3-529/4 | 3-529/4 |
21 MAART 2005
I. INLEIDING
Op donderdag 10 maart 2005 organiseerde de Werkgroep « Ruimtevaart » van de Senaat een hoorzitting met de heer Jean-François Mayence, Federaal Wetenschapsbeleid — Afdeling « Ruimtevaart », over :
— de bilaterale samenwerking van België inzake ruimtevaart,
— de actuele wetgevingsdossiers inzake ruimtevaart,
— de bevoegdheidsverdeling tussen de federale en regionale overheden inzake ruimtevaart.
Deze hoorzitting kadert in de bijzondere aandacht die de Werkgroep « Ruimtevaart » wil besteden aan het Belgische ruimtevaartbeleid. De nadruk zal hierbij gelegd worden op de positie van de Belgische industrie en de Belgische wetenschap in de Europese ruimtevaartsector, de interesse van de jeugd in ruimtevaart en in wetenschappelijke studies, en op de berichtgeving in de media inzake ruimtevaart.
In deze context organiseerde de Werkgroep « Ruimtevaart » van de Senaat op donderdag 19 februari 2004 een hoorzitting met mevrouw Fientje Moerman, federaal minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid (stuk Senaat, nr. 3-529/1), en op donderdag 16 december 2004 een hoorzitting met de heer Marc Verwilghen, federaal minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid (stuk Senaat, nr. 3-529/3).
Ontmoetingen met de Belgische ruimtevaartindustrie werden georganiseerd op woensdag 16 oktober 2002 (stuk Senaat, nr. 2-1332/1), dinsdag 25 februari 2003 (stuk Senaat, nr. 2-1521/1 en 2) en donderdag 8 juli 2004 (stuk Senaat, nr. 3-529/2).
II. UITEENZETTING DOOR DE HEER JEAN-FRANÇOIS MAYENCE, FEDERAAL WETENSCHAPSBELEID, AFDELING « RUIMTEVAART »
a) Bevoegdheidsverdeling op nationaal vlak inzake ruimtevaart
De exclusieve federale bevoegdheid inzake ruimtevaartonderzoek in het kader van de internationale samenwerking, is vastgelegd in artikel 6bis, § 2, 3º, van de Bijzondere wet tot hervorming van de instellingen van 8 augustus 1980. Dit artikel stelt dat :
« § 1. De Gemeenschappen en Gewesten zijn bevoegd voor het wetenschappelijk onderzoek in het raam van hun respectieve bevoegdheden, met inbegrip van het onderzoek ter uitvoering van internationale of supranationale overeenkomsten of akten.
§ 2. De federale overheid is evenwel bevoegd voor :
...
3. het ruimtevaartonderzoek in het raam van internationale of supranationale instellingen en overeenkomsten of akten;
... »
Het gaat hier dus om een exclusieve bevoegdheid, een uitzondering op de algemene bevoegdheid van de gemeenschappen en gewesten inzake wetenschappelijk onderzoek.
Het is zo dat het ruimtevaartonderzoek vaak accessoir is aan ander wetenschappelijk onderzoek in het kader van bevoegdheden van de gemeenschappen en gewesten. Een voorbeeld hiervan is aardobservatie en leefmilieu. In de praktijk stellen hier zich echter geen problemen. Zo werd op basis van een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten, het programma STEREO gecreëerd dat de exploitatie van de gegevens verkregen door aardobservatie regelt.
Er dient te worden opgemerkt dat de federale overheid ook een residuaire bevoegdheid heeft inzake de operationele ruimtevaartactiviteiten. Dit zal verder worden toegelicht bij de bespreking van het wetsontwerp met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen, ingediend in de Kamer van volksvertegenwoordigers op 14 februari 2005 (stuk Kamer, nr. 51-1607/01).
b) Bestaand internationaal juridisch kader aangaande de internationale ruimtevaartsamenwerking
In de eerste plaats moet melding worden gemaakt van het Verdrag tot oprichting van een Europees ruimte-agentschap, gedaan in Parijs op 30 mei 1975 en voorlopig toegepast tot de officiële inwerkingtreding in 1980. In deze context moet ook het akkoord tussen de ESA-lidstaten worden vermeld betreffende de bescherming en uitwisseling van geclassificeerde informatie. In werking getreden in 2003, is ook België thans partij bij dit akkoord, niet in het minst dankzij de snelle en efficiënte manier waarop het federaal parlement dit dossier heeft behandeld.
