2-173/1 | 2-173/1 |
22 NOVEMBER 1999
Inleiding
Een overeenkomst inzake de wederzijdse bescherming en bevordering van investeringen tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Federatieve Republiek Brazilië werd te Brasilia ondertekend op 6 januari 1999. Het betreft hier een verdrag met een gemengd karakter conform de princiepsbeslissing getroffen door de interministeriële conferentie van buitenlands beleid van 4 april 1995.
In april 1991 ontving de BLEU de eerste signalen dat ook Brazilië een verdrag wenste te negotiëren. De BLEU was reeds eerder vragende partij ter zake. Eind 1994 werd de BLEU voor Brazilië een prioritaire partner voor het afsluiten van een investeringsverdrag. Brazilië had duidelijk geopteerd om meer investeringsakkoorden af te sluiten en in februari 1995 stelde het land voor onderhandelingen aan te vatten. Op 23 en 24 maart 1995 vonden deze plaats te Brussel. Zij werden bekroond met een parafering van de compromistekst.
Op 6 januari 1999 werd het akkoord ondertekend te Brasilia, namens de BLEU door minister van Buitenlandse Zaken E. DERYCKE.
Inhoud van de onderhandelingen
De BLEU-tekst diende als basis van de besprekingen en de uiteindelijk geparafeerde tekst omvatte alle voor de BLEU belangrijke principes. Bij sommige artikels waren enkele afwijkingen te noteren :
Artikel 3 (bescherming)
De BLEU-tekst voorziet normaliter de behandeling van de meest begunstigde natie; de Braziliaanse commentaren voorzagen de combinatie van deze behandeling met de nationale behandeling. Dit werd door de BLEU aanvaard, maar op haar vraag werd hieraan toegevoegd dat de betrokken investeerder de meest gunstige oplossing mag kiezen.
De uitzondering van de bescherming van de investeringen werd uitgebreid tot de internationale bepalingen inzake belastingen.
Artikel 4 (eigendomsberovende maatregelen)
De BLEU voorziet gewoonlijk dat de intrest, die betaald wordt bij een schadevergoeding na onteigening, berekend wordt aan het normale handelstarief; dit werd vervangen door het tarief aan LIBOR.
Artikel 9 (regeling investeringsgeschillen)
In de ontwerptekst van de BLEU wordt voorzien dat een investeerder een geschil naar zijn keuze, ofwel aan de nationale rechtbank, ofwel aan arbitrage, kan onderwerpen. Brazilië wenste hieraan toe te voegen dat deze keuze onherroepelijk is. Dit evenwel aangevuld met de bepaling dat de investeerder die een geschil aan een nationale rechtbank heeft onderworpen, toch naar een arbitrage rechtbank kan stappen, als over het geschil nog geen vonnis geveld werd en als hij verklaart het niet langer aan nationale rechtspraak te onderwerpen. De BLEU heeft dit aanvaard, omdat zij van oordeel is dat haar investeerders voldoende mogelijkheden geboden worden om een geschil toch aan arbitrage te laten onderwerpen.
Artikel 12 (vroegere investeringen)
De BLEU neemt gebruikelijk een artikel in haar tekst op waarin wordt bepaald dat de overeenkomst eveneens van toepassing is op investeringen verricht voor de inwerkingtreding ervan. Brazilië wilde dit echter beperken door te bepalen dat de overeenkomst niet geldt voor de geschillen gerezen voor de inwerkingtreding. Dit werd door de BLEU aanvaard.
Protocol
Op verzoek van Brazilië werd een protocol aan de overeenkomst toegevoegd, dat er integraal deel van uitmaakt. Het bepaalt dat de beide Overeenkomstsluitende Partijen zich het recht voorbehouden om aan de eigen ondernemingen inzake openbare aanbesteding van goederen en diensten een meer gunstige behandeling toe te kennen. Het protocol zal worden opgeschort als het hierop van toepassing zijnde artikel in de Braziliaanse Grondwet ophoudt te bestaan. Oorspronkelijk wenste Brazilië dit voorbehoud enkel voor de Braziliaanse ondernemingen; op vraag van de BLEU werd dit echter wederkerig gemaakt. Volgens de Braziliaanse delegatie zal volgens de politiek van de verdere liberalisering van de economie, deze restrictie binnenkort worden opgeheven. Dit gebeurde reeds op 16 augustus 1995. Een ondertekening van het protocol was dus niet langer noodzakelijk.
