1-843/1

1-843/1

Belgische Senaat

ZITTING 1997-1998

15 JANUARI 1998


Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van het continentaal plat, en Bijlage, en briefwisseling en met het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van de territoriale zee, ondertekend te Brussel op 18 december 1996


INHOUD



MEMORIE VAN TOELICHTING


1. Waarom werd de grens tussen de Belgische en Nederlandse zeegebieden nog niet vastgesteld ?

Wat de Territoriale Zee betreft is dit te wijten aan de Nederlandse soevereiniteitsaanspraken op de Wielingen, de voor de Belgische kust gelegen toegangsgeul tot de Westerschelde. Dit probleem bestaat al sinds de Belgische onafhankelijkheid. Deze soevereiniteitsaanspraken worden gesteund op :

a) historische rechten; daarbij wordt verwezen naar een arrest van 11 oktober 1504 van de Grote Raad van Mechelen en naar artikel 14 van het Verdrag van Münster van 1648;

b) op de overweging dat de Wielingen, als riviermonding, moeten worden beschouwd als een integrerend deel van de Westerschelde waarop Nederland de soevereiniteitsrechten uitoefent.

Het volkenrechtelijk begrip Continentaal Plat ontstond pas na WO. II.

In 1965 leidden Belgisch-Nederlandse onderhandelingen tot een ontwerpverdrag dat echter niet werd ondertekend omdat niet kon worden akkoord gegaan met de Nederlandse reserves inzake de Wielingen.

2. Rechten van de kuststaat over de Territoriale Zee, het Continentaal Plat en de Exclusieve Economische Zone (1)

De kuststaat bezit de volledige soevereiniteit over de Territoriale Zee (luchtruim, water, zeebodem, ondergrond). Hij heeft soevereine en exclusieve rechten over het Continentaal Plat voor de exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de zeebodem en de ondergrond. Hij heeft bovendien soevereine rechten over de Exclusieve Economische Zone voor de exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de wateren boven de zeebodem, voor de energiewinning, voor de bouw en het gebruik van kunstmatige eilanden en installaties, voor de bescherming van het mariene milieu.

3. Rechtsbeginselen inzake de afbakening van zeegebieden

a) Afbakening van de Territoriale Zee

De Staten met aan elkaar grenzende kusten bepalen vrij de grenslijn van hun Territoriale Zee.

Indien geen overeenkomst tussen hen bestaat, dan is geen van beide staten gerechtigd zijn Territoriale Zee uit te strekken tot voorbij de middellijn waarvan elk punt even ver is verwijderd van de basislijnen vanwaar de breedte van de Territoriale Zee van elk van de twee staten wordt gemeten (methode van de equidistantie). Bovenstaande bepaling is echter niet van toepassing in gevallen, waarin het op grond van een historische titel of van andere bijzondere omstandigheden noodzakelijk is de Territoriale Zee van de twee staten af te bakenen op een daarvan afwijkende wijze (artikel 12 van het Verdrag van Geneve inzake de Territoriale Zee (1958) en artikel 15 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982).

b) Afbakening van het Continentaal Plat

Artikel 6 van het Verdrag van Geneve inzake het Continentaal Plat (1958) stelt dat, bij gebreke van een overeenkomst tussen de betrokken staten de grens wordt vastgelegd bij toepassing van de equidistantie-methode. Hiervan kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Artikel 83 van het VN-Verdrag inzake het recht van de zee van 10 december 1982 bepaalt dat de afbakening moet gebeuren door een overeenkomst teneinde een billijke oplossing te bereiken.

Nederland heeft beide Verdragen bekrachtigd; België heeft het Verdrag van 1958 inzake het Continentaal Plat niet ondertekend maar het equidistantie-beginsel als afbakeningsmethode wel opgenomen in de Wet van 13 juni 1969 inzake het Continentaal Plat.

4. Noodzaak van de afbakening tussen de Belgische en Nederlandse zeegebieden

1. Het ontbreken van een officiële grens tussen de Belgische en de Nederlandse Territoriale Zee heeft er toe geleid dat de betrokken Nederlandse en Belgische besturen diverse grenslijnen hanteren (beheersgebied Nederlandse nautische vaarwegbeheerder, Nederlandse wrakkenwet, Scheepvaartreglement Westerschelde, briefwisseling 29 juli 1970 van de Directeurs-generaal Loodswezen inzake betonning en bebakening e.a.).