Voor de volledigheid kunnen ook de overeenkomst tot oprichting van EUMETSAT van 24 mei 1983, en de verklaring van een aantal Europese regeringen aangaande de commercialisering en exploitatie van de Ariane-draagraketten uit 2001, worden aangehaald.
Om het internationaal normatief kader af te ronden, kan men niet buiten de vijf internationale verdragen die in het kader van de Verenigde Naties werden gesloten. Hier moet worden opgemerkt dat België één van de weinige landen is ter wereld (slechts een tiental) die partij zijn bij alle vijf verdragen. De verdragen werden opgesomd in de nota die als bijlage aan dit verslag werd toegevoegd.
c) Geldende bilaterale verdragen, overeenkomsten en akkoorden
Indien men vraagt naar de bilaterale akkoorden die thans voor België in werking zijn getreden, is de lijst vrij kort. De overeenkomst aangaande SPOT uit 1979 en in werking getreden in 1985, vormt de basis voor de bilaterale samenwerking tussen België en Frankrijk inzake aardobservatie.
Op basis van dit verdrag werden een aantal aanvullende overeenkomsten gesloten tussen België en Frankrijk inzake aardobservatie. Deze overeenkomsten staan zeer dicht bij de inwerkingtreding, aangezien enkel nog moet worden gewacht op de officiële kennisgeving door de Franse regering, van de ontvangst van de Belgische bekrachtiging op 4 maart 2005.
Met Argentinië is een samenwerkingsovereenkomst gesloten in 1997. Deze overeenkomst trad in werking op 1 maart 2003. De Belgische deelname aan het Argentijnse aardobservatieproject « SAOCOM » is hierop gebaseerd.
d) Af te ronden verdragen, overeenkomsten en akkoorden
Internationaal Ruimtestation
Twee overeenkomsten, respectievelijk in 1988 en 1998, werden gesloten tussen de Verenigde Staten, de lidstaten van ESA, Japan en Canada betreffende het internationaal ruimtestation. De overeenkomst uit 1988 is thans voorwerp van een instemmingsprocedure in België, en wordt behandeld door de Raad van State. Hoewel deze overeenkomst niet in werking is getreden voor de Europese partner, heeft België toch de instemmingsprocedure gestart, aangezien de ratificatie een voorwaarde is om toe te treden tot het akkoord van 1998.
Het akkoord van 1998 is in werking getreden in de internationale rechtsorde in 2001, en voor de Europese partner in december 2004. Ter vergelijking, het akkoord uit 1988 is enkel in werking getreden tussen de Verenigde Staten en Japan in 1989.
Samenwerking met Frankrijk inzake aardobservatie
Zoals hierboven reeds vermeld, is de overeenkomst inzake SPOT van kracht, en zullen de aanvullende overeenkomsten 1 tot en met 4 spoedig in werking treden. Tot dan moet men ervan uitgaan te werken met een impliciete overeenkomst tussen Frankrijk en België en dat de verschillende verdragen zo spoedig mogelijk zullen worden geratificeerd, zodat de technologische programma's die in het kader van deze overeenkomsten worden uitgevoerd, een zekere juridische basis hebben. Een zeker pragmatisme is dus noodzakelijk.
Bijzondere aandacht moet hier worden besteed aan wijziging nr. 1 in de aanvullende overeenkomst 4 en aanvullende overeenkomst 5 in het kader van deze bilaterale samenwerking. Deze verdragen staan thans op de agenda van de commissie « gemengde verdragen » van de interministeriële conferentie voor buitenlandse aangelegenheden.
Tot nu toe heeft de Raad van State in haar wetgevend advies steeds geoordeeld dat deze overeenkomsten moesten worden beschouwd als een « gemengd verdrag », aangezien er ook industriële, onderwijs- en leefmilieuaspecten aan verbonden waren. De commissie « gemengde verdragen » heeft deze these steeds verworpen en gesteld dat het gaat om een exclusieve bevoegdheid sui generis van de federale overheid, in overeenstemming met artikel 6bis van de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen.
