3-644/1

3-644/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

22 APRIL 2004


Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de grensoverschrijdende samenwerking in politie- en douanezaken, ondertekend te Doornik op 5 maart 2001, en met de Uitwisseling van brieven ter aanvulling van de Overeenkomst, gedaan te Parijs en Brussel op 10 juni 2002


INHOUD


MEMORIE VAN TOELICHTING


I. INLEIDING

De Overeenkomst ter uitvoering van het Schengen-akkoord van 14 juni 1985, ondertekend op 19 juni 1990 (1) is de basis van deze Frans-Belgische bilaterale samenwerking tussen de politieoverheden en de douaneadministraties in de gemeenschappelijke grensgebieden. België en Frankrijk zijn beiden Partij bij deze Overeenkomst die sinds 26 maart 1995 wordt toegepast.

De Overeenkomst ter uitvoering van het Schengen-akkoord voorziet in de artikelen 39 tot 47 een reeks bepalingen inzake politiële samenwerking tussen de Schengen-lidstaten. Die bepalingen zijn gewijd aan de principes van wederzijdse bijstand ten behoeve van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten.

Krachtens de Overeenkomst, verloopt de informatie-uitwisseling, behalve in dringende gevallen, via de met de internationale politiesamenwerking belaste centrale organen, die door elke Staat worden bepaald. Bovendien is de Overeenkomst gewijd aan het grensoverschrijdend observatie- en achtervolgingsrecht, de ontwikkeling van de communicatie en de detachering van contactambtenaren. Wat het regionale aspect betreft, stelt de Overeenkomst in artikel 39, § 4, dat de bevoegde ministers de samenwerking in grensgebieden nader kunnen regelen in onderlinge afspraken (2).

De overeenkomst tussen Frankrijk en België beoogt voornamelijk nadere samenwerkingsregels te bepalen in het grensgebied tussen beide landen, in uitvoering en met inachtneming van de beginselen van de Schengen-Overeenkomst. De naleving van de principes van de Schengen-Overeenkomst inzake de verwerking van persoonsgegevens, werd herhaald in de tekst van de overeenkomst. Het doel van de overeenkomst bestaat erin te zorgen voor een grensoverschrijdende samenwerking teneinde de strafbare feiten te voorkomen en gemakkelijker te bestrijden in het grensgebied, bepaald door ieder van beide partijen in de overeenkomst.

De overeenkomst gaat niet verder dan de verbintenissen aangegaan in de Schengen-Overeenkomst en beperkt zich tot de politie- en douanesamenwerking. Het was de wens van de Franse Partij om aan de Frans-Belgische grens een centrum voor politie- en douanesamenwerking (hierna CPDS genoemd) op te richten, zoals aan haar andere grenzen. Dergelijke centra zijn reeds operationeel aan de grenzen van Frankrijk met Duitsland, Italië en Spanje. Tot op heden heeft België aan haar grenzen een strategie ontwikkeld die gebaseerd is op de informatie-uitwisseling tussen de operationele invalspunten (OIPG) aan elke kant van de grens. Het principe van de oprichting van gemeenschappelijke centra voor politie- en douanesamenwerking, waar de politiemensen van beide landen samenwerken in hetzelfde gebouw, is thans aanvaard. Voor de toekomst zijn nog overeenkomsten voorzien met Nederland en Luxemburg en met Frankrijk, Duitsland en Luxemburg, maar dan niet op Belgisch grondgebied.

Naar Belgische filosofie, functioneert het operationeel invalspunt 24 uur op 24 ten gunste van alle politiediensten en beschikt het over communicatiemiddelen, zowel naar de nationale (lokale) diensten toe, als naar hun ambtgenoten aan de andere kant van de grens. Op basis van de nationale richtlijnen, die er voor de grensoverschrijdende informatie-uitwisseling en voor de uitwisseling van verzoeken om bijstand een bevoorrecht communicatiekanaal van maken, heeft het operationele invalspunt een coördinerende taak ten gunste van alle bevoegde diensten.

Daardoor verloopt de informatieoverdracht volgens een vastgestelde procedure, wordt het contact verzekerd met de bevoegde autoriteiten en wordt de conformiteit met de relevante wetten en reglementen inzake de informatie-uitwisseling, de internationale samenwerking en de bescherming van het privé-leven, gecontroleerd door personen die vertrouwd zijn met de materie en een specifieke vorming hebben gekregen. Nog steeds wat de coördinatie betreft, worden de operationele contactpunten op de hoogte gesteld van de rechtstreekse contacten tussen de diensten aan elke kant van de grens.

Die rechtstreekse contacten zijn toegelaten, maar dan enkel in noodgevallen, om de praktische details te regelen in de reeds toegekende zaken of in geval van onbeschikbaarheid van het OIPG. Het OIPG heeft de verplichting om de bevoegde autoriteiten en meer bepaald de gerechtelijke autoriteiten te informeren over alles wat te maken heeft met grensoverschrijdende criminaliteit.

Op het ogenblik van de ondertekening van deze overeenkomst zijn er van de elf operationele invalspunten aan de Belgische grenzen, vijf die operationeel zijn in de buurt van de Franse grens en die een gelijkaardig invalspunt hebben aan de andere kant van de grens. Die invalspunten zijn gelegen te Kortrijk, Bergen, Doornik, Dinant en Aarlen. Het eerste CPDS werd geïnstalleerd in Doornik in de lokalen van de gedeconcentreerde eenheid van de Federale politie en zal de drie OIPG van de zone Kortrijk, Bergen en Doornik vervangen.

De moeilijkheid van de samenwerking met Frankrijk via de OIPG bestaat in het feit dat aan Franse kant, de « Police nationale » en de « Gendarmerie nationale » elk over hun eigen OIPG beschikken, waardoor er geen optimale coördinatie en samenwerking mogelijk is. Het CPDS heeft het voordeel om de « Police nationale », de « Gendarmerie nationale » en de douane in éénzelfde gebouw te verenigen waardoor coördinatie tussen die drie diensten wel mogelijk is.

De onderhandelingen voor de overeenkomst inzake grensoverschrijdende politiesamenwerking zijn begonnen in 1995 en volgden op de ondertekening van de briefwisseling te Ieper op 16 maart 1995 tussen de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie van het Koninkrijk België en de minister van Binnenlandse Zaken van de Franse Republiek. De briefwisseling van Ieper beoogde het organiseren van informatie-uitwisseling, overleg, samenwerking en vorming tussen politieautoriteiten, in het grensgebied. Via een bilaterale overleginstantie beoogde men reeds een gestructureerd overleg te organiseren, alsook de operationele en niet-operationele samenwerking dynamisch te maken. Deze briefwisseling verwees reeds naar artikel 39, § 4, van de Schengen-Overeenkomst, hoewel deze laatste slechts van toepassing werd vanaf 25 maart 1995.

De briefwisseling vormt geen voldoende juridische basis om persoonsgegevens te kunnen uitwisselen.

De onderhandelingen met betrekking tot de bilaterale overeenkomst hebben lang geduurd en werden zelfs door de Franse autoriteiten onderbroken, gezien de handhaving van de controles aan de Frans-Belgische grens op basis van artikel 2, § 2, van het Schengenakkoord.

Het afsluiten van een overeenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking werd altijd beschouwd als één van de elementen om de samenwerking te versterken in de strijd tegen de grensoverschrijdende criminaliteit met betrekking tot drugs komende van Nederland en als één van de elementen om artikel 2, § 2, van het Schengen-akkoord op te heffen aan de Frans-Belgische grens.

De Franse Partij heeft in de preambule een verwijzing willen behouden naar de Overeenkomst van 30 maart 1962 betreffende de controles aan de Belgisch-Franse grens en aan de gemeenschappelijke uitwisselingsstations. In termen van de Schengen-Overeenkomst, ondertekend en goedgekeurd door beide landen, worden de controles aan de binnengrenzen echter opgeheven. De Franse Partij heeft haar akkoord gegeven om de Overeenkomst van 1962 op te heffen in het kader van de toekomstige onderhandelingen. In de toekomstige overeenkomst zullen de samenwerkingsmiddelen, die voorzien werden in de Overeenkomst van 1962, en die de Franse Partij en de Belgische Administratie der douane en accijnzen nog altijd relevant achten, behouden blijven.

II. TOEPASSINGSVELD VAN DE OVEREENKOMST

Territorialiteit, bevoegde overheden en diensten (artikel 1 en 2)

België heeft, in artikel 1 van de overeenkomst, geopteerd voor een beschrijving van het grensgebied, gebaseerd op de vier provincies met een gemeenschappelijke grens met Frankrijk, namelijk de provincies West-Vlaanderen, Henegouwen, Namen en Luxemburg (3).

