3-1067/1 | 3-1067/1 |
2 MAART 2005
« Medisch begeleide voortplanting » (MBV) is een verzamelnaam voor het geheel van nieuwe technieken voor begeleide voortplanting, zoals meer bepaald :
— de kunstmatige bevruchting, waarbij er spermatozoïden in de vrouwelijke genitaliën worden gebracht zonder dat er seksuele betrekkingen plaatshebben; de bevruchting gebeurt met het sperma van de partner of van een donor;
— de in-vitrofertilisatie (IVF), waarbij er buiten het lichaam, in het laboratorium, door het inbrengen van een spermatozoïde in een eicel een bevruchting wordt bewerkstelligd; het aldus verkregen embryo wordt 1 tot 5 dagen na de bevruchting, wanneer het 8 cellen telt, in de baarmoeder of de eileider van de vrouw ingebracht;
— de intracytoplasmatische sperma-injectie, waarbij de spermatozoïden rechtstreeks via microinjectie in het cytoplasma van de eicel worden gebracht; met deze techniek kan gebruik worden gemaakt van spermatiden (de voorlopers van de mannelijke gameten, voor de rijping) in plaats van spermatozoïden en kunnen onvruchtbare mannen kinderen krijgen zonder daarvoor een beroep te moeten doen op een spermadonor.
In het Belgisch recht wordt het gebruik van die technieken momenteel nergens geregeld. Er is alleen het koninklijk besluit van 15 februari 1999 (Belgisch Staatsblad van 25 maart 1999), waarin op zeer precieze wijze de normen zijn vastgelegd waaraan de zorgprogramma's « reproductieve geneeskunde » moeten voldoen om erkend te worden, zowel wat de logistieke voorwaarden betreft als de voorwaarden inzake de omgevingselementen, het personeel, de medische of niet-medische deskundigheid, alsook de kwaliteitsnormen. Er wordt echter niets gezegd over de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om hier toegang toe te krijgen, noch over de procedure. Het staat iedere instelling vrij te functioneren hoe zij wenst.
Vrouwen stellen tegenwoordig hun kinderwens uit wegens allerlei omstandigheden die te maken hebben met relaties of met beroepskeuzes. Dit zorgt ervoor dat een aantal vrouwen worden « ingehaald » door hun biologische klok. Er is vastgesteld dat tegenwoordig één op de vijf koppels geconfronteerd wordt met vruchtbaarheidsproblemen. Omdat contraceptie heden ten dage veralgemeend is, krijgen koppels daarenboven de indruk dat zij hun vruchtbaarheid volledig zelf in handen hebben, terwijl de menselijke realiteit heel anders ligt, aangezien het gemiddelde aantal geslaagde bevruchtingen per cyclus zich rond de 25 % bevindt (in aanmerking nemend dat er zeer vruchtbare en minder vruchtbare koppels zijn). Het aantal IVF-aanvragen door koppels die liever vandaag dan morgen een kind willen krijgen, stijgt voortdurend.
De MBV wordt technisch steeds beter beheerst. Louise Brown, de eerste proefbuisbaby, is nu 25 jaar oud en IVF is nog steeds de « redding » voor vele koppels die een kind willen. Proefbuisbaby's zijn tegenwoordig dagelijkse kost voor de geneesheren en voortplantingsspecialisten. In België worden met deze methode jaarlijks 2 000 baby's geboren.
Nu de voortplanting artificieel kan worden bewerkstelligd, komen mensen, zowel de mensen die om hulp vragen als de mensen die de hulp verstrekken, in de mogelijkheid om te kunnen en te moeten beslissen. Er moet dus een evenwicht worden gevonden, tussen het individuele en het gemeenschappelijke belang, enerzijds, en tussen het verlangen en de noden, anderzijds. Het wetsvoorstel beoogt dus het koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen waaraan de « reproductieve » zorgprogramma's moeten voldoen om erkend te worden, aan te vullen. Het legt de doelstellingen vast van de technieken voor de MBV, de voorwaarden om er gebruik van te kunnen maken, de te volgen procedure, wat er gebeurt met de overtollige gameten en embryo's, de donatie van gameten of embryo's en de straffen die van toepassing zijn wanneer de voorliggende wetsbepalingen niet worden nageleefd.
De werkgroep Bio-ethiek van de Senaat heeft talloze hoorzittingen gehouden met betrekking tot het wetsvoorstel van mevrouw Christine Defraigne inzake de medisch begeleide voortplanting, dat is ingediend op 21 januari 2004 (stuk Senaat, nr. 3-418/1). Het huidige wetsvoorstel is een nieuwe versie hiervan, die rekening tracht te houden met de opmerkingen van de mensen in het veld, die uiteengezet zijn in het verslag nr. 3-418/2.
Deze uiterst interessante hoorzittingen hebben duidelijk aangetoond dat er op dit gebied nood is aan een kaderwet.
Om dit te illustreren, verwijzen we naar de volgende sprekers :
— Professor Dubois (CHR Liège) steunt het initiatief.
— Professor Comhaire : « Ik ben veertien jaar bezig met reproductieve geneeskunde, voornamelijk op het gebied van mannelijke infertiliteit. Met dit wetsvoorstel worden bepaalde zaken preciezer geregeld. »
— Professor Roegiers (UCL) : « Een wet op de MBV is nodig. Door de juridische leemte heerst er wanorde. Het is altijd nuttig om op wetteksten te kunnen steunen. »
— Mevrouw Roelandt, voorzitster van het Raadgevend Comité voor de bio-ethiek : « Het is duidelijk dat wetgevend moet worden opgetreden ».
— Mevrouw Winckler (ULg) : « Het is de taak van politici wetten voor te stellen om bepaalde materies te regelen omdat alleen zij daarover verantwoording afleggen bij de publieke opinie. Dit wetsvoorstel bevat een aantal positieve elementen, maar er zijn ook nog enkele pijnpunten. »
Een ander punt waarop mevrouw Winckler heeft aangedrongen : « Aangezien de samenleving bijdraagt in de kosten van de MBV, via de terugbetaling door het RIZIV en de oprichting van medische teams, meen ik niet dat de wetgever zich als een indringer gedraagt wanneer hij bepaalde indicaties tracht vast te leggen voor MBV. »
Dat argument lijkt essentieel : het aanwenden van overheidsgeld impliceert een duidelijke afbakening van wat kan en niet kan.
Sommigen beweren dat de wetgever ter zake niet moet optreden omdat hij dat voor natuurlijke voortplanting ook niet doet. Voor mij is een wet echter juist een noodzaak wanneer die voortplanting niet natuurlijk verloopt.
