3-722/3

3-722/3

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

30 JUNI 2004


Wetsontwerp houdende aanvulling van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake verkoop teneinde de consumenten te beschermen


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR MEVROUW VIENNE


I. INLEIDING

Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp van de regering (Stuk Kamer, nr. 51-982/1).

Het werd op 27 mei 2004 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 131 stemmen bij 4 onthoudingen.

Het werd op 28 mei 2004 overgezonden aan de Senaat en op 2 juni 2004 geëvoceerd.

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 16, 22 en 30 juni 2004, in aanwezigheid van de minister van Leefmilieu, Consumentenzaken en Duurzame Ontwikkeling.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN LEEFMILIEU, CONSUMENTENZAKEN EN DUURZAME ONTWIKKELING

De minister wijst erop dat iedereen koopt. Niets is zo ergerlijk of teleurstellend als thuiskomen, je nieuwe cd-speler uit de doos nemen en merken dat hij het niet doet.

Het spreekt dan ook bijna vanzelf dat de meeste vragen van consumenten net over de garantieregeling gaan.

Het wetsontwerp is de omzetting in ons recht van de richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garantie voor consumptiegoederen (hierna de « garantierichtlijn »).

Deze richtlijn beoogt de ontwikkeling te verzekeren van grensoverschrijdende verkopen in de interne markt door te voorzien in een minimale, voor alle lidstaten gemeenschappelijke, basis van rechten waarop een consument zich kan beroepen ten aanzien van een verkoper in geval van gebrek aan overeenstemming van een goed dat hij heeft gekocht.

Deze problematiek wordt geregeld op twee niveaus :

­ de wettelijke rechten die de consument tegenover de verkoper kan aanvoeren, los van enig contractueel beding;

­ de rechten die de consument tegenover de verkoper of producent kan aanvoeren op basis van een specifieke verbintenis die laatstgenoemden hebben aangegaan in verband met het verkochte goed.

Dit komt overeen met wat we in ons Belgisch recht verstaan onder enerzijds de « wettelijke waarborg » en anderzijds de « commerciële garantie ».

De richtlijn stelt het beginsel vast dat de verkoper een goed moet leveren dat met de overeenkomst in overeenstemming is en vermeldt de criteria aan de hand waarvan die overeenstemming kan worden beoordeeld. Tevens worden de rechten vastgelegd die de consument ten aanzien van de verkoper kan laten gelden indien het geleverde goed niet conform is.

Deze elementen zijn uitermate vernieuwend in vergelijking met de huidige bepalingen van ons Burgerlijk Wetboek.

Het wetsontwerp verwezenlijkt de omzetting van de garantierichtlijn door de invoeging, in het Burgerlijk Wetboek, onder de titel VI « Koop », van een nieuwe afdeling met betrekking tot de verkopen aan consumenten.

De nieuwe afdeling van het Burgerlijk Wetboek volgt de opbouw van de garantierichtlijn door :

­ de wettelijke waarborg te regelen : de verplichting van de verkoper om een goed te leveren dat met de overeenkomst in overeenstemming is en de rechten van de consument indien er een gebrek aan overeenstemming is vast te stellen,

­ enkele regels vast te leggen omtrent de commerciële garantie (nieuw artikel 1649septies Burgerlijk Wetboek).

Dit wetsontwerp biedt aan de consumenten meer zekerheid en duidelijkheid over de wettelijke waarborg :

­ gedurende twee jaar is er een duidelijke wettelijke waarborg. De verkoper is aansprakelijk voor elk gebrek aan overeenstemming met de overeenkomst,

­ daarna kan de consument nog steeds beroep doen op de vrijwaring voor verborgen gebreken.

De minister meent dat de consument de mogelijkheid moet blijven hebben om een vordering in te stellen na de garantieperiode van twee jaar. De richtlijn staat dat toe en voor duurzame consumptiegoederen is het nuttig. Op die manier bestaat er geen discriminatie meer tussen het stelsel voor verkoop tussen handelaars en dat voor verkoop met een consument. De Raad van State had kritiek op die discriminatie. Voorts voorzagen andere Staten in een soortgelijke oplossing : Nederland, Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk en Portugal. Bij een geschil zal trouwens steeds de rechter beslissen of de garantie na twee jaar nog van toepassing is.

Bovendien zorgt dit wetsontwerp ervoor dat de actiemogelijkheden van de consumenten tevens uitgebreid en beter omschreven worden.

Naast een eventuele prijsvermindering en ontbinding van de overeenkomst, kan de consument de vervanging of de herstelling van het goed eisen.

Deze nieuwe regeling biedt meer duidelijkheid zowel voor de consumenten als voor de verkopers.

De minister wijst er tevens op dat het wetsontwerp ruim besproken werd in de Kamer. Tevens werd een hoorzitting georganiseerd waar de betrokken partijen hun mening over het wetsontwerp konden geven.

Aan de hand van deze discussies werden twee amendementen goedgekeurd :

­ een verduidelijking voor de tweedehandsgoederen. Het wetsontwerp (en ook de garantierichtlijn) houdt rekening met de specifieke kenmerken van tweedehandsgoederen.

