1-249

1-249

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 4 MARS 1999

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 4 MAART 1999

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER LOONES AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN OVER « DE UITLEVERING VAN PKK-LEIDER ÖCALAN EN DE INTERNATIONALE MONITORING BIJ VERKIEZINGEN IN TURKIJE »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. LOONES AU MINISTRE DES AFFAIRES ÉTRANGÈRES SUR « L'EXTRADITION D'ÖCALAN, LE CHEF DU PKK, ET LA SURVEILLANCE PAR LA COMMUNAUTÉ INTERNATIONALE DES ÉLECTIONS EN TURQUIE »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Loones.

Het woord is aan de heer Loones.

De heer Loones (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, het spijt me dat ik hier niet op tijd kon zijn. Gelieve me hiervoor te verontschuldigen.

De Koerdische kwestie is nog steeds actueel. Ik wil hier drie elementen aanhalen.

Ten eerste vind ik dat er voor de Koerdische zaak in Turkije een politieke oplossing moet komen. Ik blijf betreuren dat het verblijf van Abdullah Öcalan in Europa niet is aangegrepen om onderhandelingen te starten over de Koerdische zaak. Europa heeft zich hier, volgens sommigen « laf » gedragen. België, en de minister van Buitenlandse Zaken, hebben evenmin blijk gegeven van grote moed.

Ik verwijs naar het antwoord van de minister op mijn mondelinge vraag van 19 november 1998. Daarin zei hij dat Öcalan hier niet kon komen, omdat we al problemen genoeg hebben met Med-TV en met de Koerden.

De dag na de arrestatie van Öcalan verklaarde de minister nogal voorbarig vertrouwen te hebben in het Turkse rechtssysteem. Dat vertrouwen blijkt nu totaal ongegrond te zijn.

Een tweede punt dat ik wil aanhalen is het lot van PKK-leider Öcalan. Vandaag stond in de krant dat er een nieuwe leider zal worden aangesteld. Het Koerdische probleem is uiteraard niet verdwenen met de arrestatie van Öcalan. Er zijn voldoende elementen die ons doen betwijfelen dat Öcalan een eerlijk proces zal krijgen. De beperkte informatie die ons bereikt is uiterst onrustwekkend.

De buitenlandse advocaten, noch Turkse personen kunnen Öcalan bijstaan. De ondervoorzitter van het IHD, de mensenrechtenorganisatie en voorzitter Akim Pirdal, zijn reeds met de dood bedreigd.

Er is moed nodig om op te komen voor de rechten van de Koerden. De personen die Öcalan mochten bezoeken, werden bij hun vertrek naar het eiland door een tweehonderdtal betogers geïntimideerd. Bovendien mochten ze slechts twintig minuten met Öcalan spreken en dan enkel over zijn gezondheidstoestand. Dokters mogen hem niet bezoeken. Vanuit het westen komen noodoproopen om meer informatie te krijgen over zijn gezondheidstoestand. Men vreest dat hij het slachtoffer is van psychische geweldplegingen.

Alles wijst erop dat de situatie onrustwekkend is. Zelfs internationale waarnemers worden niet toegestaan. Hierover zijn we zeer verontwaardigd, als democraat en als advocaat. Ik wil de minister hier persoonlijk over aanspreken.

Ten derde wil ik erop wijzen dat er op 18 april 1999 in Turkije lokale verkiezingen zijn. Deze verkiezingen zijn heel belangrijk omdat ze, zoals in alle weinig democratische staten, de gelegenheid bieden voor ingrijpende veranderingen. Iedereen weet dat de Koerdische partijen, in het bijzonder HADEP, bij nationale verkiezingen worden uitgesloten omdat ze de kiesdrempel van 10 % niet halen. De overgrote meerderheid van de Anatolische bevolking in Oost-Turkije bestaat echter uit Koerden. Tijdens een bezoek dat ik vorig jaar aan deze streek bracht, heb ik uit onbevooroordeelde bron vernomen ­ van de burgemeester van Syrts, een ex-Refah ­ dat 80 % van de bevolking van deze stad voor HADEP zou kiezen. HADEP-aanhangers kunnen niet als terroristen of separatisten worden bestempeld. Ze streven geen afscheiding van Turkije na en wensen dus geen onafhankelijke Koerdische staat. HADEP heeft diepe wortels in Oost-Turkije. Enkele dagen geleden las ik in de krant dat men opnieuw dreigt om die partij te verbieden. We moeten hier tegen protesteren. Vroeger reeds hebben we aangedrongen op internationale waarnemers bij de verkiezingen. Ze kunnen natuurlijk geen absolute garantie bieden, maar ze kunnen landen wel dichter bij elkaar brengen en mensen ertoe bewegen interesse te tonen voor een bepaald gebied. Bovendien kan hun aanwezigheid een aanzet zijn tot onderhandelingen tussen de Turkse regering en de Koerdische gemeenschap.

