2-982/1 | 2-982/1 |
27 JANUARI 2003
Naar aanleiding van het overlijden van immigranten tijdens hun overbrenging in een container naar Ierland, hield de subcommissie « Mensenhandel » een gedachtewisseling met de minister van Financiën, de heer Didier Reynders, bevoegd voor de administratie « Douane en Accijnzen » op 12 december 2001 en een hoorzitting met de heer Van Damme, subsituut-procureur des Konings te Brugge op 17 december 2001. Op de vergadering van 12 december 2001 werden mevrouw Thijs en de heer Hordies aangewezen als rapporteur. De heer Hordies nam op 18 september 2002 ontslag als senator. Het verslag van de hoorzittingen werd gelezen en goedgekeurd op maandag 27 januari 2003.
2.1. Inleidende uiteenzetting door de minister van Financiën, de heer Didier Reynders
De uiteenzetting van de minister van Financiën bestaat uit twee delen, namelijk : 1º de rol van de administratie « Douane en Accijnzen » in het kader van de controle van containers en 2º een overzicht van de maatregelen die de regering sedert 1 jaar heeft genomen met betrekking tot de mobiele scanner.
1º De rol van de administratie van « Douane en Accijnzen » in het kader van controle van containers
De container die in Ierland werd aangetroffen en waarin overleden illegale immigranten werden aangetroffen, is een container die uit Italië kwam en via Duitsland en de haven van Zeebrugge uiteindelijk in Ierland is aangekomen. Het schip waarmee de container naar het Ierse Wexford werd gebracht is op 3 december 2001 in de haven van Zeebrugge ontscheept. De 67 containers die werden gelost, bevatten alle intracommunautaire (Europese Unie) goederen, zoals de 54 containers die op het vrachtschip werden geladen. Container 40 (immatriculatienummer FMBU 001464/7) moest volgens de vrachtbrieven meubelen bevatten. Voor de overlading van de containers op het vrachtschip, werden deze op de parking van het havencomplex geplaatst. Deze parking is open en voor éénieder bereikbaar. Ter plaatse is er een bureau waarin het personeel van de Douane en Accijnzen een permanentie verzekeren van 6 uur tot 22 uur. Dit personeel heeft enkel de opdracht de goederen die van buiten de gemeenschappelijke markt van de Europese Unie komen, te controleren. Tijdens de nacht is er enkel aanwezigheid van het personeel vereist wanneer goederen van buiten de Europese Unie aangemeld worden aan de douane om op een schip geladen te worden.
In het Wexford-drama heeft men gesproken van zegels. De administratie van de Douane en Accijnzen heeft hierover meegedeeld dat zij vaststelt dat containers soms wel en soms niet verzegeld zijn. Dit zijn commerciële zegels die door de expediteur worden aangebracht. Er is in elk geval geen sprake van zegels die door de douane worden aangebracht. Het is bovendien slechts via de pers dat de douane op de hoogte is gebracht van de macabere ontdekking in Wexford. De minister benadrukt dat de goederen die in de container in kwestie waren voorzien (bureaumeubelen), aan geen enkele controle moesten worden onderworpen vanwege de douane. Het betrof immers een transport binnen de Europese Unie. De douane van Zeebrugge heeft dan ook geen enkele vorm van controle uitgevoerd.
De inlichtingendiensten van de Douane en Accijnzen, zowel op lokaal als op nationaal vlak, hebben geen informatie over het transport naar Wexford.
De minister brengt de taken van de dienst Douane en Accijnzen in herinnering : deze dienst controleert de goederen die van buiten de Europese Unie komen. De dienst Douane en Accijnzen heeft geen enkele bevoegdheid inzake het opsporen van illegale immigranten. Wanneer zij, tijdens hun controles, geconfronteerd worden met illegale immigranten, moeten zij een beroep doen op politiediensten.
2º Een overzicht van de maatregelen die de regering sedert 1 jaar heeft genomen met betrekking tot de mobiele scanner
Ten gevolge van het Doverdrama, heeft men de mogelijkheid onderzocht om scanningsmateriaal aan te kopen in het kader van de controle die door de dienst Douane en Accijzen wordt verricht. De aankoop van dit materiaal was echter reeds gepland voor het Doverdrama plaatsvond. Aan de basis van deze aankoop ligt op geen enkele wijze de speurtocht naar illegale immigranten. Het betreft scanners om de controle door de dienst Douane en Accijnzen sneller te laten verlopen. Het zijn de bedrijven die aandrongen op een snellere doaunecontrole in de havens van Zeebrugge en Antwerpen.Voor de aankoop van de betreffende scanners heeft de minister bovendien een cofinanciering voorgesteld met privépartners. De enige doelstelling van het gebruik van deze scanners is om een meer systematische controle door de Douane en Accijnzen mogelijk te maken, evenals een snellere transit van goederen komende van buiten de Europese Unie.
Op 25 februari 2000 ontving de minister van de dienst Douane en Accijnzen een nota waarin de noden met betrekking tot de aankoop van scanners werden toegelicht. Op 16 mei 2000 heeft de minister aan de administratie de toestemming gegeven om terzake een dossier voor te bereiden voor de Ministerraad. Op 7 maart 2001 heeft de minister een dossier voorgelegd aan de Ministerraad met het verzoek de nodige middelen vrij te maken voor de aankoop van een vaste scanner en een mobiele scanner voor de dienst Douane en Accijnzen van de haven van Antwerpen.
Op 19 april 2001 werd de dienst Douane en Accijnzen op de hoogte gebracht van de beslissing vanwege de ministerraad om een gesplitst krediet van 183 miljoen frank aan het ministerie van Financiën toe te kennen : 175 miljoen frank (4 338 136,7 euro) voor de mobiele scanner en 8 miljoen frank (198 314,9 euro) voor de aankoop van een terrein in de haven van Antwerpen. Vanaf mei 2001 werd de procedure voor de openbare aanbesteding voorbereid.
Op 17 oktober 2001 werd aan de minister een voorstel van aankoop gedaan.
Op 4 december 2001 werden de kredieten voor de aankoop vrijgemaakt. Tussen januari en maart 2002 zal de procedure worden afgerond en zal, na de goedkeuring van de exploitatie van de scanner door het Federaal Agentschap voor nucleaire controle, beslist worden welke instantie zal instaan voor het onderhoud van de scanner en zal overgegaan worden tot de selectie van de agenten die de scanner zullen bedienen. De bedoeling is dat de scanner 5 dagen op 7 gebruikt zou worden van 6 tot 22 uur. De installatie van de scanner is voorzien voor maart 2002. Er werden maatregelen voorzien om de bedienaars van de scanners te beschermen tegen ioniserende stralingen. De dosis bestraling die vrijkomt bij gebruik van de scanner is, aldus de minister, in elk geval niet schadelijk voor mogelijke illegale immigranten die zich in een container zouden bevinden : de dosis bedraagt immers 1/50e tot 1/300e van een normale dosis die gebruikt wordt bij nemen van een radiografie van de longen. Wat de vaste scanner betreft, zijn er volgens de minister geen budgetten voorzien voor de aankoop ervan. De minister heeft hiervoor een budgetaanvraag gedaan voor een bedrag van 662 miljoen frank (16 410 551,3 euro). Er werden echter nog geen beslissingen genomen.
De maximale controlecapaciteit van een mobiele scanner bedraagt in principe 1 % van het totaal aantal containers die door de terminals afgehandeld worden in de Antwerpse haven.
De minister herhaalt bij wijze van conclusie dat de scanner door de dienst Douane en Accijnzen zal gebruikt worden om bepaalde goederen en dus zeker niet alle goederen (bijvoorbeeld niet de goederen komende uit een andere EU-lidstaat) te controleren. De aangekochte scanner is zeker niet bedoeld om te zoeken naar illegale immigranten maar om bepaalde goederen te vinden zoals tabak, alcohol, explosieven, wapens en drugs. De hoofdreden van de aankoop is om een snellere controle van de containers te verzekeren ten behoeve van het bedrijfsleven. Voor wat de aankoop van de vaste scanner betreft, is de minister zinnens om aan te sturen op een cofinanciering vanuit het bedrijfsleven. In elk geval heeft de dienst Douane en Accijnzen niet de taak om met de mobiele scanner te zoeken naar illegale immigranten. Daarvoor zijn, volgens de minister, andere systemen, zoals CO2-detectoren en lichte, draagbare scanners, beter geschikt. Dergelijke scanners zijn van geen enkel nut voor de dienst Douane en Accijnzen.
2.2. Gedachtewisseling
De heer Lozie begrijpt uit de uiteenzetting van de minister dat er een duidelijk onderscheid moet gemaakt worden tussen de door de dienst Douane en Accijnzen verrichte controle en het opsporen van illegale immigranten, wat de taak is van de politiediensten.
De aankoop van één scanner voor de douanecontroles is een dure zaak : voor dit bedrag zou men vier of vijf mobiele scanners kunnen kopen die specifiek ingezet kunnen worden om illegale immigranten op te sporen. Spreker is het echter eens met de stelling van de minister dat dit niet de taak is van de dienst Douane en Accijnzen maar van de politiediensten in het kader van de strijd tegen de mensenhandel. De heer Lozie wenst te vernemen of er op de Ministerraad van 16 maart 2001 enkel gesproken is over de scanner voor de douane of dat er ook gedebatteerd is over een mogelijke aankoop van kleine scanners voor de politiediensten in het kader van de strijd tegen de mensenhandel.
De minister antwoordt dat er ook een aanvraag was voor de vaste scanner waarover hij reeds sprak. Hij heeft toen verklaard dat deze vaste scanner, zij het in mindere mate, ook beperkt zou kunnen worden gebruikt voor andere doeleinden, zoals bijvoorbeeld het opsporen van illegale immigranten. Maar de taak van de dienst Douane en Accijnzen is en blijft het controleren van goederen komende van buiten de Europese Unie. Het is altijd mogelijk dat men, naar aanleiding van de controle van de goederen, ook illegale immigranten vindt.
Op de Ministerraad van 16 maart 2001 is er volgens de minister niet gesproken over het opsporen van illegale immigranten met scanners. Het is volgens hem wel mogelijk dat er kredieten voorzien zijn op de begroting van de federale politie, maar de minister heeft er geen weet van.
De discussie die later in juli 2001 plaatsvond, draaide rond de keuze tussen een vaste scanner in de Antwerpse haven of een mobiele scanner. Uiteindelijk is voorlopig geopteerd voor de mobiele scanner.
Bovendien mag men de mobiliteit van de mobiele scanner niet verkeerd inschatten : de scanner is verplaatsbaar maar staat niet op een vrachtwagen die snel van de ene naar de andere plaats kan worden gebracht.
De heer Hordies heeft uit de uiteenzetting van de minister onthouden dat de scanner ook zal ingezet worden om drugs op te sporen. Hij vindt dit vreemd want volgens hem kan er geen sprake zijn van belastingfraude in het kader van het transporteren van drugs, zoals dit wel het geval is voor alcohol en rookwaren. Het opsporen van drugs is toch eerder een zaak van politie dan van douane.
Spreker wenst te vernemen of men binnen de regering niet heeft overwogen om budgetten samen te leggen en multifunctionele scanners aan te kopen die zowel door de diensten Douane en Accijnzen als door de politiediensten zouden kunnen worden gebruikt.
Hij is van mening dat er zelfs samenwerking met het bedrijfsleven moet mogelijk zijn aangezien de bedrijven, in wier containers illegale immigranten worden aangetroffen, zware boetes opgelegd krijgen.
De minister antwoordt dat de dienst Douane en Accijnzen enkel goederen controleert en dus zeker geen personen. Van deze goederen wordt gecontroleerd of zij al dan niet mogen worden ingevoerd en of zij onderworpen zijn aan belasting of niet. Er is voor de controle samenwerking met de ministeries bevoegd voor Economische Zaken, Justitie, Landbouw en Volksgezondheid. Sommige producten zijn, overeenkomstig Europese regelgeving, verboden en mogen zelfs niet ingevoerd of verhandeld worden. Ook dit wordt gecontroleerd door de dienst Douane en Accijnzen.
De heer Hordies wijst erop dat de mensenhandelaars de illegale immigranten ook veeleer beschouwen als « goederen ».
De minister wil dat duidelijk wordt gesteld dat illegale immigranten voor hem mensen zijn en nooit als goederen kunnen worden aanzien.
Hij verduidelijkt dat de dienst Douane en Accijnzen enkel optreedt binnen het kader van zijn opdracht. Deze opdracht kadert zich enkel in de controle op goederen die van buiten de Europese Unie komen. Er is geen enkele controle meer door de dienst Douane en Accijnzen binnen de grenzen van de Europese Unie.
Tevens herinnert de minister eraan dat er reeds samenwerking bestaat tussen de verschillende ministeriële departementen in het kader van de controle door de dienst Douane en Accijnzen.
Deze samenwerking lag ook ten dele ten grondslag aan de beslissing om voor de mobiele scanner te kiezen en niet voor de veel duurdere vaste scanner. Maar men mag hieruit niet afleiden dat met mobiele scanners een 100 % controle mogelijk zou worden in het kader van de strijd tegen de illegale immigratie. Dit is, zoals reeds gezegd, niet de opdracht van de dienst Douane en Accijnzen.
De voorzitter stelt vast dat het antwoord van de minister zeer duidelijk is en hij onthoudt dat de installatie van een scanner in één van de havens geen oplossing biedt aangezien de mensenhandelaars hun activiteiten dan naar de andere havens zullen verleggen. Bovendien onthoudt hij dat een scanner slechts 1 % van de goederen die transiteren zal controleren. De goederen van binnen de Europese Gemeenschap worden immers niet gecontroleerd.
Mevrouw Thijs is van oordeel dat uit de toelichting van de minister blijkt dat er nog steeds een probleem is van samenwerking tussen de verschillende bevoegde ministeriële departementen. Zij wenst van de minister te vernemen wat er op het terrein gebeurt wanneer de dienst Douane en Accijnzen naar aanleiding van een controle van de goederen stoot op illegale immigranten en er geen politiediensten aanwezig zijn.
Tijdens de hoorzittingen in de Senaat naar aanleiding van het Doverdrama heeft een vertegenwoordiger van de federale politie immers verklaard dat de politiediensten de dienst Douane en Accijnzen niet systematisch op de hoogte brengt van het feit of zij al of geen controles zal verrichten. Mevrouw Thijs beschouwt dit als een gebrek in de samenwerking. De minister heeft bovendien op deze vergadering naar aanleiding van het Doverincident verklaard dat de Douane controles op personen zou kunnen verrichten indien zij daarvoor de opdracht krijgt.
De minister beaamt hetgeen mevrouw Thijs zegt, maar wijst erop dat de controle op personen vandaag de dag niet tot de opdracht van de dienst Douane en Accijnzen behoort. Deze opdracht is wettelijk vastgelegd en daaraan is tot op heden niets gewijzigd. Hij verduidelijkt nogmaals dat er voor goederen van binnen de Europese Unie geen controles meer bestaan en dat er voor goederen van buiten de Europese Unie slechts occasionele controles worden uitgevoerd.
Mevrouw Thijs vraagt of er zelfs geen controle wordt verricht om te kijken of de zegels niet verbroken zijn.
De minister antwoordt dat dergelijke controle niet mogelijk is met een scanner. Bovendien is een systematische controle economisch niet haalbaar.
Mevrouw Thijs herinnert eraan dat tijdens de hoorzitting van vorig jaar werd vastgesteld dat het wettelijk kader van de havenbrigade in Zeebrugge in 48 plaatsen voorziet waarvan er echter maar 36 waren opgevuld.
Is dit kader ondertussen opgevuld ?
Worden er door België controles op het water verricht ?
Tijdens het bezoek van vorig jaar aan de haven van Zeebrugge met de commissie voor de Binnenlandse en Administratieve Aangelegenheden, heeft de spreekster vastgesteld dat er geen samenwerking is voorzien tussen de douane, de federale politie en het parket. Is daar ondertussen verandering in gekomen ?
De minister wijst erop dat er in Antwerpen wel degelijk overleg en samenwerking bestaat tussen de federale politie en de dienst Douane en Accijnzen en ook andere diensten. Hij heeft de andere zee- en luchthavens gevraagd dit voorbeeld te volgen. Het aantal aanwervingen voor het departement « Financiën » is gestaag gestegen. Wat het jaar 2001 betreft, zijn er meer dan 1 300 nieuwe aanwervingen gedaan (in het jaar 2000 waren dit er slechts 6 à 700). In het jaar 2002 zullen er nog ongeveer een 1 000-tal mensen worden aangeworven en voor de diensten in Brussel en Antwerpen zullen nog 250 contractuelen worden aangeworven. Binnen dit en 4 jaar moeten de kaders opnieuw overal ingevuld zijn.
Maar de minister benadrukt nogmaals dat, zelfs met een voltallige bezetting, de controles occasionele controles zullen blijven op de transit van goederen van of bestemd voor landen van buiten de Europese Unie.
Hij is van mening dat het mogelijk is om andere investeringen te doen in het kader van de strijd tegen de mensenhandel maar dan niet bij de dienst Douane en Accijnzen.
Mevrouw Thijs herinnert eraan dat de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Duquesne, heeft verklaard dat hij herhaaldelijk aan de Ministerraad heeft gevraagd investeringen te mogen doen in dit verband maar dat de Ministerraad hem daarin niet volgde.
De voorzitter is van mening dat de vraag van mevrouw Thijs het best gesteld wordt aan de eerste minister in het kader van de geplande evaluatie van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie met betrekking tot de strijd tegen de mensenhandel.
Mevrouw Willame-Boonen wenst meer verduidelijking over de wijze waarop de controle gebeurt door de douane van goederen afkomstig uit of bestemd voor landen van buiten de Europese Unie (zogenaamde extracommunautaire goederen) en over de zogenaamde commerciële zegels. Zij wenst tevens te weten waarom er in de Antwerpse haven een terrein voor 8 miljoen frank werd aangekocht.
Uit de uiteenzetting van de minister begrijpt zij dat de controle door de douane een controle is bij wijze van steekproef. Er bestaat met andere woorden geen systematische controle.
Zij betreurt het antwoord dat de minister van Binnenlandse Zaken vroeger heeft gegeven op de aanbeveling van de subcommissie in verband met de controle van containers met scanners. De minister van Binnenlandse Zaken stelde dat de bevoegdheid voor de scanners ligt bij de minister van Financiën. Uit de uiteenzetting van de minister van Financiën blijkt dat de scanners die voor de douanecontrole zouden worden gebruikt in geen geval een uitkomst bieden voor het opsporen van verstekelingen, wat een bevoegdheid is van de politiediensten.
Uit de verschillende uiteenzettingen van beide ministers onthoudt zij ook dat het systematisch scannen van alle containers met het oog op het opsporen van verstekelingen niet haalbaar is en ook niet betaalbaar. Vaste scanners in de havens lijkt onbetaalbaar te zijn gezien het feit dat de havens verschillende toegangen hebben.
De minister van Financiën herhaalt dat in geen enkele haven alle containers systematisch worden gecontroleerd. Dat is economisch niet haalbaar. Er worden steekproeven gedaan. Anders zou het transport via de Belgische havens te veel vertraging oplopen en zouden klanten mogelijks uitwijken naar havens in de buurlanden. De hoofdreden waarom er voor de douanecontrole met andere woorden wordt geïnvesteerd in scanners is om deze controle zo snel en efficiënt mogelijk te laten verlopen. Andere zeehavens werken reeds met scanners waardoor de douanecontrole sneller kan worden afgehandeld. De versnelde afhandeling van het dossier binnen de federale regering is wel mogelijk geweest omwille van de vraag van het parlement naar mogelijke controle met scanners naar aanleiding van het Doverdrama. De regering heeft in dit dossier zeker niet gedraald, aldus de minister.
Voor de commerciële zegels, wijst de minister erop dat deze geen instrument van controle zijn voor de douane. De douane controleert deze commerciële zegels niet.
De aankoop van het terrein in de haven van Antwerpen dient om de mobiele scanner op te plaatsen.
Deze mobiele scanner moet ook worden geïnstalleerd en er moeten veiligheidsmaatregelen getroffen worden voor de gebruikers van deze scanners.
De minister wijst erop dat de aankoop van een vaste scanner niet is weerhouden in het begrotingsconclaaf.
Dankzij de mobiele scanner kan volgens de minister de samenwerking tussen het ministerie van Financiën en het ministerie van Binnenlandse Zaken geïntensifieerd worden : indien er immers naar aanleiding van de douanecontroles verstekelingen worden ontdekt, worden de politiediensten daarvan onmiddellijk verwittigd. De dienst Douane en Accijnzen kan niet meer doen. Daarvoor heeft zij geen bevoegdheid.
De heer Hordies wenst te weten hoe mobiel een mobiele scanner is. Indien deze wordt geïnstalleerd op een terrein dat daarvoor speciaal wordt aangekocht, is de scanner dan nog mobiel ?
De minister antwoordt dat men niet uit het oog mag verliezen dat het om controle van containers gaat. De scanner blijft echter verplaatsbaar, maar het is natuurlijk geen handbagage.
Mevrouw Thijs wijst erop dat men in de haven van Rotterdam ook werkt met een scanner. Men heeft ook reeds berekend wat de meeropbrengst is van het verhogen van het opsporen van illegale goederen. Zo zou, volgens mevrouw Thijs, ook op deze wijze een scanner voor de Belgische havens kunnen worden gefinancierd.