Het wetsontwerp neemt deze kenmerken in algemene bewoordingen over in de wettekst zelf, met name door steeds rekening te houden met de « aard van de goederen ». De memorie van toelichting verduidelijkt de algemene principes en de toepassing van deze principes op tweedehandsgoederen.

­ de inwerkingtreding van de wet (de eerste dag van de vierde maand na publicatie in het Belgisch Staatsblad) : zo wordt een periode voorzien waarin de verkopers, distributeurs en producenten hun overeenkomsten en garantiebewijzen kunnen aanpassen.

De dienst Wetsevaluatie van de Senaat maakt een aantal opmerkingen op het wetsontwerp. Het betreft een aantal juridisch technische opmerkingen en vooral een aantal vragen ter verduidelijking.

Het wetsontwerp is een getrouwe omzetting van de garantierichtlijn. De vragen van de dienst Wetsevaluatie slaan met name op de toepassing van de wettelijke regels op de tweedehandsgoederen. Zoals de richtlijn bepaalt, vallen ook tweedehandsgoederen onder de toepassing van het wetsontwerp.

Alle roerende goederen, op enkele uitzonderingen na, vallen immers onder de toepassing van de richtlijn, en dus ook de etenswaren. Maar, er zal steeds ook met de aard van de goederen rekening worden gehouden om :

­ te oordelen of het om een gebrek gaat (artikel 1649ter, § 1, 4º).

­ te oordelen of het gebrek bestond op het moment van de levering (artikel 1649quater, § 4).

III. ALGEMENE BESPREKING

Vragen van de leden

Mevrouw Nyssens wijst er nogmaals op dat het ontwerp ruimschoots een wetsontwerp overneemt dat werd ingediend tijdens de vorige zittingsperiode. Er werd echter een belangrijke wijziging aangebracht : voortaan blijft de garantie voor verborgen gebreken uit het Burgerlijk Wetboek behouden nadat de garantietermijn van twee jaar verstreken is. Spreekster vraagt zich echter af of de rechten waarover de consument na die twee jaar beschikt, de klassieke rechten uit het Burgerlijk Wetboek zijn, dan wel of het de rechten (vervanging, herstelling, prijsverlating of ontbinding) zijn waarin de richtlijn voorziet.

Spreekster stelt ten slotte vast dat de nieuwe regeling voor de bescherming van de consument in werking treedt de eerste dag van de vierde maand die volgt op de bekendmaking van de nieuwe wet in het Belgisch Staatsblad. Werd die termijn bepaald in overleg met de betrokken sectoren ?

Mevrouw de T' Serclaes betreurt de haast waarmee de Senaat dit wetsontwerp moet behandelen. Het klopt dat België een achterstand heeft bij het omzetten van de Europese richtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garantie voor consumptiegoederen. Die vertraging is niet te wijten aan het Parlement. Het is bovendien belangrijk dat de Senaat in alle sereniteit kan nagaan welke praktische gevolgen de voorgestelde wijzigingen aan het Burgerlijk Wetboek tot stand brengen.

Spreekster vraagt of het wetsontwerp belangrijke wijzigingen gaat veroorzaken in de relaties tussen verkoper en consument, in vergelijking met de bestaande regels en rechtspraak. Kan de tekst de positie van de consument verstevigen ?

Werd er tegemoet gekomen aan de bezorgdheid die tijdens de hoorzittingen in de Kamer is uitgesproken over de gevolgen van het wetsontwerp voor de sector van de verkoop van tweedehandsgoederen ? Ten slotte vraagt mevrouw de T' Serclaes of de nieuwe wet het aantal gerechtelijke geschillen niet zal doen toenemen. Zij betreurt dat het ontwerp het beroep op bemiddeling niet aanmoedigt, aangezien dat toch de beste procedure is om conflicten betreffende consumptie op te lossen.

Mevrouw Vienne verwijst naar de werkzaamheden binnen de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden inzake consumptie en de bescherming van de consument. De voorliggende tekst, die een Europese richtlijn omzet, past perfect in de gedachtewisseling die in die commissie heeft plaatsgevonden. De commissie voor de Justitie hoeft dat werk dus niet helemaal over te doen.

Mevrouw De Roeck meent dat de omzetting van de Europese garantierichtlijn zeer belangrijk is. Duurzame goederen zijn vaak duur en het is dan ook nodig dat de consument op dat vlak maximaal wordt beschermd. Bovendien gaat voorliggend wetsontwerp iets verder dan de betreffende richtlijn.

Spreekster is wel enigszins bekommerd over de tweedehandssector. Personen die het enorm moeilijk hebben, zijn vaak aangewezen op tweedehandsgoederen in kringloopwinkels, waar ook duurzame goederen worden aangeboden. Bijzondere aandacht voor de kringloopcentra lijkt absoluut noodzakelijk. Men moet immers vermijden dat kringloopcentra geen duurzame goederen meer zouden aanbieden.

De heer Willems is van oordeel dat voorliggende tekst zeer ingewikkeld is. Het lijkt niet makkelijk voor de rechtzoekende consument zijn weg te vinden in de gehele wetgeving over handelspraktijken en consumentenbescherming.