Deze beschrijving van de geografische bevoegdheid komt het best overeen met de politiële finaliteit van de overeenkomst. Het protocolakkoord tussen de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie betreffende de bilaterale politiesamenwerking met de buurlanden, ondertekend in Brussel op 4 juli 1994, beschrijft de grenszone als zijnde de zone die op fenomenen stuit die specifiek gepaard gaan met het bestaan van de grenzen, in een actiegebied dat het grondgebied van één of meerdere provincies met een gemeenschappelijke grens met het buitenland niet overschrijdt. De grensoverschrijdende samenwerking die het kader van de grenszone overschrijdt, is bestemd voor de nationale overheden.

De bevoegde diensten, bedoeld in artikel 1, zijn voor België : de lokale politie, de federale politie en de Administratie der douane en accijnzen.

De materiële bevoegdheid wordt bepaald in artikel 2 en beoogt de strafbare feiten in het grensoverschrijdend gebied bedoeld in artikel 1, te voorkomen en te bestrijden. De doelstelling van het akkoord komt overeen met datgene dat werd geschreven in de Schengen-Overeenkomst, namelijk het voorkomen van bedreigingen tegen de openbare orde en veiligheid, alsook het voorkomen en beteugelen van inbreuken.

De briefwisseling van 16 maart 1995 voorzag reeds dat de informatie-uitwisselingen tussen de partijen, in de verschillende domeinen van de politiesamenwerking, zowel preventief als repressief, zou toenemen met uitzondering van alle rechtshulp.

Zoals hierboven vermeld heeft de overeenkomst uitsluitend betrekking op de politie- en douanesamenwerking. De gerechtelijke samenwerking valt niet onder deze overeenkomst De politieoverheden kunnen rechtstreeks informatie uitwisselen, zonder tussenkomst van de justitiële autoriteiten en zonder bevestiging van het verzoek om hulp door een rechtshulpverzoek. Deze rechtstreekse politiebijstand is uitgesloten van zodra het inwilligen van het verzoek dwangmaatregelen inhoudt. Deze uitwisseling gebeurt overeenkomstig artikel 39 van de Schengen-Overeenkomst en met inachtneming van de principes inzake bescherming van het privé-leven (4).

De omzendbrief van het College van procureurs-generaal van 14 februari 2000 (5) bepaalt de gegevens die door de politiediensten autonoom en zelfstandig kunnen worden doorgegeven. De omzendbrief benadrukt dat indien het niet duidelijk is of de gevraagde informatie kadert in een verzoek tot politionele samenwerking of eigenlijk betrekking heeft op een verzoek tot rechtshulp, het buitenlands verzoek voor advies dient te worden voorgelegd aan de nationale magistraat.

De bevoegde gerechtelijke autoriteiten kunnen ten alle tijde met betrekking tot specifieke onderzoeken, hetzij beperkende voorwaarden, hetzij een volledig embargo opleggen. In dit laatste geval kan enkel informatie doorgegeven worden dan na toestemming van de bevoegde gerechtelijke autoriteit. Tenslotte, voor het inwinnen van informatie mogen geen dwangmiddelen worden aangewend.

De tekst van de overeenkomst bepaalt dat de samenwerking verloopt met inachtneming van de respectieve soevereiniteit en van de rol van de territoriaal bevoegde bestuurlijke en gerechtelijke overheden, in het kader van de bepalingen van politiële samenwerking zoals bedoeld in de Schengen-Overeenkomst en onverminderd de door de centrale organen georganiseerde samenwerking op nationaal niveau.

De coördinatie tussen de operationele invalspunten, het Centrum voor politie- en douanesamenwerking en de centrale overheden valt onder toepassing van het nationaal recht. In België wordt die materie voornamelijk geregeld door het protocolakkoord tussen de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie betreffende de bilaterale politiesamenwerking met de buurlanden, ondertekend in Brussel op 4 juli 1994.

De samenwerking tussen de centrale organen heeft betrekking op fenomenen op gevallen die het kader van de grenszone te buiten gaan, maar eveneens op de regelgeving bij de grensoverschrijdende observatie en achtervolging, de ontwikkeling van communicatiemiddelen, de detachering van contactambtenaren en de samenwerking inzake opleiding en technische bijstand.

Het centraal orgaan, het CPDS en de operationele invalspunten in de grensgebieden maken, op niveau van de Belgische organisatie, deel uit van een gemeenschappelijk netwerk. De activiteit van de OCPG's en de CPDS wordt gecontroleerd door de dienst die voor het centraal orgaan bevoegd is en de nationale magistraat is belast met het houden van toezicht op de controle uitgevoerd door die dienst.

Van Belgische kant, zijn de politie- en douaneautoriteiten en -diensten bevoegd. De douane neemt deel aan het akkoord overeenkomstig haar wettelijke en reglementaire bevoegdheden in de niet-fiscale zaken en meer in het bijzonder wat haar bevoegdheden betreft die handelen over sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, handel in wapens en explosieven, en het illegaal vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen. De samenwerking heeft betrekking op de strikte naleving van alle verboden en beperkingen van het grensoverschrijdend verkeer.

De grensoverschrijdende samenwerking zal, overeenkomstig artikel 5, gericht zijn op de bestrijding van de illegale immigratie, de grensoverschrijdende criminaliteit en de sluikhandel, alsook ter voorkoming van de bedreigingen van de openbare orde. Dit artikel bepaalt de prioriteiten van de samenwerking.

Organisatie van de samenwerking

In termen van de overeenkomst, wordt de samenwerking via twee kanalen georganiseerd, enerzijds door tussenkomst van de Centra voor politie- en douanesamenwerking (titel I) en anderzijds rechtstreeks (titel II). De rechtstreekse samenwerking is aanvullend en mag niet worden uitgeoefend ten nadele van de samenwerking via de Centra voor politie- en douanesamenwerking.

Samenwerkingsmiddelen

Er zijn voornamelijk drie soorten middelen die ter beschikking staan van de samenwerking : de informatie-uitwisseling, de coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten in het grensgebied en de uitwisselingen inzake opleiding.

III. TITEL I CENTRA VOOR POLITIE- EN DOUANESAMENWERKING ­ CPDS

Beschrijving van het Centrum voor politie- en douanesamenwerking, van de organisatie en de werking (artikel 3)

Het Centrum voor politie- en douanesamenwerking verenigt politiemannen en douaniers van de beide Lidstaten in éénzelfde gebouw, gevestigd op het grondgebied van één of andere Partij, in de buurt van de grens. Frankrijk dringt aan op dit samenwerkingsmodel, want het heeft een sterke symbolische waarde ten opzichte van de operationele invalspunten (OIPG) en alle diensten zijn verenigd. Inzake informatie-uitwisseling, gelden dezelfde regels als voor de OIPG.

De installaties die vereist zijn voor de werking van een centrum worden bepaald in onderlinge overeenstemming. De verdeling van de bouw-, onderhouds- en werkingskosten maakt het voorwerp uit van een onderlinge overeenstemming in het kader van een afspraak tussen de Partijen. De centra worden aangeduid met officiële opschriften.

Binnen de centra, houden de Partijen gegevens bij om te kunnen voldoen aan de informatiebehoeften van de bevoegde diensten. De gegevens die hier worden bedoeld, hebben geen betrekking op de operationele dossiers, maar op de informatie die de samenwerking zou moeten vergemakkelijken, zoals de gegevens van de territoriaal bevoegde diensten en de ligging van het gebied dat zij controleren.

Elke partij beschikt over eigen lokalen die uitsluitend door hen worden gebruikt. Binnen die lokalen, zijn de ambtenaren van de aangrenzende Staat, gemachtigd om orde en tucht te verzekeren. Die lokalen zijn ook bestemd om nationale gegevens op te vangen (nationale gegevensbank) die slechts samen worden uitgewisseld mits toestemming van de beide partijen, met inachtneming van de nationale regels. De overeenkomst voorziet niet in de oprichting van gemeenschappelijke gegevensbanken, noch in een toegang voor de ambtenaren van één Partij in de bestanden van de andere Partij.

De Partij die het centrum op zijn grondgebied ontvangt, zal toezien op het toekennen, met inachtneming van de eigen wetten en voorschriften, van alle faciliteiten betreffende het gebruik van de telecommunicatiemiddelen. De ambtenaren die werden aangesteld in de centra voor politie- en douanesamenwerking kunnen dienstbrieven en pakketten, komende van of bestemd voor de centra, vervoeren.

Oprichting, doelstelling en vestiging van het Centrum voor politie- en douanesamenwerking (artikel 4)

De Partijen hebben, in onderlinge overeenstemming, beslist dat het eerste centrum voor politie- en douanesamenwerking gevestigd zal worden in Doornik, in een nieuw gebouw waar alle gedeconcentreerde diensten van de Federale politie zullen worden samengebracht.

Het Centrum is niet aangewezen voor het autonoom uitvoeren van interventies van operationele aard. De opdrachten bestaan uit de informatie-uitwisseling en de coördinatie.

