1-1108/1

1-1108/1

Belgische Senaat

ZITTING 1997-1998

8 OKTOBER 1998


Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Mongolië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 26 september 1995


INHOUD


MEMORIE VAN TOELICHTING


De regering onderwerpt heden aan uw goedkeuring de Overeenkomst tussen België en Mongolië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 26 september 1995.

Alvorens de technische belastingen van deze Overeenkomst te bestuderen, wordt de algemene context geschetst waarin de overeenkomst werd gesloten.

A. Algemene context

Mongolië is geruime tijd bijna volledig afhankelijk geweest van de USSR en van het Comecon die respectievelijk 80 % en 15 % van het handelsverkeer vertegenwoordigden. Het uiteenvallen van de USSR en van het Comecon heeft een einde gesteld aan deze bevoorrechte relaties en heeft Mongolië verplicht zich naar het Westen en naar de markteconomie te richten.

De laatste jaren heeft de Mongoolse Regering de kleine industrieën en de handel geprivatiseerd, het eigendomsrecht geïntroduceerd, een hervorming van het bankwezen doorgevoerd en een liberale wetgeving inzake de buitenlandse investeringen laten stemmen.

Mongolië rekent vooral op de buitenlandse vennootschappen om zijn natuurlijke rijkdommen te exploiteren (petroleum, koper, goud, steenkool, ijzer, half-edelstenen, hydro-elektrisch potentieel, kasjmier enz.) en om zijn communicatiemogelijkheden te ontwikkelen. Nu al zijn er buitenlandse vennootschappen (waaronder Belgische vennootschappen) ter plaatse werkzaam.

In het kader van die openingspolitiek hebben de Mongoolse autoriteiten reeds onderhandelingen met het oog op het sluiten van overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting gevoerd met Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Roemenië, Rusland en Turkije. Het lijkt dus belangrijk dat de huidige of toekomstige Belgische investeerders (die deel hebben uitgemaakt van een missie naar Mongolië, georganiseerd door Fabrimétal) zich niet in een minder gunstige situatie bevinden dan hun Europese concurrenten wegens de dubbele belasting op hun inkomsten uit Mongoolse bronnen. Om deze reden werden in 1994 besprekingen aangevat met het oog op het sluiten van een overeenkomst tussen België en Mongolië tot het vermijden van dubbele belasting. Een dergelijke overeenkomst is een onmisbare aanvulling van het akkoord inzake de wederzijdse bescherming en de ontwikkeling van de investeringen dat door de beide landen werd ondertekend op 3 maart 1992; ze werd ondertekend op 26 september 1995.

B. Europese juridische context

Artikel 220, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, nodigt de lidstaten uitdrukkelijk uit onderling de onderhandelingen aan te vatten om dubbele belasting binnen de Europese Gemeenschap te vermijden. Inzake de relaties met derde Staten, stipt het verdrag niets aan. Door geen enkele uitdrukkelijke bevoegdheid te geven aan de Europese Commissie om verdragen af te sluiten in naam van de Lidstaten inzake directe belastingen, laat het dientengevolge elke speelruimte aan deze laatste om dubbele belasting met derde Staten uit te sluiten. Ingevolge verscheidene arresten van het Europese Hof van Justitie is het echter toegelaten dat de Unie, onder zekere voorwaarden, akkoorden kan afsluiten met derde Staten binnen de gehele reikwijdte van de doelstellingen, bepaald in het eerste deel van het Verdrag (artikel 1 tot 7c ). Hiertoe moet de te onderhandelen materie het voorwerp uitmaken van gemeenschappelijke voorschriften binnen de Unie en moeten deze voorschriften aangewend worden door het te onderhandelen akkoord. Thans heeft de Commissie geen enkel initiatief genomen om gemachtigd te worden om met derde Staten te onderhandelen over dubbelbelastingverdragen.

Overigens hebben de Lidstaten hun bevoegdheid behouden inzake de directe belastingen zelfs indien de Europese Gemeenschap in principe over samenwerkende bevoegdheid beschikt krachtens artikel 100 van het Verdrag. De Raad stelt inderdaad met eenparigheid van stemmen richtlijnen vast voor het nader tot elkaar brengen van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lidstaten die rechtstreeks van invloed zijn op de instelling of de werking van de gemeenschappelijke markt. Tot nu toe werd deze samenwerkende bevoegdheid slechts op zeer beperkte wijze toegepast. De richtlijnen, bepaald door de Raad, hebben enkel betrekking op de verrichtingen tussen inwoners van verschillende Lidstaten, de relaties tussen Lidstaten en derde State worden slechts zeer weinig of niet beschouwd.

In de context van de huidige Europese rechtspraak is derhalve de bevoegdheid van de Lidstaten inzake het sluiten van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting met derde Staten volledig blijven bestaan.

C. De technische bepalingen

Ondanks het feit dat Mongolië geen lid is van de OESO, volgt de nieuwe overeenkomst in grote mate het modelverdrag dat door die internationale organisatie is gepubliceerd.