Waarom investeren in Brazilië ?
Begin jaren negentig werd het aantrekken van investeringen één van de belangrijkste doelwitten van het Braziliaanse economische beleid dat een liberalisering doorvoerde. Brazilië is een land met enorme rijkdommen en een uitgebreid industrieel potentieel met bijna 160 miljoen inwoners. Het aantal buitenlandse investeringen gaat sinds de hervormingen in stijgende lijn. Het land was toe aan een modernisering van het nijverheidsapparaat, de productiemiddelen, alsook de infrastructuur op het vlak van energie en communicatie. Een injectie van buitenlandse kapitalen was dus noodzakelijk.
De investeerders
De grootste investeerder in Brazilië is de Verenigde Staten met meer dan 1/4de van het totaal van de buitenlandse investeringen (ondernemingen met een meerderheid aan buitenlandse deelneming). Duitsland, Frankrijk, Nederland en Zwitserland zijn de Europese landen met het hoogste aantal aan investeringen, op de voet gevolgd door Japan. Van de niet westerse landen zijn de Kaaimaneilanden de grootste investeerders.
De grootste Belgische investeringen in Brazilië tot 1997 waren Solvay SA (9 354 Mio frank), Bekaert (4 156 Mio frank), Sidarfin Sidmar-Arbed (Belgo Mineira 3 500 Mio frank), Agfa-Gevaert (2 050 Mio frank) en Cie International des Pieux Armés Franki (621 Mio frank).
De recentste investeringen zijn echter de belangrijkste, vooral deze van Tractebel. Deze onderneming verwierf in september 1998 de meerderheid in de zevende Braziliaanse energieproductiemaatschappij Gerasul in de staat Santa Catarina (30 Mia frank). In maart van dat jaar sloot Tractebel eveneens een contract voor de bouw van een dam en een waterkrachtcentrale van 450 Megawatt op de Tocantinsrivier in de staat Goias (15 Mia frank). Verder was er de bouw van een tapijtfabriek in de Staat Parana van de groep Beaulieu die tegen half 1999 operationeel zou zijn (1 Mia frank). Petrofina bouwde in Rio en Brasilia een distributienetwerk uit ter waarde van 20 Mio frank en Smithkline-Beecham ging te Rio een samenwerkingsakkoord aan tussen de afdeling Biologicals te Rixensart met de overheidinstelling Fundaçao Oswaldo Cruz voor de productie en commercialisering van vaccins. Het bedrag van de totale Belgische investeringen in 1998 in Brazilië bedroeg om en bij de 70 Mia frank.
De wetgeving
Buitenlandse investeerders mogen vrij aan de economische activiteit van het land deelnemen, doch een aantal in de Grondwet vermelde activiteiten blijven voorbehouden voor eigen onderdanen (Braziliaanse ondernemingen met nationaal kapitaal). Buitenlandse ondernemingen of door buitenlanders gecontroleerde Braziliaanse ondernemingen worden wel aanvaard, doch zij genieten niet dezelfde voordelen zoals stimulansen voor ontplooiing van strategische sectoren, prioriteit voor het verzekeren van de openbare diensten, de toelating tot mijnconcessies en voor de concessie van het waterkrachtpotentieel en de bescherming van technologische marktsegmenten, vastgelegd in de Braziliaanse wetgeving.
Buitenlands kapitaal geïnvesteerd in Brazilië wordt gedekt door een speciale waarborgregeling die tot doel heeft de buitenlandse investeerder te identificeren en hem zijn « return on investment » met o.a. de uitkering van zijn winst in het buitenland te waarborgen. Om onder het wettelijk statuut te vallen moet het buitenlands kapitaal ingeschreven worden bij de Centrale Bank van Brazilië. Hierdoor verkrijgt de investeerder de rechten die bestaan uit de repatriëring van het kapitaal, de uitkering van dividenden en de herinvestering van de winsten. Het is mogelijk dat de Braziliaanse wetgeving een tijdelijke beperking op de transfer van buitenlands kapitaal invoert in geval van een hoog tekort op de betalingsbalans of in andere uitzonderlijke gevallen.
