(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
De regering heeft twee jaar geleden beslist het wetenschappelijk onderzoek fiscaal aan te moedigen.
De geachte minister heeft onlangs het desbetreffende programma voorgesteld. Als laatste maatregel wordt de vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing op het loon dat de werkgever aan de vorser betaalt verhoogd van 50 % tot 65 %.
De universiteiten, de hogescholen, het NFWO (Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek) en zijn Vlaamse tegenhanger, het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen, komen in aanmerking voor die maatregel met terugwerkende kracht tot 1 januari 2005.
Die maatregel vult er andere aan waarmee de Staat het onderzoek kan herfinancieren via de loonkosten zonder te raken aan het nettoloon van de vorsers en zonder de ontvangsten van de sociale zekerheid te verminderen. Dat laatste verheugt mij bijzonder.
U zei immers dat de regering de minderontvangsten voor haar rekening neemt.
Op 1 oktober 2005 zouden ook de privé-ondernemingen die een onderzoeksovereenkomst hebben gesloten met een universiteit, een hogeschool, het NFWO of het FWOV in aanmerking komen voor dat programma.
Beschikt u over cijfergegevens in verband met deze ondernemingen ? Over hoeveel ondernemingen en vorsers gaat het ?
De privé-ondernemingen die vorsers inzetten zonder een partnerschapsovereenkomst te sluiten, blijken niet onmiddellijk in aanmerking te komen voor die maatregelen. Wanneer zal dat wel het geval zijn ? Beschikt u over cijfergegevens in verband met deze ondernemingen ?
Sommigen denken dat de huidige onduidelijke definitie van het statuut van vorser het programma in aanzienlijke mate dreigt uit te hollen. Is dat ook uw mening ?
Antwoord : Het geachte lid gelieve hierna het antwoord op zijn vraag te vinden.
Uit de gegevens die het federale wetenschapsbeleid in samenwerking met de Belgische Federatie van de distributieondernemingen (Fedichem) heeft opgemaakt, blijkt dat ongeveer 3 500 onderzoekers van de private sector op een totaal van 18 000 nu zouden werken in het kader van overeenkomsten met universiteiten, hogescholen of onderzoeksinstellingen.
Deze samenwerkingsverbanden kunne verschillen wat betreft hun aard, hun duur en hun complexiteit, maar strekken er vooral toe de maatschappelijke en economische toestand van het land te verbeteren. Dit betekent dus een verbetering van de tewerkstelling, verlaagde onderzoekerskosten en de versterking van de vestiging van private onderzoekscentra in België door een sterkere band tussen de onderzoeksinstellingen en de bedrijven. Het succes van een bedrijf — KMO of grotere onderneming — heeft meestal te maken met zijn innovatievermogen en zijn capaciteit om de resultaten van onderzoeksactiviteiten te beschermen en commercieel te exploiteren. Maar de kosten van O&O zijn aanzienlijk en in dat opzicht hebben de openbare onderzoeksinstellingen een rol te spelen bij de ondernemingen. Ze moeten ervoor zorgen dat bedrijven van gemeenschappelijke knowhow kunnen genieten en dus van hoog gekwalificeerd wetenschappelijk personeel dat eraan gewend is om multidisciplinair te werken in het kader van internationale informatie-uitwisseling.
Het federale wetenschapsbeleid onderzoekt momenteel verschillende scenario's met het oog op een betere uitbouw van het wetenschappelijke en technologische potentieel van België.
In dit kader is het wenselijk deze gedeeltelijke vrijstelling van 50 % van de bedrijfsvoorheffing geleidelijk uit te breiden naar hoog gekwalificeerde O&O-werknemers die in ondernemingen actief zijn.
Deze maatregelen zouden voor het eerst kunnen worden toegepast in 2006, rekening houdend met de evolutie van de economische conjunctuur en de impact van deze maatregelen op de staatsfinanciën.
Teneinde het doelpubliek van de maatregel te identificeren, werd gezamenlijk door de administraties van Wetenschapsbeleid en Financiën een definitie opgesteld. Ze werd voorgelegd aan vertegenwoordigers van universiteiten, hogescholen, sociale secretariaten, enz., en werd daarna bekendgemaakt op de website van de POD Wetenschapsbeleid (www.belspo.be/fisc). Deze vrij ruime definitie is reeds van toepassing op een aantal private onderzoekscentra uit de non-profit sector en kan ook gelden voor de onderzoekers uit de marktsector. Op termijn zou de ruime interpretatie van de definitie (en bijgevolg de toepassing ervan) kunnen leiden tot budgettaire problemen, zowel op het vlak van de bestaande als de toekomstige fiscale maatregelen.