Wat betreft de exploratie en exploitatie van het Continentaal Plat gaat de Nederlandse Mijnwet uit van de grenslijn van de Belgisch-Nederlandse ontwerpovereenkomst van 1965 (zie hieronder punt 6); het bestaan van een dergelijke grenslijn werd aan Belgische zijde afgewezen.

2. Een in 1993 gesimuleerde accidentele verontreiniging van het zeemilieu voor de Belgisch-Nederlandse kust leidde tot de conclusie dat het ontbreken van een preciese grenslijn een doelmatig optreden van de hulpdiensten in ernstige mate hindert.

3. De bescherming van het mariene milieu, de visserijcontrole, de politiecontrole, het beheer van de scheepvaart e.d. wordt bemoeilijkt door het ontbreken van de grens.

5. Federale bevoegdheid. Betrokkenheid van het Vlaamse Gewest

De afbakening van de zeegebieden is een federale bevoegdheid. Het ministerie van Buitenlandse Zaken leidde de onderhandelingen. Volgende departementen waren erbij betrokken : Verkeerswezen, Economische Zaken, Landsverdediging (Marine), Sociale Zaken en Leefmilieu (maritieme gebieden), Binnenlandse Zaken, Landbouw en Visserij.

Ook het Vlaamse Gewest (Dienst Buitenlandse Betrekkingen en Dienst van de Kust) werd bij de onderhandelingen betrokken. De Gewesten (lees : het Vlaamse Gewest) oefenen in de Belgische zeegebieden die bevoegdheden uit die hen uitdrukkelijk zijn toegewezen.

In die zin bepaalt artikel 6, § 1, X, 9º, van de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 zoals gewijzigd door de Bijzondere Wet van 8 augustus 1988 dat de gewestelijke (Vlaamse) bevoegdheden inzake waterwegen, havens, zeewering, loodswezen, bebakening, baggerwerken, reddings- en sleepdiensten « het recht inhouden om in de Territoriale Zee en op het Continentaal Plat de werken uit te voeren die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van deze bevoegdheden ».

6. Verschillende Belgische en Nederlandse uitgangspunten bij de onderhandelingen die tot de genoemde verdragen hebben geleid

a) Afbakening van het Continentaal Plat

Nederlands standpunt. Inzake het Continentaal Plat is al in 1965 een belgisch-Nederlandse overeenkomst tot stand gekomen waarbij de grens -vanaf 3 mijl van de kustlijn aangezien de Terrritoriale Zee in 1965 slechts 3 mijl breed wasvolgens de methode van de equidistantie is getrokken.

Deze ambtelijke overeenkomst werd immers later bevestigd onder meer door de Belgische wetten van 1969 en 1978 inzake het Continentaal Plat en inzake visserijzone; door de koninklijke besluiten inzake de aanwijzing van concessiezones in het Continentaal Plat; door de Belgische diplomatieke brief (1967) aan het Internationaal Hof van Justitie zulks in verband met de rechtszaak over de afbakening van het Continentaal Plat tussen Nederland, Denemarken en Duitsland; door de aanvaarding van het drielandenpunt in de Nederlands-Engelse afbakeningsovereenkomst; door antwoorden op parlementaire vragen.

Gezien het algemeen aanvaarde rechtsbeginsel Estoppel kan deze sedert 30 jaar bestaande grenslijn niet meer in discussie worden gesteld. De onderhandelingen kunnen dus slechts slaan op de zijwaartse afbakening van de Territoriale Zee en op de repercussies ervan op het beginpunt van de bestaande grenslijn van het Continentaal Plat. In 1985 werd de Territoriale Zee immers uitgebreid van 3 tot 12 mijl.