Hoewel mijn verzoek tot deze vraag om uitleg enkele weken geleden werd ingediend, had ik toch graag van de minister vernomen hoe hij de uitlevering beoordeelt.

Welke stappen kan de Belgische regering doen om erop toe te zien dat de PKK-leider een eerlijk proces krijgt in Turkije en dat hij op een menselijke manier wordt behandeld ?

Is de minister bereid zijn invloed bij internationale organisaties aan te wenden om ervoor te zorgen dat er een internationale monitoring komt bij de verkiezingen van 18 april in Turkije ?

Ik ben lid van het pluralistische samenwerkingsverband « Stop de Oorlog tegen het Koerdische Volk ». Op 18 februari heeft Ludo De Brabander van de VZW Vrede in naam van deze vereniging een open brief gepubliceerd. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om zijn brief voor te lezen : « Geachte minister, toen Öcalan in Rome zat en opriep om te helpen een politieke oplossing te zoeken voor het Koerdische conflict, bleek de wereld hardhorig. U ook. PKK-leider Abdullah Öcalan deed nochtans veel water in zijn wijn. Hij had al sedert 1 september 1998 een eenzijdig staakt-het-vuren afgekondigd. Daarenboven herhaalde hij voor de zoveelste keer dat de PKK niet langer afscheiding wenste, maar bereid was te onderhandelen over een democratische republiek Turkije waarbinnen de Koerden rechten en autonomie zouden krijgen. Ten slotte vroeg hij Europa om alvast te beginnen met een internationale vredesconferentie als eerste stap in de richting van een politieke oplossing.

De PKK was meer dan ooit bereid om een vreedzame politieke oplossing na te streven. Een delegatie van de Coördinatie « Stop de Oorlog tegen het Koerdische Volk », een pluralistisch samenwerkingsverband van tal van NGO's, politici en academici, heeft in een ontmoeting met uw adjunct-kabinetschef gevraagd om de vraag tot een politieke oplossing ernstig te nemen. Maar uw regering bleef hardnekkig vasthouden aan het oude standpunt dat de PKK een terroristische organisatie was waarmee niet onderhandeld kon worden.

Dezelfde houding werd zo ongeveer door alle Europese landen ingenomen. Kan u ons vertellen waarom het UCK in Kosovo wel aan de onderhandelingstafel mag plaatsnemen en de PKK niet ? Ook de PLO werd lang als een terroristische organisatie gezien, tot men inzag dat de PLO een niet te negeren partij was in het conflict of men nu akkoord was met de politieke lijn of niet.

Ondertussen zien we de vruchten van de Europese politiek. Heel Europa wordt nu geconfronteerd met woedende reacties van de Koerdische gemeenschap. De eerste doden en gewonden zijn gevallen.

Geachte minister, we moeten vaststellen dat u en uw Europese collega's een politieke miskleun van formaat gecreëerd hebben door te weigeren de aangeboden kansen voor een politieke oplossing met beide handen te grijpen. De Amerikanen hebben de Koerden gebruikt als pasmunt voor hun kortzichtige geopolitieke belangen. Turkije is broodnodig voor de controle over de olie in het Midden-Oosten en de Kaukasus. De Amerikanen gebruiken de verschillende vliegtuigbasissen voor hun operaties tegen Irak. In ruil hebben de VS Europa onder druk gezet om Öcalan uit te leveren en een pro-Turkse koers te varen. De Amerikaanse politiek is Turkije te allen prijze in de watten leggen en geen kritiek tegen het regime te dulden. Europa heeft zich als een mak lammetje laten doen en een totaal gebrek aan politieke moed getoond.

We wanhopen evenwel niet. We zijn ervan overtuigd dat u en uw Europese collega's eindelijk de politieke moed zullen opbrengen en het Turkse regime veroordelen voor de gewelddadige ontruiming van meer dan 3 000 Koerdische dorpen, de meer dan 3 miljoen Koerdische vluchtelingen, de 37 000 doden, de standrechtelijke executies van krijgsgevangenen, de martelingen van politieke gevangenen, het monddood maken van de kritische pers, de voortdurende militaire invasies op Iraaks grondgebied, enzovoort.

