3-505/1

3-505/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

6 FEBRUARI 2004


Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Armenië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en met het Protocol, ondertekend te Brussel op 7 juni 2001


INHOUD


MEMORIE VAN TOELICHTING


De Regering onderwerpt heden aan uw goedkeuring de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Armenië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en het Protocol, ondertekend te Brussel op 7 juni 2001.

De analyse van de technische bepalingen van deze Overeenkomst wordt voorafgegaan door een korte uiteenzetting van de algemene context waarin de Overeenkomst werd gesloten.

A. Algemene context

Begin 1997 hebben de Armeense autoriteiten ons te kennen gegeven dat zij een dubbelbelastingverdrag met België wensten te sluiten.

Er zijn weinig Belgische investeringen in Armenië en dat land heeft geen noemenswaardig investeringspotentieel. Toch werden er met dat land onderhandelingen gevoerd. Het doel was vooral diplomatisch en beoogde inzonderheid het innemen van een standpunt dat vergelijkbaar was met dat ten aanzien van Azerbeidzjan.

De betrekkingen tussen Armenië en Azerbeidzjan zijn conflictueus. Het was dan ook niet wenselijk dat de beslissing om met Azerbeidzjan te onderhandelen, en niet met Armenië, zou doen geloven dat België een standpunt zou innemen in het conflict tussen beide landen. Azerbeidzjan is immers een grote gas- en olieproducent en biedt investeringsmogelijkheden in de sectoren transport, communicatie en agro-alimentaire nijverheid, waardoor het sluiten van een dubbelbelastingverdrag met dat land verantwoord is.

In de loop van het jaar 2000 werd trouwens een verhoogde belangstelling ten aanzien van Armenië vastgesteld bij de Belgische ondernemers.

Het dubbelbelastingverdrag met Armenië is vrijwel gelijk aan die welke België reeds heeft gesloten met andere republieken die zijn ontstaan uit de voormalige Sovjetunie.

B. Europese juridische context

Artikel 220, eerste lid van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, nodigt de Lidstaten uitdrukkelijk uit onderling onderhandelingen aan te vatten om dubbele belasting binnen de Europese Gemeenschap af te schaffen. Inzake de relaties met derde Staten, stipt het Verdrag niets aan. Door geen enkele uitdrukkelijke bevoegdheid te geven aan de Europese Commissie om in naam van de Lidstaten verdragen te sluiten inzake directe belastingen, laat het dientengevolge de volledige vrijheid aan de Lidstaten om dubbele belasting met derde Staten te vermijden. Ingevolge verschillende arresten van het Europese Hof van Justitie is het echter toegestaan dat de Unie, onder bepaalde voorwaarden, akkoorden kan sluiten met derde Staten binnen de gehele reikwijdte van de doelstellingen, bepaald in het eerste deel van het Verdrag (artikel 1 tot 7c). Hiertoe moet de te onderhandelen materie het voorwerp zijn van gemeenschappelijke voorschriften binnen de Unie en moet het te onderhandelen akkoord betrekking hebben op deze voorschriften. Tot nu toe heeft de Commissie geen enkel initiatief genomen om gemachtigd te worden met derde Staten te onderhandelen over dubbelbelastingverdragen.

Bovendien hebben de Lidstaten hun bevoegdheden inzake directe belastingen behouden, zelfs indien de Europese Gemeenschap in principe over harmoniserende bevoegdheid beschikt krachtens artikel 100 van het Verdrag. De Raad stelt inderdaad met eenparigheid van stemmen richtlijnen vast voor het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lidstaten die rechtstreeks van invloed zijn op de instelling of de werking van de gemeenschappelijke markt. Tot nu toe werd deze harmoniserende bevoegdheid slechts op zeer beperkte wijze toegepast. De richtlijnen, bepaald door de Raad, hebben enkel betrekking op de verrichtingen tussen inwoners van verschillende Lidstaten; en de betrekkingen tussen Lidstaten en derde Staten worden niet of slechts nauwelijks beoogd. In de huidige Europese juridische context is de bevoegdheid van de Lidstaten inzake het sluiten van overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting met derde Staten derhalve volledig blijven bestaan.

C. Technische bepalingen

Hoewel Armenië geen lid is van de OESO, is de Overeenkomst in vrij ruime mate opgemaakt naar het door deze internationale organisatie opgestelde modelverdrag.

Sommige bepalingen wijken evenwel af van het OESO-model. Het betreft inzonderheid de volgende bepalingen :

1. Inwoner (artikel 4 ­ Protocol punten 1 en 2)

Daar de Armeense delegatie weinig vertrouwd was met sommige criteria die worden gebruikt in het OESO-modelverdrag om geschillen inzake woonplaats op te lossen, heeft zij gevraagd in het Protocol de kenmerken te preciseren die eigen zijn aan de begrippen « middelpunt van de levensbelangen » voor de natuurlijke personen en « plaats van de werkelijke leiding » voor de vennootschappen. De bepalingen van het Protocol hebben tot doel deze begrippen te verduidelijken volgens de gebruikelijke handelwijze van België.

2. Vaste inrichting (artikel 5)

De plaats van uitvoering van een bouwwerk is een vaste inrichting als de duur ervan 9 maanden overtreft.

Het gebruik van inrichtingen uitsluitend voor de levering van goederen die toebehoren aan de onderneming en het opslaan van zulke goederen vormen een vaste inrichting. De belastbare winst in de Staat waarin dergelijke vaste inrichting gelegen is, is de winst die enkel kan worden toegerekend aan de levering en zal dus meestal gering zijn in vergelijking met de winst die voortkomt uit de resterende werkzaamheid van de onderneming.

3. Internationaal vervoer (artikel 8)

Winst uit de exploitatie van weg- of spoorvoertuigen in internationaal verkeer, alsmede uit het gebruik en de verhuring van laadkisten, mits die winst aanvullend of bijkomend is, wordt uitdrukkelijk beoogd in artikel 8 en is dus belastbaar in de woonstaat van de exploiterende vennootschap.

4. Dividenden (artikel 10)

De bronbelasting is beperkt tot 5 % van het brutobedrag van de dividenden wat betreft de dividenden van dochtermaatschappijen (rechtstreekse deelnemingen van 10 % van het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt) en tot 15 % in de andere gevallen.

5. Interest (artikel 11)

De bronbelasting is beperkt tot 10 % van het brutobedrag van de interest.

De Overeenkomst voorziet evenwel in de vrijstelling van sommige vormen van interest in de bronstaat. Het gaat om :

­ interest in verband met de verkoop op krediet van een nijverheids- of handelsuitrusting of van een wetenschappelijke uitrusting of van investeringsgoederen door een onderneming aan een andere onderneming;

­ interest van niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde leningen ook die door bankondernemingen zijn toegestaan;

­ interest betaald aan de andere overeenkomstsluitende Staat of aan de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.