Door middel van een uitwisseling van nota's bepalen de Partijen de geografische bevoegdheid van elk CPDS en kunnen zij het aantal en de vestigingsplaats wijzigen. De bevoegdheidszone van het CPDS van Doornik zal in onderlinge overeenstemming met de Partijen worden bepaald. In een eerste fase zal het centrum te Doornik bevoegd zijn voor het hele grensgebied. Een latere evaluatie zal bepalen of het nodig is een tweede CPDS op te richten dat zou gesitueerd worden op het Franse grondgebied en bevoegd zou zijn voor het gebied ten zuiden van de grens.

Doelstelling van het Centrum voor politie- en douanesamenwerking (artikel 5)

Het CPDS staat ter beschikking van de bevoegde diensten in het grensgebied om de goede werking van de grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen.

De prioritaire aspecten van die grenssamenwerking hebben betrekking op de strijd tegen de illegale immigratie, de grensoverschrijdende delinquentie, de illegale handel evenals het voorkomen van bedreigingen ten aanzien van de openbare orde. Zo is het CCPD een ontmoetingspunt voor de uitwisseling van informatie tussen personen die elkaar kennen, die de grenszone kennen en die de pertinente reglementering kennen inzake de beveiliging van gegevens.

Naast het uitwisselen van informatie, verlenen de bevoegde diensten binnen de CCPD steun aan de operaties voor terugzending van illegale vreemdelingen, aan de logistieke steun voor de voorbereiding van de observaties en grensoverschrijdende achtervolgingen en aan de coördinatie van de gezamenlijke maatregelen inzake grensbewaking.

Activiteiten binnen het Centrum voor politie- en douanesamenwerking (artikel 6)

De bevoegde diensten in het grensgebied kunnen via het CCPD inlichtingen verzamelen, analyseren en uitwisselen. Het CCPD is een ontmoetingsplaats voor personen die elkaar kennen, die het grensgebied kennen en die de relevante regelgeving kennen, meer bepaald inzake de bescherming van gegevens.

Bijkomende activiteiten en bevoegdheden binnen het Centrum voor politie- en douanesamenwerking (artikel 7)

Naast de uitwisseling van informatie, dragen de bevoegde diensten die aanwezig zijn binnen het CPDS bij tot de overname van onrechtmatig verblijvende buitenlanders, tot de hulp bij de voorbereiding op de grensoverschrijdende observaties en achtervolgingen en tot de coördinatie van de gezamenlijke bewakingsmaatregelen in het grensgebied.

Inzake de operaties van overname van onrechtmatig verblijvende buitenlanders, heeft de ondersteuning betrekking op de voorbereiding en de uitvoering van de door de Dienst voor Vreemdelingenzaken besliste operaties, met inachtneming van de relevante bepalingen van de terugnameovereenkomst tussen Frankrijk en de Benelux en de Schengen-Overeenkomst.

Inzake de voorbereiding en de ondersteuning van observaties en achtervolgingen, is de tussenkomst van het CPDS beperkt tot logistieke bijstand (gebruik van het communicatiekanaal en van de door het CPDS aangeknoopte contacten), zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de gerechtelijke overheden, de centrale overheid en de bevoegde diensten. Hierbij wordt de naleving van de relevante bepalingen van de Schengen-Overeenkomst benadrukt (6).

De coördinatie van de gezamenlijke bewakingsmaatregelen in het grensgebied bestaat uit een informatie-uitwisseling om een totaaloverzicht te hebben van de bewakingsmaatregelen, om hun coördinatie te organiseren om dubbel gebruik te voorkomen en om de samenwerking en de bewaking op een meer doeltreffende manier te beheren.

Identificatie van de nummerplaten (artikel 8)

Dit artikel, gevraagd door de Belgische politiediensten, voorziet de overdracht door middel van het CPDS en/of het OIPG van de verzoeken tot identificatie van de nummerplaten in het kader van de bestuurlijke en gerechtelijke politie.

Inzake gerechtelijke politie, moeten alle verzoeken het voorwerp uitmaken van een formele motivering.

Organisatie binnen het Centrum voor politie- en douanesamenwerking (artikel 9)

De eerste paragraaf van artikel 9 voorziet dat de ambtenaren die in dienst zijn bij het Centrum in ploegverband werken en de informatie die zij verzamelen uitwisselen. De informatie-uitwisseling via het Centrum voor politie- en douanesamenwerking gebeurt om de samenwerking te onderhouden, met inachtneming van de nationale wetgevingen. Het in deze paragraaf beoogde doel bestaat erin een gezamenlijke aanwezigheid te voorzien van vertegenwoordigers van de Belgische en Franse bevoegde diensten. Het spreekt voor zich dat, aangezien het Centrum is opgericht om de samenwerking en de informatie-uitwisseling te bevorderen, de ambtenaren mogen antwoorden op de vragen naar informatie van de bevoegde diensten van beide Partijen.

De tweede paragraaf voorziet erin een lijst bij te houden met alle ambtenaren die in het Centrum zijn aangesteld en om die te verstrekken aan de beide Partijen. De ambtenaren van beide Partijen moeten hun ambtgenoten kennen en weten welke personen gemachtigd zijn voor de informatieverwerking.

De derde paragraaf bepaalt dat alle ambtenaren die bij het Centrum zijn aangesteld, onder hun oorspronkelijke hiërarchie blijven. Deze hiërarchie ziet toe op de naleving van de nationale wetgeving en van de bepalingen van de overeenkomst, alsook op de tucht.

De vierde paragraaf voorziet de aanwijzing van een coördinator door elke Partij die belast is met de organisatie van het werk dat samen wordt uitgevoerd, zoals de organisatie van de gemeenschappelijke permanenties, de werkgroepen ...

De paragrafen 5 en 6 voorzien de bescherming van de ambtenaren die zijn aangesteld bij de Centra voor politie- en douanesamenwerking overeenkomstig artikel 42 van de Schengen-Overeenkomst. Elke Staat kent aan de ambtenaren van de andere Partij, dezelfde juridische bescherming en bijstand toe als aan haar eigen ambtenaren. Bovendien genieten de ambtenaren van de andere Staat van de toepassing van strafbepalingen die gelden voor de bescherming van de ambtenaren bij de uitoefening van hun functies.

Paragraaf 7 regelt de kwestie van de burgerrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid overeenkomstig artikel 43 van de Schengen-Overeenkomst. De Overeenkomstsluitende Partij, vanwaar de ambtenaren afkomstig zijn, is aansprakelijk voor de schade die zij daar tijdens hun optreden veroorzaken, overeenkomstig het recht van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied zij optreden.

Paragraaf 8 regelt de kwestie van het dragen van het uniform en het dienstwapen. In deze paragraaf wordt ook het gebruik van reglementaire wapens geregeld. De reglementaire wapens kunnen enkel en alleen worden gebruikt om de wettige verdediging te verzekeren van de ambtenaar of van derden, overeenkomstig de wetten en voorschriften van de Staat waar zij verblijven. De opleiding van de ambtenaren die op het grondgebied van de ander Partij optreden, moet betrekking hebben op die wetgeving.

De begrippen dienstwapens en andere dwangmiddelen, alsook het recht om er gebruik van te maken, werden reeds vermeld in het handboek « Politiesamenwerking Schengen » dat voor de 15 Staten die de Overeenkomst toepassen, hetzelfde is. Er zal wederzijdse, volledige en geactualiseerde informatie worden uitgewisseld over de begrippen dienstwapens en andere dwangmiddelen, alsook over het recht om er gebruik van te maken (7).

Het akkoord voorziet dat, indien nodig, de praktische uitvoeringsregels van deze paragraaf, het voorwerp kunnen uitmaken van briefwisseling tussen de bevoegde ministers.

IV. TITEL II RECHTSTREEKSE SAMENWERKING

Principes van de rechtstreekse samenwerking (artikel 10)

Wanneer de omstandigheden het rechtvaardigen en met inachtneming van de hiërarchische regels, kan een rechtstreekse samenwerking tot stand komen. Voor de Belgische Partij wil het principe dat de samenwerking gebeurt via een OIPG of het CPDS, behalve in dringende gevallen waarbij het OIPG of het CPDS zo spoedig mogelijk moet worden geïnformeerd. De samenwerking kan worden voortgezet door middel van de directe samenwerking, met het akkoord van de bevoegde overheden en een latere informering naar het CPDS of het OIPG.

Deze rechtstreekse samenwerking kan bestaan uit contacten om inlichtingen uit te wisselen en uit de detachering van ambtenaren, die uitsluitend een verbindingsfunctie hebben zonder operationele bevoegdheid, en dit voor een beperkte duur.

Complementariteit van de rechtstreekse samenwerking ten opzichte van de samenwerking door de Centra voor politie- en douanesamenwerking (artikel 11)

De rechtstreekse samenwerking moet een meerwaarde bieden ten opzichte van de samenwerking via het CPDS of het OIPG. In ieder geval wordt het CPDS of het OIPG zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld en moet de uitgewisselde informatie hen worden meegedeeld (vast te stellen in de nationale regelgeving) om hen in staat te stellen de informatie te verwerken en is ze beschikbaar voor de ambtenaren die de gegevens nodig hebben.