Ook bij de aanvullende overeenkomst 5 heeft de Raad van State haar gebruikelijke argumentatie herhaald. In tegenstelling tot voorheen hebben sommige leden van de werkgroep « gemengde verdragen » nu echter geoordeeld dat het inderdaad om een gemengd verdrag gaat. Zolang hierover geen overeenstemming is bereikt, is het dossier geblokkeerd in deze commissie.
Één van de gevolgen hiervan is dat België in de onmogelijkheid is om de aanvullende overeenkomst 6 (in verband met het programma Pléiades) niet kan ondertekenen, en dat deze vertraging de verdere samenwerking met Frankrijk dreigt te hypothekeren.
Samenwerking met Rusland
Eind 2000 werd in Moskou een akkoord ondertekend tussen België en Rusland betreffende de samenwerking op het gebied van de verkenning en het gebruik van de ruimte voor vreedzame doeleinden. Dit is een kaderovereenkomst waar nog geen concrete uitwerking aan is gegeven. De Russische doema heeft zich reeds positief uitgesproken, maar de Russische regering dient de procedure nog af te ronden. In België bevond het dossier zich in de interministeriële conferentie voor buitenlandse aangelegenheden die zich op 15 maart moest uitspreken over het gemengd karakter ervan.
Dit verdrag is een prioriteit voor de federale regering. Zij hoopt dan ook dat de instemmingsprocedure zo snel mogelijk zal kunnen worden afgerond.
e) Actuele wetgevingsdossiers inzake ruimtevaart
Op 14 februari 2005 werd een wetsontwerp ingediend in de Kamer van volksvertegenwoordigers (ref. 51-1607/01) betreffende de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen.
Het ontwerp bestaat uit drie pijlers. Vooreerst geeft het België een regeling voor de machtiging van en het toezicht op de operationele ruimteactiviteiten die onder zijn rechtsgebied worden verricht. Zo zou België rechtsmacht kunnen krijgen over een raket dit vanop volle zee door een Belgische onderneming zou worden gelanceerd.
Verder wordt een nationaal register van ruimtevoorwerpen opgericht dat de registratie door België mogelijk maakt van ruimtetuigen. In de marge hiervan moet worden opgemerkt dat de « eerste Belgische » satelliet PROBA in de feiten een ESA-satelliet is die door ESA is geregistreerd. Maar latere, echt Belgische, satellieten zouden in een eigen register kunnen worden opgenomen.
Ten slotte geeft deze wet de Belgische Staat de mogelijkheid een vordering in te stellen jegens de operator in geval van schade die zijn internationale aansprakelijkheid in het geding brengt. Aldus wordt vermeden dat de overheid moet opdraaien voor de kosten die door een ruimtetuig wordt veroorzaakt.
Met deze wet wordt de Belgisch wetgeving in overeenstemming gebracht met de internationale rechtsnormen. Meer zelfs, België ontvangt in één klap de meest complete en actuele wetgeving ter zake die er thans op de wereld bestaat.
III. BESPREKING
a) Algemene opmerking betreffende de ratificatie van verdragen
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, is als voorzitter van de Commissie voor Buitenlandse aangelegenheden en defensie van de Senaat verontrust door een recente evolutie inzake verdragen in België. Als maar meer verdragen worden toegepast en treden in werking op een tijdelijke basis vooraleer het parlement zijn instemming heeft betoond. Dit is jammer genoeg niet enkel in ruimtevaartaangelegenheden het geval. Aldus wordt het parlement voor een voldongen feit geplaatst en kan het bijna niet anders dan in te stemmen met het verdrag in kwestie, en wordt het parlementair debat en de controle op de regering in de kiem gesmoord.
Een ander probleem stelt zich ook vaak wanneer een verdrag wordt voorgelegd aan het parlement dat al jaren geleden werd ondertekend. Deze surrealistische situaties moeten zoveel mogelijk vermeden worden.
De heer Luc Willems, is het hiermee eens, en stelt voor dat de commissie voor Buitenlandse Aangelegenheden de minister hierover aanspreekt en aandringt op een snelle afhandeling van deze dossiers.
b) Akkoorden betreffende het internationaal ruimtestation
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, vraagt uitleg bij het feit dat het akkoord van 1998 in werking is getreden voor de Europese partner, hoewel vele ESA-lidstaten zoals België dit akkoord niet hebben geratificeerd.