6. Royalty's (artikel 12 ­ Protocol punt 5)

De bronbelasting is beperkt tot 8 % van het brutobedrag van de royalty's. Artikel 12, paragraaf 3 preciseert, in overeenstemming met het OESO-Modelverdrag, dat vergoedingen betaald voor « inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap » royalty's zijn. Om elke verkeerde interpretatie van de bewoordingen van deze bepaling te voorkomen, benadrukt het Protocol dat vergoedingen voor technische bijstand of technische diensten niet vallen onder artikel 12 maar belastbaar zijn in overeenstemming met de bepalingen van artikel 7 (ondernemingswinst) of van artikel 14 (zelfstandige beroepen).

7. Onroerende meerwaarden (artikel 13 ­ Protocol punt 6)

Artikel 13, paragraaf 4 wil verhinderen dat de meerwaarden verkregen uit onroerende goederen zouden ontsnappen aan de belasting in de Staat waar deze goederen zijn gelegen door middel van de oprichting van een immobiliënvennootschap. Krachtens deze bepaling mogen de meerwaarden op aandelen van een vennootschap waarvan de goederen voornamelijk bestaan uit onroerende goederen gelegen in een overeenkomstsluitende Staat, worden belast in de Staat waar die onroerende goederen zijn gelegen. Het Protocol preciseert evenwel dat deze bepaling slechts van toepassing is op de meerwaarden die rechtstreeks voortvloeien uit in die Staat gelegen onroerende goederen.

8. Privé-pensioenen (artikel 18)

Pensioenen en kapitalen betaald terzake van dienstbetrekkingen zijn in principe slechts belastbaar in de woonstaat van de genieter. De bronstaat mag evenwel belasting heffen van :

­ de pensioenen, uitkeringen en kapitalen die worden betaald ter uitvoering van de sociale wetgeving;

­ de sommen betaald in het kader van een algemeen stelsel ter aanvulling van de voordelen waarin de sociale wetgeving voorziet;

­ (pensioensparen wat België betreft).

9. Vermijden van dubbele belasting (artikel 23)

In België zijn de gebruikelijke regels voor het vermijden van dubbele belasting van toepassing (vrijstelling met progressievoorbehoud voor andere inkomsten dan roerende inkomsten; vrijstelling op de voorwaarden en binnen de grenzen van het interne recht voor de aan vennootschappen betaalde dividenden; FBB voor interest en royalty's in overeenstemming met het interne recht).

De Overeenkomst voorziet niet in een fictief belastingkrediet indien de Armeense belasting niet verschuldigd is op de roerende inkomsten uit Armeense bronnen die worden betaald aan een inwoner van België.

10. Invorderingsbijstand (artikel 27)

De Overeenkomst bevat een bepaling inzake invorderingsbijstand. Die invorderingsbijstand die wordt toegevoegd aan de uitwisseling van inlichtingen waarin artikel 26 voorziet, maakt het mogelijk een betere toepassing van de nationale belastingwetgevingen te verzekeren en doeltreffender op te treden tegen belastingontwijking.

11. Belasting naar het vermogen (artikel 2, paragraaf 3, a) en 22)

Armenië kent een belasting naar het vermogen (de Property tax). Die belasting is van toepassing op goederen die in Armenië gelegen zijn. Zij beoogt voornamelijk :

­ de in de boekhouding van rechtspersonen opgenomen bezittingen;

­ de gebouwde onroerende goederen die eigendom zijn van natuurlijke personen en waarvan de waarde een bepaald bedrag te boven gaat;

­ vee waarvan de waarde de door de Regering vastgelegde bedragen te boven gaat;

­ wegvoertuigen en bouwmachines.

Arikel 22 van de Overeenkomst geeft een overzicht van de goederen in bezit van een inwoner van België die in Armenië aan de Property tax mogen onderworpen worden.


Momenteel past Armenië de door de voormalige USSR gesloten verdragen verder toe, met inbegrip van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting ondertekend op 17 december 1987 door België en de USSR. De bepalingen van bedoelde Overeenkomst zullen ophouden toepassing te vinden op het stuk van de inkomsten waarop de nieuwe overeenkomst van toepassing zal zijn (punt 8 van het Protocol).

C. Uit de Overeenkomst voortvloeiend fiscaal stelsel voor de voornaamste inkomsten uit Armeense bronnen die door inwoners van België werden verkregen