Om de criminaliteit efficiënt te bestrijden op Europees, nationaal of regionaal vlak, is het nodig een zeer duidelijk beeld van het fenomeen te hebben. Om de grenscriminaliteit efficiënt aan te pakken en te bestrijden moet er dus een grondige analyse worden gemaakt van de misdaadfenomenen in de regio en aan de hand daarvan moeten de te volgen prioriteiten, de actieplannen, en de te voeren operaties worden vastgelegd. Deze opdracht tot misdaadanalyse die concreet nodig is, moet logischerwijze worden toevertrouwd aan de centra voor politionele en douanesamenwerking die moeten kunnen rekenen op de medewerking van nationale analisten en experts.

Detachering van de contactambtenaren (artikelen 12 en 13)

Deze twee artikelen voorzien, in de zin van artikel 47 van de Schengen-Overeenkomst, het detacheren van contactambtenaren voor een beperkte duur op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij bij de politiediensten van de andere Partij. Artikel 125 van de Schengen-Overeenkomst voorziet de detachering van contactambtenaren van de douaneadministraties. De detacheringovereenkomsten vermelden voor elk van die ambtenaren de details van de uit te voeren taken en de duur van de overeenkomst.

De contactambtenaren hebben een adviserende en assisterende taak. Zij zijn niet bevoegd tot het zelfstandig uitvoeren van politiemaatregelen.

In de briefwisseling van Ieper waren reeds acties van technische bijstand voorzien onder de vorm van het detacheren van ambtenaren naar het andere land, elke keer als de omstandigheden het nodig achten. De acties van technische bijstand worden uitgevoerd met de goedkeuring en onder het gezag van de bevoegde hiërarchische autoriteiten.

De paragrafen 3 tot 5 van artikel 12 bepalen de rechten en verplichtingen van de contactambtenaren, meer bepaald inzake de juridische bescherming en aansprakelijkheid. Zij genieten dezelfde bescherming en bijstand als die toegekend aan de ambtenaren van de Staat die detacheert. Zij zijn onderworpen aan dezelfde strafbepalingen die gelden voor de nationale ambtenaren bij de uitoefening van hun functies. Tenslotte worden zij onderworpen aan het stelsel van burgerrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de Partij op wier grondgebied zij zich bevinden.

Om hun opdracht te vervullen, hebben de contactambtenaren toegang tot alle informatie betreffende het grensgebied die nuttig is voor de uitvoering van hun opdracht. Die inlichtingen worden behandeld met inachtneming van de internationale, communautaire en nationale bepalingen. Daarenboven wordt de keuze van die informatie in onderlinge overeenstemming bepaald door de respectievelijke hiërarchieën, dit wil zeggen die van de contactambtenaar en die van de detacheringseenheid.

De contactambtenaren kunnen opgedragen worden deel te nemen aan de werkzaamheden van gemengde groepen en aan het toezicht op openbare bijeenkomsten. Het gaat om een deelname als expert, zonder bevoegdheid voor de autonome uitvoering van politiemaatregelen. Dit artikel beoogt niet de deelname aan de gemengde onderzoeksgroepen in de zin van artikel 13 van het Europees Verdrag aangaande rechtshulp in strafzaken.

De rechten en verplichtingen, alsook de uitvoeringsvoorwaarden van de opdrachten, meer bepaald wat het dragen van het uniform en van wapens betreft, zijn onderworpen aan de wetten en voorschiften van het land waarin die opdrachten worden uitgevoerd.

Doelstellingen van de samenwerking tussen de verantwoordelijken van de overeenkomstige eenheden (artikel 14)

De verantwoordelijken van de overeenkomstige eenheden op lokaal niveau komen, in het kader van de rechtstreekse samenwerking, regelmatig samen en dit op grond van de eigen operationele behoeften op hun gebied van verantwoordelijkheid. Die vergaderingen hebben tot doel om gemeenschappelijke interventieplannen op te stellen voor de situaties die coördinatie vereisen, om gezamenlijke en aanvullende onderzoeksplannen op te stellen, om gemengde patrouilles te organiseren met de hulp van ambtenaren van de andere Partij, om gemeenschappelijke grensoefeningen te plannen, om informatie uit te wisselen en om overeen te komen met betrekking tot de voorspelbare samenwerkingsbehoeften in functie van de voorziene evenementen of van de evolutie van de verschillende vormen van criminaliteit en om statistische gegevens uit te wisselen. Die vergaderingen hebben eveneens tot doel een overzicht te krijgen van de samenwerking op lokaal niveau.

Dit artikel beoogt de organisatie van de praktische operationele samenwerking te bevorderen op het niveau van de bevoegde lokale eenheden in het grensgebied. De verantwoordelijken van de politiële operaties op het terrein wisselen de bepalingen uit die genomen werden inzake strategie en tactiek en werken gemeenschappelijke actieplannen uit teneinde een methodische samenwerking te waarborgen.

Op 10 juni 2002 hebben de Belgische en Franse minister van Binnenlandse Zaken een aantal brieven ondertekend ter verduidelijking van de rechtsgrond van de gezamenlijke patrouilles en tot regeling van de kwestie van het dragen van wapens door de agenten die deel uitmaken van een gezamenlijke ploeg, evenals de kwestie van hun burgerlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid.

Deze brieven maken het mogelijk artikel 14 van de overeenkomst inzake politie- en douanesamenwerking van 5 maart 2001 zodanig te interpreteren dat :

­ de agenten van de politie- en douanediensten van de twee Staten zouden kunnen deelnemen aan gezamenlijke patrouilles in het grensgebied;

­ in dit kader, de agenten van de Staat waarin de gezamenlijke patrouille gebeurt, zouden kunnen overgaan tot controles en ondervragingen, terwijl de agenten van de andere Staat enkel zouden deelnemen aan de gezamenlijke patrouille als waarnemer, waarbij ze hun nationaal uniform dragen en hun dienstwapen dat ze enkel zullen mogen gebruiken in geval van wettige verdediging;

­ de agenten die deelnemen aan de gezamenlijke patrouilles onder het systeem van de strafrechtelijke en burgerlijke aansprakelijkheid zouden vallen van de partij op wiens grondgebied ze zich bevinden, overeenkomstig de artikelen 42 en 43 van de Schengen-Overeenkomst (8).

De kwestie van de rechtsgrond van de gemengde patrouilles was essentieel, zowel voor de burgers als voor de politieambtenaren. Voor de burgers vormt de oprichting van gezamenlijke patrouilles ongetwijfeld een meerwaarde voor de grensoverschrijdende politiesamenwerking, waarvan zij op het vlak van de veiligheid genieten. Voor de politieambtenaren is het eveneens belangrijk een normatief kader vast te stellen waarbij de fysische veiligheid en de burgerlijke en strafrechtelijke bescherming van de agenten die deelnemen aan gezamenlijke patrouilles en dus aan operationele acties op het grondgebied van de andere Staat, maximaal verzekerd worden.

V. TITEL III ALGEMENE BEPALINGEN

Evaluatie en opvolging van de Overeenkomst (artikel 15)

Om te toepassing van de overeenkomst te omkaderen, werden twee werkgroepen opgericht ter vervanging van het overlegorgaan, gecreëerd door de briefwisseling van Ieper.

Een werkgroep ­ in de praktijk het Strategisch Comité genoemd ­ samengesteld uit vertegenwoordigers van de Overeenkomstsluitende Partijen, zal toezien op de uitvoering en de inhoud van deze overeenkomst. De werkgroep, samengesteld uit de bevoegde Federale overheidsdiensten (Kabinet en de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid voor de FOD Binnenlandse Zaken; Kabinet en de Algemene Directie Strafwetgeving en de Rechten van de mens voor de FOD Justitie en de Administratie der douane en accijnzen voor de FOD Financiën), Gerechtelijke overheden (de parketten-generaal van Bergen en Gent en het federaal parket), de Commissaris-generaal van de Federale politie coördineert de uitvoering van het akkoord en formuleert voorstellen aan de bevoegde ministers met het oog op de eventuele ontwikkeling, verdieping of verbetering van het akkoord.

Een andere werkgroep ­ in de praktijk de Operationele groep genoemd ­ is samengesteld uit de vertegenwoordigers van de lokale gerechtelijke overheden (parketten van Doornik en Kortrijk), de verantwoordelijken van de politie- en douanediensten bevoegd voor het grensgebied, de verantwoordelijke directeur van de federale politie voor de operationele steun. Deze werkgroep is het concreet en operationeel verlengstuk van de beslissingen van het Strategisch Comité. Deze groep is verantwoordelijk voor het operationele luik; bepaalt de modaliteiten tot uitwisseling van informatie; neemt in functie van de ingewonnen informatie, de noodzakelijke maatregelen om te waken over de complementariteit van de acties inzake de bestrijding van de criminaliteit en de ordehandhaving in het grensgebied; en is verantwoordelijk voor het opstellen van een jaarverslag. De werkgroep controleert verder de kwaliteit van de samenwerking, bespreekt zij nieuwe strategieën, stemt zij interventie-, onderzoeks- en patrouilleplannen op elkaar af, wisselt zij statistieken uit en coördineert zij de werkprogramma's.

