevoegdheden inzake het luchtverkeersbeheer (normalisatie, technologisch onderzoek en ontwikkeling en pan-Europese netwerken), het luchtvervoer, en benadrukt dat de goedkeuring van een maatregel door Eurocontrol de regels van het algemeen beleid gevoerd door de Europese Gemeenschap zou kunnen beïnvloeden. Men denkt hier aan thema's zoals concurrentie, het vrij goederen- en dienstenverkeer (met inbegrip van de overheidsopdrachten en de gegevensbescherming), de milieubescherming, het sociaal beleid alsook de economische en sociale samenhang.
Krachtens het herziene Verdrag kan de actie van Eurocontrol eveneens voor de militaire gebruikers van het luchtruim van belang zijn. In dit opzicht omvat de slotakte van de Diplomatieke Conferentie, tijdens welke het Toetredingsprotocol werd ondertekend, een gemeenschappelijke verklaring over het gebrek aan bevoegdheid van de Gemeenschap inzake nationale veiligheid en defensie.
Artikel 8 herinnert aan de toepassing van de bepalingen van het herziene Eurocontrol-Verdrag op enig geschil dat zou kunnen ontstaan tussen twee of meer Verdragsluitende Partijen bij het Toetredingsprotocol of tussen een of meer Verdragsluitende Partijen bij het Toetredingsprotocol en Eurocontrol aangaande de uitlegging, toepassing of uitvoering van het Toetredingsprotocol.
De artikels 9 tot 12 hernemen de slotbepalingen over de modaliteiten inzake ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring en inwerkingtreding van het Protocol. Zij bepalen eveneens dat elke toetreding tot het Verdrag na de datum van zijn inwerkingtreding tevens instemming inhoudt met de bindende kracht van het Toetredingsprotocol. Ten slotte wordt hierin vastgelegd dat het Koninkrijk België dit Protocol moet doen registreren.
In afwachting van de inwerkingtreding van de artikels 1 tot 7 van het Protocol werd beslist door de Europese Raad op 14 juni 2002 en door de Permanente Commissie van Eurocontrol op 10 april 2003 dat deze voorlopig worden toegepast.
Dit zijn de hoofdbeschouwingen die voortvloeien uit het Protocol houdende toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd en door het Protocol van 27 juni 1997 geconsolideerd, opgemaakt te Brussel op 8 oktober 2002.
De hiergenoemde teksten zullen voorgelegd worden aan de Kamers met het oog op hun instemming overeenkomstig artikel 167 van de Grondwet.
Op 29 december 2004 heeft de Raad van State zijn advies gegeven (Nr. 37.882/4). Dit advies werd gevolgd.
De 3 gewesten hebben inmiddels hun akkoord betuigd met het voorontwerp van instemmingswet (Beslissing Waalse regering van 4 mei 2005, Beslissing Vlaamse regering van 17 juni 2005, Beslissing Brusselse Hoofdstedelijke regering van 28 april 2005).
De minister van Buitenlandse Zaken,
Karel DE GUCHT.
De minister van Mobiliteit,
Renaat LANDUYT.
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
Onze Groet.
Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken en van Onze minister van Mobiliteit,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Onze minister van Buitenlandse Zaken en Onze minister van Mobiliteit zijn ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Het Protocol tot consolidatie van het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd, gedaan te Brussel op 27 juni 1997, zal volkomen gevolg hebben.
Art. 3
Het Protocol tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd, en door het Protocol van 27 juni 1997 geconsolideerd, en de Slotakte, gedaan te Brussel op 8 oktober 2002, zullen volkomen gevolg hebben.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 24 augustus 2005.
ALBERT
Van Koningswege :
De minister van Buitenlandse Zaken,
Karel DE GUCHT.
De minister van Mobiliteit,
Renaat LANDUYT.
tot consolidatie van het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « EUROCONTROL » van 13 december 1960 zoals meermalen gewijzigd.
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
HET KONINKRIJK BELGIË,
DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE REPUBLIEK KROATIË,
HET KONINKRIJK DENEMARKEN,
HET KONINKRIJK SPANJE,
DE FRANSE REPUBLIEK,
HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
DE HELLEENSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK HONGARIJE,
IERLAND,
DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,
DE REPUBLIEK MALTA,
HET VORSTENDOM MONACO,
HET KONINKRIJK NOORWEGEN,
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,
DE PORTUGESE REPUBLIEK,
ROEMENIË,
DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK SLOVENIË,
HET KONINKRIJK ZWEDEN,
DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,
DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK TURKIJE,
Overwegende dat de groei van het luchtverkeer, de behoefte om de nationale beleidsmaatregelen van elke Europese Staat op Europees niveau te centraliseren en de technologische ontwikkelingen in het luchtverkeer een herziening vereisen van het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « EUROCONTROL » van 13 december 1960, zoals gewijzigd door het Wijzigingsprotocol van 12 februari 1981, met het oog op de instelling van een uniform Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem voor de controle van het algemeen luchtverkeer in het Europese luchtruim en op en nabij luchtvaartterreinen;
Overwegende dat het wenselijk is de samenwerking tussen de Staten in het kader van EUROCONTROL te verstevigen, teneinde het luchtruim voor zowel burgerlijke als militaire gebruikers op efficiënte wijze te organiseren en op veilige wijze te beheren, op basis van het grondbeginsel dat het luchtruim vanuit het perspectief van zowel de burger- als de militaire gebruikers als een naadloos aansluitend systeem moet worden beschouwd, in het bijzonder door de vaststelling van gemeenschappelijke beleidslijnen, doeleinden, plannen, normen en specificaties, alsmede van een gemeenschappelijk beleid op het stuk van de « en route »-heffingen, in nauw overleg met de gebruikers van de luchtverkeersdiensten en ten volle rekening houdend met de defensiebelangen;
Overwegende de noodzaak alle luchtruimgebruikers maximale efficiëntie te verzekeren tegen minimale kosten, verenigbaar met de vereiste mate van veiligheid alsook de noodzaak het schadelijk effect op het leefmilieu te minimaliseren door middel van harmonisatie en integratie van de voor de luchtverkeersbeveiliging in Europa verantwoordelijke diensten;
Overwegende dat de Verdragsluitende Partijen erkennen dat de behoefte bestaat hun luchtverkeersbeveiligingssytemen te harmoniseren en te integreren ten einde een uniform Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem te vormen;
Overwegende het belang van lokale initiatieven op het gebied van de luchtverkeersbeveiliging, in het bijzonder op het niveau van luchtvaartterreinen;
Overwegende dat de tenuitvoerlegging, overeenkomstig de aanbevelingen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, inzonderheid de billijkheid en doorzichtigheid betreffende, van een gemeenschappelijk stelsel van « en route »-heffingen de financiële grondslagen van een uniform Europees luchtverkeersbeveiligingssyteem verstevigt en de raadpleging van de gebruikers vergemakkelijkt;
Overwegende dat EUROCONTROL voor de Verdragsluitende Partijen het orgaan voor samenwerking op het gebied van luchtverkeersbeveiliging vormt;
Geleid door de wens de samenwerking met de Europese of internationale instellingen die belang hebben bij de uitvoering van de aan EUROCONTROL toevertrouwde taken uit te breiden en te versterken ten einde de doelmatigheid van de Organisatie te vergroten;
Overwegende derhalve dat het passend is een Europees luchtverkeersbeveiligingssyteem in te stellen dat over de territoriale grenzen van de individuele Verdragsluitende Partijen heen in de gehele door het Verdrag bestreken luchtruimte van toepassing is;
Overwegende dat het van belang is dat de Verdragsluitende Partijen de Organisatie voorzien van de ter vervulling van haar taken, met name op het gebied van de inning van « en route »-heffingen en van de regeling van de luchtverkeersstromen benodigde juridische middelen;
Erkennende dat het op veilige en efficiënte wijze uitvoeren van de taken van de Organisatie gebaat is bij de scheiding, voor zover mogelijk, van haar taken op het gebied van de dienstverlening en die op het gebied van de regelgeving;
Geleid door de wens andere Europese Staten aan te moedigen lid van deze internationale organisatie te worden;
Zijn overeengekomen als volgt :
Artikel I
Het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « EUROCONTROL » van 13 december 1960, zoals gewijzigd door het op 6 juli 1970 ondertekende Additioneel Protocol, op zijn beurt gewijzigd door het op 21 november 1978 ondertekende Protocol, het geheel gewijzigd door het op 12 februari 1981 ondertekende Protocol, hierna te noemen « het Verdrag », wordt vervangen door de bijgevoegde geconsolideerde versie van het Verdrag, waarin de van kracht blijvende tekst van het huidige Verdrag en de door de Diplomatieke conferentie van 27 juni 1997 aangebrachte wijzigingen zijn samengevoegd.
Artikel II
1. Dit Protocol staat open voor ondertekening door alle Staten die Partij zijn bij het Verdrag op 27 juni 1997.
Het staat voorts open voor ondertekening, vóór de datum van zijn inwerkingtreding, door elke andere Staat die tot de Diplomatieke conferentie, waarbij het is aangenomen, is uitgenodigd, en door elke andere Staat die door de Permanente Commissie eenparig tot ondertekening is toegelaten.
2. Dit Protocol dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de regering van het Koninkrijk België.
3. Dit Protocol treedt in werking op 1 januari 2000, mits het op genoemde datum is bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door alle bij het Verdrag Partij zijnde Staten, of bij gebreke hiervan op de eerste dag van de maand juli of januari volgend op de nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de bij het Verdrag Partij zijnde Staat die het laatst hiertoe is overgegaan, naargelang deze nederlegging tijdens het eerste of het tweede semester van het jaar plaatsvindt.
4. Voor elke Staat die dit Protocol heeft ondertekend die geen Partij bij het Verdrag is en waarvan de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring na de datum van inwerkingtreding van dit Protocol is nedergelegd, zal het Protocol ten aanzien van die Staat in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging.
5. Elke Staat die dit Protocol heeft ondertekend en die geen Partij bij het Verdrag is, wordt door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van dit Protocol eveneens Partij bij het Verdrag.
6. De regering van het Koninkrijk België stelt de regeringen van de overige bij het Verdrag Partij zijnde Staten, en van de Staten die dit Protocol hebben ondertekend, in kennis van elke ondertekening, van elke nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring en van de datum van inwerkingtreding van dit Protocol, zulks overeenkomstig bovenstaande leden 3 en 4.
Artikel III
Met de inwerkingtreding van dit Protocol, wordt het Protocol van 6 juli 1970, zoals gewijzigd door het Protocol van 21 november 1978 en door artikel XXXVIII van het Protocol van 12 februari 1981 vervangen door Bijlage III (« Fiscale Bepalingen » genoemd) bij de bijgevoegde geconsolideerde versie van de tekst van het Verdrag.
Artikel IV
Met de inwerkingtreding van dit Protocol, wordt de Multilaterale overeenkomst betreffende « en route »-heffingen van 12 februari 1981 beëindigd en vervangen door de desbetreffende bepalingen van de bijgevoegde geconsolideerde versie van de tekst, met inbegrip van Bijlage IV daarbij (« Bepalingen betreffende het gemeenschappelijk stelsel van « en route »-heffingen » genoemd).
Artikel V
De regering van het Koninkrijk België doet dit Protocol bij de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties registreren overeenkomstig artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties en bij de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie overeenkomstig artikel 83 van het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de Internationale burgerluchtvaart.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende Gevolmachtigden, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN te Brussel, op 27 juni 1997, in de Duitse, Engelse, Bulgaarse, Kroatische, Deense, Spaanse, Franse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Nederlandse, Noorse, Portugese, Roemeense, Slowaakse, Sloveense, Zweedse, Tsjechische en Turkse taal, in een enkel exemplaar, dat blijft berusten in het archief van de regering van het Koninkrijk België, die een gewaarmerkt afschrift hiervan doet toekomen aan de regeringen van de overige ondertekenende Staten. In geval van afwijking tussen de teksten is de Franse tekst doorslaggevend.
waarin de van kracht blijvende teksten van het huidige Verdrag en de door de diplomatieke conferentie van 27 juni 1997 aangebrachte wijzigingen zijn samengevoegd.
Geconsolideerd dispositief van het Verdrag
Artikel 1
1. Ten einde harmonisatie en integratie te verwezenlijken met het doel een uniform Europees luchtverkeersbeveiligingssyteem in te stellen, komen de Verdragsluitende Partijen overeen, hun samenwerking te verstevigen en hun gemeenschappelijke werkzaamheden op het gebied van de luchtvaart te ontwikkelen, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de vereisten van de landsverdediging en tevens aan alle gebruikers van het luchtruim de grootst mogelijke vrijheid wordt gelaten die verenigbaar is met de vereiste mate van veiligheid in de beschikbaarstelling van economisch verantwoorde luchtverkeersdiensten, en waarbij voor zover mogelijk tevens rekening wordt gehouden met de noodzaak om elk schadelijk effect op het leefmilieu, met name op operationeel, technisch en economisch vlak, te minimaliseren.
Deze doeleinden worden nagestreefd met dien verstande dat geen afbreuk wordt gedaan aan het beginsel van de volledige en uitsluitende soevereiniteit, die elke Staat over het luchtruim boven zijn grondgebied heeft, en de bevoegdheid voor elke Staat zijn prerogatieven op het stuk van veiligheid en landverdediging in zijn nationale luchtruim te doen gelden.
Zij komen daartoe overeen :
(a) een Europees beleid voor luchtverkeersbeveiliging te bepalen, waarin strategieën en programma's worden omschreven ter ontwikkeling van de benodigde capaciteit ten einde op economisch verantwoorde wijze en met handhaving van het vereiste veiligheidsniveau te voldoen aan de vereisten van alle burger- en militaire gebruikers;
(b) zich te verbinden tot het vaststellen van specifieke doelen met betrekking tot de doelmatigheid en de doeltreffendheid van luchtverkeers-beveiligingsoperaties in de in Bijlage II bij dit Verdrag genoemde vluchtinformatiegebieden waarin de Staten overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart zijn overeengekomen luchtverkeersdiensten beschikbaar te stellen zonder afbreuk te doen aan de beginselen van het vrije verkeer in het luchtruim dat niet onderworpen is aan de soevereiniteit van de Staten, die voortvloeien uit verdragen, internationale overeenkomsten en de regels of beginselen van het internationale gewoonterecht;
(c) een systeem van prestatieonderzoek en doelbepaling voor de luchtverkeersbeveiliging in te voeren;
(d) een gemeenschappelijk convergentie- en implementatieplan voor de luchtverkeersdienstverlening en de installaties ten behoeve van luchtverkeersbeveiliging in Europa te verwezenlijken;
(e) gemeenschappelijke normen en specificaties aan te nemen en toe te passen;
(f) de regelingen op het gebied van de luchtverkeersdienstverlening te harmoniseren;
(g) de beschikbare capaciteit te ontwikkelen om aan het luchtverkeersaanbod te beantwoorden en een zo doeltreffend mogelijk gebruik ervan te verzekeren door het gezamenlijk oprichten, exploiteren en ontwikkelen van een gemeenschappelijk Europees systeem voor de regeling van de luchtverkeersstromen in het kader van de invoering van een uniform Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem;
(h) de gemeenschappelijke aanschaf van systemen en installaties ten behoeve van luchtverkeersbeveiliging aan te moedigen;
(i) een gemeenschappelijk beleid voor de vaststelling en berekening van heffingen ten laste van de gebruikers van installaties en diensten voor de « en route »-luchtvaart, hierna te noemen « en route »-heffingen in te voeren;
(j) een mechanisme in te stellen, losstaand van de dienstverlening, voor de multilaterale ontwikkeling en harmonisering van de veiligheidsregelgeving op het stuk van het luchtverkeersbeveiliging binnen een integrale systeembenadering van de luchtvaartveiligheid;
(k) deel te nemen aan het ontwerp, de tenuitvoerlegging en de controle van een wereldwijd satellietnavigatiesysteem;
(l) nieuwe mogelijkheden voor gemeenschappelijke actie ter zake van het ontwerp, de tenuitvoerlegging, de controle of de exploitatie van luchtverkeersdiensteverlening en systemen voor luchtverkeersbeveiliging te identificeren;
(m) in de context van een « gate-to-gate »-concept een globaal beleid te ontwikkelen, alsmede een adequaat, efficiënt en doeltreffend proces voor de strategische opzet en planning van de routes en van het luchtruim.