De minister antwoordt dat hij in dit verband nog geen concrete gegevens heeft gezien maar hij stelt vast dat de havenautoriteiten van de haven van Antwerpen dezelfde mening zijn toegedaan voor wat het installeren van een vaste scanner betreft.
Mevrouw Lizin begrijpt uit de toelichting en de discussie dat het opsporen van illegale immigranten een taak is van de politiediensten. Het is dan ook de minister van Binnenlandse Zaken die daarvoor verantwoordelijk is. De controle in de strijd tegen de mensenhandel vanwege de politiediensten wordt tot op vandaag niet ernstig uitgevoerd. Zij herinnert eraan dat er in Frankrijk bij de ingang van de Eurotunnel heel eenvoudige, kleine toestellen worden gebruikt die fungeren als CO2-detectoren (in het Frans dosimètre). Deze toestellen kosten niet veel geld. Het zijn in Frankrijk de eenheden die op de autosnelwegen partouilleren die deze controle uitvoeren. Dit zou men volgens de spreekster in België ook moeten doen. Het maakt immers een systematische controle op efficiënte wijze mogelijk.
Sedert de éénmaking van de Europese markt, worden er geen douanecontroles meer uitgevoerd op goederen die van binnen de Europese Unie komen. Daarom moet er een controle komen die specifiek gericht is op het opsporen van verstekelingen. De CO2-detectoren lijken daarvoor een geschikt instrument.
Bovendien is er een gemeenschappelijk Europees beleid nodig voor de strijd tegen de mensenhandel. Op dit ogenblik staat deze samenwerking volgens de spreekster nog nergens. Er moet een ernstige controle worden uitgebouwd aan de Oostelijke grenzen van de Europese Unie en aan de grenzen gelegen aan de Middellandse Zee.
Het uitbouwen van een samenwerking tussen de Belgische douanediensten en de politiediensten is voor haar maar een druppel op een hete plaat. Er wordt volgens de spreekster een spel gespeeld tussen de Belgische autoriteiten en de buurlanden (waaronder Frankrijk) met als inzet de illegale immigranten. Zij is van oordeel dat dit moet stoppen maar dit is enkel mogelijk wanneer men een Europese regelgeving uitwerkt. In afwachting daarvan zouden er correcte afspraken moeten gemaakt worden door de minister van Binnenlandse Zaken met zijn Franse en Britse collega. Het kat en muisspel dat vandaag de dag wordt gespeeld met de illegale immigranten als inzet, vindt de spreekster verwerpelijk.
De heer J.-M. Dedecker is van oordeel dat de kostprijs van de scanner geen probleem is. Hij roept ook op tot realisme : het feit dat volgens de minister slechts 1 % van de goederen die in de haven transiteren, wordt gecontroleerd, is geen fiscaal probleem doch een economisch probleem.
De minister erkent dat een integrale controle onmogelijk is.
De heer Verreycken wenst te vernemen of de mobiele scanners vrachtwagens of containers scant of beide.
De minister antwoordt dat beiden kunnen worden gescant.
Tevens wenst de heer Verreycken te vernemen hoeveel ingangen er zijn voor de haven van Antwerpen.
De heer Nanninga die in de Nederlandse haven van Rotterdam met een vaste scanner controles uitvoert, heeft verklaard dat hij dank zij deze vaste scanner reeds sedert 1999 360 miljoen illegale sigaretten en 124 000 liter alcohol heeft opgespoord. Bovendien verklaarde dezelfde persoon dat er met een dergelijke scanner zeer efficiënt mensen kunnen worden opgespoord.
De heer Verreycken wenst van de minister te vernemen of in het lastenboek voor de aankoop van de geplande vaste scanner ook dergelijk dubbel gebruik staat vermeld. De algemene teneur is volgens de spreker immers dat men het dubbele gebruik, namelijk zowel opsporen van illegale goederen als van illegale immigranten, zou toejuichen.
De minister herhaalt dat het onmogelijk is om te evolueren naar een systematische controle in alle Belgische havens. De controle zal altijd occasioneel blijven. De door hem bestelde scanners maken het inderdaad ook mogelijk om, naast goederen, ook mensen op te sporen. Maar de minister beklemtoont nogmaals dat het momenteel niet is voorzien in de taakomschrijving van de douane om mensen op te sporen. Maar dit betekent niet dat de doaunediensten niet zouden kunnen samenwerken met andere departementen, aldus de minister : zo werkt de douane bijvoorbeeld samen met het departement Volksgezondheid voor landbouwproblemen, bijvoorbeeld in het kader van de dioxinecrisis. Zoals de minister supra reeds uitlegde, zullen de scanners occasioneel verstekelingen vinden maar de douanecontrole zal nooit kunnen bekomen dat men systematisch illegale migranten zal kunnen opsporen. Het is niet met die doelstelling dat er in de vermelde scanners wordt geïnvesteerd door het ministerie van Financiën, aldus de minister.
Bovendien beklemtoont de minister dat er wel degelijk samengewerkt wordt tussen de douanediensten en de politiediensten. Als voorbeeld haalt hij de samenwerking aan van de verschillende departementen bij de controle van vrachtwagens : ook de diensten van de douane zijn daarbij betrokken. Zo'n gezamenlijke controle werd reeds uitgevoerd op het einde van 2001 in het gerechtelijk arrondissement van Doornik en er werd recentelijk ook samengewerkt aan de Belgisch-Franse grens met de bevoegde Franse diensten. De gemotoriseerde brigades blijven hun geëigende controles uitvoeren en zullen met de politiediensten blijven samenwerken wanneer zij met mensensmokkel worden geconfronteerd. Er bestaan statistieken over het aantal gevonden verstekelingen naar aanleiding van controles door de gemotoriseerde brigades. Zo heeft bijvoorbeeld de gemotoriseerde brigade van Brasschaat in november 2000 4 personen ontdekt in Brecht, de gemotoriseerde brigade van Antwerpen vond op 14 september 2001 2 personen in de haven van Antwerpen en de brigade van Poperinge heeft tijdens haar controles geen verstekelingen gevonden.
Dit is logisch, aldus de minister, omdat het niet de taak is van de douanediensten om personen op te sporen.
Deze diensten zijn daarvoor ook niet toegerust, noch met wettelijke,noch met materiële middelen.
Maar waar mogelijk, bestaat er reeds samenwerking tussen de douane- en de politiediensten.
Mevrouw Lizin wijst de minister erop dat het toch doenbaar moet zijn om een controle met CO2-detectoren in te voeren. In Frankrijk werkt de controle op deze wijze volgens haar zeer goed.
De minister antwoordt dat, indien men dergelijke controletaak bij wet aan de douanediensten zou toekennen, zij deze zouden uitvoeren. Maar op vandaag is de douane daarvoor niet toegerust. Mevrouw Lizin verduidelijk dat zij van mening is dat dergelijke controle door de politiediensten moet gebeuren.
De heer Hordies stelt ontzet vast dat één van de aanbevelingen van de subcommissie « Mensenhandel en prostitutie » (stuk Senaat, 1999-2000, nr. 2-152/1, blz. 155, Aanbeveling nr. 3.6) die betrekking had op de scanners, achteraf niet uitvoerbaar blijkt te zijn.
De minister repliceert dat het dossier van de scanners via de goedkeuring van begroting ook voorgelegd is aan het parlement. De leden van het parlement konden volgens hem dan ook perfect op de hoogte zijn van wat de functie van de aangekochte mobiele scanner zou zijn.
3.1. Inleidende uiteenzetting door de heer Van Damme, Substituut-procureur des Konings te Brugge
Bij het lezen van verscheidene berichten in de media lijkt het soms dat men de strijd tegen de mensenhandel aan het verliezen is. Het is in elk geval geen eenvoudige zaak. Aangezien er een gerechtelijk onderzoek loopt over de feiten die hebben plaatsgevonden in het Ierse Wexford, kan substituut-procureur des Konings Van Damme daarover niets zeggen. De samenwerking met de Ierse diensten in dit dossier verloopt uitstekend. De heer Van Damme wijst er wel op dat het Wexfordincident geen alleenstaand feit is; er zijn gelijkaardige feiten :
1º in het begin van het jaar 2001 heeft Dartline (ferrymaatschappij in Zeebrugge) haar bezorgdheid geuit over het aantreffen van vreemdelingen in trailers en containers en deze ferrymaatschappij vermoedde dat deze verstekelingen in Zeebrugge in de trailers en de containers zijn gegaan. In februari 2001 heeft Dartline opnieuw melding gemaakt van dergelijke feiten. De scheepvaartpolitie heeft zijn controles opgevoerd en betrapte op 15 december 2001 een mensensmokkelaar die een container aan het openen was. De betrokkene kon echter ontkomen. Begin juli 2001 heeft de scheepvaartpolitie een brief geschreven naar de verschillende ferrymaatschappijen in Zeebrugge om nog meer aandacht te vragen voor controle van de containers. Men had immers informatie gekregen dat een bende mensen in containers probeerde te smokkelen. Dit schrijven werd nogmaals herhaald in de loop van de maand november 2001. Nadat het Wexfordincident zich heeft voorgedaan, werd de brief ook uitgehangen in de ferrymaatschappijen.
2º Op 21 november 2001 werden in de haven van Oostende in een container van de firma ICS 22 mensen levend aangetroffen van Turkse, Macedonische en Kosovaarse nationaliteit. Zij werden ontdekt door hun geklop om hulp. Een vrouw met twee kinderen diende overgebracht naar het ziekenhuis.
3º Op 11 december 2001 meldde de Britse politie dat er in de periode tussen 17 oktober-29 oktober 2001 in een aantal containers van ICS komende van de havens van Oostende en Zeebrugge, verstekelingen waren aangetroffen. Vermoedelijk zijn de verstekelingen in de containers geraakt op een parking langs de autosnelweg in Groot-Bijgaarden.
Eind november 2001 doen de Britse autoriteiten opnieuw dergelijke ontdekkingen. Substituut-procureur des Koning Van Damme heeft deze informatie overgemaakt aan het parket van Brussel.
4º Afgelopen weekeinde heeft men in de haven van Zeebrugge opnieuw drie mensen aangetroffen in een trailer die onderkoeld waren. In een andere trailer vond men 5 verstekelingen waarvan één persoon naar het ziekenhuis moest worden overgebracht. Onder hen bevond zich bovendien een niet-begeleide minderjarige van 14 jaar. Daarnaast is er begin 2001 een verstekeling uit een vrachtwagen gesprongen in de omgeving van Oostende en aan zijn opgelopen verwondingen overleden.
Een probleempunt vormen de parkings langs de autosnelweg die als opstapplaats worden gebruikt, zoals de parkings van Jabbeke, Groot-Bijgaarden, Wetteren en Drongen. Deze vaststelling is op de geëigende wijze binnen het gerechtelijk apparaat doorgegeven.
Substituut-procureur des Konings Van Damme verduidelijkt vervolgens de statistieken (1) in verband met de mensensmokkel die in zijn opdracht werden opgemaakt als volgt :
Tot en met 1999 werd er gewerkt op basis van het aantal aangelegde dossiers, vanaf 1 januari 2000 worden de statistieken opgemaakt op basis van het aantal aangetroffen personen. Om de statistieken op te maken, geeft elke politiedienst maandelijks alle informatie op een diskette aan het Arrondissementeel Informatiekruispunt (AIK) van het gerechtelijk arrondissement Brugge. Het AIK maakt een maandelijks overzicht dat de volgende gegevens bevat : datum en plaats van aantreffen, moederland, afkomst, geboortedatum, meerderjarig/minderjarig, begeleid/niet-begeleid, administratieve toestand (beslissing Dienst Vreemdelingenzaken), mogelijke schuilplaats in de trailer of container.
De cijfers verwerkt in de statistieken worden overgemaakt aan de Dienst Vreemdelingenzaken die er al nuttig gebruik heeft van kunnen maken in een vergadering met de analoge diensten van Duitsland, Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië.
Wat men niet in de statistieken terugvindt, is hoeveel vluchtelingen er effectief in slagen vanuit de haven van Zeebrugge of Oostende, Groot-Brittannië te bereiken zonder betrapt te worden door de Britse havenautoriteiten of politiediensten. Wat men evenmin in de statistieken terugvindt, is hoeveel vreemdelingen er vertrekkende van de parking langs de E40-autobaan te Jabbeke, Calais bereiken en vandaaruit Groot-Brittannië bereiken. Bovendien weet men ook niet hoeveel mensen een verkeerde bestemming bereiken zonder betrapt te worden : zo zijn er bijvoorbeeld vluchtelingen die in Denemarken terechtkomen terwijl zij de intentie hadden naar Groot-Brittannië te gaan.
Wat de plaats van aantreffen betreft, blijkt dat in het jaar 2001, 47 % van de intercepties zich in Zeebrugge heeft voorgedaan, 26 % in Oostende en 16 % in Jabbeke en Oudenburg. Dit jaar werden 65 % van de intercepties gedaan in het havengebeid van Zeebrugge.
Wat de herkomst van de vluchtelingen betreft, stelt men tussen het jaar 2000 en 2001 een verschuiving vast : waar de overgrote meerderheid in 2000 afkomstig was uit Servië/Kosovo en Albanië, is dit in 2001 uit Turkije en Afghanistan. Er was ook een toevloed van mensen afkomstig uit Iran maar door het oppakken van enkele smokkelbendes is het aantal aangetroffen Iranese vluchtelingen de laatste maanden verminderd.
De heer Van Damme vestigt er de aandacht op dat het aantal aangetroffen niet-begeleide minderjarigen in het gerechtelijk arrondissement Brugge schrikbarend hoog is : voor het jaar 2000 waren dat er 351 waaronder één negenjarige, voor het jaar 2001 waren dat er 362 waarvan de jongste 10 jaar was. 35 % van de aangetroffen minderjarigen zijn niet begeleid. Het is voor parketmagistraten zeer moeilijk om een oplossing, in de zin van opvang, te vinden voor deze niet-begeleide minderjarigen.
Wat het totaal aangetroffen vluchtelingen en/of asielzoekers betreft, werden er in 2000 in het gerechtelijk arrondissement Brugge 5 389 vluchtelingen aangetroffen en in 2001 (januari tot en met oktober) 4 337. Vanuit Oostende zijn er daarnaast in 2000 170 en in 2001, 156 vluchtelingen effectief aangekomen in Engeland. Vanuit Zeebrugge waren dat 1 248 vreemdelingen in 2000 en 883 in 2001. Dit brengt het totaal voor 2001 voor de periode van januari-november reeds op 5 376 vluchtelingen.
Wat het aantal gerechtelijke aanhoudingen van mensensmokkelaars betreft, verduidelijkt de heer Van Damme dat er in 1999 een 60 personen werden aangehouden, in 2000 een 80 en in 2001 reeds 112. Ongeveer 26 % van het totaal aantal afgeleverde aanhoudingsmandaten in het gerechtelijk arrondissement Brugge hebben voor 2001 betrekking op mensensmokkel.
In dit verband wenst de heer Van Damme de mythe te ontkrachten als zouden telkens weer dezelfde vluchtelingen worden opgepakt. De cijfers spreken dit tegen : slechts 7,4 % zouden recedivisten zijn.
In het jaar 2000 vroegen in België 46 000 van de vluchtelingen politiek asiel aan. Voor het jaar 2001 zijn dit er 23 000, met andere woorden een daling met 50 %. Voor het gerechtelijk arrondissement Brugge zal er echter wat betreft het aantal aangetroffen vluchtelingen slechts een daling zijn van ongeveer 10-12 %. Dit betekent dat de handel van de mensensmokkelaars onverdroten doorgaat. Wellicht is die beperkte daling in het gerechtelijk arrondissement Brugge te wijten aan het feit dat nationaal, in tegenstelling tot het aspect toevloed van asielzoekers, het element smokkel nog onvoldoende is aangepakt.
Uit de vergelijking van de cijfers voor de jaren 2000 en 2001, blijkt ook dat het aantal aangetroffen vreemdelingen in de haven van Zeebrugge stijgt en dat het aantal aangetroffenen in Oostende en Jabbeke afneemt. Daar staat tegenover dat is vastgesteld dat het aantal vluchtelingen afkomstig uit onze havens dat in Groot-Brittannië wordt aangetroffen, afneemt. Hieruit kan men afleiden dat de controles vruchten afwerpen. De slaagkansen om in Groot-Brittannië te geraken, nemen met andere woorden af. Zo geraakte nog 33 % van de vluchtelingen in 2000 in Engeland. Voor 2001 is de slaagkans gedaald naar één op vier. De vreemdelingen worden ook minder in de trailers in Jabbeke en Oostende gestopt. Het gebeurt nu vaker op de parkings langs autosnelwegen in het binnenland. In het gerechtelijk arrondissement Brugge is men er met andere woorden in geslaagd het laten opstappen van verstekelingen in het arrondissement zelf enigszins terug te dringen naar het binnenland. Er moet volgens de heer Van Damme dringend een strakkere controle komen op de parkings van de autosnelwegen (bijvoorbeeld Wetteren, Drongen, Groot-Bijgaarden). Ook de treinstations en gekende safehouses moeten grondiger worden gecontroleerd en opgevolgd. Hij roept de andere gerechtelijke arrondissementen op om op een gelijkaardige manier tewerk te gaan als het gerechtelijk arrondissement Brugge.
Ook binnen het gerechtelijk arrondissement Brugge moeten de controles nog worden verhoogd en bijgestuurd.
Wat de toename van het aantal niet-begeleide minderjarigen betreft, verwijst de heer Van Damme naar twee grote vragen die een antwoord moeten krijgen : 1º Waar moeten deze jongeren worden opgevangen : de Dienst Vreemdelingenzaken trekt er zijn handen vanaf aangezien deze jongeren geen asiel aanvragen; de jeugdrechter verklaart zich vaak onbevoegd om deze problemen op te lossen; de politiediensten moeten zelf een opvangplaats zoeken voor deze jongeren. Vaak steekt het parket zijn nek uit door bijvoorbeeld +16-jarige jongens wel te laten gaan en verder in het gezelschap te laten van de overige aangetroffen vluchtelingen. Voor minderjarige meisjes vordert de heer Van Damme altijd de jeugdrechter. Voor min-16-jarige jongens streeft hij ernaar dit ook te doen. Als referentiemagistraat mensenhandel probeert hij die norm ook zo door zijn collega's te Brugge te laten aanhouden.
2º Heeft men een oplossing voor deze niet-begeleide minderjarigen trachten te vinden ? Ja, in samenwerking met het Rode Kruis heeft men een oplossing pogen te vinden door vooreerst een centraal meldpunt proberen op te richten zodat parket en politiediensten efficiënter zouden kunnen werken.
Het probleem is dat het Rode Kruis wel bereid is om inspanningen te doen maar dat er vanwege de overheden (in casu de Vlaamse Gemeenschap of het ministerie van Binnenlandse Zaken) geen middelen worden ter beschikking gesteld. Het resultaat is dat er geen oplossing is gevonden. Bovendien kunnen deze niet-begeleide minderjarigen, bijaldien ze daar zouden thuishoren, niet in een gesloten instelling worden geplaatst omdat daar al geen plaats genoeg is voor minderjaringen die misdrijven plegen. Wanneer niet-begeleide jongeren in open instellingen worden geplaatst moet men vastellen dat deze jongeren vaak verdwijnen.
Soms moeten ook DNA-onderzoeken uitgevoerd worden om eventuele verwantschap vast te stellen. Dit was bijvoorbeeld het geval bij twee minderjarige Turkse meisjes die op weg waren naar hun ouders die in Groot-Brittannië verbleven.
In elk geval is er nood aan een financiering van de opvang van deze niet-begeleide minderjarigen.
Wat de controle in de havens betreft, werken de privé-maatschappijen met CO2-meters en zij controleren ook de commerciële zegels. De scheepvaartpolitie te Zeebrugge die nu een 80-tal manschappen telt werkt met een zog. DKS-scanner die werkt met een naald die reageert wanneer er zich personen in een container of trailer bevinden. De scheepvaartpolitie te Oostende en Zeebrugge voeren ook bewakings- en observatiecontroles uit.
Maandelijks krijgt de heer Van Damme van de scheepvaartpolitie een overzicht van de uitgevoerde controles en de apparatuur die daarvoor werd ingezet. Zo werden er voor de maand november 2001, 233 manuren ingezet om controles uit te voeren.
Tenslotte wenst de heer Van Damme te beklemtonen dat men niet uit het oog mag verliezen dat met mensensmokkel veel winst wordt gemaakt. De opbrengst zou voor het gerechtelijk arrondissement Brugge geraamd kunnen worden op een half miljard Belgische frank (12 394 690 euro).
Vaak wordt de vluchteling immers per etappe naar zijn bestemmingsland gebracht en voor elke etappe moet dan betaald worden, soms dient een globale som betaald. De heer Van Damme citeert anoniem uit een aantal afgelegde verklaringen de volgende wedervarens. Een Joegoslaaf ging van Kosovo over Albanië naar Italië met een Zodiacboot tegen betaling van 800 DM (409 euro); vanuit Zuid-Italië reisde hij met de trein naar Milaan, vanuit Milaan is betrokkene naar Brussel gekomen tegen betaling van 1 000 DM (511,3 euro); vanuit Brussel is hij op de parking van Oudenburg terechtgekomen en daar opgepakt. Een Marokkaan die hij in Brussel had ontmoet zou hem voor 1 000 DM (511,3 euro) naar Engeland brengen. Dit laatste bedrag betaalde de betrokkene met eigen geld en geld dat hij van een Belgisch OCMW ontving. Een ander wedervaren leert dat een aangetroffen Koerd in een trailer in het arrondissement Brugge 5 000 DM (2 556,5 euro) betaalde voor zijn tocht naar Groot-Brittannië. Het wedervaren van drie Mongolen leert dat zij over land in Warschau waren geraakt en vandaar naar België zijn gekomen : zij betaalden 2 000 US dollar (ongeveer 2 000 euro) om van Warschau naar België te komen.