Spreker wenst meer uitleg over wat gebeurt als de garantietermijn van twee jaar is verstreken. Het wetsontwerp bepaalt dat als de garantietermijn verstrijkt, de regels van het Burgerlijk Wetboek inzake de garantie met betrekking tot verborgen gebreken van toepassing zijn. Is de verjaringstermijn van één jaar na kennisname van het gebrek dan ook van toepassing ?

De heer Hugo Vandenberghe stelt vast dat noch de uitvoering van de richtlijn, noch de algemene bescherming van de consument betwist wordt.

Men mag ook geen onrecht doen aan de rechtspraak in verband met de verkoop. Deze is immers gericht op de bescherming van de consument in de feiten, door aan de beroepsverkopers zeer zware verplichtingen op te leggen en daarenboven door de kettingvordering toe te laten.

De richtlijn aan de basis van voorliggend ontwerp is specifiek gericht op de verbetering van de rechtspositie van de consument wat betreft de kwaliteit van de verkochte zaak.

Een juridisch probleem rijst, daar waar de richtlijn dient te worden omgezet in de diverse landen van de Europese Unie, die echter alle een verschillend rechtsysteem hebben.

Een fundamenteel bezwaar tegen voorliggende tekst is dat de richtlijn niet is geïntegreerd in de koopovereenkomst. Aldus heeft men een enorm toepassingsprobleem. Zo zijn er op de koopovereenkomst twee verschillende rechtsstatuten van toepassing, in functie van het verloop van de tijd. Indien de garantietermijn van twee jaar is verstreken, is het gemeenrecht inzake de verborgen gebreken opnieuw van toepassing. Dit lijkt niet bepaald een vereenvoudiging.

Antwoorden van de minister

Het wetsontwerp bepaalt inderdaad dat als de garantietermijn van 2 jaar verstrijkt, de regels van het Burgerlijk Wetboek inzake de waarborg met betrekking tot verborgen gebreken van toepassing zijn.

De minister erkent dat het niet eenvoudig is om twee verschillende juridische systemen met elkaar te combineren. Spreekster meent echter dat er geen andere mogelijkheid bestaat om consumenten te beschermen die een goed kopen waarvan zij redelijkerwijs mogen verwachten dat de duurtijd langer zal zijn dan twee jaar.

Met betrekking tot de overgangsperiode van vier maanden, voorgesteld in artikel 10, verwijst de minister naar de hoorzittingen die hebben plaatsgehad in de Kamercommissie voor het Bedrijfsleven (stuk Kamer, nr. 51-0982/004). De gehoorde personen waren voorstander van een overgangstermijn van vier maanden, wat realistisch is.

De minister erkent dat de vertraging in de omzetting van de richtlijn niet te wijten is aan het Parlement. De huidige regering heeft voor het ontwerp de spoedbehandeling gevraagd, zodat het bij voorrang behandeld zou worden. Dat betekent echter niet dat discussie uitgesloten is. Het tegendeel is waar.

In antwoord op mevrouw de T' Serclaes meent de minister dat het ontwerp een belangrijke vooruitgang inhoudt voor de consument. Diens rechten worden duidelijker omschreven, zijn actiemiddelen worden uitgebreid en de wettelijke garantie wordt verruimd.

Wat de tweedehandssector betreft, stipt de minister aan dat deze sector wel degelijk werd gehoord in de Kamer, namelijk Cash converters en Troc international. Spreekster vindt het een goede suggestie, bij de evaluatie, ook rekening te houden met de gevolgen voor de kringloopwinkels.

Wat de verjaring betreft, stelt de minister dat de rechtsvordering van de consument verjaart na verloop van één jaar vanaf de dag dat hij het gebrek heeft vastgesteld. Deze termijn mag echter niet verstrijken voor het einde van de wettelijke garantieperiode, dus 2 jaar vanaf de levering.

IV. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

Opschrift

De heer Hugo Vandenberghe dient amendement nr. 1 in (stuk Senaat, 3-722/2), dat ertoe strekt het opschrift van het ontwerp te vervangen als volgt : « Wetsontwerp betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen ». Het ontwerp vult immers niet alleen het Burgerlijk Wetboek aan, maar ook de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken, en het Gerechtelijk Wetboek.

De heer Zenner stelt vast dat een aantal van de ingediende amendementen van strikt technische aard zijn en dus makkelijk unaniem in de commissie kunnen worden goedgekeurd. Dat geldt bijvoorbeeld voor amendement nr. 1 van de heer Hugo Vandenberghe. Hij stelt voor technische wijzigingen, waarvoor eigenlijk geen amendementen nodig zijn, te onderscheiden van andere wijzigingen.

De minister kan het eens zijn met bepaalde technische wijzigingen.

De heer Hugo Vandenberghe wijst erop dat een inhoudelijk debat in de Senaat onmogelijk is als een onderscheid wordt gemaakt tussen technische wijzigingen en amendementen enkel en alleen om te voorkomen dat de tekst opnieuw naar de Kamer moet.

Mevrouw Nyssens wijst erop dat amendement nr. 1 het opschrift betreft, dat geen deel uitmaakt van het dispositief van de tekst.