Belgisch standpunt. In 1965 is geen formele overeenkomst tot stand gekomen. Gerzien de sedertdien opgetreden evolutie van het zeerecht wordt dezerzijds een afbakening voorgestaan die meer dan het in 1965 aangehouden tracé rekening houdt met billijkheidsoverwegingen (artikel 83 van het VN-verdrag inzake het recht van de zee van 10 december 1982).

b) Afbakening van de Territoriale Zee

Bij de onderhandelingen rezen drie problemen :

1. de keuze van de basislijn voor de toepassing van de methode van de equidistantie : de normale basislijn dit wil zeggen de laagwaterlijn langs de kust (Belgisch standpunt) of de rechte basislijn Zwin-Westkapelle over de Scheldemonding (Nederlands standpunt);

2. het in aanmerking nemen van de zeewaartse uitbouw van de haven van Zeebrugge en van de droogvallende bodemverheffing Rassen voor de Nederlandse kust voor de vaststelling van de basislijn;

3. de genoemde Nederlandse soevereiniteitsaanspraken op de Wielingen.

c) Aan Belgische zijde werd bovendien vastgehouden aan het standpunt dat er geen overeenstemming is over de afbakening van de Territoriale Zee zolang er ook geen overeenstemming is over de nieuwe grenslijn van het Continentaal Plat

7. Resultaat van de onderhandelingen zoals vastgelegd in de genoemde verdragen

a) Afbakening van de Territoriale Zee

De grens tussen de Belgische en de Nederlandse Territoriale Zee wordt bepaald bij toepassing van de methode van de equidistantie, waarbij wordt uitgegaan van de normale basislijn d.i. de laagwaterlijn langs de kust en waarbij wordt rekening gehouden met de zeewaartse uitbouw van de haven van Zeebrugge en van de droogvallende bodemverheffing Rassen.

Nederland doet afstand van zijn soevereiniteitsaanspraken op de Wielingen.

b) Afbakening van het Continentaal Plat

De « billijke » grenslijn tussen het Belgische en het Nederlandse Continentaal Plat werd bekomen bij toepassing van de methode van de equidistantie, met dien verstande dat volledig wordt rekening gehouden met de zeewaartse uitbouw van de haven van Zeebrugge en dat de droogvallende bodemverheffing Rassen voor de Nederlandse kust voor 1/4 wordt in aanmerking genomen.

De Nederlandse overheid heeft in het nu aan België toekomende gebied een aantal concessies voor grind- en zandwinning verleend. In een bij de overeenkomst gaande briefwisseling verbindt België zich ertoe de rechten van de betrokken concessiehouders naar Belgisch recht te zullen regulariseren.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Erik DERYCKE.

De minister van Vervoer,

Michel DAERDEN.

WETSONTWERP


ALBERT II,

Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
ONZE GROET.

Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken en van Onze minister van Vervoer,

HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ :

Onze minister van Buitenlandse Zaken en Onze minister van Vervoer zijn gelast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen.

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De volgende Internationale Akten, ondertekend te Brussel op 18 december 1996, zullen volkomen uitwerking hebben :

­ Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van het continentaal plat, en Bijlage, en briefwisseling;

­ Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van de territoriale zee.

Gegeven te Brussel, 16 december 1997.

ALBERT

Van Koningswege :

De minister van Buitenlandse Zaken,

Erik DERYCKE.

De minister van Vervoer,

Michel DAERDEN.

VERDRAG

tussen het Koninkrijk België en Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van de territoriale zee

HET KONINKRIJK BELGIË

EN

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

Verlangende de zijwaartse grens van de territoriale zee van het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België vast te leggen,

Zijn als volgt overeengekomen :

Artikel 1

1. De grens tussen de territoriale zee van het Koninkrijk der Nederlanden en de territoriale zee van het Koninkrijk België wordt gevormd door de bogen van grootcirkels die de volgende, in coördinaten uitgedrukte, punten verbindt in de volgorde zoals hieronder aangegeven :

Punt 1 : 51º 22' 25'' N; 03º 21' 52,5'' O

Punt 2 : 51º 22' 46'' N; 03º 21' 14'' O

Punt 3 : 51º 27' 00'' N; 03º 17' 47'' O

Punt 4 : 51º 29' 05'' N; 03º 12' 44'' O

Punt 5 : 51º 33' 06'' N; 03º 04' 53'' O

2. De ligging van de in dit artikel genoemde punten is uitgedrukt in lengte en breegte volgens Europese coördinaten (1e Vereffening, 1950).

3. De grenslijn, zoals in het eerste lid vastgesteld, is ter verduidelijking ingetekend op de als bijlage bij dit verdrag gevoegde kaart.