België is verantwoordelijk voor wat nu gebeurt. België is lid van de NAVO, heeft wapens geleverd, België heeft een samenwerkingsakkoord met de Turkse veiligheidsdiensten en Belgische bedrijven nemen deel aan het gecontesteerde GAP-project, een dammenproject waarvoor duizenden Koerden gedwongen moesten wijken.

We vragen dat u de Koerdische kwestie eindelijk eens de diplomatieke aandacht geeft die ze verdient en paniekreacties, zoals de F16-stunt toen er geruchten waren dat Öcalan het Belgische luchtruim dreigde binnen te vliegen, vermijdt. We vragen dat u Turkije onder druk zet om eindelijk werk te maken van een dialoog met de Koerden. Omdat politieke boodschappen tot nog toe vruchteloos gebleken zijn, menen wij dat zolang Turkije geen duidelijk signaal geeft, elke samenwerking met de Turkse staat dient te worden opgeschort. In Europees verband kan u initiatieven nemen in het kader van de NAVO en de Raad van Europa, waarvan Turkije telkens lid is en bovendien heeft Europa een douane-unie-akkoord met Turkije lopen. België kan alvast zelf signalen geven door de politiesamenwerking met Turkije op te schorten en een wapenembargo af te kondigen. Voorts kan België het initiatief nemen voor een vredesconferentie waarop alle betrokken partijen, inclusief de PKK en de pro-Koerdische partij HADEP, aanwezig zijn. Tenslotte dient België aan te dringen op de vrijlating van Öcalan en tot zolang eisen dat Öcalan een correcte juridische behandeling krijgt. » Tot daar het schrijven van de heer Ludo De Brabander van de VZW Vrede, namens het samenwerkingsverband « Stop de oorlog tegen het Koerdische volk ».

Mijnheer de voorzitter, ik wil deze vragen tot de mijne maken. Samen, met dat verband verzoek ik de wapenhandel met Turkije te stoppen, ondanks het feit dat Turkije een NAVO-partner is. Voorts wens ik dat de politieakkoorden met Turkije worden opgezegd, zeker na de herrie van vorig jaar. Ten slotte vraag ik concrete initiatieven voor het aanknopen van vredesonderhandelingen, waarbij de PKK en HADEP moeten worden betrokken.

M. le président. ­ La parole est à Mme Willame

Mme Willame-Boonen (PSC). ­ Monsieur le président, l'arrestation du leader du PKK n'est pas un fait national turc, c'est un événement qui concerne l'ensemble de la communauté internationale et, plus particulièrement, les Européens.

Le conflit entre les Turcs et les Kurdes n'a peut-être pas toujours bénéficié du suivi qui aurait été nécessaire pour pouvoir aboutir à une solution efficace compatible avec les intérêts des deux parties.

Le procès d'Öcalan, qui aura lieu à une date qui n'est pas encore précisée, ne se déroulera pas dans des conditions qui respectent les droits de l'homme. Il est donc primordial que des observateurs internationaux soient présents afin de garantir le bon déroulement du procès du leader du PKK.

Il me semble inadmissible que les Européens permettent aux autorités turques de mener ce procès comme un règlement de compte.

Un des risques pour les Européens est de voir se développer une guerre parallèle, sur le territoire européen, principalement en Allemagne qui compte une communauté de deux millions de Turcs et de six cent mille Kurdes.

En ce qui concerne la situation en Belgique, et plus précisément à Bruxelles, il importe de se demander quelles mesures ont été prises par le gouvernement pour assurer la sécurité dans les quartiers de Bruxelles où vivent les Turcs et les Kurdes. Je pense en particulier à la commune de Saint-Josse-ten-Noode qui jouxte le Palais de la Nation.

Je souhaite poser les questions suivantes au ministre. Quelles sont les mesures que l'Union européenne et la Belgique prendront en cas de procès expéditif d'Öcalan ? Quelles mesures pourront être prises pour contrôler un conflit interne dans un pays qui est membre de l'OTAN et qui est fortement protégé par les Américains ? Plus largement, ne faudrait-il pas envisager à long terme la mise sur pied d'une politique européenne de prévention des conflits ? Enfin, même si M. Derycke n'est pas le ministre de l'Intérieur, j'aimerais savoir de quelles garanties nous disposons pour éviter des troubles dans certains quartiers de Bruxelles. Par exemple, le ministre a-t-il eu des contacts à ce sujet avec l'ambassadeur de Turquie.