Nog een argument voor een wet : de wetgever heeft een standpunt ingenomen bij het vastleggen van de voorwaarden inzake orgaantransplantatie, euthanasie of onderzoek op embryo's in vitro; waarom zou hij dan niet kunnen optreden om de medisch begeleide voortplanting te regelen ?
Andere landen zoals Frankrijk en Groot-Brittannië hebben reeds een wetgeving ingevoerd en lijken er geen spijt van te hebben. De nieuwe wet betreffende de bio-ethiek waarover in Frankrijk een debat aan de gang is, stelt de nood aan wetgeving niet ter discussie. Het is integendeel de bedoeling nieuwe gegevens aan te dragen, om efficiënter te zijn.
Momenteel lijkt alles goed te gaan in de centra voor medisch begeleide voortplanting in ons land. De medische gedragscode vindt toepassing. Maar wat staat er morgen te gebeuren ? Moeten we wachten tot professor Antinori, of een soortgelijke beroemdheid hier komt werken omdat hij dat in eigen land niet mag doen zoals hij wil ? Moet er steeds eerst een ramp gebeuren voor iemand optreedt ? De ervaring op andere gebieden bewijst ons het tegendeel.
Moeten we wachten tot het aanzuigeffect van onze centra nog groter wordt, wel wetende hoeveel Fransen nu al naar België komen om zich te laten insemineren, terwijl ze niet aan de strenge criteria van de Franse wetgeving voldoen ? Moet ons land een paradijs blijven waar alles mogelijk is ?
Vaak leest men in de pers over de bizarste in-vitrobevruchtingen in het buitenland, bijvoorbeeld in La Libre Belgique van 21 juni 2001 : « Mère à 62 ans, du fils de son frère ».
Ander punt : het ontbreken van een wet waarborgt geenszins dat in de praktijk eenvormig wordt te werk gegaan en evenmin dat eenieder gelijke toegang krijgt tot informatie over die ingewikkelde en psychologisch belastende technieken.
Ten slotte stelt men een aanzienlijke stijging vast van de aanvragen (tot 30 %) voor in-vitrobevruchting in de diverse Belgische centra sinds 1 juli 2004, datum waarop de ingreep voor terugbetaling in aanmerking komt. Indien niet wordt opgetreden, zal dit heel snel een loden last blijken te zijn voor de sociale zekerheid.
Het doel van de indieners van het voorstel is wetgevend op te treden, zodat er een duidelijk omlijnd kader kan worden aangereikt dat ruim en soepel genoeg is om er de technische ontwikkelingen mee op te vangen. Er bestaat niet zoiets als een wet van Meden en Perzen; elke wet moet worden aangepast aan de werkelijkheid.
Artikel 2
Definities
Artikel 2 legt meer bepaald vast wat er verstaan wordt onder :
— « medisch begeleide voortplanting ». Aan de lijst van technieken kunnen eventuele nieuwe technieken die in de toekomst worden ontwikkeld, worden toegevoegd;
— « alleenstaande vrouw »; opdat men niet zou denken dat de vrouw in een koppel alleen beslissingen kan nemen, wanneer zij deel uitmaakt van een koppel.
Artikel 3
Betrokken personen
Dit artikel beschrijft de personen die gebruik kunnen maken van de medisch begeleide voortplanting.
Deze technieken mogen in elk geval niet zomaar gezien worden als alternatieve voortplantingsmethode voor koppels die naar een kind verlangen. Dat geldt a fortiori nu de sociale zekerheid de kosten verbonden aan een MBV terugbetaalt. Er wordt eerst zoveel mogelijk iets gedaan aan de oorzaken van de steriliteit of van de verminderde vruchtbaarheid, vooraleer er wordt overgegaan tot een behandeling in het kader van de medisch begeleide voortplanting. De indieners van het voorstel wensen niet dat deze vorm van voortplanting de algemeen gangbare wordt.
De indieners vinden ook dat deze technieken zoveel mogelijk voorbehouden moeten blijven aan koppels, welke ook hun samenstelling is. De driehoek moeder-vader-kind blijft essentieel. Zoveel mogelijk met twee tegenover het kind staan, om het op te voeden, in evenwicht te brengen en in te tomen, draagt bij tot de ontplooiing van het kind.
Uit de hoorzittingen van de werkgroep is gebleken dat de alleenstaande vrouwen een zeldzame maar moeilijk te negeren groep vormen. De indieners hebben respect voor vrouwen die alleen een kind ter wereld brengen.
Het is niet de bedoeling van dit wetsvoorstel om één gezinsvorm voorrang te geven op een andere of sociologische vereisten vast te leggen. Of er al dan niet op een aanvraag wordt ingegaan, is de verantwoordelijkheid van de geneesheer van het centrum voor medisch begeleide voortplanting en zijn pluridisciplinair team.
Bovendien kan de techniek enkel worden toegepast in gespecialiseerde centra, meer bepaald de centra die beschreven staan, in het koninklijk besluit van 15 februari 1999 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's « reproductieve geneeskunde » moeten voldoen om erkend te worden. Dit moet de kwaliteit en de controle waarborgen.
Artikel 4
Voorwaarden met betrekking tot de ontvankelijkheid van het verzoek
§ 1. Het koppel dat, of de alleenstaande vrouw die gebruik wenst te maken van medisch begeleide voortplanting, dient een schriftelijk verzoek te richten tot een arts die verbonden is aan een instelling waar een zorgprogramma « reproductieve geneeskunde » aanwezig is.
Het koppel wordt gedefinieerd als bestaande uit een man en een vrouw, of uit twee personen van hetzelfde geslacht (namelijk twee vrouwen), die in de echt verbonden zijn en niet feitelijk gescheiden, of die samenwonen, en die samen een ouderschapsproject hebben binnen het kader van een stabiele affectieve relatie. De arts van het MBV-centrum moet die punten noteren en afwegen in overleg met het pluridisciplinair team.
Het is niet de bedoeling het debat over de mannelijke homoseksuele koppels die een kind wensen via een draagmoeder en dus met behulp van MBV te blokkeren. De indieners vinden echter dat de tijd daarvoor nog niet rijp is. Niets staat een latere aanpassing van de tekst in de weg, indien er een duidelijke mentaliteitswijziging wordt vastgesteld. In ieder geval is het voorstel betreffende de draagmoeders het onderwerp van een andere discussie.
Het geval van het heteroseksuele koppel kan een heleboel situaties omvatten :
— zo kan het bijvoorbeeld samengesteld zijn uit een jonge vrouw en een oudere man, die onvruchtbaar is vanwege zijn leeftijd;
— of kan het gaan om een koppel waarvan een persoon volledig transseksueel is.