Uit de verklaringen blijkt ook vaak dat de betrokkenen niet weten in welk land zij zijn op het ogenblik dat zij worden opgepakt.
Bovendien stelt men vaak vast dat mensen die hier reeds OCMW-steun genieten, dit geld gebruiken om mensensmokkelaars te betalen om naar Groot-Brittannië te komen.
De bedragen die betaald worden, variëren naar gelang van het land van oorsprong.
Substituut-procureur des Konings Van Damme wijst er bovendien nog op dat hij, in het kader van een gevolgde managementopleiding voor de Nederlandstalige magistraten van parket en zetel een beleidsplan heeft opgesteld met als titel « Bestrijding mensenhandel in het gerechtelijk arrondissement Brugge ». Ter informatie bezorgt hij hiervan een copie aan de subcommissie (2).
Het verbaast hem dat de statistieken die voor zijn arrondissement werden opgesteld, niet bestaan voor de andere gerechtelijke arrondissementen. De inspanning die hiervoor moet geleverd worden, is niet eens zo groot maar het zou het mogelijk maken een globaal plaatje op te stellen voor wat de mensensmokkel op het Belgisch grondgebied betreft.
Fundament van de strafrechtelijke aanpak van de mensenhandel in het algemeen en de mensenhandel in het bijzonder wordt volgens de heer Van Damme gevormd door meer repressie en door meer en betere opsporingen. Daartoe moet meer controle gebeuren, zijn meer middelen nodig, moeten de politiediensten meer gesensibiliseerd worden en moet er nauwer samengewerkt worden met andere diensten.
Op basis van het voormelde beleidsplan van de heer Van Damme, werd in het gerechtelijk arrondissement een dienstnota opgesteld waarin een grotere samenwerking tussen de 9 IPZ's van het gerechtelijk arrondissement Brugge (interpolitiezones) wordt vooropgesteld. Zo werd er in elke IPZ een cel « mensenhandel » opgericht die minstens uit twee personen bestaat en die geïncorporeerd is in de lokale recherchedienst. Dit betekent dat, indien nodig, 30 tot 40 personen kunnen gemobiliseerd worden in het kader van de strijd tegen de mensenhandel. Deze samenwerking verloopt momenteel goed en geeft geen aanleiding tot rivaliteit tussen de verschillende diensten. Naar de toekomst toe is dit echter niet volledig uit te sluiten. Substituut-procureur Van Damme heeft ernaar gestreeft om een permanentie op te zetten van mensen die op de hoogte zijn van de mensenhandel. Dit bleek echter niet mogelijk.
De scheepvaartpolitie van Zeebrugge heeft, in het kader van de strijd tegen de mensenhandel, slechts 30 uren per week extra gekregen om observaties te kunnen doen. Dit betekent dat zij met twee personen twee keer per week s'nachts bewakingsopdrachten zouden kunnen uitvoeren.
3.2. Gedachtewisseling
Mevrouw Lizin feliciteert de heer Van Damme met de bundeling van zijn bevindingen. Daaruit blijkt volgens haar duidelijk dat er wel degelijk een gestructureerde mensensmokkel bestaat waarbij de vluchtelingen telkens vergelijkbare sommen betalen voor de overtocht. Bovendien bestaan er twee grote routes, één via Moskou en één via Turkije.
Zij wijst er bovendien op dat niet alleen de door de heer Van Damme vermelde parkings langs de autosnelwegen fungeren als opstapplaatsen voor vluchtelingen. Dit is het geval met alle parkings op de autosnelwegen die verbinding geven met Duitsland.
Zij wenst te weten of de heer Van Damme reeds contact heeft gehad met zijn Franse collega die bevoegd is voor het gerechtelijk arrondissement waarin Sangatte gevestigd is of de bevoegde Britse collega's.
De heer Van Damme antwoordt hierop ontkennend aangezien het de nationale magistraat is die instaat voor de internationale contacten. Hij heeft enkel sporadisch contact gehad met zijn Nederlandse collega en de Britse politie naar aanleiding van het Doverincident. Intensieve contacten zijn er echter niet.
De heer Hordies wenst te vernemen of substituut-procureur des Konings Van Damme ook beschikt over statistieken wat het aantal mensensmokkelaars betreft.
Substituut-procureur des Konings Van Damme antwoordt dat er in 2001 reeds 112 mensensmokkelaars werden aangehouden. Het betreft ongeveer 26 % van het totaal aantal aangehouden personen in het kader van mensensmokkel. Deze personen komen regelmatig voor de rechtbank en worden veroordeeld. Hij betreurt te moeten vaststellen dat in zaken van mensensmokkel het hof van beroep te Gent in enkele belangrijke zaken uitgesproken straffen door de rechtbank van eerste aanleg te Brugge heeft verminderd, wat de bestrijding van deze criminaliteitsvorm er niet op vergemakkelijkt.
Er wordt geprobeerd om, op basis van de verklaringen van de aangehouden personen, dossiers samen te stellen om te kunnen aanduiden welke mensensmokkelaar verantwoordelijk was voor de smokkel van welke aangetroffen verstekelingen.
Mevrouw Thijs wenst te weten of al deze concrete gegevens dan worden overgemaakt aan het CBO. Substituut-procureur des Konings Van Damme antwoordt hierop bevestigend. Via het AIK worden deze gegevens ook overgemaakt aan het CBO.
Mevrouw Willame-Boonen vraagt of men uit het onderzoek van de opgestelde dossiers reeds filières heeft kunnen afleiden of werken de mensensmokkelaars los van elkaar.
Substituut-procureur des Konings Van Damme antwoordt hierop bevestigend en zegt dat men bijvoorbeeld begin 2001 een 8-tal Iraniërs heeft kunnen arresteren en laten veroordelen die georganiseerd waren. Het kopstuk van de bende werd bij verstek veroordeeld. De veroordeelden tekenden beroep aan tegen dit vonnis en het hof van beroep te Gent heeft een andere straf tegen hen uitgesproken. Ondertussen zijn de meeste van deze mensensmokkelaars terug op vrije voeten.
Substituut-procureur des Konings Van Damme herinnert eraan dat de regering beslist heeft om het aantal effectieven in de strijd tegen de mensenhandel te verhogen : zo werden er extra vier substituten-procureurs des Konings voorzien, vier extra juristen en vier extra bedienden. Spijtig genoeg heeft het parket te Brugge geen extra mankracht gekregen.Op vandaag besteedt hij reeds 80 % van zijn arbeidstrijd aan de strijd tegen de mensenhandel en een collega substituut-procureur des Konings, die hem sedert ongeveer twee jaar noodgedwongen moet bijstaan, wellicht al de helft van zijn arbeidstijd. Gezien de problematiek, is hij van oordeel dat ook het parket van Brugge nood heeft aan extra mankracht.
Mevrouw Pehlivan leert uit de uiteenzetting van substituut-procureur des Konings Van Damme dat er echt nood is aan een Europese samenwerking wil men de kopstukken die aan het hoofd staan van de filières van de mensensmokkel echt kunnen aanpakken.
Substituut-procureur des Konings Van Damme is het eens met die analyse maar dit belet volgens hem niet dat men bereid moet zijn om voor eigen deur te vegen. Het is immers via de Belgische havens dat de illegale vluchtelingen naar Groot-Brittannië trachten te ontkomen.
De heer J.-M. Dedecker onthoudt dat de controle zich voornamelijk toespitst op het vracht- en containervervoer. Wordt het passagiersvervoer via de ferry's en de jachthavens ook gecontroleerd ?
Substituut-procureur des Konings Van Damme antwoordt dat dit gebeurt voor het passagiersvervoer en in de mate van het mogelijke voor de jachthavens. Om deze controle echter optimaal te maken, is een uitbreiding van de bestaande middelen nodig.
Maar hij wijst er nogmaals op dat er in 2001 toch meer mensensmokkelaars werden opgepakt en dankzij de goede samenwerking tussen de verschillende bevoegde diensten van het gerechtelijk arrondissement Brugge, minder personen Groot-Brittannië hebben bereikt. Indien men dit op dezelfde wijze zou organiseren in de gerechtelijke arrondissementen waar de frequente opstapplaatsen langs de autosnelwegen zich bevinden, zou de druk op het gerechtelijk arrondissement van Brugge minder groot zijn.
Mevrouw de T' Serclaes wenst, voor wat de niet-begeleide minderjarigen betreft, te vernemen wat er juist met deze jongeren gebeurt eens zij worden aangehouden. Ze plaatsen in opvangcentra blijkt niet altijd afdoende te zijn aangezien de mensensmokkelaars/mensenhandelaars er ook vaak in slagen hen toch weer mee te nemen. Zij is er bovendien bezorgd over dat de jeugdrechter zijn handen zou aftrekken van een minderjarige die ouder is dan 16 jaar. Dit is niet conform de wet.
Substituut-procureur des Konings Van Damme meent dat een meerderheid van de ongeveer 16-jarigen jongens zijn. Wettelijk zou hij elke niet-begeleide minderjarige kunnen brengen tot bij de jeugdrechter maar daardoor wordt het probleem niet opgelost maar verlegd. Vandaar dat hij zelf een norm probeert te hanteren waarbij minderjarige meisjes altijd en minderjarige jongens jonger dan 16 jaar door de jeugdrechter worden geplaatst. Van wat er met deze minderjarigen gebeurt na de plaatsing, is de heer Van Damme niet op de hoogte.
Dit verslag is eenparig goedgekeurd door de 10 aanwezige leden.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Erika THIJS. | Paul WILLE. |
STATISTIEKEN
Aangetroffen vluchtelingen in
het arrondissement Brugge per maand
voor 2000-2001
Globaal overzicht van de vluchtelingen die zijn aangetroffen
in het gerechtelijk arrondissement Brugge in 2000
Aantal
In 2000 werden 5 389 vluchtelingen aangetroffen in het gerechtelijk arrondissement Brugge. Dat is gemiddeld 449 per maand. Oktober was de topmaand (682); maart, juni en augustus waren het rustigst (zie grafiek).
Aantal vluchtelingen per maand (Totaal : 5 389)
De 5 389 vluchtelingen werden opgepakt bij 1 210 intercepties. Dat betekent dus dat er per interceptie gemiddeld een viertal vluchtelingen opgepakt werden.
Plaats van aantreffen
De kritieke punten zijn welbekend : de havens (Zeebrugge en Oostende) en de stopplaatsen langs de autosnelwegen (voornamelijk Jabbeke en Oudenburg). Dat blijkt duidelijk uit de grafiek op de volgende pagina. Een kleine helft van alle intercepties situeerde zich in Zeebrugge (47 %), ruim een kwart (26 %) in Oostende en 16 % in Jabbeke en Oudenburg.
Leeftijd
Informatie over de leeftijd was beschikbaar voor 5 103 van de 5 389 mensen.
Beslissing DVZ
Meestal krijgen de betrokkenen het bevel het grondgebied onmiddellijk (34 %) of binnen de 5 dagen (34,4 %) te verlaten. In 24 % van de gevallen mogen ze beschikken; 4 % werd overgebracht naar een centrum voor illegalen of een andere « opvang »-instantie, 1,7 % (94 mensen, voornamelijk Albanezen en mensen uit ex-Joegoslavië) werden gerepatrieerd.
Samenvatting aangetroffen vluchtelingen/asielzoekers
in gerechtelijk arrondissement Brugge jaar 2000
Tabel 1
01/00 | 02/00 | 03/00 | 04/00 | 05/00 | 06/00 | 07/00 | 08/00 | 09/00 | 10/00 | 11/00 | 12/00 | Totaal Total |
|
Personen zonder gekende geboortedatum. Personnes sans date de naissance connue | 19 | 4 | 27 | 30 | 38 | 15 | 26 | 105 | 11 | 33 | 278 | ||
Meerderjarigen. Majeurs | 368 | 368 | 277 | 339 | 360 | 226 | 295 | 272 | 359 | 409 | 391 | 418 | 4 082 |
Minderjarigen. Mineurs | 70 | 52 | 46 | 65 | 98 | 90 | 88 | 51 | 102 | 168 | 119 | 80 | 1 029 |
Totaal aantal vluchtelingen. Nombre total de réfugiés | 438 | 420 | 342 | 408 | 485 | 346 | 421 | 338 | 487 | 682 | 521 | 501 | 5 389 |
Totaal aantal minderjarigen niet begeleid. Nombre total de mineurs non accompagnés | 49 | 23 | 18 | 27 | 17 | 40 | 37 | 23 | 32 | 32 | 25 | 28 | 351 |
9-jarigen. 9 ans | 1 | 1 | |||||||||||
10-jarigen. 10 ans | 1 | 1 | 2 | ||||||||||
11-jarigen. 11 ans | 1 | 1 | |||||||||||
12-jarigen. 12 ans | 1 | 1 | 2 | 4 | |||||||||
13-jarigen. 13 ans | 1 | 3 | 2 | 1 | 2 | 2 | 2 | 13 | |||||
14-jarigen. 14 ans | 3 | 4 | 8 | 7 | 10 | 1 | 2 | 3 | 1 | 1 | 40 | ||
15-jarigen. 15 ans | 7 | 3 | 6 | 3 | 4 | 11 | 8 | 6 | 7 | 10 | 7 | 6 | 78 |
16-jarigen. 16 ans | 14 | 4 | 10 | 7 | 2 | 9 | 15 | 7 | 14 | 10 | 10 | 7 | 109 |
17-jarigen. 17 ans | 24 | 9 | 2 | 4 | 4 | 8 | 12 | 6 | 5 | 11 | 7 | 11 | 103 |
Statistiek aangetroffen vluchtelingen in Groot-Brittannië
afkomstig uit de haven van Oostende jaar 2000
Tabel 1
Oostende Ostende |
2000 | Jan. Jan. |
Feb. Févr. |
Maart Mars |
April Avril |
Mei Mai |
Juni Juin |
Juli Juillet |
Aug. Août |
Sept. Sept. |
Okt. Oct. |
Nov. Nov. |
Dec. Déc. |
Totaal Total |
OCHS | Ramsgate | 20 | 3 | 15 | 9 | 14 | 17 | 8 | 20 | 3 | 3 | 112 | ||
Primrose | 1 | 1 | 2 | |||||||||||
Op zee. En mer | 5 | 8 | 2 | 2 | 17 | |||||||||
Ferry-Ways | Ipswich | 22 | 17 | 39 | ||||||||||
Op zee. En mer | ||||||||||||||
Totaal. Total | 20 | 4 | 16 | 14 | 14 | 25 | 8 | 44 | 20 | 5 | 170 |
Statistiek aangetroffen vluchtelingen in Groot-Brittannië
afkomstig uit de haven van Zeebrugge jaar 2000
Tabel 1
Zeebrugge Zeebruges |
2000 | Jan. Jan. |
Feb. Févr. |
Maart Mars |
April Avril |
Mei Mai |
Juni Juin |
Juli Juillet |
Aug. Août |
Sept. Sept. |
Okt. Oct. |
Nov. Nov. |
Dec. Déc. |
Totaal Total |
SEA-RO | Purfleet | 74 | 133 | 57 | 40 | 96 | 36 | 19 | 64 | 15 | 55 | 75 | 66 | 730 |
Immingham | 28 | 32 | 60 | |||||||||||
Dagenham | 2 | 3 | 5 | |||||||||||
Op zee. En mer | 0 | |||||||||||||
Dartline | Dartford | 17 | 17 | 4 | 2 | 51 | 43 | 20 | 154 | |||||
Op zee. En mer | 0 | |||||||||||||
P&O | Felixtowe | 9 | 40 | 27 | 18 | 23 | 4 | 1 | 122 | |||||
Hull | 5 | 3 | 3 | 13 | 24 | |||||||||
Teesport | 17 | 5 | 32 | 54 | ||||||||||
Dover. Douvres | 60(x) | 30 | 2 | 2 | 94 | |||||||||
Op zee. En mer | 5 | 5 | ||||||||||||
Totaal. Total | 128 | 227 | 84 | 57 | 105 | 151 | 21 | 94 | 38 | 114 | 140 | 89 | 1 248 |
(x) Chinezen.
Plaats van aantreffen vluchtelingen
(arrondissement Brugge, januari-november 2001)
Totaal per gemeente, januari-november 2001
Gemeente | Aantal | % |
Ardooie | 1 | (0,0) |
Ichtegem | 1 | (0,0) |
Oostkamp | 2 | (0,0) |
De Haan | 3 | (0,1) |
Damme | 3 | (0,1) |
Beernem | 4 | (0,1) |
Lichtervelde | 6 | (0,1) |
Oudenburg | 9 | (0,2) |
Tielt | 12 | (0,3) |
Pittem | 15 | (0,3) |
Zedelgem | 23 | (0,5) |
Blankenberge | 31 | (0,7) |
Knokke | 48 | (1,1) |
Middelkerke | 48 | (1,1) |
Brugge | 111 | (2,6) |
Jabbeke | 242 | (5,6) |
Oostende | 948 | (21,9) |
Zeebrugge | 2 830 | (65,3) |
Totaal | 4 337 |
Moederland | Aantal |
Turkije | 712 |
Afghanistan | 645 |
Iran | 527 |
Joegoslavië | 451 |
Macedonië | 403 |
Sri Lanka | 336 |
Albanië | 284 |
Irak | 210 |
Servië/Kosovo | 168 |
China | 142 |
India | 87 |
Algerije | 37 |
Rusland | 33 |
Bangladesh | 27 |
Nepal | 24 |
Moldavië | 22 |
Roemenië | 18 |
Mongolië | 17 |
Polen | 15 |
Pakistan | 15 |
4 173 (0,962186) |
|
Totaal aantal illegalen, januari-november | 4 337 |
Samenvatting aangetroffen vluchtelingen/asielzoekers
in gerechtelijk arrondissement Brugge jaar 2001
Tabel 1
01/01 | 02/01 | 03/01 | 04/01 | 05/01 | 06/01 | 07/01 | 08/01 | 09/01 | 10/01 | 11/01 | 12/01 | Totaal Total |
|
Personen zonder gekende geboortedatum. Personnes sans date de naissance connue | 11 | 1 | 4 | 1 | 6 | 8 | 5 | 6 | 5 | 4 | 51 | ||
Meerderjarigen. Majeurs | 556 | 296 | 285 | 217 | 290 | 191 | 311 | 354 | 338 | 275 | 303 | 3 416 | |
Minderjarigen. Mineurs | 89 | 50 | 51 | 45 | 45 | 75 | 106 | 110 | 152 | 86 | 61 | 870 | |
Totaal aantal vluchtelingen. Nombre total de réfugiés | 656 | 347 | 340 | 263 | 341 | 274 | 422 | 470 | 495 | 365 | 364 | 4 337 | |
Totaal aantal minderjarigen niet begeleid. Nombre total de mineurs non accompagnés | 35 | 35 | 24 | 22 | 15 | 19 | 40 | 57 | 78 | 37 | 362 | ||
9-jarigen. 9 ans | |||||||||||||
10-jarigen. 10 ans | 1 | 1 | |||||||||||
11-jarigen. 11 ans | 1 | 2 | 2 | 5 | |||||||||
12-jarigen. 12 ans | 1 | 2 | 3 | ||||||||||
13-jarigen. 13 ans | 2 | 2 | |||||||||||
14-jarigen. 14 ans | 3 | 1 | 4 | 2 | 1 | 1 | 5 | 8 | 16 | 2 | 43 | ||
15-jarigen. 15 ans | 6 | 9 | 9 | 6 | 1 | 8 | 12 | 11 | 19 | 7 | 88 | ||
16-jarigen. 16 ans | 13 | 6 | 9 | 5 | 5 | 3 | 8 | 20 | 19 | 12 | 100 | ||
17-jarigen. 17 ans | 11 | 19 | 2 | 9 | 8 | 7 | 9 | 18 | 21 | 16 | 120 |
Statistiek aangetroffen vluchtelingen in Groot-Brittannië
afkomstig uit de haven van Zeebrugge jaar 2001
Tabel 1
Zeebrugge Zeebrugge |
2001 | Jan. Jan. |
Feb. Févr. |
Maart Mars |
April Avril |
Mei Mai |
Juni Juin |
Juli Juillet |
Aug. Août |
Sept. Sept. |
Okt. Oct. |
Nov. Nov. |
Dec. Déc. |
Totaal Total |
SEA-RO | Purfleet | 68 | 56 | 47 | 93 | 110 | 68 | 69 | 31 | 44 | 78 | |||
Immingham | 8 | 11 | ||||||||||||
Dagenham | ||||||||||||||
Op zee. En mer | 2 | |||||||||||||
Dartline | Dartford | 10 | 12 | 3 | ||||||||||
Op zee. En mer | ||||||||||||||
P&O | Felixtowe | 2 | 12 | 11 | 2 | 5 | 1 | |||||||
Hull | 6 | 10 | 29 | 6 | ||||||||||
Teesport | 14 | 36 | ||||||||||||
Dover Douvres | 3 | 3 | 1 | 4 | 12 | 6 | ||||||||
Op zee. En mer | 6 | 3 | 2 | |||||||||||
Totaal. Total | 81 | 73 | 67 | 117 | 114 | 72 | 135 | 45 | 58 | 121 |
Statistiek aangetroffen vluchtelingen in Groot-Brittannië
afkomstig uit de haven van Oostende jaar 2001
Tabel 1
Oostende Ostende |
2001 | Jan. Jan. |
Feb. Févr. |
Maart Mars |
April Avril |
Mei Mai |
Juni Juin |
Juli Juillet |
Aug. Août |
Sept. Sept. |
Okt. Oct. |
Nov. Nov. |
Dec. Déc. |
Totaal Total |
Transeurope Ferries | Ramsgate | 20 | 2 | 23 | 12 | 11 | 24 | 8 | 11 | 6 | ||||
Primrose | ||||||||||||||
Op zee. En mer | 6 | 8 | 4 | 3 | 5 | |||||||||
Ferry-Ways | Ipswich | 5 | 5 | 0 | ||||||||||
Op zee. En mer | 0 | 3 | ||||||||||||
Totaal. Total | 31 | 10 | 27 | 15 | 21 | 0 | 24 | 8 | 14 | 6 |
MANAGEMENTOPLEIDING VOOR DE NEDERLANDSTALIGE MAGISTRATEN VAN PARKET EN ZETEL
Proeve van beleidsplan :
bestrijding mensenhandel in het gerechtelijk arrondissement Brugge (3)
HOOFDSTUK I
Inleiding
1.1. Algemeen
De mensenhandel inzonderheid de mensensmokkel is thans uitgegroeid tot een volwaardige industrie geleid door « vakmensen ».