Uitwisseling van praktische informatie (artikel 16)

Teneinde de samenwerking en de wederzijdse kennis, die één van de grondslagen vormt voor deze samenwerking, grondig te bevorderen, zijn de Partijen overeengekomen om organogrammen en telefoongidsen van de operationele eenheden van het grensgebied uit te wisselen, om een vereenvoudigde code op te stellen om de plaatsen aan te wijzen waar inbreuken worden gepleegd en om relevante professionele publicaties uit te wisselen. Er is een verspreiding voorzien bij alle diensten die bevoegd zijn voor het grensgebied.

Taalopleiding (artikel 17)

Om de samenwerking te optimaliseren, geniet elke Partij van een aangepaste taalopleiding voor ambtenaren die geacht worden te werken in het CPDS en in de overeenkomstige lokale eenheden. Die taalkennis moet eveneens worden bijgewerkt (9).

Vertrouwd maken met de structuren en wederzijdse praktijken (artikel 18)

Er worden uitwisselingen van personeel voorzien van de in artikel 1 bedoelde diensten, om hen vertrouwd te maken met de structuren en praktijken van de bevoegde diensten van de andere Partij. Die uitwisselingen worden op het niveau van het CPDS en het OIPG gecoördineerd.

Wederzijdse bezoeken, seminaries en opleiding (artikel 19)

Met hetzelfde doel als in het voorgaande artikel, organiseren de bevoegde diensten wederzijdse bezoeken, seminaries en andere vormen van voortgezette opleiding.

Fundamentele vragen oplossen, zoals die betreffende het recht op interpellatie, de wettelijke basis van gemengde ploegen of die van het wapenbezit, dragen ongetwijfeld bij tot de versterking van de samenwerking. Maar de strijd tegen onveiligheid die de vorm aanneemt van een aanhoudende samenwerking tussen de Belgische en Franse politiediensten, betekent ook de ontwikkeling en de organisatie van wederzijdse opleidingen die op termijn, zullen leiden tot een denkwijze en gezamenlijke aanpak van de criminele verschijnselen.

Het politiewerk zoals het nu gekend is vraagt een hoog niveau van bevoegdheid om op een doeltreffende manier de criminaliteit te bestrijden. Om de gewenste kwalificatie evenals de coherentie van de activiteiten en de veiligheid van eenieder te bereiken, is een gepaste politionele opleiding noodzakelijk. De grensoverschrijdende politionele samenwerking tussen België en Frankrijk ontsnapt natuurlijk niet aan dit principe; ze vereist zelfs een bijzondere aandacht om de verschillen tussen beide landen te integreren. De wetgeving, de respectievelijke talen, de politiestructuren en interventietechnieken zijn allemaal domeinen waarvoor een wederzijdse opleiding noodzakelijk zal zijn.

Aangezien samenwerking synoniem is voor wederzijds begrip, vergt ze een wederzijdse integratie van de beroepskennis, de houding en de know-how van de politiediensten. Zo zal de opleiding vanzelfsprekend betrekking hebben op de ontwikkeling van politiebevoegdheden waardoor het veldwerk van onze politiemensen die via gemengde politieploegen zullen moeten samenwerken, optimaal kan geharmoniseerd worden (10).

De bepalingen inzake aansprakelijkheid, voorzien in artikel 9, voor de ambtenaren die aanwezig zijn in het CPDS en in artikel 12 voor de contactambtenaren, zijn eveneens van toepassing in het kader van de uitwisselingen en opleidingen.

Budget (artikel 20)

Dit artikel beperkt de samenwerking tot de beschikbare budgettaire middelen van elk van die Partijen.

Vrijwaringclausule (artikel 21)

Op dezelfde wijze als voor de bilaterale akkoorden waarover België onderhandelt met bepaalde landen van Centraal- en Oost-Europa (11) bevat dit akkoord een vrijwaringclausule om de samenwerking te kunnen weigeren. Deze mogelijkheid om de samenwerking volledig of gedeeltelijke te weigeren of de samenwerking te onderwerpen aan bepaalde voorwaarden is beperkt tot de inroeping van bepaalde voorwaarden vermeld in artikel 21 van het akkoord.

De samenwerking kan worden geweigerd indien zij de nationale soevereiniteit, de openbare orde en veiligheid, de organisatie- of werkingsregels van de gerechtelijke overheden of van andere wezenlijke belangen van de Staat in het gedrang kan brengen of het nationaal recht kan aantasten.

Slotbepalingen (artikel 22)

De overeenkomst wordt gesloten voor een onbeperkte duur. Elke Partij kan de overeenkomst te allen tijde opzeggen met een opzegtermijn van zes maanden. Deze opzegging ontslaat de Partijen niet van de verplichtingen verbonden aan de projecten die in het kader van deze overeenkomst werden aangegaan.

De bepalingen van dit akkoord bevatten de waarborgen voor zowel de burger als de betrokken diensten. Enerzijds zijn de relevante artikelen van de Schengen-Overeenkomst van toepassing en meer bepaald die betreffende het gebruik van persoonsgegevens. Anderzijds, handelen de betrokken diensten, de operationele contactpunten, het CPDS en de centrale overheden slechts binnen de grenzen van hun bevoegdheden die werden vastgelegd door het nationaal recht. Elke handeling van samenwerking gebeurt met inachtneming van de nationale regelgeving en op basis van de bestaande overeenkomsten.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Louis MICHEL.

De minister van Justitie,

Laurette ONKELINX.

De minister van Binnenlandse Zaken,

Patrick DEWAEL.


WETSONTWERP


ALBERT II,

Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
ONZE GROET.

Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken, van Onze minister van Justitie en van Onze minister van Binnenlandse Zaken,

HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ :

Onze minister van Buitenlandse Zaken, Onze minister van Justitie en Onze minister van Binnenlandse Zaken zijn ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de grensoverschrijdende samenwerking in politie- en douanezaken, ondertekend te Doornik op 5 maart 2001, en de Uitwisseling van brieven ter aanvulling van de Overeenkomst, gedaan te Parijs en Brussel op 10 juni 2002, zullen volkomen gevolg hebben.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 12 april 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De minister van Buitenlandse Zaken,

Louis MICHEL.

De minister van Justitie,

Laurette ONKELINX.

De minister van Binnenlandse Zaken,

Patrick DEWAEL.


OVEREENKOMST

tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de grensoverschrijdende samenwerking in politie- en douanezaken

DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË

EN

DE REGERING VAN DE FRANSE REPUBLIEK

Hierna genoemd de Partijen,

GEZIEN de gemeenschappelijke grens en de bestaande betrekkingen tussen de inwoners van beide landen;

OVERWEGENDE dat de veiligheid van de betrokken inwoners een doorslaggevende factor is voor de kwaliteit van het leven;

GELEID door het voornemen om de samenwerking te verbeteren tussen de territoriale eenheden die, in hun respectievelijke grensgebieden, belast zijn met politie -en douaneopdrachten;

GELET op de lange traditie van deze samenwerking en de internationale aktes die hieromtrent reeds werden ondertekend, met name de overeenkomst van 30 maart 1962 betreffende de controles aan de Belgisch-Franse grenzen en de gemeenschappelijke uitwisselingsstations;

GELET op de overeenkomst inzake wederzijdse bijstand tussen de douaneadministraties, ondertekend te Rome op 7 september 1967, alsook de overeenkomst opgemaakt op basis van artikel K.3 van het verdrag betreffende de Europese Unie, inzake wederzijdse bijstand en de samenwerking tussen de douaneadministraties, ondertekend op 18 december 1997, bijlagen en verklaringen;

GELET op de briefwisseling ondertekend te Ieper op 16 maart 1995 tussen de minister van Binnenlandse Zaken van de Franse Republiek en de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie van het Koninkrijk België, krachtens dewelke werd overeengekomen om een overlegstructuur op te zetten, alsook verschillende concrete maatregelen te nemen met het doel de bilaterale samenwerking in het gemeenschappelijk grensgebied te verbeteren;

GELET op de wil om de openbare orde en veiligheid te verbeteren inzake het verkeer, vermeld in het Europees Verdrag inzake de bestraffing van verkeersdelicten, ondertekend te Straatsburg op 30 november 1964 en in het samenwerkingsakkoord in het kader van de procedures betreffende de verkeersdelicten en de uitvoering van de geldstraffen, ondertekend in het kader van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord te Luxemburg op 28 april 1999;

GELET op de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord van 14 juni 1985, ondertekend op 19 juni 1990 en haar uitvoeringsteksten;

ZIJN het volgende overeengekomen inzake grensoverschrijdende samenwerking.