1. De wijzigingen in vergelijking met het OESO-modelverdrag inzake belastingen

De volgende bepalingen wijken af van het OESO-model :

a) Artikel 5 : Definitie van vaste inrichting

Een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden vormt een vaste inrichting indien de duur ervan zes maanden overschrijdt.

Een onafhankelijke vertegenwoordiger die uitsluitend voor rekening van één enkele onderneming handelt wordt niet geacht een onafhankelijke vertegenwoordiger te zijn en hij vormt een vaste inrichting van de genoemde onderneming indien de voorwaarden die in de Overeenkomst voorzien zijn inzake de niet onafhankelijke vertegenwoordiger, vervuld zijn.

b) Artikel 8 : International vervoer

De belastingheffing in de staat waar de plaats van werkelijke leiding is gelegen geldt naast de zeevaart- en luchtvaartondernemingen ook voor de wegvervoer- en spoorwegvervoerondernemingen.

De artikelen 13, paragraaf 3, en 15, paragraaf 3, zijn in dezelfde zin aangepast opdat dezelfde regel van toepassing zou zijn op de meerwaarden die worden gerealiseerd bij de vervreemding van spoor- of wegvoertuigen en op de beloningen verkregen ter zake van een werkzaamheid in dienstverband, uitgeoefend aan boord van die voertuigen.

De veralgemening van dit principe in de internationale overeenkomsten zou met name de oplossing moeten bieden voor de problemen die ontstaan bij de toepassing van de 183-dagen-regeling op de bestuurders van zware voertuigen in het internationaal vervoer en op het personeel dat aan boord van internationale treinen werkt. De toepassing van de 183-dagen-regeling veroorzaakt inderdaad een zware administratieve last voor de fiscale autoriteiten die een grote hoeveelheid inlichtingen moeten uitwisselen alvorens de bevoegdheid tot het heffen van beslatingen tussen de overeenkomstsluitende Staten te kunnen omdelen.

c) Artikel 9 : Afhankelijke ondernemingen

Het aanpassen van de winst uit verrichtingen tussen afhankelijke ondernemingen kan aanleiding geven tot een economische dubbel belasting (het belasten van hetzelfde inkomen bij verschillende personen) in zover de onderneming waarvan de winst wordt herzien zal worden belast op winst waarop de afhankelijke onderneming in de andere Staat reeds is belast. Die andere Staat is inderdaad niet gehouden over te gaan tot een overeenkomstige aanpassing om de dubbele belasting weg te werken.

d) Artikel 10 : Dividenden

Het maximumtarief van bronheffing op dividenden is normaal 15 % en is 5 % voor de dividenden die worden betaald door een dochtervennootschap aan haar moedervennootschap (onmiddelijke of middelijke deelneming van ten minste 10 %).

e) Artikel 11 : Interest

Het maximumtarief van bronheffing op interest is normaal 15 %.

In bepaalde gevallen is interest vrijgesteld van belasting in de bronstaat. Het gaat om :

­ interest van schuldvorderingen wegens termijnbetaling van leveringen van koopwaar, goederen of diensten door een onderneming;

­ interest van leningen (of kredieten) die zijn toegestaan, gewaarborgd of verzekerd, door een openbare instelling waarvan het doel bestaat uit het bevorderen van de uitvoer;

­ interest van nominatieve leningen die door bankondernemingen zijn toegestaan;

­ interest van gelddeposito's bij bankondernemingen; en

­ interest betaald aan de andere overeekomstsluitende Staat (of aan de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan).

f) Artikel 12 : Royalty's

In tegenstelling tot wat in het OESO-modelverdrag staat, laat de Overeenkomst een belasting van royalty's in het voordeel van de bronstaat toe. Die belasting mag echter niet hoger zijn dan 5 % van het brutobedrag van de royalty's.

g) Artikel 14 : Zelfstandige beroepen

Zoals in het UNO-modelverdrag is voorzien, heeft de bronstaat de heffingsbevoegdheid over de inkomsten uit vrije beroepen niet enkel indien de genieter er over een vaste basis beschikt, maar ook indien hij er verblijft gedurende meer dan 183 dagen in enig tijdperk van 12 maanden.

h) Artikel 18 : Pensioenen

De overeenkomst bepaalt dat de pensionenen die worden betaald ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een algemeen stelsel ter aanvulling van de voordelen waarin die wetgeving voorziet (bij voorbeeld het pensioensparen of de pensioenverzekering) in de bronstaat worden belast.

i) Artikel 21 : Andere inkomsten

Artikel 21, paragraaf 3, verleent aan de overeenkomstsluitende Staat waaruit de inkomsten, die niet in de voorgaande artikelen van de Overeenkomst worden behandeld, afkomstig zijn, het recht om die inkomsten te belasten indien de wetgeving van die Staat dit toelaat. In dergelijk geval voorkomt de woonstaat die de inkomsten eveneens belast ingevolge paragraaf 1, de dubbele belasting volgens de regels die in artikel 23 van de Overeenkomst bepaald zijn.

j) Artikel 23 : Het voorkomen van dubbele belasting

Artikel 23, paragraaf 2, b), voorziet in een verrekening in België van Mongoolse belasting die niet werkelijk is geheven ingevolge maatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van Mongolië. De tekst waarover een akkoord is bereikt bevat de volgende belangrijke waarborgen :

