1-1119/1 | 1-1119/1 |
20 OKTOBER 1998
Het humanitaire oorlogsrecht stelt dat kinderen behoren tot de vreedzame burgerbevolking. Dit impliceert dat zij niet mogen deelnemen aan militaire activiteiten. Omwille van culturele, religieuze en etnische opvattingen kan men het begrip « kind » moeilijk aan algemeen aanvaarde leeftijdsgrenzen verbinden. Nochtans is een leeftijdsbepaling heel belangrijk. Daarom pleitte het Internationale Rode Kruis steeds op basis van de bepalingen in de Vierde Conventie van 1949 voor de leeftijd van 15 jaar. Men meende dat alleen een concrete leeftijdsgrens die algemeen aanvaard werd, een garantie tegen misbruik inhield. Uiteindelijk mondde de jarenlange discussie uit in een Verdrag voor de rechten van het kind waar voor het eerst ruime aandacht werd besteed aan de bescherming van het kind in oorlogssituaties. Zo stelt artikel 38, 2º, dat alle praktische maatregelen moeten worden genomen om te waarborgen dat personen jonger dan 15 jaar niet rechtstreeks deelnemen aan vijandelijkheden. Bovendien bepaalt artikel 38, 3º, dat de Staten die partij zijn, zich ervan onthouden personen jonger dan vijftien jaar bij hun strijdkrachten in te lijven.
De realiteit leert ons evenwel dat kinderen zelfs jonger dan 15 jaar massaal worden ingezet tijdens militaire conflicten. Volgens Olara Otunnu, de speciale VN-gezant voor kinderen in gewapend conflict, lopen er op dit ogenblik naar schatting een kwart miljoen kinderen, de meesten in Afrika, met wapens rond. In het afgelopen decennium zijn bij gewapende conflicten twee miljoen kinderen omgekomen, één miljoen wees geworden, zes miljoen zwaar gewond geraakt en hebben er tien miljoen ernstige psychische trauma's opgelopen. Momenteel zijn er 29 landen waar kinderen jonger dan 15 jaar als kindsoldaat actief zijn hetzij in het regeringsleger, hetzij in verzetsbewegingen, hetzij in beide. Met uitzondering van één land hebben al deze landen het Verdrag van de rechten van het kind ondertekend.
Kinderen zijn sinds mensenheugenis gewilde soldaten en niet alleen wanneer er een tekort is aan volwassen soldaten. Zo is in Afghanistan bijna de helft van alle vechtende soldaten kind. Maar er zijn ook een hele reeks andere redenen waarom kinderen zo gegeerd zijn in militaire conflicten. Kinderen kunnen bepaalde taken beter uitvoeren dan volwassenen, passen zich sneller aan een nieuwe situatie aan en gehoorzamen beter vooral via intimidatie, geweld en drugs. Zij zijn gemakkelijk manipuleerbaar, weinig kritisch en zullen zich geen vragen stellen over de acties die zij moeten uitvoeren en over de ideeën waarvoor zij strijden.
Vaak zijn zij getuige van het brutale geweld tegen en de slachtingen onder de burgerbevolking en niet in het minst onder hun naasten, waardoor zij een gewillig instrument worden in de strijd tegen degenen die zij verantwoordelijk achten voor de dood van hun familieleden. Het zijn loyale en gehoorzame strijders die gemakkelijk inzetbaar zijn omdat ze in vele gevallen aan de aandacht van de vijand ontsnappen. Omdat kinderen het gevaar niet zo goed kunnen inschatten, nemen zij meer risico's dan volwassenen. Het vrijmaken van mijnenvelden, het plegen van terroristische aanslagen, het uitvoeren van zelfmoordacties en het fungeren als eerste aanvalslinie, zijn slechts enkele voorbeelden van hun onverdroten inzet.
De motivatie van deze kindsoldaten is vaak divers. Door de vele burgeroorlogen, de hongersnood en het steeds aanwezige geweld dolen vele kinderen rond bij gebrek aan de nodige infrastructuur om hen op te vangen. De belofte van voedsel en kleding maakt van hen een gemakkelijke prooi voor ronselaars. Bovendien zoeken en vinden zij bij de groep waarmee zij ten strijde trekken, de nodige geborgenheid en bestaanszekerheid. Vele kinderen willen zich identificeren met de volwassenen. Het legeruniform en het wapen maken hen dan ook vaak blind voor de gevaren. Daarnaast doen de armoede, de onrechtvaardigheid en het steeds aanwezige geweld op het Afrikaanse continent hen in vele gevallen revolteren, waardoor zij op hun beurt de wapens opnemen. Zij hopen met de wapens hun recht op kledij, voedsel en een normaal bestaan af te dwingen. Zij menen dat het wapen hen een uitweg biedt uit de armoede en werkloosheid.
Maar vaak worden kinderen ook gedwongen toe te treden. Deze kindsoldaatjes jongens en meisjes worden door (para)militaire organisaties en bendes jaren tegen hun wil vernederd, geslagen, verkracht en misbruikt. De getuigenissen van kindsoldaten in het Lord Resistance Army (LRA) in Oeganda zijn schrijnend. Deze verzetsorganisatie die voornamelijk vanuit Soedan opereert, zou volgens verschillende mensenrechtenorganisaties ongeveer 5 000 tot 8 000 kinderen (reeds vanaf 7 jaar) ontvoerd en ingelijfd hebben. De jongens worden naar het front gestuurd, moeten de volwassenen helpen andere kinderen te ontvoeren of burgers te vermoorden. De meisjes moeten allerlei hand- en spandiensten verrichten waaronder seksuele handelingen met de volwassen mannelijke leiders. Degenen die het zware militaire leven in de kampen of in het oerwoud niet aankunnen, worden gewoonweg afgemaakt omdat zij een last zijn voor de groep en de operationaliteit belemmeren. Alleen de sterksten onder hen overleven deze hel.