2. Zij richten hiertoe een « Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (EUROCONTROL) » op, hierna te noemen « de Organisatie », die in samenwerking met de nationale burgerlijke en militaire autoriteiten en de gebruikersorganisaties zal handelen. Deze heeft drie organen :
(a) een Algemene Vergadering, die het orgaan vormt dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en de goedkeuring van het algemene beleid van de Organisatie, met inbegrip van :
(i) het gemeenschappelijk beleid op het stuk van de « en route »-heffingen en van de overige activiteiten van de Organisatie op het gebied van de heffingen;
(ii) de functies van de Organisatie met betrekking tot prestatieonderzoek en evaluatie;
(iii) het bepalen van de doeleinden van de Organisatie met inbegrip van die inzake normalisering, planning, prestatie en veiligheidsregelgeving;
(iv) de technische en financiële selectie van de grote kaderprogramma's voor samenwerking;
(v) de externe betrekkingen met Staten en organisaties en aanvragen om toetreding tot dit Verdrag;
(b) een Raad, die het orgaan vormt dat belast is met de uitvoering van de besluiten van de algemene Vergadering en, met inachtneming van de haar verleende bevoegdheden, over alle maatregelen beslist die gericht zijn aan en bindend zijn voor de Verdragsluitende Partijen, en toezicht houdt op de werkzaamheden van het Agentschap;
(c) een Agentschap, waarvan de Statuten in Bijlage I bij dit Verdrag zijn vervat en dat het orgaan vormt dat belast is met de uitvoering van de taken van de Organisatie overeenkomstig het in de hiernavolgende artikelen van dit Verdrag bepaalde, alsmede van de door de algemene Vergadering of de Raad vastgestelde taken, met het voorleggen van de desbetreffende voorstellen, en met het aanwenden van de technische, financiële en personele middelen ter bereiking van de vastgelegde doeleinden.
3. De zetel van de Organisatie is te Brussel gevestigd.
Artikel 2
1. De Organisatie heeft de volgende taken :
(a) gedetailleerde plannen voor de harmonisatie en integratie van de luchtverkeersdiensten en -systemen van de Verdragsluitende Partijen ontwikkelen en bekrachtigen, inzonderheid de grond- en boordsystemen voor de luchtvaart met het oog op de instelling van een uniform Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem;
(b) de implementatieplannen van de Verdragsluitende Partijen coördineren ten einde convergentie naar een uniform Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem te verzekeren;
(c) de vraagstukken op het gebied van de luchtvaart bestuderen en namens de Verdragsluitende Partijen coördineren die bezien worden door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en andere internationale organisaties betrokken bij de burgerluchtvaart en wijzigingen of voorstellen aan deze instanties coördineren en voorleggen;
(d) een uniform Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem definiëren, ontwerpen, uitwerken en toetsen, en de tenuitvoerlegging ervan organiseren;
(e) een gemeenschappelijk Europees systeem voor de regeling van de luchtverkeersstromen en een gemeenschappelijk internationaal centrum in het kader van bovenstaande alinea (d) oprichten en exploiteren;
(f) gemeenschappelijke normen, specificaties en werkwijzen voor luchtverkeersdienstverlening en systemen voor luchtverkeersbeveiliging opstellen, aannemen en volgen;
(g) procedures opstellen en bekrachtigen die leiden tot een strategie voor de gemeenschappelijke aankoop van systemen en installaties ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging;
(h) de onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's van de Verdragsluitende Partijen inzake nieuwe technieken op het gebied van de luchtvaart coördineren, de resultaten ervan vergaren en bekend maken en gemeenschappelijke studies, beproevingen en toegepast onderzoek alsmede technische ontwikkelingen op dit gebied bevorderen en ten uitvoer leggen;
(i) een onafhankelijk systeem van prestatieonderzoek instellen dat alle aspecten van de luchtverkeersbeveiliging bestrijkt, met inbegrip van beleid en planning, veiligheidsbeheer op en nabij luchtvaartterreinen en in het luchtruim, evenals de financiële en economische aspecten van verleende diensten, en doelen bepalen die al die aspecten bestrijken;
(j) de maatregelen ter verhoging van de rentabiliteit en doelmatigheid op het gebied van de luchtvaart bestuderen en bevorderen;
(k) gemeenschappelijke criteria, procedures en methoden opstellen en bekrachtigen ter verzekering van de hoogste doelmatigheid en kwaliteit van luchtverkeersdienstverlening en de systemen voor luchtverkeersbeveiliging;
(l) voorstellen voor de harmonisering van Europese regelgeving op het gebied van luchtverkeersdienstverlening uitwerken;
(m) ondersteuning geven aan de verbetering van de doelmatigheid en flexibiliteit bij het gebruik van het luchtruim door burger- en militaire gebruikers;
(n) gecoördineerde of gemeenschappelijke beleidslijnen ter verbetering van de luchtverkeersbeveiliging op en nabij luchtvaartterreinen opstellen en bekrachtigen;
(o) gemeenschappelijke criteria voor de selectie, en gemeenschappelijke beleidslijnen voor de opleiding, afgifte van bewijzen van bevoegdheid en toetsing van vakbekwaamheid van het luchtverkeersdienstverlenings-personeel opstellen en bekrachtigen;
(p) de toekomstige gemeenschappelijke Europese systeemelementen in opdracht van de Verdragsluitende Partijen ontwerpen, instellen en exploiteren;
(q) de « en route »-heffingen vaststellen, factureren en innen voor de aan het gemeenschappelijk stelsel van « en route »-heffingen deelnemende Staten en overeenkomstig de in Bijlage IV vervatte voorwaarden;
(r) een mechanisme voor de multilaterale ontwikkeling en harmonisering van veiligheidsregelgeving op het stuk van luchtverkeersbeveiliging vaststellen en ten uitvoer leggen;
(s) elke andere taak op grond van de beginselen en de doeleinden van dit Verdrag vervullen.
2. De Organisatie kan op verzoek van een of meer Verdragsluitende Partijen en op basis van een bijzondere overeenkomst tussen de Organisatie en de betrokken Partijen :
(a) deze Partijen behulpzaam zijn bij de planning, specificatie en het opzetten van luchtverkeersdienstverlening en systemen voor luchtverkeersbeveiliging;
(b) namens deze Partijen de installaties voor de luchtverkeersbeveiliging ten volle of ten dele ter beschikking stellen en luchtverkeersdienstverlening geven;
(c) deze Partijen behulpzaam zijn bij de vaststelling, facturering en inning van de door hen aan de gebruikers van luchtverkeersdiensten opgelegde heffingen die niet onder Bijlage IV bij dit Verdrag vallen.
3. De Organisatie kan :
(a) bijzondere overeenkomsten sluiten met derde Partijen die belangstelling hebben voor deelname aan de uitvoering van de in artikel 2, eerste lid, genoemde taken;
(b) op verzoek van derde Partijen of van andere internationale organisaties en op basis van een bijzondere overeenkomst tussen de Organisatie en de betrokken Partijen elke andere uit dit artikel voortvloeiende taak namens hen uitvoeren.
4. De Organisatie draagt er, voor zover uitvoerbaar, zorg voor dat haar taken op het gebied van de dienstverlening, in het bijzonder de in artikel 2, eerste lid, onder (e), (g), (p), (q), tweede lid en derde lid, onder (b), genoemde taken, onafhankelijk van haar taken op het gebied van de regelgeving worden uitgevoerd.
5. Ter vergemakkelijking van de vervulling van haar taken kan de Organisatie bij besluit van de Algemene Vergadering ondernemingen oprichten die zijn onderworpen aan specifieke statuten die hetzij onder het internationaal publiekrecht hetzij onder het nationaal recht van een Verdragsluitende Partij vallen of een meerderheidsaandeel nemen in dergelijke ondernemingen.
Artikel 3
1. Dit Verdrag is van toepassing op de diensten voor de « en route »-luchtvaart en de daarmee samenhangende naderingsdiensten en plaatselijke diensten ten behoeve van het luchtverkeer in de vluchtinformatiegebieden vermeld in Bijlage II.
2. (a) Elke wijziging die een Verdragsluitende Partij wenst aan te brengen in de haar betreffende opgave van vluchtinformatiegebieden in Bijlage II is onderworpen aan een met eenparigheid der uitgebrachte stemmen genomen besluit van de algemene Vergadering wanneer deze wijziging leidt tot wijziging van de totale omvang van het door dit Verdrag bestreken luchtruim.
(b) Elke wijziging die niet tot een dergelijk gevolg leidt, zal niettemin door de betrokken Verdragsluitende Partij aan de Organisatie worden medegedeeld.
3. In dit Verdrag slaat de uitdrukking « luchtverkeer » op het luchtverkeer van de burgerluchtvaartuigen alsmede de militaire luchtvaartuigen en douane- en politieluchtvaartuigen die zich houden aan de procedures van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
Op grond van een bijzondere overeenkomst, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder (b), kan een Verdragsluitende Partij verzoeken dat de uitdrukking « luchtverkeer » geldt voor ander luchtverkeer dat plaatsvindt binnen haar grondgebied.
Artikel 4
De Organisatie bezit rechtspersoonlijkheid. Zij bezit op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen de ruimste handelingsbevoegdheid welke door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend; zij kan, met name, roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden. Behoudens voor zover in dit Verdrag of in de Statuten in Bijlage I anders wordt bepaald, wordt zij vertegenwoordigd door het « Agentschap », dat in haar naam handelt. Het « Agentschap » beheert het vermogen van de Organisatie.
Artikel 5
1. De algemene Vergadering bestaat uit vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen op het niveau van ministers. Elke Verdragsluitende Partij kan verscheidene afgevaardigden benoemen zodat met name de belangen der burgerluchtvaart zowel als die der nationale defensie vertegenwoordigd kunnen worden, maar beschikt slechts over één enkele stem.
2. De Raad bestaat uit vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen op het niveau van de Directeuren-generaal voor de burgerluchtvaart. Elke Verdragsluitende Partij kan verscheidene afgevaardigden benoemen zodat met name zowel de belangen der burgerluchtvaart als die der nationale defensie vertegenwoordigd kunnen worden, maar beschikt slechts over één enkele stem.
3. Voor vraagstukken betreffende het gemeenschappelijk stelsel van « en route »-heffingen zijn de algemene Vergadering en de Raad samengesteld uit de vertegenwoordigers der aan het gemeenschappelijk stelsel van « en route »-heffingen deelnemende Verdragsluitende Partijen op de in Bijlage IV genoemde voorwaarden.
4. De vertegenwoordigers van internationale organisaties die een bijdrage kunnen leveren aan de werkzaamheden van de Organisatie worden, wanneer dit opportuun wordt geacht, door de algemene Vergadering of de Raad uitgenodigd om met waarnemersstatus deel te nemen aan organen van de Organisatie.
Artikel 6
1. De algemene Vergadering neemt besluiten ten aanzien van de Verdragsluitende Partijen, de Raad en het Agentschap, met name in de in artikel 1, tweede lid, onder (a) genoemde gevallen.
De algemene Vergadering zal voorts :
(a) op aanbeveling van de Raad, de Directeur-generaal van het Agentschap benoemen;
(b) machtiging verlenen om namens de Organisatie in de in artikel 34 genoemde gevallen een procedure bij het Permanente Hof van Arbitrage te Den Haag aanhangig te maken;
(c) de beginselen opstellen voor de exploitatie van het in artikel 2, eerste lid, onder (e), genoemde gemeenschappelijk Europees systeem voor de regeling van luchtverkeersstromen;
(d) haar goedkeuring aan wijzigingen in Bijlage I hechten overeenkomstig de in artikel 8, eerste lid, voorziene stemvoorwaarden;
(e) haar goedkeuring aan wijzigingen in de Bijlagen II en IV hechten overeenkomstig de in artikel 8, derde lid, genoemde stemvoorwaarden;
(f) de taken van de Organisatie periodiek herzien.
2. Voor de formulering van het gemeenschappelijk beleid op het stuk van de « en route »-heffingen zal de algemene Vergadering met name :
(a) de beginselen bepalen voor de vaststelling van de door de Verdragsluitende Partijen en de Organisatie aan de gebruikers in rekening te brengen kosten wegens het gebruik van installaties en diensten voor de « en route »-luchtvaart;
(b) de berekeningsformule voor de « en route »-heffingen vaststellen;
(c) de eventuele vrijstellingen van « en route »-heffingen bepalen, terwijl de algemene Vergadering bovendien kan besluiten dat voor bepaalde categorieën vluchten die aldus zijn vrijgesteld van de betaling van « en route »-heffingen als vermeld in Bijlage IV, de kosten wegens het gebruik van installaties en diensten voor de « en route »-luchtvaart rechtstreeks door de Verdragsluitende Partijen kunnen worden geïncasseerd;
(d) de verslagen van de Raad over de « en route »-heffingen goedkeuren.
3. De algemene Vergadering kan :
(a) alle onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden voor bestudering naar de Raad verwijzen;
(b) in voorkomend geval de bevoegdheid aan de Raad delegeren om besluiten inzake de onder haar bevoegdheid vallende, in artikel 1, tweede lid, onder (a) genoemde aangelegenheden te nemen;
(c) voor zover zij zulks noodzakelijk acht, andere ondergeschikte organen instellen.
Artikel 7
1. De Raad kan krachtens de hem door dit Verdrag verleende bevoegdheden besluiten nemen ten aanzien van de Verdragsluitende Partijen met betrekking tot in artikel 2, eerste lid, genoemde taken.
2. De Raad zal, krachtens de hem door dit Verdrag jegens het Agentschap verleende toezichthoudende bevoegdheden :
(a) na door de Raad erkende representatieve organisaties van luchtruimgebruikers te hebben geraadpleegd zijn goedkeuring hechten aan de hem door het Agentschap voor te leggen vijfjaren- en jaarlijkse werkprogramma's ter volvoering van de in artikel 2 bedoelde taken, alsook aan het financiële vijfjarenplan en de begroting, met inbegrip van de financiële verplichtingen, het voortgangsverslag van het Agentschap en de krachtens de artikelen 2.tweede lid, onder (c), 10, derde lid, en 11, eerste lid, van de Statuten van het Agentschap voorgelegde verslagen;
(b) zijn goedkeuring hechten aan de beginselen waaraan de algemene structuur van het Agentschap is onderworpen;
(c) toezicht houden op de activiteiten van het Agentschap op het gebied van de luchtvaartheffingen;
(d) na door de Raad erkende representatieve organisaties van luchtruimgebruikers en luchtvaartterreinen te hebben geraadpleegd de algemene exploitatievoorwaarden voor het in artikel 2, eerste lid, onder (e), genoemde gemeenschappelijk Europees systeem voor de regeling van luchtverkeersstromen vaststellen, daarbij naar behoren rekening houdend met de door de Staten uitgeoefende prerogatieven inzake het beheer van hun luchtruim. Deze algemene exploitatievoorwaarden leggen met name de regels vast die van toepassing zijn, alsmede de procedures voor het constateren van inbreuken op deze regels;
(e) na inzage van de geregeld door het Agentschap voorgelegde verslagen, richtlijnen voor genoemd orgaan formuleren wanneer hij zulks nodig acht ter vervulling van de aan het Agentschap opgedragen taken, en tevens afspraken goedkeuren tot samenwerking tussen het Agentschap en de betrokken nationale instanties teneinde het Agentschap in staat te stellen het initiatief tot de gepaste voorstellen te nemen;
(f) op voorstel van de Directeur-generaal, de raadgevende accountantsfirma aanstellen ter assistentie van het Auditcomité bij het onderzoek van alle ontvangsten- en uitgavenrekeningen;
(g) kunnen verzoeken om de diensten van het Agentschap aan administratieve en technische inspecties te onderwerpen;
(h) de Directeur-generaal kwijting verlenen voor zijn beheer inzake de begroting;
(i) zijn goedkeuring hechten aan de benoeming door de Directeur-generaal van de Directeuren van het Agentschap;
(j) zijn goedkeuring hechten aan het Statuut van de Directeur-generaal, het Personeelsstatuut, het Financieel reglement en het Contractenreglement;
(k) het Agentschap machtigen tot het openen van onderhandelingen betreffende de in artikel 2 bedoelde bijzondere overeenkomsten en de door het Agentschap tot stand gebrachte overeenkomsten aannemen alvorens ze ter goedkeuring aan de algemene Vergadering voor te leggen, dan wel deze te sluiten in het geval van de in artikel 13, derde lid, bedoelde delegatie;
(l) zijn goedkeuring hechten aan een regeling voor gegevensbescherming;
(m) bij de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder (f), de regels en procedures vaststellen die van toepassing zijn op de normen, specificaties en praktijken met betrekking tot luchtverkeersdienstverlening en systemen voor luchtverkeersbeveiliging.