Volgens mevrouw de T' Serclaes is de wijziging van het opschrift een materiële wijziging, waarvoor geen amendement moet worden goedgekeurd. Zij wijst erop dat het ontwerp geen autonome bepalingen bevat en dat het opschrift van het ontwerp dus verdwijnt.

Volgens de heer Mahoux is het aan de indiener van het amendement om te bepalen of de door hem voorgestelde wijziging al dan niet van technische aard is en om zijn amendement al dan niet in te trekken.

De heer Hugo Vandenberghe meent dat een tweede lezing in de Senaat volstrekt nutteloos is als de regering weigert de tekst te laten amenderen, op een paar strikt technische verbeteringen na.

De minister meent dat de door het amendement voorgestelde wijziging eigenlijk een zuivere tekstverbetering is.

Zij meent dat die wijziging kan worden aangebracht zonder dat het ontwerp moet worden geamendeerd. Dat belet natuurlijk niet dat het ontwerp in de loop van de tweede lezing in de Senaat alsnog op andere punten wordt geamendeerd.

De commissie beslist unaniem dat de voorgestelde wijziging van het opschrift een technische correctie is. Het opschrift luidt voortaan dan ook als volgt : « Wetsontwerp beheffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen ».

Amendement nr. 1 van de heer Vandenberghe wordt ingetrokken.

Artikel 1

De heer Hugo Vandenberghe dient amendement nr. 2 in (stuk Senaat, 3-722/2), dat ertoe strekt de kwalificatie van het ontwerp te wijzigen wat betreft de artikelen 6 en 7.

Volgens de heer Mahoux is er geen tijd meer om de kwestie van de kwalificatie voor te leggen aan de parlementaire overlegcommissie. Hij deelt de mening van de regering niet (stuk Kamer, nr. 51-0982/001, blz. 7) dat het hele ontwerp valt onder artikel 78. Zelfs als de kwalificatie van het ontwerp niet meer wordt gewijzigd, vormt dat nog geen precedent om te zeggen dat her verlenen van bevoegdheden aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel om uitspraak te doen over de vordering tot staking, niet onder artikel 77 van de Grondwet vallen.

De minister bevestigt dat de kwalificatie van het ontwerp geen precedent is voor latere beslissingen van de parlementaire overlegcommissie.

De heer Hugo Vandenberghe trekt amendement nr. 2 in.

Mevrouw de T' Serclaes heeft vervolgens vragen bij de draagwijde van artikel 1, tweede lid. Waarom vermeldt het dispositief van een ontwerp, dat geen autonome bepalingen bevat, dat het de omzetting van een Europese richtlijn betreft ? Kan die informatie niet beter worden opgenomen in de memorie van toelichting ?

De heer Hugo Vandenberghe sluit zich aan bij de opmerking van mevrouw de T' Serclaes. Het is wetgevingstechnisch niet gepast in de tekst zelf van de wet te zetten dat een richtlijn wordt uitgevoerd. Dit is een loutere verklaring zonder enige normatieve betekenis.

De minister merkt op dat de wet als dusdanig zal worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met inbegrip van artikel 1. Voorts stemt de vermelding in het tweede lid overeen met de aanbevelingen van de Raad van State.

Mevrouw de T' Serclaes begrijpt de pedagogische draagwijdte van het tweede lid. Zij hoopt dat de regering consequent is en systematisch in elk ontwerp opneemt dat het een Europese richtlijn omzet.

Mevrouw Derouck begrijpt dat het niet gebruikelijk is deze bepaling in te lassen in de wet. Is daar echter enig bezwaar tegen ?

De heer Coveliers antwoordt dat deze bepaling niet normatief is. Spreker meent echter dat men niet kan stellen dat de inlassing van dergelijke bepaling niet mag. Bovendien zal dit artikel verdwijnen, terwijl de andere artikelen worden opgenomen in de wetgeving die wordt gewijzigd.

Artikel 3

Amendement nr. 3

De heer Hugo Vandenberghe wijst erop dat de Raad van State heeft gesteld dat de wijze waarop voorliggend wetsontwerp aan de Kamers wordt voorgelegd strijdig is met de Grondwet (artikel 76). « Indien in een bepaalde regeling verscheidene artikelen gewijzigd of ingevoegd worden, dan moet immers voor elk van die artikelen een afzonderlijk wijzigings- of invoegingsartikel worden gemaakt, zodat de wetgever artikelsgewijs over de voorgestelde wijzigingen kan stemmen. »

Als de regering rekening houdt met de aanbevelingen van de Raad van State betreffende artikel 1, tweede lid, van het wetsontwerp, waarom doet zij dat dan niet met de opmerking van de Raad van State dat de manier waarop het ontwerp aan het Parlement wordt voorgesteld ongrondwettig is ?

De heer Hugo Vandenberghe dient amendement nr. 3 in (stuk Senaat, nr. 3-722/3), dat ertoe strekt ontwerpartikel 3 te splitsen zodat elke bepaling die in het Burgerlijk Wetboek moet worden ingevoegd, in een afzonderlijk artikel van het ontwerp wordt opgenomen.

De minister meent dat de gekozen werkwijze in het voorliggende wetsontwerp juist de leesbaarheid bevordert.