Artikel 1

De bevoegde diensten voor deze overeenkomst zijn, voor ieder wat hem betreft :

­ voor de Franse Partij :

­ de « police nationale »;

­ de « gendarmerie nationale »;

­ de douane;

bevoegd in de grensdepartementen Aisne, Ardennes, Meurthe et Moselle, Meuse et Nord, hierna grensgebied genoemd;

­ voor de Belgische Partij :

­ de lokale politie;

­ de federale politie;

­ de Administratie der douane en accijnzen

wat de provincies Oost-Vlaanderen, Henegouwen, Namen en Luxemburg betreft, hierna grensgebied genoemd;

Artikel 2

De Partijen beginnen, met inachtneming van hun respectieve soevereiniteit en van de rol van de territoriaal bevoegde bestuurlijke en gerechtelijke overheden, een grensoverschrijdende samenwerking in het grensgebied, met de diensten die belast zijn met politie- en douaneopdrachten, om de strafbare feiten in het grensoverschrijdend gebied bedoeld in artikel 1, te voorkomen en gemakkelijker te bestrijden, in het kader van de bepalingen van politiële samenwerking zoals bedoeld in de Overeenkomst tot uitvoering van het Schengenakkoord en onverminderd de door de centrale overheden georganiseerde samenwerking op nationaal niveau. Op douanegebied, heeft de samenwerking betrekking op de strikte naleving van alle verboden en beperkingen van het grensoverschrijdend verkeer.

De samenwerking tussen de overeenkomstsluitende Partijen wordt uitgeoefend zonder afbreuk te doen aan de overeenkomsten van internationaal recht die de overeenkomstsluitende Partijen verbinden, van het gemeenschapsrecht en van het nationaal recht van de overeenkomstsluitende Partijen.

TITEL I

Centra voor politie- en douanesamenwerking

Artikel 3

1. De centra voor politie- en douanesamenwerking zijn gevestigd in de buurt van de gemeenschappelijke grens van de beide Partijen en moeten dienen om personeel op te vangen dat is samengesteld uit ambtenaren van de beide Partijen.

2. De bevoegde diensten van de beide Partijen bepalen in onderlinge overeenstemming de installaties die vereist zijn voor de werking van de centra voor politie- en douanesamenwerking.

3. De centra voor politie- en douanesamenwerking houden gegevens bij om te kunnen voldoen aan de informatiebehoeften van de bevoegde diensten, zoals die worden omschreven in artikel 1 van het andere land, zoals de gegevens van de territoriaal bevoegde politie -en douanediensten, krachtens artikel 1 van deze overeenkomst, en de ligging van het gebied dat zij controleren.

4. De verdeling van eventuele bouw-, onderhouds- en werkingskosten van elk centrum, zal het voorwerp uitmaken van een afspraak tussen de bevoegde Ministers van de beide Partijen.

5. De centra voor politie- en douanesamenwerking worden aangeduid met officiële opschriften.

6. De ambtenaren van de aangrenzende Staat zijn, in de lokalen die binnen de centra voor politie- en douanesamenwerking uitsluitend door hen worden gebruikt, gemachtigd om de orde en de tucht te waarborgen. Zij kunnen, indien nodig, hiervoor de bijstand vragen van de ambtenaren van de Staat waar zij verblijven.

7. De Partijen eigenen zich ten behoeve van de dienst alle faciliteiten toe in het kader van hun wetten en voorschriften betreffende het gebruik van de telecommunicatiemiddelen.

8. De dienstbrieven en -pakketten komende van of bestemd voor de centra voor politie- en douanesamenwerking, kunnen worden vervoerd door bemiddeling van de ambtenaren die hiervoor werden aangesteld, zonder de tussenkomst van de postdienst.

Artikel 4

Een eerste centrum voor politie- en douanesamenwerking wordt gevestigd in Doornik, op Belgisch grondgebied. Het werkt als een dienst voor de gegevensuitwisseling en coördinatie tussen de autoriteiten die bevoegd zijn in het grensgebied, bedoeld in artikel 1, met inbegrip van hun diensten en ondergeschikte operationele strijdkrachten. Het is niet aangewezen om op autonome wijze interventies van operationele aard uit te voeren.

In het kader van deze overeenkomst, kunnen de Partijen, door middel van een uitwisseling van nota's het aantal en de vestigingsplaats wijzigen van de centra voor politie- en douanesamenwerking.

De geografische bevoegdheid van elk centrum wordt op dezelfde wijze bepaald.

Artikel 5

De centra voor politie- en douanesamenwerking staan ter beschikking van de bevoegde diensten in het grensgebied, zoals die worden omschreven in artikel 1, om de goede werking van de grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen inzake politie- en douanezaken, en meer bepaald ter bestrijding van de illegale immigratie, de grensoverschrijdende criminaliteit en de sluikhandel, en ter voorkoming van de bedreigingen van de openbare orde.

Artikel 6

Wat de materie bedoeld in artikel 5 betreft, houden de bevoegde diensten zich bezig met het verzamelen, analyseren en uitwisselen, binnen de centra voor politie- en douanesamenwerking, van inlichtingen betreffende de samenwerking in politie- en douanezaken.

Die inlichtingen worden behandeld met inachtneming van de desbetreffende internationale, communautaire en nationale bepalingen inzake de bescherming van gegevens, alsook met die van de uitvoeringsovereenkomst, waarvan uitdrukkelijk sprake in de artikelen 126 tot en met 130 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord.

Artikel 7

Binnen de centra voor politie- en douanesamenwerking, dragen de bevoegde diensten, wat de materie bedoeld in artikel 5 betreft, bij tot :

­ de voorbereiding en de uitvoering van de overname van onrechtmatig verblijvende buitenlanders in de omstandigheden omschreven in de overeenkomst tussen Frankrijk en de Benelux over de terugname van onrechtmatig verblijvende personen en overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 23, 33 en 34 van de overeenkomst tot uitvoering van het Schengenakkoord,

­ de hulp bij de voorbereiding en de ondersteuning van de observaties en achtervolgingen, bedoeld in de artikelen 40 en 41 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de voornoemde Overeenkomst en haar uitvoeringsteksten,

­ de coördinatie van gezamenlijke bewakingsmaatregelen in het grensgebied.

Artikel 8

De autoriteiten bedoeld in artikel 1, verstrekken elkaar, via het centrum voor politie- en douanesamenwerking en/of via een operationeel contactpunt, de verzoeken tot identificatie van de nummerplaten door, in voorkomend geval, hun verzoek te motiveren.

Artikel 9

1. De ambtenaren die in dienst zijn bij de centra voor politie- en douanesamenwerking, en die uitsluitend behoren tot de diensten van de twee ondertekenende Staten, zoals omschreven in artikel 1, werken in ploegverband en wisselen de informatie, die zij verzamelen uit. Zij mogen antwoorden op de vragen naar informatie uitgaande van de bevoegde diensten van beide Partijen.

2. Elke Partij houdt de lijst bij met de ambtenaren die in de centra voor politie- en douanesamenwerking zijn aangesteld, en verstrekt die aan de andere Partij.

3. De ambtenaren die in de centra voor politie- en douanesamenwerking zijn aangesteld, vallen onder hun oorspronkelijke hiërarchie.

4. De bevoegde diensten van elke Partij wijzen iemand van hun ambtenaren aan die verantwoordelijk is voor de organisatie van het werk dat samen met de collega's wordt uitgevoerd.

5. Elke Partij kent aan de ambtenaren van de aangrenzende Staat, die zijn aangesteld in de centra voor politie- en douanesamenwerking, dezelfde bescherming en bijstand toe dan aan haar eigen ambtenaren.

6. De strafbepalingen die in elke Staat gelden voor de bescherming van de ambtenaren bij de uitoefening van hun functies, zijn eveneens van toepassing op de inbreuken die worden gepleegd tegen de ambtenaren van de andere Staat, die zijn aangesteld in de centra voor politie- en douanesamenwerking.

7. De ambtenaren die zijn aangesteld in de centra voor politie- en douanesamenwerking, zijn onderworpen aan de stelsels van burgerrechterlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de Partij op wiens grondgebied zij zich bevinden, overeenkomstig artikel 43 van het Schengenakkoord.

8. De ambtenaren van elke Partij die zijn aangesteld in de op het grondgebied van de andere Partij gevestigde centra voor politie- en douanesamenwerking, kunnen er zich naartoe begeven en hun dienst uitoefenen met het dragen van het nationale uniform of een duidelijk overeenkomstig duidelijk kenteken, alsook hun reglementaire wapens, maar dit enkel en alleen om, in voorkomend geval, de wettige verdediging te verzekeren van zichzelf of van anderen, overeenkomstig de wetten en voorschriften van de Staat waar zij verblijven. Indien nodig, zullen de praktische uitvoeringsregels van dit lid, het voorwerp kunnen uitmaken van een briefwisseling tussen de bevoegde ministers.