Het aangeboden gamma is zeer ruim en varieert van het bevoorraden van de bordelen in Europa met vrouwen, al over het leveren van uiterst goedkope werkkrachten tot het aanbieden van een « beter leven » in het rijke westen.
Hiertoe wordt onder meer gebruik gemaakt van valse of vervalste documenten waarvan de kwaliteit rechtevenredig is met de betaalde prijs en van luxe-transporten met gegarandeerde bestemming tot de goedkope massa mensensmokkel met dodelijke risico's voor de passagiers.
De gevolgen daarvan zijn niet alleen merkbaar in het gerechtelijk arrondissement Brugge maar in heel de Europese Unie.
De trieste tv beelden van aangetroffen havelose mensen in trailers in de haven van Oostende en Zeebrugge, van aangespoelde dode lichamen op de stranden in Zuid Spanje en van de 58 aangetroffen dode Chinezen in een trailer verscheept via Zeebrugge naar Dover midden juni 2000, vormen het sprekend bewijs tot wat deze mensonterende handel kan leiden.
Een krachtdadige aanpak van de mensenhandel is dan ook vereist.
1.2. Bedoeling beleidsplan.
Het gerechtelijk arrondissement Brugge wordt sedert 1989 geconfronteerd met het fenomeen mensenhandel, meer bepaald mensensmokkel.
In de afgelopen jaren werden terzake een aantal maatregelen genomen die wat betreft de mensensmokkel spijtig genoeg niet tot een afname hebben geleid. Integendeel, de mensensmokkel blijft met een lineaire trend toenemen.
Bedoeling van onderhavig beleidsplan is dan ook om door een effectievere bestrijding van de mensenhandel in het gerechtelijk arrondissement Brugge, met minder mensenhandel in het arrondissement geconfronteerd te worden, opdat uiteindelijk zowel de politiediensten als het parket zich meer zouden kunnen inlaten met de aanpak van andere misdrijven die evenzeer om een oplossing vragen.
1.3. Situering van het probleem.
Tegenwoordig wordt veel aandacht besteed aan het justitieel beleid.
Het is voldoende om de media te volgen om zich daarvan rekenschap te geven.
De gegeven aandacht uit zich meestal onder de vorm van een onverholen kritiek.
Dit kan deels verklaard worden door de huidige tendens om al wat naar gezag ruikt te ondermijnen, maar anderzijds is het duidelijk dat de kritiek voor een stuk terecht is.
Dit heeft voor gevolg dat het gerechtelijk apparaat in het algemeen en het openbaar ministerie in het bijzonder een moeilijke tijd doormaakt en nog zal doormaken. Het openbaar ministerie is het orgaan in de strafrechtspleging dat belast is met de toepassing van de strafwet en daarvoor het monopolie van de strafvordering bezit.
De overvloed of toevloed van strafbepalingen verplicht de parketten een groot aantal zaken te seponeren. Het vervolgingsbeleid komt alzo nog meer onder druk te staan.
Seponeren van zaken wekt niet alleen wrevel op bij de betrokken burgers, maar werkt bij politiemensen frustrerend en demotiverend (4).
Vermits het openbaar ministerie en de politiediensten slechts over een beperkte hoeveelheid middelen beschikken, moet het openbaar ministerie met betrekking tot de opsporing en vervolging wil het zijn wettelijke taken verder kunnen uitvoeren en bij de uitvoering van zijn vervolgingsbeleid niet vervallen in geklungel of willekeur keuzen maken uit het grote aanbod aan gepleegde misdrijven.
Niet alles kan immers opgespoord en of vervolgd worden.
Daarbij komt dat de rijkswacht, de gerechtelijke politie bij de parketten en de grote gemeentelijke politiekorpsen, dankzij de middelen waarover zij beschikken, bij machte zijn zelf een aantal prioriteiten inzake opsporing vast te leggen, zodat het openbaar ministerie voor een stuk zich noodgedwongen moet laten leiden door de door de politiediensten bepaalde criminele politiek.
Dergelijke toestand houdt gevaren in.
Wanneer het parket geen of onvoldoende vat heeft op politiediensten voor wat betreft de opsporingen kan er uiteraard ook moeilijk sprake zijn van een degelijk toezicht vanwege het parket op de opsporingshandelingen.
Dat toezicht bestaat niet zozeer in een controle op de opsporing zelf, maar op de kwaliteit van de opsporing in de zin van volledigheid, degelijkheid en wettelijkheid.
Volgend voorbeeld illustreert dit het best.
Voor het openbaar ministerie is het onbelangrijk of een huiszoeking aangevangen wordt door te zoeken in de kelder, op de zolder of in de keuken.
Belangrijk is wel dat, indien het noodzakelijk voor het onderzoek is, een huiszoeking werd verricht en dat die op een wettelijke wijze werd uitgevoerd.
Eerlijkheid gebied ons van te stellen dat de huidige toestand niet vreemd is aan de houding van een aantal magistraten zelf, die de neiging hebben de opsporing vrijwel geheel zelfstandig aan de opsporingsambtenaren over te laten en er van uitgaan dat voorzover er steeds proces-verbaal wordt opgesteld en wordt overgemaakt aan het parket alles in orde is.
Een effectiever bestrijding van de mensenhandel is uiteraard afhankelijk van de te nemen maatregelen, maar ook van de afstemming van de politionele opsporingsactiviteit op de gerechtelijke activiteiten en van het bestuurlijk beleid op het gerechtelijk beleid.
Wil men dat realiseren, dan zal het openbaar ministerie de politiediensten moeten aangeven voor welke categorieën van misdrijven ze haar potentieel moet aanwenden. Trouwens de « wet-Franchimont » voorziet het.
Met andere woorden het openbaar ministerie moet zijn prioriteiten vastleggen en opleggen aan de politiediensten en daarenboven moeten die prioriteiten met een zo efficiënt mogelijk gebruik van de schaarse middelen worden uitgevoerd.
De eerste stap tot het bereiken van het vooropgestelde doel van onderhavig beleidsplan moet er dan ook in bestaan dat de politiediensten in het gerechtelijk arrondissement Brugge hun opsporingsactiviteiten inpassen in de door de procureur des Konings overeenkomstig artikel 26 van het Wetboek van strafvordering uitgevaardigde algemene richtlijnen noodzakelijk voor de uitoefening van de opdrachten van gerechtelijke politie in het arrondissement.
Het uitgelezen forum om van een afstemmen tot een samenwerking te komen tussen bestuurlijke overheden, politie en openbaar ministerie wordt gevormd door het vijfhoeksoverleg.
Het is de logica zelve dat gelet op de aard, omvang en verwachting van het fenomeen mensenhandel (5) de bestrijding ervan in het gerechtelijk arrondissement Brugge aanzien wordt als een van de prioriteiten.
Het uitvaardigen van algemene richtlijnen overeenkomstig artikel 26 van het Wetboek van strafvordering en de daaruit volgende vereiste afstemming tussen bestuur, politiediensten en openbaar ministerie wordt nu enigszins vergemakkelijkt doordat de bestrijding van mensenhandel en andere vormen van uitbuiting recentelijk tot één van de negen prioriteiten in het nationaal veiligheidsplan (6) van minister van Justitie, de heer Verwilghen werd verheven.
HOOFDSTUK 2
Juridische situering en begrippenkader
2.1. Juridische situering mensenhandel
Begin de jaren negentig werden we door de pers, diverse vrouwenorganisaties, de wetgevende macht en zelfs een heuse parlementaire onderzoekscommissie bestookt met de termen, vrouwenhandel en mensenhandel.
Het resultaat van de parlementaire onderzoekscommissie mensenhandel dat tot doel had een structureel beleid uit te werken met het oog op de bestraffing en de uitroeiing van de mensenhandel zijn de wetten van 27 maart en 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie die in werking trad op 5 mei 1995 (7).
Voormelde wetten zijn de belangrijkste wettelijke instrumenten in de strijd tegen de mensenhandel en bestaan uit twee pijlers meer bepaald, een pijler met betrekking tot de prostitutie, eigenlijk bedoeld als wapen tegen de vrouwenhandel en een pijler mensenhandel van vreemdelingen.
2.2. Begrippen mensenhandel en mensensmokkel
De begrippen mensenhandel en mensensmokkel worden in de praktijk vaak door elkaar gehaald en verward. Het is derhalve nodig beide termen te definiëren.
Een wettelijke definitie van mensenhandel en mensensmokkel is niet voorhanden. Voor een omschrijving van het begrip mensenhandel moeten we terugvallen op de parlementaire besprekingen met betrekking tot de voormelde wetten van 27 maart 1995 en 13 april 1995 en op de richtlijn van de toenmalige minister van Justitie, de heer Tony Van Parys, houdende het opsporings- en vervolgingsbeleid betreffende mensenhandel en kinderpornografie, die het voorwerp uitmaakt van de omzendbrief COL. nr. 12/99 van 3 juni 1999 van het College van procureurs-generaal bij de hoven van beroep.
In die richtlijn wordt mensenhandel omschreven als zijnde :
« ... het feit dat iemand een persoon onwettig onderwerpt aan zijn eigen macht of aan de macht van derden door middel van geweld, bedreigingen of listen of door misbruik te maken van een gezagsverhouding, met als doel zich toe te leggen op de uitbuiting van de prostitutie van anderen, op vormen van uitbuiting en van seksueel geweld of op de uitbuiting van vormen van arbeid en arbeidsvoorwaarden, die strijdig zijn met de menselijke waardigheid. Met misbruik van gezag wordt bovendien gelijkgesteld elke vorm van druk, op een zodanige wijze uitgeoefend dat de persoon eigenlijk geen andere keuze heeft dan zich daaraan te onderwerpen ... ».
Vertrekkende van voorgaande omschrijving omvat mensenhandel dus een veelheid aan situaties met als meest voorkomende vorm de uitbuiting van de persoon of de arbeid van een persoon in verscheidene economische risicosectoren. De seksindustrie is er een van.
Mensenhandel en mensensmokkel zijn dus geen synoniemen. Mensensmokkel is een van de vormen van mensenhandel.
Andere mogelijke vormen van mensenhandel zijn de vrouwenhandel, het te werkstellen van vreemdelingen tegen uiterst lage lonen, schijnhuwelijken, kindersmokkel, geknoei bij adoptie van kinderen, huisjesmelkers.
Het heet hangijzer rond de vreemdelingenproblematiek op zich was er de oorzaak van dat de wetgever en ook de regering tot voor kort geen duidelijk standpunt innamen over de mensensmokkel, wat uiteraard zijn gevolgen had naar opsporing, vervolging en veroordeling toe van de mensensmokkelaars.
Zeer belangrijk is dan ook het feit dat de regering thans in het veiligheidsplan (8) stelt dat : « ... het toepassingsgebied van deze wetten (= zijn de voormelde wetten) zich uitstrekt niet alleen tot de seksuele en economische uitbuiting van vreemdelingen maar ook tot de uitbuiting van vreemdelingen in het raam van de georganiseerde clandestiene immigratiekanalen (mensensmokkel) ... ».
2.3. Overige aanverwante criminaliteit
Activiteiten van mensenhandel leiden vaak tot andere misdrijven.
Sociale fraude, fiscale fraude en het witwassen van gelden behoren nog tot de zachte aanverwante criminaliteit.
Zo gaat mensenhandel al eens gepaard met geweld of afpersing wanneer de afgesproken reissom niet wordt betaald.
Tevens wordt gretig gebruik gemaakt van valse documenten. Wanneer we spreken van gebruik van valse documenten, dan houdt dat in dat er mensen en organisaties zijn die de valse of vervalste documenten kunnen aanmaken en aan de man brengen.
Het komt ook voor dat prostituées het slachtoffer zijn van slagen of dat er bij territoriumafbakeningen bloedige afrekeningen gebeuren onder de mensenhandelaars.
Het is ook duidelijk dat de betrokken organisaties hun activiteiten niet zullen beperken tot mensenhandel, maar wanneer de gelegenheid zich voordoet zich al evenzeer zullen inlaten met drug- en wapenhandel.
HOOFDSTUK 3
Aard Omvang Reden Verwachting fenomeen mensenhandel
De ontleding van de aard, omvang, reden en verwachting van de mensenhandel in het algemeen en mensensmokkel in het bijzonder wijst niet alleen uit dat dit fenomeen niet anders kan dan beschouwd worden als een van de prioriteiten bij de uitoefening van de gerechtelijke politie in het arrondissement Brugge, maar verstrekt ook een beter inzicht voor de aanpak ervan.
3.1. Aard probleem mensenhandel in het gerechtelijk arrondissement Brugge
Aangezien mensenhandel pas vanaf 5 mei 1995 strafrechtelijk gekwalificeerd kon worden, werden vóór die datum dergelijke feiten niet duidelijk opgespoord of bijgehouden en moet er dus, voor wat betreft statistische gegevens, voor een groot stuk teruggevallen worden op onderkende tendenzen.
Dit betekent dat er twee perioden kunnen onderscheiden worden :
A. Periode van 1989 tot 5 mei 1995 (9);
B. Periode vanaf 5 mei 1995 tot heden.
A. Periode van 1989 tot 5 mei 1995
Vanaf 1989, zijnde de periode van de val van het « ijzeren gordijn » werd het gerechtelijk arrondissement Brugge, zoals wellicht ook de andere gerechtelijke arrondissementen, geconfronteerd met een voortdurend stijgend aantal dossiers lastens vreemdelingen.
Die dossiers betroffen onwettig verblijf van vreemdelingen, vreemdelingen (en ook Belgen) die illegale vreemdelingen bij hun verblijf alhier hielpen, verstekelingen, het overbrengen van vreemdelingen uit hun land van herkomst zowel zonder identiteitsdocumenten als met vervalste identiteitsdocumenten naar hier en vervolgens naar Groot-Brittannië, vreemdelingen in bezit van vervalste papieren, en alhier verblijvende vreemdelingen die ook al eens een vals buitenlands rijbewijs kwamen omwisselen voor een Belgisch rijbewijs.
Daarnaast valt niet te ontkennen dat het aantal vreemdelingen betrokken bij het plegen van vermogensmisdrijven vanaf 1989 eveneens een stijging kende.
In die beginperiode gebeurt de mensensmokkel naar Groot-Brittannië (10) nog bijna uitsluitend via de haven van Oostende, door een asielzoeker in de koffer van een voertuig of als passagier in het voertuig of als voetpassagier, al of niet met een begeleider en voorzien van valse documenten, over te smokkelen.
Het proberen Groot-Brittannië te bereiken ingesloten in een vrachtwagen of container manifesteert zich begin de jaren 1990 in de haven van Zeebrugge, toen honderden Roemenen zich lieten insluiten in containers van de rederij Cast of aan boord klauterden van hun schepen.
Dit heeft geduurd tot die rederij midden de jaren negentig zijn activiteiten in Zeebrugge staakte.
De gebruikte techniek door de Roemeense mensensmokkelaars werd overgenomen door andere mensenhandelaren en toegepast om enkelingen en iets later kleine groepen vreemdelingen in vrachtwagens in de havens van Oostende en Zeebrugge in te sluiten richting Groot-Brittannië.
De enige andere vastgestelde vorm van mensenhandel in die periode in het gerechtelijk arrondissement Brugge had betrekking op de « te werkstelling van vrouwen » in de prostitutie. Een paar geslaagde acties in het prostitutiemilieu tijdens die periode hebben de baruitbaters letterlijk en figuurlijk laten aanvoelen dat er aan alles grenzen zijn.
B. Periode vanaf 5 mei 1995 tot heden
Rond april-mei 1997 is er een wijziging waar te nemen bij het oversmokkelen van vreemdelingen via ons land of vanuit ons land naar Groot-Brittannië.
Tot die periode probeerden de meeste vreemdelingen veelal in een eerste fase politiek asiel te genieten in België, Duitsland of een ander land van de Europese Unie, om pas wanneer ze dreigden uitgeprocedeerd (11) te worden of effectief uitgeprocedeerd waren in het land van hun asielaanvraag, met behulp van mensensmokkelaars de stap naar Groot-Brittannië te zetten.
Opvallend is dat er in de vrachtwagens terzelfdertijd zowel mensen afkomstig uit Sri Lanka, Albanië en « Kosovo », Somalië, Afghanistan of China worden aangetroffen.
Wat doet besluiten dat er inderdaad internationale benden aan het werk moeten zijn bestaande uit een onuitputtelijk netwerk van koeriers met elk specifieke taken, waarvan wij spijtig genoeg veelal slechts met de laatste schakel worden geconfronteerd.
Tot die schakels behoren onder meer diegenen die :
zorgen voor de klantenwerving in het land van herkomst (12);
zorgen voor de nodige valse of vervalste documenten;
instaan voor de transportverzorging vanuit het buitenland naar hier;
in afwachting van de eventuele overbrenging naar Groot-Brittannië zorgen voor de nodige onderduikadressen alhier;
aan klantenwerving doen in ons land voor een oversmokkeling naar Groot-Brittannië;
de criminele opbrengsten in veiligheid brengen.
De tactiek lijkt er steeds in te bestaan van verkapt te werk te gaan door gebruik te maken van die verschillende schakels die daarenboven weinig of geen kennis hebben over de schakels voor hen.
Alzo kunnen de bendes omzeggens niet ontmanteld worden, want wat je niet weet, kun je niet voortvertellen. Wanneer er dan toch eens een grotere jongen kan aangehouden worden, zwijgt hij als vermoord. Ook de koeriers vertellen zeer weinig.
De Srilankaan vergezeld van een « agent » vanuit Colombo bijvoorbeeld, wordt vanuit Sri Lanka via Singapore, Dubai, Jordanië, Maladiven, Oekraïne en vervolgens via Turkije, Tunesië ... naar Rome of Milaan gebracht.
Eenmaal in Italië moet de vreemdeling zijn paspoort afgeven aan de agent en wordt hij door iemand anders naar een woning of een appartement in Rome of Milaan gebracht alwaar hij enkele dagen moet verblijven. Hierbij rijst onmiddellijk de vraag naar wat er verder gebeurt met de ingehouden pas.
Vervolgens wordt de Srilankaan samen met lotgenoten's nacht met een busje of meerdere personenwagens door andere koeriers naar België (en uiteraard ook naar andere landen) overgebracht. Daar moet hij dan soms nog een paar dagen ondergedoken blijven.
Vandaar uit wordt hij dan door weer een of meerdere andere koeriers naar Oostende of Zeebrugge geloodst en of in een camion in het havengebied gestopt richting Groot-Brittannië.
Uit sommige verklaringen kan ook worden afgeleid dat er soms een bendelid speciaal voorzien is voor het werkelijk wegsteken in de trailer. De taak van de koerier bestaat er dan gewoon in van met de vluchtelingen ergens te wachten,bijvoorbeeld in Zeebrugge, op de komst van de laatste schakel.
De « Fina-parking » op de E40 te Jabbeke speelt in de trafiek een belangrijke rol omdat van daar vrachtwagens zowel via Oostende als Calais naar Groot-Brittannië rijden.
Vanuit Oostende zijn er slechts enkele afvaarten per dag naar Groot-Brittannië, terwijl er vanuit Calais omzeggens elk uur een afvaart is en de Kanaaltunnel practisch voor een permanente verbinding zorgt.
Er werd ook vastgesteld dat de mensensmokkelaars om onverwachte controles op de baan te ontglippen gebruik maken van het spoorwegnet.
Zo gebeurt het dat over te smokkelen personen werden en worden opgewacht of verzameld aan het station te Brugge, Zeebrugge of Kortrijk en met wagens naar de havens van Zeebrugge en Oostende of de « Fina-parking » worden gebracht.
Ook blijkt Brussel een niet onbelangrijke uitvalsbasis te zijn van de organisaties.
Uit diverse onderzoeken blijkt ook dat wat betreft de Albanezen die zich met mensenhandel bezighouden de mededaders over het ganse land verspreid zijn.