3. De Raad installeert een Commissie voor Prestatieonderzoek, alsmede een Commissie voor Veiligheidsregelgeving. Deze Commissies zullen desbetreffende voorstellen aan de Raad voorleggen en administratieve ondersteuning en bijstand genieten van de ondersteuningseenheden van het Agentschap, die over de nodige onafhankelijkheid voor de uitoefening van hun functies zullen beschikken.
4. De Raad installeert een Vast Comité voor burger-/militaire raakvlakken.
5. De Raad installeert een Auditcomité waaraan hij taken en, onder een specifiek mandaat, bevoegdheden kan overdragen.
6. De Raad kan zich op andere werkterreinen van de Organisatie doen bijstaan door andere comités.
7. De Raad kan taken en, onder een specifiek mandaat, bevoegdheden overdragen aan het Vast Comité voor burger-/militaire raakvlakken en aan elk comité dat na de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt ingesteld. Overdracht van taken of bevoegdheden vormt geen beletsel voor de Raad om te allen tijde een zaak in het kader van zijn taak van algemeen toezicht aan de orde te stellen.
Artikel 8
1. De door de Algemene Vergadering inzonderheid op grond van artikel 1, tweede lid, onder (a), en de eerste alinea van het eerste lid van artikel 6, of door de Raad, inzonderheid op grond van artikel 1, eerste lid, onder (b) en artikel 7, eerste lid, ten aanzien van de Verdragsluitende Partijen genomen besluiten worden met meerderheid van de uitgebrachte stemmen aangenomen met dien verstande dat die meerderheid volgens de in artikel 11 voorziene weging ten minste drie vierden van de uitgebrachte gewogen stemmen en ten minste drie vierden van de stemuitbrengende Verdragsluitende Partijen vertegenwoordigt.
Deze regel is tevens van toepassing op besluiten genomen in de in artikel 2, eerste lid, onder (i), (p), (r) en (s), 2, vijfde lid, artikel 6, eerste lid, onder (a), (c) en (d), 6, tweede lid, 6, derde lid, onder (b), artikel 7, tweede lid, onder (d), (j) en (k), 7, derde lid, zesde lid en zevende lid, artikel 12, en artikel 13, tweede en derde lid bedoelde gevallen.
Deze regel geldt eveneens voor de met toepassing van artikel 3 van Bijlage IV genomen besluiten. In het geval van vaststelling van de tarieven per eenheid, de overige tarieven en de toepassingsvoorschriften van het « en route »-heffingensysteem bedoeld in artikel 3 (c) van Bijlage IV is het besluit niet van toepassing op de Verdragsluitende Partij die tegen het besluit heeft gestemd en aldus besluit. In dat geval is deze Verdragsluitende Partij echter verplicht een uiteenzetting van haar redenen voor te leggen en kan zij het in artikel 6, tweede lid, bedoelde gemeenschappelijke beleid niet opnieuw in het geding brengen.
2. De door de algemene Vergadering inzonderheid op grond van artikel 1, tweede lid, onder (a) en (c), en de eerste alinea van het eerste lid van artikel 6, of door de Raad, inzonderheid op grond van artikel 1, tweede lid, onder (b) en (c) ten aanzien van het Agentschap genomen besluiten worden met meerderheid van de uitgebrachte stemmen aangenomen met dien verstande dat die meerderheid volgens de in artikel 11 voorziene weging meer dan de helft van de uitgebrachte gewogen stemmen en meer dan de helft van de stemuitbrengende Verdragsluitende Partijen vertegenwoordigt. In bijzonder gewichtige gevallen en mits ten minste een derde van de stemgerechtigde Verdragsluitende Partijen zulks verzoekt, moet de meerderheid ten minste drie vierden in plaats van de helft van de uitgebrachte stemmen vertegenwoordigen.
Deze regel is tevens van toepassing op besluiten genomen in de in artikel 6, eerste lid, onder (b), derde lid, onder (a), artikel 7, tweede lid onder (a), tweede lid, onder (b), (c), (e) tot en met (i), (l) en (m), artikel 9, tweede lid, en artikel 10, tweede lid, bedoelde gevallen.
3. De besluiten worden evenwel met eenparigheid van de uitgebrachte stemmen genomen in geval van de verzoeken om toetreding tot de Organisatie bedoeld in artikel 39, de eventuele wijzigingen in Bijlage II, met uitzondering van het in artikel 3, tweede lid, onder (b), bedoelde geval, en in Bijlage IV, en de voorwaarden van terugtreding of toetreding bedoeld in de artikelen 36, vierde en vijfde lid, en 38, derde en vierde lid.
4. De door de algemene Vergadering en de Raad genomen besluiten zijn bindend voor de Verdragsluitende Partijen en het Agentschap, behoudens het in artikel 9 bepaalde.
Artikel 9
1. Indien een Verdragsluitende Partij de algemene Vergadering of de Raad mededeelt dat zij door dwingende redenen van nationaal belang, de nationale defensie en de veiligheid betreffende, verhinderd is gevolg te geven aan een overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, eerste lid 1, met meerderheid van de uitgebrachte stemmen aangenomen besluit, kan zij van bedoeld besluit afwijken behoudens voorlegging aan de algemene Vergadering of de Raad van een toelichting en een verklaring waaruit blijkt of deze afwijking betrekking heeft :
(a) op een zodanige kwestie dat er geen bezwaar tegen bestaat dat het besluit van kracht wordt voor de overige Verdragsluitende Partijen, waarbij wordt aangetekend dat bedoelde Verdragsluitende Partij het besluit niet toepast of slechts ten dele zal toepassen;
(b) dan wel op een kwestie van zo groot gewicht voor haar nationale defensie- en veiligheidsbelangen dat het besluit niet ten uitvoer wordt gelegd zonder dat een tweede besluit op de in het tweede lid, onder (b), omschreven wijze wordt genomen.
2. (a) Ingeval de in het eerste lid 1, onder (a), genoemde omstandigheden van toepassing zijn, brengt de Directeur-generaal ten minste eenmaal per jaar aan de algemene Vergadering of de Raad verslag uit over de geboekte voortgang inzake het bereiken van een situatie waarin geen Verdragsluitende Partij afwijkt.
(b) Ingeval de in het eerste lid, onder (b), genoemde omstandigheden van toepassing zijn, wordt de tenuitvoerlegging van het besluit opgeschort en binnen een nader te bepalen termijn voor een tweede besluit aan de algemene Vergadering voorgelegd, zelfs indien het eerste besluit een besluit van de Raad is. Indien bij deze heroverweging het tweede besluit het eerste bevestigt, kan een Verdragsluitende Partij hiervan volgens de bepalingen van het eerste lid, onder (a), afwijken. De algemene Vergadering zal het eerste besluit binnen een periode van ten hoogste een jaar opnieuw bezien.
3. In geval van conflict of oorlog kunnen de bepalingen van dit Verdrag geen afbreuk doen aan de vrijheid van handelen van de betrokken Verdragsluitende Partijen. Dit beginsel geldt ook in geval van crisis of nationale noodtoestand. Elke Verdragsluitende Partij kan met name de gehele of gedeeltelijke verantwoordelijkheid voor de luchtverkeersdienstverlening in het onder haar bevoegdheid vallende luchtruim om dwingende redenen van nationaal belang, inzonderheid op defensiegebied, tijdelijk terugnemen. De architectuur van het Europese luchtverkeersbeveiligingssysteem dient te voorzien in de effectieve terugneming van deze diensten naar gelang van de behoeften van de Verdragsluitende Partijen.
Artikel 10
1. De jaarlijkse bijdragen van de Verdragsluitende Partijen aan de begroting worden voor elk begrotingsjaar bepaald volgens onderstaande verdeelsleutel :
(a) een eerste bestanddeel, ter hoogte van 30 % van de bijdrage, wordt berekend in verhouding tot de hoogte van het Bruto Nationaal Product van de Verdragsluitende Partijen zoals dit is omschreven in het tweede lid;
(b) een tweede bestanddeel, ter hoogte van 70 % van de bijdrage, wordt berekend in verhouding tot de hoogte van de grondslag van de « en route »-heffingen der Verdragsluitende Partijen zoals deze is omschreven in het derde lid.
2. Het hier bedoelde Bruto Nationaal Product is het nationaal product zoals dat blijkt uit de statistieken, opgesteld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling — of, bij gebreke daarvan, door een andere instantie die gelijkwaardige garanties biedt en aangewezen is krachtens een besluit van de Raad — door het rekenkundig gemiddelde te berekenen over de laatste drie jaren waarvoor zulke statistieken ter beschikking staan. Bedoeld wordt het Bruto Nationaal Product berekend naar factorkosten en actuele prijzen uitgedrukt in de passende Europese Rekeneenheid.
3. De hier bedoelde grondslag voor de « en-route »-heffingen is die welke is vastgesteld voor het voorlaatste jaar voor het desbetreffende begrotingsjaar.
Artikel 11
1. De in artikel 8 bedoelde stemweging geschiedt overeenkomstig de onderstaande tabel :
Percentage van de jaarlijkse bijdrage van een Verdragsluitende Partij ten opzichte van de jaarlijkse bijdragen van alle Verdragsluitende Partijen | Aantal stemmen |
Minder dan 1 % | 1 |
Van 1 tot 2 % | 2 |
Van 2 tot 3 % | 3 |
Van 3 tot 41/2 % | 4 |
Van 41/2 tot 6 % | 5 |
Van 6 tot 71/2 % | 6 |
Van 71/2 tot 9 % | 7 |
Van 9 tot 11 % | 8 |
Van 11 tot 13 % | 9 |
Van 13 tot 15 % | 10 |
Van 15 tot 18 % | 11 |
Van 18 tot 21 % | 12 |
Van 21 tot 24 % | 13 |
Van 24 tot 27 % | 14 |
Van 27 tot 30 % | 15 |
30 % | 16 |
2. Het aantal stemmen wordt de eerste keer bepaald bij de inwerkingtreding van het in 1997 te Brussel ter ondertekening opengestelde Protocol, onder verwijzing naar bovenstaande tabel en volgens de in bovenstaand artikel 10 opgenomen regel ter vaststelling van de jaarlijkse bijdragen van de Verdragsluitende Partijen aan de begroting van de Organisatie.
3. In geval van toetreding van een Staat wordt op dezelfde wijze te werk gegaan bij het opnieuw bepalen van het aantal stemmen van de Verdragsluitende Partijen.
4. Het aantal stemmen wordt, overeenkomstig bovenstaande bepalingen, jaarlijks opnieuw vastgesteld.
Artikel 12
De Algemene Vergadering en de Raad stellen hun Huishoudelijk reglement op, waarin met name de regels worden vastgelegd betreffende de verkiezing van een Voorzitter en een Vice-voorzitter, alsmede de toepassingsbepalingen betreffende de stemprocedure en het quorum.
Artikel 13
1. De Organisatie onderhoudt met de Staten en andere internationale organisaties de betrekkingen die nodig zijn voor de verwezenlijking van haar doel.
2. Niettegenstaande het bepaalde in artikel 7, tweede lid, onder (k), in het derde lid van dit artikel en in artikel 15 is de Algemene Vergadering bij uitsluiting bevoegd om in naam van de Organisatie de bijzondere overeenkomsten te sluiten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de taken zoals die in artikel 2 zijn omschreven.
3. De Algemene Vergadering kan op voorstel van de Raad aan laatstgenoemde het besluit delegeren de bijzondere overeenkomsten te sluiten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 2 bedoelde taken.
Artikel 14
De in artikel 2 bedoelde bijzondere overeenkomsten leggen de respectieve taken, rechten en verplichtingen vast van de Partijen bij de overeenkomsten, alsmede de voorwaarden van de financiering en de te nemen maatregelen. Zij kunnen tot stand worden gebracht door het Agentschap onder de voorwaarden van artikel 7, tweede lid, onder (k).
Artikel 15
Het Agentschap kan binnen het kader van de door de Raad gegeven richtlijnen met de betrokken openbare of particuliere technische diensten van de Verdragsluitende Partijen, van derde Partijen of van internationale organisaties, de betrekkingen onderhouden die noodzakelijk zijn voor de coördinatie van het luchtverkeer en voor het functioneren van zijn eigen diensten. Het kan daartoe, in naam van de Organisatie, en onder het voorbehoud dat het de Raad ervan in kennis stelt, overeenkomsten aangaan die een zuiver administratief, technisch of commercieel karakter dragen, voorzover die overeenkomsten nodig zijn voor het functioneren van het Agentschap.
Artikel 16
1. Indien de nationale wetgeving terzake bepalingen bevat, wordt overeenkomstig die wetgeving en behoudens goedkeuring van de betrokken Regeringen de verwerving van die onroerende goederen nodig voor het vestigen van inrichtingen van de Organisatie, aangemerkt als van algemeen nut. Hieraan zijn de rechtsgevolgen verbonden die de nationale wetgeving aan onteigeningen ten algemenen nutte verbindt. Indien omtrent de eerder bedoelde verwervingen geen overeenstemming tussen de partijen kan worden bereikt, kunnen de bevoegde autoriteiten van de betrokken Staat terzake overeenkomstig hun nationale wetgeving de onteigeningsprocedure ten algemenen nutte toepassen.
2. Op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen waar de in het voorgaande lid bedoelde procedure niet bestaat, kunnen de procedures tot vordering waarvan gebruik kan worden gemaakt in het belang van de burgerluchtvaart en de telecommunicatie, ten behoeve van de Organisatie worden aangewend.
3. De Verdragsluitende Partijen kennen aan de Organisatie ten aanzien van de inrichtingen en ten behoeve van de diensten, voor haar rekening op hun onderscheiden grondgebieden aangelegd of ingesteld, het voorrecht toe van toepassing van de nationale wettelijke regelingen inzake de beperkingen van het eigendomsrecht van onroerende goederen welke in het openbaar belang mochten bestaan ten gunste van nationale diensten die hetzelfde doel beogen en in het bijzonder die regelingen die betrekking hebben op servituten in het algemeen belang.
4. De uit de toepassing van de bepalingen van dit artikel voortvloeiende kosten, met inbegrip van de schadeloosstelling die overeenkomstig de wetgeving van de Staat op wiens grondgebied de eigendommen zijn gelegen, verschuldigd is, komen ten laste van de Organisatie.
Artikel 17
Bij de uitoefening van de in artikel 2, tweede lid, onder (b), voorziene taken past het Agentschap de regelingen toe die van kracht zijn op de grondgebieden van de Verdragsluitende Partijen en in de delen van het luchtruim waarvoor de luchtverkeersdienstverlening aan hen is toevertrouwd krachtens de internationale overeenkomsten bij welke zij partij zijn.
Artikel 18
Bij de uitoefening van de in artikel 2, tweede lid, onder (b), voorziene taken, en binnen de grenzen van de aan de luchtverkeersdiensten toegekende bevoegdheden, geeft het Agentschap alle nodige aanwijzingen aan de gezagvoerders van de luchtvaartuigen. Dezen zijn verplicht zich daaraan te houden, behalve in de gevallen van overmacht als bedoeld in de in het voorgaande artikel genoemde regelingen.
Artikel 19
1. Bij de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid 1, onder (e), bedoelde taken stelt de Organisatie, overeenkomstig de in artikel 7, tweede lid, onder (d), genoemde algemene voorwaarden, de nodige regelgevende maatregelen vast en deelt deze mede aan de exploitanten van luchtvaartuigen en de desbetreffende luchtverkeersdiensten. De Verdragsluitende Partijen dragen er zorg voor dat de exploitanten van luchtvaartuigen, de gezagvoerders en de respectieve luchtverkeersdiensten deze volgen, behoudens zwaarwegende redenen van veiligheid.
2. Het nakomen van de in het eerste lid bedoelde algemene voorwaarden of regelgevende maatregelen door de luchtverkeersdiensten van een Verdragsluitende Partij valt onder de uitsluitende verantwoordelijkheid van deze Verdragsluitende Partij.