­ de verrekening van niet werkelijk geheven belasting geldt slechts voor dividenden en interest uit rechtstreekse investeringen en in het geval van totale vrijstelling;

­ ze is beperkt van 10 % van het brutobedrag van de betrokken inkomsten en ze mag niet hoger zijn dan de overeenkomstige Belgische belasting op die inkomsten;

­ de inkomsten moeten in Mongolië zijn vrijgesteld ingevolge speciale en tijdelijke maatregelen waarover de bevoegde autoriteiten van de beide Staten een akkoord hebben bereikt;

­ de verrekening is slechts van toepassing gedurende 10 jaar, te rekenen vanaf het ogenblik dat de overeenkomst uitwerking heeft, tenzij de genoemde autoriteiten bij onderling akkoord besluiten tot een verlenging.

Mongolië is een ontwikkelingsland dat door de OESO in de reeks landen met een gemiddeld inkomen wordt gerangschikt in de laagste schijf, waarvan het BNP lager is dan 2 000 dollar per inwoner.

2. Het fiscale stelsel onder toepassing van de overeenkomst voor de belangrijkste categorieën van inkomsten die in Mongolië door inwoners van België worden behaald

Artikels van
de overeenkomst
­
Articles de
la Convention
Aard van de inkomsten
­
Nature des revenus
In Mongolië
­
En Mongolie
In België (Artikel 23)
­
En Belgique (Article 23)
Art. 6 Inkomsten van onroerende goederen. ­ Revenus des biens immobliers Beslating. ­ Imposition Vrijstelling (1 ). ­ Exonération ( 1 )
Art. 7 Ondernemingswinst toe te rekenen aan een vaste inrichting. ­ Bénéfices d'entreprises imputables à un établissement stable Beslating. ­ Imposition Vrijstelling (1 ). ­ Exonération ( 1 )
Art. 8 Winst van ondernemingen werkzaam in het internationaal vervoer. ­ Bénéfices des entreprises de transport international Vrijstelling. ­ Exonération Belasting volgens het interne recht. ­ Imposition suivant le droit interne
Art. 10 Dividenden gestort aan een vennootschap die ten minstens 10 % van het kapitaal van de uitkerende vennootschap bezit. ­ Dividendes versés à une société qui détient au moins 10 % du capital de la société distributrice Beslating normaal beperkt tot 5 %. ­ Imposition normalement plafonné à 5 % Stelsel van het interne recht inzake definitief belaste inkomsten. ­ Régime de droit interne des revenus définitivement taxés
Andere dividenden. ­ Autres dividendes Beslating normaal beperkt tot 15 %. ­ Imposition normalement plafonné à 15 % Belasting volgens het interne recht (2 ) ­ Imposition suivant le droit interne ( 2 )
Art. 11 Interest, bedoeld in sub e) hiervoor. ­ Intérêts cités sub e) ci-avant Vrijstelling. ­ Exonération Belasting volgens het interne recht. ­ Imposition suivant le droit interne
Andere interest. ­ Autres intérêts Beslating normaal beperkt tot 10 %. ­ Imposition normalement plafonné à 10 % Belasting met belastingkrediet (2 ) ­ Imposition avec crédit d'impôt ( 2 )
Art. 12 Royalty's. ­ Redevances Belasting, normaal beperkt tot 5 %. ­ Imposition normalement plafonné à 5 % Belasting met belastingkredit. ­ Imposition avec crédit d'impôt
Art. 14 Inkomsten van zelfstandige beroepen toe te rekenen aan een vaste basis, of bij een verblijf van meer dan 183 dagen gedurende enig tijdperk van 12 maanden in de Staat waar de werkzaamheid wordt uitgevoerd. ­ Revenus de professions indépendantes imputables à une base fixe, ou en cas de séjour de plus de 183 jours au cours de toute période de 12 mois dans l'État où l'activité est exercée Beslating. ­ Imposition Vrijstelling (1 ). ­ Exonération ( 1 )
Art. 15 Privé-bezoldigingen. ­ Salaires privés Beslating. ­ Imposition Vrijstelling (1 ). ­ Exonération ( 1 )
Privé-bezoldigingen in geval van een verblijf van minder dan 183 dagen. ­ Salaires privés pour séjour de moins de 183 jours Vrijstelling. ­ Exonération Belasting volgens het interne recht. ­ Imposition suivant le droit interne
Art. 17 Inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars. ­ Revenus d'artistes et sportifs Beslating. ­ Imposition Vrijstelling (1 ). ­ Exonération ( 1 )
Art. 18 Privé-pensioenen. ­ Pensions privées Vrijstelling. ­ Exonération Belasting volgens het interne recht. ­ Imposition suivant le droit interne
Pensioenen en andere uitkeringen betaald ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een algemeen stelsel ter aanvulling van de voordelen waarin de genoemde wetgeving voorziet. ­ Pensions et autres allocations payées en exécution de la législation sociale ou d'un régime général visant à compléter les avantages prévus par cette législation Belasting. ­ Imposition Vijstelling (1 ). ­ Exonération ( 1 )
Art. 20 Beloningen van leraren (gedurende 2 jaar) en bedragen ontvangen door studenten en in opleiding zijnde personen om hun kosten van onderhoud, studie en vorming te dekken. ­ Rémunérations des professeurs (pendant 2 ans) et sommes reçues par des étudiants et stagiaires en vue de couvrir leur frais d'entretien, d'études et de formation Vrijstelling. ­ Exonération Belasting volgens het interne recht. ­ Imposition suivant le droit interne

(1 ) Vrijstelling met progressievoorbehoud : bij het bepalen van het tarief van de belasting die moet worden geheven over de belastbare inkomsten, dient men rekening te houden met de vrijgestelde inkomsten.