Opvallend is ook dat :
wordt vastgesteld dat koeriers soms vanuit Groot-Brittannië naar Nederland of Duitsland worden gestuurd om mensen op te halen en via de ferry vanuit Oostende met gebruik van valse papieren naar Groot-Brittannië over te brengen;
nog steeds de methode van in de beginperiode gebruikt wordt om via de haven van Oostende, een asielzoeker in de koffer van een voertuig of als passagier in het voertuig of als voetpassagier, al of niet met een begeleider en voorzien van valse documenten, over te smokkelen. Deze werkwijze is echt stukwerk en betreft voornamelijk Koerden, Somaliërs en Nigerianen die vanuit Duitsland of Nederland met personenwagens worden overgebracht.
Meer dan eens zijn de « passagiers » vrouwen wat laat vermoeden dat onderliggend aan de op heterdaad vastgestelde mensensmokkel op een trafiek van vrouwenhandel is gevallen;
de meeste slachtoffers in bezit zijn van diverse telefoonnummers en adressen wat hun toelaat in geval van « nood » contactpersonen te verwittigen;
uit verklaringen regelmatig naar voor komt dat de vluchtelingen in afwachting van hun overbrenging naar Groot-Brittannië in België een aantal dagen in woningen worden verborgen.
Het oversmokkelen naar Groot-Brittannië is geen louter specifiek Belgisch probleem. Ook de Franse en Nederlandse havens hebben er mee te kampen.
De hiervoren geschetste werkwijze kan dus moeilijk ontsproten zijn in de geest van de eerste beste straatdief of analfabeet in een vreemd land.
Wellicht is het ook zo dat de criminelen in de landen van herkomst of doorvoerlanden moeten kunnen rekenen op medewerking van corrupte ambtenaren.
Vermoedelijk zijn ook politieke splintergroeperingen en of « terroristische organisaties » op de groeiende markt van de mensensmokkel actief.
Maar er is veel meer. Benevens het oversmokkelen van mensen tegen grof geld, die een zichtbare vorm van mensenhandel is, grijpt er geruisloos nog een subtielere en geraffineerdere vorm van mensenhandel plaats die al even lucratief is en dit onder meer onder de vorm van schijnhuwelijken, het verschaffen van valse identiteitspapieren en rijbewijzen, prostitutie, illegale tewerkstelling.
De aard van het probleem laat dus toe te stellen dat mensenhandel zich kenmerkt door een grensoverschrijdend optreden en door een grote verscheidenheid.
3.2. Omvang probleem mensenhandel in gerechtelijk arrondissement Brugge
In 1989 werden in het gerechtelijk arrondissement Brugge ongeveer een 200 dossiers lastens vreemdelingen (13) opgemaakt.
Het spreekt voor zich dat er toen ook al activiteiten van mensensmokkel zullen geweest zijn, maar gelet op het geringe aantal aangetroffen vreemdelingen zonder documenten of in bezit van valse of vervalste documenten, mag het fenomeen mensensmokkel in die periode als minimaal beschouwd worden.
Kort nadien, gelijklopend met de toenmalige ontwikkelingen in Oost-Europa groeide het aantal aangetroffen illegale en uitgeprocedeerde vreemdelingen in het arrondissement, hoofdzakelijk in de havens van Zeebrugge en Oostende, zeer gestadig aan.
De omvang van de mensensmokkel in het gerechtelijk arrondissement Brugge voor de periode van 1989 tot en met 31 december 1999 kan onmogelijk in exacte cijfers worden uitgedrukt.
Meerdere redenen liggen hieraan ten grondslag. Zo werden vóór het bestaan van de incriminatie mensenhandel vooreerst minder gegevens bijgehouden (14) en werd er qua omvang aanvankelijk gewerkt op basis van het aantal aangelegde dossiers, terwijl sedert 1 januari 2000 gewerkt wordt op basis van het aantal aangetroffen personen.
Daar sedert 5 mei 1995 elk parket een jaarverslag dient op te stellen met betrekking tot de mensenhandel werd met het oog op mogelijke statistieken begonnen met het bijhouden van gegevens die steeds verder verfijnd werden.
Uitmaken met hoeveel slachtoffers juist de mensensmokkel toe- of afneemt zal pas mogelijk worden voor de periode vanaf januari 2000, omdat nog maar sedert die datum vrij gedetailleerde statistieken in het arrondissement worden bijgehouden.
Daarom werd in het gerechtelijk arrondissement elk politiekorps opgedragen maandelijks een diskette aan het documentatiebureau van het rijkswachtdistrict te Brugge, met het oog op verdere analyse, over te maken met vermelding van :
· plaats, datum en uur van aantreffen van de vreemdeling;
· nationaliteit;
· geboortedatum;
· administratieve toestand (uitgeprocedeerd of niet, asielprocedure lopende);
· genomen beslissing door de Dienst Vreemdelingenzaken;
· indien het om een minderjarige gaat of deze al dan niet begeleid was door een meerderjarige;
· notitienummer parket;
· vermoedelijke « opstapplaats » aangetroffen vreemdeling (15).
Niettegenstaande de aanvankelijk eerder onvolledig bijgehouden gegevens, geeft het navolgend cijfermateriaal en bijgaande grafieken toch een beeld van de evolutie van de omvang van de mensenhandel mensensmokkel in het gerechtelijk arrondissement Brugge tijdens de periode 1 januari 1989 31 juni 2000.
A. Evolutie dossiers lastens vreemdelingen in het gerechtelijk arrondissement Brugge tijdens de periode 1 januari 1989-31 december 1995 : (16)
in 1989 : 200 dossiers opgemaakt;
in 1990 : 551 dossiers opgemaakt;
in 1991 : 806 dossiers opgemaakt;
in 1992 : 1264 dossiers opgemaakt;
in 1993 : 1508 dossiers opgemaakt;
in 1994 : 1146 dossiers opgemaakt;
in 1995 : 1284 dossiers opgemaakt (17);
Evolutie dossiers lastens vreemdelingen in het gerechtelijk arrondissement Brugge tijdens de periode 01.01.1989-31.12.1995
Grafiek 1
Vanaf 1992 is binnen het parket Brugge een magistraat belast met de opvolging van het fenomeen mensenhandel (18). Het is niet zo maar uit te maken hoe het komt dat er in 1993 nog een stijging is van de opgemaakte dossiers lastens vreemdelingen. Mogelijks hebben de toen genomen maatregelen vanuit het parket inzake opsporing en vaststelling er toe geleid, dat er in eerste instantie meer vaststellingen werden en konden gedaan worden, om dan vervolgens in 1994 tot een vermindering van het aantal opgestelde dossiers lastens vreemdelingen te komen.
Het jaar 1995, zijnde het jaar van de inwerkingtreding van de wet mensenhandel, is er een nieuwe toename van dossiers. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de mensensmokkelaars wetende van de nieuwe wet en de ermee gepaard gaande verhoogde pakkans, hun activiteiten nog zouden hebben opgedreven. Veel aannemelijker is het dat de politiediensten enthousiaster de nieuwe incriminatie hebben opgevolgd nieuwe borstels vegen goed en alzo meer gevallen van mensensmokkel hebben vastgesteld.
B. Evolutie mensenhandel mensensmokkel in het gerechtelijk arrondissement Brugge tijdens de periode 05.05.1995-31.08.1999 (19) :
Mensenhandel(1) | Mensenmokkel | |
Periode 5.5.1995-31.8.1995 | | 53 |
Periode 1.9.1995-31.8.1996 | 19 | 78 |
Periode 1.9.1996-31.8.1997 | 22 | 72 |
Periode 1.9.1997-31.8.1998 | 22 | 313 |
Periode 1.9.1998-31.8.1999 | 24 | 450 |
Onder deze rubriek zijn enkel dossiers prostitutie-vrouwenhandel opgenomen. Tussen deze dossiers zijn er een aantal die begonnen zijn als prostitutie-vrouwenhandel, maar uiteindelijk eindigden als een gewone zedenzaak. Momenteel is het zo dat er jaarlijks slechts een 2 à 3 dossiers wegens mensenhandel in de zin van vrouwenhandel worden geopend. Slechts uitzonderlijk werden dossiers geopend naar aanleiding van andere vormen van mensenhandel, zoals schijnhuwelijk of illegale tewerkstelling. Hun aantal is uiterst minimaal en valt voor een stuk zelfs onder het begrip mensensmokkel omdat het overbrengen naar hier het schijnhuwelijk of de illegale tewerkstelling vooraf ging.
Evolutie mensenhandel mensensmokkel in het gerechtelijk arrondissement Brugge tijdens de periode 05.05.1995-31.08.1999
Grafiek 2
Grafiek 2 geeft duidelijk aan dat er eerst tot medio 1997 een gunstige nawerking van de inwerkingtreding van de wet op de mensenhandel is geweest om vervolgens om te slaan in een zeer sterke stijging van de mensensmokkel.
Uit in die periode opgestelde processen-verbaal komt naar voor dat van midden 1997 er blijkbaar nieuwe organisaties of bendes op deze interessante markt zijn verschenen die vreemdelingen in één beweging en in grote getale als het ware « uitvoeren » van hun land van herkomst via België naar Groot-Brittannië.
Het bleek en blijkt ook bijna steeds te gaan om mensen afkomstig uit Sri Lanka, Albanië, Kosovo, Afghanistan en de laatste tijd meer en meer Chinezen.
Of het echter steeds werkelijk om mensen afkomstig uit Kosovo gaat is niet zeker omdat sommige onderschepte slachtoffers zich heb laten ontvallen dat de mensensmokkelaars hun opdragen, ten einde meer slaagkans te hebben met hun asielaanvraag, als nationaliteit Kosovo op te opgeven.
C. Evolutie aangetroffen asielzoekers in Groot-Brittannië in trailers verscheept door SEA-RO vanuit haven Zeebrugge tijdens periode 1 januari 1997 31 juni 2000 (1).
jan | feb | mrt | apr | mei | juni | juli | aug | sep | okt | nov | dec | Totaal | |
1997 | 18 | 7 | 4 | 9 | 0 | 29 | 4 | 15 | 44 | 62 | 94 | 106 | 392 |
1998 | 37 | 0 | 11 | 46 | 31 | 47 | 43 | 33 | 38 | 36 | 22 | 44 | 388 |
1999 | 41 | 31 | 57 | 23 | 15 | 61 | 32 | 83 | 69 | 285 | 213 | 143 | 1 053 |
2000 | 102 | 165 | 57 | 40 | 96 | 38 |
(1) Deze cijfers zijn afkomstig van de goederenvervoerder SEA RO te Zeebrugge. Voormelde firma is maar een van de firma's die vanuit Zeebrugge op Groot-Brittannië varen.
D. Evolutie aantal aangetroffen asielzoekers in gerechtelijk arrondissement Brugge en in Britse havens periode 1 januari 2000-31 juni 2000 (1)
in gerechtelijk arrondissement Brugge |
in Britse havens |
% arr. Brugge-Britse havens |
aangehouden mensen- smokkelaars |
|
Januari 2000 | 408 | 128 | 31 % | |
Februari 2000 | 415 | 212 | 51 % | 5 |
Maart 2000 | 328 | 104 | 32 % | 4 |
April 2000 | 387 | 61 (2) | 16 % | 8 |
Mei 2000 | 485 | 120 | 25 % | 8 |
Juni 2000 | 252 (3) | 165 | 65 % | 3 |
(1) Vanaf 1 januari 2000 worden nu maandelijkse statistieken bijgehouden van het aantal aangetroffen vluchtelingen in het gerechtelijk arrondissement Brugge. Tevens worden nu ook het aantal aangetroffen vluchtelingen in Groot-Brittannië in trailers afkomstig uit de havens Oostende en Zeebrugge bijgehouden. De informatie van aangetroffen vluchtelingen in Groot-Brittannië is afkomstig van de firma's die varen op Groot-Brittannië
(2) Dit lage aantal kan te wijten zijn aan de nieuwe Britse maatregelen die nu ook de vrachtwagen -bestuurders zelf verantwoordelijk stellen bij het aantreffen van vluchtelingen.
(3) De 58 aangetroffen lichamen van Chinezen in een vrachtwagen te Dover op 18 juni 2000 hebben ongetwijfeld bijgedragen tot de daling van aangetroffen vreemdelingen in ons arrondissement tijdens de maand juni 2000. Anderzijds zijn zij er waarschijnlijk ook de oorzaak van dat het aantal aangetroffen vluchtelingen in Groot-Brittannië voor de maand juni 2000 niet in verhouding staat tot het aantal aangetroffen vluchtelingen in het gerechtelijk arrondissement Brugge in de maand juni 2000.
Evolutie aangetroffen asielzoekers in het gerechtelijk arrondissement Brugge en in Britse havens periode 01.01 2000-31.06 2000
Grafiek 3 geeft aan dat een stijging of afname van aangetroffen asielzoekers in vrachtwagens of trailers in het gerechtelijk arrondissement Brugge veelal gepaard gaat met een stijging of afname van aangetroffen asielzoekers in Groot-Brittannië in vrachtwagens of trailers afkomstig uit de havens van Oostende en Zeebrugge.
Vorig jaar werden in het gerechtelijk arrondissement Brugge bij benadering een 3 000 (20) vreemdelingen aangetroffen in vrachtwagens of in de directe omgeving ervan en dit voornamelijk op de Fina-parking te Jabbeke en in de havens van Oostende en Zeebrugge.
Daarnaast werden er in Groot-Brittannië in 1999 enkel en alleen al in vrachtwagens of trailers verscheept vanuit de haven van Zeebrugge door de firma SEA-RO (21) nog 1 053 vluchtelingen aangetroffen.
Dit betekent dat er in 1999 zeker minstens een 4 000 vluchtelingen in het gerechtelijk arrondissement hebben verbleven of getransiteerd.
Daarenboven moeten hierbij nog eens de vele vluchtelingen gerekend worden die er wel in slagen via onze havens ongezien in Groot-Brittannië raken. Hoeveel dit er zijn is totaal onbekend.
Eveneens onbekend is het aantal vluchtelingen dat via het gerechtelijk arrondissement Brugge in Calais en/of Groot-Brittannië raken en/of daar worden opgepakt.
De cijfers voor de eerste helft van 2000 laten nu al vermoeden dat het er dit jaar meer zullen zijn.
3.3. Opbrengst mensenhandel
Na de ontleding van de aard en de omvang van het probleem mensenhandel in het gerechtelijk arrondissement dringt de vraag naar de opbrengst van de mensenhandel zich op.
Achterhalen hoeveel de vluchtelingen moeten betalen om hier te geraken of om via ons land Groot-Brittannië te bereiken, is zeer moeilijk.
Slechts een minderheid van aangetroffen vluchtelingen vermeldt bij hun verhoor de betaalde prijs, anderen weigeren de bedragen te vernoemen, soms is uit de afgelegde verklaringen niet op te maken of het betaalde bedrag per persoon of voor gans de familie was, soms geven vluchtelingen die duidelijk samen reizen tegenstrijdige bedragen op.
Vast staat dat het fikse bedragen betreft en dat het wereldwijd om een miljarden business gaat (22).
3.4. Waarom vormt mensenhandel een probleem ?
Mensenhandel vormt niet alleen een strafrechtelijk maar ook een economisch en maatschappelijk probleem.
A. Strafrechtelijk probleem
Geografisch is wat gekend is over de mensenhandel voornamelijk te situeren in de IPZ-zones (23), Brugge, Oostende en Jabbeke-Oudenburg.
a) IPZ-zone Brugge
IPZ-zone Brugge heeft ernstig af te rekenen met de mensensmokkel in de haven van Zeebrugge.
Bij het aantreffen van vluchtelingen dienen de brigade van de Scheepvaartpolitie te Zeebrugge (24) en de gewone rijkswachtbrigade te Zeebrugge op te treden. Zij moeten niet alleen instaan voor de opmaak van de nodige processen-verbaal en verdere administratieve afhandeling maar ook voor de opvang van de aangetroffen vreemdelingen.
Dit vraagt voor beide brigaden, als men degelijk werk wil afleveren, een belangrijk stuk van hun capaciteit zodat er voor andere taken van gerechtelijke en administratieve politie minder tijd overblijft, wat voor de criminaliteitsbestrijding en de veiligheid in het algemeen in een zeehaven als Zeebrugge nefaste gevolgen moet hebben.
b) IPZ-zone Oostende
IPZ-zone Oostende heeft, benevens het probleem van mensensmokkel in en rond de haven van Oostende, gelet op zijn hoge concentratie van bars ook af te rekenen met enige problemen inzake prostitutie en vrouwenhandel.
In deze IPZ-zone wordt voor het fenomeen mensenhandel teruggevallen op de brigade van de Scheepvaartpolitie te Oostende (25), de recherche van de politie Oostende en de lucht- en zeehavenbrigade van de rijkswacht te Oostende.
Deze laatste brigade fungeert behoudens voor de vrouwenhandel als een soort aanspreekpunt in het arrondissement voor alle vormen van mensenhandel.
Daarnaast wordt er ook ingestaan voor de verdere afhandeling van alle dossiers in het gerechtelijk arrondissement waarin mensensmokkelaars konden gevat worden en van de dossiers met ernstige aanwijzingen naar mensensmokkel.
Voormelde taken komen in feite boven op hun basistaken van grenscontrole op de luchthaven Oostende en het vaststellen en afhandelen van alle misdrijven gepleegd in het havengebied Oostende en luchthavengebied Oostende.
De toevloed van af te werken dossiers mensenhandel wordt dan ook voor die rijkswachtbrigade onhoudbaar. Dit betekent in concreto dat een aantal lopende dossiers niet meer volledig kunnen uitgeput worden.
De Scheepvaartpolitie Oostende die zoals de collega's te Zeebrugge moet instaan voor de grenscontrole in de haven ziet ook een stuk van haar capaciteit verloren gaan aan de mensensmokkel, zodat ze de opvolging van andere opgelegde taken moet verwaarlozen.
De recherche van de politie Oostende van haar kant houdt zich bezig met de opvolging van de ongeveer 50 bars in de stad Oostende.
Nopens het aspect prostitutie en/of vrouwenhandel in de IPZ- Oostende en in feite in gans het arrondissement, kan gesteld worden dat deze vorm van mensenhandel momenteel beheersbaar is.
c) IPZ-zone Jabbeke-Oudenburg.
De IPZ-zone Jabbeke-Oudenburg wordt geconfronteerd met een zware overlast van aangetroffen vluchtelingen op en rond de Fina-parking op de E40 te Jabbeke alsook in aldaar geparkeerde vrachtwagens.
Verder worden er ook zeer regelmatig doelloos rondzwervende vreemdelingen aangetroffen in de gemeente Jabbeke zelf.
De politiekorpsen van Jabbeke en Oudenburg en de rijkswachtbrigade van Jabbeke moeten zoals hun collega's in de hiervoren geciteerde interpolitiezones ook een stuk van hun capaciteit laten vallen en aanwenden voor de strafrechtelijke en administratiefrechtelijke afhandeling van de gedane vaststellingen van mensensmokkel en voor de opvang van de aangetroffen vreemdelingen.
De politiemensen die het meest van hun basistaak, het verkeer voornamelijk op en rond de snelweg, worden afgeleid behoren tot de rijkswachtbrigade van de verkeerspost Jabbeke, die nota bene zelf geen deel uitmaakt van de IPZ-zone Jabbeke-Oudenburg.
Die rijkswachtbrigade is daarenboven's nachts zeker niet voorzien op de opvang van de grote aantallen aangetroffen vreemdelingen op de Fina-parking te Jabbeke en op andere nabij gelegen parkings langs de autostrade.
Niet alleen de politiediensten raken in moeilijkheden, maar ook het gerechtelijk apparaat. Zo bedroeg in 1999 het aantal aangehouden mensensmokkelaars ongeveer 15 % van de door de onderzoeksrechters afgeleverde aanhoudingsbevelen.
Het jaar 1998 gaf ongeveer hetzelfde beeld en voor het jaar 2000 mag dezelfde trend verwacht worden (26). Er wordt dan nog niet ingegaan op de verdere afhandeling van de opgestelde processen-verbaal inzake het louter onwettig verblijf en gebruik van valse documenten.
Dit betekent dat het gerechtelijk apparaat, waarmede bedoeld wordt parket en onderzoeksrechters, door het fenomeen mensensmokkel bijkomend wordt belast met zaken waarop het niet was en nog steeds niet is voorzien.
Dit leidt onvermijdelijk naar een achterstand van af te handelen dossiers, naar het minder grondig afwerken van dossiers of het gewoon niet behandelen van dossiers.
B. Economisch probleem
Naast de capaciteit van de politiediensten, is er ook een economisch aspekt waar niet steeds wordt bij stil gestaan.
Het aantreffen van vreemdelingen in trailers brengt voor de betrokken firma's belangrijke kosten mede.
Deze kunnen zijn de boetes die de rederijen bij ontdekking van de verstekelingen in Groot-Brittannië moeten betalen, de dekzeilen die soms worden opengesneden en de vrijwillige of onvrijwillig aangerichte schade door de vreemdelingen aan de vervoerde goederen.
Ook het onveiligheidsgevoel bij het havenpersoneel en inzonderheid bij de vrachtwagenbestuurders zelf is sterk toegenomen.
Dat het onveiligheidsgevoel menens is, mocht de goederenbehandelaar Sea-Ro te Zeebrugge ondervinden toen de Britse vakbonden van de Ford-fabrieken te Dagenham met een staking dreigden zo nog vluchtelingen in trailers aldaar zouden worden aangetroffen. Een aantal Ford-werknemers waren blijkbaar bedreigd geworden door een groep aangetroffen vluchtelingen.