De heer Hugo Vandenberghe werpt op dat het niet artikelsgewijze inlassen leidt tot technische moeilijkheden inzake het samenlezen van het gemeen recht van de koopovereenkomst met de regeling betreffende de bescherming van de consument.

De heer Willems meent dat de in het ontwerp voorgestelde werkwijze de leesbaarheid bemoeilijkt. Bovendien zijn de regels van het Burgerlijk Wetboek en de jurisprudentiële ontwikkelingen terzake reeds sterk consumentgericht. De toepassing van verwarrende en zelfs tegenstrijdige teksten zal voor heel wat problemen zorgen.

Wat betreft de mogelijke verwarring tussen het gemeen recht en het nieuwe recht, stipt de minister aan dat het moment waarop het gebrek zich voordoet bepalend zal zijn om het toepasselijk systeem aan te wijzen. Gebeurt dit binnen de twee jaar is het nieuwe recht van toepassing, nadien is het gemeen recht van toepassing.

Spreekster meent dat de regeling van de verborgen gebreken moet worden behouden om de duurzame consumptiegoederen een behoorlijke bescherming te bieden.

De heer Hugo Vandenberghe meent dat het opleggen van al te gedetailleerde richtlijnen aan de lidstaten voor heel wat problemen zorgt. Er rijzen dan immers enorm veel technische moeilijkheden om de richtlijn uit te voeren, zeker in het systeem van de common law. Deze richtlijn is een typevoorbeeld van het niet naleven van het subsidiariteitsbeginsel.

De heer Chevalier stipt aan dat in de verdragtekst een uitdrukkelijke bepaling staat dat de samenwerking op het vlak van burgerlijk recht dient te gebeuren met eerbiediging van de eigen nationale wetgevingen.

De heer Hugo Vandenberghe verwijst naar het belang van de subsidiariteit en het verzet van de nationale publieke opinies. Een coherentie van de bescherming van de richtlijn met het gemeenrecht is des te moeilijker, daar de rechtspraak in ons land een zeer vergaande bescherming heeft gegeven aan de koper wegens verborgen gebreken. Daarenboven wordt de professionele verkoper altijd als de verkoper te kwader trouw beschouwd, met onweerlegbare vermoedens. Zo gaan de vermoedens van de richtlijn minder ver dan de in België uitgewerkte vermoedens. Een ander pijnpunt is het feit dat de nieuwe garantieregeling geldt voor twee jaar. Achteraf geldt het gemeen recht. Op eenzelfde transactie is enkel door het verloop van de tijd een ander juridisch systeem van toepassing.

Mevrouw de T' Serclaes vraagt nadere uitleg over het toepassingsgebied van het voorgestelde artikel 1649bis. Het ontwerp is van toepassing op consumptiegoederen, met andere woorden op ieder lichamelijk roerend goed. Die definitie omvat ook de etenswaren. Is dat de bedoeling ?

De heer Hugo Vandenberghe meent dat er geen twijfel kan bestaan dat eetwaren roerende goederen zijn. Alle goederen die niet onroerend zijn, zijn roerend.

De minister bevestigt de interpretatie van de heer Hugo Vandenberghe.

Amendement nr. 16

De heer Hugo Vandenberghe dient amendement nr. 16 A in (stuk Senaat, nr. 3-722/2), dat ertoe strekt het tweede lid van het voorgestelde artikel 1649quater, § 1, te doen vervallen. Littera B strekt ertoe een nieuw lid in te voegen dat uitdrukkelijk wil stellen dat niet alleen de termijn van twee jaar bedoeld in het tweede lid, maar ook de kortere termijn bedoeld in het derde lid, kan worden opgeschort tijdens de periode vereist voor de herstelling of de vervanging in geval van onderhandelingen.

Amendement nr. 17

De heer Hugo Vandenberghe dient amendement nr. 17 in (stuk Senaat, nr. 3-722/2), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 1649quater, § 2, in te voegen dat de rechtsvordering van de consument wegens gebrek aan overeenstemming niet meer kan worden ingesteld wanneer de verkoper binnen de overeengekomen termijn niet op de hoogte is gebracht.

Deze sanctie sluit volledig aan bij de memorie van toelichting (stuk Kamer, nr. 51-982/1, blz. 16) die de indruk wekt dat het de bedoeling is dat de consument zijn rechten niet kan uitoefenen indien hij de verkoper niet of niet tijdig op de hoogte brengt, terwijl zij zulks contractueel waren overeengekomen.

Amendement nr. 18

De heer Hugo Vandenberghe dient amendement nr. 18 in (stuk Senaat, 3-722/2), dat ertoe strekt in het voorgestelde artikel 1649quater, § 3, de woorden « voor het einde van de termijn van twee jaar bedoeld in § 1 » te vervangen door de woorden « voor het einde van de termijn bedoeld in § 1 ».

Het is immers gepast dat de verjaringstermijn van de rechtsvordering van de consument van tweedehandsgoederen niet mag verstrijken voor het einde van de termijn gedurende welke de verkoper aansprakelijk is op grond van zijn overeenkomst met de consument.

Amendement nr. 19

De heer Vandenberghe dient amendement nr. 19 in (stuk Senaat, 3-722/2), dat ertoe strekt in artikel 1649quater, § 5 ook rekening te houden met de kortere termijn die kan bedongen zijn voor tweedehandsgoederen en met de langere termijn als gevolg van een opschorting.