Articles de la
Convention
­
Artikels van de
Overeenkomst
Nature des revenus
­
Aard van de inkomsten
En Arménie
­
In Armenië
En Belgique
(art. 23, § 2)
­
In België
(art. 23, § 2)
Art. 6 Revenus de biens immobiliers. ­ Inkomsten uit onroerende goederen Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)
Art. 7 Bénéfices d'entreprises imputables à un établissement stable situé en Arménie. ­ Winst van ondernemingen die aan een in Armenië gelegen vaste inrichting kan worden toegerekend Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)
Art. 8 Bénéfices d'entreprises de transport international. ­ Winst van ondernemingen in internationaal verkeer Exemption. ­ Vrijstelling Imposition conformément au droit interne. ­ Belasting conform intern recht
Art. 10 Dividendes payés à une société qui détient au moins 10 % du capital de la société distributrice arménienne. ­ Dividenden betaald aan een vennootschap die ten minste 10 % bezit van het kapitaal van de Armeense vennootschap die de dividenden betaalt Imposition limitée à 5 % du montant brut. ­ Belasting beperkt tot 5 % van het brutobedrag Imposition suivant le droit interne et régime RDT. ­ Belasting conform intern recht en DBI-stelsel
Autres dividendes. ­ Andere dividenden Imposition limitée à 15 % du brut. ­ Belasting beperkt tot 15 % van het brutobedrag Imposition suivant le droit interne. ­ Belasting conform intern recht
Art. 11 Intérêts de source arménienne. ­ Interest uit Armeense bronnen Imposition normalement limitée à 10 % du montant brut. ­ Belasting normaal beperkt tot 10 % van het brutobedrag Imposition + crédit d'impôt (QFIE) suivant le droit interne. ­ Belasting + belastingkrediet (FBB) conform intern recht
Intérêts afférents aux ventes à crédit de certains biens, aux intérêts bancaires non représentés par des titres au porteur et aux intérêts payés à l'autre État. ­ Interest in verband met verkopen op krediet van sommige goederen, bankinterest niet vertegenwoordigd door effecten aan toonder en interest betaald aan de andere Staat Exemption. ­ Vrijstelling Imposition suivant le droit interne. ­ Belasting conform intern recht
Art. 12 Redevances de sources arménienne. ­ Royalty's uit Armeense bronnen Imposition limitée à 8 % du montant brut. ­ Belasting beperkt tot 8 % van het brutobedrag Imposition + crédit d'impôt (QFIE) suivant le droit interne. ­ Belasting + belastingkrediet (FBB) conform intern recht
Art. 13 Plus-values réalisées sur : ­ Meerwaarden gerealiseerd op :
­ des biens immobiliers situés en Arménie; ­ onroerende goederen gelegen in Armenië; Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)
­ des actions ou parts qui tirent leur valeur sur des biens immobiliers situés en Arménie dans la mesure où ces plus values résultent de ces biens; ­ aandelen of deelbewijzen waarvan de waarde wordt bepaald door in Armenië gelegen onroerende goederen voor zover die meerwaarden voortvloeien uit die goederen; Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)
­ des biens mobiliers qui font partie d'un établissement stable ou d'une base fixe situés en Arménie; ­ roerende goederen die deel uitmaken van een vaste inrichting of van een vaste basis gelegen in Armenië; Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)
Plus-values réalisées en Arménie sur tout autre bien (y compris les navires, aéronefs et véhicules routiers ou ferroviaires exploités en trafic international). ­ Meerwaarden gerealiseerd in Armenië op elk ander goed (met inbegrip van de schepen, luchtvaartuigen en spoor- of wegvoertuigen geëxploiteerd in internationaal verkeer. Exemption. ­ Vrijstelling Imposition suivant le droit interne. ­ Belasting conform intern recht
Art. 14 Revenus de professions indépendantes imputables à une base fixe située en Arménie. ­ Inkomsten van zelfstandige beroepen die aan een in Armenië gelegen vaste basis kunnen worden toegerekend Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)
Art. 15 Règle générale pour les rémunérations afférentes à des activités dépendantes exercées en Arménie. ­ Algemene regel voor beloningen die betrekking hebben op niet-zelfstandige werkzaamheden uitgeoefend in Armenië Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)
Rémunérations pour un séjour en Arménie inférieur ou égal à 183 jours, et qui ne sont pas payées par ou pour le compte d'un employeur arménien ou un établissement stable ou une base fixe situés en Arménie. ­ Beloningen voor een verblijf in Armenië van minder dan of gelijk aan 183 dagen, en die niet worden betaald door of namens een Armeens werkgever of een vaste inrichting of een vaste basis die gelegen is in Armenië Exemption. ­ Vrijstelling Imposition conformément au droit interne. ­ Belasting conform intern recht
Rémunérations pour un emploi exercé à bord de navires, aéronefs ou véhicules routiers ou ferroviaires, exploités par une entreprise arménienne en trafic international. ­ Beloningen voor een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van schepen, luchtvaartuigen of spoor- of wegvoertuigen, die door een Armeense onderneming in internationaal verkeer worden geëxploiteerd Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)
Art. 16 Tantièmes, jetons de présence ou autres rémunérations d'administrateurs de sociétés arménienne. ­ Tantièmes, presentiegelden of andere beloningen van bestuurders van Armeense vennootschappen Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)
Autres rémunérations d'activités journalières de direction ou de caractère technique exercées par des administrateurs de sociétés arméniennes ou des associés de sociétés de personnes arméniennes. ­ Andere beloningen van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende of van technische aard verricht door bestuurders van Armeense vennootschappen of door vennoten van Armeense personenvennootschappen Cf. article 15. ­ Cf. artikel 15 Cf. article 15. ­ Cf. artikel 15
Art. 17 Revenus des activités personnelles des artistes et sportifs exercées en Arménie. ­ Inkomsten uit persoonlijke werkzaamheden die artiesten en sportbeoefenaars in Armenië verrichten Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)
Revenus des activités personnelles des artistes et sportifs lorsque l'activité est exercée en Arménie dans le cadre d'échanges culturels ou sportifs. ­ Inkomsten uit persoonlijke werkzaamheden van artiesten en sportbeoefenaars indien de werkzaamheid wordt uitgeoefend in Armenië in het kader van een uitwisseling op het gebied van cultuur of sport Exemption. ­ Vrijstelling Imposition conformément au droit interne. ­ Belasting conform intern recht
Art. 18 Pensions privées. ­ Privé-pensioenen Exemption. ­ Vrijstelling Imposition conformément au droit interne. ­ Belasting conform intern recht
Pensions et autres allocations payées en exécution de la législation sociale arménienne ou dans le cadre d'un régime général organisé par l'Arménie pour compléter les avantages de sa législation sociale. ­ Pensioenen en andere uitkeringen betaald ter uitvoering van de Armeense sociale wetgeving of in het kader van een door Armenië georganiseerd algemeen stelsel ter aanvulling van de voordelen van zijn sociale wetgeving Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)
Art. 19 Rémunérations de fonctions publiques payées à un résident de la Belgique qui n'a pas la nationalité belge et qui est devenu résident de la Belgique à la seule fin de rendre les services. ­ Overheidsbeloningen betaald aan een inwoner van België die geen onderdaan is van België en die uitsluitend om de diensten te bewijzen inwoner van België is geworden Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)
Rémunérations de fonctions publiques payées à un résident de la Belgique qui a la nationalité belge ou qui n'est pas devenu résident de la Belgique à la seule fin de rendre les services. ­ Overheidsbeloningen betaald aan een inwoner van België die onderdaan is van België of die niet uitsluitend om de diensten te bewijzen inwoner van België is geworden Exemption. ­ Vrijstelling Imposition suivant le droit interne. ­ Belasting conform intern recht
Pensions publiques payées à un résident de la Belgique qui n'a pas la nationalité belge. ­ Overheidspensioenen betaald aan een inwoner van België die geen onderdaan is van België Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)
Pensions publiques payés à un résident de la Belgique qui a la nationalité belge. ­ Overheidspensioenen betaald aan een inwoner van België die onderdaan is van België Exemption. ­ Vrijstelling Imposition suivant le droit interne. ­ Belasting conform intern recht
Art. 20 Rémunérations des professeurs durant 2 ans. ­ Beloningen van hoogleraren gedurende 2 jaar Exemption. ­ Vrijstelling Imposition suivant le droit interne. ­ Belasting conform intern recht
Sommes reçues de l'étranger par des étudiants et des stagiaires en vue de couvrir leurs frais d'entretien, d'études et de formation en Arménie. ­ Sommen ontvangen uit het buitenland door studenten en personen in opleiding ten behoeve van hun onderhoud, studie en opleiding in Armenië Exemption. ­ Vrijstelling Imposition suivant le droit interne. ­ Belasting conform intern recht
Rémunérations payées pendant 5 ans à des étudiants, des apprentis et des stagiaires et qui se rattachent à leur formation. ­ Beloningen betaald gedurende 5 jaar aan studenten, leerlingen en personen in opleiding en die betrekking hebben op hun opleiding Exemption. ­ Vrijstelling Imposition suivant le droit interne. ­ Belasting conform intern recht
Art. 21 Autres revenus de source arménienne. ­ Andere inkomsten uit Armeense bronnen Imposition. ­ Belasting Exemption (1). ­ Vrijstelling (1)

(1) Vrijstelling met progressievoorbehoud : België houdt rekening met de vrijgestelde inkomsten om het belastingtarief met betrekking tot de in België belaste inkomsten vast te stellen.