Uitvoering van die dreiging kan voor enorme economische repercussies zorgen, zelfs naar de Ford-fabrieken van Genk en Köln toe.
Het inzetten van bijkomend personeel en materiaal door de onderscheiden firma's in de havens van Oostende en Zeebrugge voor de controles van de te verschepen vrachtwagens en trailers belopen jaarlijks al tientallen miljoenen.
Illegale tewerkstelling vormt voor malafide handelaren daarentegen een goede zaak.
Bonafide handelaren moeten alzo opboksen tegen oneerlijke concurrentie terwijl de overheid af te rekenen krijgt met minder fiscale en sociale inkomsten.
C. Maatschappelijk probleem
Het valt niet te ontkennen dat het menselijk leed dat gepaard gaat met de mensenhandel niemand onberoerd laat. Dit leed is echter alleen waarneembaar bij de zichtbare vorm van mensenhandel, te weten de mensensmokkel.
Elk welvoeglijk mens voelt zich bij dergelijke toestanden ongemakkelijk en wenst die slachtoffers een beter lot toe. Probleem is echter dat de economische tegenstellingen in de wereld een oplossing op korte termijn en wellicht ook op langere termijn onmogelijk maken.
Veel gevaarlijker nog dan de zichtbare vorm van mensenhandel is wellicht de onzichtbare vorm van mensenhandel, niet zozeer omdat ze het er mee gepaard gaande leed verborgen houdt, maar omdat ze op een geruisloze manier de bestaande wetgevingen omzeilt en alzo onze maatschappij kan ondergraven.
Iemand die tegen een echt hongerloon te werk gesteld wordt of een vrouw die gelet op haar precaire situatie zich prostitueert in een bar, zal niet vlug iets laten blijken van zijn of haar uitzichtloze situatie.
Een vreemdeling die hier verblijft op basis van valse documenten of de vrouw die een schijnhuwelijk heeft aangegaan met een vreemdeling, zullen zich wijselijk zo weinig mogelijk laten opmerken.
De maatschappij van haar kant wordt alzo stilaan geconfronteerd met een samenleving waarin de meeste mensen zoals het hoort alle regels naleven, terwijl van een groeiend aantal mensen in diezelfde samenleving geweten of ernstig vermoed kan worden dat die zich niet storen en ook niet hoeven te storen aan die zelfde opgelegde regels. Dergelijke situatie wakkert voor een stuk onnodig de niet te begrijpen afkeer bij sommige mensen voor vreemdelingen aan.
Zulke toestand kan uiteraard een tijd duren, maar zal onvermijdelijk tot een uitbarsting leiden.
Voor zover de onzichtbare vormen van mensenhandel zich zouden beperken tot enkele alleenstaande gevallen zou daar gerust kunnen aan voorbij gegaan worden.
Spijtig genoeg moet er, gelet op de omvang van de vastgestelde mensensmokkel, gevreesd worden dat ook die vormen gewoon tot een crimineel systeem aan het verworden zijn.
Een her of der afgesloten schijnhuwelijk of het ooit eens voorleggen van bijvoorbeeld een vals geboorteuittreksel laat toe om rustig hier te verblijven en alzo mogelijk een vast ankerpunt of nieuwe schakel te worden voor de criminele organisatie aan wie ze schatplichtig zijn.
Het kan toch niet dat de eerste beste plattelandsjongen uit Pakistan of Indië bijvoorbeeld de diverse wetgevingen in de Europese landen inzake nationaliteitsverwerving en huwelijken als ook de hiaten ervan kan kennen en daarbij nog de passende vervalsingen uitvoert.
Het kan evenmin zijn dat het aantal bestaande gevallen van andere vormen van mensenhandel zich zou beperken tot die zaken die aan het licht komen.
Met andere woorden ook voor die vormen van mensenhandel moeten er bendes actief zijn.
Zo kan wat betreft het gerechtelijk arrondissement Brugge bij wijze van voorbeeld verwezen worden naar een aantal dossiers die enkel aan het licht zijn gekomen door toeval of klacht :
een Belg gaat een Filippijnse weduwe huwen op de Filippijnen. Zij komt, samen met haar vier kinderen uit haar vorig huwelijk, bij haar man in België wonen. Uit nader onderzoek is gebleken dat zij maar twee kinderen had en dat de twee andere kinderen deze van haar Filippijnse buren waren;
een aantal afgesloten schijnhuwelijken in Groot-Brittannië tussen Belgische vrouwen en in België verblijvende uitgeprocedeerde vreemdelingen. Doordat de bruidegoms ingevolge hun administratieve toestand onmogelijk in Groot-Brittannië konden geraken werd er gehuwd door een stand-in (27);
een vreemdeling die er in slaagde op basis van valse documenten zich 5 jaar ouder te laten verklaren zodat hij op die manier bij een uitgevoerde rationalisatie in de fabriek waar hij werkzaam was kon genieten van een brugpensioen;
een dossier waarbij twee Chinezen in een Chinees restaurant werden aangetroffen in het bezit van een attest van immatriculatie bekomen op basis van het voorleggen van een vals Brits paspoort bij de dienst bevolking.
3.4. Verwachting verdere ontwikkeling probleem mensenhandel
Zowel België als de andere EU landen worden meer dan ooit geconfronteerd met mensenhandel in al zijn verschijningsvormen.
De verregaande uitgebouwde samenwerking op economisch en politiek vlak tussen de EU-landen staat in schril contrast met de politionele en justitiële samenwerking.
Dat is de georganiseerde misdaad uiteraard niet ontgaan.
Evenmin is het hun ontgaan dat wereldwijd miljoenen mensen hun land willen verlaten om zich in veiliger en welvarender streken te vestigen en dat ze dat slechts via illegale wegen kunnen.
Die migratiestromen werden de voorbije jaren een belangrijke bron van criminele inkomsten.
De mensenhandel is volgens sommigen zelfs uitgegroeid tot een grotere business dan de drugshandel.
De georganiseerde misdaad heeft immers ontdekt dat deze handel niet alleen winstgevender maar ook minder riskant is.
Op het tiende UN-congres inzake georganiseerde misdaad in april 2000 te Wenen werd de mensenhandel omschreven als een van de grootste uitdagingen van het komende decennium.
Zolang de structurele economische kloof tussen arm en rijk wereldwijd blijft groeien zal de druk immers navenant toenemen.
Er valt te vrezen dat benevens de migratiestromen uit Azië en Afrika ook de nakende EU-uitbreiding voor een schaalvergroting van het probleem zal zorgen.
De EU-landen in spe beschikken immers over een politie en gerechtelijk apparaat dat minder uitgebouwd is dan in de West-Europese landen.
Het is duidelijk dat de strijd tegen de lucratieve mensenhandel slechts resultaat zal boeken in het raam van een meer coherent internationale strijd tegen de georganiseerde misdaad en van een meer directe sociale en economische samenwerking tussen de landen van herkomst en bestemming.
In afwachting daarvan kan niet toegekeken worden. Immers er is een wettelijk arsenaal voorhanden en het veiligheidsplan van de minister van Justitie voorziet de bestrijding van de mensenhandel als een prioriteit.
Onderzoek van de aard, omvang, reden en verwachting van het probleem mensenhandel laat toe te concluderen dat, mensenhandelaren deel uitmaken van internationaal georganiseerde bendes, waarbij de ene bende allicht beter gestructureerd is dan de andere en aan die activiteiten grof geld verdienen en zich daarnaast ook ledig houden met het plegen van andere misdrijven.
De georganiseerde criminaliteit is dus aan zet.
Benevens de economische impact op de betrokken bedrijven zoals onnodige kosten, oneerlijke concurrentie in geval van illegale tewerkstelling en verlies aan inkomsten voor de overheid, komt ook de door de regering genomen optie om tot een open en verdraagzame samenleving te komen zwaar onder druk te staan.
Redenen genoeg dus om de mensenhandel temeer dat in de toekomst de economische noord-zuid tegenstelling ook nog de komende jaren zal zorgen voor een niet aflatende mensenstroom naar het rijke westen ernstig te nemen en zeer grondig aan te pakken, zelfs op het niveau van een gerechtelijk arrondissement.
HOOFDSTUK 4
Thans gevoerde beleid in het gerechtelijk arrondissement Brugge en gevolgen
A. Mensensmokkel
Wellicht roepen de vermelde cijfers over de omvang van het probleem mensenhandel de vraag op hoe het gerechtelijk arrondissement Brugge er toe komt, zeker inzake mensensmokkel, om zulk hoog aantal vaststellingen te hebben.
Is het omdat er doelbewust op gewerkt wordt ? Is het omdat het gerechtelijk arrondissement Brugge repressiever is dan de andere gerechtelijke arrondissementen ?
Of is het gewoon door de omvang van het probleem ?
Dat het gerechtelijk arrondissement Brugge opvalt wat betreft vaststellingen van inbreuken inzake mensenhandel/mensensmokkel kan, maar bewijst geenszins dat het gevoerde opsporings- en vervolgingsbeleid fout is, of niet beantwoordt aan de maatschappelijke verwachtingen.
Misschien moet immers het beleid in de andere arrondissementen wel bijgestuurd worden. Het arrondissement Ieper is Brugge niet en Brugge is Brussel, Antwerpen of Luik niet.
Onafgezien van het feit dat verwacht wordt dat alle parketten dezelfde beleidstaal spreken, kan niet voorbijgegaan worden aan de vaststelling dat elk arrondissement zijn specifieke problemen heeft die om specifieke antwoorden vragen.
Het specifieke karakter van het gerechtelijk arrondissement Brugge bestaat er in dat het twee zeehavens heeft namelijk Oostende en Zeebrugge met regelmatige verbinding naar Groot-Brittannië en de luchthaven Oostende.
Alle drie vormen ze sedert de inwerkingtreding van de Schengenovereenkomst op 26 maart 1995 drie Schengen-buitengrenzen.
De vroegere systematische grenscontroles dienden aldus behouden.
Verplichte controles betekent automatisch meer vaststellingen.
Het thans gevoerde beleid inzake mensensmokkel komt in feite noodgedwongen neer op het werken op basis van vaststellingen gedaan op heterdaad.
Er wordt dus een zuiver reactief beleid gevoerd.
Voorbeeld.
Een illegale vreemdeling aangetroffen in de koffer van een personenvoertuig bij de inschepingscontrole in de haven van Oostende of in een trailer in de haven van Zeebrugge.
Daarvan wordt proces-verbaal opgesteld met vermelding van plaats, tijdstip, omstandigheden van aantreffen, administratieve toestand. Tevens wordt de vluchteling verhoord. Normaal gebeurt het verhoor aan de hand van een door het parket verspreide vragenlijst.
Indien blijkt dat een klassiek verhoor van de aangetroffen persoon of personen interessante informatie kan bijbrengen wordt gebruik gemaakt van tolken.
Bij ontvangst op het parket van die opgestelde processen-verbaal worden de ingevulde vragenlijsten vertaald. Vervolgens leest de magistraat elk dossier.
Dergelijke dossiers worden dan onmiddellijk geseponeerd. Er wordt immers niet vervolgd wegens onwettig verblijf.
Vooraleer het dossier dan in het klassement verdwijnt wordt het nog eens doorgenomen door iemand van de lucht- en zeehavenbrigade van de rijkswacht Oostende die er nog alle nuttige info uithaalt, zoals gegevens uit de vertaalde vragenlijsten, aangetroffen telefoonnummers, gebruikt voertuig door de mensenhandelaren om de vreemdelingen tot aan de kwestieuze vrachtwagen te brengen, enz.
Het is de bedoeling en het gebeurt ook zeer regelmatig dat die geseponeerde dossiers dan in een later stadium als bewijsmateriaal van de mensensmokkel gevoegd worden bij een dossier lastens een betrapte mensensmokkelaar.
Voor een op heterdaad betrapte mensensmokkelaar wordt onmiddellijk de aanhouding bij de onderzoeksrechter gevorderd.
Sedert 1995 werd slechts in een drietal dossiers niet reactief gewerkt. Het resultaat was telkens verbluffend want op die wijze kon telkens een goed uitgebouwde bende uitgeschakeld worden.
Er moet dus gesteld worden dat er nog veel te weinig diepgang steekt in de gevoerde onderzoeken mensensmokkel.
Hierdoor kan er niet verder doorgestoten worden naar de kopstukken van de organisaties zelf. Ook de toevoerlijnen kunnen alzo niet afgesneden worden zodat de aanvoer van gesmokkelde asielzoekers blijft.
Behoudens de keren dat een mensensmokkelaar op heterdaad kan betrapt worden, beperkt het politioneel optreden zich dus al te veel tot het afvoeren van het eindprodukt, met name de aangetroffen vluchteling of vluchtelingen waarvoor men opgeroepen werd, naar het politiekantoor of rijkswachtbrigade in afwachting van de administratieve beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken en het opstellen van een stereotiep proces-verbaal wegens onwettig verblijf.
Inzet van meer middelen en personeel zal zonder aanpassing van de huidige werkwijze en sleutelen aan de ingesteldheid van een aantal politiemensen ten overstaan van het probleem, in wezen niet veel veranderen aan de situatie.
Op het terrein hoort men dikwijls van de politiediensten dat het voor de mensensmokkel een dweilen met open kraan is.
Soms moeten de aangetroffen asielzoekers inderdaad gewoon op straat gezet worden met een bevel het land binnen de 5 dagen te verlaten. Nu en dan worden 1 of 2 dagen later dezelfde asielzoekers aangetroffen. De Dienst Vreemdelingenzaken vormt daardoor voor de politiemensen meer dan eens de kop van jut.
Dat sommige politiemensen hierdoor regelmatig wijzen op het voor hun zinloze uitvoeren van hun opgedragen administratieve taak betreffende aangetroffen vreemdelingen en dat dergelijke situatie inderdaad enige moedeloosheid kan teweeg brengen, is enigszins te begrijpen.
Dit mag echter geen reden zijn om alles te laten betijen en de andere kant op te kijken.
Spijtig genoeg weerspiegelt dergelijke ingesteldheid zich toch al eens in de terzake opgestelde processen-verbaal.
Zo moet vastgesteld worden dat sommige verbalisanten gelukkig betreft het een kleine minderheid toevallig meer geconfronteerd worden met asielzoekers die, een taal of een dialect spreken waarvoor geen vragenlijst voorhanden is, analfabeet zijn of weigeren de voorgelegde vragenlijst in te vullen.
Nochtans werd getracht de politiediensten minimaal te belasten bij de opmaak van hun processen-verbaal. Als genomen maatregelen in dat verband kan gewezen op het feit dat, slechts één proces-verbaal moet opgesteld wanneer tegelijkertijd meerdere asielzoekers worden aangetroffen, gestandardiseerde vragenlijsten in meer dan 20 talen ter beschikking werden gesteld, steeds kan terug gevallen worden op de Lucht -en zeehavenbrigade van de rijkswacht te Oostende voor informatie en eventuele bijstand alsook op de magistraten die de mensenhandel opvolgen.
De huidige gedwongen reactieve aanpak van de mensensmokkel die regelmatig leidt tot veroordelingen van mensensmokkelaars tot effectieve gevangenisstraffen, geldboeten en verbeurdverklaring van aangetroffen gelden en gebruikte voertuigen laat hoe dan ook een wrang gevoel na. Te veel mensensmokkelaars kunnen nog hun activiteiten rustig verder zetten en alzo hun verdiende loon ontlopen.
B. Prostitutie en vrouwenhandel
Prostitutie en vrouwenhandel situeren zich in het gerechtelijk arrondissement Brugge op een beheersbaar niveau, wat toelaat dit fenomeen beter op te volgen.
Het sedert 1990 gevoerde beleid inzake prostitutie en vrouwenhandel, komt er in concreto op neer dat er benevens het reageren op klachten uitgaande van de vrouwen zelf, steeds ambtshalve wordt opgetreden tegen elke vorm van prostitutie waarbij minderjarigen of illegalen zijn betrokken alsook tegen elke vorm van gedwongen prostitutie.
Teneinde de prostitutiewereld in het gerechtelijk arrondissement Brugge juist te kunnen inschatten en ook om alzo andere « louche » zaken enigszins op het spoor te komen en te kunnen volgen, werden begin 1995 een aantal maatregelen getroffen om de beschikbare middelen in de strijd tegen de prostitutie (en milieu) te optimaliseren.
Zo werd voor wat betreft het behandelen van prostitutiedossiers en controleren van de bars in het gerechtelijk arrondissement Brugge een « Cel Prostitutie » opgericht.
Het arrondissement werd territoriaal onder de politiediensten verdeeld in sectoren :
sector stad Oostende : toebedeeld aan recherche politie Oostende;
sector stad Brugge : toebedeeld aan recherche politie Brugge;
sector rest gerechtelijk arrondissement Brugge : toebedeeld aan BOB-Oostende.
Dergelijke territoriale verdeling laat toe om de bars minstens om de 2 maanden te controleren. In de stad Oostende gebeuren de controles zelfs veel frequenter.
De gerechtelijke politie van haar kant heeft een databank opgestart waarin alle informatie met betrekking tot de prostitutie is opgenomen.
Die informatie komt voort van de opmaak van de voorgeschreven formulieren bestemd voor de APSD bij de uitgevoerde controles.
Bij het Kadaster wordt dan de nodige informatie ingewonnen nopens de gebruikte panden. Ook de connecties van de betrokkenen met vennootschappen wordt nagekeken.
Verder is het ook zo dat :
de prostituées in voorkomend geval worden verhoord op basis van een doelgerichte vragenlijst;
het dezelfde politiemensen zijn die in die materie werken en alzo een zekere know-how kunnen opbouwen. Wel wordt aangedrongen om na zekere tijd een rotatie van het politiepersoneel te voorzien;
zesmaandelijks kwam de « Cel Prostitutie » samen om de evolutie en practische problemen te bespreken. Ingevolge de omzendbrief Col. nr. 12/99 wordt die termijn nu herleid tot drie maanden;
de Lucht- en zeehavenbrigade van de rijkswacht te Oostende wordt gelet op hun specifieke taken met betrekking tot de mensenhandel nauw betrokken bij de werking van die cel;
alle politiediensten opgedragen zijn om alle gegevens inzake prostitutie die gereleveerd worden uit processen-verbaal die inhoudelijk andere misdrijven behelzen over te maken aan die territoriaal bevoegde collega's van de « Cel Prostitutie », die dan op hun beurt instaan voor de verdere verwerking in de databank.
In het arrondissement Brugge schommelt het aantal bars sinds 1995 rond de honderd. De laatste twee, drie jaar wordt wel een toename vastgesteld van prostitutie in private woningen.
C. Overige vormen van mensenhandel
Tot op heden werd er niet gewerkt op andere vormen van mensenhandel. Alles beperkt zich ook hier tot een louter reactief optreden.
HOOFDSTUK 5
Mogelijke oplossingen voor de aanpak van het fenomeen mensenhandel
De oplossingen die zich aanbieden lijken zich grosso modo te beperken tot drie mogelijkheden.
Een eerste mogelijkheid zou er kunnen in bestaan van niets te ondernemen tegen de mensenhandel en alles te laten passeren er van uitgaande dat dit probleem slechts van voorbijgaande aard is en zich volledig zelf zal oplossen.
Dergelijke visie die geen oog heeft voor enige menselijke waardigheid en volledig vrij spel geeft aan de mensenhandelaren is onaanvaardbaar en staat diametraal tegenover de politieke beslissing dat mensenhandel moet bestreden worden.
De tweede mogelijkheid is deze van de zero-tolerantie. Deze oplossing is in de eerste plaats in de praktijk onuitvoerbaar. Daarenboven is ze te verwerpen want ze ruikt naar racisme.
De derde en enig haalbare oplossing is een soort tussenweg, namelijk kiezen voor een maatschappelijk aanvaardbare en een op het terrein uitvoerbare oplossing.
Hiertoe moet voortgebouwd worden op wat reeds bestaat zij het met de nodige bijsturingen en moet de mensenhandel, inzonderheid de mensensmokkel, op het terrein in het gerechtelijk arrondissement Brugge daadwerkelijk als een prioriteit worden aanzien en aangepakt.
Bij het uitwerken van die aanpak moet rekening gehouden worden met de inwerking van de randvoorwaarden.
Een eerste zaak waar rekening moet mee worden gehouden is het feit dat er door onze maatschappij, maar in feite in gans de westerse maatschappij, een breuklijn loopt van pro en contra de aanwezigheid van vreemdelingen.
Eender welke aanpak van de mensenhandel dreigt dan ook afgeschilderd te worden als zijnde een voor of tegen vreemdelingen. Elke aanpak of genomen maatregel moet derhalve juist gesitueerd worden tegenover het probleem.
Elke genomen of geveinsde maatregel in de strijd tegen de mensenhandel moet ingepast worden in het nationaal en internationaal kader van wetten, uitvoeringsbesluiten, ministeriële onderrichtingen en publieke verklaringen van de bewindvoerders.
Verder is men erg afhankelijk van de in het buitenland genomen maatregelen, hun eraan gegeven prioriteit, de verleende medewerking van binnen- en buitenlandse politiediensten en administraties.
Last but not least, is men ook afhankelijk van de medewerking binnen de magistratuur zelf, meer bepaald van de onderzoeksrechters en de strafrechters. Elk strafrechtelijk beleid eindigt immers waar het optreden van de zittende magistratuur begint.