Indien een man of een vrouw voor de rechtbank van eerste aanleg een verandering van burgerlijke stand heeft verkregen op basis van artikel 1383 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, geldt die veranderde burgerlijke stand ook binnen het koppel.
Het kan natuurlijk ook gewoon gaan om een man en een vrouw waarbij een van beiden steriel is of vruchtbaarheidsproblemen heeft.
De kwestie van de homoseksualiteit die ook wordt behandeld is des te belangrijker daar bepaalde centra regelmatig aanvaarden om lesbische vrouwen te insemineren (het CHR van Luik bijvoorbeeld krijgt 20 aanvragen per jaar en gaat op 60 % daarvan in; slechts 15 % van de aanvragen worden meteen geweigerd). Het is dus belangrijk dat het Parlement zich uitspreekt om rekening te houden met de nieuwe gezinsvormen.
Volgens de geraadpleegde deskundigen worden homoseksuele koppels steeds beter aanvaard door de maatschappij. De eerste kinderen die binnen een homoseksuele relatie zijn geboren, zijn nu 15 jaar oud. De meeste van die koppels voelen zich goed in hun vel, denken grondig na over hun kinderwens en zijn ook vaak van plan om een persoon van het andere geslacht bij hun leven te betrekken, om bij te dragen tot de gunstige ontwikkeling van het kind.
De deskundigen benadrukken, anderzijds, dat het gaat om een verschijnsel in de samenleving dat, indien het onderdrukt wordt, op clandestiene manieren zal opduiken.
De betrokkenen dienen in leven te zijn, wat impliciet de post mortem-inseminatie uitsluit, die trouwens voor meer duidelijkheid expliciet verboden wordt in artikel 13 van het wetsvoorstel.
De indieners leggen alleen een maximumleeftijd op voor de vrouw. Dit om een zekere coherentie te bewaren ten opzichte van het koninklijk besluit van juli 2003, dat de leeftijdsgrens om de terugbetaling te kunnen krijgen van een behandeling voor medisch begeleide voortplanting vastlegt op 43 jaar. Om niet te restrictief te moeten zijn en opdat de geneesheer zelf ieder geval zou kunnen beoordelen, kan er van dit principe worden afgeweken in overleg met het ethisch comité.
Ieder koppel heeft immers een ander verhaal en het zou jammer zijn een koppel van deze technieken uit te sluiten omdat de vrouw een jaar, of misschien zelfs maar een paar maanden te oud is.
Alle kandidaten moeten wel meerderjarig zijn.
§ 2. 1. Net als bij elke medische ingreep als bepaald in de wet van 18 augustus 2001 betreffende de rechten van de patiënt, is de voorlichting van het koppel essentieel. De MBV is immers een techniek die voor bepaalde vrouwen afmattend kan zijn (eierstokstimulatie, pick-up van eicellen of van spermatozoïden, terugplaatsing in de baarmoeder van de embryo's die in vitro zijn gecreëerd). De ouders moeten ook ingelicht worden over het risico van mislukking, dat momenteel nog vrij hoog is. Ook de informatie over de medische, genetische, juridische, psychologische en sociale aspecten van de MBV dient uitdrukkelijk aan de betrokken personen te worden meegedeeld. De betrokkenen moeten bovendien, vooraleer zij met het hele proces beginnen, alle opties kennen met betrekking tot de overtollige embryo's.
2. De betrokken personen moeten een psycholoog, een bioloog, een sociaal assistent, enz. kunnen ontmoeten, met andere woorden de verschillende actoren en leden van het pluridisciplinair team met wie zij in de loop van de behandeling te maken zullen krijgen. De MBV omvat vele aspecten, die alle aan bod moeten kunnen komen.
3. Het verzoek van de betrokken personen moet schriftelijk worden opgetekend.
4. Het belang van het kind is het allerbelangrijkst en moet een prioriteit zijn voor de kandidaten voor MBV, ongeacht de samenstelling van de gekozen gezinskern (heteroseksueel of homoseksueel koppel, of alleenstaande vrouw). Het is de taak van het multidisciplinair team van het centrum voor MBV om er, door elke aanvraag behoorlijk te onderzoeken, op toe te zien dat het kind kan opgroeien in een passende affectieve omgeving.
Artikel 5
Geen verplichting om op ieder verzoek in te gaan
Iedere arts is gemachtigd een aanvraag tot medische begeleiding bij de voortplanting te weigeren wanneer hij, naar eer en geweten en na overleg met het pluridisciplinair team, vindt dat het gaat om kandidaten die niet aan de voorwaarden voldoen, bijvoorbeeld wanneer hij van mening is dat de vrouw te oud is. De arts hoeft zijn beslissing niet te verantwoorden maar moet, wanneer hij weigert op een verzoek in te gaan, de kandidaten naar een ander centrum verwijzen, dat hen verder kan helpen.
Het Raadgevend Comité voor bio-ethiek zegt, in zijn advies nr. 27 van 8 maart 2004, blz. 41, eensgezind dat zijn leden de beslissing van de fertiliteitscentra om hun medewerking te weigeren indien ze de situatie als te problematisch beschouwen, erkennen. « Men oordeelt dat de medische teams de vrijheid hebben om te beslissen om bepaalde personen niet te behandelen wanneer ze het risico voor het kind om in de toekomst geconfronteerd te worden met ernstige hindernissen als te hoog inschatten. »
Op bladzijde 42 van hetzelfde advies wordt nog gezegd : « De Staat moet erover waken dat er een voldoende gevarieerd aanbod is van centra en donoren opdat alle personen die een beroep willen doen op donorinseminatie hiervoor ook in aanmerking komen ongeacht hun seksuele geaardheid en hun opvatting van het ouderschap ».
Artikel 6
Voorrang wordt gegeven aan het gebruik van reeds bestaande, ingevroren embryo's
Zolang het koppel nog beschikt over ingevroren embryo's, kan het geen nieuwe in-vitrobevruchting aanvragen om meer embryo's te produceren. De bedoeling is dat de nog bestaande voorraad embryo's wordt opgebruikt vooraleer er nieuwe worden aangemaakt en dat de sociale zekerheid bespaart door het aantal medisch begeleide voortplantingen te verminderen. De overblijvende embryo's dienen uiteraard van goede kwaliteit te zijn.
Artikel 7
De donatie van gameten
Het Raadgevend Comité voor bio-ethiek deelt, in zijn advies nr. 27 van 8 maart 2004 (blz. 40), mee dat sommige van zijn leden aanhangers zijn van het recht op autonomie en gelijkheid. « Ze komen op voor het recht op voortplanting als een onderdeel van de vrijheid van het persoonlijke leven. Ze ijveren voor pluralisme in de gezinssfeer waarbij ze onderscheid maken tussen de biologische ouder, de juridische ouder en de sociale ouder.