3. Op verzoek van de Organisatie kan in geval van het niet nakomen van de in het eerste lid bedoelde algemene voorwaarden of regelgevende maatregelen door een exploitant van luchtvaartuigen of gezagvoerder de procedure tot vervolging worden ingeleid :
(a) door de Verdragsluitende Partij waar de inbreuk is geconstateerd, op haar grondgebied;
(b) door de Organisatie overeenkomstig de in artikel 35 genoemde bevoegdheden, indien de Verdragsluitende Partij op wier grondgebied de procedure moet worden ingeleid hiermede instemt.
4. De Verdragsluitende Partijen zijn gehouden in hun nationale wetgeving bepalingen op te nemen waardoor nakoming van de in artikel 7, tweede lid, onder (d), bedoelde algemene voorwaarden mogelijk wordt gemaakt.
Artikel 20
De overtredingen van de luchtvaartwetgeving die zijn begaan in het luchtruim waarin het Agentschap de taken uitoefent als voorzien in artikel 2, eerste lid, onder (e) en, in voorkomend geval, artikel 2, tweede lid, onder (b), worden door speciaal hiervoor door het Agentschap aangestelde personen in processen-verbaal geconstateerd, onverminderd het door de nationale wetgevingen aan de opsporingsambtenaren van de Verdragsluitende Partijen toegekende recht om overtredingen van dezelfde aard te constateren. De bovengenoemde processen-verbaal hebben voor de nationale rechter dezelfde waarde als die, welke zijn opgemaakt door de nationale opsporingsambtenaren die bevoegd zijn om overtredingen van dezelfde aard te constateren.
Artikel 21
1. De verspreiding van geschriften en ander voorlichtingsmateriaal dat door of aan de Organisatie wordt verzonden en verband houdt met haar officiële werkzaamheden, wordt op geen enkele wijze beperkt.
2. Met betrekking tot haar officiële berichtgeving en het overbrengen van al haar documenten geniet de Organisatie een behandeling die even gunstig is als die welke elke Verdragsluitende Partij vergelijkbare internationale organisaties doet genieten.
Artikel 22
1. De Organisatie is binnen het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen vrijgesteld van alle rechten en belastingen bij haar oprichting, ontbinding en liquidatie.
2. Zij is vrijgesteld van rechten en belastingen die zij verschuldigd zou kunnen worden bij het verwerven van onroerende goederen welke nodig zijn voor de uitvoering van haar taak.
3. Zij is vrijgesteld van alle directe belastingen welke zouden kunnen worden geheven ten aanzien van zowel haarzelf, als haar eigendommen, bezittingen en inkomsten.
4. Zij is vrijgesteld van indirecte belastingen welke de uitgiften van leningen met zich mede zouden kunnen brengen en ten aanzien waarvan zij persoonlijk als schuldenares aansprakelijk zou zijn.
5. Zij is vrijgesteld van elke belasting van uitzonderlijke of discriminerende aard.
6. De in dit artikel nedergelegde vrijstellingen strekken zich niet uit tot de belastingen en heffingen die worden geheven als vergoeding voor algemene door de overheid verrichte diensten.
Artikel 23
1. De Organisatie is vrijgesteld van alle douanerechten en heffingen van gelijke werking, waaronder niet begrepen kostenbijdragen of heffingen wegens verleende diensten, en zij is ontheven van elk verbod of elke beperking op in- en uitvoer van grondstoffen, materialen, benodigdheden en andere goederen die worden ingevoerd voor het officieel gebruik door de Organisatie en bestemd zijn voor de onroerende goederen en inrichtingen van de Organisatie of die nodig zijn om haar te doen functioneren.
2. De aldus ingevoerde goederen mogen binnen het grondgebied van de Partij waar zij ingevoerd zijn, noch worden verkocht, nch uitgeleend of afgestaan, hetzij gratis, hetzij onder bezwarende titel, behalve onder de voorwaarden welke door de regering van de betrokken Verdragsluitende Partij zijn vastgesteld.
3. Alle nuttig geachte controlemaatregelen kunnen worden getroffen om te verzekeren dat grondstoffen, materialen, benodigdheden en andere in het eerste lid aangeduide goederen die zijn ingevoerd ten behoeve van de Organisatie, inderdaad aan genoemde Organisatie zijn afgeleverd en zijn aangewend voor de officiële onroerende goederen en inrichtingen of nodig zijn om haar te doen functioneren.
4. Bovendien is de Organisatie vrijgesteld van alle douanerechten en ontheven van elk verbod of elke beperking van in- en uitvoer, ten aanzien van de publicaties bedoeld in artikel 13 van de bijgevoegde Statuten.
Artikel 24
1. De Organisatie kan alle soorten valuta's bezitten en rekeningen aanhouden in alle geldsoorten, voorzover dit nodig is ter uitvoering van de werkzaamheden die voor het bereiken van haar doelstelling van belang zijn.
2. De Verdragsluitende Partijen verplichten zich om haar alle volmachten te verlenen die nodig zijn om, in overeenstemming met de desbetreffende nationale voorschriften en internationale overeenkomsten, alle overboekingen van gelden te verrichten waartoe de oprichting en de werkzaamheden van de Organisatie aanleiding kunnen geven, waaronder de uitgifte en aflossing van, en rentebetaling op leningen, indien de uitgifte hiervan door de regering van de betrokken Verdragsluitende Partij is toegestaan.
Artikel 25
1. Het Agentschap kan een beroep doen op de medewerking van gekwalificeerde onderdanen van de Verdragsluitende Partijen.
2. De personeelsleden van de Organisatie genieten tezamen met hun inwonende gezinsleden dezelfde vrijstelling van maatregelen die de immigratie beperken en de inschrijving van vreemdelingen regelen, die in het algemeen wordt toegekend aan personeelsleden van vergelijkbare internationale organisaties.
3. (a) De Verdragsluitende Partijen staan, in tijden van internationale crisis, de personeelsleden van de Organisatie, evenals hun inwonende gezinsleden, dezelfde faciliteiten ten aanzien van repatriëring toe als aan de personeelsleden van andere internationale organisaties.
(b) Het bepaalde in (a) doet geen afbreuk aan de verplichtingen van het personeel tegenover de Organisatie.
4. Van de bepalingen van de leden 1 en 2 van dit artikel kan slechts worden afgeweken om redenen van openbare orde, veiligheid of volksgezondheid.
5. De personeelsleden van de Organisatie :
(a) zijn vrijgesteld van douanerechten en heffingen, waaronder niet begrepen bijdragen of heffingen op verleende diensten, op de invoer van hun persoonlijke bezittingen, meubelen en andere gebruikte huishoudelijke gebruiksvoorwerpen die zij bij hun eerste vestiging uit het buitenland meebrengen, alsmede ten aanzien van de wederuitvoer van deze zelfde bezittingen, meubelen en voorwerpen bij het beëindigen van hun functie;
(b) mogen bij hun indiensttreding op het grondgebied van een der Verdragsluitende Partijen hun persoonlijk motorrijtuig tijdelijk vrij van rechten invoeren en vervolgens, uiterlijk aan het einde van hun diensttijd, vrij van rechten weer uitvoeren, met dien verstande dat de regering van de betrokken Verdragsluitende Partij zowel ten aanzien van de invoer als de uitvoer de voorwaarden kan stellen die zij in elk afzonderlijk geval noodzakelijk acht;
(c) genieten onschendbaarheid van al hun officiële stukken en documenten.
6. De Verdragsluitende Partijen zijn niet verplicht om aan hun eigen onderdanen de in het vijfde lid, onder (a) en (b), vermelde faciliteiten te verlenen.
7. De Directeur-generaal van het Agentschap geniet, naast de voor de personeelsleden van de Organisatie voorziene voorrechten, vrijstellingen en faciliteiten, immuniteit van jurisdictie met betrekking tot handelingen, waaronder begrepen gesproken en geschreven woorden, door hem in de uitoefening van zijn functie verricht; deze immuniteit geldt evenwel niet in geval van een verkeersovertreding, noch in geval van schade veroorzaakt door een hem toebehorend of door hem bestuurd voertuig.
8. De betrokken regeringen nemen alle maatregelen die nodig zijn om te verzekeren dat de netto-salarissen vrij kunnen worden overgemaakt.
Artikel 26
De vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen genieten in het kader van de uitoefening van hun functies alsmede op hun reizen naar de plaats van samenkomst en terug onschendbaarheid van al hun officiële stukken en documenten.
Artikel 27
De Organisatie, de Directeur-generaal en de personeelsleden van de Organisatie zijn wegens het eigen stelsel van sociale verzekering vrijgesteld van alle verplichte bijdragen aan nationale sociale verzekeringsorganen, onverminderd de bij de inwerkingtreding van het in 1997 te Brussel ter ondertekening opengestelde Protocol tussen de Organisatie en een Verdragsluitende Partij bestaande regelingen.
Artikel 28
1. De contractuele aansprakelijkheid van de Organisatie wordt beheerst door de wet die op het betrokken contract van toepassing is.
2. Wat de niet-contractuele aansprakelijkheid aangaat, moet de Organisatie de schade veroorzaakt door de schuld van haar organen of door die van haar personeelsleden in de uitoefening van hun functies, vergoeden voor zover deze schade aan hen te wijten is. De voorgaande bepaling laat rechten op andere schadevergoedingen die hun grondslag vinden in de nationale wetgeving van de Verdragsluitende Partijen, onverlet.
Artikel 29
1. (a) De inrichtingen van de Organisatie zijn onschendbaar. De eigendommen en bezittingen van de Organisatie zijn vrijgesteld van elke vordering, onteigening en inbeslagneming.
(b) De archieven van de Organisatie en alle haar toebehorende officiële stukken en documenten zijn onschendbaar, ongeacht waar zij zich bevinden.
2. De eigendommen en bezittingen van de Organisatie kunnen niet in beslag worden genomen, noch aan maatregelen van gedwongen tenuitvoerlegging worden onderworpen, behalve bij rechterlijke uitspraak. Een rechterlijke uitspraak kan echter alleen worden gedaan mits de procedure in kwestie de Organisatie binnen een redelijke termijn ter kennis is gebracht en zij voldoende gelegenheid tot verweer in rechte heeft gehad. De inrichtingen van de Organisatie kunnen evenwel niet in beslag worden genomen, noch aan maatregelen van gedwongen tenuitvoerlegging worden onderworpen.
3. Evenwel, ten einde gerechtelijke onderzoeken uit te voeren en de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraken op de respectieve grondgebieden te verzekeren, hebben de bevoegde autoriteiten van de Staat waar zich de zetel bevindt en van de andere landen waar inrichtingen en archieven zijn gevestigd, na kennisgeving aan de Directeur-generaal van het Agentschap, toegang tot de inrichtingen en archieven van de Organisatie.
Artikel 30
1. De Organisatie werkt te allen tijde samen met de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen om een goede rechtsbedeling te vergemakkelijken, het nakomen van politieverordeningen te verzekeren en elk misbruik te voorkomen waartoe de in dit Verdrag genoemde voorrechten, immuniteiten, vrijstellingen of faciliteiten aanleiding zouden kunnen geven.
2. De Organisatie vergemakkelijkt zoveel mogelijk de totstandkoming van werken die van algemeen belang zijn en die op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen worden uitgevoerd op of in de nabijheid van de percelen die aan de Organisatie zijn toegewezen.
Artikel 31
Bij de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid, onder (e), voorziene taken en, in voorkomend geval, de in artikel 2, tweede lid, onder (b), voorziene taken, zijn de internationale overeenkomsten en de nationale regelingen die betrekking hebben op de toegang tot, alsmede het overvliegen en de veiligheid van het grondgebied van de betrokken Verdragsluitende Partijen, bindend voor het Agentschap, dat alle maatregelen neemt die voor de toepassing van die overeenkomsten en regelingen noodzakelijk zijn.
Artikel 32
Bij de uitoefening van de in artikel 2, eerste lid, onder (e), en, in voorkomend geval, de in artikel 2, tweede lid, onder (b), voorziene taken is het Agentschap gehouden om aan de Verdragsluitende Partijen die daartoe de wens te kennen geven, alle op luchtvaartuigen betrekking hebbende inlichtingen te verstrekken waarvan het uit hoofde van de uitoefening van zijn taak in verband met het luchtruim van de betrokken Verdragsluitende Partij op de hoogte is, ten einde de betrokken Verdragsluitende Partijen in staat te stellen toezicht uit te oefenen op de toepassing van de internationale overeenkomsten en nationale regelingen.
Artikel 33
De Verdragsluitende Partijen erkennen dat het noodzakelijk is voor het Agentschap om zijn financieel evenwicht te verzekeren en verbinden zich ertoe de nodige geldmiddelen ter beschikking te stellen binnen de door dit Verdrag en de in Bijlage I vervatte Statuten van het Agentschap vastgelegde grenzen en voorwaarden.
Artikel 34
1. Ieder geschil tussen twee of meer Verdragsluitende Partijen of tussen een of meer Verdragsluitende Partijen en de Organisatie ten aanzien van de uitlegging, toepassing of tenuitvoerlegging van dit Verdrag, met inbegrip van zijn bestaan, geldigheid of opzegging, dat niet binnen een termijn van zes maanden kan worden opgelost door rechtstreekse onderhandelingen of op enige andere wijze geregeld, wordt onderworpen aan arbitrage door het Permanente Hof van Arbitrage te Den Haag, overeenkomstig de toepasselijke facultatieve regels van genoemd Hof.
2. Het aantal arbiters is op drie bepaald.
3. De arbitrage vindt plaats te Den Haag. Het internationaal Bureau van het Permanente Hof van Arbitrage doet dienst als griffier en levert administratieve diensten volgens de door het Arbitragehof gegeven aanwijzingen.
4. De uitspraken van het Permanente Hof van Arbitrage zijn bindend voor de Partijen bij het geschil.
Artikel 35
1. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van Bijlage IV inzake de invordering in rechte van de « en route »-heffingen zijn de rechtbanken van de Verdragsluitende Partijen als enige bevoegd kennis te nemen van de geschillen die kunnen rijzen tussen de Organisatie, vertegenwoordigd door de Directeur-generaal van het Agentschap, en elke natuurlijke of rechtspersoon, in verband met de toepassing van handelingen van de Organisatie.
2. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van Bijlage IV inzake de invordering in rechte van de « en route »-heffingen wordt de procedure aanhangig gemaakt op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar :
(a) de gedaagde zijn woonplaats of zetel heeft;
(b) de gedaagde een bedrijf heeft, indien zijn woonplaats of zijn zetel niet op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij is gelegen;
(c) de gedaagde goederen heeft, bij gebreke van de onder (a) en (b) genoemde bevoegdheidsgronden;
(d) EUROCONTROL haar zetel heeft, bij gebreke van de onder (a) tot en met (c) genoemde bevoegdheidsgronden.
Artikel 36
1. De wijzigingen die aangebracht worden, onder de in dit Verdrag voorziene voorwaarden, in de in Bijlage I vervatte Statuten van het Agentschap en in de artikelen 16 en volgende van de in Bijlage IV vervatte bepalingen betreffende het gemeenschappelijk stelsel van « en route »-heffingen zijn geldig en van kracht op het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen.
2. De in Bijlage III bij dit Verdrag vervatte fiscale bepalingen en de artikelen 1 tot en met 15 van de in Bijlage IV vervatte bepalingen betreffende het gemeenschappelijk stelsel van « en route »-heffingen kunnen niet door de algemene Vergadering worden gewijzigd.
3. Elke Verdragsluitende Partij is voor de duur van vijf jaar door Bijlage IV gebonden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag. Deze looptijd wordt stilzwijgend met perioden van vijf jaar verlengd. De Verdragsluitende Partij die de algemene Vergadering ten minste twee jaar voor beëindiging van de lopende periode schriftelijk mededeelt, geen verlenging te wensen, is bij beëindiging van deze periode van vijf jaar niet langer door Bijlage IV gebonden.
4. De rechten en plichten van de terugtredende Verdragsluitende Partij kunnen zonodig in een bijzondere, tussen laatstgenoemde en de Organisatie gesloten overeenkomst worden vastgelegd.
Deze overeenkomst zal door de algemene Vergadering met eenparigheid der uitgebrachte stemmen moeten worden goedgekeurd, waarbij de terugtredende Verdragsluitende Partij niet aan de stemming deelneemt.