TITEL II

Rechtstreekse samenwerking

Artikel 10

De overheden vermeld in artikel 1, de ondergeschikte diensten en de overeenkomstige operationele eenheden van een overeenkomstsluitende partij, kunnen een rechtstreekse samenwerking aangaan met hun collega's van de andere overeenkomstsluitende partij, wanneer de omstandigheden zulks rechtvaardigen en met inachtneming van de hiërarchische regels die voor elk van de in het artikel 1 vastgelegde diensten werden bepaald. Naast regelmatige contacten, kan deze samenwerking bestaan uit het onderling detacheren van ambtenaren voor een beperkte duur. Zij hebben de taak de verbinding te verzekeren met de naburige Staat, zonder soevereine rechten uit te oefenen.

Artikel 11

De rechtstreekse samenwerking moet niet worden uitgeoefend ten nadele van de samenwerking bedoeld in titel I van deze overeenkomst, maar moet aanvullend zijn. Elke inlichting, die in het kader van deze samenwerking werd verkregen, zal aan het centrum voor politie- en douanesamenwerking moeten worden meegedeeld, voor uitwisseling, analyse, en, in voorkomend geval, overdracht naar de operationele contactpunten.

Artikel 12

1. De ambtenaren die tijdelijk worden gedetacheerd overeenkomstig artikel 10 van deze overeenkomst, zijn contactambtenaren in de zin van de artikelen 47 en 125 van de uitvoeringsovereenkomst. Zij zijn onderworpen aan dezelfde stelsels van aansprakelijkheid dan die bedoeld in artikel 9, § 7, van deze overeenkomst. De detacheringovereenkomst bedoeld in artikel 47, paragraaf 1, en de afspraak over de detachering bedoeld in artikel 125, paragraaf 1, van de overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, vermelden voor elk van die ambtenaren de details van de uit te voeren taken en de duur van de overeenkomst.

2. De ambtenaren die gedetacheerd werden overeenkomstig paragraaf 1 van dit artikel, vallen onder hun oorspronkelijke hiërarchie, maar leven het inwendig reglement van hun detacheringeenheid na.

3. Elke Partij kent aan de ambtenaren van de aangrenzende Staat, die gedetacheerd werden in hun eenheden, dezelfde bescherming en bijstand toe dan aan haar eigen ambtenaren.

4. De strafbepalingen die in elke Staat gelden voor de bescherming van de ambtenaren bij de uitoefening van hun functies, zijn eveneens van toepassing op de inbreuken die worden gepleegd tegen de ambtenaren van de andere Staat, die in hun eenheden werden gedetacheerd.

5. De ambtenaren die werden gedetacheerd overeenkomstig paragraaf 1 van dit artikel, zijn onderworpen aan de stelsels van burgerrechterlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de Partij op wier grondgebied zij zich bevinden.

Artikel 13

1. De ambtenaren bedoeld in artikel 12 van deze Overeenkomst werken samen met de overeenkomstige afdelingen van de eenheid waarbij zij werden aangesteld. Met inachtneming van de bepalingen bedoeld in artikel 6, tweede lid, hebben zij in dat opzicht toegang tot alle informatie betreffende het grensgebied, die nuttig is voor de uitvoering van hun opdracht. De keuze van die informatie wordt in onderlinge overeenstemming bepaald met de verantwoordelijken van de overeenkomstige eenheden.

2. Die ambtenaren kunnen opgedragen worden deel te nemen aan gemengde groepen en aan het toezicht op openbare bijeenkomsten die de diensten van de andere partij zouden kunnen interesseren. Zij zijn niet bevoegd voor de autonome uitvoering van politiemaatregelen. De rechten en verplichtingen van die ambtenaren, alsook de uitvoeringsvoorwaarden van de voorziene opdrachten, meer bepaald wat het dragen van het uniform en van wapens betreft, zijn onderworpen aan de wetten en voorschriften van het land waarin die opdrachten worden uitgevoerd.

Artikel 14

De verantwoordelijken van de overeenkomstige eenheden komen regelmatig samen en dit op grond van de eigen operationele behoeften op het gebied van verantwoordelijkheid van de betrokken eenheden.

Naar aanleiding daarvan :

­ gaan zij over tot het overzicht van de samenwerking van de eenheden die onder hun bevoegdheid vallen;

­ houden zij zich bezig met het opstellen en bijwerken van gemeenschappelijke interventieplannen voor de situaties die een coördinatie vereisen van hun eenheden aan weerskanten van de grenzen;

­ stellen zij gemeenschappelijke onderzoeksplannen op van hun respectievelijke eenheden;

­ organiseren zij patrouilles binnen dewelke een eenheid van één van beide Partijen hulp kan krijgen van één of meerdere ambtenaren van een eenheid van de andere Partij;

­ plannen zij gemeenschappelijke grensoefeningen;

­ komen zij overeen met betrekking tot de voorspelbare samenwerkingsbehoeften in functie van de voorziene evenementen of van de evolutie van de verschillende vormen van criminaliteit;

­ wisselen zij hun statistische gegevens uit over de verschillende vormen van criminaliteit.

Van elke vergadering wordt er een verslag opgesteld.

TITEL III

Algemene bepalingen

Artikel 15

Een gemeenschappelijke werkgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van de Overeenkomstsluitende Partijen, controleert periodiek de werking van deze overeenkomst en identificeert de eventueel noodzakelijke aanvullingen of actualiseringen op.

Een groep samengesteld uit de verantwoordelijken van de in artikel 1 bedoelde diensten, of uit hun vertegenwoordigers, komt met regelmatige tussenpozen samen, of vanaf het moment dat de noodzaak merkbaar wordt, en controleert de kwaliteit van de samenwerking, bespreekt nieuwe strategieën, stemt de interventie-, onderzoeks- en patrouilleplannen op elkaar af, wisselt statistieken uit en coördineert de werkprogramma's.

Artikel 16

De bevoegde diensten van elke Partij, bedoeld in artikel 1 :

­ wisselen de organogrammen en telefoongidsen uit van de operationele eenheden van hun grensgebied;

­ stellen een vereenvoudigde code op om de plaatsen aan te wijzen waar inbreuken worden gepleegd;

­ wisselen hun relevante professionele publicaties uit en organiseren een regelmatige wederzijdse samenwerking voor de opstelling van deze publicaties.

Zij verspreiden de uitgewisselde informatie bij de centra voor politie- en douanesamenwerking en bij de overeenkomstige eenheden.

Artikel 17

De bevoegde diensten van elke Partij, bedoeld in artikel 1, moedigen een aangepaste taalopleiding aan voor diegenen van hun ambtenaren, die geacht worden te werken in de centra voor politie- en douanesamenwerking en de overeenkomstige eenheden. De Partijen verzekeren het bijwerken van de taalkennis van de ambtenaren van wie de aanwerving in het grensgebied is bevestigd.

Artikel 18

De bevoegde diensten van elke Partij, bedoeld in artikel 1, gaan over tot het uitwisselen van stagiairs teneinde hun ambtenaren vertrouwd te maken met de structuren en praktijken van de bevoegde diensten van de andere Partij.

Artikel 19

De bevoegde diensten van elke Partij, bedoeld in artikel 1, organiseren wederzijdse bezoeken tussen hun overeenkomstige eenheden van het grensgebied.

Zij nodigen de ambtenaren die door de andere Partij werden aangewezen uit om deel te nemen aan hun professionele seminaries en aan andere soorten van voortgezette opleiding.

Wat de aansprakelijkheid betreft in geval van schade veroorzaakt door de ambtenaren in het kader van de uitoefening van hun opdracht, zijn van toepassing de desbetreffende bepalingen van artikel 9, paragraaf 7 van deze Overeenkomst.

Artikel 20

De bepalingen van deze Overeenkomst worden opgevat in het kader en binnen de grenzen van de budgettaire middelen van elk van die Partijen.

Artikel 21

Elke Partij kan de samenwerking volledig of gedeeltelijk weigeren of onderwerpen aan bepaalde voorwaarden indien zij van mening is dat het verzoek tot bijstand of de bijstand zelf de soevereiniteit, de openbare orde en veiligheid, de organisatie- of werkingsregels van de gerechtelijke overheden of van andere wezenlijke belangen van de Staat in het gedrang kan brengen of het nationaal recht kan aantasten.

Artikel 22

De Partijen geven elkaar kennis van de afhandeling van de grondwettelijke procedures vereist voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst, die in werking treedt de eerste dag van de maand die volgt op de datum van ontvangst van de tweede kennisgeving.

Deze overeenkomst wordt gesloten voor onbeperkte duur. Elke Verdragsluitende Partij kan te allen tijde de overeenkomst opzeggen met een opzegtermijn van zes maanden. Deze opzegging ontslaat de Partijen niet van de verplichtingen verbonden aan de projecten die in het kader van deze overeenkomst werden aangegaan.