De Regering is van mening dat de Overeenkomst, in haar geheel, een toereikende oplossing biedt voor de problemen inzake dubbele belasting die thans tussen België en Armenië bestaan of die in de toekomst tussen beide Staten zouden kunnen optreden. De Overeenkomst is dus een instrument dat ertoe kan bijdragen om de economische betrekkingen tussen beide Staten te verbeteren.

De Regering stelt u bijgevolg voor deze nieuwe Overeenkomst snel goed te keuren opdat zij zo vlug mogelijk in werking zou kunnen treden.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Louis MICHEL.

De minister van Financiën,

Didier REYNDERS.


WETSONTWERP


ALBERT II,

Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
ONZE GROET.

Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken en van Onze minister van Financiën,

HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ :

Onze minister van Buitenlandse Zaken en Onze minister van Financiën zijn ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Armenië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en het Protocol, ondertekend te Brussel op 7 juni 2001, zullen volkomen gevolg hebben.

Gegeven te Brussel, 2 februari 2004.

ALBERT

Van Koningswege :

De minister van Buitenlandse Zaken,

Louis MICHEL.

De minister van Financiën,

Didier REYNDERS.


OVEREENKOMST

tussen het Koninkrijk België en de Republiek Armenië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen

HET KONINKRIJK BELGIË

EN

DE REPUBLIEK ARMENIË

HANDELEND met de intentie de economische, wetenschappelijke, technische en culturele betrekkingen tussen beide overeenkomstsluitende Staten te bevorderen en te verstevigen en om dubbele belasting te vermijden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, het ontgaan van belasting te voorkomen en belastingdiscriminatie uit te sluiten, hebben besloten deze Overeenkomst af te sluiten en zijn het volgende overeengekomen :

HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER VAN DE OVEREENKOMST

ARTIKEL 1

Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is

Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

ARTIKEL 2

Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is

1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat, van de staatkundige of administratief-territoriale onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.

2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen, of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.

3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :

a) in Armenië :

(i) de winstbelasting (the profit tax);

(ii) de inkomstenbelasting (the income tax);

(iii) de vermogensbelasting (the property tax);

(iv) de grondbelasting (the land tax);

(hierna te noemen « Armeense belasting »).

b) in België :

(i) de personenbelasting;

(ii) de vennootschapsbelasting;

(iii) de rechtspersonenbelasting;

(iv) de belasting van niet-inwoners;

(v) de aanvullende crisisbijdrage;

met inbegrip van de voorheffingen, de opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting,

(hierna te noemen « Belgische belasting »).

4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle in wezen gelijksoortige belastingen, ondergebracht overeenkomstig de definities van paragraaf 1 van dit artikel, die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar binnen een aanvaardbare termijn de belangrijkste wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mede.

HOOFDSTUK II

BEGRIPSBEPALINGEN

ARTIKEL 3

Algemene bepalingen

1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :

a) betekenen de uitdrukkingen « een overeenkomstsluitende Staat » en « de andere overeenkomstsluitende Staat », Armenië of België, al naar het zinsverband vereist;

b) betekent de uitdrukking « Armenië » de Republiek Armenië, en wanneer gebruikt in geografische zin, betekent zij het grondgebied, daarin inbegrepen de binnenwateren, waarover de Republiek Armenië zijn soevereine rechten en jurisdictie uitoefent volgens zijn interne wetgeving en in overeenstemming met het internationale recht;

c) betekent de uitdrukking « België » het Koninkrijk België; gebruikt in geografische zin, betekent zij het grondgebied, daarin inbegrepen de territoriale zee en de maritieme zones en de luchtgebieden waarover, in overeenstemming met het internationaal recht, het Koninkrijk België zijn soevereine rechten en zijn jurisdictie uitoefent;

d) betekenen de uitdrukkingen « onderneming van een overeenkomstsluitende Staat » en « onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat » onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;

e) omvat de uitdrukking « persoon » een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;

f) betekent de uitdrukking « vennootschap » elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

g) betekent de uitdrukking « internationaal verkeer » elk vervoer door een schip, boot, luchtvaartuig, spoor- of wegvoertuig, behalve indien zo een schip, boot, luchtvaartuig, spoor- of wegvoertuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;

h) betekent de uitdrukking « bevoegde autoriteit » :

(i) in Armenië, de minister van Financiën en Economie of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

(ii) in België, de minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

i) betekent de uitdrukking « onderdaan » :

(i) elke natuurlijke persoon die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezit;

(ii) elke rechtspersoon, personenvennootschap of vereniging die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in een overeenkomstsluitende Staat van kracht is.

2. Voor de toepassing van de Overeenkomst op enig ogenblik door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat ogenblik heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is; elke betekenis onder de toepasselijke belastingwetgeving van die Staat heeft voorrang op de betekenis welke die uitdrukking heeft onder de andere wetten van die Staat.

ARTIKEL 4

Inwoner

1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « inwoner van een overeenkomstsluitende Staat » iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid, en omvat eveneens die Staat en elke politieke of administratief-territoriale onderverdeling of plaatselijke gemeenschap daarvan. Die uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat alleen terzake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen of terzake van aldaar gelegen vermogen aan belasting zijn onderworpen.

2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld :

a) hij wordt geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;

c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;

d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.

3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.

ARTIKEL 5

Vaste inrichting

1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « vaste inrichting » een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

2. De uitdrukking « vaste inrichting » omvat in het bijzonder :

a) een plaats waar leiding wordt gegeven;

b) een filiaal;

c) een kantoor;

d) een fabriek;

e) een werkplaats;

f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.

3. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden is slechts dan een vaste inrichting indien de duur daarvan 9 maanden overschrijdt.

4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een « vaste inrichting » niet aanwezig geacht indien :

a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag of uitstalling van aan de onderneming toebehorende goederen;

b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag of uitstalling;

c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;

d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;

e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming, andere werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben, te verrichten;

f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de subparagrafen a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.

5. Indien een persoon ­ niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 6 van toepassing is ­ in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in de eerst vermelde overeenkomstsluitende Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, indien die persoon :

a) in die Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrjfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf; of

b) zodanige machtiging niet bezit maar in de eerst vermelde Staat gewoonlijk een voorraad van goederen aanhoudt waaruit hij regelmatig bestellingen uitvoert voor rekening van de onderneming.

6. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij in die andere Staat zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.

7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.

HOOFDSTUK III

BELASTINGHEFFING NAAR HET INKOMEN

ARTIKEL 6

Inkomsten uit onroerende goederen

1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen (inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven daaronder begrepen) mogen in die andere Staat worden belast.

2. De uitdrukking « onroerende goederen » heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen terzake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen, boten, luchtvaartuigen, spoor- of wegvoertuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.

3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.

4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.

ARTIKEL 7

Ondernemingswinst

1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.

2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.