5. De Verdragsluitende Partij die niet langer door Bijlage IV is gebonden, kan de algemene Vergadering op ongeacht welk moment schriftelijk verzoeken opnieuw onder de bepalingen van Bijlage IV te vallen. De betrokken Verdragsluitende Partij is zes maanden na de datum waarop de algemene Vergadering de bedoelde aanvraag met eenparigheid van de door de aan het gemeenschappelijk systeem deelnemende Verdragsluitende Partijen uitgebrachte stemmen heeft aanvaard, opnieuw door Bijlage IV gebonden. De betrokken Verdragsluitende Partij is voor de duur van vijf jaar door Bijlage IV gebonden te rekenen vanaf de datum waarop zij opnieuw door Bijlage IV is gebonden. Deze looptijd wordt stilzwijgend verlengd op dezelfde voorwaarden als onder het derde lid vermeld.
Artikel 37
De Verdragsluitende Partijen verbinden zich om het Agentschap te laten profiteren van de van kracht zijnde wettelijke bepalingen die ten doel hebben de continuïteit te garanderen van de openbare diensten die noodzakelijk zijn voor het goed functioneren van de operationele diensten.
Artikel 38
1. Dit Verdrag, zoals gewijzigd door het Protocol van 12 februari 1981 en vervolgens door het in 1997 te Brussel ter ondertekening opengestelde Protocol wordt voor onbepaalde duur verlengd.
2. Nadat het aldus verlengde Verdrag gedurende twintig jaar van kracht is geweest, kan elke Verdragsluitende Partij de toepassing ervan voor zover het haar betreft beëindigen door schriftelijke kennisgeving aan de regering van het Koninkrijk België welke de regeringen van de overige bij het Verdrag Partij zijnde Staten van deze kennisgeving mededeling doet.
Het besluit tot terugtreding gaat in aan het eind van het begrotingsjaar volgend op het jaar waarin van de terugtreding kennis is gegeven, mits de in het derde lid bedoelde bijzondere overeenkomst op deze datum is gesloten. Bij gebreke hiervan gaat het besluit tot terugtreding in op de in genoemde bijzondere overeenkomst vermelde datum.
3. De rechten en plichten, met name op het financiële vlak, van de terugtredende Verdragsluitende Partij worden in een bijzondere, tussen laatstgenoemde en de Organisatie te sluiten overeenkomst vastgelegd.
Deze overeenkomst dient met eenparigheid van de uitgebrachte stemmen door de algemene Vergadering te worden aanvaard, waarbij de terugtredende Partij niet aan de stemming deelneemt.
4. De Organisatie kan worden ontbonden indien het aantal Verdragsluitende Partijen terugloopt tot minder dan 50 % van de Staten die eerdergenoemd Protocol van 1997 hebben ondertekend, met inachtneming van een besluit van de algemene Vergadering dat met eenparigheid van de uitgebrachte stemmen is aangenomen.
5. Indien de Organisatie met toepassing van het vorenstaande wordt ontbonden, blijven haar rechtspersoonlijkheid en handelingsbevoegdheid in de zin van artikel 4 bestaan ten dienste van haar liquidatie.
Artikel 39
1. Toetreding tot dit Verdrag, zoals gewijzigd door het Protocol van 12 februari 1981, en vervolgens door het in 1997 te Brussel ter ondertekening opengestelde Protocol, door elke Staat die voornoemd Protocol niet ondertekend heeft, is onderworpen aan de goedkeuring van de algemene Vergadering, die wordt verleend met eenparigheid van de uitgebrachte stemmen.
2. Het besluit de toetreding te aanvaarden wordt aan de niet-ondertekenende Staat medegedeeld door de voorzitter van de algemene Vergadering.
3. De akte van toetreding wordt nedergelegd bij de regering van het Koninkrijk België, die de regeringen van de andere ondertekenende en toetredende Staten hiervan in kennis zal stellen.
4. De toetreding wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand volgende op de nederlegging van de akte van toetreding.
Artikel 40
1. Toetreding tot dit Verdrag, zoals gewijzigd door het Protocol van 12 februari 1981, en vervolgens door het in 1997 te Brussel ter ondertekening opengestelde Protocol, staat open voor regionale Organisaties voor economische integratie, volgens tussen de Verdragsluitende Partijen en deze Organisaties, waarvan een of meer Ondertekenende Staten lid zijn, overeen te komen en in een Additioneel Protocol bij het Verdrag op te nemen voorwaarden.
2. De akte van toetreding wordt nedergelegd bij de regering van het Koninkrijk België, die de andere Partijen hiervan in kennis zal stellen.
3. De toetreding van een regionale Organisatie voor economische integratie wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand volgende op de nederlegging van de akte van toetreding, mits het in het eerste lid bedoelde Additioneel Protocol reeds van kracht is geworden.
Dit geconsolideerd dispositief van het Verdrag en zijn Bijlagen is opgemaakt in de Duitse, Engelse, Bulgaarse, Kroatische, Deense, Spaanse, Franse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Nederlandse, Noorse, Portugese, Roemeense, Slowaakse, Sloveense, Zweedse, Tsjechische en Turkse taal. Krachtens de slotclausule van het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « EUROCONTROL » van 13 december 1960, de slotclausule van het Protocol van 12 februari 1981 tot wijziging van bovengenoemd Verdrag, evenals de slotclausule van het in 1997 te Brussel ter ondertekening opengestelde Protocol tot CONSOLIDATIE van bovengenoemd Verdrag, zoals meermalen gewijzigd, is in geval van afwijking tussen de teksten de Franse tekst doorslaggevend.
BIJLAGE I
STATUTEN VAN HET AGENTSCHAP
Statuten van het Agentschap
Artikel 1
1. Het Agentschap vormt het orgaan dat belast is met het bereiken van de doeleinden en het uitvoeren van de in het Verdrag genoemde of door de algemene Vergadering of door de Raad en hun ondergeschikte organen vastgestelde taken. Het stelt voorstellen op en legt deze voor aan de daarvoor in aanmerking komende organen inzake de uitoefening van de onderscheiden functies en taken van deze organen alsook de andere aan de Organisatie gedelegeerde taken. Het verleent eveneens bijstand aan de algemene Vergadering en de Raad en hun ondergeschikte organen voor de uitvoering van hun toezichthoudende functies.
2. Bij de uitoefening van zijn taken kan het Agentschap zich indien nodig laten bijstaan door burger- en militaire deskundigen, benoemd door de Staten, of door de betrokken dienstverlenende organisaties.
3. Het Agentschap dient als centrum voor de intergouvernementele samenwerking en coördinatie op het gebied van de luchtvaart. Het legt voorstellen voor en levert de nodige ondersteuning bij de convergentie naar en de tenuitvoerlegging van een uniform Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem.
4. Het verleent met name diensten op het stuk van regelgeving, informatie, ondersteuning en advies aan de Verdragsluitende Partijen en, op grond van krachtens artikel 2 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, aan de erkende internationale organisaties en aan niet bij het Verdrag Partij zijnde Staten.
5. Het Agentschap zal met name :
(a) de implementatieplannen van de Verdragsluitende Partijen coördineren ten einde de convergentie naar een uniform Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem te verzekeren;
(b) bij de Internationale burgerluchtvaart-organisatie (ICAO) en andere bij de burgerluchtvaart betrokken internationale organisaties in studie zijnde kwesties onderzoeken en wijzigingen in ICAO-documenten voorleggen;
(c) voorstellen ontwikkelen voor een gedetailleerde planning voor de harmonisering en integratie van de luchtverkeersdienstverlening en systemen voor luchtverkeersbeveiliging, inzonderheid de grond- en boordelementen van systemen voor luchtverkeersbeveiliging van de Verdragsluitende Partijen met het oog op het instellen van een uniform Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem;
(d) voorstellen ontwikkelen met betrekking tot het mechanisme voor de strategische planning en organisatie van routes en ondersteunende luchtruimtestructuren, in coördinatie met door de Staten aangewezen burger- en militaire deskundigen;
(e) voorstellen ontwikkelen ter harmonisering van de regelgeving op het gebied van luchtverkeersdienstverlening, gecoördineerde of gemeenschappelijke beleidslijnen ter verbetering van de luchtverkeersbeveiliging op en nabij luchtvaartterreinen ontwikkelen en de vergroting van de efficiëntie en flexibiliteit bij het luchtruimtegebruik door burger- en militaire gebruikers ondersteunen;
(f) voorstellen doen of een adviserende rol spelen ten aanzien van alle beleids- en planningaspecten. De reikwijdte van zijn activiteiten is niet beperkt tot « en route »-luchtverkeersbeveiliging doch verruimd tot een geïntegreerde « gate-to-gate »-benadering van de luchtverkeersbeveiliging. Bij de voorbereiding van bedoelde voorstellen wordt het Agentschap door nationale deskundigen bijgestaan;
(g) maatregelen bestuderen en bevorderen ter verbetering van het rendement en de doeltreffendheid op het stuk van de luchtvaart;
(h) gemeenschappelijke criteria, procedures en methoden ontwikkelen ter verzekering van de hoogste efficiëntie en kwaliteit van luchtverkeersdienstverlening en de systemen voor luchtverkeersbeveiliging;
(i) onderzoek-, test-, ontwikkelings- en proefprogramma's coördineren ten behoeve van nationale luchtverkeersbeveiligingsorganisaties, met inbegrip van het vergaren en verspreiden van de resultaten;
(j) gemeenschappelijke studies, tests en toegepast onderzoek uitvoeren en zich voorts bezighouden met andere technische ontwikkelingen;
(k) een uniform Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem onder auspiciën van de Raad omschrijven, ontwerpen, ontwikkelen, valideren en de implementatie ervan organiseren.
6. Wanneer het Agentschap belast is met luchtverkeersdienstverlening heeft het als oogmerk :
(a) botsingen tussen luchtvaartuigen te voorkomen;
(b) een ordelijk en snel verloop van het luchtverkeer te verzekeren;
(c) adviezen en inlichtingen te verschaffen die dienstig zijn voor de veilige en efficiënte uitvoering van de vluchten;
(d) de daarvoor in aanmerking komende instanties te waarschuwen indien luchtvaartuigen de hulp van de opsporings- en reddingsdiensten nodig hebben, en aan deze instanties de nodige bijstand te verlenen.
7. Het Agentschap werkt nauw samen met de gebruikersorganisaties om zo efficiënt en economisch mogelijk in de behoeften van de burgerluchtvaart te voorzien. Het werkt nauw samen met de militaire autoriteiten ten einde volgens dezelfde voorwaarden in de bijzondere behoeften van de militaire luchtvaart te voorzien.
8. Voor de uitoefening van zijn taak kan het Agentschap onder andere de gebouwen en installaties die het nodig heeft, oprichten en exploiteren. Ten einde overlapping te vermijden doet het echter een beroep op de nationale technische diensten en gebruikt het de bestaande nationale installaties telkens wanneer zulks vanuit technisch en economisch oogpunt gerechtvaardigd is.
Artikel 2
1. Onder voorbehoud van de bevoegdheden die aan de algemene Vergadering en aan de Raad zijn toegekend, wordt het Agentschap geleid door een Directeur-generaal die bij zijn beheer een grote onafhankelijkheid geniet wat betreft de invoering, het gebruik en het behoorlijk functioneren van de hem ter beschikking gestelde technische, financiële en personele middelen. Uit dien hoofde neemt hij de naar zijn oordeel noodzakelijke initiatieven om aan zijn verplichtingen te voldoen.
2. Niettemin dient de Directeur-generaal, met het oog op voorlegging aan de Raad, ter goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in het Verdrag :
(a) vijfjaren- en jaarlijkse werkprogramma's op te stellen, onder vermelding van de consequenties voor de kostenontwikkeling en de tarieven per eenheid van heffing;
(b) het financieel vijfjarenplan en de begroting met inbegrip van de financiële verplichtingen en, op de voorwaarden bedoeld in Bijlage IV, de tarieven per eenheid van heffing en de transatlantische tarieven vast te stellen;
(c) aan de Raad een jaarverslag over de werkzaamheden en financiële situatie van de Organisatie voor te leggen;
(d) de beginselen waaraan de algemene structuur van het Agentschap is onderworpen voor te leggen, waarbij de bijzonderheden van deze structuur uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van de Directeur-generaal vallen.
3. De Directeur-generaal dient bovendien :
(a) met regelmatige tussenpozen verslagen voor te leggen en de Raad om aanwijzingen te vragen telkens wanneer de doeleinden niet gehaald dreigen te worden, de streefdata of financiële plafonds overschreden dreigen te worden of in geval van belangrijke wijzigingen in de programma's.
(b) te onderhandelen over de overeenkomsten bedoeld in artikel 2 van het Verdrag in het kader van de door de Raad gegeven richtlijnen.
Artikel 3
De Directeur-generaal stelt, met het oog op voorlegging aan de Raad, het contractenreglement op dat betrekking heeft op :
(a) de levering van goederen en het verlenen van diensten aan de Organisatie;
(b) de levering van goederen en het verlenen van diensten door de Organisatie;
(c) de verkoop of overdracht van overtollige goederen.
Artikel 4
De Directeur-generaal stelt het Financieel reglement op, dat aan de goedkeuring van de Raad wordt onderworpen en onder meer bepaalt zowel op welke wijze de nationale bijdragen gestort moeten worden als onder welke voorwaarden het Agentschap leningen kan opnemen, en voorts toeziet op het gezonde financiële beheer, met inbegrip van de interne controle.
Artikel 5
1. Onverminderd het recht van de Verdragsluitende Partijen voorstellen voor te leggen, stelt de Directeur-generaal het administratief Statuut van het personeel van het Agentschap op en onderwerpt dit aan de goedkeuring van de Raad;
(a) het dient met name bepalingen te bevatten die betrekking hebben op de nationaliteit van het personeel, de selectie- en aanwervingsprocedures en -beginselen, salarisschalen, pensioenen, de interne belasting, onverenigbare functies, beroepsgeheim en het ononderbroken functioneren van de dienst;
(b) de aanwerving van het personeel van het Agentschap geschiedt onder onderdanen van de Verdragsluitende Partijen. In het kader van toepassing van de in artikel 2, derde lid, van het Verdrag genoemde overeenkomsten, dan wel in uitzonderlijke gevallen krachtens een naar behoren gemotiveerd besluit van de Directeur-generaal kan personeel uit niet bij het Verdrag Partij zijnde Staten worden tewerkgesteld.
2. De administratieve Rechtbank van de Internationale Arbeidsorganisatie is met uitsluiting van alle nationale of internationale rechtbanken bevoegd uitspraak te doen over alle geschillen tussen de Organisatie en het personeel van het Agentschap.
Artikel 6
1. De Directeur-generaal wordt voor een termijn van vijf jaar benoemd door de algemene Vergadering met meerderheid van de uitgebrachte stemmen, mits die meerderheid drie vierden van de uitgebrachte gewogen stemmen vertegenwoordigt overeenkomstig de in artikel 11 van het Verdrag bedoelde weging en ten minste drie vierden van de stemuitbrengende Verdragsluitende Partijen. Hij is op dezelfde wijze eenmaal herbenoembaar. Het Statuut van de Directeur-generaal wordt door de Raad goedgekeurd.
2. De Directeur-generaal vertegenwoordigt de Organisatie in en buiten rechte.
3. Bovendien kan de Directeur-generaal, overeenkomstig de door de Algemene Vergadering en de Raad vastgestelde beleidslijnen :
(a) de personeelsleden benoemen en hen uit hun dienstverband ontslaan overeenkomstig het bepaalde in het Personeelsstatuut; de eenmaal verlengbare benoeming voor een ambtstermijn van vijf jaar in functies in de rangen A1 en A2 is onderworpen aan de goedkeuring van de Raad;
(b) overeenkomstig de bepalingen van het Financieel reglement en binnen de daartoe door de Raad gestelde grenzen leningen aangaan;
(c) contracten sluiten overeenkomstig de bepalingen van het in artikel 3 bedoelde contractenreglement en binnen de daartoe door de Raad gestelde grenzen.
