3-851/1

3-851/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

1 OKTOBER 2004


Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 276 en 405bis van het Strafwetboek teneinde een verzwarende omstandigheid in te voeren voor daders van misdrijven tegen bepaalde personen bekleed met een openbare hoedanigheid

(Ingediend door mevrouw Christine Defraigne)


TOELICHTING


I. Artikel 276 van het Strafwetboek omschrijft reeds het specifieke misdrijf « smaad door woorden, daden, gebaren of bedreigingen gepleegd tegen een ministerieel ambtenaar, een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of tegen enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed ».

De begrippen « een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht » en « enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed » kunnen als volgt worden gedefinieerd (1) :

« Les agents dépositaires de l'autorité sont, à notre sens, tous les agents du pouvoir qui exercent dans un intérêt public, par délégation médiate ou immédiate du Gouvernement, une partie de son autorité. »

Bijvoorbeeld : politieagenten, ambtenaren van het bosbeheer, boswachters in overheidsdienst, personeelsleden van de administratie der Douane en Accijnzen, ...

« Les agents de la force publique sont tous ceux qui ont pour mission d'assurer par une action coercitive l'observation des lois et des mandements de l'autorité administrative ou judiciaire, soit qu'ils mettent en oeuvre cette action, soit qu'ils l'exercent eux-mêmes. »

Bijvoorbeeld : militairen in actieve dienst, rijkswachters, brandweerlieden, ...

« Quant aux personnes ayant un caractère public, ce sont celles qui, suivant l'expression du Code de 1810, sont « chargées d'un ministère de service public » c'est-à-dire celles qui, sans être dépositaires d'une partie de la puissance politique, participent à l'administration générale, en remplissant un service public permanent ou temporaire, en sorte que l'outrage qui leur est adressé est un manquement de l'autorité elle-même (...). »

Bijvoorbeeld : de arts van de Burgerlijke Stand die het overlijden moet vaststellen, de geneesheer-inspecteur van een krankzinnigengesticht, rijksambtenaren ... Ook de personeelsleden van de NMBS zijn bekleed met een openbare hoedanigheid want door de aard van hun beroep en via de overheid die hen benoemt, maken ze deel uit van het rijkspersoneel.

II. Ons strafrecht beschouwt het echter niet als een verzwarende omstandigheid wanneer slagen en verwondingen worden toegebracht (artikelen 398 tot en met 401 van het Strafwetboek) aan de personen genoemd in artikel 267 van hetzelfde wetboek.

Gezien de toename van het fysieke en verbale geweld jegens personen die taken van openbare dienst uitvoeren, is het echter hoog tijd dat de politici de aandacht vestigen op het gewicht dat de maatschappij hecht aan dergelijke taken van de overheid, of, anders gezegd, aan de taken die van algemeen belang zijn.

De indiener van het wetsvoorstel stelt dan ook voor bepaalde daden van ernstige fysieke agressie zwaarder te straffen wanneer ze gepleegd zijn, bij of ter gelegenheid van de uitoefening van de taak, tegen een persoon genoemd in artikel 267.

Terwijl de begrippen « een ministerieel ambtenaar of een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht » duidelijk omschreven zijn, kunnen er echter problemen ontstaan omtrent de inhoud van het begrip « personen met een openbare hoedanigheid bekleed ». Daarover bestaat niet altijd eensgezindheid (2).

Om bepaalde beroepen die het algemeen belang dienen en essentieel zijn voor onze samenleving, beter te beschermen zonder er een twistpunt van te maken, wenst de indiener van het voorstel die personen dus expliciet te vermelden.

III. Het gaat om de volgende beroepen :

III. 1. Personeelsleden van de maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer

De hele pers heeft begin juli 2004 gesproken van de agressie tegen personeelsleden van de TEC Luik-Verviers.

Wat is er precies gebeurd ? Op 30 juni 2004 wordt te Engis een bestuurder gegijzeld door een man die hem onder bedreiging van een handvuurwapen verplicht naar Durbuy te rijden. De bestuurder werd op het hoofd geslagen en gaat nog steeds gebukt onder de gevolgen van de psychologische shock.

Dezelfde dag moet te Verviers een bestuurder het ongehoorde gedrag incasseren van een automobilist : beledigingen, schoppen tegen de deur van de bus, ruitenwissers afgerukt, een steen tegen de bus ... De bestuurder is een week lang werkonbekwaam vanwege de stress die het incident heeft veroorzaakt.