HOOFDSTUK 6
Bereiken einddoel beleidsplan
Het einddoel voor het gerechtelijk arrondissement Brugge met betrekking tot het fenomeen mensenhandel is, zoals in de aanhef reeds vermeld, minder mensenhandel.
Wat onder minder moet worden verstaan is niet cijfermatig uit te drukken, maar moet begrepen worden in de zin van het bereiken van een niveau dat mensenhandel niet langer een probleem is en niet langer uitsteekt boven de andere vastgestelde misdrijven in het gerechtelijk arrondissement Brugge, met andere woorden dat het beheersbaar wordt en beheersbaar blijft.
Het bereiken van het einddoel is enkel mogelijk voorzover de strafrechtelijke aanpak samengaat met zowel te nemen als reeds genomen internationale en nationale maatregelen en met de uitwerking van preventieve maatregelen.
De strafrechtelijke aanpak van de mensenhandel moet immers gezien worden als het sluitstuk van de zowel door internationaal als nationaal bevoegde verantwoordelijke autoriteiten genomen en te nemen maatregelen om de migratiestromen te kunnen beheersen.
A. Te nemen internationale en nationale maatregelen
De diverse reeds genomen internationale en nationale maatregelen kunnen nuttig aangevuld worden met de hierna omschreven bijkomende maatregelen.
Het is evident dat het niet een gerechtelijk arrondissement is dat internationale of nationale maatregelen in verband met mensenhandel kan uitvaardigen.
Dit wil echter niet zeggen zo er gewerkt wordt van de « bottom to the top » dat er geen invloed kan uitgaan van een gerechtelijk arrondissement op te nemen beleidsbeslissingen.
Zo alle nuttig info inzake mensenhandel in elk gerechtelijk arrondissement zou verzameld worden en een inventarisatie van de ondervonden problemen zou opgesteld worden, ontstaat minstens in elk gerechtelijk arrondissement al een vrij goed beeld van de situatie.
Op ressortniveau zou dan regelmatig overleg plaats kunnen vinden tussen de vertrouwensmagistraten mensenhandel van de onderscheiden gerechtelijke arrondissementen samen met het parket-generaal.
Vervolgens zou dan met de vertrouwensmagistraten mensenhandel van andere ressorten, die effectief met problemen geconfronteerd worden die het ressortniveau overstijgen, overleg kunnen worden gepleegd samen met magistraten van de onderscheiden parketten-generaal en de nationale magistraat.
Dit moet de nationaal magistraat toelaten om degelijk voorgelicht nationaal te coördineren en internationaal te werken.
Het is al voldoende onderstreept dat mensenhandel een internationaal probleem is, dat als dusdanig en minstens in Europees verband, maar met exacte en concrete kennis van wat er in het land gebeurt,moet aangepakt worden.
Pas dan kan de dienst strafrechtelijk beleid met kennis van zaken de minister van Justitie en het college van procureurs-generaal deskundig en onderbouwd adviseren bij het uitvaardigen van nationale maatregelen.
Pas dan ook zal de regering haar voorgenomen voortrekkersrol tegen de mensenhandel tijdens haar komend EU-voorzitterschap ten volle kunnen waar maken.
Specifiek op nationaal vlak zouden de hiaten in de wetgeving kunnen bijgestuurd worden.
Zo komt in artikel 77bis van de vreemdelingenwet van 15 december 1980 het woord « doorvoeren » in het Rijk niet voor. Een aantal advocaten durven dit hiaat al eens ten onrechte uitspelen, wat uiteraard de bewijslast voor het openbaar ministerie er niet op vergemakkelijkt.
Het onmogelijk maken van de vrijlating onder borgtocht bij voorlopige hechtenis wegens mensenhandel kan een andere nuttige maatregel vormen. Vooreerst zijn de opgelegde borgsommen veel te laag en daarenboven worden ze betaald met de gelden van hun slachtoffers.
In de verdere strafrechtelijk procedure tracht de beklaagde en zijn verdediging dan de gepleegde feiten te herleiden tot een fait divers en draait alles uit op een procedureslag om de borgtocht terug te krijgen.
Op nationaal vlak moet verder dringend werk gemaakt worden van het tolkenprobleem. Er is een zeer nijpend en belangrijk tekort aan tolken en vertalers.
Een tolk of vertaler Frans, Engels of Duits vinden is geen probleem, anders wordt het voor de niet gangbare Europese talen. We spreken dan nog niet over een beëdigd vertaler.
Het kunnen werken met een degelijke en betrouwbare tolk voor het verhoren van aangetroffen vluchtelingen omtrent hun wedervaren is van primordiaal belang, want die afgelegde verklaringen vormen veelal het eerste bewijs tegen de mensenhandelaren.
Een aantal beëdigde vertalers en tolken zijn niet geïnteresseerd in het uitvoeren van vertaal- of tolkwerk voor het ministerie van Justitie. Zij wensen enkel opgenomen te worden op de lijst van beëdigde vertalers en tolken om op die manier in de bedrijfs- of zakenwereld aan veel beter betaald vertaalwerk te geraken.
De onderscheiden parketten kunnen van hun kant best overwegen om dergelijke medewerkers gewoon van de lijst der beëdigde vertalers en tolken te schrappen.
De overheid moet dergelijke functies aantrekkelijker maken door meer middelen te voorzien, lees meer betalen voor de prestaties van tolken en vertalers.
Ook de beperkte opsluitcapaciteit van de Dienst Vreemdelingenzaken voor administratief aangehouden vluchtelingen speelt het parket te Brugge parten.
Het valt immers voor dat het parket of de onderzoeksrechter een gesmokkelde vluchteling nog nodig heeft voor verder verhoor of confrontatie met de mensenhandelaar. Door het tekort aan opsluitcapaciteit van de Dienst Vreemdelingenzaken kan de vluchteling zelden, zelfs voor een periode van maar enkele dagen, administratief opgesloten worden. Hierdoor kan het vereiste verhoor of confrontatie niet doorgaan wat opnieuw de bewijslast van het openbaar ministerie onnodig verzwaard.
Ook voor aangetroffen illegale minderjarigen die geen asiel in België vragen, is, behoudens een beroep op de jeugdrechter nu, niets voorzien.
De jeugdrechter inschakelen komt echter neer op een doorgeven van het probleem, want de instellingen voor bijzondere jeugdzorg beschikken bijna over geen plaatsen voor de opvang van te plaatsen minderjarigen, laat staan dat er plaats zou zijn voor aangetroffen illegale minderjarigen.
Internationaal zou minstens in het kader van de Europese Unie een duidelijk en eenvormig vreemdelingenbeleid moeten gevoerd worden.
Met de collega's magistraten in het buitenland moeten veel vlottere contacten tot stand gebracht worden. Georganiseerde werkbezoeken in Europees verband zouden veel kunnen oplossen en kunnen leiden tot een vlottere gegevensuitwisseling.
Nu gebeurt de internationale informatie-uitwisseling door de logge procedure van de rechtshulpverzoeken eigenlijk uitsluitend op politioneel niveau.
Een zelfde strafwet inzake mensenhandel in de onderscheiden EU-landen zou natuurlijk de aanpak van het probleem veel vergemakkelijken.
B. Mensenhandel moet meer voorkomen worden
Meer voorkomen van mensenhandel betekent voor een groot stuk meer preventie.
De te nemen preventieve maatregelen situeren zich hoofdzakelijk op administratief vlak, meer in het bijzonder met betrekking tot het vreemdelingenbeleid.
Zij moeten in de herkomstlanden een ontradend effect creëren om alzo de migratie ernstig te laten afnemen. Hierbij kan gedacht worden aan het in samenwerking met de herkomstlanden opzetten van voorlichtings- en sensibiliseringscampagnes naar de potentiële mensenhandelslachtoffers toe.
Immers bij minder instroom van vluchtelingen mag verwacht worden dat ook de mensenhandel zal afnemen.
Het nemen van dergelijke beslissingen behoort tot de politieke besluitvorming en staat volledig los van het strafrechtelijk beleid.
Dit neemt evenwel niet weg dat preventie en repressie meer op elkaar kunnen aansluiten. Hierbij kan gedacht worden aan het meer betrekken van de plaatselijke parketten bij de georganiseerde preventieve acties uitgaande van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Meer voorkomen van mensenhandel kan ook bereikt worden door bijvoorbeeld meer sensibilisering van de ambtenaren van de burgerlijke stand en hun onmiddellijke medewerkers. De mogelijkheden om documenten te vervalsen zijn legio en te weinig bekend bij de bevoegde gemeenteambtenaren. Het bijbrengen van meer basiskennis daaromtrent zal het gebruik van valse of vervalste documenten alvast bemoeilijken. Vereist is daarbij dan wel dat duidelijke afspraken worden gemaakt wat van de gemeenteambtenaren verwacht wordt bij eventuele vaststellingen en naar wie ze zich kunnen richten ingeval van twijfel of problemen.
Het is aangewezen, gelet op de reeds opgebouwde know-how inzake mensenhandel de Lucht- en zeehavenbrigade van de rijkswacht te Oostende hiervoor als aanspreekpunt in het gerechtelijk arrondissement Brugge te gebruiken.
Voor schijnhuwelijken en het gebruik van valse documenten, kunnen alzo onnodige opsporingsonderzoeken en of gerechtelijke onderzoeken vermeden worden, wat tot een verhoging van de beschikbare middelen zal leiden.
Inzake mensensmokkel dienen de transportmaatschappijen aangespoord om hun chauffeurs nog meer hun vrachtwagens te laten controleren op de aanwezigheid van vreemdelingen, zeker na het overnachten op een parking langs de autosnelweg.
Ook de rederijen, goederenbehandelaars en havenbesturen moeten aangespoord worden om nog meer de vrachten te controleren op de aanwezigheid van vluchtelingen.
Ook de directies van de onderscheiden opvangcentra waar vreemdelingen worden opgevangen en/of tijdelijk verblijven moeten aangesproken worden om hun medewerking te verlenen bij het ontmaskeren van filières van mensensmokkel.
De er verblijvende vluchtelingen vormen immers de potentiële slachtoffers bij uitstek voor plaatselijk opererende mensensmokkelaars.
De onderscheiden OCMW diensten moeten eveneens overhaald worden zij het zoals voor de directies van de opvangcentra met het inbouwen van de nodige garanties van vertrouwelijkheid en discretie om zich niet langer te verschuilen achter hun beroepsgeheim om geen nuttige en belangrijke informatie te signaleren die kan wijzen op mensenhandel of kan leiden naar mensensmokkelaars.
Een niet onbelangrijke aanwijzing van mensenhandel kan ook gevonden worden bij het meer opvolgen van de betrokkenheid van vreemdelingen bij de oprichting van vennootschappen. De diverse ambtenaren die tussen komen bij de oprichting van vennootschappen zullen daarbij bijzondere aandacht moeten geven aan de authenticiteit van de voorgelegde documenten.
Het zelfde kan gezegd worden wanneer handelszaken of bedrijfjes werken met vreemde werknemers.
Het regelmatig organiseren van voorlichtings en evaluatievergaderingen met alle betrokken administraties is dan ook noodzakelijk.
C. Strafrechtelijke aanpak
Fundament van de strafrechtelijke aanpak wordt gevormd door meer repressie en door meer en betere opsporingen.
Grondbeginsel daarbij is dat een aangetroffen illegaal voor het parket enkel een belangrijke bron van informatie vormt met het oog op het ontmaskeren van mensenhandelaars en hun criminele organisaties.
Meer repressie moet mensenhandelaren laten aanvoelen dat hen de oorlog werd verklaard. De strafrechtelijke aanpak van de mensenhandel moet voor hen een duidelijke afschrikking uitmaken.
Meer repressie betekent dat er meer en betere opsporingen moeten gebeuren.
Hiertoe moet meer controle gebeuren, moeten meer middelen ingezet worden, moet er meer samengewerkt worden met andere diensten en dienen de politiediensten meer gesensibiliseerd te worden.
Meer repressie zal in eerste instantie ontegensprekelijk leiden tot meer vaststellingen en nog meer dossiers. Vereist is wel dat de opsporingen en onderzoeken meer gestructureerd en doelgerichter worden gevoerd. Dit moet enerzijds leiden tot het meer in kaart brengen van de bendes en hun structuren met hun uitschakeling tot gevolg en anderzijds tot minder mensenhandel, minder dossiers en meer vrijkomende middelen voor andere taken.
a) Meer controle
Vertrekkende van het basisprincipe dat het verblijf van vreemdelingen geen probleem van Justitie is maar een zaak van de Dienst Vreemdelingenzaken, zijnde het ministerie van Binnenlandse Zaken, komt het zonder te vervallen in een heksenjacht er toch op aan minstens enigszins te weten wat er allemaal reilt en zeilt in het gerechtelijk arrondissement met betrekking tot vreemdelingen.
Het is zeker dat de meeste vreemdelingen respectabele mensen zijn en onze gastvrijheid en hulp dubbel en dik verdienen. Probleem is echter dat dit niet van alle vreemdelingen kan gezegd worden. Het kaf moet dus van het koren gescheiden worden.
Wanneer bijvoorbeeld vastgesteld wordt dat :
al eens illegalen werden aangetroffen in iemands woning of dat een vreemdeling ooit berooid is toegekomen in België en ondertussen verschillende onroerende goederen bezit en die daarenboven bij voorrang verhuurt aan asielzoekers;
een vreemdeling bijvoorbeeld als aandeelhouder of zaakvoerder deeluitmaakt van enkele firma's die al eens failliet verklaard werden;
een vreemdeling van een uitkering moet leven maar er toch een zeer royaal leven op nahoudt;
in een woning betrokken door een vreemdeling het tijdens de nachtelijke uren een komen en gaan is van andere vreemdelingen, mag men zich terecht vragen stellen of er niets meer aan de hand is.
Voormelde toestanden, die zeker niet limitatief zijn, moeten meer onderzocht en verder opgevolgd worden. Pro-actief onderzoek biedt hier ongekende mogelijkheden.
Dit wil niet zeggen dat pro-actief onderzoek voor alles kan gebruikt worden, maar in een aantal gevallen is het toch onontbeerlijk.
Pas wanneer dergelijke vaststellingen kunnen samen gebracht worden met gelijkaardige zaken uit andere gerechtelijke arrondissementen en met de overige gekende en bestaande informatie en vaststellingen, kan er sprake zijn van een gefundeerde aanpak.
Nu is het zo dat het CBO (28) van de rijkswacht alle informatie aangaande de materie mensenhandel opvraagt en verzamelt. Soms wordt vastgesteld dat het CBO naar aanleiding van dergelijke ontvangen informatie de rijkswachtbrigaden opdracht geeft verdere opzoekingen te doen, om dan in een later stadium zo het CBO het nodig acht daarvan een proces-verbaal op te stellen.
Het is daarbij een open vraag of het CBO van de rijkswacht zelfs van alle politiediensten informatie krijgt.
Wellicht worden die onderzoekingen zelfs beter uitgevoerd door adminstratieve diensten van gemeentebesturen, de Dienst Vreemdelingenzaken of het ministerie van Buitenlandse Zaken, zodat ook hier opsporingscapaciteit kan vrijkomen.
Dit betekent vooreerst dat er tijd en energie wordt gestoken in zaken die niet gekend zijn door het parket en dat die zaken door het parket niet met andere dossiers of feiten in verband kunnen gebracht worden.
Op die wijze krijgt het parket uiteraard een verkeerd zicht over de aangewende gerechtelijke opsporingscapaciteit van rijkswachtbrigaden.
Ook staat vast dat het CBO van de rijkswacht en straks de eenheidspolitie niet over alle bestaande informatie beschikt. Er bestaat niet alleen politionele informatie, maar ook informatie uit en bij diverse administratieve overheidsdiensten.
Op een parket en de plaatselijke rechtbanken is zelfs informatie voorhanden die de politiediensten totaal onbekend is. Zo kunnen bijvoorbeeld in correctionele, burgerlijke, arbeidsrechtelijke of handelszaken documenten en besluiten neergelegd worden die de bevestiging of het bewijs inhouden van bepaalde vermoedens lastens iemand.
Het parket is, behoudens in voorkomend geval ook de onderzoeksrechter,trouwens de enige instantie die wettelijk bevoegd is om eender welke gegevens bij de diverse openbare diensten op te vragen.
Pas wanneer de parketten volledig kennis hebben van de bestaande informatie en die is er, ze moet gewoon verzameld worden kan onafhankelijk van de politiediensten opgetreden worden en zoals wettelijk bepaald effectief de leiding en verantwoordelijkheid genomen worden over pro-actief onderzoek en opsporingsonderzoek met daarbij het vereiste respect voor de gewaarborgde vrijheden en rechten van iedereen.
Een plaatselijk parket is uiteraard niet in de mogelijkheid al die informatie bij te houden. Dit moet gebeuren door de onlangs opgerichte of in oprichting zijnde AIB's (29).
Specifiek naar de mensensmokkel toe moeten op korte en middellange termijn volgende punten aangepakt worden.
Korte termijn
De parkings langs de autosnelwegen die naar de Belgische kusthavens leiden moeten meer in het oog gehouden worden. Zoniet dreigen wij in het gerechtelijk arrondissement Brugge nog slechts geconfronteerd te worden met het eindprodukt zonder een dader te kunnen vatten of informatie over de dader(s) te kunnen verzamelen.
Analyse van de sinds januari 2000 bijgehouden gegevens zullen toelaten die parkings voor een stuk in kaart te brengen.
De stations in het gerechtelijk arrondissement Brugge moeten nagetrokken worden op de aanwezigheid van wachtende of ronddolende vreemdelingen in afwachting van de komst van een mensensmokkelaar.
Het reeds georganiseerde politionele toezicht in de jachthavens van Oostende en Blankenberge moet opnieuw geëvalueerd worden.
Momenteel wordt de beschikbare informatie omtrent de jachthavens niet gebruikt als basis voor verdere onderzoeken in het kader van mensenhandel.Er is ook niet het minste zicht over welk jacht wie aan boord heeft en welke de bestemming is.
Middellange termijn
Een aantal adressen, personen en voertuigen gekend voor mensensmokkel moeten in het kader van een pro-actief onderzoek verder onderzocht worden.Hiertoe zal voor de adressen, personen en voertuigen die zich in andere gerechtelijke arrondissementen situeren afspraken dienen gemaakt met de plaatselijke referentiemagistraat mensenhandel.
De verdere opvolging van eigenaardigheden met betrekking tot vreemdelingen zal in een aantal gevallen ook moeten uitmonden in een pro-actief onderzoek.
Hetzelfde kan gezegd omtrent de toegespeelde informatie door de onderscheiden OCMW's en opvangcentra.
Wat betreft de prostitutie en vrouwenhandel moet de reeds bestaande, ingewonnen en verkregen informatie bij de uitgevoerde administratieve controles meer geanalyseerd worden opdat de achterliggende filières van vrouwenhandel zouden kunnen gedetecteerd worden.
Illegale tewerkstelling of enig andere economische uitbuiting moet in samenspraak met de arbeidsauditeur en sociale inspectiediensten gestructureerd opgespoord worden.
b) Meer middelen
Meer middelen dient in de eerste plaats opgevat te worden als een herschikking van de reeds bestaande middelen zowel op niveau politiediensten als op niveau parket.
Die herschikking dient te gebeuren in functie van de vastgelegde prioriteiten in het algemeen beleidsplan van het gerechtelijk arrondissement.
Door mensenhandel als een prioriteit te behandelen kan het parket ook zelf een orde van belangrijkheid toekennen aan de te behandelen dossiers mensenhandel.
De Rijkswacht, die terecht als best gestructureerd korps begonnen is met de dossiers mensenhandel en later dergelijke dossiers als voorbehouden materie kreeg, kan thans in het gerechtelijk arrondissement Brugge met zijn huidige beschikbare middelen zelfs bij een volledige inpassing in de vastgelegde plaatselijke prioriteiten de bestrijding ervan niet meer alleen aan.
De rijkswacht en de andere politiediensten in het gerechtelijk arrondissement Brugge zullen elkaar moeten bijspringen en dienaangaande schriftelijke afspraken per IPZ moeten maken.
Die noodzakelijke samenwerking kan het best gerealiseerd worden door in elke IPZ -zone een « cel mensenhandel » op te richten.
De omvang van zulke cel moet afhangen van de mate waarin men in de inter-politiezone met het probleem mensenhandel geconfronteerd wordt. Een minimum van twee politiemensen is echter noodzakelijk. Het werkvolume in rustige IPZ-zones zal toelaten dat de mensen behorende tot de « cel mensenhandel » verder ingeschakeld blijven voor andere taken.
Hiertoe zal vertrekkende van de thans bestaande theoretisch opsporingscapaciteit van elke politiedienst in het gerechtelijk arrondissement Brugge moeten nagegaan worden hoeveel uren daadwerkelijk aan de uitvoering van taken van gerechtelijk politie algemeen wordt besteed en hoeveel uren daarvan worden gebruikt voor mensenhandel.
De beschikbare uren zullen dan in overleg met de bestuurlijke overheden, politiediensten en parket in verhouding tot vastgestelde prioriteiten moeten voorbehouden worden aan de onderscheiden items, waarvan de mensenhandel er een vormt. Bij de toebedeling moet wel rekening gehouden worden met het feit dat met betrekking tot de prostitutie een aantal bestuurlijke taken worden uitgevoerd die ook een aantal manuren vergen.