(2 ) Eventuele toepassing van de zogenaamde « tax sparing »-clausule zoals zij wordt beschreven in punt j) hiervoor.

De regering is van oordeel dat de nieuwe overeenkomst in haar geheel een bevredigende oplossing bevat voor de problemen van dubbele belasting die tussen België en Mongolië bestaan of die in de toekomst tussen de beide Staten zouden kunnen ontstaan, en dat ze kan worden geacht een instrument te zijn dat kan bijdragen tot een verbetering van de economische relaties tussen de beide landen.

De regering stelt u dan ook voor de nieuwe overeenkomst spoedig goed te keuren opdat zij binnen de kortst mogelijke tijd in werking kan treden.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Erik DERYCKE.

De vice-eerste minister en minister van
Economie en Telecommunicatie belast met
Buitenlandse Handel,

Elio DI RUPO.

De minister van Financiën,

Jean-Jacques VISEUR.


WETSONTWERP


ALBERT II,

Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
ONZE GROET.

Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken, van Onze vice-eerste minister en minister van Economie en Telecommunicatie, belast met Buitenlandse Handel, en van Onze minister van Financiën,

HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ :

Onze minister van Buitenlandse Zaken, Onze vice-eerste minister en minister van Economie en Telecommunicatie, belast met Buitenlandse Handel, en Onze minister van Financiën zijn gelast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Mongolië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 26 september 1995, zal volkomen uitwerking hebben.

Gegeven te Brussel, 29 september 1998.

ALBERT

Van Koningswege :

De minister van Buitenlandse Zaken,

Erik DERYCKE.

De vice-eerste minister en minister van
Economie en Telecommunicatie belast met
Buitenlandse Handel,

Elio DI RUPO.

De minister van Financiën,

Jean-Jacques VISEUR.


OVEREENKOMST

tussen Mongolie en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen

(Vertaling)

DE REGERING VAN MONGOLIË

EN

DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË,

WENSENDE een Overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, zijn het volgende overeengekomen :

HOOFDSTUK I

Werkingssfeer van de Overeenkomst

Artikel 1

Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is

Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

Artikel 2

Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is

§ 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat, van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.

§ 2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen, of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.

§ 3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :

a) in Mongolië :

1º de personenbelasting (the individual income tax);

2º de vennootschapsbelasting (the corporate income tax);

met inbegrip van de bronbelastingen (hierna te noemen « Mongoolse belasting »).

b) in België :

1º de personenbelasting;

2º de vennootschapsbelasting;

3º de rechtspersonenbelasting;

4º de belasting van niet-inwoners;

5º de met de personenbelasting gelijkgestelde bijzondere heffing;

6º de aanvullende crisisbijdrage;

met inbegrip van de voorheffingen, de opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting (hierna te noemen « Belgische belasting »).

§ 4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar binnen een aanvaardbare termijn de belangrijkste wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mede.

HOOFDSTUK II

Begripsbepalingen

Artikel 3

Algemene bepalingen

§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :

a) 1º betekent de uitdrukking « Mongolië », gebruikt in aardrijkskundig verband, het grondgebied van Mongolië en elk gebied waar de belastingwetten van Mongolië gelden voor zover Mongolië in dat gebied, in overeenstemming met het internationaal recht, soevereine rechten uitoefent om natuurlijke rijkdommen te ontginnen;

2º betekent de uitdrukking « België », gebruikt in aardrijkskundig verband, het grondgebied van het Koninkrijk België, daaronder begrepen de territoriale zee en de zones waarover, in overeenstemming met het internationaal recht, het Koninkrijk België soevereine rechten of zijn rechtsmacht uitoefent;

b) betekenen de uitdrukkingen « een overeenkomstsluitende Staat » en « de andere overeenkomstsluitende Staat », België of Mongolië, al naar het zinsverband vereist;

c) omvat de uitdrukking « persoon » een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;

d) betekent de uitdrukking « vennootschap » elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

e) betekenen de uitdrukkingen « onderneming van een overeenkomstsluitende Staat » en « onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat » onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;

f) betekent de uitdrukking « internationaal verkeer » elk vervoer door een schip, luchtvaartuig, weg- of spoorvoertuig dat door een onderneming die haar plaats van werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat heeft, wordt geëxploiteerd, behalve indien het schip, luchtvaartuig, weg- of spoorvoertuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;

g) betekent de uitdrukking « bevoegde autoriteit » in beide overeenkomstsluitende Staten, de minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

h) betekent de uitdrukking « onderdaan van een overeenkomstsluitende Staat » :

1º elke natuurlijke persoon die de nationaliteit van die overeenkomstsluitende Staat bezit;

2º elke rechtspersoon, personenvennootschap of vereniging die zijn rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in die overeenkomstsluitende Staat van kracht is.