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Derycke.

De heer Derycke, minister van Buitenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, alvorens in te gaan op de details, wil ik het probleem in een bredere context schetsen. Ik sta verbaasd van de manier waarop de problematiek wordt versmald. De Koerdische kwestie is immers heel complex en grensoverschrijdend. Zelfs indien Turkije, eventueel met de hulp van de internationale gemeenschap, erin zou slagen het Koerdisch probleem op te lossen op zijn eigen grondgebied, dan nog zou de Koerdische kwestie niet helemaal van de baan zijn. Het probleem is immers gigantisch en heel oud. Het is ons vanuit de nevelen van de geschiedenis in de schoot geworpen. Het heeft reeds veel geweld teweeggebracht en het zal nog vele inspanningen kosten om tot een oplossing te komen.

De basisgegevens zijn complex : op het ogenblik wordt de Koerdische bevolking op 26 miljoen geschat, verspreid over het grondgebied van vier soevereine staten, Turkije, Iran, Irak en Syrië. In Turkije leven 13,2 miljoen Koerden op een bevolking van 60 miljoen. Dat betekent 22 % van de bevolking. In Iran leven 6,1 miljoen Koerden op een totaal van 61 miljoen of 10 % van de bevolking. In Irak leven 4,4 miljoen Koerden op een bevolking van 19,3 miljoen of 23 %. In Syrië leven 1,1 miljoen Koerden op een bevolking van 13,4 miljoen of 8 % van de bevolking. Volledigheidshalve moet nog worden gezegd dat er ongeveer 500 000 Koerden leven in de Kaukasische republieken (Georgië, Armenië en Azerbeidjan). In West-Europa leven 650 000 Koerden, waarvan een niet-onaanzienlijk gedeelte in België. In Libanon leven 70 000 Koerden. De Koerden zijn onderling erg verdeeld. Zij hebben geen eenheidstaal. Hun dialecten zijn erg verschillend, zodat de verschillende Koerdische groepen elkaar vaak niet begrijpen. Het tribalisme blijft voor problemen zorgen.

De heer Loones sprak vooral over de Koerden in Turkije. Een situatieschets is belangrijk om het probleem te begrijpen. De helft van de Turkse Koerden leeft nog steeds in de traditionele woongebieden, het bergachtige oosten en zuid-oosten van Anatolië, een streek die economisch stiefmoederlijk werd behandeld. Het gemiddelde inkomen per capita is er beduidend lager dan het Turkse gemiddelde, 400 à 500 Amerikaanse dollar tegen 2 100 Amerikaanse dollar in de rest van Turkije. De levensstandaard steekt er schril af tegen die van de grote steden in het westen. De regio wordt bovendien sinds 1984 geteisterd door een aanhoudende guerrillastrijd tussen het Turkse leger en de separatistische Koerdische Arbeiderspartij, de PKK. Het gevolg daarvan is dat de privé-sector weinig interesse toont om te investeren in deze regio, ondanks de stimulansen van de Turkse regering. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Koerden de voorbije decennia massaal hebben gekozen voor migratie in westelijke richting, naar Izmir, Istanboel en Ankara en nog verder naar West-Europa. Bijna de helft van de Turkse Koerden leeft in de grote steden van West-Turkije. De Turkse houding ten opzichte van het Koerdisch probleem wordt vooral bepaald door angst voor separatisme. Turkije weigert collectieve rechten aan de Koerden toe te kennen.

Dat betekent onder andere geen culturele autonomie, geen onderwijs in het Koerdisch en geen politieke partijen gebaseerd op etniciteit. Etnische Koerden genieten wel dezelfde individuele rechten als de andere Turkse burgers. Zo zijn momenteel 100 leden van het Turkse parlement van etnisch Koerdische afkomst. Dat is weinig bekend. Ze werden verkozen op lijsten van traditioneel Turkse partijen. Enkele van Turkijes meest succesvolle zakenmensen zijn eveneens etnische Koerden.