(...) Het doorslaggevende punt is de intentie en het vermogen van de persoon of personen om het kind een liefdevolle opvoeding te verstrekken. (...) Ze vinden het dus niet gerechtvaardigd om donatie van gameten te weigeren aan lesbische koppels of alleenstaande vrouwen als zodanig. »
En verder lezen we op bladzijde 41 : « Bij donatie van gameten wordt het biologische ouderschap losgekoppeld van het sociaal-educatieve ouderschap. Binnen onze maatschappij leeft nog te veel de opvatting dat de biologische ouder de « echte » ouder is van het kind. (...) De leden van het Comité zijn van oordeel dat het sociaal-educatieve aspect van het ouderschap minstens even belangrijk is als, en zelfs prevaleert op, de biologische band. Een ander gangbaar vooroordeel, dat wordt versterkt door de vooruitgang van de moderne genetica, is de idee dat het lot van een mens min of meer wordt bepaald door zijn genoom. Een gedachte die niet alleen wetenschappelijk onjuist is maar ook de educatieve verantwoordelijkheid van de ouders afzwakt en de kinderen en de volwassenen beknot in hun vrijheid om hun levensplan zelf in te vullen. De leden van het ethische Comité zijn van mening dat deze twee vooroordelen dienen te worden bestreden. »
De indieners van het voorliggende wetsvoorstel zijn het hier helemaal mee eens.
Artikel 7 is van toepassing onverminderd de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro.
§ 1. Mits het koppel ermee instemt, kan een beroep worden gedaan op een derde donor, wanneer de arts vaststelt dat de medisch begeleide voortplanting geen of weinig resultaten kan geven (gameten van slechte kwaliteit, een van de partners is onvruchtbaar, ...), of wanneer het risico bestaat dat een ernstige ziekte wordt overgedragen op het kind of op de partner.
§ 2. De indieners willen alleen donoren inschakelen wanneer dat om medische redenen vereist is en zouden, om te voorkomen dat er baby's « op maat » worden gemaakt, niet toestaan dat een koppel een donor gebruikt die groot is omdat de echtgenoot te klein is, of nog een prominente figuur die intelligent is.
Deze bepaling wil een aanvulling zijn op artikel 5 van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro, waarin expliciet wordt verboden onderzoek of behandelingen te verrichten met een reëel eugenetisch oogmerk, dat wil zeggen toegespitst op de verbetering van de niet-pathologische kenmerken van de menselijke soort. De donatie van gameten is geen onderzoek en geen behandeling. Deze toevoeging lijkt ons dus nuttig.
§ 3. De derde persoon, man of vrouw, die donor is moet aan een aantal voorwaarden voldoen : hij moet meerderjarig zijn, in goede gezondheid verkeren en jonger zijn dan 43 als het om een vrouw gaat, behoudens afwijking toegestaan door het plaatselijk ethisch comité. Hier wordt dezelfde leeftijdsgrens aangehouden als voor de vrouw die verzoekt om medisch begeleide voortplanting. Voor de mannen die gameten afstaan, wordt in de praktijk spontaan een leeftijdsgrens van 45 jaar gehanteerd. Boven die leeftijd is het technisch nog steeds mogelijk om gameten te verzamelen, maar wordt de kwaliteit hiervan duidelijk minder (risico op afwijkingen).
§ 4. De donatie van gameten is een vrijwillige daad en mag niet worden verkregen onder druk of bedreiging.
§ 5. De donatie van eicellen is zeker zwaarder dan de donatie van sperma, aangezien er om de ovaria te stimuleren om, met het oog op de pick-up door de arts, een maximum aan eicellen te produceren, hormonen worden toegediend die door de patiënte niet altijd goed verdragen worden.
§ 6. De vergoeding, zowel van sperma- als van eiceldonatie, is verboden.
De bedoeling van dit verbod is te voorkomen dat mensen, vooral achtergestelde vrouwen, tot donatie overgaan uit winstbejag en dat er in deze context netwerken van vrouwenhandel ontstaan. De Koning kan wel een systeem voor financiële vergoeding bepalen voor de terugbetaling van de kosten en de inkomstenderving die met de donatie gepaard gaan.
De leden van het Raadgevend Comité voor bio-ethiek scharen zich, in hun advies nr. 27 van 8 maart 2004 (blz. 43), « achter de in Europa algemeen verspreide praktijk om de verhandeling van kiembaancellen te verbieden. Dit verbod steunt op hun opvatting over de plaats die het menselijk lichaam inneemt in de symboliek van de waardigheid van de mens. Het verbod steunt evenzeer op de mogelijkheid dat personen met financiële problemen, voornamelijk vrouwen, gedwongen zouden worden om hun kiembaancellen te verkopen. (...) De leden van het Comité achten het wel gerechtvaardigd dat de donoren een vergoeding ontvangen voor de geleden ongemakken en voor hun eventuele kosten. »
§ 7. De kandidaat-donor van gameten mag op zijn beslissing terugkomen tot op het ogenblik waarop afstand wordt gedaan van de gameten. Dit vult artikel 8 aan van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro, waarin bepaald wordt dat de betrokkenen op ieder moment hun toestemming voor donatie aan het wetenschappelijk onderzoek kunnen intrekken.
§ 8. Het is verboden om, in het kader van de medisch begeleide voortplanting en ten behoeve van een zelfde kandidate, sperma van verschillende mannen te mengen, omdat anders het genetisch materiaal vermengd kan raken. Er mogen ook geen eicellen van verschillende vrouwen worden gemengd, of bij een zelfde vrouw embryo's worden ingebracht die afkomstig zijn van verschillende donorkoppels.
§ 9. Het is ook belangrijk te voorkomen dat een donor teveel kinderen verwekt, die elkaar op een dag zouden kunnen ontmoeten en verwantschapsproblemen zouden kunnen ondervinden. De grens is vastgesteld op zes broers en zusjes, wat wil zeggen dat een zelfde donor maximum zes kandidaten voor medisch begeleide voortplanting kan helpen.
§ 10. De gametendonatie kan niet onverschillig waar plaatsvinden. Dat kan alleen in een centrum waar een zorgprogramma reproductieve geneeskunde loopt.
Artikel 8
De embryodonatie
De donatie van embryo's is gereglementeerd.
§ 1. Een koppel bij wie medisch begeleide voortplanting niet leidt tot een zwangerschap op basis van de eigen gameten, kan overwegen gebruik te maken van een donorembryo. Op dezelfde manier kan ook de alleenstaande vrouw die niet over eicellen van voldoende kwaliteit beschikt, een embryo krijgen van een donorkoppel.