Amendement nr. 20

De heren Willems en Coveliers dienen amendement nr. 20 in (stuk Senaat, 3-722/2), dat ertoe strekt het voorgestelde artikel 1649sexies te vervangen.

De tekst van het ontworpen artikel 1649sexies zoals goedgekeurd door de Kamer (zie stuk nr. 51-982/6) stelt dat de verkoper die door de consument wordt aangesproken voor een gebrek aan overeenstemming zich kan beroepen op voorgaande schakels uit de contractuele keten voor datzelfde gebrek aan overeenstemming.

Het principe van de regresvordering stelt op zich geen probleem. Zoals artikel 1649sexies thans geformuleerd is bestaat evenwel het gevaar dat het geïnterpreteerd wordt op een wijze die niet beantwoordt aan de eigenlijke doelstellingen van deze bepaling. Daarom wensen de indieners via amendering de volgende verduidelijking te geven.

Het is voor de heer Willems evident dat de regresvordering van de eindverkoper enkel kan slaan op de wettelijke waarborg. Dit blijkt enerzijds uit de verwijzing naar « een gebrek aan overeenstemming » in het ontworpen artikel 1649sexies en anderzijds uit artikel 1649septies, dat stelt dat « elke garantie bindend is voor diegene die haar biedt ... ». Wanneer aldus bijvoorbeeld een eindverkoper bovenop de wettelijke termijn van twee jaar een bijkomende garantie van 5 jaar biedt dan kan hij deze bijkomende garantie niet verhalen op de producent of een tussenschakel. Dit sluit uiteraard niet uit dat een producent of tussenschakel aangesproken kan worden op basis van verdergaande contractuele garanties die hijzelf op vrijwillige basis biedt.

Het ontworpen artikel 1649ter stelt dat er slechts overeenstemming is wanneer onder andere het consumptiegoed beantwoordt aan het door de consument gewenst gebruik dat de verkoper heeft aanvaard. In combinatie met het ontworpen artikel 1649sexies zou dit echter tot gevolg kunnen hebben dat een producent of eerdere verkoper geconfronteerd wordt met een regresvordering gebaseerd op een door de eindverkoper bijzonder aanvaard gebruik waarmee de producent of de eerdere verkoper niet heeft ingestemd. Dit kan volgens de indieners uiteraard niet de bedoeling zijn van het ontworpen artikel 1649sexies.

De heer Willems besluit dat de regresvordering van de eindverkoper de wettelijke waarborg betreft. Indien de eindverkoper bovenop de wettelijke waarborg bijkomende waarborgen verstrekt of een bijkomend gebruik van het product heeft aanvaard, kunnen deze niet verhaald worden op de producent of op de tussenschakel.

Amendement nr. 15

De heer Hugo Vandenberghe dient amendement nr. 15 in (stuk Senaat, 3-722/2), dat ertoe strekt de aanhef van het voorgestelde artikel 1649octies te doen verwijzen naar artikel 1649quater, § 1, laatste lid. Volgens die bepaling kunnen, voor tweedehandsgoederen, de verkoper en de consument immers overeenkomen dat de wettelijke aansprakelijkheidstermijn van de verkoper wordt ingekort.

Amendement nr. 21

Mevrouw Nyssens dient amendement nr. 21 in (stuk Senaat, nr. 3-722/3) teneinde de verjaringstermijn van de rechtsvordering van een consument die een gebrek aan overeenstemming heeft vastgeteld, nader te bepalen. Paragraaf 3 van het voorgestelde artikel 1649quater bepaalt dat de verjaringstermijn van de rechtsvordering van de consument niet mag verstrijken vóór het einde van de termijn van twee jaar, bedoeld in § 1. Die formulering kan moeilijkheden opleveren betreffende de verjaringstermijn voor de vordering van de consument van tweedehandsgoederen. Amendement nr. 21 wil de toestand op dat punt verduidelijken.

Amendement nr. 22

Mevrouw Nyssens dient amendement nr. 22 in (stuk Senaat, nr. 3-722/3) teneinde in § 5 van het voorgestelde artikel 1649quater, aan te geven vanaf wanneer de regels inzake de vrijwaring voor de verborgen gebreken van het gekochte goed van toepassing zijn. De indienster verwijst naar de bespreking van amendement nr. 21 en de schriftelijke verantwoording.

Amendement nr. 23

Mevrouw Nyssens dient amendement nr. 23 in (stuk Senaat, nr. 3-722/3) om een interpratatieprobleem weg te werken waartoe een letterlijke interpretatie van het voorgestelde artikel 1649quater, § 4 zou kunnen leiden. Uit een dergelijke lezing van die tekst valt af te leiden dat de consument de naleving van een onwettige garantie kan eisen. De indienster stelt dan ook voor het tweede lid van de voorgestelde § 4 te doen vervallen.

Antwoord van de minister op de ingediende amendementen

Wat betreft amendement nr. 16 van de heer Hugo Vandenberghe, wenst de minister duidelijk te stellen dat er geen twee verschillende termijnen zijn. Er is slechts één termijn, namelijk de termijn van twee jaar.