GEDAAN te Doornik, op 5 maart 2001, in twee oorspronkelijke exemplaren, elk in de Franse en Nederlandse taal, de twee teksten zijnde gelijkelijk authentiek.

VOOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË

VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK FRANKRIJK


BIJLAGE

(Vertaling)

Mijnheer de minister,

Volgend op de gesprekken die plaatsvonden tussen de vertegenwoordigers van onze twee regeringen over de Frans-Belgische samenwerking op het gebied van politie en douane, heb ik de eer, op voordracht van mijn regering, u voor te stellen dat, op basis van artikel 14 van het akkoord tussen de regering van de Republiek Frankrijk en de regering van het Koninkrijk België betreffende de grensoverschrijdende samenwerking inzake politie en douane ondertekend in Doornik op 5 maart 2001, de agenten van de bevoegde diensten conform artikel 1 van het bovengenoemde akkoord kunnen deelnemen aan gezamenlijke patrouilles in de grensstreek zoals gedefinieerd wordt in artikel 1 van dat akkoord.

In dat kader zullen de agenten van de Staat waar de gezamenlijike patrouille zal plaatsvinden, kunnen overgaan tot controles en ondervragingen. De agenten van de andere Staat nemen slechts deel aan de gezamenlijke patrouille als observator. Die laatsten zullen aan de gezamenlijke patrouilles deelnemen gekleed in hun reglementair nationaal uniform. Zij zullen hun individueel dienstwapen dragen waarvan zij slechts in geval van wettige zelfverdediging gebruik mogen maken.

Ik zou u dankbaar zijn, als u mij zou laten weten of de voorgaande bepalingen de goedkeuring van uw regering wegdragen. In dat geval zullen deze brief alsook uw antwoord een akkoord vormen tussen onze twee regeringen dat van kracht zal gaan op de datum van het van-kracht-worden van het akkoord tussen de regering van de Republiek Frankrijk en de regering van het Belgisch Koninkrijk betreffende de grensoverschrijdende samenwerking inzake politie en douane, ondertekend op 5 maart 2001 in Doornik.

Nicolas SARKOZY.


Mijnheer de minister,

Het is mij een waar genoegen uw brief betreffende de gemeenschappelijke patrouilles in het grensgebied in ontvangst te hebben genomen.

Ik heb u de eer om u te melden, in naam van de regering van het Koninkrijk België, dat de in uw brief opgenomen bepalingen onze goedkeuring wegdragen.

Wat de aansprakelijkheid van de ambtenaren die zullen deelnemen aan de gemeenschappelijke patrouilles betreft, zullen zij onderworpen worden aan de stelsels van aansprakelijkheid van de Partij op wiens grondgebied zij zich bevinden, overeenkomstig de artikelen 42 en 43 van het Schengenakkoord.

De uitwisseling van brieven tot dewelke wij overgaan, veronderstelt een gemeenschappelijke interpretatie van artikel 14 van de overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende de grensoverschrijdende samenwerking in politie- en douanezaken. Uw brief en deze huidige brief zullen een akkoord vormen tussen onze beide regeringen dat van kracht zal worden op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst ondertekend te Doornik op 5 maart 2001.

Antoine DUQUESNE.


Mijnheer de minister,

In het kader van het akkoord tussen de regering van het Koninkrijk België en de Republiek Frankrijk betreffende de grensoverschrijdende samenwerking inzake politie en douane, ondertekend op 5 maart 2001 in Doornik, sta ik erop om u mee te delen dat in de Nederlandstalige versie een vertaalfout geslopen is in artikel 1 betreffende de termen « Flandre occidentale ». Die termen moeten gelezen worden als « West-Vlaanderen » in plaats van « Oost-Vlaanderen ».

Bijgevolg zijn mijn diensten van mening dat de Franse tekst van het akkoord de enige geldige is.

Antoine DUQUESNE.


VOORONTWERP VAN WET VOOR ADVIES VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


Voorontwerp van wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de grensoverschrijdende samenwerking in politie- en douanezaken, ondertekend te Doornik op 5 maart 2001, en met de Uitwisseling van brieven ter aanvulling van de Overeenkomst, gedaan te Parijs en Brussel op 10 juni 2002

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de grensoverschrijdende samenwerking in politie- en douanezaken, ondertekend te Doornik op 5 maart 2001, en de Uitwisseling van brieven ter aanvulling van de Overeenkomst, gedaan te Parijs en Brussel op 10 juni 2002, zullen volkomen gevolg hebben.


ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE 36.729/2


De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 9 maart 2004 door de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Franse Republiek betreffende de grensoverschrijdende samenwerking in politie- en douanezaken, ondertekend te Doornik op 5 maart 2001, en met de Uitwisseling van brieven ter aanvulling van de Overeenkomst, gedaan te Parijs en Brussel op 10 juni 2002 », heeft op 29 maart 2004 het volgende advies gegeven :

Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving van de Raad van State overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgande vormvereisten.

Op die drie punten behoeft over het voorontwerp geen enkele opmerking te worden gemaakt.

De kamer was samengesteld uit :

De heer Y. KREINS, kamervoorzitter;

De heer J. JAUMOTTE en mevrouw M. BAGUET, staatsraden;

Mevrouw B. VIGNERON, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer R. WIMMER, adjunct-auditeur.

De griffier, De voorzitter,
B. VIGNERON. Y. KREINS.

(1) Goedgekeurd bij wet van 18 maart 1993, Belgisch Staatsblad van 15 oktober 1993.

(2) Principe bevestigd tijdens de parlementaire bekrachtiging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord ­ Senaat, 1992-1993, 23 december 1992, nr. 464-2.

(3) In de Nederlandstalige versie van de Overeenkomst wordt verkeerdelijk gewag gemaakt van de provincie Oost-Vlaanderen in plaats van West-Vlaanderen. In de briefwisseling van 10 juni 2002 tussen de ministers van Binnanlandse Zaken van Frankrijk en België wordt de aandacht op deze fout gevestigd en aan de Franse Partij gemeld dat het hier wel degelijk over West-Vlaanderen gaat.

(4) Schengen-Overeenkomst, op cit., artikelen 126 tot 130.

(5) Omzendbrief nr. COL 2/2000 van het College van procureurs-generaal bij de hoven van beroep betreffende de internationale politiesamenwerking met een gerechtelijke finaliteit.

(6) De problematiek van het recht van achtervolging wordt geregeld door artikel 41 van de Uitvoeringsovereenkomst van Schengen, waarbij de personeelsleden van een verdragspartij het recht krijgen een achtervolging verder te zetten op het grondgebied van een andere verdragspartij, maar in diezelfde context geen recht hebben om over te gaan tot een ondervraging. Dit kan in bepaalde omstandigheden de grensoverschrijdende politiesamenwerking belemmeren, voor zover de Belgische en Franse politieagenten mogen achtervolgen in het andere land, maar niet mogen overgaan tot ondervragingen. Op 10 juni 2002 zijn de Belgische en Franse ministers van Binnenlandse Zaken het eens geworden over de wens om aan de Belgische en Franse politieagenten het recht op ondervraging toe te kennen tijdens een achtervolging op het grondgebied van de andere verdragspartij. De ministers hebben beslist een werkgroep op te richten die belast is met het opstellen van de tekst van een verklaring tot toekenning van het recht op ondervraging, die als bijlage bij artikel 41 van de Schengen-Overeenkomst zou moeten gevoegd worden.

(7) Briefwisseling van 10 juni 2002 tussen de ministers van Binnenlandse Zaken van Frankrijk en België met betrekking tot de aansprakelijkheid van de ambtenaren die zullen deelnemen aan de gemeenschappelijke patrouilles en de gemeenschappelijke interpretatie van artikel 14 van de overeenkomst.

(8) Artikel 42 van de Schengen-Overeenkomst bepaalt dat de agenten in opdracht op het grondgebied van een andere Verdragspartij gelijkgesteld zullen worden met de agenten van deze laatste wat de inbreuken betreft waarvan zij het slachtoffer zouden zijn of die ze zouden plegen. Artikel 43 regelt de aansprakelijkheid in geval van schade en de reparatie ervan.

(9) Op 10 september 2002 is een akkoord getekend tussen vertegenwoordigers van de Directie van de opleiding van de Franse Nationale politie enerzijds en de Directie van de opleiding van de Belgische geïntegreerde politie anderzijds, met betrekking tot de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van opleiding.

(10) Op 10 september 2002 is een akkoord getekend tussen vertegenwoordigers van de Directie van de opleiding van de Franse Nationale politie enerzijds en de Directie van de opleiding van de Belgische geïntegreerde politie anderzijds, met betrekking tot de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van opleiding.

(11) Parl. St., Senaat, 1995-1996, 23 april 1996, nr. 1-394/1.