Na die twee laatste uitingen van agressie hebben de buschauffeurs in de provincie Luik besloten tot een staking om uiting te geven aan hun gevoelen van onveiligheid.

Dat gevoel bestaat al langer en blijft niet beperkt tot de provincie Luik. Eenieder herinnert zich de gebeurtenissen in Charleroi. Er vinden elke dag weer agressies plaats tegen bestuurders, controleurs of stewards van de spoorwegen, bussen en trams, die de « normale dienstregeling » van die openbare diensten danig in de war te sturen.

Op het net van de TEC Luik-Verviers werden de volgende cijfers opgetekend :

Van januari tot mei 2002 :

­ 33 aangegeven incidenten die werkonbekwaamheid tot gevolg hadden,

­ 19 bedreigingen met verlet tot gevolg,

­ 14 agressies met verlet tot gevolg.

Van januari tot mei 2003 :

­ 22 aangegeven incidenten die werkonbekwaamheid tot gevolg hadden,

­ 13 bedreigingen met verlet tot gevolg,

­ 9 agressies met verlet tot gevolg.

Van januari tot mei 2004 :

­ 23 aangegeven incidenten die werkonbekwaamheid tot gevolg hadden,

­ 20 bedreigingen met verlet tot gevolg,

­ 3 agressies met verlet tot gevolg.

Er valt dus een daling van het aantal agressies op zich te noteren door de nieuwe veiligheidsmaatregelen (bewakingscamera's, gesloten bestuurderscabines, telefooninstallaties, betere plaatsbepalingssystemen ...), ook al is het duidelijk dat iedere vorm van agressie er een te veel is. Bovendien vallen er jammer genoeg incidenten en allerlei soorten bedreigingen te betreuren die streng gestraft behoren te worden.

Die agressies nemen uiteenlopende vormen aan. Soms gaat het om slagen, maar er is ook sprake van bedreiging, belediging, spugen, wat bij het personeel een gevoel van psychose veroorzaakt. Niet te ontkennen is dat zij hun taak in steeds moeilijker omstandigheden moeten uitoefenen, terwijl de verbale agressie die zij ondergaan en die net zo traumatiserend kan zijn als fysieke agressie, gebanaliseerd wordt.

Het personeel wacht terecht op een politiek initiatief. In het kader van de hierboven vermelde agressies, heeft een vakbondsafgevaardigde opgemerkt dat het aan de overheid en de rechtbanken toebehoort om strengere straffen op te leggen. Preventie is nodig, maar er moet meer druk komen en vooral meer bestraffing (3).

Daarin bestaat nu precies het doel van de oplossing die onderhavig voorstel aanreikt.

III. 2. Gezondheidswerkers

Hoewel de recente berichtgeving het heeft over agressie tegen de personeelsleden van de maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer, zijn zij niet de enigen in de openbare dienstensector die dagelijks met geweld af te rekenen krijgen. Dat is ook het geval voor de zorgverleners : artsen, verpleegsters en apothekers.

1. Op het einde van 1998 heeft het maandblad « Intra-Muros », de ziekenhuisuitgave van « Journal du Médecin », de resultaten van een enquête gepubliceerd. Daaruit bleek dat :

­ 80 % van de artsen van mening is dat het onveiligheidsgevoel in de ziekenhuizen de voorbije tien jaar toegenomen is,

­ 47 % onder hen tijdens een consult te maken krijgt met fysiek geweld,

­ 8 % van de ziekenhuisartsen in het voorbije jaar het slachtoffer was van fysieke agressie,

­ 44 % jaarlijks met verbale agressie te maken krijgt, 24 % maandelijks en 2 % dagelijks.

2. De dienstdoende artsen moeten sinds 1967 volgens de wet op de uitoefening van de geneeskunst dag en nacht visites maken en worden in het bijzonder met de groeiende onveiligheid geconfronteerd (4). Er zijn bepaalde theorieën naar voor gebracht of zelfs in de praktijk uitgeprobeerd (5), om veiliger werkomstandigheden te creëren voor die artsen wier taak het eigenlijk is hulp te verlenen ­ wat het des te onbegrijpelijker maakt dat zij het doelwit van gewelddaden zijn.