De termijn die voor tweedehandsgoederen geldt, is in principe de termijn van twee jaar voorzien in artikel 1649quater, § 1, eerste lid. Het derde lid is slechts een mogelijkheid om deze termijn van twee jaar in te korten voor tweedehandsgoederen (« in afwijking van het eerste lid kunnen ...). Overeenkomstig artikel 7.1 van de richtlijn wordt een optie aan de partijen (verkoper en consument) gegeven om een kortere termijn overeen te komen zonder dat die termijn korter dan één jaar mag zijn.

De afwijking voorzien in het derde lid van dit artikel moet steeds samen worden gelezen met de algemene aansprakelijkheid van het eerste lid en de termijn van twee jaar. Indien door de partijen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van artikel 1649quater, § 1, derde lid, blijft het aansprakelijkheidsregime van het eerste lid van dit artikel behouden.

Dit betekent dat indien de partijen voorzien in een kortere termijn voor tweedehandsgoederen (bv. één jaar) de termijn van twee jaar voorzien in het eerste lid van artikel 1649quater, § 1, moet worden gelezen als « de verkoper is jegens de consument aansprakelijk voor elk gebrek aan overeenstemming dat bestaat bij de levering van de goederen en dat zich manifesteert binnen een termijn van één jaar te rekenen vanaf voornoemde levering ».

De opschorting van de algemene termijn van twee jaar voorzien in het tweede lid van artikel 1649quater, § 1, tijdens de periode vereist voor de herstelling of de vervanging van het goed of in geval van onderhandelingen tussen de verkoper en de consument met het oog op een minnelijke schikking is derhalve ook van toepassing indien de termijn van twee jaar wordt verkort voor tweedehandsgoederen.

Wat betreft het amendement nr. 17 van de heer Hugo Vandenberghe, beaamt de minister dat zij verkiest de sanctie op de niet-naleving van de informatieplicht niet in het wetsontwerp op te nemen.

Het zal steeds aan de verkoper zijn om aan te tonen dat de consument hem niet op de hoogte heeft gebracht van het gebrek binnen een termijn van twee maanden vanaf de dag waarop de consument het gebrek heeft vastgesteld.

De termijn waarbinnen de consument het gebrek moet melden aan de verkoper is een informatieverplichting. Indien deze niet wordt gerespecteerd door de consument vormt dit een contractuele fout uit en zal er rekening worden gehouden met de schade die de verkoper door dit stilzwijgen heeft opgelopen.

Artikel 1649quinquies, § 1, tweede lid, vermeldt trouwens dat er « rekening wordt gehouden met de verergering van de schade voortvloeiend uit het gebruik van het goed door de consument na het ogenblik waarop hij het gebrek aan overeenstemming heeft vastgesteld of zou hebben moeten vaststellen ».

Wat betreft amendement nr. 18 van de heer Hugo Vandenberghe, verwijst de minister naar haar toelichting bij amendement nr. 16 van dezelfde indiener.

Bij aankoop van een tweedehandsgoed verjaart de rechtsvordering van de consument na verloop van één jaar vanaf de datum dat hij het gebrek aan overeenstemming heeft vastgesteld.

Deze termijn mag echter niet verstrijken vóór het einde van de termijn van twee jaar bedoeld in § 1 van artikel 1649quater.

Indien de partijen voorzien in een kortere termijn voor tweedehandsgoederen (bv. één jaar) moet de termijn van twee jaar voorzien in het eerste lid van artikel 1649quater, § 1, worden gelezen als een termijn van één jaar.

In geval van opschorting van de garantietermijn, conform artikel 1649quater, § 1, tweede lid, wordt de verjaringstermijn verlengd. De memorie van toelichting (blz. 16) vermeldt dit uitdrukkelijk.

De garantie voor de verborgen gebreken gaat in na het verstrijken van de nieuwe regeling van aansprakelijkheid bij gebrek aan overeenstemming. Indien partijen een kortere termijn zijn overeengekomen voor tweedehandsgoederen, gaat de garantie voor verborgen gebreken in na het verstrijken van die termijn.

De woorden « na het verstrijken van de termijn van twee jaar bedoeld in § 1 » moeten worden gelezen als « een termijn van twee jaar of de overeengekomen termijn voor tweedehandsgoederen ». Die regel is van overeenkomstige toepassing wanneer de termijn van twee jaar wordt opgeschort overeenkomstig artikel 1649quater.

Mevrouw de T' Serclaes merkt op dat wanneer de rechtbanken over geschillen zullen moeten oordelen, ze zich zullen baseren op de wettekst en niet op de interpretatie ervan door de minister. Bijgevolg pleit ze ervoor dat men de teksten verduidelijkt, zodat de formulering ervan perfect samenvalt met de ratio legis. Zoniet zal de nieuwe wet een stijging van het aantal geschillen veroorzaken, wat niet in het belang van de consumenten is.

Wat amendement nr. 23 van mevrouw Nyssens betreft, wijst de minister erop dat in artikel 1649septies, § 4, de inachtneming van de commerciële garantie wordt bedoeld en niet de wettelijke waarborg. De wet bepaalt dat de commerciële garantie moet worden toegepast, zelfs wanneer ze bij voorbeeld niet alle informatieverplichtingen in acht neemt.