Verdragen met andere landen
Chili, Portugal, Groot-Brittannië en Zwitserland waren de eerste landen waar Brazilië een investeringsverdrag mee afsloot, begin jaren negentig. Gelijktijdig met de BLEU-onderhandelingen waren er ook gesprekken aan de gang met Nederland, Frankrijk, Zweden, Noorwegen, Italië en Oostenrijk. Het verdrag tussen de Verenigde Staten en Brazilië daarentegen dateert reeds van 1965.
Doel voor het afsluiten van een bilateraal investeringsverdrag
De doelstelling van een dergelijke overeenkomst is, naast het aanmoedigen van investeringen het bieden van garanties voor een maximale bescherming aan de investeerder, zoals de waarborg voor een billijke en rechtvaardige behandeling van de investering, de clausule van de meest begunstigde natie om discriminatie te voorkomen, een vergoedingsplicht bij eigendomsberovende maatregelen, de vrije overmaking van inkomsten en het creëren van een gepast juridisch kader waarbinnen investeringsgeschillen kunnen geregeld worden en waarbij de investeerder beroep kan doen op internationale arbitrage.
De vice-eerste minister
en minister van Buitenlandse Zaken,
Louis MICHEL.
De staatssecretaris voor Buitenlandse Handel,
toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken,
Pierre CHEVALIER.
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
ONZE GROET.
Op de voordracht van Onze vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken, en van Onze staatssecretaris voor Buitenlandse Handel, toegevoegd aan Onze minister van Buitenlandse Zaken,
Onze vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken, en Onze staatssecretaris voor Buitenlandse Handel, toegevoegd aan Onze minister van Buitenlandse Zaken, zijn gelast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Federatieve Republiek Brazilië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Brasilia op 6 januari 1999, zal volkomen gevolg hebben.
Gegeven te Brussel, 6 november 1999.
Van Koningswege :
De vice-eerste minister
en minister van Buitenlandse Zaken,
Louis MICHEL.
De staatssecretaris voor Buitenlandse Handel,
toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken,
Pierre CHEVALIER.
Tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Federatieve Republiek Brazilië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË, handelend mede in de naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, krachtens bestaande overeenkomsten,
de Vlaamse Regering,
de Waalse Regering,
en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering,
enerzijds,
en
DE REGERING VAN DE FEDERATIEVE REPUBLIEK BRAZILIË,
anderzijds,
(hierna de « Overeenkomstsluitende Partijen » te noemen)
VERLANGENDE hun economische samenwerking te versterken door het scheppen van gunstige voorwaarden voor de verwezenlijking van investeringen door onderdanen van één der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij,
ZIJN overeengekomen als volgt :
ARTIKEL 1
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze Overeenkomst,
1. Betekent het begrip « investeerders » :
a) de « onderdanen », dit wil zeggen elke natuurlijke persoon die, volgens de wetgeving van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Federatieve Republiek Brazilië beschouwd wordt als onderdaan van respectievelijk het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Federatieve Republiek Brazilië;
b) de « vennootschappen », dit wil zeggen elke rechtspersoon die is opgericht overeenkomstig de wetgeving van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Federatieve Republiek Brazilië en die zijn maatschappelijke zetel heeft op het grondgebied van respectievelijk het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg of de Federatieve Republiek Brazilië.
2. Betekent het begrip « investeringen » om het even welke vorm van activa en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in speciën, natura of diensten, die worden geïnvesteerd of geherinvesteerd in om het even welke economische sector.
Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden meer bepaald, maar niet uitsluitend :
a) roerende en onroerende goederen, alsook alle andere zakelijke rechten, zoals hypotheken, voorrechten, panden, vruchtgebruik en gelijkaardige rechten;
b) aandelen, winstbewijzen en alle andere vormen van deelneming, zelfs minoritair of onrechtstreeks, in vennootschappen die zijn opgericht op het grondgebied van één der Overeenkomstsluitende Partijen;
c) obligaties, vorderingen en rechten op enige prestatie met economische waarde;
d) auteursrechten, rechten van industriële eigendom, technische procédés, gedeponeerde namen en handelsfondsen;
e) publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die betreffende de prospectie, de ontwikkeling, de ontginning of winning van natuurlijke rijkdommen.