(d) de in artikel 7, tweede lid, van het Verdrag bedoelde regeling inzake gegevensbescherming opstellen en ter goedkeuring aan de Raad voorleggen;
(e) de regels en procedures die van toepassing zijn op normen, specificaties en praktijken met betrekking tot luchtverkeersdienstverlening en systemen voor luchtverkeersbeveiliging opstellen en ter goedkeuring aan de Raad voorleggen.
4. De Directeur-generaal oefent bovengenoemde functies uit zonder vooroverleg met de Raad, doch houdt de Raad op de hoogte van de in de uitoefening van bovengenoemde bevoegdheden genomen maatregelen.
5. De Raad stelt de voorwaarden vast waarop de Directeur-generaal bij diens verhindering wordt vervangen.
Artikel 7
1. De begroting moet qua uitgaven en ontvangsten in evenwicht zijn.
Alle ontvangsten en uitgaven van het Agentschap moeten voor elk begrotingsjaar worden geraamd.
2. Het begrotingsjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.
3. De Directeur-generaal legt de ontwerp-begroting en het ontwerp van het financieel vijfjarenplan uiterlijk op 31 oktober van het voorgaande jaar ter goedkeuring aan de Raad voor.
Artikel 8
1. De Organisatie kan op de internationale kapitaalmarkten de gelden opnemen die ter vervulling van haar taak noodzakelijk zijn.
2. De Organisatie kan op de kapitaalmarkten van een Verdragsluitende Partij leningen uitgeven in het kader van de voor binnenlandse leningen geldende nationale wettelijke regelingen, of bij gebreke van dergelijke regelingen, in overeenstemming met de Verdragsluitende Partij.
3. Het Financieel Reglement stelt de procedure vast volgens welke de Organisatie leningen aangaat en aflost.
4. Elke begroting en elk financieel vijfjarenplan bepalen het maximumbedrag dat de Organisatie kan lenen in de loop van de jaren waarop de begroting en het financieel vijfjarenplan betrekking hebben.
5. Ten aanzien van aangelegenheden die vallen binnen de werkingssfeer van dit artikel handelt de Organisatie in overeenstemming met de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen of met de circulatiebanken van die Verdragsluitende Partijen.
Artikel 9
De begroting en het financieel vijfjarenplan kunnen, indien de omstandigheden zulks vereisen, in de loop van het begrotingsjaar worden herzien op de wijze die voor hun vaststelling en goedkeuring is voorgeschreven.
Artikel 10
1. De rekeningen van alle inkomsten en uitgaven in de begroting van het Agenschap en het financiële beheer van het Agentschap worden jaarlijks nagezien door een Auditcomité.
2. Het Auditcomité wordt in zijn taak bijgestaan door externe raadgevende accountantsfirma's. De externe raadgevende accountantsfirma's worden door de Raad overeenkomstig artikel 7, tweede lid, onder (f), van het Verdrag voor een termijn van drie jaar aangesteld.
3. De door het Auditcomité, bijgestaan door externe raadgevende accountantsfirma's, verrichte controle heeft ten doel de juistheid van de ontvangsten en uitgaven na te gaan en vast te stellen of een goed financieel beheer is gevoerd. Na afsluiting van elk begrotingsjaar legt het Auditcomité een verslag voor aan de Raad waaraan de opmerkingen van het Agentschap gehecht zijn. Conform artikel 7, tweede lid, onder (a), van het Verdrag kan de Raad het Agentschap opdragen de door het accountantsverslag aanbevolen geëigende maatregelen te nemen.
4. Het Auditcomité zal erop toezien dat een gepast intern controlemechanisme binnen het Agentschap wordt ingesteld, hetgeen in de lijn van verstandige bedrijfsgewoonten en -beheer valt.
5. Het Auditcomité kan andere financiële aangelegenheden met betrekking tot het Agentschap behandelen binnen de bepalingen van zijn overeengekomen mandaat.
Artikel 11
1. De diensten van het Agentschap kunnen op verzoek van de Raad, op eigen initiatief of op verzoek van de Directeur-generaal, onderworpen worden aan administratieve en technische inspecties.
2. Deze inspecties worden uitgevoerd door ambtenaren behorende tot de overheidsdiensten van de Verdragsluitende Partijen, zo nodig met externe bijstand. Elke inspectiecommissie bestaat uit ten minste twee leden van verschillende nationaliteit. Tot elke inspectiecommissie moet voor zover mogelijk een lid behoren dat aan een voorgaande inspectie heeft deelgenomen.
Artikel 12
De Raad stelt de voertalen van het Agentschap vast.
Artikel 13
Het Agentschap verzorgt de voor zijn werkzaamheden noodzakelijke publicaties.
Artikel 14
Alle ontwerp-wijzigingen in de Statuten worden overeenkomstig artikel 6, eerste lid, onder (d), van het Verdrag de Algemene Vergadering ter goedkeuring voorgelegd.
BIJLAGE II
VLUCHTINFORMATIEGEBIEDEN
Vluchtinformatiegebieden
De Bondsrepubliek Duitsland
Hoger vluchtinformatiegebied Berlin
Hoger vluchtinformatiegebied Hannover
Hoger vluchtinformatiegebied Rhein
Vluchtinformatiegebied Bremen
Vluchtinformatiegebied Düsseldorf
Vluchtinformatiegebied Frankfurt
Vluchtinformatiegebied München
Vluchtinformatiegebied Berlijn
De Republiek Oostenrijk
Vluchtinformatiegebied Wien
Het Koninkrijk België — Het Groothertogdom Luxemburg
Hoger vluchtinformatiegebied Brussel/Bruxelles
Vluchtinformatiegebied Brussel/Bruxelles
De Republiek Bulgarije
Vluchtinformatiegebied Sofia
Vluchtinformatiegebied Varna
De Republiek Cyprus
Vluchtinformatiegebied Nicosia
De Republiek Kroatië
Vluchtinformatiegebied Zagreb
Het Koninkrijk Denemarken
Vluchtinformatiegebied København
Het Koninkrijk Spanje
Hoger vluchtinformatiegebied Madrid
Vluchtinformatiegebied Madrid
Hoger vluchtinformatiegebied Barcelona
Vluchtinformatiegebied Barcelona
Hoger vluchtinformatiegebied Islas Canarias
Vluchtinformatiegebied Islas Canarias
De Franse Republiek — Het Vorstendom Monaco (*)
Hoger vluchtinformatiegebied France
Vluchtinformatiegebied Paris
Vluchtinformatiegebied Brest
Vluchtinformatiegebied Bordeaux
Vluchtinformatiegebied Marseille (*)
Vluchtinformatiegebied Reims
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
Hoger vluchtinformatiegebied Scottish
Vluchtinformatiegebied Scottish
Hoger vluchtinformatiegebied London
Vluchtinformatiegebied London
De Helleense Republiek
Hoger vluchtinformatiegebied Athinai
Vluchtinformatiegebied Athinai
De Republiek Hongarije
Vluchtinformatiegebied Budapest
Ierland
Hoger vluchtinformatiegebied Shannon
Vluchtinformatiegebied Shannon
Oceanisch overgangsgebied Shannon begrensd door de volgende coördinaten : 51° NB 15° WL, 51° NB 8° WL, 48° 30 NB 8° WL, 49° NB 15° WL, 51° NB 15° WL op vluchtniveau 55 en daarboven
De Republiek Italië
Hoger vluchtinformatiegebied Milano
Hoger vluchtinformatiegebied Roma
Hoger vluchtinformatiegebied Brindisi
Vluchtinformatiegebied Milano
Vluchtinformatiegebied Roma
Vluchtinformatiegebied Brindisi
De Republiek Malta
Vluchtinformatiegebied Malta
Het Koninkrijk Noorwegen
Hoger vluchtinformatiegebied Oslo
Hoger vluchtinformatiegebied Stavanger
Hoger vluchtinformatiegebied Trondheim
Hoger vluchtinformatiegebied Bodø
Vluchtinformatiegebied Oslo
Vluchtinformatiegebied Stavanger
Vluchtinformatiegebied Trondheim
Vluchtinformatiegebied Bodø
Oceanisch vluchtinformatiegebied Bodø
Het Koninkrijk der Nederlanden
Vluchtinformatiegebied Amsterdam
De Portugese Republiek
Hoger vluchtinformatiegebied Lisboa
Vluchtinformatiegebied Lisboa
Vluchtinformatiegebied Santa Maria
Roemenië
Vluchtinformatiegebied Bucuresti
De Slowaakse Republiek
Vluchtinformatiegebied Bratislava
De Republiek Slovenië
Vluchtinformatiegebied Ljubljana
Het Koninkrijk Zweden
Hoger vluchtinformatiegebied Malmö
Hoger vluchtinformatiegebied Stockholm
Hoger vluchtinformatiegebied Sundsvall
Vluchtinformatiegebied Malmö
Vluchtinformatiegebied Stockholm
Vluchtinformatiegebied Sundsvall
De Zwitserse Bondsstaat
Hoger vluchtinformatiegebied Zwitserland
Vluchtinformatiegebied Zwitserland
De Tsjechische Republiek
Vluchtinformatiegebied Praha
De Republiek Turkije
Vluchtinformatiegebied Ankara
Vluchtinformatiegebied Istanbul
BIJLAGE III
FISCALE BEPALINGEN
Fiscale Bepalingen
Artikel 1
1. Onverminderd de in de artikelen 22 en 23 van het Verdrag voorziene vrijstellingen treffen de regeringen van de Lid-Staten, wanneer de Organisatie in het kader van haar officiële werkzaamheden belangrijke zaken verwerft of gebruik maakt van diensten van belangrijke waarde, terzake waarvan indirecte rechten of belastingen (met inbegrip van zodanige bij invoer geheven rechten en belastingen, voor zover zij niet onder art. 23, eerste lid, van het Verdrag vallen) geheven zijn of kunnen worden, zo mogelijk, passende maatregelen om de gevolgen van bedoelde rechten en belastingen voor de Organisatie weg te nemen door een aanpassing van de financiële bijdragen welke aan de Organisatie worden verstrekt dan wel door vrijstelling of teruggave aan de Organisatie van het bedrag van de indirecte rechten en belastingen.
2. Met betrekking tot betalingen van de Organisatie aan Lid-Staten wegens investeringen door die Staten verricht, dragen, voor zover de kosten daarvan door de Organisatie moeten worden vergoed, deze Staten er zorg voor dat in hun opgave van de desbetreffende bedragen aan de Organisatie geen rechten of belastingen zijn begrepen waarvan de Organisatie zou zijn vrijgesteld of die zij zou terugontvangen dan wel welke aanleiding tot een aanpassing van de financiële bijdragen aan de Organisatie zouden geven, indien de Organisatie zelf deze investeringen zou hebben gedaan.
3. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor rechten of belastingen die niet anders zijn dan vergoedingen wegens algemene door de overheid verrichte diensten.
Artikel 2
De door de Organisatie verworven zaken waarop artikel 1, eerste lid, van toepassing is, kunnen slechts worden verkocht of afgestaan op de voorwaarden, gesteld door de regeringen van de betrokken Staten.
Artikel 3
1. De Directeur-generaal van het Agentschap en de personeelsleden van de Organisatie worden overeenkomstig de door de algemene Vergadering gestelde regels en voorwaarden onderworpen aan een belasting ten bate van de Organisatie op de hen door deze Organisatie betaalde salarissen en lonen. De salarissen en lonen zijn vrijgesteld van nationale inkomstenbelasting.
De Lid-Staten kunnen de aldus vrijgestelde salarissen en lonen echter in aanmerking nemen bij de vaststelling van de voor de overige inkomsten van de salaris- en loontrekkenden geldende belasting.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de door de Organisatie betaalde pensioenen en soortgelijke uitkeringen.
3. Naam, hoedanigheid en adres, evenals de bezoldiging en, in voorkomend geval, het pensioen van de werknemers en voormalige werknemers op wie de leden 1 en 2 van dit artikel van toepassing zijn, worden op gezette tijden aan de Lid-Staten medegedeeld.
Artikel 4
Voor de toepassing van deze Bijlage handelt de Organisatie in overeenstemming met de verantwoordelijke autoriteiten van de betrokken Lid-Staten.
Artikel 5
1. Deze Bijlage vervangt het op 6 juli 1970 te Brussel ondertekende Additioneel Protocol bij het Verdrag, zoals gewijzigd door het op 21 november 1978 te Brussel ondertekende Protocol, welke zijn gewijzigd door artikel XXXVIII van het op 12 februari 1981 te Brussel ondertekende Protocol tot wijziging van het Verdrag.
2. Onverminderd de bepalingen van het eerste lid blijven de verplichtingen uit hoofde van artikel 3 van het Additioneel Protocol van 6 juli 1970 gelden tot volledige voldoening van de schuldvorderingen en verplichtingen.
BIJLAGE IV
BEPALINGEN BETREFFENDE HET GEMEENSCHAPPELIJK STELSEL VAN « EN ROUTE »-HEFFINGEN
Bepalingen betreffende het gemeenschappelijk stelsel van « en route »-heffingen
Artikel 1
De Verdragsluitende Partijen komen overeen het beheer voort te zetten van een gemeenschappelijk stelsel voor de vaststelling, facturering en inning van « en route »-heffingen als één enkele heffing per vlucht en hiertoe gebruik te maken van de diensten van EUROCONTROL.
Artikel 2
Op voorstel van de aan het gemeenschappelijk stelsel van « en route »-heffingen deelnemende Verdragsluitende Partijen bepaalt, factureert en int de Organisatie de aan de gebruikers van de installaties en diensten voor het « en route »-luchtverkeer aangerekende « en route »-heffingen.
Artikel 3
Op het stuk van de « en route »-heffingen vormt de Raad het orgaan dat is belast met het vaststellen van de uitvoeringsmodaliteiten der in de algemene Vergadering in het kader van de « en route »-heffingen genomen besluiten en met het uitoefenen van toezicht op de taken van het Agentschap ter zake.
De Raad zal inzonderheid :
(a) de besluiten van de algemene Vergadering inzake het beleid voor de « en route »-heffingen voorbereiden;
(b) de rekeneenheid waarin de « en route »-heffingen worden uitgedrukt bepalen;
(c) conform de krachtens artikel 6, tweede lid, van dit Verdrag, genomen besluiten de toepassingsvoorschriften van het stelsel vaststellen, met inbegrip van de betalingsvoorwaarden alsmede de tarieven per eenheid van heffing, de overige tarieven en hun geldigheidsperiode;
(d) de verslagen betreffende de activiteiten van EUROCONTROL op het stuk van « en route »-heffingen goedkeuren;
(e) het Financieel reglement van toepassing op het stelsel van « en route »-heffingen vaststellen;
(f) de begrotingsbijlagen betreffende de activiteiten van EUROCONTROL op het gebied van de « en route »-heffingen goedkeuren.
Artikel 4
De op een door de Organisatie uitgegeven factuur voorkomende « en route »-heffingen vormen een voor elke vlucht verschuldigde enkelvoudige heffing die een enkele vordering van EUROCONTROL vormt en op haar zetel betaalbaar is.
Artikel 5
1. De heffing is verschuldigd door de persoon die het luchtvaartuig exploiteerde op het tijdstip waarop de vlucht werd uitgevoerd. De heffing blijft als een preferente vordering verbonden aan het luchtvaartuig uit hoofde waarvan de heffing is verschuldigd, in welke handen het zich ook moge bevinden, indien de wetgeving van de Verdragsluitende Partij zulks toelaat.
2. Wanneer een ICAO- of enige andere erkende indicator ter identificatie van de vlucht wordt gebruikt, kan EUROCONTROL de exploitant van het luchtvaartuig waaraan de ICAO-indicator is toegekend of op het tijdstip van de vlucht bezig is toegekend te worden, of die in het ingediende vliegplan is geïdentificeerd of door gebruik van de ICAO- of enige andere in de communicatie met de luchtverkeersleidingsdiensten erkende indicator of op een andere wijze is geïdentificeerd, beschouwen als de exploitant.
3. Indien de identiteit van de exploitant niet bekend is, wordt de eigenaar van het luchtvaartuig geacht de exploitant te zijn totdat hij aantoont welke andere persoon de exploitant was.
4. De exploitant en de eigenaar van het luchtvaartuig zijn hoofdelijk verplicht de heffing te betalen, indien de wetgeving van de Verdragsluitende Partij zulks toelaat.