In een document wordt bevestigd dat de kandidaat-ouders de onbetwistbare ouders zijn, zoals ook wordt aanbevolen door het Raadgevend Comité voor de bio-ethiek, in zijn advies nr. 29 van 21 juni 2004.
§ 2. Net als bij de donatie van gameten, is het verboden om een gedoneerd embryo te gebruiken om bepaalde niet-pathologische, genetische karakteristieken van één of beide leden van het donorkoppel te verkrijgen.
§ 3. Embryodonatie mag niet onder dwang plaatshebben. De donatie moet het gevolg zijn van de wens van de twee ouders of de alleenstaande vrouw.
§ 4. De donoren kunnen geen enkele vergoeding krijgen. Zoals artikel 21 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de waardigheid van het menselijk wezen ten aanzien van de toepassingen van de biologie en de geneeskunde stelt, mogen het menselijk lichaam en de delen ervan geen bron van inkomsten vormen.
De Koning hoeft hier niet op te treden om de onkosten verbonden aan de donatie te vergoeden, aangezien de embryo's reeds bestaan in het kader van het oorspronkelijke ouderschapsproject waaraan via medisch begeleide voortplanting gestalte was gegeven.
§ 5. De embryodonatie ten voordele van een derde-wensouder is herroepbaar tot op het ogenblik waarop effectief afstand wordt gedaan van de embryo's. Dit vult artikel 8 aan van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro, waarin embryodonoren het recht krijgen om hun toestemming met betrekking tot de donatie ten gunste van het wetenschappelijk onderzoek op ieder moment in te trekken.
§ 6. Koppels die besluiten embryo's te doneren, kunnen dit slechts ten behoeve van zes verschillende koppels van wensouders doen. Zo wordt voorkomen dat het genetisch patrimonium te wijd verspreid wordt en worden de risico's op bloedverwantschap beperkt.
§ 7. De embryodonatie mag alleen plaatsvinden in een centrum dat in dit soort operaties gespecialiseerd is, dat wil zeggen een centrum waar een zorgprogramma reproductieve geneeskunde loopt.
Artikel 9
Aard van de informatie met betrekking tot de donoren
Om redenen van traceerbaarheid, transparantie en wetenschappelijke en epidemiologische nauwkeurigheid, lijkt het ons belangrijk dat de gegevens met betrekking tot de donoren van gameten en van embryo's bewaard worden, terwijl er wel rekening gehouden wordt met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de anonimiteit. Daarom worden de gegevens in verband met de donoren die later nuttig zouden kunnen blijken, verzameld door het centrum voor de medisch begeleide voortplanting.
Het gaat ten eerste om alle inlichtingen van medische aard (allergieën, medische antecedenten, erfelijke ziekten, ...) met betrekking tot de donoren, die later gebruikt kunnen worden als er gezondheidsproblemen opduiken bij een kind dat door deze donor(en) verwekt is.
Ook worden de gegevens bewaard die betrekking hebben op fysieke, morfologische en persoonlijkheidskenmerken van de donoren, zodat de wensouders een kandidaat-donor kunnen uitkiezen die zoveel mogelijk op hen lijkt en zodat de kinderen die dit wensen, de kans hebben om de kenmerken van hun biologische ouder(s) na te gaan. Deze informatie stelt de kinderen over het algemeen tevreden, meestal zoeken zij dan ook niet verder.
De indieners belasten de Koning met het bepalen van de wijze waarop het centraal opslag- en bewaarcentrum de donorgegevens van de verschillende centra waar zorgprogramma's « reproductieve geneeskunde » lopen, verzamelt en bewaart.
Artikel 10
Procedure voor het meedelen van de donorgegevens
§ 1. In het kader van de medisch begeleide voortplanting, vallen alle gegevens die in verband met de patiënten zijn verzameld, of zij nu donoren of receptoren zijn van gameten of van embryo's, onder het beroepsgeheim dat de verschillende medewerkers van het centrum in acht moeten nemen.
§ 2. De medische informatie betreffende de donoren wordt uiteraard doorgegeven aan het verzamel- en bewaarcentrum dat in het vorige artikel wordt genoemd en is ook toegankelijk voor de wensouders, zodat zij met kennis van zaken een keuze kunnen maken en voor de huisarts van de persoon die op basis van het donormateriaal verwekt is, wanneer deze laatste gezondheidsproblemen ondervindt.
§ 3. De andere, niet-persoonsidentificerende kenmerken (fysieke en persoonlijkheidskenmerken) van de donor zijn ook toegankelijk :
— voor de wensouders, op het ogenblik dat zij de donor kiezen. De indieners geloven niet in een strikt biologische interpretatie van het begrip ouderschap. Daarom is het belangrijk dat er gameten worden gebruikt waarmee het toekomstige kind uit fenotypisch oogpunt zoveel mogelijk gelijkt op de vader of de moeder die het opvoedt.
— voor het kind dat meer wil weten over de manier waarop het verwekt is. Het lijkt moeilijk om een leeftijdslimiet vast te leggen voor het kind dat informatie zoekt. Ieder verhaal is anders, ieder kind is anders. Het kind heeft recht op informatie wanneer het zich klaar voelt voor bepaalde antwoorden, die hier bovendien niet persoonsidentificerend zijn, in verband met zijn verwekker(s).
§ 4. Het is verboden de gegevens door te geven die de identiteit van de gametendonor of van de twee leden van het embryodonorkoppel onthullen.
Artikel 11
Het lot van de overtollige embryo's
De technieken voor medisch begeleide voortplanting houden in dat er meerdere embryo's aangemaakt worden. Men probeert steeds vaker het aantal teruggeplaatste embryo's van goede kwaliteit te beperken, om meerlingenzwangerschappen te voorkomen. Het kan dus gebeuren dat er gezonde embryo's zijn die niet worden gebruikt.
Er zijn drie categorieën van koppels die kunnen kiezen voor de donatie en/of het bewaren van gameten of embryo's :
— zij die bezig zijn met medisch begeleide voortplanting, en hun ouderschapsproject voort willen zetten door middel van latere zwangerschappen;
— zij die bezig zijn met medisch begeleide voortplanting en die een donatie willen doen voor onderzoek op grond van de wet van 11 mei 2003, of voor gebruik door derden;
— of mannen en vrouwen die een heelkundige ingreep of een behandeling moeten ondergaan (chemotherapie of radiotherapie), waardoor zij onvruchtbaar kunnen worden, terwijl zij hoopten ooit nog kinderen te krijgen.
De bewaring van gameten en embryo's kan alleen in het kader van een zorgprogramma van type B als beschreven in het koninklijk besluit van 15 februari 1999, dat precieze normen vastlegt, zowel wat de werkomgeving als wat het personeel betreft.