Artikel 2

De grens, getrokken door de punten zoals vermeld in artikel 1, lid 1, is gebaseerd op het beginsel van equidistantie ten opzichte van de normale basislijn zijnde de laagwaterlijn van de kust. Rekening is gehouden met de zeewaartse uitbouw van de haven van Zeebrugge in België en de droogvalling « Rassen » voor de Nederlandse kust.

Artikel 3

Dit verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum, waarop de verdragsluitende partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat is voldaan aan de vereisten van hun nationale wetgeving voor de inwerkingtreding van dit verdrag.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden regeringen, dit verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 18 december 1996, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk België :

De minister van Buitenlandse Zaken,

Erik DERYCKE.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden :

De minister van Buitenlandse Zaken,

H.A.F.M.O. van MIERLO.

VERDRAG

tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van het continentaal plat

HET KONINKRIJK BELGIË

EN

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

Verlangende in het kader van goed nabuurschap te komen tot een voor beide verdragsluitende partijen aanvaardbare oplossing voor de zijwaartse afbakening van het continentaal plat,

Zijn als volgt overeengekomen :

Artikel 1

1. De grens tussen het continentaal plat van het Koninkrijk der Nederlanden en het continentaal plat van het Koninkrijk België wordt gevormd door de boog van de grootcirkel die de volgende, in coördinaten uitgedrukte, punten verbindt in de volgorde zoals hieronder aangegeven :

Punt 5 : 51º 33' 06'' N; 03º 04' 53'' O

Punt 6 : 51º 52' 34,012'' N; 02º 32' 21, 599'' O

2. De ligging van de in dit artikel genoemde punten is uitgedrukt in lengte en breegte volgens Europese coördinaten (1e Vereffening, 1950).

3. De grenslijn, zoals in het eerste lid vastgesteld, is ter verduidelijking ingetekend op de als bijlage bij dit verdrag gevoegde kaart.

Artikel 2

Wanneer een van de verdragsluitende partijen besluit tot instelling van een exclusieve economische zone zullen de coördinaten, als aangegeven in artikel 1, worden gehanteerd voor de zijwaartse afbakening ervan.

Artikel 3

Dit verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum, waarop de verdragsluitende partijen elkaar schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat is voldaan aan de vereisten van hun nationale wetgeving voor de inwerkingtreding van dit verdrag.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun onderscheiden regeringen, dit verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, op 18 december 1996, in de Nederlandse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk België :

De minister van Buitenlandse Zaken,

Erik DERYCKE.

Voor het Koninkrijk der Nederlanden :

De minister van Buitenlandse Zaken,

HAFMO van MIERLO.

Brussel 18 december 1996

Mijnheer de Minister,

Naar aanleiding van de ondertekening van het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de zijwaartse afbakening van het continentaal plat, heb ik de eer U, namens het Koninkrijk België, het volgende voor te stellen :

1. De twee verdragsluitende partijen komen overeen dat in de mate waarin de bevoegde overheid van één van de twee staten vóór de datum van inwerkingtreding van het bovenvermelde verdrag vergunningen onder welke vorm en benaming ook heeft verleend aan particulieren en overheidsinstanties voor het uitvoeren van activiteiten in het gebied van het continentaal plat die als gevolg van bovenvermeld verdrag onder de rechtsmacht van de andere staat komt, die laatstgenoemde staat de aldus door particulieren en overheidsinstanties verworven rechten zal erkennen gedurende een overgangsperiode van 5 jaar en zich er toe verbindt deze vergunning in de loop van de overgangsperiode te regulariseren overeenkomstig de eigen rechtsregels.

2. De respectieve nationale overheidsinstanties van beide verdragsluitende partijen zullen de maatregelen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van bovenvermeld verdrag en daarmede samenhangende aangelegenheden, in gemeenschappelijk overleg treffen.

Indien U met dit voorstel kunt instemmen, zullen deze brief en Uw antwoord een integrerend deel uitmaken van het bovenvermelde verdrag.

Erik DERYCKE.