Turkije beschouwt de PKK als een terroristische organisatie die dus niet in aanmerking komt als gesprekspartner. De recente gebeurtenissen hebben de Turkse regering in deze houding gesterkt, zo blijkt in elk geval uit de reacties. Elke verwijzing naar politieke autonomie en zelfs naar het begrip Koerdisch is wettelijk verboden. Politieke partijen die een openlijk Koerdisch profiel aannemen en de Koerdische kwestie aankaarten, komen al snel in conflict met de Turkse justitie. Het grondwettelijk hof treedt zeer streng op. Dat bleek zeer duidelijk bij het opheffen van de Koerdische HEP en DEP. Enkele dagen geleden, op 1 maart 1999, werd ook de kleine gematigde Koerdische partij DKP opgeheven. De PKK beschouwt zichzelf als de enige vertegenwoordiger van het Koerdische volk. Misschien is dat ook een vergissing. Het is overigens verre van waar. In Turkije bestaat namelijk ook de HADEP-partij, de geestelijke opvolger van de verboden DEP. Ze richt zich ook hoofdzakelijk tot het Koerdisch electoraat en heeft deelgenomen aan de parlementsverkiezingen van 24 december 1995. Ze deed het daarbij overigens niet zo goed en behaalde slechts 4 % van de stemmen. In het Koerdisch landsgedeelte behaalde ze wel 20 tot 25 % van de stemmen. Dat betekent dat vier op vijf Turkse Koerden nog steeds kiezen voor traditioneel Turkse partijen. Hierbij moeten we opmerken dat de intussen ook verboden fundamentalistische Welvaartspartij, de REFAH, in de Koerdische regio met 30 % van de stemmen de grootste partij is. De REFAH-partij werd inmiddels opgevolgd door de FAZILET-partij.

De Turkse veiligheidsdiensten blijven verkrampt reageren op uitingen van Koerdisch nationalisme. In 1996 werd de HADEP overigens het slachtoffer van PKK-provocaties. De rechtszaak die tegen een aantal HADEP-vertegenwoordigers werd ingespannen voor de rechtbank van de veiligheid van de Staat resulteerde op 2 augustus 1997 in 31 veroordelingen en 14 vrijspraken. Sinds het verschijnen van Öcalan in Europa groeide de repressie tegen HADEP-leden. Honderden van hen werden aangehouden en een procedure tot opheffing van de partij werd ingezet. Het verdwijnen van HADEP zal vermoedelijk meer stemmen opleveren voor de FAZILET-partij.

Hoewel de Turkse houding tegenover de Koerden uitermate restrictief blijft, al was het maar omdat de grondwettelijke en strafrechtelijke kaders uit de kemalistische periode nagenoeg onveranderd zijn gebleven, stellen we de afgelopen maanden toch een groeiend bewustzijn bij de Turkse politieke elite vast. Ze beseffen meer en meer dat ze het probleem niet kunnen blijven ontkennen. Daar tegenover staat wel dat de psychologische, politieke en historische remmingen om het probleem creatief aan te pakken sterk blijven doorwerken. De vorige Turkse premier, Mesut Yilmaz, verklaarde twee jaar geleden al dat de Koerdische kwestie niet met geweld kan worden opgelost. Hij stelde voor het Koerdisch taboe te doorbreken en een aantal maatregelen ten gunste van de regio te nemen. Hij verklaarde dat de regering de mogelijkheid onderzocht om in de overgrote meerderheid van de tien zuidoostelijke provincies de noodtoestand op te heffen. Inmiddels is dit gedeeltelijk gebeurd, want de noodtoestand werd in vijf van de tien zuidoostelijke provincies opgeheven. Hij verklaarde eveneens dat de regering bereid was voor de regio omvangrijke economische ontwikkelingsprogramma's uit te werken. Bovendien was hij van plan na te gaan in hoeverre de Turkse Staat tegemoet zou kunnen komen aan de vraag naar onderwijs van en in het Koerdisch en aan het verzoek om radio- en televisie-uitzendingen in het Koerdisch.

Deze verklaringen, die afkomstig zijn van de leider van één van de belangrijkste Turkse rechtsnationalistische partijen, wijzen erop dat de Turkse politieke klasse zich geleidelijk bewust wordt van het Koerdisch probleem. Ze is het logisch gevolg van een intellectueel rijpingsproces in de Turkse maatschappij van honderden intellectuelen, journalisten, schrijvers en politici. Ze hebben er de voorbije decennia een al te hoge prijs voor betaald. Een deel van deze beloftes en van de intentieverklaring werd inmiddels gerealiseerd. Zo is er de ingebruikname van de nieuwe dam op de Eufraat. De Turkse autoriteiten hebben hun greep op de Koerdische taal en cultuur gedeeltelijk versoepeld. Zo worden cassettes met Koerdische muziek en liederen vrij verkocht en werden radio- en TV-uitzendingen in het Koerdisch geïntroduceerd. Ondanks deze verbeteringen kan er evenwel nog heel wat worden opgemerkt in verband met de houding van de Turkse autoriteiten in het Koerdisch dossier.