§ 1. De bewaring van eventuele overtollige embryo's is mogelijk indien het koppel hier schriftelijk mee heeft ingestemd. Het hoofddoel van die bewaring is het helpen van koppels die hun ouderschapsproject willen voortzetten door zwanger te worden met behulp van ingevroren embryo's.
§ 2. Het is belangrijk het statuut van de overtollige embryo's die ontstaan zijn bij een invitrobevruchting, te regelen. Er zijn momenteel duizenden overtollige embryo's wier lot niet vaststaat, vermits de ouders er zich niet meer om bekommeren. Men kan die embryo's niet eeuwig bewaren en zij zouden zeer welkom zijn voor onderzoek en bij andere koppels die moeilijkheden kennen. Koppels die hun ouderschapsproject niet wensen voort te zetten, moeten dan ook schriftelijk hun voorkeur te kennen geven en kiezen tussen donatie aan derden (a), donatie ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek (b) en vernietiging (c).
§ 3. De tekst bepaalt dat de ouders elk jaar schriftelijk moeten bekendmaken wat zij met hun embryo's willen doen (voortzetting van het ouderschapsproject of stopzetting ervan gekoppeld aan donatie of vernietiging). Zij worden telkens aan de verschillende mogelijkheden herinnerd. Zij krijgen een brief waarin dit wordt meegedeeld.
§ 4. Indien het koppel geen beslissing heeft genomen, worden de embryo's na vijf jaar bestemd voor het wetenschappelijk onderzoek, waar ze zeer nuttig zijn. Hierbij worden uiteraard de bepalingen in acht genomen van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro.
De indienster is van mening dat de ouders, indien zij zich vijf jaar lang niet bekommerd hebben om het lot van hun embryo's, er zeker geen bezwaar zullen tegen hebben dat die embryo's aan de wetenschap worden geschonken. Het onderzoek op dit gebied is bovendien zeer beloftevol en de zieken wachten op oplossingen.
§ 5. Embryo's mogen alleen bewaard worden door centra voor reproductieve geneeskunde.
§ 6. Voor de embryo's in vitro die al bestaan op de datum van de inwerkingtreding van deze wet, zijn de §§ 1, 2, en 3, van toepassing vanaf die datum.
Artikel 12
Donatie aan de wetenschap in geval de ouders gedurende vijf jaar niets van zich laten horen
Dit artikel strekt ertoe de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro te wijzigen, zodat na vijf jaar stilzwijgen vanwege de ouders, de overtollige embryo's ter beschikking kunnen worden gesteld van het wetenschappelijk onderzoek (zie vorig artikel).
Artikel 13
Verbod op post mortem-voortplanting
De indieners hebben gekozen voor een verbod op het gebruik van gameten of overtollige embryo's waarmee het ouderschapsproject zou kunnen worden voortgezet na het overlijden van een der leden van het koppel.
Het Raadgevend Comité voor de bio-ethiek heeft in zijn advies nr. 28 van 21 juni 2004 op drie mogelijkheden gewezen om deze situatie te regelen :
(1) het volledige verbod;
(2) gameten en embryo's mogen post mortem worden gebruikt, mits de overledene daarmee vooraf en schriftelijk heeft ingestemd, zij het enkel door de overlevende partner en met een wachtperiode van een jaar na het overlijden, waarbij die gameten en embryo's binnen een periode van vijf jaar moeten worden gebruikt; de kinderen die na die behandeling worden geboren, moeten worden erkend als de wettige kinderen en erfgenamen van de overleden persoon;
(3) het gebruik van gameten en embryo's post mortem is toegestaan, maar het kind kan niet erven en er wordt geen termijn vastgesteld voor de bevruchting post mortem.
Oplossing (3) lijkt niet haalbaar omdat ze werkelijk aanleiding geeft tot discriminatie tussen de kinderen die voor en de kinderen die na het overlijden van een der partners zijn geboren, terwijl zij wel dezelfde biologische ouders hebben. De kinderen zijn verwekt in het kader van hetzelfde ouderschapsproject. Het wordt moeilijk in deze gevallen geschillen voor het Arbitragehof te voorkomen.
Oplossing (2) leidt tot een ander probleem : het is moeilijk de termijn te bepalen binnen welke een in-vitrobevruchting lukt. Er kunnen verschillende cycli aan een zwangerschap voorafgaan. De zwangerschap kan even op zich laten wachten. Men kan van de vrouw ook niet eisen dat zij na het overlijden van haar partner haast maakt met het ouderschapsproject. Zij moet de tijd krijgen haar rouw te verwerken en het daarbijhorende gevoel dat zij de overledene zo snel mogelijk moet « vervangen ». Maar men kan de regeling van de nalatenschap van de overledene ook niet eeuwig uitstellen.
Post mortem-inseminatie is dus in dit wetsvoorstel uitdrukkelijk verboden.
Verder worden ook in geval van scheiding van het koppel of overlijden van een der partners de overtollige embryo's die nog overblijven, vernietigd aangezien de omstandigheden waarin het ouderschapsproject zou worden uitgevoerd, totaal veranderd zijn.
De tekst is niet van toepassing op de anomieme donor die gameten heeft gedoneerd en die is overleden.
Artikel 14
De straffen die van toepassing zijn
Er is voorzien in strafbepalingen wanneer de voorliggende wetsbepalingen niet worden nageleefd. De straffen zijn van dezelfde orde als de straffen bepaald in de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro.
Christine DEFRAIGNE. Patrik VANKRUNKELSVEN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Voor de toepassing van deze wet, worden volgende definities gehanteerd :
1º medisch begeleide voortplanting : het geheel van klinische en biologische handelingen waardoor een onvruchtbare persoon een kind kan verwekken, waaronder de eierstokstimulatie, de in-vitrobevruchting, de intracytoplasmatische sperma-injectie, de implantatie van embryo's, de kunstmatige bevruchting en alle technieken die hetzelfde doel beogen en waarmee voortplanting buiten het natuurlijke proces tot stand kan worden gebracht;
2º alleenstaande vrouw : ongehuwde vrouw die geen ouderschapsproject heeft ontwikkeld binnen een koppel;
3º betrokken personen : het heteroseksuele of lesbische koppel of de alleenstaande vrouw, betrokken bij een medisch begeleid voortplantingsproces;
4º geneesheer : geneesheer van een centrum waar een zorgprogramma reproductieve geneeskunde loopt;
5º centrum waar een zorgprogramma reproductieve geneeskunde loopt : een centrum dat erkend is op basis van de criteria bepaald in het koninklijk besluit van 15 februari 1999 houdende vaststelling van de normen waaraan de zorgprogramma's « reproductieve geneeskunde » moeten voldoen om erkend te worden;
6º inseminatie post mortem : techniek die het mogelijk maakt de vrouw te bevruchten zonder dat er seksuele betrekkingen plaatsvinden en met gebruik van het sperma dat de partner ter beschikking heeft gesteld vóór zijn overlijden;
7º gameten : voortplantingscellen, met name spermatozoïden bij de man en eicellen bij de vrouw;
8º plaatselijk ethisch comité : orgaan dat beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd.