Artikel 6
1. Indien het verschuldigde bedrag niet is betaald, kan in rechte nakoming van de verplichting tot betaling worden gevorderd, met name door middel van de detentie of verkoop van luchtvaartuigen, indien de wetgeving van de Verdragsluitende Partij waar het luchtvaartuig is geland zulks toelaat.
2. Op verzoek van EUROCONTROL en indien de toepasselijke wetgeving zulks toelaat, kan een Verdragsluitende Partij of enig ander bevoegd orgaan de aan een heffingsplichtige gebruiker verleende administratieve machtigingen, verbonden met het luchtvervoer of de luchtverkeersbeveiliging, opnieuw bezien.
Artikel 7
1. De procedure tot in rechte vorderen van het verschuldigde bedrag wordt ofwel door EUROCONTROL, ofwel, op verzoek van EUROCONTROL, door een Verdragsluitende Partij of door elk hiertoe door een Verdragsluitende Partij gemachtigd lichaam aanhangig gemaakt.
2. Het in rechte vorderen geschiedt langs gerechtelijke of langs administratieve weg.
3. Elke Verdragsluitende Partij stelt EUROCONTROL in kennis van de procedures die in de betrokken Staat worden toegepast en deelt haar mede welke rechterlijke of administratieve autoriteiten bevoegd zijn.
Artikel 8
De procedure voor het in rechte vorderen van betaling wordt aanhangig gemaakt op het grondgebied van de Verdragsluitende Partij waar :
(a) de debiteur zijn woonplaats of zijn zetel heeft;
(b) de debiteur een bedrijf heeft, indien zijn woonplaats of zijn zetel niet op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij is gelegen;
(c) de debiteur goederen heeft, bij gebreke van de onder (a) en (b) genoemde bevoegdheidsgronden;
(d) EUROCONTROL haar zetel heeft, bij gebreke van de onder (a) tot en met (c) genoemde bevoegdheidsgronden.
Artikel 9
1. De bepalingen van de artikelen 5, 6, 7 en 8 sluiten niet uit dat een Verdragsluitende Partij, of elk door een Verdragsluitende Partij gemachtigd orgaan, handelend op verzoek van EUROCONTROL, kan overgaan tot een invordering in rechte van het verschuldigde bedrag middels de detentie en verkoop van luchtvaartuigen overeenkomstig de administratiefrechtelijke of rechterlijke procedure van de betrokken Verdragsluitende Partij.
2. De bevoegdheid tot detentie en gedwongen verkoop strekt zich uit tot de uitrustingen, reserve-onderdelen, brandstof, goederen en documenten van het in detentie gehouden of verkochte luchtvaartuig.
3. De geldigheid en het effect van de detentie en verkoop worden bepaald door de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan de detentie plaats vindt.
Artikel 10
EUROCONTROL is bevoegd een procedure aan te spannen voor de bevoegde rechterlijke of administratiefrechtelijke autoriteiten van niet bij dit Verdrag Partij zijnde Staten.
Artikel 11
De volgende in een Verdragsluitende Partij genomen beslissingen worden erkend en ten uitvoer gelegd in de overige Verdragsluitende Partijen :
(a) rechterlijke uitspraken die in kracht van gewijsde zijn gegaan;
(b) admininistratiefrechtelijke beslissingen waartegen beroep voor een rechter kon worden aangetekend, maar die onherroepelijk zijn geworden, hetzij omdat de rechter het beroep heeft verworpen door een definitieve beslissing, hetzij omdat de verzoeker heeft afgezien van beroep, hetzij door het verstrijken van de beroepstermijn.
Artikel 12
De in artikel 11 bedoelde beslissingen worden in de volgende gevallen noch erkend, noch ten uitvoer gelegd :
(a) indien de rechterlijke of administratiefrechtelijke autoriteit van de Verdragsluitende Partij van herkomst niet bevoegd was volgens het bepaalde in artikel 8;
(b) indien de beslissing in strijd is met de openbare orde van de aangezochte Verdragsluitende Partij;
(c) indien de debiteur niet tijdig voor het voeren van verweer of voor het aantekenen van beroep voor een rechter van de administratiefrechtelijke beslissing of van het aanhangig maken van de zaak in kennis is gesteld;
(d) indien een in eerste aanleg aangebrachte zaak met betrekking tot dezelfde heffingen aanhangig gemaakt is voor een rechterlijke of administratiefrechtelijke autoriteit van de aangezochte Verdragsluitende Partij;
(e) indien de beslissing onverenigbaar is met een beslissing inzake dezelfde heffingen, genomen in de aangezochte Verdragsluitende Partij;
(f) indien de rechterlijke of administratiefrechtelijke autoriteit van de Verdragsluitende Partij van herkomst, om tot zijn beslissing te komen, zich heeft uitgesproken over een vraag betreffende de staat of de bevoegdheid van natuurlijke personen, het huwelijksgoederenrecht, testamenten en erfenissen en daarbij een regel van internationaal privaatrecht van de aangezochte Verdragsluitende Partij heeft geschonden, tenzij de beslissing tot hetzelfde resultaat voert als wanneer de regels van internationaal privaatrecht van de aangezochte Verdragsluitende Partij zouden zijn toegepast.
Artikel 13
De in artikel 11 bedoelde beslissingen die uitvoerbaar zijn in de Verdragsluitende Partij van herkomst worden in overeenstemming met het in de aangezochte Verdragsluitende Partij geldende recht ten uitvoer gelegd. Voor zover nodig wordt, op eenvoudig verzoekschrift, de beslissing door een rechterlijke of een administratieve autoriteit van de aangezochte Verdragsluitende Partij voorzien van een verlof tot tenuitvoerlegging.
Artikel 14
1. Het verzoekschrift gaat vergezeld van :
(a) een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de beslissing;
(b) in geval van een vonnis, indien dit bij verstek is gewezen, het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een document waaruit blijkt dat het stuk waarmee de zaak aanhangig is gemaakt, tijdig aan de debiteur betekend is;
(c) in geval van een administratiefrechtelijke beslissing, een document waaruit blijkt dat de in artikel 11 genoemde voorwaarden zijn vervuld;
(d) elk document waaruit blijkt dat de beslissing uitvoerbaar is in de Verdragsluitende Partij van herkomst en dat zij tijdig aan de debiteur betekend is.
2. Een naar behoren gewaarmerkte vertaling van deze documenten wordt overgelegd indien zulks door de rechterlijke of administratieve autoriteit van de aangezochte Verdragsluitende Partij wordt verlangd. Geen enkele legalisatie of soortgelijke formaliteit is vereist.
Artikel 15
1. Het verzoekschrift kan uitsluitend op een van de in artikel 12 bedoelde gronden worden afgewezen. In geen geval kan in de aangezochte Verdragsluitende Partij worden overgegaan tot een onderzoek naar de juistheid van de beslissing.
2. Op de procedure inzake de erkenning en de tenuitvoerlegging van de beslissing is het recht van de aangezochte Verdragsluitende Partij van toepassing voor zover in dit Verdrag niet anders wordt bepaald.
Artikel 16
Het door EUROCONTROL geïnde bedrag wordt aan de Verdragsluitende Partijen afgedragen overeenkomstig de besluiten van de Raad.
Artikel 17
Wanneer een Verdragsluitende Partij de vordering heeft geïnd, wordt het in feite geïnde bedrag onverwijld aan EUROCONTROL overgemaakt, die dan handelt volgens de in artikel 16 voorziene procedure. De door deze Verdragsluitende Partij gemaakte invorderingskosten worden in rekening gebracht aan EUROCONTROL.
Artikel 18
Bij de vaststelling en inning van « en route »-heffingen werken de bevoegde instanties van de Verdragsluitende Partijen samen met EUROCONTROL.
Artikel 19
Indien de Raad eenstemmig besluit van het in rechte vorderen van een heffing af te zien, kunnen de betrokken Verdragsluitende Partijen alle maatregelen nemen die zij passend achten. In een dergelijk geval zijn de bepalingen van dit Verdrag betreffende het in rechte vorderen van betaling, de erkenning en de tenuitvoerlegging van de beslissing niet meer van toepassing.
van de Diplomatieke Conferentie inzake het Protocol tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd en door het Protocol van 27 juni 1997 geconsolideerd.
(Brussel, 8 oktober 2002)
De gevolmachtigden van :
DE REPUBLIEK ALBANIË,
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
HET KONINKRIJK BELGIË,
DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE REPUBLIEK KROATIË,
HET KONINKRIJK DENEMARKEN,
HET KONINKRIJK SPANJE,
DE REPUBLIEK FINLAND,
DE FRANSE REPUBLIEK,
HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
DE HELLEENSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK HONGARIJE,
IERLAND,
DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REPUBLIEK MACEDONIË,
HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,
DE REPUBLIEK MALTA,
DE REPUBLIEK MOLDAVIË,
HET VORSTENDOM MONACO,
HET KONINKRIJK NOORWEGEN,
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,
DE PORTUGESE REPUBLIEK,
ROEMENIË,
DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK SLOVENIË,
HET KONINKRIJK ZWEDEN,
DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,
DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK TURKIJE
EN
DE EUROPESE GEMEENSCHAP,
In vergadering bijeen te Brussel, op 8 oktober 2002,
1. Hebben unaniem aanvaard de tekst van een Protocol zoals in bijlage bij deze Slotakte vervat en hierna genoemd « het Toetredingsprotocol », tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd en zoals geconsolideerd door het op 27 juni 1997 ter ondertekening opengestelde Protocol, hierna genoemd « het herziene Verdrag ». Voornoemd Toetredingsprotocol is op 8 oktober 2002 te Brussel ter ondertekening opengesteld.
2. Hebben aanvaard de volgende resoluties betreffende, enerzijds, de bekrachtiging, de aanvaarding of de goedkeuring van het Toetredingsprotocol door de Verdragsluitende Partijen bij de eerste gelegenheid en, anderzijds, de vervroegde tenuitvoerlegging van het Toetredingsprotocol :
De Conferentie :
In vergadering bijeen te Brussel, op 8 oktober 2002;
Na unanieme aanvaarding van het Protocol, hierna genoemd « het Toetredingsprotocol », tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd en zoals geconsolideerd door het op 27 juni 1997 ter ondertekening opengestelde Protocol, hierna genoemd « het herziene Verdrag »;
I. Resolutie teneinde de Verdragsluitende Partijen uit te nodigen het Toetredingsprotocol bij hun eerste gelegenheid te bekrachtigen, te aanvaarden of goed te keuren
Overwegende dat de toetreding van de Europese Gemeenschap op beduidende wijze zal bijdragen tot de vervulling van de doelstellingen en taken van Eurocontrol onder de in het Toetredingsprotocol vervatte voorwaarden;
Memorerende de op de Diplomatieke Conferentie van 27 juni 1997 inzake het Protocol tot consolidatie van het Verdrag « Eurocontrol » aanvaarde resolutie teneinde de Lid-Staten uit te nodigen voornoemd Protocol van 27 juni 1997 bij hun eerste gelegenheid te bekrachtigen;
Erkennende het belang van een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van het herziene Verdrag en van het Toetredingsprotocol;
Verzoekt de ondertekenaars van het Toetredingsprotocol met aandrang om voornoemd Protocol bij hun eerste gelegenheid te bekrachtigen, te aanvaarden of goed te keuren;
Verzoekt de Directeur-generaal van Eurocontrol om, in samenwerking met de ondertekenende Staten en de Europese Gemeenschap, alle praktische maatregelen te treffen om desgewenst bijstand te verlenen bij de procedure van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van het Toetredingsprotocol.
II. Resolutie, betreffende de vervroegde tenuitvoerlegging van het Toetredingsprotocol
Na kennisneming van de Resolutie betreffende de vervroegde tenuitvoerlegging van het door de Diplomatieke Conferentie van 27 juni 1997 aanvaarde consoliderende Protocol;
Onder erkenning van het belang van de harmonische en doelgerichte tenuitvoerlegging van het Toetredingsprotocol;
Verzoekt alle Staten en de Europese Gemeenschap met aandrang om al het mogelijke te doen voor de vervroegde tenuitvoerlegging, van sommige bepalingen van het Toetredingsprotocol.
3. Hebben aanvaard de volgende gemeenschappelijke verklaringen over de ontstentenis van communautaire bevoegdheden op het stuk van nationale veiligheid en defensie enerzijds en over de coördinatie van RTDE anderzijds :
I. Gemeenschappelijke verklaring over de ontstentenis van communautaire bevoegdheden op het stuk van nationale veiligheid en defensie
De ondertekenaars van het Protocol tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd en zoals geconsolideerd door het op 27 juni 1997 ter ondertekening opengestelde Protocol, hierna genoemd « het herziene Verdrag »;
Na kennisneming van het feit dat de Europese Gemeenschap thans geen bevoegdheid heeft inzake defensie- en veiligheidsbeleid;
Na kennisneming van de rol van Eurocontrol zoals omschreven in de bepalingen van het herziene Verdrag inzake militaire kwesties;
Komen overeen dat :
Indien de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap tot deze kwesties zou worden uitgebreid, nader onderzocht moet worden of zulks de omvang van hun verplichtingen krachtens het herziene Verdrag ingrijpend wijzigt en of het Protocol in zijn huidige vorm derhalve op deze kwesties kan worden toegepast.
II. Gemeenschappelijke verklaring over de coördinatie van RTDE
De ondertekenaars van het Protocol tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd en zoals geconsolideerd door het op 27 juni 1997 ter ondertekening opengestelde Protocol, hierna genoemd « het herziene Verdrag »;
Na bestudering van de bepalingen van het herziene Verdrag met betrekking tot de coördinatie van activiteiten op het stuk van onderzoek, technologische ontwikkeling en evaluatie (RTDE) op de door voornoemd Verdrag bestreken gebieden;
Na kennisneming van het feit dat artikel 2, eerste lid, letter (h) van het herziene Verdrag toepasselijk is op de coördinatie van RTDE-activiteiten tussen Eurocontrol en haar Verdragsluitende Partijen;
Na kennisneming van het feit dat de door het Agentschap « Eurocontrol » krachtens artikel 1, vijfde lid, letter (i) van zijn Statuten georganiseerde coördinatie zowel de eigen RTDE-activiteiten betreft als die van luchtverkeersbeheersorganisaties;
Komen overeen dat :
— de « coördinatie van RTDE-activiteiten » bestaat in de uitwisseling van gedachten, informatie en ervaring aangaande RTDE-programma's en -activiteiten op het stuk van luchtverkeersbeheer, met het bevorderen van de complementariteit en het voorkomen van overlappingen als voornaamste oogmerk;
— de betrokken partijen voor de coördinatie van hun RTDE-activiteiten de algemene doelstellingen, bevoegdheden, administratieve, bestuurlijke en budgettaire verantwoordelijkheden en procedures van hun respectieve, met de tenuitvoerlegging van RTDE-programma's belaste instellingen of organen in acht nemen, alsmede dier voorschriften voor deelname, verspreiding en intellectuele eigendomsrechten;
— het staat de Verdragsluitende Partijen vrij om, overeenkomstig eigen interne procedures, besluiten te nemen aangaande hun RTDE-strategieën, -programma's en -projecten.
4. Hebben kennis genomen van de volgende gemeenschappelijke verklaring door de Staten, ondertekenaars van het consoliderend Protocol en van deze Slotakte :
III. Gemeenschappelijke verklaring over de inwerkingtreding van het consoliderend Protocol en het Toetredingsprotocol alsook inzake latere ondertekening van het Toetredingsprotocol
De Staten, ondertekenaars van het Protocol tot consolidatie van het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd en zoals ter ondertekening opengesteld op 27 juni 1997, hierna genoemd « het consoliderend Protocol », alsmede ondertekenaars van de Slotakte van de Diplomatieke Conferentie inzake het Protocol tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, ter ondertekening opengesteld op 8 oktober 2002, hierna genoemd « het Toetredingsprotocol »;
Geleid door de wens om de voorwaarden betreffende de inwerkingtreding van het consoliderend Protocol en het Toetredingsprotocol te verduidelijken;
Bevestigen hun interpretatie van artikel II, derde lid van het consoliderend Protocol, met dien verstande dat voornoemd Protocol in werking treedt nadat alle op 8 oktober 2002 bij het Verdrag « Eurocontrol » Partij zijnde Staten hun akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van het consoliderend Protocol hebben nedergelegd;
Komen overeen dat Eurocontrol de nodige stappen zal ondernemen om er op toe te zien dat, bij overweging van een verzoek om toetreding tot het Verdrag « Eurocontrol » en om toestemming tot ondertekening van het consoliderend Protocol, de gepaste verbintenissen worden aangegaan ten aanzien van de ondertekening alsook de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van het Toetredingsprotocol.
tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd en door het Protocol van 27 juni 1997 geconsolideerd.