De heer Jean-François Mayence antwoordt dat dit hier niet nodig is. Er is enkel vereist dat de belangrijkste Europese ruimtevaartlanden, zoals Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Italië, met de overeenkomst zouden instemmen. Dit is niet gebeurd voor het akkoord uit 1988, maar wel met dat uit 1998.
c) Akkoorden betreffende SPOT
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, informeert naar de stand van zaken in Frankrijk betreffende de verschillende aanvullende overeenkomsten.
De heet Jean-François Mayence bevestigt dat de Franse regering klaar staat om de aanvullende overeenkomst nr. 6 te ondertekenen. De eerste 4 aanvullende overeenkomsten werden goedgekeurd en zouden eerstdaags in werking moeten treden. De Franse regering heeft de officiële kennisgeving van de ontvangst van de Belgische bekrachtiging op 4 maart 2005 nog niet afgeleverd. De datum van deze kennisgeving zal de datum van de inwerkingtreding van de aanvullende overeenkomsten nrs. 1 tot 4 bepalen. De procedure voor de aanvullende overeenkomst nr. 5 is thans bezig.
d) Nieuwe samenwerkingsverbanden
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, informeert naar mogelijke nieuwe samenwerkingsakkoorden tussen België en andere landen. Volgt de Belgische regering een bepaalde strategie ? En wat is de rol van het Parlement hierin ?
De heer Jean-François Mayence antwoordt dat er op dit ogenblik de Belgische bilaterale samenwerking inzake ruimtevaart het voorwerp is van een globaal onderzoek dat zou moeten leiden tot het uitzetten van nieuwe strategische richtlijnen. In dit opzicht zal er moeten worden nagedacht over een werkmethode voor de toekomst. Alle akkoorden in een verdrag gieten en voorleggen aan het parlement, is immers geen goede manier van werken. Vaak zijn deze akkoorden zeer technisch en voegen ze niets toe aan de te volgen politiek. Beter zou zijn om te werken met kaderovereenkomsten, waarin de algemene lijnen en principes van een samenwerking zijn opgenomen die door het parlement moeten worden goedgekeurd via de instemmingsprocedure, gevolg door een aantal technische akkoorden die de details uitwerken in overeenstemming met de kaderovereenkomst, zonder dat het Parlement zich over deze akkoorden moet uitspreken. Thans bestaat een dergelijke strategie echter niet, en worden soms samenwerkingsverbanden overeengekomen om redenen die niet altijd met ruimtevaart te maken hebben.
e) Budgettaire controle van het federaal parlement
De heer Eric Beka, Belgisch Hoog vertegenwoordiger voor het ruimtevaartbeleid, is eveneens van oordeel dat de soms erg lange periode tussen ondertekening van een verdrag en indiening in het parlement, een grondige bespreking en een echte controle van de Belgische participatie aan het ruimteprogramma dat dit verdrag tot gevolg heeft. Hij herinnert eraan dat de parlementaire controle ook gebeurt via de begrotingsstemming. De technische uitvoering van dat type van akkoorden vereist immers fondsen die in de begroting zijn opgenomen en waarover accurate informatie kan worden verkregen.
De heer François Roelants du Vivier, voorzitter, merkt op dat de Senaat op dat vlak niet langer over de bevoegdheden beschikt, maar is ervan overtuigd dat de aanwezige collega's van de Kamer van volksvertegenwoordigers deze suggestie zeker zullen noteren.
De heer Marc Humblet, SABCA, waarschuwt in dit opzicht wel voor de onzekerheid die zou kunnen worden gecreëerd in hoofde van de industrie. Wat zou er immers kunnen gebeuren indien een programma ter uitvoering van een nog mee in te stemmen verdrag op touw wordt gezet, en een paar jaar later dit verdrag niet zou worden goedgekeurd ? Worden de voorziene fondsen dan geblokkeerd, moeten zij worden teruggevorderd, ... ? Het spreekt voor zich dat deze onzekerheid erg nefast is voor de ontwikkeling van een industrie die nood heeft aan stabiliteit en rechtszekerheid.
f) Wetsontwerp betreffende de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen
Mevrouw Joëlle Kapompolé, senator, vraagt hoe uniek deze wetgeving in Europa is en welke landen een gelijkaardige regeling hebben.