Art. 3
Onverminderd de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro en met inachtneming van onderhavige wet, is de medisch begeleide voortplanting toegankelijk voor eenieder die geen kinderen kan krijgen op natuurlijke wijze of zonder zijn partner in gevaar te brengen en met name :
1. voor koppels die lijden aan steriliteit, onvruchtbaarheid of lage vruchtbaarheid die is vastgesteld door een geneesheer-specialist;
2. voor koppels die het risico lopen dat een ernstige medische aandoening van de ene partner op de andere wordt overgedragen;
3. voor koppels die het risico lopen dat een ernstige medische aandoening wordt overgedragen op het kind;
4. voor lesbische koppels;
5. voor alleenstaande vrouwen.
De oorzaken van de steriliteit, onvruchtbaarheid of verminderde vruchtbaarheid bij het koppel worden, voor zover mogelijk, vooraf bepaald en behandeld.
De medisch begeleide voortplanting wordt tot stand gebracht in centra waar een zorgprogramma reproductieve geneeskunde loopt.
Art. 4
§ 1. De medisch begeleide voortplanting is bedoeld als antwoord op het schriftelijk verzoek :
1. van een koppel bestaande uit een levende meerderjarige man en een meerderjarige vrouw die niet ouder is dan 43 jaar, behoudens afwijking toegestaan door het plaatselijk ethisch comité van het ziekenhuis, en die gehuwd en niet feitelijk gescheiden zijn, of samenwonen, en die samen een ouderschapsproject hebben in het kader van een stabiele affectieve relatie;
2. van een koppel bestaande uit twee levende vrouwen waarvan de vrouw die het kind zal dragen niet ouder is dan 43 jaar, behoudens afwijking toegestaan door het plaatselijk ethisch comité van het ziekenhuis, en die gehuwd en niet feitelijk gescheiden zijn, of samenwonen, en die samen een ouderschapsproject hebben in het kader van een stabiele affectieve relatie;
3. van een alleenstaande vrouw die niet ouder is dan 43 jaar, behoudens afwijking toegestaan door het plaatselijk ethisch comité.
§ 2. Het verzoek kan slechts ontvankelijk zijn onder de volgende, cumulatieve voorwaarden :
1. de betrokkenen zijn geïnformeerd over alle medische, genetische, juridische en sociale aspecten van de medische begeleiding bij de voortplanting, over de eventuele risico's die er voor henzelf en het toekomstige kind aan verbonden zijn en over de betrouwbaarheidsgraad van de analyses en de slaagkansen van de voorgestelde techniek. Uit de informatie moet ook blijken dat er eventueel meer embryo's worden aangemaakt dan er getransplanteerd kunnen worden en dat ten gevolge van dit overtollige aantal restembryo's kunnen worden ingevroren, vernietigd of aan anderen of aan het wetenschappelijk onderzoek kunnen worden gedoneerd;
2. de betrokkenen hebben de mogelijkheid om samen of individueel te overleggen met de verschillende leden van het pluridisciplinair team van het centrum met het zorgprogramma reproductieve geneeskunde en kunnen vóór en tijdens het voortplantingsproces gebruik maken van een geschikt psychologisch begeleidingsprogramma;
3. de betrokkenen hebben schriftelijk ingestemd met de gekozen techniek voor medisch begeleide voortplanting en de daaraan verbonden voorwaarden;
4. er wordt door het pluridisciplinair team in zijn geheel nagegaan of met het belang van het kind is rekening gehouden.
Art. 5
Geen enkel centrum en geen enkele geneesheer zijn verplicht om op elk verzoek om medisch begeleide voortplanting in te gaan. De geneesheer beslist, na raadpleging van het pluridisciplinair team, en is niet verplicht om in elk geval zijn beslissing te motiveren. Wanneer hij een verzoek weigert, verwijst de geneesheer de betrokkene(n) door naar een ander centrum.
Art. 6
Het is de betrokken personen die over ingevroren embryo's beschikken waarmee een nieuwe inplanting in goede omstandigheden kan plaatsvinden, niet toegestaan over te gaan tot een nieuwe cyclus van medisch begeleide voortplanting.
Art. 7
§ 1. Op verzoek van het koppel en indien de medisch begeleide voortplanting binnen het koppel weinig of geen kansen biedt op succes of tot gevolg kan hebben dat er op het kind of op de partner een ernstige medische aandoening kan worden overgedragen, kan de medisch begeleide voortplanting worden toegepast op basis van de gameten van een derde donor.
§ 2. De donatie van gameten met het oog op het verkrijgen van niet-pathologische genetische kenmerken is niet toegestaan.
§ 3. De derde donor is een meerderjarige vrouw jonger dan 43, behoudens afwijking toegestaan door het plaatselijk ethisch comité, of een meerderjarige man jonger dan 45, die geen bekende genetisch overdraagbare aandoeningen heeft en niet lijdt aan besmettelijke ziekten die via de kiemcellen kunnen worden overgdragen.
§ 4. Gametendonatie geschiedt vrijwillig.
§ 5. De donoren van eicellen worden geïnformeerd over de risico's en de gevaren van de eierstokstimulatie die zij zullen ondergaan.
§ 6. Donatie mag niet met enig winstoogmerk geschieden, ongeacht de partijen tussen welke zij plaats heeft.
De Koning bepaalt niettemin regels met het oog op de toekenning van een vergoeding aan de donor. Deze vergoeding dekt zowel de onkosten als de inkomstenderving die het rechtstreeks gevolg zijn van de donatie.
§ 7. De donor kan afzien van gametendonatie tot op het moment waarop afstand wordt gedaan van de gameten.
§ 8. Het mengen van gameten van meerdere donoren van hetzelfde geslacht en de implantatie van embryo's afkomstig van verschillende donorenkoppels, is verboden.
§ 9. Uit de gameten van een zelfde donor mogen niet meer dan zes kinderen verwekt worden.
§ 10. Donatie van gameten kan enkel plaatsvinden in een centrum met een zorgprogramma reproductieve geneeskunde.
