Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-60

ZITTING 2001-2002

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Sociale Zaken en Pensioenen (Sociale Zaken)

Vraag nr. 2286 van de heer Verreycken d.d. 5 augustus 2002 (N.) :
Leefloon. ­ Voorwaarden. ­ Vreemdelingen van Marokkaanse nationaliteit. ­ Controle.

Overeenkomstig de wetgeving inzake het leefloon, voordien bestaansminimum, kan men slechts een uitkering krijgen indien men over onvoldoende bestaansmiddelen beschikt.

Om dit na te gaan wordt ook rekening gehouden met de onroerende goederen die de aanvrager bezit. De aanvrager geeft het OCMW ook toelating alle mogelijke inlichtingen in te winnen bij openbare besturen om de juistheid van de verstrekte informatie na te gaan.

Het nagaan van onroerend bezit in België is eenvoudig. Minder voor de hand liggend lijkt de controle van onroerend bezit in het buitenland.

Graag stelde ik u de volgende vragen :

­ Hoeveel vreemdelingen van Marokkaanse nationaliteit ontvangen op dit ogenblik in ons land een bestaansminimum, thans leefloon ? Hoeveel daarvan wonen in Antwerpen ? Hoeveel daarvan wonen in het district Borgerhout ?

­ Wordt door de OCMW's nagegaan of deze vreemdelingen onroerende goederen bezitten ? Heeft de geachte minister zicht op het aantal aanvragen dat daartoe gericht werd aan de Marokkaanse overheden in 2001 ? Hoeveel vragen waren afkomstig van het OCMW te Antwerpen ?

­ Worden deze vragen door de OCMW's rechtstreeks gericht aan de Marokkaanse overheden of verloopt dit via een gecentraliseerde procedure, bijvoorbeeld via de Marokkaanse ambassade ? Graag kreeg ik enige toelichting bij de gevolgde procedure. Is op het verstrekken van deze informatie enige verdragsrechtelijke bepaling van toepassing ?

­ In hoeveel gevallen werd in 2001 vastgesteld dat vreemdelingen onroerend bezit in het buitenland niet hadden vermeld ? Hoeveel maal werden de daartoe voorziene sancties toegepast ?

Antwoord : Als antwoord op zijn vraag heb ik de eer het geachte lid de volgende elementen te verduidelijken.

Vreemdelingen van Marokkaanse nationaliteit kunnen op heden in ons land geen bestaansminimum ontvangen vermits zij niet voldoen aan de nationaliteitsvoorwaarde die in de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum voorzien is.

Wel kunnen zij beroep doen op maatschappelijke dienstverlening indien zij in een staat van behoeftigheid verkeren.

Deze maatschappelijke dienstverlening is, binnen bepaalde wettelijke grenzen, terugvorderbaar van de federale Staat. De cijfers waarover mijn departement beschikt, zijn gebaseerd op het aantal dossiers waarvoor de OCMW's de federale staatstoelage aanvragen. In januari 2001 werden door de OCMW's voor het hele land ongeveer 6 400 terugbetalingdossiers ingediend betreffende maatschappelijke dienstverlening toegekend aan behoeftige vreemdelingen, ingeschreven in het bevolkingsregister, die omwille van hun nationaliteit geen recht hebben op een bestaansminimum. Voor het OCMW van Antwerpen betrof dit 958 dossiers. Een onderscheid naar nationaliteit of naar district wordt niet gemaakt.

In beginsel is de maatstaf die een OCMW bij het toekennen van maatschappelijke dienstverlening moet hanteren deze van het menswaardig bestaan : het centrum is verplicht de aanvrager alle nodige dienstverlening aan te reiken om hem in staat te stellen een menswaardig bestaan te leiden. Deze verplichting zit vervat in de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. Deze wet legt niet op dat de maatschappelijke dienstverlening uit financiële maatschappelijke hulp moet bestaan en voorziet dan ook niet in bedragen, zelfs niet in richtbedragen, voor financiële maatschappelijke hulp.

In de praktijk wordt heel vaak de regelgeving van het bestaansminimum als referentiekader gebruikt en wordt er dus in overeenstemming met deze regelgeving een onderzoek naar de bestaansmiddelen verricht. Wat het eventueel bezit van onroerende goederen in het buitenland betreft, wordt door de OCMW's gewerkt met verklaringen op erewoord. De vraag naar dergelijk eigendom wordt gesteld en de aanvrager dient op eer te verklaren of hij al dan niet onroerende goederen in het buitenland bezit.

Vanaf de inwerkingtreding van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (1 oktober 2002) zullen personen van Marokkaanse nationaliteit die zijn ingeschreven in het bevolkingsregister, binnen het toepassingsgebied van deze wet vallen. Alsdan zullen zij aan exact hetzelfde onderzoek naar de bestaansmiddelen worden onderworpen als alle overige aanvragers van het recht op maatschappelijke integratie.

Controle op de wijze waarop de openbare centra voor maatschappelijk welzijn hun wettelijke opdracht verrichten waaronder deze van het onderzoek naar de bestaansmiddelen, gebeurt onder andere door de desbetreffende Inspectiedienst van de federale overheid. Tot op heden heeft deze dienst geen onregelmatigheden vastgesteld inzake de vaststelling van het bezit van onroerend goed in het buitenland.

Indien het geachte lid hieromtrent meer concrete informatie wenst, kan hij zich het best rechtstreeks tot het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn richten.