Er zijn nog meer verbeteringen nodig, maar die vereisen een wijziging van de grondwet en van een aantal strafrechtelijke en andere wetsbepalingen. De vorige regering was een minderheidsregering en beschikte hiervoor niet over een parlementaire meerderheid. De huidige regering heeft vlak voor de verkiezingen van 18 april aanstaande eveneens weinig mogelijkheden. Het parlement is overigens reeds ontbonden.

Wat de Koerdische verzuchtingen betreft, lijkt het dat de overgrote meerderheid van de Koerdische Turken beseft dat separatisme niet haalbaar en evenmin realistisch is. Separatisme zou immers betekenen dat de Koerdische Turken door staatsgrenzen gescheiden worden van hun familieleden die zich in West-Turkije hebben gevestigd. Nu al is Istanboel, dat anderhalf miljoen etnisch-Koerdische inwoners herbergt, de grootste Koerdische stad van Turkije, Ankara de derde en Izmir de vierde grootste. De fundamentele verzuchtingen van de meerderheid van de Turkse Koerden zijn mijns inziens aan de ene kant economisch, ze vragen een hogere levensstandaard, en aan de andere kant cultureel, ze willen vooral onderwijs van en in het Koerdisch, Radio en TV in het Koerdisch en een erkenning van hun culturele verscheidenheid. Ze vragen dus een vorm van culturele autonomie.

Welke houding neemt België nu aan ten opzichte van de Koerdische kwestie ? Net als de mensenrechtenkwestie in het algemeen staat het Koerdische vraagstuk hoog op de agenda van onze bilaterale contacten met Turkije. Ook België veroordeelt het terrorisme en beschouwt, net als de overgrote meerderheid van onze EU-partners, de PKK als een terroristische organisatie.

België dringt er echter bij de Turkse autoriteiten steevast op aan een geweldloze en politieke oplossing te geven aan het Koerdische vraagstuk. De territoriale integriteit en de eenheid van Turkije moeten worden gevrijwaard. België pleit tevens voor een maximaal respect voor de mensenrechten, voor de erkenning van en respect voor de culturele eigenheid van de Koerden, voor onderwijs van en in de Koerdische taal, zo mogelijk zelfs voor culturele autonomie. De uitbouw van het Turkse institutionele kader en dito samenlevingsmodel behoort evenwel tot de verantwoordelijkheid van de bevolking van Turkije zelf, tot de verantwoordelijkheid dus van zowel de etnische Turken als van de etnische Koerden.

Zo kom ik tot de vragen van de heer Loones en mevrouw Willame. Ofschoon het hier niet gaat om een uitlevering in de strikt juridische zin van het woord heeft Turkije zes internationale aanhoudingsmandaten uitgevaardigd tegen Öcalan. In al deze gevallen wordt de PKK-leider beschuldigd van moord. Voorts wordt Öcalan door de Turkse autoriteiten als een terrorist beschouwd en als de hoofdverantwoordelijke voor de dertigduizend slachtoffers die vielen tijdens, wat ze noemen, de gewapende opstand van de PKK om een onafhankelijke Koerdische staat op te richten in Zuid-Oost-Turkije. Over de overbrenging van de PKK-leider naar Turkije en de omstandigheden waarin dit is gebeurd, bestaat er op het ogenblik nog geen klaarheid. Er rijzen daarbij evenwel veel vragen, ook op het vlak van het internationaal recht.

Inzake het proces tegen Öcalan wil ik de heer Loones eraan herinneren dat de Belgische regering reeds op 16 februari 1999 de volgende verklaring uitgaf : « België is de mening toegedaan dat het proces tegen Öcalan op billijke wijze moet verlopen en zulks in overeenstemming met de universeel geldende rechtsbeginselen. » Ik heb hier toen zelf aan toegevoegd dat België als lid van de Raad van Europa het proces zeer aandachtig zal volgen. Tevens wil ik verwijzen naar de verklaring door de EU uitgegeven op 22 februari 1999 waarin duidelijk wordt gesteld dat Öcalan op een eerlijke en correcte wijze moet worden behandeld in afwachting van zijn proces. Dat laatste moet in het openbaar plaatsvinden volgens de internationaal aanvaarde rechtsregels en voor een onafhankelijke rechtbank waarbij de betrokkene moet worden bijgestaan door advocaten van zijn keuze. Hierbij moeten internationale waarnemers worden toegelaten.