§ 2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.

Artikel 4

INWONER

§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « inwoner van een overeenkomstsluitende Staat » iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Die uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat alleen terzake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen of ter zake van aldaar gelegen vermogen aan belasting zijn onderworpen.

§ 2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld :

a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;

c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;

d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.

§ 3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.

Artikel 5

VASTE INRICHTING

§ 1. Voor de toepassing van de Overeenkomst betekent de uitdrukking « vaste inrichting » een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

§ 2. De uitdrukking « vaste inrichting » omvat in het bijzonder :

a) een plaats waar leiding wordt gegeven;

b) een filiaal;

c) een kantoor;

d) een fabriek;

e) een werkplaats en

f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.

§ 3. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden is slechts dan een vaste inrichting indien de duur daarvan zes maanden overschrijdt.

§ 4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een « vaste inrichting » niet aanwezig geacht indien :

a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;

b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;

c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;

d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;

e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming, andere werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben, te verrichten;

f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de subparagrafen a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.

§ 5. Indien een persoon ­ niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 6 van toepassing is ­ voor een onderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf.

§ 6. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen. Wanneer de werkzaamheden van zodanige vertegenwoordiger uitsluitend voor rekening van die onderneming worden uitgeoefend, wordt die vertegenwoordiger evenwel niet geacht een onafhankelijk vertegenwoordiger te zijn in de zin van deze paragraaf.

§ 7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.

HOOFDSTUK III

Belastingheffing naar het inkomen

Artikel 6

Inkomsten uit onroerende goederen

§ 1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen (inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven daaronder begrepen) mogen in die andere Staat worden belast.

§ 2. De uitdrukking « onroerende goederen » heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen, luchtvaartuigen, weg- en spoorvoertuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.

§ 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.

§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.

Artikel 7

Ondernemingswinst

§ 1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.

§ 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.

§ 3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.

§ 4. Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winst te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.

§ 5. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.

§ 6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.

§ 7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

Artikel 8

Internationaal vervoer

§ 1. Winst uit de exploitatie van schepen, luchtvaartuigen, weg- of spoorvoertuigen in internationaal verkeer is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

§ 2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waar het schip zijn thuishaven heeft, of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.

§ 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.

Artikel 9

Afhankelijke ondernemingen

Indien

a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of

b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,

en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

Artikel 10

Dividenden

§ 1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

§ 2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan :

a) 5 percent van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap is die onmiddellijk of middellijk ten minste 10 percent bezit van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt;

b) 15 percent van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen.

Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.

§ 3. De uitdrukking « dividenden », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtingsaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten ­ zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest ­ die volgens de interne wetgeving van de Staat waarvan de vennootschapschuldenaar inwoner is op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken. Deze uitdrukking betekent ook de winst die door gemengde ondernemingen opgericht naar Mongools recht aan hun vennoten wordt uitgekeerd.

§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.

§ 5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap worden betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de niet-uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.

Artikel 11

Interest

§ 1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.

§ 2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de interest.

§ 3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 is interest in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is vrijgesteld indien het gaat om :

a) interest van handelsschuldvorderingen ­ met inbegrip van vorderingen vertegenwoordigd door handelspapier ­ wegens termijnbetaling van leveringen van koopwaar, goederen of diensten door ondernemingen;

b) interest betaald uit hoofde van een lening die is toegestaan, gewaarborgd of verzekerd, of een krediet dat is verleend, gewaarborgd of verzekerd, door openbare instellingen waarvan het doel bestaat uit het bevorderen van de uitvoer;

c) interest van niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde leningen van welke aard ook die door bankondernemingen zijn toegestaan;

d) interest van niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde gelddeposito's bij bankondernemingen;

e) interest betaald aan de andere overeenkomstsluitende Staat, een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan.

§ 4. De uitdrukking « interest », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten. Voor de toepassing van dit artikel omvat deze uitdrukking echter niet boeten voor laattijdige betaling noch interest die overeenkomstig de eerste zin van artikel 10, paragraaf 3, als dividenden wordt behandeld.

§ 5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalinen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.

§ 6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald is aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.

§ 7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de bepalingen belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.

Artikel 12

Royalty's

§ 1. Royalty's afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.

§ 2. Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 5 percent van het brutobedrag van de royalty's.

§ 3. De uitdrukking « royalty's », zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of banden voor radio of televisie, van een octrooi, en fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.

§ 4. De bepalingen van paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.

§ 5. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis, uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald is aangegaan en die de last van de royalty's draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.

§ 6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waartuit de royalty's afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.

Artikel 13

Vermogenswinst

§ 1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.

§ 2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast.

§ 3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen, luchtvaartuigen, weg- of spoorvoertuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen, luchtvaartuigen, weg- of spoorvoertuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de ondernemeing is gelegen.