3. Bij de bepaling van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.

Geen aftrek wordt evenwel toegelaten terzake van bedragen die in voorkomend geval door de vaste inrichting (anders dan als terugbetaling van werkelijke uitgaven) worden betaald aan de hoofdzetel van de onderneming of aan één van haar andere zetels in de vorm van royalty's, erelonen of andere, soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of in de vorm van commissielonen voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding, of, behalve in geval van een bankonderneming, in de vorm van interest van aan de vaste inrichting geleend geld. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting wordt evenmin rekening gehouden met bedragen die door de vaste inrichting (anders dan als terugbetaling van werkelijke uitgaven) ten laste van de hoofdzetel van de onderneming of van één van haar andere zetels worden gelegd in de vorm van royalty's, erelonen of andere, soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of in de vorm van commissielonen voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding, of, behalve in geval van een bankonderneming, in de vorm van interest van aan de hoofdzetel van de onderneming of aan één van haar andere zetels geleend geld.

4. Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winst te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.

5. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.

6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.

7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

ARTIKEL 8

Internationaal vervoer

1. Winst die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat behaalt, uit de exploitatie van schepen, boten, luchtvaartuigen, spoor- of wegvoertuigen in internationaal verkeer is slechts belastbaar in die Staat.

2. Voor de toepassing van dit artikel omvat winst verkregen uit de exploitatie van schepen, boten, luchtvaartuigen, spoor- of wegvoertuigen in internationaal verkeer met name :

a) winst verkregen uit de verhuring van bemande schepen, boten, luchtvaartuigen, spoor- of wegvoertuigen en winst verkregen uit de bijkomstige verhuring van onbemande schepen, boten, luchtvaartuigen, spoor- of wegvoertuigen gebruikt in internationaal verkeer;

b) winst verkregen uit het gebruik of de verhuring van laadkisten, op voorwaarde dat die winst aanvullend of bijkomend is ten opzichte van de winst waarop de bepalingen van paragraaf 1 van toepassing zijn.

3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.

ARTIKEL 9

Afhankelijke ondernemingen

1. Indien

a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of

b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,

en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

2. Indien een overeenkomstsluitende Staat in de winst van een onderneming van die Staat winst opneemt ­ en dienovereenkomstig belast ­ terzake waarvan een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat in die andere Staat is belast, en de aldus opgenomen winst winst is die de onderneming van de eerstbedoelde Staat zou hebben behaald indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, herziet de andere Staat op de wijze welke die Staat passend acht, het bedrag aan belasting dat aldaar over die winst is geheven. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en, indien nodig, plegen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten overleg met elkaar.

ARTIKEL 10

Dividenden

1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan :

a) 5 percent van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap is die onmiddellijk ten minste 10 percent bezit van het aandelenkapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt;

b) 15 percent van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen.

Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap terzake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.

3. De uitdrukking « dividenden », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten uit andere rechten in vennootschappen die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken.

4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 (Ondernemingswinst) of van artikel 14 (Zelfstandige Beroepen), naar het geval, van toepassing.

5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap worden betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de niet-uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.

ARTIKEL 11

Interest

1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.

2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de interest.

3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 is interest in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is vrijgesteld indien het gaat om :

a) interest in verband met de verkoop op krediet van een nijverheids- of handelsuitrusting of van een wetenschappelijke uitrusting of van investeringsgoederen door een onderneming aan een andere onderneming;

b) interest van niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde leningen van welke aard ook die door een bankonderneming zijn toegestaan;

c) interest betaald aan de andere overeenkomstsluitende Staat, of aan de staatkundige of administratief-territoriale onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.

4. De uitdrukking « interest », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies of loten op die effecten. Boeten voor laattijdige betaling worden niet behandeld als interest voor de toepassing van deze Overeenkomst.

5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 (Ondernemingswinst) of van artikel 14 (Zelfstandige Beroepen), naar het geval, van toepassing.

6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig of een administratief-territoriaal onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, terzake waarvan de interest wordt betaald is aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.

7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.

ARTIKEL 12

Royalty's

1. Royalty's afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.

2. Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 8 percent van het brutobedrag van de royalty's.

3. De uitdrukking « royalty's », zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms (of films of banden voor radio of televisie), van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.

4. De bepalingen van paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 (Ondernemingswinst) of van artikel 14 (Zelfstandige Beroepen), naar het geval, van toepassing.

5. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig of een administratief-territoriaal onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis, uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald is aangegaan en die de last van de royalty's draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.

6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.

ARTIKEL 13

Vermogenswinst

1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 (Inkomsten uit onroerende goederen) die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.

2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast.

3. Voordelen verkregen door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat uit de vervreemding van schepen, boten, luchtvaartuigen, spoor- of wegvoertuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, evenals van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen, boten, luchtvaartuigen, spoor- of wegvoertuigen, worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in die Staat.

4. Voordelen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat uit de vervreemding van aandelen of andere maatschappelijke rechten in een vennootschap waarvan de bezittingen hoofdzakelijk bestaan uit onroerende goederen gelegen in die andere overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.

5. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1, 2, 3 en 4 zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.

ARTIKEL 14

Zelfstandige beroepen

1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of terzake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, mogen de inkomsten in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste basis kunnen worden toegerekend.

2. De uitdrukking « vrij beroep » omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.

ARTIKEL 15

Niet-zelfstandige beroepen

1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16 (Tantièmes en beloningen van bedrijfsleiders), 18 (Pensioenen), 19 (Overheidsfuncties) en 20(Hoogleraren en studenten) zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat terzake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend.

2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat terzake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :

a) de verkrijger in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die tijdens enig tijdperk van twaalf maanden dat aanvangt of eindigt tijdens het betrokken belastbaar tijdperk, een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en

b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en

c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.

3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen terzake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip, boot, luchtvaartuig of spoor- of wegvoertuig dat door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd,in die Staat worden belast.

ARTIKEL 16

Tantièmes en beloningen van bedrijfsleiders

1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

De voorgaande bepaling is ook van toepassing op beloningen verkregen terzake van de uitoefening van werkzaamheden die, volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap inwoner is, worden behandeld als werkzaamheden van soortgelijke aard als die welke worden verricht door een persoon als bedoeld in de genoemde bepaling.

2. Beloningen die een persoon, op wie paragraaf 1 van toepassing is, van de vennootschap verkrijgt terzake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende of van technische aard, en beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt terzake van zijn persoonlijke werkzaamheid als vennoot in een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 worden belast, alsof het ging om beloningen die een werknemer terzake van een dienstbetrekking verkrijgt en alsof de werkgever de vennootschap was.

ARTIKEL 17

Artiesten en sportbeoefenaars

1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 (Zelfstandige beroepen) en 15 (Niet-zelfstandige beroepen) mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.

2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7 (Ondernemingswinst), 14 (Zelfstandige beroepen) en 15 (Niet-zelfstandige beroepen), worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.

3. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, worden inkomsten die een artiest of sportbeoefenaar verkrijgt in het kader van een door de Regeringen van de overeenkomstsluitende Staten goedgekeurde uitwisseling op het gebied van cultuur of sport uit de werkzaamheden die zijn omschreven in paragraaf 1 en die uitgeoefend worden met een andere bedoeling dan uit winstoogmerk, vrijgesteld van belasting in de overeenkomstsluitende Staat waarin deze werkzaamheden worden uitgeoefend.

