2-1161/1 | 2-1161/1 |
22 MEI 2002
De Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die worden gebruikt voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden en van de bijlagen A en B, opgemaakt te Straatsburg op 18 maart 1986, was het eerste wetgevende initiatief dat in Europees verband bescherming wilde bieden aan proefdieren. Deze Overeenkomst diende als basis bij de opstelling van de gelijknamige EG-richtlijn van 24 november 1986 die nu uniforme beschermingsregels binnen alle 15 Europese Unie-lidstaten waarborgt.
De ontwikkelingen inzake de proefdierenproblematiek gaan zeer snel en ook de ervaring en kennis terzake neemt snel toe. In zogenaamde multilaterale consultaties in 1994, 1995 en 1997 bestudeerden de Partijen van de Overeenkomst met name evoluties in het vervoer, de herkomst en de huisvesting van proefdieren, en het probleem van de transgene dieren.
Vastgesteld werd dat het nodig was om wijzigingen aan te brengen aan de bijlagen bij de Overeenkomst teneinde ze aan te passen aan de recente ontwikkelingen.
Een werkgroep is bezig de bijlage A van de Overeenkomst te herzien. Deze bijlage betreft de richtlijnen betreffende huisvesting en verzorging van de proefdieren. De herziening zou in 2002 moeten beëindigd zijn.
Omdat dergelijke wijzigingen momenteel enkel mogelijk zijn via een zware administratieve procedure, wordt met voorliggend Protocol tot wijziging, een vereenvoudigde procedure in de Overeenkomst ingebracht waardoor in de toekomst op vlottere wijze aan nieuwe evoluties en kennis inzake proefdieren een wetgevend gevolg gegeven kan worden.
Korte inhoud van het amenderingsprotocol
De Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die worden gebruikt voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden en van de bijlagen A en B, opgemaakt te Straatsburg op 18 maart 1986 voorziet geen mogelijkheid om de bepalingen van haar bijlagen op eenvoudige wijze te wijzigen. Steeds moet hiervoor de loodzware procedure van een wijziging van een Overeenkomst doorlopen worden.
Omdat het noodzakelijk werd geacht, tijdens de opeenvolgende multilaterale consultaties van 1994, 1995 en 1997, om de bijlagen bij de Overeenkomst op een vlottere manier te kunnen aanpassen aan nieuwe kennis of ontwikkelingen werd beslist om in de Overeenkomst een dergelijke eenvoudigere wijzigings-procedure te voorzien.
De procedure bestaat erin dat elk voorstel tot wijziging van de bijlagen van de Overeenkomst via de Secretaris-generaal van de Raad van Europa binnen de 6 maanden aan een multilaterale consultatievergadering voorgelegd wordt die de tekst dan met tenminste een tweederde meerderheid kan aanvaarden. De wijziging treedt dan twaalf maanden later in werking.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Louis MICHEL
De minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
Magda AELVOET
De minister van Justitie,
Marc VERWILGHEN
Koning der Belgen,
Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken, van Onze minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en van Onze minister van Justitie,
Onze minister van Buitenlandse Zaken, Onze minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en Onze minister van Justitie zijn gelast het ontwerp van wet, waaran de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Het Protocol tot wijziging van de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die gebruikt worden voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden, gedaan te Straatsburg op 22 juni 1998, zal volkomen gevolg hebben.
De amendementen op de bijlagen A en B bij de Europese Overeenkomst, die met toepassing van artikel 31 van de overeenkomst aangenomen worden en in werking treden, zullen volkomen gevolg hebben.
Art. 3
Elk amendement op de bijlagen A en B aangenomen in het kader van artikel 31 van de overeenkomst, moet meegedeeld worden aan de Wetgevende Kamers binnen drie maanden volgend op de aanneming.
Gegeven te Brussel, 14 mei 2002.
Van Koningswege :
De minister van Buitenlandse Zaken,
Louis MICHEL.
De minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
Magda AELVOET.