De psychologische en lichamelijke gevolgen voor deze kinderen zijn niet te overzien. Zij die niet sneuvelen tijdens de gevechten, sterven vaak achteraf door de slechte of gebrekkige geneeskundige verzorging. Vele kinderen zijn verminkt door de antipersoonsmijnen en verkommeren omdat de maatschappij geen sociale voorzieningen heeft om gehandicapte mensen op te vangen.
Vele van deze kindsoldaten zijn bovendien ondervoed, ziek en uitgeput door de barre levensomstandigheden. Ook de psychologische schade tengevolge van de militaire acties is niet te onderschatten. Nachtmerries en schizofrenie zijn veelgehoorde klachten bij de hulporganisaties. Maar vooral het totale gebrek aan normbesef vormt een moeilijk probleem om hen weer in het normale maatschappelijke leven in te schakelen. Zij begrijpen niet dat moord, diefstal, verkrachting en het gebruik van geweld in een georganiseerde samenleving niet getolereerd worden.
Zij kunnen zich niet integreren en vluchten in drugs, prostitutie en geweld waardoor hun een normaal leven ontzegd wordt.
De Afrikaanse landen zijn zich maar al te zeer bewust van het probleem van de kindsoldaten. Daarom heeft Unicef in april 1997 in Kaapstad een conferentie over dit onderwerp gehouden. Daar spraken de deelnemers aan de conferentie af dat niet alleen kinderen die vechten tot de kindsoldaten worden gerekend. Ook de kinderen die als kleermaker, kok, telefonist, boodschapper of chauffeur van militaire voertuigen worden ingeschakeld door militairen worden aangezien als kindsoldaten. Dit geldt eveneens voor de meisjes die seksueel misbruikt worden. Deze afspraak is heel belangrijk. De deelnemende landen zeggen immers toe dat ze kinderen niet meer voor legertaken zullen misbruiken. Op een volgende bijeenkomst van de OAE te Addis Abeba in juli 1997 spreken de deelnemers af dat alle lidstaten van de OAE zo snel mogelijk het Afrikaanse Handvest voor de rechten en het welzijn van het kind moeten ondertekenen.
Erika THIJS. |
De Senaat,
gelet op het recht van elk kind op een volwaardige en humane ontwikkeling;
rekening houdende met de « Brussels call for Action » tijdens de internationale conferentie « Duurzame ontwapening voor duurzame ontwikkeling »;
rekening houdende met de voorlopige verklaring van de vijftien landen van de VN-raad einde juni 1998 waarbij het vernederen, mishandelen, misbruiken, ontvoeren en gedwongen verplaatsen van kinderen en het gebruik van kinderen bij vijandelijkheden veroordeeld wordt;
overwegende dat dringend de spiraal van geweld in conflictzones moet doorbroken worden;
overwegende dat de minimumleeftijd voor soldaten op 15 jaar werd ingesteld bij gebrek aan consensus over een hogere leeftijd;
overwegende dat het huidige Verdrag van de rechten van het kind niet afdwingbaar is;
overwegende dat de kindsoldaten zo snel mogelijk ontwapend moeten worden, hun lichamelijke en geestelijke wonden verzorgd moeten worden en ontheemde kinderen naar hun landen moeten teruggebracht worden;
rekening houdende met de massale verspreiding van goedkope wapens zoals de AK-47 en de M-16 die licht van gewicht en gemakkelijk te hanteren zijn;
rekening houdende dat scholing en vorming noodzakelijk zijn om deze gedemobiliseerde kindsoldaten opnieuw te integreren in de maatschappij;
overwegende dat de psychologische begeleiding noodzakelijk is om deze kindsoldaten hun emoties te leren verwerken;
verzoekt de federale regering,
zich op internationaal niveau in te zetten om de minimumleeftijd voor soldaten op 18 jaar te brengen door een aanpassing van het Verdrag voor de rechten van het kind;
bij de Verenigde Naties erop aan te dringen om een duidelijke inhoudelijke definiëring van het begrip « kindsoldaat » te formuleren;
verzet aan te tekenen bij al die landen en organisaties die kindsoldaten inlijven;
een Belgisch exportverbod van wapens uit te vaardigen naar legers die kindsoldaten in hun rangen hebben;
de internationale acties en programma's voor demobilisatie en reïntegratie van kindsoldaten in het maatschappelijke leven financieel en materieel te ondersteunen;
er bij de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid op aan te dringen dat al hun lidstaten onverwijld het Afrikaanse Handvest voor de rechten en het welzijn van het kind ondertekenen;
op internationaal niveau projecten op te starten waarbij ex-kindsoldaten hun wapens kunnen inleveren in ruil voor een schoolopleiding;
deze resolutie over te zenden aan de Verenigde Naties, Unicef en de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid.
Erika THIJS. Paula SÉMER. Jacqueline MAYENCE-GOOSSENS. Magdeleine WILLAME-BOONEN. André BOURGEOIS. |