De heer Jean-François Mayence meent dat enkel het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Noorwegen een wetgeving inzake ruimtevaart bezitten. De wetgeving in het Verenigd Koninkrijk is zeer goed ontwikkeld gezien het belang van de ruimtevaart en de intensiteit van activiteiten ter zake. De Zweedse wetgeving is vooral gericht op het opzetten van een juridisch kader voor de lanceringen vanuit Kiruna. De Noorse wetgeving is zeer summier en is slechts een halve bladzijde lang. België zal de eerste zijn van een nieuwe golf van landen die een dergelijke wetgeving op poten zetten, en zal kunnen beschikken over een juridisch kader dat actueel is en aangepast aan de nieuwe realiteiten in de ruimtevaartsector.
De voorzitter-rapporteur, | |
François ROELANTS DU VIVIER. |
Nota met betrekking tot toestand van de instemmings- en uitvoeringsdossiers van de internationale samenwerkings-akkoorden op het gebied van het ruimtevaartonderzoek en de -toepassingen
Deze nota beschrijft de stand van zaken van de dossiers met betrekking tot de internationale akkoorden op het gebied van het ruimtevaartonderzoek en de -toepassingen en het ontwerp van nationale wet op het gebied van de operationele ruimteactiviteiten.
I. Bestaand juridisch kader van de internationale ruimtevaartsamenwerking door België
I.1. Bevoegdheidsverdeling op nationaal vlak
De exclusieve federale bevoegdheid inzake ruimtevaartonderzoek in het kader van de internationale samenwerking (1) heeft tot het afsluiten geleid van meerdere intergouvernementele verdragen en akkoorden.
Ter herinnering : buiten het kader van de internationale samenwerking wat in deze nota behandeld wordt, is het ruimtevaartonderzoek verbonden aan de algemene bevoegdheid met betrekking tot het wetenschapsbeleid. Zo wordt het programma STEREO voor de exploitatie van Aardobservatiedata uitgevoerd op basis van een samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten.
I.2. Multilaterale verdragen, overeenkomsten en akkoorden
I.2.1. Samenwerkingsovereenkomsten en -akkoorden (2)
Andere verdragen zijn hier niet opgenomen omdat ze niet worden beheerd in het kader van het eigenlijke ruimtevaartonderzoek : akkoorden tot oprichting van het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn (ECMWF), de Wereld meteorologische organisatie (WMO), de Europese Zuidelijke sterrenwacht (ESO), de Europese Organisatie voor de exploitatie van telecommunicatiesatellieten (EUTELSAT), het Internationaal consortium voor telecommunicatie per satelliet (INTELSAT/ITSO), de Internationale organisatie voor mobiele telecommunicatie per satelliet (INMARSAT/IMSO) of verder nog de Internationale unie voor telecommunicatie (UIT).
— Verdrag tot oprichting van een Europees ruimte-agenschap
gedaan te Parijs op 30 mei 1975
in werking getreden in de internationale rechtstorde op 30 oktober 1980 (voorlopig toegepast sinds 31 mei 1975)
in werking getreden voor België op 3 oktober 1978 (bekrachtiging)
— Akkoord tussen de Staten die partij zijn bij het Verdrag tot oprichting van een Europees ruimte-agenschap en het Europees ruimte-agenschap betreffende de bescherming en de uitwisseling van geclassificeerde informatie
gedaan te Parijs op 19 augustus 2002
in werking getreden in de internationale rechtsorde op 21 mei 2003
in werking getreden voor België op 10 februari 2004 (bekrachtiging)
— Verklaring van sommige Europese regeringen met betrekking tot de productiefase van de Ariane-draagraketten
gedaan te Parijs op 11 oktober 2001
in werking getreden in de internationale rechtsorde op 20 december 2001
in werking getreden voor België op 20 december 2001 (goedkeuring)
— Overeenkomst tot oprichting van de Europese organisatie voor de exploitatie van meteorologische satellieten (EUMETSAT)
gedaan op 24 mei 1983 (geamendeerd bij Protocol van 5 juni 1991 en herzien op 19 november 2000)
in werking getreden in de internationale rechtsorde op 19 juni 1986
in werking getreden voor België op 19 juni 1986 (bekrachtiging)
I.2.2. Verdragen, overeenkomsten en akkoorden van internationaal recht (3)
Bij deze juridisch bindende akten goedgekeurd in de Verenigde Naties komen nog de Resoluties van de algemene vergadering inzake internationale rechtstreekse televisie (1982), teledectectie (1986), het gebruik van kernenergiebronnen in de ruimte (1992) en de internationale samenwerking in de ruimte in het belang van alle Staten, in het bijzonder van de ontwikkelingslanden (1996).