§ 4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3 zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.

Artikel 14

Zelfstandige beroepen

§ 1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar.

Die inkomsten mogen evenwel in de volgende gevallen ook in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast :

a) indien de inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt; in dat geval mag slechts het deel van de inkomsten dat aan die vaste basis kan worden toegerekend, in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast; of

b) indien hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in enig tijdperk van twaalf maanden een totaal van 183 dagen te boven gaan; in dat geval mag slechts het deel van de inkomsten dat afkomstig is van de in die andere overeenkomstsluitende Staat verrichte werkzaamheden, in die andere Staat worden belast.

§ 2. De uitdrukking « vrij beroep » omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.

Artikel 15

Niet-zelfstandige beroepen

§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20 zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.

§ 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :

a) de verkrijger in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die tijdens enig tijdperk van twaalf maanden dat aanvangt of eindigt tijdens het betrokken belastbaar tijdperk een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en

b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en

c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.

§ 3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip, luchtvaartuig, weg- of spoorvoertuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

Artikel 16

Vennootschapsleiding

§ 1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

§ 2. Beloningen die een persoon, op wie paragraaf 1 van toepasing is, van de vennootschap verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende of van technische aard, en beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van zijn persoonlijke werkzaamheid als vennoot in een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 worden belast, alsof het ging om beloningen die een werknemer ter zake van een dienstbetrekking verkrijgt en alsof de werkgever de vennootschap was.

Artikel 17

Artiesten en sportbeoefenaars

§ 1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sport- beoefenaar, in die andere Staat worden belast.

§ 2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.

§ 3. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de werkzaamheden die door een artiest in een overeenkomstsluitende Staat worden verricht voor een wezenlijk deel worden gefinancierd uit de openbare middelen van de andere overeenkomstsluitende Staat, een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan. In dat geval zijn de inkomsten welke uit die werkzaamheden worden verkregen slechts in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar.

Artikel 18

Pensioenen

§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar.

§ 2. Pensioenen en andere al dan niet periodieke uitkeringen die worden betaald ter uitvoering van de sociale wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat zijn evenwel in die Staat belastbaar. Die bepaling is eveneens van toepassing op pensioenen en uitkeringen die worden betaald in het kader van een algemeen stelsel dat door een overeenkomstsluitende Staat is georganiseerd ter aanvulling van de voordelen waarin de genoemde wetgeving voorziet.

Artikel 19

Overheidsfuncties

§ 1. a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.

b) Die beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is, die :

1º onderdaan is van die Staat, of

2º niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.

§ 2. a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.

b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.

§ 3. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen betaald ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids- of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.

§ 4. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op beloningen betaald door een overeenkomstsluitende Staat aan een natuurlijke persoon ter zake van werkzaamheden uitgeoefend in de andere overeenkomstsluitende Staat in het kader van samenwerkingsakkoorden die tussen beide overeenkomstsluitende Staten zijn gesloten.

Artikel 20

Leraren en studenten

§ 1. Beloningen, van welke aard ook, van hoogleraren en andere leden van het onderwijzend personeel, die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat en in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijven om aldaar aan een universiteit of een andere officieel erkende onderwijsinrichting, onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden, zijn in die andere Staat vrijgesteld van belasting gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar vanaf de datum van aankomst van die personen in die andere Staat.

§ 2. Een student, een leerling of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon die inwoner is, of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner was, van de andere overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding tijdelijk in de eerstbedoelde Staat verblijft, is in die Staat vrijgesteld ter zake van de volgende bedragen of inkomsten die hij ontvangt of verkrijgt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding :

a) overmakingen die hij verkrijgt uit bronnen buiten de eerstbedoelde Staat;

b) vergoedingen, toelagen of prijzen die hij verkrijgt van de regering of van een instelling op het gebied van wetenschap, onderwijs of cultuur van een overeenkomstsluitende Staat;

c) beloningen die hij verkrijgt ter zake van een dienstbetrekking welke hij in de eerstbedoelde Staat gedurende de normale duur van zijn studie of opleiding uitoefent en die niet met die studie of opleiding verband houdt, indien die beloningen in enig kalenderjaar niet meer bedragen dan, naar het geval, 120 000 Belgische frank of de tegenwaarde daarvan in de munt van Mongolië tegen de officiële wisselkoers.

Artikel 21

Andere inkomsten

§ 1. Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.

§ 2. De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de verkrijger van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.

§ 3. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, mogen bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van de Overeenkomst worden behandeld en die uit de andere overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, ook in die Staat worden belast.

HOOFDSTUK IV

Belastingheffing naar het vermogen

Artikel 22

Vermogen

§ 1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat bezit en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mag in die andere Staat worden belast.

§ 2. Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft of uit roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, mag in die andere Staat worden belast.

§ 3. Vermogen bestaande uit schepen, luchtvaartuigen, weg- of spoorvoertuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd alsmede uit roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen, luchtvaartuigen, of weg- of spoorvoertuigen worden gebruikt, is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

§ 4. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.