Art. 8
§ 1. Op verzoek van het koppel en indien de medisch begeleide voortplanting binnen het koppel weinig kans op slagen heeft of tot gevolg kan hebben dat op het kind of op de partner een ernstige ziekte wordt overgedragen, kan de medisch begeleide voortplanting worden toegepast op basis van de overtollige embryo's afkomstig van een donorkoppel dat heeft besloten zijn eigen ouderschapsproject niet meer voort te zetten.
Op verzoek van de alleenstaande vrouw die niet in staat is haar eigen eicellen aan te maken, kan de medisch begeleide voortplanting worden toegepast op basis van de overtollige embryo's afkomstig van een donorkoppel dat heeft besloten zijn eigen ouderschapsproject niet meer voort te zetten.
In een schriftelijk document worden de partners binnen het koppel of de alleenstaande vrouw als onbetwistba(a)r(e) ouder(s) van het kind erkend.
§ 2. Embryodonatie kan niet worden aangewend om bepaalde niet-pathologische, genetische karakteristieken van de leden van het donorkoppel bij het geplande kind te verkrijgen.
§ 3. Embryodonatie geschiedt vrijwillig.
§ 4. Embryodonatie mag niet met enig winstoogmerk geschieden, ongeacht de partijen tussen welke zij plaatsheeft.
§ 5. De donatie is door de donoren herroepbaar tot op het moment van effectief gebruik van de embryo's.
§ 6. Uit de embryo's van een zelfde donorkoppel mogen niet meer dan zes kinderen geboren worden.
§ 7. Donatie van embryo's kan enkel plaatsvinden in een centrum met een zorgprogramma reproductieve geneeskunde.
Art. 9
Onverminderd de toepassing van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, verzamelt het centrum voor reproductieve geneeskunde de volgende gegevens van elke donor van gameten of embryo's en stelt ze ter beschikking van een centraal opslag- en bewaarcentrum :
1º de medische gegevens met betrekking tot de gametendonor of de twee leden van het koppel van embryodonoren, die van belang kunnen zijn voor een gezonde ontwikkeling van het kind;
2º de fysieke kenmerken, de opleiding en het beroep van de gametendonor of de twee leden van het koppel van embryodonoren, evenals gegevens omtrent de persoonlijkheid van de donor(en);
De Koning stelt nadere regels vast aangaande het verzamelen en het bewaren van de gegevens van de gametendonor of de twee leden van het koppel van embryodonoren in een centraal opslag- en bewaarcentrum. Deze gegevens worden gedurende 80 jaar aan een enkel centrum doorgegeven.
Art. 10
§ 1. Eenieder die uit hoofde van zijn beroep kennis draagt van medisch begeleide bevruchting is ertoe gehouden dit feit, evenals de identiteit van de donor(en) en van de receptor geheim te houden.
§ 2. Onverminderd hetgeen bepaald is in artikel 9, tweede lid, mogen de medische gegevens met betrekking tot de gametendonor of de twee leden van het koppel van embryodonoren genoemd in artikel 9, eerste lid, 1º, van de huidige wet, medegedeeld worden aan :
1. het kandidaat-receptorkoppel of de alleenstaande vrouw wanneer er op het moment waarop de keuze wordt gemaakt, hierom wordt gevraagd;
2. de huisarts van de persoon die verwekt is ten gevolge van medisch begeleide bevruchting met de hulp van een donor of een donorkoppel, voor zover de gezondheid van de betrokkene het vereist.
§ 3. De overige niet-persoonsidentificerende gegevens van de gametendonor of van de twee leden van het koppel dat het embryo heeft gedoneerd, vermeld in artikel 9, eerste lid, 1º, worden verstrekt aan het kandidaat-receptorkoppel of aan het kind dat hierom vraagt.
§ 4. Het is streng verboden de persoonsidentificerende gegevens mee te delen van een gametendonor of van de twee leden van een donorkoppel dat een embryo heeft gedoneerd.
Art. 11
§ 1. Rekening houdend met de stand van de medische technieken, kunnen de betrokkenen schriftelijk toestaan dat hun overtollige embryo's worden bewaard met de bedoeling het ouderschapsproject voort te zetten.
§ 2. Indien zij besluiten hun ouderschapsproject niet voort te zetten, worden de betrokkenen ingelicht over de verschillende mogelijkheden waartussen zij kunnen kiezen en kunnen zij daarna op ieder moment schriftelijk ermee instemmen dat hun overtollige gameten of embryo's :
a) anoniem ter beschikking worden gesteld van een ander koppel, onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 7 en 8, of,
b) bestemd worden voor wetenschappelijk onderzoek, met toepassing van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro, of
c) vernietigd worden.
§ 3. Ieder jaar wordt aan de twee leden van het koppel, vóór de verjaardag van hun eerste toestemming, en na dat ze herinnerd zijn aan de andere mogelijkheden opgesomd in § 2 van hetzelfde artikel, door het centrum gevraagd om hun toestemming voor verdere bewaring van de embryo's schriftelijk te bevestigen. Deze bevestiging geldt voor een jaar.
§ 4. Als de betrokkenen langer dan vijf jaar na het invriezen het stilzwijgen bewaren en dit ondanks de jaarlijkse herinneringen bedoeld in § 3 van hetzelfde artikel, worden de ongebruikte embryo's die geen bestemming hebben, aan het wetenschappelijk onderzoek geschonken dat de voorwaarden bepaald door de wet van 11 mei 2003 moet naleven.
§ 5. De bewaring van de embryo's kan uitsluitend plaatsvinden in een centrum met een zorgprogramma reproductieve geneeskunde.
§ 6. Voor de embryo's in vitro die reeds bestaan op de datum van de inwerkingtreding van deze wet, is dit artikel van toepassing vanaf diezelfde datum.
Art. 12
Artikel 8 van de wet van 11 mei 2003 betreffende het onderzoek op embryo's in vitro wordt aangevuld met het volgende lid :
« Als de twee leden van het koppel of de alleenstaande vrouw langer dan vijf jaar na het invriezen het stilzwijgen bewaren en dit ondanks de jaarlijkse schriftelijke aanmaningen, worden de niet gebruikte embryo's die geen bestemming hebben, aan het wetenschappelijk onderzoek geschonken. »
Art. 13
De inseminatie na de dood is verboden, tenzij het om een anonieme donor gaat.
Bij scheiding van het koppel of bij overlijden van een van beide partners worden de ingevroren restembryo's vernietigd.
Art. 14
Hij die de techniek van de medisch begeleide voortplanting toepast of laat toepassen zonder de bepalingen van deze wet in acht te nemen, wordt gestraft met gevangenisstraf van een tot vijf jaar en met geldboete van 1 000 tot 10 000 euro of met een van die straffen alleen.
17 februari 2005.
Christine DEFRAIGNE. Patrik VANKRUNKELSVEN. |