ARTIKEL 18

Pensioenen

1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, (Overheidsfuncties), paragraaf 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat terzake van een vroegere dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar.

2. Pensioenen en andere al dan niet periodieke uitkeringen die worden betaald ter uitvoering van de sociale wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat zijn evenwel in die Staat belastbaar. Die bepaling is eveneens van toepassing op pensioenen en uitkeringen die worden betaald in het kader van een algemeen stelsel dat door een overeenkomstsluitende Staat is georganiseerd ter aanvulling van de voordelen waarin de genoemde wetgeving voorziet.

ARTIKEL 19

Overheidsfuncties

1. a) Lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig of administratief-territoriaal onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon, terzake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.

b) Die lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die andere Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is, die :

i) onderdaan is van die Staat,

of

ii) niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.

2. a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig of administratief-territoriaal onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon terzake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.

b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.

3. De bepalingen van de artikelen 15 (Niet-zelfstandige Beroepen), 16 (Tantièmes en beloningen van bedrijfsleiders), 17 (Artiesten en sportbeoefenaars) en 18 (Pensioenen) zijn van toepassing op lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, en op pensioenen, betaald terzake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids- of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig of administratief-territoriaal onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.

ARTIKEL 20

Hoogleraren en studenten

1. Beloningen, van welke aard ook, van hoogleraren en andere leden van het onderwijzend personeel, die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat en in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijven om aldaar onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden, zijn in die andere Staat vrijgesteld van belasting gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar vanaf de datum van aankomst van die personen in een universiteit in die andere Staat.

2. Bedragen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon die inwoner is, of onmiddellijk vóór zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner was, van de andere overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.

3. Beloningen betaald aan een student, een leerling of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, naar het geval, voor diensten bewezen in de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die Staat niet belastbaar gedurende een tijdvak van 5 jaar, op voorwaarde dat die diensten verbonden zijn met zijn studie, onderhoud of opleiding.

ARTIKEL 21

Andere inkomsten

1. Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.

2. De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6 (Inkomsten uit onroerende goederen), paragraaf 2, indien de verkrijger van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 (Ondernemingswinst) of van artikel 14 (Zelfstandige beroepen), naar het geval, van toepassing.

3. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, mogen bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van de Overeenkomst worden behandeld en die uit de andere overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, ook in die andere Staat worden belast.

ARTIKEL 22

Vermogen

1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6 (Inkomsten uit onroerende goederen), die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat bezit en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mag in die andere Staat worden belast.

2. Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft of uit roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, mag in die andere Staat worden belast.

3. Vermogen bestaande uit schepen, boten, luchtvaartuigen, spoor- of wegvoertuigen die in internationaal verkeer door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat worden geëxploiteerd, alsmede uit roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen, boten, luchtvaartuigen, spoor- of wegvoertuigen worden gebruikt, is slechts belastbaar in die Staat.

4. Vermogen bestaande uit aandelen of andere maatschappelijke rechten in vennootschappen waarvan de bezittingen hoofdzakelijk bestaan uit onroerende goederen gelegen in een overeenkomstsluitende Staat mag in die Staat worden belast.

5. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.

HOOFDSTUK IV

WIJZE WAAROP DUBBELE BELASTING
WORDT VERMEDEN

ARTIKEL 23

Vermijding van dubbele belasting

1. In Armenië wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :

a) indien een inwoner van Armenië inkomsten verkrijgt die, of vermogen bezit dat, ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst, in België mogen worden belast, verleent Armenië :

i) een vermindering op de belasting naar het inkomen van die inwoner tot een bedrag dat gelijk is aan de in België betaalde inkomstenbelasting;

ii) een vermindering op de belasting naar het vermogen van die inwoner tot een bedrag dat gelijk is aan de in België betaalde vermogensbelasting.

In geen van beide gevallen mag de vermindering echter dat deel van de inkomstenbelasting of de vermogensbelasting overschrijden dat berekend vóór het verlenen van de vermindering, overeenstemt met het inkomen of het vermogen, naar het geval, dat in België mag worden belast.

b) Indien een inwoner van Armenië inkomsten verkrijgt die of vermogen bezit dat ingevolge enige bepaling van de Overeenkomst in Armenië van belasting zijn vrijgesteld, mag Armenië evenwel, om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen, de vrijgestelde inkomsten of het vrijgesteld vermogen in aanmerking nemen.

2. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :

a) indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt of bestanddelen van een vermogen bezit die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst, niet zijnde de bepalingen van artikel 10, paragraaf 2 (Dividenden), van artikel 11, paragrafen 2 en 7 (Interest) en van artikel 12, paragrafen 2 en 6 (Royalty's), in Armenië zijn belast, stelt België deze inkomsten of deze bestanddelen van vermogen vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of die bestanddelen van het vermogen niet waren vrijgesteld;

b) onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en bestaan uit dividenden die niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf c) hierna, uit interest of uit royalty's, de op die inkomsten geheven Armeense belasting in mindering gebracht van de Belgische belasting op die inkomsten;

c) dividenden die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Armenië, worden in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald;

d) indien verliezen die een onderneming gedreven door een inwoner van België in een in Armenië gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van de onderneming in België volgens de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winst van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf a) in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in Armenië door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld.

ARTIKEL 24

Non-discriminatie

1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 (Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is) is deze bepaling ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

2. Staatlozen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat, worden noch in de ene noch in de andere overeenkomstsluitende Staat onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van de desbetreffende Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.

3. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.

4. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, paragraaf 1 (Afhankelijke ondernemingen), artikel 11, paragraaf 7 (Interest), of artikel 12, paragraaf 6 (Royalties) van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald. Schulden van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat tegenover een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden, bij het bepalen van het belastbare vermogen van die onderneming, eveneens op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof die schulden tegenover een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn aangegaan.

5. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.

6. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 (Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is) zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.

ARTIKEL 25

Regeling voor onderling overleg

1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 24, paragraaf 1 (Non-discriminatie), ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.

2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst te vermijden. De overeengekomen regeling wordt uitgevoerd ongeacht de termijnen waarin het interne recht van de overeenkomstsluitende Staten voorziet.

3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen.

4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke overeenkomstsluitende Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij de Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of -verminderingen te verkrijgen.

5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkander in verbinding stellen voor de toepassing van de Overeenkomst.

ARTIKEL 26

Uitwisseling van inlichtingen

1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die relevant zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1 (Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is). De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging, de invordering of de administratieve werkzaamheden van, de tenuitvoerlegging of vervolging terzake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op, de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.

De bevoegde autoriteiten zullen, door overleg, de passende voorwaarden, methodes en technieken uitwerken met betrekking tot de aangelegenheden waarvoor die uitwisseling van inlichtingen toepassing zal vinden, in voorkomend geval met inbegrip van de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot het ontwijken van belastingen.

2. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen :

a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;

b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;

c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.

ARTIKEL 27

Invorderingsbijstand

1. De overeenkomstsluitende Staten verlenen elkander hulp en bijstand voor de betekening en de invordering van de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is, alsmede van alle met die belastingen verband houdende opcentiemen, verhogingen, interest, kosten en boeten van niet strafrechtelijke aard, wanneer het belastingvorderingen betreft die eisbaar zijn en waartegen geen beroep meer openstaat volgens de wetten of regels van de Staat die om bijstand verzoekt.

2. Op vraag van de aanzoekende Staat zorgt de aangezochte Staat overeenkomstig de wetgeving en de administratieve praktijk die voor de betekening en de invordering van zijn eigen belastingvorderingen van toepassing zijn, voor de betekening en de invordering van de belastingvorderingen van de aanzoekende Staat, tenzij de Overeenkomst anders bepaalt.

3. De vragen om bijstand voor de invordering van die belastingen, gesteld door de bevoegde autoriteiten van een overeenkomstsluitende Staat, dienen vergezeld te zijn van een attest van deze autoriteit dat bevestigt dat,volgens de wetten van deze Staat, de belasting definitief vastgesteld is. Voor de toepassing van dit artikel is een belasting definitief vastgesteld wanneer een overeenkomstsluitende Staat krachtens zijn interne wetgeving het recht heeft de belasting in te vorderen en de belastingplichtige geen enkel recht meer heeft zich daartegen te verzetten.

4. De vraag van een overeenkomstsluitende Staat die door de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat met betrekking tot de invordering is aanvaard, wordt door deze andere Staat afgehandeld alsof het ging om een vraag met betrekking tot zijn eigen belasting. De aangezochte Staat is niet verplicht aan de vraag van de aanzoekende Staat te voldoen indien die Staat niet alle middelen voor de invordering van zijn belastingvordering op zijn eigen grondgebied heeft uitgeput.

5. De vraag om bijstand voor de invordering van een belastingvordering dient vergezeld te gaan van :

a) een officieel afschrift van de uitvoerbare titel in de aanzoekende Staat;

b) een officieel afschrift van elk ander document dat in de aanzoekende Staat voor de invordering is vereist; en

c) in voorkomend geval, een eensluidend verklaard afschrift van elke beslissing die kracht van gewijsde heeft verworven en afkomstig is van een administratief lichaam of van een rechtbank.

6. De uitvoerbare titel in de aanzoekende Staat heeft dezelfde uitwerking in de aangezochte Staat.

7. Problemen met betrekking tot de verjaringstermijn van de belastingvordering worden uitsluitend door de wetgeving van de aanzoekende Staat geregeld.

8. De daden van invordering die ten gevolge van een vraag om bijstand door de aangezochte Staat zijn gesteld, en overeenkomstig de wetgeving van die Staat de schorsing of stuiting van de verjaringstermijn tot gevolg zouden hebben, hebben dezelfde uitwerking met betrekking tot de wetgeving van de aanzoekende Staat. De aangezochte Staat stelt de aanzoekende Staat in kennis van de daartoe genomen maatregelen.

9. Belastingvorderingen waarvoor om invorderingsbijstand is verzocht, genieten in de aangezochte Staat geen enkel voorrecht.

10. De bepalingen van dit artikel mogen in geen geval worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen administratieve maatregelen te nemen die afwijken van deze welke worden gebruikt met betrekking tot de invordering van zijn eigen belastingen of maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met de openbare orde.

11. De sommen die door de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat krachtens de bepalingen van dit artikel worden ingevorderd, worden aan de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat overgemaakt. Tenzij de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten anders overeenkomen, zullen de gewone kosten die door een overeenkomstsluitende Staat bij het verlenen van bijstand voor invordering van belastingen worden gemaakt, evenwel door de aangezochte Staat worden gedragen.

12. De bepalingen van artikel 26, paragraaf 1 (Uitwisseling van inlichtingen), zijn mede van toepassing op elke inlichting die ingevolge dit artikel ter kennis van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat wordt gebracht.

13. Met betrekking tot belastingvorderingen van een overeenkomstsluitende Staat waartegen een beroep aanhangig is of die nog vatbaar zijn voor beroep, mag de bevoegde autoriteit van die Staat, om zijn rechten te vrijwaren, de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat verzoeken de conservatoire maatregelen te nemen waarin diens wetgeving voorziet. De bepalingen van de voorgaande paragrafen zijn op die maatregelen mutatis mutandis van toepassing.

ARTIKEL 28

Leden van diplomatieke zendingen en consulaire posten

De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke zendingen of consulaire posten ontlenen aan de algemene regelen van het internationale recht of aan bepalingen van bijzondere overeenkomsten.

ARTIKEL 29

Inwerkingtreding

1. Elke overeenkomstsluitende Staat stelt de andere overeenkomstsluitende Staat in kennis van de voltooiing van de procedures die door zijn wetgeving voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst is vereist. De Overeenkomst treedt in werking op de dertigste dag na de datum waarop de laatste kennisgeving is ontvangen.

2. De bepalingen van de Overeenkomst zijn van toepassing :

a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt;

b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na 31 december van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt;

c) op belastingen naar het vermogen geheven van bestanddelen van het vermogen die bestaan op 1 januari van elk kalenderjaar na dat waarin de Overeenkomst in werking treedt.

ARTIKEL 30

Wijzigingen

De overeenkomstsluitende Staten zullen in onderling overleg wijzigingen en toevoegingen aan deze Overeenkomst vastleggen in een Protocol dat een integrerend deel van deze Overeenkomst zal vormen. Dat Protocol zal worden bekrachtigd op dezelfde wijze als deze Overeenkomst.

ARTIKEL 31

Beëindiging

Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een overeenkomstsluitende Staat is opgezegd, maar elk van de overeenkomstsluitende Staten kan tot en met 30 juni van elk kalenderjaar na het vijfde jaar dat volgt op het jaar waarin de Overeenkomst in werking is getreden, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging vóór 1 juli van zodanig jaar, is de Overeenkomst voor de laatste maal van toepassing :

a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld ten laatste op 31 december van het jaar waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;

b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen vóór 31 december van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;

c) op belastingen naar het vermogen geheven van bestanddelen van het vermogen die bestaan op 1 januari van het jaar waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Brussel, op 7 juni 2001, in de Nederlandse, de Franse, de Armeense en de Engelse taal, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil tussen de teksten is de Engelse tekst beslissend.

VOOR HET KONINKRIJK BELGIË :

...

VOOR DE REPUBLIEK ARMENIË :

...