Geen enkele verandering in de juridische vorm waarin de activa en kapitalen werden geïnvesteerd of geherinvesteerd brengt hun kwalificatie als « investering » zoals bedoeld in deze Overeenkomst in het gedrang.
3. Betekent het begrip « inkomsten » de bedragen die voortvloeien uit een investering, en namelijk maar niet uitsluitend, de winsten, intresten, kapitaalaangroei, dividenden, royalties of vergoedingen.
4. Is de term « grondgebied » van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk België, het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg en het grondgebied van de Federatieve Republiek Brazilië evenals op de maritieme gebieden, met name de gebieden op en onder zee, die zich voorbij de territoriale wateren van de betrokken Staten uitstrekken en op dewelke deze, overeenkomstig het internationaal recht, hun soevereine rechten en hun rechtsmacht uitoefenen met het oog op het onderzoek, de ontginning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen.
ARTIKEL 2
Bevordering van investeringen
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij moedigt investeringen op haar grondgebied door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan en laat deze investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij laat in het bijzonder het sluiten en uitvoeren toe van licentiecontracten en van overeenkomsten inzake commerciële, administratieve of technische bijstand, voor zover deze activiteiten verband houden met investeringen.
ARTIKEL 3
Bescherming van investeringen
1. Alle rechtstreekse en onrechtstreekse investeringen uitgevoerd door investeerders van één der Overeenkomstsluitende Partijen genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een billijke en rechtvaardige behandeling.
2. Onder voorbehoud van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde, genieten die investeringen van een voortdurende veiligheid en bescherming, met uitsluiting van elke ongerechtvaardigde of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vereffening ervan zou kunnen belemmeren.
3. De in de paragrafen 1 en 2 omschreven behandeling en bescherming zijn ten minste gelijk aan die welke de laatste Overeenkomstsluitende Partij toekent aan investeringen verricht door de eigen investeerders of door investeerders van een derde Staat, welke het meest gunstig is voor de betrokken investeerder, en zijn in geen geval minder gunstig dan die welke het internationaal recht waarborgt.
4. De bepalingen van paragrafen 1 tot 3 van dit Artikel strekken zich evenwel niet uit tot de behandeling, voorkeur of privilege die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan investeringen verricht door investeerders van een derde Staat, op grond van haar lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of iedere andere vorm van een regionale economische organisatie.
5. De bepalingen van de paragrafen 1 tot 3 van dit Artikel houden niet in dat de Overeenkomstsluitende Partij verplicht wordt aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij enige behandeling, voorkeur of privilege toe te kennen, voortvloeiend uit enige internationale overeenkomst of regeling die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op belastingen.
ARTIKEL 4
Eigendomsberovende
of -beperkende maatregelen
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie te treffen, noch enige andere maatregel die tot gevolg heeft dat de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij rechtstreeks of onrechtstreeks het bezit ontnomen wordt van de investeringen die hen toebehoren op haar grondgebied.
2. Wanneer een afwijking van paragraaf 1 wordt gerechtvaardigd door het openbaar nut, de veiligheid of het nationaal belang, dan moeten de volgende voorwaarden vervuld worden :
a) de maatregelen worden genomen volgens een wettelijke procedure;
b) ze zijn noch discriminatoir, noch strijdig met een bijzondere verbintenis;
c) ze gaan vergezeld van maatregelen die voorzien in de betaling van een gepaste en reële schadevergoeding.
3. Het bedrag van de schadevergoedingen moet overeenstemmen met de werkelijke waarde van de betrokken investeringen op de dag voor de datum waarop de maatregelen worden getroffen of bekendgemaakt.
De schadevergoedingen worden betaald in de munt van de Staat waartoe de investeerder behoort of in een andere convertibele munt. Ze worden zonder vertraging uitgekeerd en zijn vrijelijk verhandelbaar. Ze geven een rente aan LIBOR vanaf de datum van hun vaststelling tot aan deze van hun betaling.