De minister van Justitie,
Marc VERWILGHEN.
tot wijziging van de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die worden gebruikt voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden
DE LIDSTATEN van de Raad van Europa en de Europese Gemeenschap, ondertekenaars van dit Protocol bij de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die worden gebruikt voor experimentele doeleinden en andere wetenschappelijke doeleinden, geopend voor ondertekening te Straatsburg op 18 maart 1986 (hierna genoemd « de Overeenkomst »),
GELET op de Overeenkomst die algemene bepalingen bevat bedoeld om lijden, pijn en angst van de dieren die voor experimentele doeleinden worden gebruikt, te vermijden, en de vastberadenheid van de Lidstaten het gebruik van dieren voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden te beperken, met als doel de mogelijke vervanging van dit gebruik, in het bijzonder door onderzoeken naar en bevordering van de toepassing van alternatieve methoden,
OVERWEGEND de technische aard van de bepalingen die in de bijlagen van de Overeenkomst zijn opgenomen,
ERKENNEND de noodzaak de overeenstemming van deze bepalingen met de resultaten van onderzoekingen op de gebieden waarop zij van toepassing zijn, te waarborgen,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN :
Artikel 1
Artikel 30 van de Overeenkomst wordt gewijzigd als volgt :
« 1. De Partijen dienen binnen de vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst en daarna iedere vijf jaar, of vaker indien de meerderheid der Partijen dat vraagt, multilaterale consultaties te houden in het kader van de Raad van Europa, om de toepassing van deze Overeenkomst te bezien, alsmede de wenselijkheid van herziening of een verruiming van enige van heer bepalingen.
2. Deze consultaties vinden plaats tijdens bijeenkomsten bijeengeroepen door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. De Partijen dienen ten minste twee maanden voor de bijeenkomst de naam van hun vertegenwoordiger mede te delen aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.
3. Onder voorbehoud van wat in deze Overeenkomst werd bepaald, stellen de Partijen het reglement van orde van de consultaties op. »
Artikel 2
De Overeenkomst wordt aangevuld met een nieuw Deel XI : « Wijzigingen » dat het volgende nieuwe artikel 31 bevat :
« 1. Elke wijziging van de bijlagen A en B, voorgestelde door een Partij of het Comité van Ministers van de Raad van Europa, wordt aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa medegedeeld, die zorgt voor de toezending aan de Lidstaten van de Raad van Europa, de Europese Gemeenschap en iedere Staat die geen lid is maar tot de Overeenkomst is toegetreden of werd uitgenodigd ertoe toe te treden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 34.
2. Elke wijziging die wordt voorgesteld overeenkomstig het bepaalde in de vorige paragraaf, wordt onderzocht, ten minste zes maanden nadat de Secretaris-Generaal ze heeft doorgezonden, tijdens een multilaterale consultatie waarop deze wijziging kan worden aangenomen bij een meerderheid van twee derden van de Partijen. De aangenomen tekst wordt aan de Partijen medegedeeld.
3. Na het verstrijken van een termijn van 12 maanden na de aanneming van de wijziging, tijdens een multilaterale consultatie, treedt iedere wijziging in werking tenzij een derde van de Partijen bezwaren heeft bekendgemaakt ».
Artikel 3
De artikelen 31 tot 37 van de Overeenkomst worden respectievelijk de artikelen 32 tot 38.
Artikel 4
1. Dit Protocol is opengesteld voor ondertekening door de ondertekenaars van de Overeenkomst, die Partij kunnen worden bij dit Protocol door :
a de ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of
b de ondertekening met voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door een bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
2. Een Ondertekenaar van de Overeenkomst kan dit Protocol niet tekenen zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, of een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring nederleggen indien hij niet een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de Overeenkomst reeds heeft nedergelegd of ze tezelfdertijd nederlegt.
3. De Lidstaten die zijn toegetreden tot de Overeenkomst, kunnen eveneens toetreden tot dit Protocol.
4. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding worden bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa nedergelegd.