PROTOCOL

Bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Republiek Armenië en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen zijn de ondergetekenden de volgende bepalingen overeengekomen die een integrerend deel van de Overeenkomst vormen :

1. Met betrekking tot artikel 4, paragraaf 2 (Inwoner) :

Om te bepalen of een inwoner het middelpunt van zijn levensbelangen in een overeenkomstsluitende Staat heeft, worden inzonderheid de volgende criteria in aanmerking genomen :

­ de plaats waar zijn familie in werkelijkheid gewoonlijk verblijft;

­ het feit dat hij gewoonlijk naar die overeenkomstsluitende Staat terugkeert na afwezig te zijn geweest om beroepsredenen;

­ de duur van zijn verblijf in de andere overeenkomstsluitende Staat;

­ de plaats waar hij zijn sociale betrekkingen en zijn politieke en culturele activiteiten uitbouwt;

­ de plaats waar hij zijn werkzaamheid uitoefent;

­ de plaats van waaruit hij zijn vermogen beheert.

2. Met betrekking tot artikel 4, paragraaf 3 (Inwoner) :

De plaats van werkelijke leiding van een andere dan een natuurlijk persoon betekent de plaats waar de leidinggevende activiteiten, het doen van de zaken en het beheer van de belangen van zodanig persoon plaatsvinden. Om te bepalen waar dergelijke plaats is gelegen worden de volgende criteria in aanmerking genomen :

­ de plaats waar de algemene vergadering van de aandeelhouders plaatsheeft;

­ de plaats waar de raad van bestuur vergadert;

­ de plaats waar het centrum van het dagelijks bestuur van zulk een persoon is gevestigd; elementen zoals de plaats waar de directie, de commerciële afdeling, de centrale boekhouding, de geschriften zich bevinden, worden in aanmerking genomen.

In geval van verschil heeft het laatstgenoemde criterium voorrang.

De enkele omstandigheid dat een andere dan een natuurlijke persoon, wordt beheerst door een andere dan een natuurlijke persoon die een inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, stempelt de eerstgenoemde persoon wel te verstaan niet tot inwoner van die andere Staat.

3. Met betrekking tot artikel 10, paragraaf 3 (Dividenden) :

De uitdrukking « dividenden » zoals gebezigd in artikel 10, paragraaf 3 (Dividenden) omvat eveneens interest betaald door een vennootschap, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, aan een natuurlijke persoon die aandeelhouder is of andere rechten op een aandeel in de winst in die vennootschap heeft, of die lid is van de raad van bestuur van die vennootschap of die gelijkaardige functies uitoefent in die vennootschap of aan de echtgenoot/echtgenote en kinderen van die natuurlijke persoon, wanneer dergelijke interest in de belastingwetgeving van die overeenkomstsluitende Staat als dividenden wordt behandeld.

4. Met betrekking tot artikel 11, paragraaf 4 (Interest) :

Voor de toepassing van Artikel 11 (Interest), omvat de uitdrukking « interest » echter niet interest die volgens punt 3 van dit Protocol als dividenden wordt beschouwd.

5. Met betrekking tot artikel 12, paragraaf 3 (Royalties) :

Voor de toepassing van artikel 12, paragraaf 3 (Royalties) van de Overeenkomst worden vergoedingen voor technische bijstand of diensten niet aangemerkt als vergoedingen voor inlichtingen omtrent ervaringen op gebied van nijverheid, handel of wetenschap; de eerstgenoemde vergoedingen zijn belastbaar in overeenstemming met de bepalingen van artikel 7 (Ondernemingswinst) of van artikel 14 (Zelfstandige beroepen), naar het geval.

6. Met betrekking tot Artikel 13, paragraaf 4 (Vermogenswinst) :

Voordelen uit aandelen zijn in de desbetreffende overeenkomstsluitende Staat wel te verstaan uitsluitend belastbaar in zoverre de waarde van die aandelen rechtstreeks uit in die Staat gelegen onroerende goederen is verkregen.

7. Met betrekking tot artikel 22, paragraaf 4 (Vermogen) :

Er is overeengekomen dat vermogen bestaande uit aandelen of andere maatschappelijke rechten in een vennootschap belastbaar is in de desbetreffende overeenkomstsluitende Staat in zoverre de waarde van die aandelen of andere maatschappelijke rechten in een vennootschap rechtstreeks uit in die Staat gelegen onroerende goederen is verkregen.

8. Met betrekking tot artikel 29 (Inwerkingtreding) :

De bepalingen van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken tot het vermijden van dubbele belasting naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 17 december 1987, zullen ophouden toepassing te vinden op alle Belgische of Armeense belastingen met betrekking tot de inkomsten waarvoor deze Overeenkomst terzake van die belastingen overeenkomstig de bepalingen van artikel 29, paragraaf 2 (Inwerkingtreding) uitwerking heeft.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Brussel, op 7 juni 2001, in de Nederlandse, de Franse, de Armeense en de Engelse taal, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil tussen de teksten is de Engelse tekst beslissend.

VOOR HET KONINKRIJK BELGIË :

...

VOOR DE REPUBLIEK ARMENIË :

...


VOORONTWERP VAN WET VOOR ADVIES VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


Voorontwerp van wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Armenië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en met het Protocol, ondertekend te Brussel op 7 juni 2001

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Armenië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en het Protocol, ondertekend te Brussel op 7 juni 2001, zullen volkomen gevolg hebben.


ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE 35.328/2


De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 10 april 2003 door de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Armenië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en met het Protocol, ondertekend te Brussel op 7 juni 2001 », heeft op 14 mei 2003 het volgende advies gegeven :

1. Artikel 13-4 van de overeenkomst bevat een bepaling (opgesteld volgens het model van de verdragen tot voorkoming van dubbele belasting van de VN), die zonder voorgaande lijkt in de verdragen tot voorkoming van dubbele belasting waarbij België partij is :

« Voordelen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat uit de vervreemding van aandelen of andere maatschappelijke rechten in een vennootschap waarvan de bezittingen hoofdzakelijk bestaan uit onroerende goederen gelegen in die andere overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast. »

In het geval een inwoner van Armenië die aandeelhouder is van een Belgische vennootschap waarvan de bezittingen hoofdzakelijk bestaan uit een in België gelegen onroerend goed, een meerwaarde realiseert op de verkoop van zijn aandelen, zou die meerwaarde niet in België kunnen worden belast, aangezien geen enkele bepaling van de Belgische interne wetgeving in zulk geval een belasting oplegt, ongeacht of de verkoper een in het buitenland wonend natuurlijk persoon dan wel een buitenlandse vennootschap is.

2. Het zou nuttig zijn in de memorie van toelichting te preciseren of er in Armenië een vermogensbelasting bestaat.

De kamer was samengesteld uit :

De heer Y. KREINS, kamervoorzitter;

De heer J. JAUMOTTE en mevrouw M. BAGUET, staatsraden;

De heer J. KIRKPATRICK, assessor van de afdeling wetgeving;

Mevrouw A.-C. VAN GEERSDAELE, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. REGNIER, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer P. BROUWERS, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. JAUMOTTE.

De griffier, De voorzitter,
A.-C. VAN GEERSDAELE. Y. KREINS.