Het verplegend personeel dat thuiszorg verleent, kent uiteraard dezelfde problemen.

3. Ook de apothekers worden niet gespaard.

De uitslag van de enquête die in september 2003 door de Algemene Farmaceutische Bond is uitgevoerd, is verontrustend : de helft van de apothekers is in de voorbije drie jaar geconfronteerd met ten minste een diefstal met braak (29 %), een daad van vandalisme (16 %), fysieke agressie (20 %) of een gewapende of met geweld gepaard gaande overval (19 %). Uit de enquête blijkt bovendien dat zeer veel apotheken naast dergelijke als ernstig beschouwde feiten ook te maken krijgen met winkeldiefstal en verbale agressie.

Ook dat is onbegrijpelijk. Waarom keren misdadigers zich tegen personen die werken voor de gezondheid van iedereen en wier deur altijd open staat ?

Het grote aantal agressies geeft de apothekers een onveiligheidsgevoel en zorgt zelfs voor een psychose wanneer zij weekeind- of nachtdienst hebben.

Eenieder die naar een dienstdoende apotheker moet, kan verplicht worden bij voorbeeld zijn bezoek vooraf telefonisch aan te kondigen of eerst zijn identiteit mee te delen op het politiekantoor. Naast de individuele veiligheidsmaatregelen zoals het doorgeefluikje, de bewakingscamera's of het alarm, zijn er ook collectieve veiligheidsmaatregelen.

III. 3. Onderwijzend personeel

Ook de leerkrachten krijgen te maken met een groter aantal agressies vanwege niet alleen de leerlingen, maar ook de ouders van die leerlingen. De misdrijven die door minderjarigen worden gepleegd, dienen op gepaste wijze vervolgd te worden binnen het kader van de wet op de jeugdbescherming. De vraag is echter hoe te reageren op de volgende cijfers : in 2001 zijn er in de scholen van de Franse Gemeenschap 193 gevallen gemeld van agressie tegen leerkrachten, waarvan 10 % gepleegd door ouders van leerlingen, 4 % door oud-leerlingen en 25 % door onbekenden.

IV. Om enerzijds een rangorde van straffen te handhaven en anderzijds strenger te kunnen optreden tegen beledigingen, bedreigingen, enz., gericht tegen personen die een taak van openbare dienst uitvoeren, neemt de indiener van dit voorstel twee initiatieven.

Ten eerste wordt de minimumstraf voor smaad door woorden, daden, gebaren of bedreigingen gepleegd tegen een ministerieel ambtenaar, een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of tegen enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed gebracht op gevangenisstraf van zes maanden (in plaats van één maand) en op geldboete van vijfhonderd euro (in plaats van tweehonderd euro).

Ten tweede wordt het toepassingsgebied van die strafbaarstelling uitgebreid tot bepaalde specifieke beroepen, die de voorbije jaren risicoberoepen geworden zijn en een taak van openbaar belang inhouden, met name het personeel van de maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer, de gezondheidswerkers en het onderwijzend personeel.

COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Hij die hetzij door daden, hetzij door geschriften, prenten of zinnebeelden iemand beledigt in een van de omstandigheden van openbaarheid bepaald in artikel 448, eerste lid, van het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro, of met een van die straffen alleen.

Smaad door woorden, daden, gebaren of bedreigingen gepleegd tegen een ministerieel ambtenaar, een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of tegen enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed (die eigenlijk strenger bestraft zou moeten worden, gezien de aard van de functie van het slachtoffer) wordt thans echter slechts gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro.

Opdat de bestraffing volgens een zekere rangorde plaats kan hebben, verhoogt artikel 2 de maximumstraf wanneer de smaad gepleegd wordt tegen een ministerieel ambtenaar, een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of tegen enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed.

Dat artikel wil tevens bestraffen het beledigen, tijdens de uitoefening van hun functie, hetzij door daden, hetzij door geschriften, prenten of zinnebeelden, van het personeel van maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer, de gezondheidswerkers en het onderwijzend personeel.

Artikel 3

Krachtens het huidige artikel 405bis van het Strafwetboek wordt als verzwarende omstandigheid beschouwd het feit dat bepaalde misdaden of wanbedrijven zijn gepleegd op een minderjarige of op een persoon die, uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet bij machte is om in zijn onderhoud te voorzien.