Artikel 5
Dit Protocol treedt in werking de dertigste dag volgend op de datum waarop alle Partijen bij de Overeenkomst, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4, Partijen bij het Protocol zijn geworden.
Artikel 6
De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa dient de Lidstaten van de Raad van Europa, de andere Partijen bij de Overeenkomst en de Europese Gemeenschap in kennis te stellen van :
a iedere ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;
b iedere ondertekening met voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;
c de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;
d iedere datum van inwerkingtreding van dit Protocol in overeenstemming met artikel 5 ervan;
e iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling betrekking hebbend op dit Protocol.
TEN BLIJKE waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN TE Straatsburg op 22 juni 1998, in het Engels en in het Frans, zijnde beide teksten gelijkelijk authetiek, in een enkel exemplaar, dat zal nedergelegd worden in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa doet hiervan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toekomen aan de Lidstaten van de Raad van Europa, aan de andere Partijen bij de Overeenkomst en aan de Europese Gemeenschap.
Voorontwerp van wet houdende instemming met het Protocol tot wijzing van de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die gebruikt worden voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden, gedaan te Straatsburg op 22 juni 1998.
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Article 2
Het Protocol tot wijziging van de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die gebruikt worden voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden, gedaan te Straatsburg op 22 juni 1998, zal volkomen gevolg hebben.
De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, derde kamer, op 26 mei 2000 door de Minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met het Protocol tot wijziging van de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die gebruikt worden voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden, gedaan te Straatsburg op 22 juni 1998 », heeft, na de zaak te hebben onderzocht op de zittingen van 30 januari 2001, 27 februari 2001 en 3 april 2001, op laatstvermelde datum het volgende advies gegeven :
STREKKING VAN HET ONTWERP
Het voor advies voorgelegde voorontwerp van wet strekt ertoe de federale wetgever te laten instemmen met het Protocol houdende amendement op de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die worden gebruikt voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden.
Het bedoelde protocol voorziet in een vereenvoudigde procedure voor de wijziging van de bijlagen A en B bij de overeenkomst. Volgens het nieuw artikel 31 van de overeenkomst kan een wijziging van die bijlagen aangenomen worden door een multilaterale « consultatie », met een twee derde meerderheid van de verdragsluitende partijen. In dat geval treedt de wijziging twaalf maanden later in werking, tenzij één derde van de partijen bezwaren heeft gemaakt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
1. Bepalingen als die van het nieuwe artikel 31 van de Europese Overeenkomst zijn ook terug te vinden in andere verdragen. Zoals de Raad van State reeds eerder opgemerkt heeft, bestaat er geen grondwettig bezwaar tegen het procédé van stilzwijgende goedkeuring van wijzigingen van een internationaal verdrag. Artikel 167, § 2, van de Grondwet bepaalt immers niet onder welke vorm de Koning de bevoegdheid kan uitoefenen om verdragen te sluiten. Stilzwijgend gesloten verdragen (of wijzigingen van een verdrag) zijn dus niet uitgesloten (1).
2. Het feit dat de Koning stilzwijgend kan instemmen met latere wijzigingen van de Europese Overeenkomst, aangenomen met toepassing van het nieuwe artikel 31, ontslaat de Koning niet van de principiële verplichting om eventuele wijzigingen van de overeenkomst ter goedkeuring aan de Kamers voor te leggen, opdat die met toepassing van artikel 167, § 2, van de Grondwet gevolg zouden kunnen hebben (2).
Er kan evenwel aangenomen worden dat de wetgever onder bepaalde voorwaarden vooraf zijn instemming met een verdrag kan verlenen (3).
Opdat zulke voorafgaande instemming verenigbaar zou zijn met artikel 167, § 2, van de Grondwet, is wel vereist dat de Wetgevende Kamers « weten en vermelden binnen welke grenzen ze wordt verleend » (4).