4. De investeerders van één der Overeenkomstsluitende Partijen waarvan de investeringen schade zouden lijden ingevolge een oorlog of een ander gewapend conflict, een revolutie, een nationale noodtoestand of een opstand op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, genieten vanwege die laatste, een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke aan investeerders van de meest begunstigde natie wordt verleend voor wat de teruggaven, schadeloosstellingen, compensaties of andere schadevergoedingen betreft.
5. Voor de in dit artikel behandelde kwesties zal elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Partij een behandeling verlenen die ten minste gelijk is aan die welke ze op haar grondgebied geeft aan de investeerders van de meest begunstigde natie. Die behandeling zal in geen geval minder gunstig zijn dan die welke het internationaal recht waarborgt.
ARTIKEL 5
Overmakingen
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, de vrije overmaking, naar of van haar grondgebied, van alle betalingen inzake een investering, van meer bepaald :
a) bedragen bestemd om een investering tot stand te brengen, te behouden of te ontwikkelen;
b) bedragen bestemd voor de betaling van contractuele verplichtingen, inbegrepen de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, retributies en andere betalingen ingevolge licenties, franchising, concessies en andere gelijkaardige rechten, evenals de vergoeding van geëxpatrieerde werknemers;
c) de inkomsten uit investeringen;
d) de opbrengst van de volledige of gedeeltelijke vereffening van investeringen, inbegrepen de meerwaarden of verhogingen van geïnvesteerd kapitaal;
e) de ingevolge artikel 4 betaalde schadevergoedingen.
2. De onderdanen van elk der Overeenkomstsluitende Partijen die uit hoofde van een investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen werken, mogen tevens een passend deel van hun loon overmaken naar hun land van oorsprong.
3. De overmakingen gebeuren in een vrijelijk verhandelbare munt, tegen de koers die op de datum ervan van toepassing is, op de contanttransacties in de gebruikte munt.
4. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen levert de nodige vergunningen af om ervoor te zorgen dat de overdrachten zonder vertraging kunnen gebeuren, zonder andere onkosten dan de gebruikelijke taksen en kosten.
5. De in dit artikel vermelde waarborgen zijn ten minste gelijk aan die welke worden gegeven aan de investeerders van de meest begunstigde natie.
ARTIKEL 6
Subrogatie
1. Indien één der Overeenkomstsluitende Partijen of een openbare instelling of een aangeduid agentschap van die Partij schadevergoedingen uitbetaalt aan haar eigen investeerders op grond van een garantie voor een investering, dan erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de rechten en vorderingen van de investeerders zijn overgedragen aan de betrokken Overeenkomstsluitende Partij of openbare instelling of agentschap.
2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij aan de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerder is getreden, de verplichtingen opleggen die wettelijk of contractueel op die investeerder rusten.
ARTIKEL 7
Toepasbare regels
Als een kwestie in verband met investeringen tegelijk wordt geregeld door deze Overeenkomst, maar ook door de nationale wetgeving van één der Overeenkomstsluitende Partijen, of door bestaande internationale overeenkomsten of overeenkomsten die door de Partijen in de toekomst zullen ondertekend worden, dan kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zich beroepen op de bepalingen die voor hen het gunstigst zijn.
ARTIKEL 8
Bijzondere Overeenkomsten
1. Investeringen waarvoor een bijzondere overeenkomst werd gesloten tussen één der Overeenkomstsluitende Partijen en investeerders van de andere Partij zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de bijzondere overeenkomst.
2. Elk der Overeenkomstsluitende Partijen leeft steeds de verbintenissen na die ze tegenover investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangegaan.
ARTIKEL 9
Regeling van geschillen
met betrekking tot de investeringen
1. Van elk investeringsgeschil tussen een investeerder van één der Overeenkomstsluitende Partijen en de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt door de meest gerede partij schriftelijk kennis gegeven, vergezeld van een voldoende gedetailleerd memorandum.
In de mate van het mogelijke zullen de partijen proberen dat geschil op minnelijke wijze te regelen door middel van onderhandelingen, eventueel door beroep te doen op een onderzoek van een derde, of anders door een verzoeningsprocedure tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg.