Bedoeld worden de volgende misdaden en wanbedrijven :

­ slagen en verwondingen (artikel 398, eerste lid, van het Strafwetboek);

­ slagen en verwondingen die een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid ten gevolge hebben (artikel 399, eerste lid, van het Strafwetboek);

­ slagen en verwondingen die een ongeneeslijk lijkende ziekte, een blijvende ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid, het volledig verlies van het gebruik van een orgaan of een zware verminking ten gevolge hebben (artikel 400, eerste lid, van het Strafwetboek);

­ slagen en verwondingen die de dood veroorzaken (artikel 401, eerste lid, van het Strafwetboek).

Artikel 3 van het wetsvoorstel breidt de verzwarende omstandigheden uit tot een aantal andere categorieën van slachtoffers.

De bedoeling is bepaalde categorieën van personen ­ met name ministeriële ambtenaren, agenten die drager zijn van het openbaar gezag of van de openbare macht en andere personen met een openbare hoedanigheid bekleed ­ die reeds een bijzondere bescherming genieten op het vlak van de niet-fysieke agressie, ook beter te beschermen tegen fysieke agressie. Artikel 276 van het Strafwetboek beschouwt immers als een misdrijf smaad door woorden, daden, gebaren of bedreigingen gepleegd tegen die personen.

De slachtoffers tot wie het voorstel de bescherming wil uitbreiden zijn het personeel van de maatschappijen voor gemeenschappelijk vervoer, de gezondheidswerkers en het onderwijzend personeel.

Christine DEFRAIGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet

Art. 2

In artikel 276 van het Strafwetboek, gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A. de woorden « één maand » worden vervangen door de woorden « zes maanden »;

B. de woorden « tweehonderd euro » worden vervangen door de woorden « vijfhonderd euro »;

C. het artikel wordt aangevuld met het volgende lid :

« Hetzelfde geldt voor smaad, in dezelfde omstandigheden gepleegd, tegen een personeelslid van een uitbater van een maatschappij voor gemeenschappelijk vervoer, een gezondheidswerker of een lid van het onderwijzend personeel. »

Art. 3

Artikel 405bis van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000 en gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, wordt aangevuld met de volgende leden :

« Indien de misdaad of het wanbedrijf bedoeld in de artikelen 398, 399, 400 en 401 gepleegd is in de uitoefening of ter gelegenheid van de uitoefening van hun bediening, tegen een ministerieel ambtenaar, een agent die drager is van het openbaar gezag of van de openbare macht of tegen enig ander persoon met een openbare hoedanigheid bekleed, zijn de straffen respectievelijk die welke vermeld zijn in het 1º tot het 8º van het voorgaande lid.

Hetzelfde geldt ingeval de misdaad of het wanbedrijf wordt gepleegd in dezelfde omstandigheden, tegen een personeelslid van een uitbater van een maatschappij voor gemeenschappelijk vervoer, een gezondheidswerker of een lid van het onderwijzend personeel. »

19 juli 2004.

Christine DEFRAIGNE.

(1) Rigaux, M., en Trousse, P.-M., Les crimes et les délits du Code pénal, deel IV, Brussel, Bruylandt, 1963, blz. 478-479.

(2) De vraag of de gesmade persoon een persoon is die met openbare hoedanigheid is bekleed, is een rechtsvraag die voorgelegd moet worden aan het Hof van Cassatie. Cass., 21 april 1892, Pas, blz. 208.

(3) La Meuse, Verviers, 1 juli 2004.

(4) Nuit et jour, la galère, Le Vif/L'Express, Pascal Gruber.

(5) Er kan politiebescherming worden gevraagd wanneer de arts meent dat hij een risico loopt als hij zich naar het huis van een patiënt begeeft; er bestaat « telebescherming » voor dienstdoende artsen : vooraleer de arts op visite gaat, voert hij het adres van de patiënt in. Als hij zich tijdens de visite bedreigd voelt, kan hij vervolgens het alarm van de telebescherming indrukken. Dat alarm wordt doorgestuurd naar een telesecretariaat, dat de visite rechtstreeks kan volgen via een opnamefunctie. Indien de arts werkelijk in gevaar blijkt te zijn, brengt het telesecretariaat de ordediensten op de hoogte.