Voor sommige politiediensten zal dit leiden tot een heroriëntatie van de reeds ter beschikking gestelde uren voor de mensenhandel, voor andere politiediensten zullen een aantal opsporingsactiviteiten wellicht tijdelijk moeten verdwijnen.
Verwijzend naar de bespreking van de omvang van het probleem kan in het gerechtelijk arrondissement Brugge een onderscheid gemaakt worden tussen interpolitiezones met problemen en deze zonder zichtbare problemen.
De IPZ-zones met problemen in het gerechtelijk arrondissement zijn Brugge, Oostende en Jabbeke-Oudenburg.
De overige acht zones hebben blijkbaar geen zichtbare problemen.
Het is dan ook logisch dat de « probleem IPZ-zones » over een uitgebreidere « cel mensenhandel » zouden beschikken.
Stellen dat die acht IPZ-zones geen behoefte hebben aan dergelijke cel zou verkeerd zijn. De activiteiten van de mensenhandelaars stoppen immers niet aan de landsgrenzen, laat staan aan de grenzen van de « probleem IPZ-zones ».
Het is ook niet uit te sluiten dat andere misdrijven waarbij asielzoekers zijn betrokken door de werking van zulke cel aan het licht zullen komen.
Een « cel mensenhandel » op het niveau IPZ kan op basis van informatie afkomstig van de wijkagenten al over een schat aan nuttige informatie beschikken over de aanwezige vreemdelingen en inzonderheid over hun activiteiten in de IPZ.
Nu is het immers zo dat de schrik om als racistisch bestempeld te worden zo verlammend werkt voor de info-garing dat er als het ware een racisme in omgekeerde zin ontstaan is, waarbij wel zeer veel geweten is van niet-vreemdelingen, terwijl van vreemdelingen nog hoogstens geweten is waar zij ingeschreven zijn en aan welk OCMW zij toebedeeld werden voor hun steun.
Het beschikken over nadere inlichtingen zou ook toelaten dat niet elke vreemdeling ten onrechte in negatieve zin over dezelfde kam wordt geschoren.
Dit zou ook toelaten om, nu in het kader van de nieuwe naturalisatiewet het parket nog slechts over amper één maand tijd beschikt om na te gaan of een kandidaat-Belg al of niet zich inlaat of ingelaten heeft met criminele activiteiten, een degelijk en gefundeerd advies te verstrekken.
Elke IPZ-zone zou ook moeten klaar gestoomd worden om bij een reactief optreden een eenvoudige zaak van mensensmokkel te kunnen afwerken zonder dat daarbij belangrijke informatie verloren gaat. Ook voor de overige vormen van mensenhandel zou in een geval van heterdaad zo moeten kunnen optreden worden.
Het is duidelijk dat eenieder, zowel autochtonen als allochtonen belang hebben aan het meer investeren in de strijd tegen de mensenhandel.
Op die wijze kan ook het al of niet terechte onveiligheidsgevoel, dat bij sommige burgers bestaat naar aanleiding van de aanwezigheid van vreemdelingen teruggedrongen of uitgeschakeld worden.
Op het niveau gerechtelijk arrondissement dient verder een unit « mensenhandel gerechtelijk arrondissement Brugge » als aanspreekpunt te fungeren van de onderscheiden « cellen mensenhandel » en in te staan voor de verzameling en verdere verspreiding naar andere gerechtelijke arrondissementen en binnenkort naar de federale politie toe.
Verder moet die unit, eventueel versterkt met mensen van de federale politie instaan voor de verdere afhandeling van de dossiers mensenhandel.
Indien het onderzoek het arrondissement duidelijk overstijgt, hetzij door de omvang, hetzij territoriaal, dan kan de zaak afgewerkt worden door de federale politie eventueel met bijstand van die unit.
Momenteel wordt dit reeds op een bescheiden niveau in het arrondissement dat gerealiseerd door de lucht- en zeehavenbrigade van de rijkswacht te Oostende. Gevreesd mag worden dat zo de bestrijding van de mensenhandel volledig wordt overgelaten aan de toekomstig federale politie dus zonder dat de lokale politie daarbij enige rol mag spelen de aanpak veel minder efficiënt zal kunnen uitgevoerd worden.
Op parketniveau moet binnen de afdeling algemene criminaliteit een sectie mensenhandel gecreëerd worden.
Die sectie zou zich niet alleen moeten bezighouden met de diverse vormen van mensenhandel (mensensmokkel, prostitutie, schijnhuwelijken alsook de burgerlijke opvolging ervan, illegale tewerkstelling, naturalisaties) maar ook met de opvolging van de dossiers en informatie van en over racisme, extreem-rechts, sekten en terrorisme.
Teneinde geen voeling met het terrein van de algemene criminaliteit te verliezen dient de beschikbare capaciteit in die sectie nog aangevuld te worden met een aantal dossiers klassieke criminaliteit. Om dat te bereiken is het wenselijk dat een dergelijke sectie uit drie parketmagistraten zou bestaan.
In het gerechtelijk arrondissement Brugge kan de bestaande « cel prostitutie » zowel wat samenstelling als wat inhoud betreft best omgevormd worden tot alles wat met mensenhandel te maken heeft. De periodiciteit van vergaderen van de kwestieuze cel moet van zes maand op drie maand gebracht worden.
Om de verdere toevloed van dossiers mensenhandel verder aan te kunnen, dient ook de parketadministratie bijgestuurd te worden.
Alle dossiers mensenhandel, dit zijn deze betreffende mensensmokkel, illegaal verblijf, prostitutie, illegale tewerkstelling, valse identiteitsdocumenten, valse rijbewijzen, schijnhuwelijken en de dossiers die er mee in correlatie moeten worden gezien, worden best behandeld door dezelfde administratieve medewerker of medewerkers. Dit zou de afhandeling van de dossiers mensenhandel voor een stuk versnellen,verbeteren en toelaten voortdurend een overzicht te hebben over het geheel van de materie en de correlatie met andere zaken.
Die afhandeling moet er in bestaan dat elk dossier van bij zijn binnenkomst tot bij zijn seponering of vervolging door dezelfde medewerkers volledig wordt gevolgd en behandeld. Te nemen vorderingen voor de raadkamer en opmaken van dagvaardingen behoren daarbij en zouden dus niet langer opgemaakt worden door de daarvoor voorziene administratieve sectie dagvaardingen.
Verder kan er gedacht worden aan :
het administratief opvolgen van de tijdige uitvoering en correcte uitvoering van de dossiers, zoals het niet tijdig overmaken van bepaalde dossiers, het niet in tweevoud overmaken ervan, het niet opmaken van aparte dossiers lastens minderjarigen;
het verrichten van secretariaatswerk zoals het opmaken van het verslag van de driemaandelijkse vergadering van de sectie mensenhandel;
het bijhouden van specifieke documentatie voor de sectie mensenhandel;
het opstellen van eenvoudige courante briefwisseling met steeds terugkomende bestemmelingen;
het enkel onmiddellijk voorleggen aan de behandelende magistraat van die toegestuurde processen-verbaal inzake mensenhandel die dringend of ernstig zijn of geen vertaling behoeven. De dossiers die verklaringen of teksten bevatten die moeten vertaald worden kunnen dan na vertaling voorgelegd worden;
om de huidige werking waarbij getracht wordt de dossiers mensensmokkel waarin valse of vervalste identiteitsdocumenten als overtuigingsstukken werden neergelegd ter correctionele griffie pas na neerlegging in het kabinet van de magistraat te laten komen, uit te breiden tot alle dossiers behorende tot de sectie mensenhandel;
meer en betere voorbereiding van de voorgelegde dossiers. De behandeling van de dossiers bevat immers nog te veel tijdrovers, meer bepaald het nummeren van de stukken, het verwijderen van de nietjes, het niet chronologisch liggen van de stukken, niet ambtshalve voorleggen van dossiers die betrekking hebben op het kwestieuze dossier.
c) Samenwerking met andere diensten
Samenwerking met andere diensten vereist vooreerst op geregelde tijdstippen info-uitwisseling op parketniveau tussen de magistraten belast met de mensenhandel en hun collega's die zich inlaten met de financieel-economische dossiers.
Dossiers betreffende'witwaspraktijken'waarbij vreemdelingen betrokken zijn bijvoorbeeld, kunnen eventueel belangrijke informatie bevatten over mensenhandel activiteiten.
Overleg en het maken van afspraken met de arbeidsauditeur nopens de bestrijding van de mensenhandel in het kader van tewerkstelling moet veel meer plaats vinden.
Duidelijke afspraken tussen parket en de onderzoeksrechters over de concrete aanpak en uitvoering van lopende en te voeren gerechtelijke onderzoeken betreffende mensenhandel mag daarbij niet uit het oog verloren worden.
Het uitbouwen van de samenwerking van parket en de politiediensten mag zich niet beperken tot de sociale inspectiediensten. Ook het volledig ministerie van Financiën, Dienst Vreemdelingenzaken en de Staatsveiligheid moeten bij dergelijke samenwerking betrokken worden.
Opzetten van gecoördineerde acties met voormelde diensten moet er toe leiden dat het probleem mensenhandel, zo het niet geëlimineerd kan worden zich toch minstens verplaatst naar andere oorden. Het zal dan aan de verantwoordelijken van die nieuwe locaties zijn om de passende maatregelen te treffen.
Zeer belangrijk in de samenwerking met andere diensten is dat er een goede informatieverzameling gebeurt, maar dat er ook een goede informatie uitwisseling gebeurt waarbij zowel parket als arbeidsauditoriaat nauwgezet op de hoogte worden gehouden van de bestaande informatie.
De bekomen inlichtingen moeten ook verwerkt en geanalyseerd worden.
Alleen op die manier kan de bestaande toestand van het probleem mensenhandel in kaart gebracht worden en de wijzigingen gevolgd worden.
Daaruit volgt dat ook duidelijke afspraken moeten gemaakt worden tussen de onderscheiden diensten wie wat binnen zijn wettelijke bevoegdheden kan en zal doen.
Het driemaandelijks voorziene overleg in de omgevormde cel prostitutie onder leiding van het parket en arbeidsauditoriaat, zoals trouwens voorzien in de Col. nr. 12/99 lijkt zich daartoe uitstekend te lenen.
d) Sensibilisering van de politiediensten
Sommige politiemensen hebben in de strijd tegen de mensenhandelaren de indruk dat het een hopeloze zaak is. Het is echter slechts een indruk, een gevoel dat in de hand gewerkt wordt door de enorme omvang van het probleem. Er worden trouwens resultaten geboekt, de regelmatige aanhoudingen van mensensmokkelaars bevestigen dit.
De geboekte resultaten moeten dus meer ter kennis gebracht worden van de politiediensten, er moet hen met andere woorden feed-back gegeven worden van het resultaat van hun opgestelde processen-verbaal.
Verder moeten de politiemensen nog meer uitgelegd worden waarover het allemaal gaat, wat juist van hen verlangd wordt, waarop moet gelet worden.
Een vorm van multidisciplinaire bijscholing over de mensenhandel lijkt hiervoor de beste oplossing. Dit moet georganiseerd worden door het parket in samenwerking met de West-Vlaamse politieschool en met medewerking van de dienst vreemdelingenzaken, ambtenaren van de burgerlijke stand, OCMW-ambtenaren, het ministerie van buitenlandse zaken en de rijkswacht.
Die bijscholing moet zeker behandelen de toepassing van de vreemdelingenwet, gebruik van valse of vervalste documenten, werking burgerlijke stand en de aanpak van de mensenhandel op het terrein.
De bijscholing mag niet beperkt blijven tot politiemensen maar moet openstaan voor gemeenteambtenaren en ambtenaren van de sociale inspectiediensten.
Een termijn bepalen waarbinnen het einddoel moet bereikt worden of wanneer de eerste veranderingen moeten merkbaar worden, is niet realistisch.
Er zijn immers momenteel nog te veel onzekerheden. De politiehervorming zal zeker een impact hebben op de taakverdeling voor wat de bestrijding van de mensenhandel betreft.Door de komende gemeenteraadsverkiezingen, treden de nieuwe gemeentemandatarissen pas aan vanaf januari 2001, wat voor de nodige repercussies naar de werking van een aantal IPZ-zones toe zal zorgen.
Ook het fenomeen mensenhandel kan bij de hiervoren geschetste aanpak momenteel onvoldoende worden begroot.
Meer aangewezen is het om een jaar na de uitvoering van het beleidsplan een ernstige analyse van het plan te maken en indien nodig de zich opdringende aanpassingen uit te voeren.
HOOFDSTUK 7
Kostprijs
De gemakkelijkste oplossing bestaat er natuurlijk in door zowel aan de politiediensten als het parket meer middelen, met name meer mensen te geven Misschien zal het ook niet anders kunnen.
Maar in een eerste fase lijkt ons dit niet opportuun. Het is trouwens een onbekend gegeven welke toevloed aan dossiers en dito informatie de aangepaste werkwijze zou kunnen bijbrengen.
Wat eventueel nodig zal zijn aan bijkomend personeel is dan ook een gissen.
Binnen parket en politiediensten moeten er in eerste instantie een aantal interne verschuivingen plaatsvinden op basis van de vastgelegde prioriteiten in het algemeen beleidsplan van het gerechtelijk arrondissement Brugge, waarvan onderhavig beleidsplan voor de bestrijding van de mensenhandel een onderdeel vormt.
Het is dan ook niet uitgesloten dat het beleidsplan voor de mensenhandel in het gerechtelijk arrondissement kan uitgevoerd worden zonder enige bijkomende investering aan personeel.
Wat betreft het nodige materiaal kan teruggevallen worden op wat reeds voorhanden is.
Mocht in een latere fase toch blijken dat bijkomende middelen nodig zijn, dan zal dit op een gefundeerde wijze aan de bevoegde overheden kunnen gemeld worden.
HOOFDSTUK 8
Besluit
Er mag van uitgegaan worden dat zelfs bij uitvoering in het gerechtelijk arrondissement Brugge van onderhavig beleidsplan de mensenhandel in het algemeen en de mensensmokkel vanuit Azië, Afrika en Oost-Europa naar droomland Europa in het bijzonder, niet zal stoppen. Het beleidsplan zal evenmin de overige vormen van mensenhandel doen verdwijnen Het plan vertoont ongetwijfeld ook nog vele hiaten.
Toch mag er van uitgegaan worden dat de uitvoering van het plan een gunstig effect zal creëren, hoe bescheiden ook in de strijd tegen de mensenhandelaren en de achterliggende criminele organisaties.
Brugge, 31 augustus 2000.
(1) Zie statistieken als bijlage I.
(2) Zie bijlage 2.
(3) Vermits mensensmokkel in het gerechtelijke arrondissement Brugge een ernstig enorm probleem vormt, staat de bestrijding ervan centraal in het beleidsplan.
(4) Wat betreft het seponeren laten wij hierbij opmerken dat ons inziens de wrevel bij de burgers en de frustratie en demotivatie van de politiemensen voor een (groot) stuk te wijten is aan onwetendheid. Seponeren is vooreerst geen definitieve beslissing. Elke benadeelde kan immers klacht met burgerlijke partijstelling doen bij de onderzoeksrechter of voor zover het geen misdaad betreft overgaan tot rechtstreekse dagvaarding. Soms kan de benadeelde zelfs belang hebben bij een strafrechtelijke seponering, zodat hij op burgerlijk gebied niet geschaad wordt. Politiemensen van hun kant beseffen niet altijd dat soms om tactische redenen geseponeerd wordt om dan bijvoorbeeld in een latere fase meerdere dossiers te voegen en alzo de feiten lastens de vervolgde meer te onderbouwen. Het grootste deel van de geseponeerde dossiers is daarenboven te wijten aan het feit dat de dader onbekend is.
(5) Cf. hoofdstuk 3. Aard Omvang Reden Verwachting fenomeen mensenhandel.
(6) http ://staatsblad.be/html_nl /ioln_2.htm 6.4. Mensenhandel en uitbuiting.
(7) Belgische Staatsblad van 25 april 1995.
(8) http://staatsblad.be/html_nl /ioln_2.htm 6.4. Mensenhandel en uitbuiting.
(9) Het aantal opgestelde processen-verbaal die onder de huidige noemer mensenhandel en onwettig verblijf zouden vallen waren vóór 1989 verwaarloosbaar.
(10) Waarom zoveel vreemdelingen Groot-Brittannië willen bereiken heeft wellicht meerdere reden. Zo is er het feit dat Groot-Brittannië weliswaar deel uitmaakt van de EU, maar niet tot de Schengenlanden behoort. Dit betekent dat bij een verwijdering of dreigende verwijdering uit de Schengenladen een nieuwe asielmogelijkheid zich aandient. Daarnaast kent Groot-Brittannië geen burgerlijke stand zoals wij die kennen, zodat het aannemen van een andere identiteit indien nodig aldaar gemakkelijker kan. Verder is het ook zo dat er een grote aanwezigheid is van mensen uit de vroegere kolonies wat uiteraard een aantrekkingskracht heeft op kandidaat-illegalen. Tot slot mag ook niet uit het oog verloren worden dat er aanwijzingen zijn dat de smokkel naar Groot-Brittannië voor een stuk kunstmatig wordt gecreërd door mensenhandelaren die de slachtoffers voorschotelen dat ze meer kans maken om aldaar te kunnen blijven en dat ook de tegemoetkomingen en sociale voorzieningen voor asielzoekers er beter zijn.
(11) Met uitgeprocedeerd wordt bedoeld dat het asielverzoek na het doorlopen van de ganse asielprocedure niet ontvankelijk werd verklaard zodat de asielzoeker binnen een bepaalde termijn het Rijk moet verlaten.
(12) Uit de tijdens de afgelopen jaren honderden gelezen verklaringen van de slachtoffers komt naar voor dat in hun land van herkomst blijkbaar de mogelijkheid bestaat om ofwel naar België gesmokkeld te worden (en ook naar andere EU-landen) ofwel onder meer via België naar Groot-Brittannië.
(13) Voor aard dossiers zie : 3.1 Aard mensenhandel in het gerechtelijk arrondissement Brugge A. Periode van 1989 tot 5 mei 1995.
(14) Zie 3.1 Aard omvang probleem in het gerechtelijk arrondissement Brugge.
(15) Deze bijkomende vermelding gebeurt nog maar pas sedert juni 2000. Dit om eventueel te kunnen uitmaken waar de aangetroffen vreemdelingen in de vrachtwagen werden geplaatst.
(16) De stijging van het aantal opgemaakte dossiers na 1989 is volledig toe te schrijven aan de toename van de mensensmokkel. In die periode werd toen nog veel 1 dossier per persoon opgemaakt. Cijfergegevens van overige vormen van mensenhandel zijn niet beschikbaar, trouwens mensenhandel als dusdanig is pas vanaf 5 mei 1995 een misdrijf.
(17) Vanaf 5 mei 1995 werd mensenhandel strafbaar en werd er dan ook vanaf die datum voor elk feit dat wees op mensensmokkel een dossier mensenhandel geopend. Een dergelijk dossier kan zowel betrekking hebben op 1, 2, 3 of meer aangetroffen vreedmelingen. Werden hierbij als norm genomen vreemdelingen van verschillende nationaliteit aangetroffen in een zelfde vrachtwagen, aangetroffen vreemdelingen in vrachtwagens die verklaarden betaald te hebben om overgesmokkeld te worden, vreemdelingen aangetroffen in autokoffers bij de inschepingscontrole in de haven van Oostende, vreemdelingen die de pascontrole bij inscheping naar Groot-Brittannië in de haven van Oostende en Zeebrugge pogen te omzeilen door gebruik te maken van valse documenten en met onmiddellijke hulp van 1 of meerdere derden.
(18) In die beginperiode werd toen gemeenzaam gesproken van de opvolging van de dossiers vreemdelingen.
(19) Voor de periode 01.09.1999-31.08.2000 werd het jaarverslag nog niet opgemaakt. De jaarverslagen worden opgemaakt op basis van het gerechtelijk jaar, dat is te zeggen van 01.09 tot 31.08 van het volgend jaar. De sedert 01.01.2000 bijgehouden gegevens zullen het mogelijk maken om deze gegevens ook per kalenderjaar te verwerken.
(20) Aantal bekomen door een optelling van officieus door de politiediensten en parket bijgehouden cijfermateriaal.
(21) Deze cijfers zijn afkomstig van de goederenvervoerder SEA RO te Zeebrugge. Voormelde firma is maar een van de firma's die vanuit Zeebrugge op Groot-Brittannië vaart.
(22) Volgens de International Centre for Migration Policy Development gaat er wereldwijd een 5 à 7 miljard dollar per jaar om in de mensenhandel en mensensmokkelbranche, Godfroid, D. J., Vinck, Y., Mensensmokkel, 1999, 104.
(23) Het gerechtelijk arrondissement Brugge bestaat uit elf IPZ-zones.
(24) Vroegere zeevaartpolitie en nu deel uitmakend van de rijkswacht.
(25) Zie voetnoot nr. 2 op blz. 39.
(26) Zie cijfergegevens periode 1 januari 2000-31 juni 2000 onder 3.2. Omvang probleem in gerechtelijk arrondissement Brugge.
(27) Met een stand-in wordt bedoeld iemand die bij het afsluiten van het huwelijk de plaats inneemt van de bruidegom en derhalve ook zijn identiteit aanneemt.
(28) Centraal bureau van Opsporingen van de rijkswacht.
(29) Arrondissementeel informatiebureau. Is de enige plaats in het gerechtelijk arrondissement waar alle gerechtelijke informatie wordt samengebracht en beheerd.