HOOFDSTUK V

Wijze waarop dubbele belasting
wordt vermeden

Artikel 23

§ 1. In Mongolië wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :

a) Indien een inwoner van Mongolië inkomsten verkrijgt of vermogen bezit dat ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst in België mag worden belast, verleent Mongolië :

1º een vermindering op de belasting naar het inkomen van die inwoner tot een bedrag dat gelijk is aan de in België betaalde belasting naar het inkomen;

2º een vermindering op de belasting naar het vermogen van die inwoner tot een bedrag dat gelijk is aan de in België betaalde belasting naar het vermogen.

Deze vermindering mag echter in geen van beide gevallen dat deel van de belasting naar het inkomen of van de belasting naar het vermogen, zoals deze is berekend vóór het verlenen van de vermindering, overschrijden dat, naar het geval, aan het inkomen of het vermogen dat in België mag worden belast kan worden toegerekend.

b) Indien een vennootschap die inwoner is van Mongolië dividenden verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van België, en de vennootschap van Mongolië onmiddellijk of middellijk tenminste 10 percent bezit van het kapitaal van de Belgische vennootschap, wordt de in subparagraaf a), 1º, vermelde vermindering bovenop de Belgische belasting op die dividenden rekening gehouden met de Belgische vennootschapsbelasting die moet worden betaald ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.

§ 2. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :

a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt of bestanddelen van een vermogen bezit die ingevolge de bepalingen van de Overeenkomst, niet zijnde de bepalingen van artikel 10, paragraaf 2, van artikel 11, paragrafen 2 en 7, en van artikel 12, paragrafen 2 en 6, in Mongolië zijn belast, stelt België deze inkomsten of deze bestanddelen van vermogen vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of die bestanddelen van het vermogen niet waren vrijgesteld.

b) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en bestaan uit dividenden die belastbaar zijn ingevolge artikel 10, paragraaf 2, en niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf c) hierna, uit interest die belastbaar is ingevolge artikel 11, paragrafen 2 of 7, of uit royalty's die belastbaar zijn ingevolge artikel 12, paragrafen 2 of 6, de op die inkomsten geheven Mongoolse belasting in mindering gebracht van de Belgische belasting op die inkomsten.

België staat eveneens een vermindering toe op haar belasting wat betreft dividenden en interest die worden verkregen uit investeringen die rechtstreeks verbonden zijn met ontwikkelingsprojecten in Mongolië en die deel uitmaken van het samengetelde inkomen van de inwoners van België dat aan de Belgische belasting is onderworpen, indien deze bestanddelen van het inkomen mogen worden belast in Mongolië overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst en de algemene wetgeving van Mongolië, maar van belasting zijn vrijgesteld op grond van speciale en tijdelijke maatregelen die tot doel hebben de economische ontwikkeling van Mongolië te bevorderen en waarover de bevoegde autoriteiten van beide overeenkomstsluitende Staten zijn overeengekomen.

Die vermindering bedraagt 10 percent van het brutobedrag van de dividenden of de interest, maar zal in geen van beide gevallen dat deel van de Belgische belasting naar het inkomen, zoals deze is berekend vóór het verlenen van de vermindering, overschrijden dat aan de bestanddelen van het inkomen die in België mogen worden belast kan worden toegerekend en is slechts van toepassing gedurende de eerste 10 jaar waarvoor de Overeenkomst toepassing vindt. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen evenwel met elkaar overleg plegen om te bepalen of dat tijdvak al dan niet zal worden verlengd.

c) Dividenden in de zin van artikel 10, paragraaf 3, die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Mongolië, worden in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.

d) Indien verliezen die een onderneming gedreven door een inwoner van België in een in Mongolië gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België volgens de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winsten van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf a) in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in Mongolië door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld.

HOOFDSTUK VI

Bijzondere bepalingen

Artikel 24

Non-discriminatie

§ 1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

§ 2. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.

§ 3. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, artikel 11, paragraaf 7, of artikel 12, paragraaf 6, van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald. Schulden van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat tegenover een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden, bij het bepalen van het belastbare vermogen van die onderneming, eveneens op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof die schulden tegenover een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn aangegaan.

§ 4. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.

§ 5. Geen enkele bepaling van dit artikel mag aldus worden uitgelegd dat zij België belet :

a) de winst die kan worden toegerekend aan een Belgische vaste inrichting van een vennootschap die inwoner is van Mongolië aan de belasting te onderwerpen tegen het tarief dat door de Belgische wetgeving is bepaald, op voorwaarde dat het genoemde tarief niet hoger is dan het maximumtarief dat van toepassing is op de winsten van vennootschappen die inwoners zijn van België;

b) bronbelasting te heffen van dividenden uit een deelneming die wezenlijk is verbonden met een in België gelegen vaste inrichting van een vennootschap die inwoner is van Mongolië.

§ 6. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.

Artikel 25

Regeling voor onderling overleg

§ 1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 24, paragraaf 1, ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.

§ 2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst te vermijden.

§ 3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen.

§ 4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke overeenkomstsluitende Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij de Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of -verminderingen te verkrijgen.

§ 5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkander in verbinding stellen voor de toepassing van de Overeenkomst.