Te dezen bepaalt het nieuwe artikel 31 van de Europese Overeenkomst op een voldoende duidelijke wijze wat het voorwerp van latere wijzigingen van de overeenkomst kan zijn (het gaat om wijzigingen van de bijlagen A en B bij de overeenkomst, welke bepalingen van technische aard zijn (5)), en stelt het ook de procedureregels vast volgens welke die wijzigingen tot stand kunnen komen. De Wetgevende Kamers zouden in die omstandigheden uitgenodigd kunnen worden om vooraf hun instemming te verlenen met die latere wijzigingen.
Indien het verkrijgen van een voorafgaande instemming strookt met de bedoeling van de stellers van het ontwerp, zou het ontwerp aangevuld moeten worden met een uitdrukkelijke bepaling in die zin. Bij de bespreking van artikel 2 van het ontwerp zal de Raad van State daartoe een tekstvoorstel doen.
3. Het voorgaande neemt niet weg dat, met toepassing van het nieuwe artikel 31 van de Europese Overeenkomst, wijzigingen in de bijlagen bij de overeenkomst aangebracht kunnen worden waarmee de Wetgevende Kamers het eventueel niet eens zijn (6).
Om de Kamers de mogelijkheid te bieden om aan de regering duidelijk te maken dat zij het niet eens zijn met een bepaalde wijziging, zou het ontwerp best aangevuld worden met een bepaling waarin voorzien wordt in de verplichting voor de regering om elk door een multilaterale « consultatie » goedgekeurd amendement binnen een bepaalde termijn aan de Kamers mee te delen (7).
ONDERZOEK VAN DE TEKST
Opschrift
Men vervange de woorden « gedaan te » door « ondertekend te ».
Deze opmerking geldt eveneens voor artikel 2 van het ontwerp.
Artikel 2
Indien ingegaan wordt op de suggestie vervat in de algemene opmerking 2, kan artikel 2 aangevuld worden met een tweede lid, luidend als volgt :
« De amendementen op de bijlagen A en B bij de Europese Overeenkomst, die met toepassing van artikel 31 van de overeenkomst aangenomen worden en in werking treden, zullen volkomen gevolg hebben. »
De kamer was samengesteld uit :
De heer W. DEROOVER, eerste voorzitter;
De heren D. ALBRECHT en P. LEMMENS, staatsraden;
De heren H. COUSY en A. SPRUYT, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevrouw F. LIEVENS, griffier.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. LEMMENS.
Het verslag werd uitgebracht door de heer B. SEUTIN, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer L. VAN CALENBERGH, adjunct-referendaris.
De griffier, | De voorzitter, |
F. LIEVENS. | W. DEROOVER. |
(1) Adviezen van 25 april 1960 over twee ontwerpen van wet houdende goedkeuring van internationale verdragen, stuk Kamer, nr. 521-1, 1959-1960, blz. 2, en nr. 522-1, blz. 2.
(2) Zie de voornoemde adviezen van de Raad van State van 25 april 1960.
(3) Cass., 19 maart 1981, Arr. Cass., 1980-1981, nr. 417.
(4) Raad van State, afdeling wetgeving, advies L. 26.355/9 van 2 juli 1997 over het ontwerp dat geleid heeft tot de wet van 11 maart 1999 houdende instemming met het Memorandum van Overeenkomst over de ontwikkelingssamenwerking tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Brussel op 16 maart 1995, stuk Senaat, nr. 1-1168/1, 1998-1999, (13), 14.
(5) Zie de aanhef van het protocol waarvoor de instemming wordt gevraagd.
(6) Het is zelfs mogelijk dat wijzigingen aangebracht worden waarmee België, als verdragsluitende partij, het niet eens is. Om te beletten dat een door de multilaterale « consultatie » goedgekeurd amendement in werking treedt, is immers vereist dat minstens één derde van de partijen zich daartegen verzet.
(7) Indien de Wetgevende Kamers hun afkeuring van de wijziging tot uiting brengen, zal de regering verplicht zijn om zich namens België tegen het betrokken amendement te verzetten. Indien het amendement, ondanks dat verzet, toch in werking treedt, bestaat nog de mogelijkheid om de overeenkomst zelf op te zeggen.