Brussel, 18 december 1996

Mijnheer de Minister,

Hiermede heb ik de eer de ontvangst te bevestigen van Uw brief van heden, die als volgt luidt :

« Naar aanleiding van de ondertekening van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake de zijwaartse afbakening van het continentaal plat, heb ik de eer U, namens het Koninkrijk België, het volgende voor te stellen :

1. De twee verdragsluitende partijen komen overeen dat in de mate waarin de bevoegde overheid van één van de twee staten vóór de datum van inwerkingtreding van het bovenvermelde verdrag vergunningen onder welke vorm en benaming ook heeft verleend aan particulieren en overheidsinstanties voor het uitvoeren van activiteiten in het gebied van het continentaal plat die als gevolg van bovenvermeld verdrag onder de rechtsmacht van de andere staat komt, die laatstgenoemde staat de aldus door particulieren en overheidsinstanties verworven rechten zal erkennen gedurende een overgangsperiode van 5 jaar en zich er toe verbindt deze vergunning in de loop van de overgangsperiode te regulariseren overeenkomstig de eigen rechtsregels.

2. De respectieve nationale overheidsinstanties van beide verdragsluitende partijen zullen de maatregelen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van bovenvermeld verdrag en daarmede samenhangende aangelegenheden, in gemeenschappelijk overleg treffen.

Indien U met dit voorstel kunt instemmen, zullen deze brief en Uw antwoord een integrerend deel uitmaken van het bovenvermelde verdrag. »

In antwoord op Uw brief heb ik de eer U mede te delen, dat ik met het bovenstaande voorstel kan instemmen, zodat Uw brief en dit antwoord een integrerend deel uitmaken van het bovenvermelde verdrag.

HAFMO van Mierlo

VOORONTWERP VAN WET VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


Voorontwerp van wet houdende instemming met het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van het continentaal plat, en Bijlage, en briefwisseling en met het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van de territoriale zee, ondertekend te Brussel op 18 december 1996

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De volgende Internationale Akten, ondertekend te Brussel op 18 december 1996, zullen volkomen uitwerking hebben :

­ Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van het continentaal plat, en Bijlage, en briefwisseling;

­ Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van de territoriale zee.


ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE


DE RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 5 augustus 1997 door de Minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van wet « houdende instemming met het verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van het continentaal plat, en bijlage, en briefwisseling en het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de zijwaartse afbakening van de territoriale zee, ondertekend te Brussel op 18 december 1996 », heeft op 13 oktober 1997 het volgende advies gegeven :

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP

1. Het voorliggend wetsontwerp strekt tot de goedkeuring van twee verdragen tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van het continentaal plat en de afbakening van de territoriale zee, die op 18 december 1996 ondertekend zijn.

Bij elk van beide verdragen gaat een Bijlage en een briefwisseling, waardoor de hoge verdragsluitende partijen op dezelfde wijze als door de verdragen zelf gebonden zijn.

Er dient te worden gepreciseerd dat de instemming ook geldt voor deze Bijlagen en briefwisselingen.

1º in het opschrift, dat bijgevolg als volgt wordt gesteld :

« Wetsontwerp houdende instemming met de volgende internationale akten : 1º Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van het continentaal plat, en Bijlage, en briefwisseling; 2º Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van de territoriale zee, en Bijlage, en briefwisseling, ondertekend te Brussel op 18 december 1996. »;

2º in artikel 2, waarvan het tweede lid van de opsomming (dat punt 2º wordt) als volgt zou moeten worden geschreven :

« 2º Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de afbakening van de territoriale zee, en Bijlage, en briefwisseling. ».

2. In de Nederlandse tekst schrijve men in het voordrachtformulier « en Onze minister van Vervoer » in plaats van « en van Onze minister van Vervoer ».

3. In artikel 2 dient in de opsomming gebruik te worden gemaakt van de nummering met « 1º » en « 2º ».

De kamer was samengesteld uit :

De heer R. ANDERSEN, kamervoorzitter;

De heren C. WETTINCK en P. LIENARDY, staatsraden;

De heren P. GOTHOT en J.-M. FAVRESSE, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevrouw M. PROOST, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer B. JADOT, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer C. NIKIS, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. ANDERSEN.

De Griffier, De Voorzitter,
M. PROOST. R. ANDERSEN.

(1) Artikel 2 van het voorliggende Verdrag inzake de afbakening van het Continentaal Plat bepaalt dat de grens van het Continentaal Plat ook zal gelden voor de door beide landen in te stellen Exclusieve Economische Zone.