2. Indien er geen minnelijke schikking getroffen werd door een rechtstreeks akkoord tussen de partijen die bij het geschil betrokken zijn, noch verzoening bereikt werd langs diplomatieke weg binnen zes maanden na de kennisgeving, dan wordt het geschil, naar de keuze van de investeerder, ofwel aan de bevoegde rechtsmacht van de Staat waar de investering gedaan werd, ofwel aan internationale arbitrage, onderworpen. De keuze tussen de twee kanalen is in principe onomkeerbaar met uitzondering van de bepaling in paragraaf 3.
Met dat doel geeft elk der Overeenkomstsluitende Partijen haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming om elk geschil aan de arbitrage te onderwerpen.
3. De investeerder die een geschil aan de nationale rechtsmacht heeft onderworpen kan niettemin beroep doen op internationale arbitrage indien, vooraleer een uitspraak door de nationale rechtbank of rechter over het onderwerp gedaan werd, de investeerder verklaart niet langer zijn zaak via nationale procedures voort te zetten.
4. Als internationale arbitrage wordt gevraagd, wordt het geschil naar keuze van de investeerder, voorgelegd aan één van de volgende arbitrage-organismen :
een arbitragerechtbank ad hoc, opgericht volgens de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor het Internationaal Handelsrecht (CNUDCI);
het Internationaal Centrum voor Regeling van Investeringsgeschillen (ICSID), dat werd opgericht door het « Verdrag tot regeling van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten », ter ondertekening opengesteld te Washington op 18 maart 1965, zodra elke Overeenkomstsluitende Staat tot dat Verdrag is toegetreden. Zolang die laatste voorwaarde niet is vervuld, stemt elke Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat het geschil aan arbitrage wordt onderworpen volgens de regels van het Aanvullend Mechanisme van het ICSID;
het Arbitragegerecht van de Internationale Kamer van Koophandel in Parijs;
het Arbitrage-instituut van de Kamer van Koophandel in Stockholm.
Indien de arbitrageprocedure op verzoek van een Overeenkomstsluitende Partij wordt ingediend, verzoekt die Partij de betrokken investeerder schriftelijk om het arbitrage-organisme uit te kiezen waaraan het geschil voorgelegd zal worden.
5. Geen van de Overeenkomstsluitende Partijen die betrokken is bij een geschil, zal in enig stadium van de arbitrageprocedure of van de uitvoering van een scheidsrechterlijke uitspraak, als verweer aanvoeren dat de investeerder die tegenpartij is bij het geschil, een vergoeding ter uitvoering van een verzekeringspolis of van de in artikel 6 van deze Overeenkomst vermelde garantie heeft ontvangen, die het geheel of een gedeelte van zijn verliezen dekt.
6. De arbitragerechtbank beslist op grond van het nationale recht van de Overeenkomstsluitende Partij die partij is bij het geschil op het grondgebied waarvan de investering gesitueerd is, met inbegrip van de regels inzake wetsconflicten, de bepalingen van deze Overeenkomst, de bepalingen van de bijzondere overeenkomst die eventueel werd gesloten met betrekking tot de investering, en de beginselen van internationaal recht.
7. De arbitragebeslissingen zijn definitief en bindend voor de partijen bij het geschil. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt er zich toe ze uit te voeren overeenkomstig haar nationale wetgeving.
ARTIKEL 10
Meest begunstigde natie
Voor alle kwesties met betrekking tot de behandeling van investeringen, genieten de investeerders van elk der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Partij, de behandeling van de meest begunstigde natie.
ARTIKEL 11
Geschillen tussen Overeenkomstsluitende Partijen inzake interpretatie of toepassing van deze Overeenkomst
1. Elk geschil betreffende de interpretatie of de toepassing van deze Overeenkomst moet, indien mogelijk, worden geregeld langs diplomatieke weg.
2. Bij gebrek aan een regeling langs diplomatieke weg wordt het geschil voorgelegd aan een gemengde commissie samengesteld uit vertegenwoordigers van beide Partijen; die commissie vergadert op verzoek van de meest gerede Partij en zonder ongerechtvaardigde vertraging.