— Verdrag inzake de beginselen waaraan de activiteiten van Staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de Maan en andere hemellichamen
gedaan op 27 januari 1967
in werking getreden in de internationale rechtsorde op 10 oktober 1967
in werking getreden voor België op 30 maart 1973 (bekrachtiging)
— Overeenkomst inzake de redding van ruimtevaarders, de terugkeer van ruimtevaarders en de teruggave van ruimtevoorwerpen
gedaan op 22 april 1968
in werking getreden in de internationale rechtsorde op 3 december 1968
in werking getreden voor België op 15 april 1977 (bekrachtiging)
— Overeenkomst betreffende de registratie van de in de kosmische ruimte gelanceerde voorwerpen
gedaan op 29 maart 1972
in werking getreden in de internationale rechtsorde op 1 september 1972
in werking getreden voor België op 13 augustus 1976 (bekrachtiging)
— Overeenkomst betreffende de internationale ruimteaansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door ruimtevoorwerpen
gedaan op 14 januari 1975
in werking getreden in de internationale rechtsorde op 15 september 1976
in werking getreden voor België op 24 februari 1977 (bekrachtiging)
— Overeenkomst ter regeling van de activiteiten van Staten op de Maan en andere hemellichamen
gedaan op 18 december 1979
in werking getreden in de internationale rechtsorde op 11 juli 1984
in werking getreden voor België op 29 juli 2004 (toetreding)
I.3. Bilaterale verdragen, overeenkomsten en akkoorden
— Overeenkomst tussen de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Koninkrijk België betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de Aarde (SPOT)
gedaan te Parijs op 20 juni 1979
in werking getreden tussen de partijen op 22 april 1985
— Aanvullende overeenkomsten 1 tot 4 tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de Aarde (satellieten SPOT 2, SPOT 3, SPOT 4, SPOT 5 en instrument Végétation 1)
gedaan te Parijs op 13 november 1984, 23 oktober 1991, 20 december 1994 en 9 januari 1996
in werking getreden tussen de partijen op de datum van de ontvangst van het bekrachtigingsinstrument van België door de Franse Regering (4)
— Samenwerkingsovereenkomst in het kader van de ruimtevaartactiviteiten tussen de Nationale commissie voor ruimtevaartactiviteiten en de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en aangelegenheden ter uitvoering van de Verklaring van belangstelling betreffende de samenwerking met betrekking tot ruimtevaart die op 1 april 1997 door de Regeringen van het Koninkrijk België en van de Republiek Argentinië werd ondertekend
gedaan te Luik op 3 oktober 1997
in werking getreden tussen de partijen op 1 maart 2003
II. Af te ronden verdragen, overeenkomsten en akkoorden
II.1. Multilaterale verdragen, overeenkomsten en akkoorden
— Overeenkomst tussen de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, de Regeringen van de lidstaten van het Europees ruimte-agentschap, de Regering van Japan en de Regering van Canada betreffende de samenwerking inzake gedetailleerd ontwerp, ontwikkeling, exploitatie en gebruik van het permanent bemande civiele ruimtestation
gedaan te Washington op 29 september 1988
in werking getreden tussen twee partijen (Japan — USA) in september 1989
nog niet in werking getreden voor de Europese partner
nog niet in werking getreden voor België (instemmingsprocedure aan de gang)
exclusieve federale bevoegdheid vastgelegd
— Overeenkomst tussen de Regering van Canada, de Regeringen van de lidstaten van het Europees ruimte-agentschap (ESA), de Regering van Japan, de Regering van de Russische Federatie en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika betreffende de samenwerking in het kader van het internationale civiele ruimtestation
gedaan te Washington op 29 januari 1998
in werking getreden in de internationale rechtsorde op 27 maart 2001
in werking getreden voor de Europese partner : kennisgeving verstuurd in december 2004
nog niet in werking getreden voor België (instemmingsprocedure aan de gang)
exclusieve federale bevoegdheid vastgelegd