De ambassadeurs van de lidstaten van de Unie in Ankara hebben momenteel contacten met het Turkse ministerie van Buitenlandse Zaken om de zittingen van de rechtbank te kunnen bijwonen. Ook onze eigen ambassadeur heeft dit probleem aangekaart bij verschillende Turkse gesprekspartners.

Een afdeling van de Raad van Europa, namelijk het comité tegen foltering, was gisteren in Turkije. Ik meen inderdaad dat we veel aandacht moeten schenken aan het instrument bij uitstek in deze kwestie, namelijk de Raad van Europa. Zowel Turkije als België zijn lid van de Raad van Europa. Tot op heden heeft Turkije dit comité nog niet geweigerd. Ik veronderstel dat er binnen de Raad van Europa met veel kracht wordt gewerkt om alles wat gezegd is omtrent de procesvoering te kunnen realiseren.

De jongste verkiezingen die in Turkije hebben plaatsgevonden, zijn, althans op technisch vlak, correct verlopen. Er werden geen gevallen van fraude vastgesteld. Het is mijn bekommernis dat een maximum aantal partijen aan de verkiezingen van 18 april aanstaande deelneemt. Ik verhul hier mijn bezorgdheid niet omtrent het recente verbod van de DKP waarover ik u reeds heb ingelicht. Dit probleem is reeds meermalen door onze vertegenwoordigers in de onderscheidene EU-werkgroepen aangekaart. Een gemeenschappelijke aanpak geniet in deze kwestie de voorkeur.

J'en viens aux questions de Mme Willame. J'ai déjà indiqué que la Belgique accueillait sur son territoire un pourcentage important de ressortissants turcs, ce qui donne lieu à de nombreuses difficultés et implique de lourdes responsabilités.

Nous avons jugé opportun d'être extrêmement prudents et d'essayer de maintenir un équilibre entre les populations turques et kurdes dans notre pays. Tout se passe très bien jusqu'à présent et nous avons surtout voulu éviter que ne se reproduisent les incidents survenus à Saint-Josse voici six mois.

Nous veillons également à faire preuve de la plus grande objectivité. Nous avons dit à ces populations qu'elles étaient les bienvenues chez nous à condition qu'elles respectent notre propre législation.

J'estime en effet, comme les ministres de l'Intérieur et de la Justice, que l'on ne peut mettre la population belge en danger en raison de conflits existant entre d'autres populations, que nous accueillons bien volontiers tant qu'elles ne nous contraignent pas à changer d'attitude. Nous sommes d'ailleurs quotidiennement en contact avec l'ambassadeur de Turquie ainsi que les représentants des Kurdes. Ce n'est que par la voie du dialogue que nous pourrons équilibrer la situation dans notre propre pays.

Jusqu'à présent, nous ne pouvons que nous féliciter de la sagesse avec laquelle les deux parties ont traité ce difficile problème.

En ce qui concerne TV-Med, nous devons également être très prudents. Je crois que les Kurdes et les représentants de cette chaîne ont la volonté d'établir et de respecter l'équilibre demandé. Nous devons toutefois rester attentifs à l'évolution future du problème. (Applaudissements.)

M. Moens, vice-président,

prend la présidence de l'assemblée

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Loones.

De heer Loones (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn uitgebreid antwoord waarin hij de globale situatie van de Koerden in en buiten Turkije heeft behandeld. Toch heb ik nog enkele bedenkingen waarbij natuurlijk de nodige voorzichtigheid moet worden aan de dag gelegd. Het is immers soms moeilijk om over voldoende terreinkennis te beschikken.

In de eerste plaats stel ik vast dat de Belgische regering niet alleen blijft spreken over de terroristische, maar ook over de separatistische arbeiderspartij PKK en over de separatistische stromingen binnen de Koerdische beweging. Dit discours is nu niet meer aan de orde en ook Öcalan heeft het niet langer over separatisme. Ik verwijs in dit verband naar een interview van de gerenomeerde Turkse journalist Rachib Buran, dat hem overigens heel wat problemen opleverde. In 1994 wees hij reeds op het verschil in de standpunten die de heer Öcalan in 1991 en in 1994 innam. In het uitvoerige artikel, dat in zeer veel tijdschriften werd gepubliceerd staat het volgende citaat van de heer Öcalan : « De Koerden kunnen niet bestaan zonder Turkije en Turkije kan niet overleven zonder de Koerden. » Tijdens de eenzijdige verklaring van een staakt-het-vuren van september 1998 werd deze stelling nogmaals bevestigd. De Turkse vrees voor separatisme kan dus niet langer worden aangehaald als een alibi voor harde repressie.