3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij onderworpen aan een arbitrageprocedure, die voor elk geval apart als volgt wordt ingesteld :
Elke Overeenkomstsluitende Partij zal een scheidsrechter aanduiden binnen een periode van twee maanden vanaf de datum waarop één der Overeenkomstsluitende Partijen de andere in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen. Binnen twee maanden na hun aanstelling duiden deze twee scheidsrechters in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat aan als Voorzitter van het college van scheidsrechters.
Indien deze termijnen niet worden nageleefd, zal de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij de Voorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzoeken de nodige benoemingen te verrichten.
Indien de Voorzitter van het Internationaal Gerechtshof onderdaan is van de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee de één of de andere Overeenkomstsluitende Partij geen diplomatieke betrekkingen heeft, of als hij om een andere reden zijn functie niet kan uitoefenen, wordt de Ondervoorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzocht die benoeming te doen.
4. Het aldus samengestelde college stelt zijn eigen procedureregels vast. Zijn beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen; ze zijn definitief en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen.
5. Elke Overeenkomstsluitende Partij zal de kosten die zijn verbonden aan de aanwijzing van haar scheidsrechter dragen. De uitgaven met betrekking tot de aanwijzing van de derde scheidsrechter en de werkingskosten van het college worden gelijkelijk gedragen door de Overeenkomstsluitende Partijen.
ARTIKEL 12
Vroegere investeringen
Deze Overeenkomst is eveneens van toepassing op de voor zijn inwerkingtreding uitgevoerde investeringen, verricht door investeerders van één der Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij, en dit in overeenstemming met haar wetten en reglementen. Ze is evenwel niet van toepassing op enig geschil in verband met een investering dat gerezen is voor haar inwerkingtreding.
ARTIKEL 13
Inwerkingtreding en duur
1. Deze Overeenkomst treedt in werking één maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen hun akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld. Ze blijft van kracht gedurende een termijn van tien jaar.
Tenzij één der Overeenkomstsluitende Partijen ze ten minste zes maanden voor het einde van de geldigheidstermijn opzegt, wordt ze telkens stilzwijgend verlengd voor een nieuwe termijn van tien jaar, en elke Overeenkomstsluitende Partij behoudt zich het recht ze op te zeggen met kennisgeving ten minste zes maanden voor het einde van de lopende geldigheidstermijn.
2. Investeringen die voor de datum van beeïndiging van deze Overeenkomst werden verricht, blijven onder haar toepassing vallen gedurende een termijn van tien jaar na die datum.
TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Brasilia, op 6 januari 1999, in twee oorspronkelijke exemplaren, elk in de Engelse, Nederlandse, Franse en de Portugese taal, alle teksten gelijkelijk rechtsgeldig. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst beslissend.
VOOR DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE :
Voor de Regering van
het Koninkrijk België,
handelend mede in
de naam van de
Regering van het
Groothertogdom Luxemburg,
voor de Vlaamse Regering,
voor de Waalse Regering,
en voor de Brusselse
Hoofdstedelijke Regering,
VOOR DE REGERING VAN DE FEDERATIEVE REPUBLIEK BRAZILIË :
Voorontwerp van wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Federatieve Republiek Brazilië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Brasilia op 6 januari 1999
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Federatieve Republiek Brazilië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Brasilia op 6 januari 1999, zal volkomen gevolg hebben.
De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 25 mei 1999 door de minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van wet « houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de regering van de Federatieve Republiek Brazilië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, gedaan te Brasilia op 6 januari 1999 », heeft op 28 juli 1999 het volgende advies gegeven :
Bij het ontwerp zijn geen opmerkingen te maken.
De kamer was samengesteld uit :
De heer J.-J. STRYCKMANS, eerste voorzitter;
De heer P. LIENARDY en mevrouw S. GEHLEN, staatsraden;
De heer P. GOTHOT, assessor van de afdeling wetgeving;
Mevrouw B. VIGNERON, toegevoegd griffier.
Het verslag werd opgesteld door de heer J. REGNIER, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer A. LEFEBVRE, referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. STRYCKMANS.
De griffier, | De eerste voorzitter, |
B. VIGNERON. | J.-J. STRYCKMANS. |