Met betrekking tot het amendement van de heren Willems en Coveliers, met betrekking tot artikel 1649sexies, waarbij de heer Willems preciseert dat de term « waartoe » verwarring schept, verduidelijkt de minister dat de contractuele aansprakelijkheid waarvan sprake, slaat op de relatie tussen eindverkoper en de persoon die aan de eindverkoper verkoopt, en niet op de relatie consument-eindverkoper. In deze laatste relatie is het gebrek aan overeenstemming bepalend. De verkoper kan bij gebrek aan overeenstemming tegen de producent of een ander contractuele tussenpersoon in de schakel de contractuele aansprakelijkheid laten gelden.

Indien de tekst aldus moet worden geïnterpreteerd, trekt de heer Willems na de uitleg van de minister zijn amendement in.

Artikelen 3bis tot 3octies (nieuw)

De amendementen nrs 4 tot 6 en 11 tot 14 van de heer Hugo Vandenberghe (stuk Senaat, nr. 3-722/2) strekken ertoe de werkwijze in overeenstemming te brengen met artikel 76 van de Grondwet. Indien in een bepaalde regeling verscheidene artikelen gewijzigd of ingevoegd worden, dan moet immers van elk van die artikelen een afzonderlijk wijzigings- of invoegingsartikel worden gemaakt, zodat de wetgever artikelsgewijs over de voorgestelde wijzigingen kan stemmen.

De indiener verwijst naar de bespreking van amendement nr. 3 op artikel 3.

De amendementen nrs. 7 tot 10 van de heer Hugo Vandenberghe (stuk Senaat, nr. 3-722/2) zijn subamendementen op amendement nr. 6 en betreffen de problematiek in verband met de termijn van 2 jaar (zie in dat verband de bespreking van amendementen nrs 15 tot 19 op artikel 3).

Artikel 6 en 7

De heer Willems stelt vast dat de artikelen 6 en 7 de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg respectievelijk koophandel bevoegdheid geven om uitspraak te doen over vorderingen van consumentenverenigingen en stakingsvorderingen. Betreft dit de voorzitter van de rechtbank van koophandel zetelend in kortgeding of de voorzitter van de rechtbank van koophandel zetelend als in kortgeding ?

De minister antwoordt dat het de voorzitter van de rechtbank betreft zetelend zoals in kortgeding.

Artikel 9

Mevrouw Nyssens dient amendement nr. 24 in (stuk Senaat, nr. 3-722/2), dat ertoe strekt artikel 9 van het ontwerp te vervangen. Wat de evaluatie van de wet betreft, stelt de indienster voor dat er na de eerste evaluatie binnen drie jaar volgend op de inwerkingtreding van de nieuwe beschermingsregeling op gezette tijden nog evaluaties plaatsvinden. De indienster stelt ten slotte voor dat de evaluatieverslagen zowel bij de Kamer van volksvertegenwoordigers als bij de Senaat worden ingediend.

V. STEMMINGEN

Artikel 3

Amendement nr. 20 van de heren Willems en Coveliers wordt ingetrokken.

De amendementen nrs. 3 en 15 van de heer Hugo Vandenberghe worden verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 4 onthoudingen.

Amendement nr. 16 van de heer Hugo Vandenberghe wordt verworpen met 6 stemmen tegen 1 stem bij 7 onthoudingen.

De amendementen nrs. 17 tot 19 worden verworpen met 6 tegen 2 stemmen bij 6 onthoudingen.

De amendementen nrs. 21 tot 23 van mevrouw Nyssens worden verworpen met 6 tegen 2 stemmen bij 6 onthoudingen.

Art. 3bis en 3ter (nieuw)

De amendementen nrs. 4 en 5 van de heer Hugo Vandenberghe worden verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 4 onthoudingen.

Art. 3quater (nieuw)

Amendement nr. 6 van de heer Hugo Vandenberghe wordt verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 4 onthoudingen.

De amendementen nrs. 7 tot 10 van de heer Hugo Vandenberghe worden verworpen met 9 tegen 2 stemmen bij 3 onthoudingen.

Art. 3quinquies tot 3octies (nieuw)

De amendementen nrs. 11 tot 14 van de heer Hugo Vandenberghe worden verworpen met 9 stemmen tegen 1 stem bij 4 onthoudingen.

Art. 9

De amendement nr. 24 van mevrouw Nyssens wordt verworpen met 9 tegen 2 stemmen bij 3 onthoudingen.

Eindstemming

De commissie neemt met 11 stemmen bij 3 onthoudingen het wetsontwerp in zijn geheel aan, zoals het door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd overgezonden.

Dit verslag werd éénparig goedgekeurd door de negen aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitter,
Christiane VIENNE. Hugo VANDENBERGHE.

De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als de tekst
van het wetsontwerp overgezonden
door de Kamer van volksvertegenwoordigers
(zie stuk Kamer, nr. 51-0982/006)


Technische verbetering

Nieuw opschrift

Wetsontwerp betreffende de bescherming
van de consumenten bij verkoop van
consumptiegoederen