In de tweede plaats heeft de minister het over incentives voor buitenlandse investeerders in Oost-Turkije. Ook hierbij heb ik bedenkingen. De weinige buitenlandse investeringen komen net als de Turkse nooit ten goede van de Koerdische bevolking ter plaatse. Dit is immers vooral een plattelandsbevolking. Er wordt geïnvesteerd in grote projecten voor de exploitatie van olierijkdommen en voor watervoorziening. Dit zijn projecten die vooral gericht zijn op de energiebevoorrading van de rest van Turkije en komen het gebied zelf niet ten goede.

Ten slotte is er de situatie van HADEP, de pro-Koerdische politieke partij. Misschien moeten we ons daar meer zorgen over maken dan over de PKK zelf. De minister stelt dat HADEP binnen het grote Koerdische gebied amper 25% van de stemmen behaalt. Gelet op de wijze waarop deze partij wordt onderdrukt en wordt tegengewerkt bij het voeren van campagnes is dit een ongelooflijk hoog percentage. De partij wordt geïntimideerd, achtervolgd en krijgt dikwijls een verbod opgelegd voor het houden van vergaderingen. Volgens tegenstanders van het regime kan ze nu rekenen op een aanhang van 80% van de bevolking. Als er op een ordentelijke manier vrije lokale verkiezingen kunnen worden gehouden, waarbij ook buitenlandse waarnemers aanwezig zijn, dan zouden zeer veel pro-Koerdische burgemeesters en lokale besturen worden verkozen bestaande uit leden van de HADEP. Dit zou positief zijn met het oog op een vredevolle en een op een federale basis geschoeide oplossing. Ik dring er nogmaals op aan dat er waarnemers worden gestuurd naar de verkiezingen die in april zullen worden gehouden.

Het zal de minister niet verbazen dat ik meen dat hij onvoldoende is ingegaan op de punten die ik naar voren heb gebracht en dat ik daarom een motie heb ingediend.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

Tot besluit van deze vraag om uitleg heb ik twee moties ontvangen.

De eerste, ingediend door de heer Loones, luidt :

« De Senaat,

Gehoord de vraag om uitleg van de heer Loones over de Koerden in Turkije, de toestand van A. Öcalan en de internationale monitoring bij de verkiezingen,

Gehoord de opmerkingen van mevrouw Willame en het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken;

Vraagt de regering :

­ de wapenhandel met Turkije stop te zetten,

­ de politieakkoorden met Turkije op te zeggen,

­ concrete initiatieven te nemen voor vredesonderhandelingen, met inbegrip van de PKK en HADEP,

­ aan te dringen op een correcte juridische behandeling van A. Öcalan,

­ te bemiddelen tot internationale monitoring bij de aanstaande verkiezingen van april 1999. »

« Le Sénat,

Ayant entendu la demande d'explications de M. Loones concernant les Kurdes de Turquie, la situation d'A. Öcalan et une surveillance des élections par la communauté internationale;

Ayant entendu l'intervention de Mme Willame, et la réponse du ministre des Affaires étrangères;

Demande au gouvernement :

­ de suspendre le commerce des armes avec la Turquie;

­ de résilier les accords politiques passés avec la Turquie;

­ de prendre des initiatives concrètes en vue de la tenue de négociations de paix associant le PKK et le HADEP;

­ d'insister pour qu'A. Öcalan soit traité correctement dans le respect du droit;

­ d'intervenir pour que soit organisée une surveillance par la communauté internationale des prochaines élections qui se tiendront en avril 1999. »

De tweede, ingediend door mevrouw Willame, luidt :

« Le Sénat,

Ayant entendu la demande d'explications de M. Loones et la réponse du ministre des Affaires étrangères;

Passe à l'ordre du jour. »

« De Senaat,

Gehoord de vraag om uitleg van de heer Loones en het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken ;

Gaat over tot de orde van de dag. »

Il sera procédé ultérieurement au vote sur la motion pure et simple qui bénéficie de la priorité.

We stemmen later over de gewone motie die voorrang heeft.

We zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 15 uur.

Nous poursuivrons nos travaux cet après-midi à 15 heures.

De vergadering is gesloten.

La séance est levée.

(De vergadering wordt gesloten om 12.25 uur.)

(La séance est levée à 12 h 25.)