— Wijziging nr. 1 in de Aanvullende overeenkomst 4 en Aanvullende overeenkomst 5 tussen de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Koninkrijk België betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de Aarde (lancering SPOT 4 en Végétation 2)
gedaan te Parijs op 21 juni 2001
nog niet in werking getreden (instemmingsprocedure aan de gang)
exclusieve federale bevoegdheid vastgelegd voor de Wijziging nr. 1 in de Aanvullende overeenkomst 4
— Aanvullende overeenkomst 6 tussen de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Koninkrijk België betreffende de gezamenlijke uitvoering van een programma voor de observatie van de Aarde (Pléiades)
ondertekening aan de gang
— Akkoord tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Russische Federatie betreffende de samenwerking op het gebied van de verkenning en het gebruik van de ruimte voor vreedzame doeleiden (5)
gedaan te Moskou op 20 december 2000
bekrachtiging door Rusland op 23 augustus 2004
nog niet in werking getreden tussen de partijen (instemmingsprocedure aan de gang)
— Memorandum of Understanding tussen sommige lidstaten van het Europees ruimte-agentschap en het Europees ruimte-agentschap ter uitvoering van het MERCURE-programma
Het gaat om een memorandum dat geen kracht van internationaal verdrag heeft. Er is geen bekrachtiging noodzakelijk. Het programma is in november 1997 afgelopen.
III. Nationale wet
Een wetsontwerp met betrekking tot de activiteiten op het gebied van het lanceren, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen werd op 15 februari 2005 bij de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend (6) .
Dit ontwerp beoogt :
(1) België een regeling ter hand te stellen voor machtiging van en toezicht op de operationele ruimteactiviteiten die onder zijn rechtsgebied worden verricht;
(2) een Nationaal register van de ruimtevoorwerpen aan te leggen dat de registratie door België mogelijk maakt van ruimtetuigen (satellieten, nuttige ladingen, draagraketten);
(3) de Belgische Staat de mogelijkheid te bieden van het instellen van een vordering jegens de operator in geval van schade die zijn internationale aansprakelijkheid in het geding brengt.
Het hoofddoel van dit ontwerp is dus België te conformeren aan de internationale rechtsnormen en het een zeker en aangepast juridisch kader ter hand te stellen voor de ontvangst van ruimteoperators.
De federale bevoegdheid werd vastgelegd door het advies van de Raad van State (residuaire bevoegdheid).
(1) Als bedoeld bij artikel 6bis, § 2, 3o, van de Bijzondere Wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, zoals gewijzigd bij de Bijzondere wetten van 8 augustus 1988 en van 16 juli 1993.
(2) Andere verdragen zijn hier niet opgenomen omdat ze niet worden beheerd in het kader van het eigenlijke ruimtevaartonderzoek : akkoorden tot oprichting van het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn (ECMWF), de Wereld meteorologische organisatie (WMO), de Europese Zuidelijke sterrenwacht (ESO), de Europese Organisatie voor de exploitatie van telecommunicatiesatellieten (EUTELSAT), het Internationaal consortium voor telecommunicatie per satelliet (INTELSAT/ITSO), de Internationale organisatie voor mobiele telecommunicatie per satelliet (INMARSAT/IMSO) of verder nog de Internationale unie voor telecommunicatie (UIT).
(3) Bij deze juridisch bindende akten goedgekeurd in de Verenigde Naties komen nog de Resoluties van de algemene vergadering inzake internationale rechtstreekse televisie (1982), teledectectie (1986), het gebruik van kernenergiebronnen in de ruimte (1992) en de internationale samenwerking in de ruimte in het belang van alle Staten, in het bijzonder van de ontwikkelingslanden (1996).
(4) De Franse Regering heeft de officiële kennisgeving van de ontvangst van de Belgische bekrachtiging op 4 maart 2005 nog niet afgeleverd. De datum van deze kennisgeving zal de datum van de inwerkingtreding van de Aanvullende overeenkomsten 1 tot 4 bepalen.
(5) Een ontwerp van Protocol met betrekking tot de douaneregeling voor de uitgewisselde goederen is nog altijd open.
(6) Referentie stuk 51K1607.