DE REPUBLIEK ALBANIË,
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
HET KONINKRIJK BELGIË,
DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE REPUBLIEK KROATIË,
HET KONINKRIJK DENEMARKEN,
HET KONINKRIJK SPANJE,
DE REPUBLIEK FINLAND,
DE FRANSE REPUBLIEK,
HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
DE HELLEENSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK HONGARIJE,
IERLAND,
DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REPUBLIEK MACEDONIË,
HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,
DE REPUBLIEK MALTA,
DE REPUBLIEK MOLDAVIË,
HET VORSTENDOM MONACO,
HET KONINKRIJK NOORWEGEN,
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,
DE PORTUGESE REPUBLIEK,
ROEMENIË,
DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK SLOVENIË,
HET KONINKRIJK ZWEDEN,
DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,
DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK TURKIJE,
EN
DE EUROPESE GEMEENSCHAP,
Gelet op het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960 zoals gewijzigd door het Additioneel Protocol van 6 juli 1970, op zijn beurt gewijzigd door het Protocol van 21 november 1978, het geheel gewijzigd door het Protocol van 12 februari 1981 en ais herzien en geconsolideerd door het Protocol van 27 juni 1997, in het hiernavolgende « het Verdrag » genoemd, en inzonderheid op artikel 40 hiervan;
Gelet op de verantwoordelijkheden door het Verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap van 25 maart 1957, zoals herzien door het Verdrag van Amsterdam van 2 oktober 1997, toegekend aan de Europese Gemeenschap op bepaalde, door het Verdrag bestreken gebieden;
Overwegende dat de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap, tevens Lid van Eurocontrol zijnde, bij hun aanvaarding van het op 27 juni 1997 ter ondertekening opengestelde Protocol tot consolidatie van het Verdrag hebben verklaard dat hun ondertekening de uitsluitende bevoegdheid van de Gemeenschap op bepaalde, door het Verdrag bestreken gebieden alsook het lidmaatschap van de Gemeenschap van Eurocontrol met het oog op het uitoefenen van deze uitsluitende bevoegdheid onverlet laat;
Overwegende dat de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Verdrag beoogt de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart, in het hiernavolgende « Eurocontrol » genoemd, te helpen bij het nastreven van haar doeleinden zoals in het Verdrag uiteengezet en met name haar bestaan als een enkel en efficiënt orgaan voor de beleidsvorming inzake het luchtverkeersbeheer in Europa;
Overwegende dat de toetreding van de Europese Gemeenschap tot Eurocontrol opheldering vergt over de wijze waarop het Verdrag op de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten van toepassing zal zijn;
Overwegende dat de voorwaarden van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Verdrag de Gemeenschap in staat moeten stellen binnen Eurocontrol de door haar Lid-Staten aan haar verleende bevoegdheden uit te oefenen;
Overwegende dat het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk op 2 december 1987 in Londen in een gezamenlijke verklaring van hun ministers van Buitenlandse Zaken regelingen zijn overeengekomen inzake meer samenwerking bij het gebruik van de luchthaven van Gibraltar, dat deze regelingen echter nog niet worden toegepast;
ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT :
Artikel 1
De Europese Gemeenschap treedt, binnen het kader van haar bevoegdheid, tot het Verdrag toe krachtens de in dit Protocol vastgelegde voorwaarden en overeenkomstig artikel 40 van het Verdrag.
Artikel 2
Met betrekking tot de Europese Gemeenschap is het Verdrag in het kader van haar bevoegdheid van toepassing op « en route »-luchtvaartdiensten en de daarmede verband houdende naderings- en plaatselijke diensten ten behoeve van het luchtverkeer in de vluchtinformatiegebieden van haar Lid-Staten zoals in Bijlage II bij het Verdrag opgesomd, en binnen de begrenzing van de territoriale toepasselijkheid van het Verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap.
De toepassing van dit Protocol op de luchthaven van Gibraltar laat de respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake de soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven is gelegen, onverlet.
De toepassing van dit Protocol op de luchthaven van Gibraltar wordt opgeschort totdat de regelingen van de gezamenlijke verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk van 2 december 1987 van toepassing worden.
De regeringen van het Koninkrijk Spanje en van het Verenigd Koninkrijk zullen de overige Verdragsluitende Partijen bij dit Protocol van die datum in kennis stellen.
Artikel 3
Onverminderd het in dit Protocol bepaalde worden de bepalingen van het Verdrag zodanig uitgelegd als de Europese Gemeenschap in het kader van haar bevoegdheid omvattende, en de onderscheiden termen ter aanduiding van de Verdragsluitende Partijen en hun vertegenwoordigers moeten dienovereenkomstig worden begrepen.
Artikel 4
De Europese Gemeenschap draagt niet bij aan de begroting van Eurocontrol.
Artikel 5
Onverminderd de uitoefening van haar stemrecht krachtens artikel 6 is de Europese Gemeenschap gerechtigd te zijn vertegenwoordigd in en betrokken bij de werkzaamheden van alle organen van Eurocontrol waarin elk van haar Lid-Staten rechtens als Verdragsluitende Partij is vertegenwoordigd en waarin binnen de bevoegdheid van de Gemeenschap vallende kwesties kunnen worden behandeld, zulks met uitzondering van de met audit belaste organen.
In alle organen van Eurocontrol waaraan zij rechtens deelneemt doet de Europese Gemeenschap haar standpunten gelden binnen het kader van haar bevoegdheid overeenkomstig de haar eigen institutionele regels.
De Europese Gemeenschap mag noch voor het lidmaatschap van verkozen Eurocontrol-organen, noch voor ambten in die organen waaraan zij rechtens deelneemt, kandidaten voordragen.
Artikel 6
1. Voor besluiten omtrent kwesties waarin de Europese Gemeenschap uitsluitende bevoegdheid geniet en ter toepassing van de regels vervat in artikel 8 van het Verdrag, oefent de Europese Gemeenschap het stemrecht van haar Lid-Staten krachtens het Verdrag uit en de aldus door de Europese Gemeenschap uitgebrachte stemmen en gewogen stemmen worden gecumuleerd ter bepaling van de in voornoemd artikel 8 van het Verdrag vermelde meerderheden. Bij stemming door de Gemeenschap stemmen haar Lid-Staten niet.
Ter bepaling van het aantal Verdragsluitende Partijen benodigd voor de inwilliging van een verzoek tot besluitvorming bij drievierde meerderheid als bepaald aan het eind van artikel 8, tweede lid, alinea 1, wordt de Gemeenschap geacht haar Lid-Staten, tevens Lid-Staten van Eurocontrol, te vertegenwoordigen.
Een voorgesteld besluit ten aanzien van een specifiek onderwerp waarover door de Europese Gemeenschap moet worden gestemd, wordt op een daartoe strekkend verzoek van een Verdragsluitende Partij, geen Lid van de Europese Gemeenschap zijnde, uitgesteld. Het uitstel wordt benut voor overleg tussen de Verdragsluitende Partijen, bijgestaan door het Agentschap Eurocontrol, over het voorgestelde besluit. In geval van een dergelijk verzoek mag de besluitvorming met uiterlijk zes maanden worden verdaagd.
2. Bij besluiten omtrent kwesties waarin de Europese Gemeenschap geen uitsluitende bevoegdheid geniet, stemmen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap overeenkomstig hun stemrecht als voorzien in artikel 8 van het Verdrag en neemt de Europese Gemeenschap geen deel aan de stemming.
3. De Europese Gemeenschap stelt de overige Verdragsluitende Partijen ad hoc in kennis van de gevallen waarin zij voor de onderscheiden agendapunten van de algemene Vergadering, de Raad en andere overlegorganen waaraan de algemene.Vergadering en de Raad bevoegdheden hebben gedelegeerd, het onder lid 1 van dit artikel bedoelde stemrecht zal uitoefenen. Deze verplichting geldt eveneens voor per briefwisseling te nemen besluiten.
Artikel 7
De reikwijdte van de aan de Gemeenschap verleende bevoegdheid is in algemene termen aangeduid in een door de Europese Gemeenschap bij de ondertekening van dit Protocol afgelegde schriftelijke verklaring.
Deze verklaring kan voor zover toepasselijk worden gewijzigd door kennisgeving van de Europese Gemeenschap aan Eurocontrol. Zij vormt geen vervanging of enigerlei inperking van de zaken die kunnen worden bestreken in de kennisgeving inzake de bevoegdheid van de Gemeenschap welke vóór de besluitvorming in Eurocontrol door formele stemming of anderszins dient te geschieden.
Artikel 8
Artikel 34 van het Verdrag is van toepassing op enig geschil ontstaan tussen twee of meer Verdragsluitende Partijen bij dit Protocol of tussen een of meer Verdragsluitende Partijen bij dit Protocol en Eurocontrol aangaande de uitlegging, toepassing of uitvoering van dit Protocol en met name zijn bestaan, geldigheid en opzegging.
Artikel 9
1. Dit Protocol wordt ter ondertekening opengesteld voor alle ondertekenende Staten van het Protocol tot consolidatie van het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd en op 27 juni 1997 ter ondertekening opengesteld, in het hiernavolgende « het consoliderend Protocol » genoemd, alsmede voor de Europese Gemeenschap.
Voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding wordt het tevens ter ondertekening opengesteld voor elke Staat welke naar behoren is gemachtigd het consoliderend Protocol te ondertekenen, zulks overeenkomstig artikel II van genoemd Protocol.
2. Dit Protocol dient bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd te worden. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Regering van het Koninkrijk België.
3. Dit Protocol treedt in werking wanneer het is bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door alle ondertekenende Staten, tevens ondertekenaars van het consoliderend Protocol zijnde, waarvan de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring is vereist voor de inwerkingtreding van het consoliderend Protocol, alsmede door de Europese Gemeenschap, op de eerste dag van de tweede maand na de nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, mits het consoliderend Protocol op die datum in werking is getreden. Indien niet aan deze voorwaarde is voldaan, treedt dit Protocol in werking op dezelfde datum als het consoliderend Protocol.
4. Dit Protocol treedt in werking voor die ondertekenaars die hun akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring na de datum van inwerkingtreding hebben nedergelegd, op de eerste dag van de tweede maand na de nederlegging van de desbetreffende akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
5. De regering van het Koninkrijk België stelt de regeringen van de overige Staten, ondertekenaars van dit Protocol, alsook de Europese Gemeenschap in kennis van elke ondertekening, elke nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring en van elke datum van inwerkingtreding van dit Protocol krachtens bovenstaande leden 3 en 4.
Artikel 10
Elke toetreding tot het Verdrag na de datum van inwerkingtreding ervan houdt tevens instemming in met de bindende kracht van dit Protocol. De artikelen 39 en 40 van het Verdrag zijn geldig voor dit Protocol.
Artikel 11
1. Dit Protocol blijft geldig voor onbepaalde tijd.
2. indien alle Lid-Staten van Eurocontrol, tevens Lid-Staat van de Europese Gemeenschap zijnde, besluiten zich uit Eurocontrol terug te trekken, wordt de kennisgeving van de terugtrekking uit het Verdrag alsmede uit dit Protocol geacht te zijn gegeven door de Europese Gemeenschap gelijktijdig met de kennisgeving van terugtrekking krachtens artikel 38, tweede lid van het Verdrag van de laatste Lid-Staat van de Europese Gemeenschap die zich uit Eurocontrol terugtrekt.
Artikel 12
De regering van het Koninkrijk België doet dit Protocol registreren bij de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties ingevolge artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties, alsook bij de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie krachtens artikel 83 van het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende Verdrag voor de Internationale Burgerluchtvaart.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende Gevolmachtigden, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN te Brussel, op 8 oktober 2002, in elk der officiële talen van de ondertekenende Staten, in een enkel exemplaar, dat blijft berusten in het archief van de Regering van het Koninkrijk België, die een gewaarmerkt afschrift hiervan doet toekomen aan de Regeringen van de overige ondertekenende Staten, alsmede aan de Europese Gemeenschap. In geval van verschil tussen de teksten is de Franse tekst doorslaggevend.
Voorontwerp van wet houdende instemming met de volgende internationale akten :
1º Protocol tot consolidatie van het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd, en Bijlagen I, II, III en IV, gedaan te Brussel op 27 juni 1997;
2º Protocol tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd, en door het Protocol van 27 juni 1997 geconsolideerd, en Slotakte, gedaan te Brussel op 8 oktober 2002.
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Het Protocol tot consolidatie van het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd, en Bijlagen I, II, III en IV, gedaan te Brussel op 27 juni 1997, zullen volkomen gevolg hebben.
Art. 3
Het Protocol tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd, en door het Protocol van 27 juni 1997 geconsolideerd, en de Slotakte, gedaan te Brussel op 8 oktober 2002, zullen volkomen gevolg hebben.
37.882/4
De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 9 december 2004 door de minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de volgende internationale akten :
1º Protocol tot consolidatie van het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd, en Bijlagen I, II, III en IV, gedaan te Brussel op 27 juni 1997;
2º Protocol tot toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd, en door het Protocol van 27 juni 1997 geconsolideerd, en Slotakte, gedaan te Brussel op 8 oktober 2002. »,
heeft op 29 december 2004 het volgende advies gegeven :
Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het voorontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
1. Krachtens artikel 6, § 4, 3º en 4º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, worden de gewestregeringen betrokken bij « het ontwerpen van de regels van de algemene politie en de reglementering op het verkeer en vervoer, alsook van de technische voorschriften inzake verkeers- en vervoermiddelen » alsmede bij « het ontwerpen van de regels betreffende de organisatie en de uitwerking van de veiligheid van het luchtverkeer op de regionale luchthavens en de openbare vliegvelden ».
Dit voorafgaand vormvereiste, dat substantieel is, moet vervuld worden in het kader van het sluiten, door onderhandelingen, van een overeenkomst die betrekking heeft op de voornoemde aangelegenheden, en van de ondertekening ervan.
Uit het bij de adviesaanvraag gevoegde dossier kan evenwel niet worden opgemaakt of zulks wel het geval is geweest (1) .
2. Artikel 2 van het voorontwerp verwijst zowel naar het « Protocol tot consolidatie van het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart « Eurocontrol » van 13 december 1960, zoals meermalen gewijzigd », als naar de « Bijlagen I, II, III en IV ».
Evenwel dient erop te worden gewezen dat de geconsolideerde versie van het protocol van 27 juni 1997 slechts één bijlage heeft, te weten de « geconsolideerde versie waarin de van kracht blijvende teksten van het huidige verdrag en de door de diplomatieke conferentie van 27 juni 1987 aangebrachte wijzigingen zijn samengevoegd — geconsolideerd dispositief van het verdrag » waarbij vier bijlagen I, II, II, IV zijn gevoegd, waarnaar talrijke bepalingen van de voormelde geconsolideerde versie verwijzen.
Deze bijlagen zijn dus geen bijlagen bij het Protocol waarmee artikel 2 van het voorontwerp instemming beoogt te verlenen.
Bijgevolg dient niet afzonderlijk te worden ingestemd met de bijlagen I, II, III, IV.
Het opschrift en artikel 2 dienen in die zin te worden herzien.
3. Ook de Nederlandse en Franse tekst van de in artikel 3 van het voorontwerp vermelde Slotakte dienen aan de wetgevende kamers te worden voorgelegd.
De kamer was samengesteld uit :
Mevrouw M.-L. WILLOT-THOMAS, kamervoorzitter,
De heer P. LIÉNARDY en mevrouw M. BAGUET, staatsraden,
De heer C. GIGOT, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer Y. CHAUFFOUREAUX, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. JAUMOTTE, staatsraad.
De griffier, | De voorzitter, |
C. GIGOT. | M.-L. WILLOT-THOMAS. |
(1) Zie in die zin advies 29.298/4, gegeven op 21 juni 1999, over een voorontwerp van wet « houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van de artikels IA), 14(1) en 14(3) B) van het Europees Verdrag van 30 september 1957 betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR), ondertekend te Genève op 28 oktober 1993 ».