Artikel 26

Uitwisseling van inlichtingen

§ 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst en in het bijzonder om de ontduiking of het ontgaan van die belastingen te voorkomen. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.

§ 2. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen :

a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;

b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;

c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.

Artikel 27

Invorderingsbijstand

§ 1. Iedere overeenkomstsluitende Staat tracht, alsof het om zijn eigen belastingen zou gaan, elke in artikel 2 vermelde belasting in te vorderen die door de andere overeenkomstsluitende Staat werd geheven en waarvan de invordering nodig is opdat de vrijstelling of vermindering van belasting, welke die andere overeenkomstsluitende Staat ingevolge deze Overeenkomst verleent, niet wordt genoten door personen die daartoe niet gerechtigd zijn.

§ 2. De bepalingen van dit artikel mogen in geen geval aldus worden uitgelegd dat zij de aangezochte Staat de verplichting opleggen uitvoeringsmiddelen aan te wenden die niet toegestaan zijn door zijn wetgeving of door die van de andere overeenkomstsluitende Staat of maatregelen te nemen die in strijd zouden zijn met de openbare orde.

Artikel 28

Leden van diplomatieke zendingen
en van consulaire posten

De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van een diplomatieke vertegenwoordiging of een consulaire post ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan bepalingen van bijzondere overeenkomsten.

HOOFDSTUK VII

Slotbepalingen

Artikel 29

Inwerkingtreding

§ 1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te Ulaanbaatar worden uitgewisseld.

§ 2. De Overeenkomst zal in werking treden de vijftiende dag na de datum waarop de akten van bekrachtiging worden uitgewisseld en de bepalingen ervan zullen van toepassing zijn :

a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging;

b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die aanvangen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging;

c) op belastingen naar het vermogen geheven van bestanddelen van het vermogen die bestaan op 1 januari van elk kalenderjaar na dat van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging.

Artikel 30

Beëindiging

Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een overeenkomstsluitende Staat is opgezegd. Elk van de overeenkomstsluitende Staten kan tot en met 30 juni van elk kalenderjaar na het vijfde jaar dat volgt op het jaar van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging vóór 1 juli van zodanig jaar, houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn :

a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;

b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die aanvangen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;

c) op belastingen naar het vermogen geheven van bestanddelen van het vermogen die bestaan op 1 januari van elk jaar dat volgt op dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd door hun respectieve Regeringen, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN in tweevoud te Brussel, op 26 september 1995, in de Engelse taal.

VOOR DE REGERING VAN
MONGOLIE :

Minister van Buitenlandse Zaken

TS GOMBOSUREN

VOOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE :

Minister van Financiën

Philippe MAYSTADT

VOORONTWERP VAN WET VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


VOORONTWERP VAN WET HOUDENDE INSTEMMING MET DE OVEREENKOMST TUSSEN MONGOLIË EN HET KONINKRIJK BELGIË TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING EN TOT HET VOORKOMEN VAN HET ONTGAAN VAN BELASTING INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN EN NAAR HET VERMOGEN, GEDAAN TE BRUSSEL OP 26 SEPTEMBER 1995

Art. 1

Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De Overeenkomst tussen Mongolië en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, gedaan te Brussel op 26 september 1995, zal volkomen uitwerking hebben.


ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE


De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 6 augustus 1996 door de minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van wet « houdende instemming met de overeenkomst tussen Mongolië en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, gedaan te Brussel op 26 september 1995 », heeft op 26 mei 1997 het volgende advies gegeven :

1. Overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State onderzoekt deze onder meer of de voorgeschreven formaliteiten zijn vervuld.

Het wetsontwerp valt onder de werkingssfeer van de artikelen 5 en 14 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole, die het advies van de inspecteur van Financiën en de akkoordbevinding van de minister van Begroting vereisen alvorens de Raad van State om advies wordt verzocht.

Volgens de op 19 september 1996 en 30 april 1997 naar de Raad van State overgezonden documenten zijn die twee formaliteiten vervuld. De tweede is vervuld op 5 november 1996.

2. Het verdient aanbeveling dat de memorie van toelichting wordt aangevuld teneinde te preciseren wat de Europese juridische achtergrond is van de overeenkomst (1).

De kamer was samengesteld uit :

De heer J.-J. STRYCKMANS, kamervoorzitter;

De heren Y. KREINS en P. HANSE, staatsraden;

De heren P. GOTHOT en J. van COMPERNOLLE, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevrouw J. GIELISSEN, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. REGNIER, eerste auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer X. DELGRANGE, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. STRYCKMANS.

De Griffier, De Voorzitter,
J. GIELISSEN. J.-J. STRYCKMANS.

(1) Zie in de rechtsleer bijvoorbeeld L. Hinnekens, De toetsing van bilaterale belastingverdragen aan het gemeenschapsrecht, RW , 1996-1997, 14 september 1996, blz. 33-45, en J. Malherbe en D. Berlin, Conventions fiscales bilatérales et droit communautaire, RTD eur. , april-juni 1995, blz. 245-272, en juli-september 1995, blz. 509-537, en de geciteerde literatuurplaatsen.