1-419/1 | 1-419/1 |
23 SEPTEMBER 1996
Een ieder is er het in grotere of mindere mate mee eens dat het spelbeleid in België nagenoeg onbestaande is.
De wet van 24 oktober 1902 op het spel heeft een ernstige oplapbeurt nodig; het koninklijk besluit van 13 januari 1975 houdende de lijst van de speelapparaten waarvan de uitbating toegelaten is, is een model van spelindustriële archeologie dat een normale ontwikkeling van een bedrijf en de meest elementaire rechtszekerheid in het gedrang brengt.
Bovendien vormen de casino's een probleem op politiek vlak.
Strikt juridisch bestaan casino's immers niet. De 8 bestaande spelinrichtingen van die aard (4 aan de kust en 4 in het Waalse landsgedeelte) waren tot op het einde van de jaren zeventig tamelijk bescheiden en door de aard van de aangeboden spelen (roulette zonder zero en baccara chemin de fer) de facto voorbehouden aan een financieel bevoorrechte minderheid.
De invoering van zogenaamde « Amerikaanse » spelen, in het bijzonder de roulettes met zero en de black-jack, hebben een ontegensprekelijke uitbreiding en democratisering van het spelerspubliek in de hand gewerkt.
Thans is er sprake van dat de casino's « de jackpots zouden krijgen ». Mocht dit nu gebeuren onder het stelsel van de aloude « tolerantie » van de procureurs-generaal, dan zouden deze magistraten de facto de grootste « beschermers » worden van het illegaal gokken in België.
Onderhavig voorstel heeft tot doel een aantal principes bij wet vast te leggen : een kader dat speloperatoren aan strikte uitbatingsregels zou binden met, als compensatie, de zekerheid van beroep en van redelijke winst.
Dit voorstel vertrekt van een tweevoudig principe :
het uitbaten van kansspelen blijft a priori verboden;
een uitbatingstoelating moet beschouwd worden als een voorrecht dat bij overtreding of schending van de opgelegde regels, onmiddellijk moet herroepen worden.
Hoofdstuk I bevat een aantal regels inzake het algemeen verbod van uitbating van kansspelen, welke sterk geïnspireerd zijn door de huidige wet van 1902.
Opmerkelijk is wel de definitie die nu gegeven wordt van een « kansspel » (zie art. 8).
Hoofdstuk II heeft tot doel een apart bestuur op te richten dat het beleid inzake het spel zou kunnen helpen opbouwen en evenwichtig houden.
De leiding van deze administratie, die van de Eerste minister zou afhangen is toevertrouwd, zoals bijvoorbeeld in het Hoog Comité van Toezicht, aan een College van drie leden dat tegelijkertijd een beslissings-, een controle- en een studieorgaan is.
De controle op die administratie wordt gevoerd door een commissie, samengesteld uit leden van de Wetgevende Kamers of Raden. Deze kan zo nodig, politieke accenten inbouwen in technische voorstellen van het College, zodat die voorstellen, een politieke « zegen » zouden krijgen en, op die manier, tegelijkertijd, de inbreng a priori van het Parlement vergroot en het werk ervan a posteriori verlicht.
Die commissie heeft ook een taak als rechter in hoger beroep wat een aantal beslissingen van het College betreft.
Hoofdstuk III regelt, in de ruimste zin, de uitbating van casino's. Het is geen geheim dat de casinowereld met of zonder medeweten van de casino-uitbaters potentieel een bevoorrecht doelwit vormt voor onzuivere praktijken zoals bijvoorbeeld het witwassen van « vuil » geld. De meest vooruitstrevende wetgevingen en reglementeringen hebben als hoofddoel de georganiseerde misdaad uit de spelkringen te bannen. Het voorstel beoogt een aanpak in dezelfde zin door :
1º elke activiteit in verband met het spel aan een vergunning te onderwerpen;
2º de uitreiking van zulke vergunning afhankelijk te maken van diepe en verregaande vooronderzoeken, die de zuiverheid van de betrokken rechtspersonen, natuurlijke personen en ingeschakelde middelen zowel op het geldelijk als op het onroerend vlak moeten verzekeren;
3º het potentieel personeel door te lichten, wat ook een vorm van bescherming van de operator teweegbrengt;
4º elk spelmateriaal te onderzoeken vooraleer het op de markt gebracht wordt en een sluitende controle te bekomen, zowel wat het aantal uitgebate toestelleen of tafels betreft als op de werkelijke opbrengsten van die spelen.
Bijzondere aandacht vergt artikel 30 van het voorstel. Men moet duidelijk beseffen dat België niet groot genoeg is om gewoon de markt van de casino's open te gooien. Daarom blijft het aantal instellingen beperkt, maar de geografische indeling beantwoordt aan verscheidene vereisten van onze moderne Belgische samenleving :
a) de traditionele locaties blijven behouden;
b) de twee grootste steden van het land krijgen ook hun casino, wat in het bijzonder voordelig zal zijn voor de financiën van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, enerzijds, en hetgeen de toevlucht naar de Nederlandse casino's sterk zou moeten afremmen, anderzijds;
c) de Duitstalige Gemeenschap krijgt een op dat vlak verdiende erkenning.
Alles wordt bedacht in functie van een viervoudig doel :
de bescherming van de maatschappij en de openbare orde;
de bescherming van de speler;
de bescherming van de uitbaters;
de bescherming van de fiscale belangen van de Gewesten.
In hetzelfde opzicht moet ook hoofdstuk IV worden bekeken.
De verouderde en trouwens moeilijk controleerbare spelen worden uit de markt gesloten en worden vervangen door spelen die de tand des tijds kunnen doorstaan.
Omwille van hun groter aantal en hun meer gemakkelijke toegankelijkheid worden de spelen die in lunaparken, in cafés of in foorlunaparken kunnen worden toegelaten begrensd zowel qua inzet- als qua winstmogelijkheden.
De lunaparken die ongetwijfeld deel uitmaken van de toeristische sfeer moeten behouden blijven. Door een beter aanbod van toestellen zouden de commerciële evenwichten tussen de verschillende operatoren verzekerd moeten zijn. Er wordt ook eindelijk een definitie gegeven van wat een lunapark moet zijn.
Wat de drankslijterijen betreft is de auteur van het voorstel van mening dat de « bingo's » en de « one balls » kunnen blijven bestaan, vermits ze hun karakter van zwaar gokspel verloren hebben sinds de recente beperkingen die door de minister van Justitie werden ingebracht en die moeten blijven bestaan.
De besproken toestellen blijven nochtans van belang voor de horecasector omwille van de niet verwaarloosbare financiële inbreng voor de meeste café-uitbaters.
Wat de foorlunaparken betreft worden een aantal minimale maar onontbeerlijke identificatie- en toezichtsregels vastgelegd.
In hoofdstuk V wordt gezorgd voor de dekking van de kosten die door de werking van een klantgerichte administratie worden veroorzaakt. De oprichting van de Algemene administratie van het spel zou in de normale werkingsfase geen bijkomende kosten voor de Staat mogen betekenen.
In hoofdstuk VI zijn een beperkt aantal wetsbepalingen opgesomd die hetzij worden opgeheven, hetzij niet meer van toepassing zijn op de door het voorstel bedoelde spelverrichtingen.
In hoofdstuk VII wordt voorzien in een inwerkingtreding die op 24 maand bepaald wordt.
Hoofdstuk I neemt de belangrijkste principes over van de wet van 24 oktober 1902 op het spel. Dit hoofdstuk bevestigt het principe van het verbod van de uitbating van de kansspelen en bepaalt de verschillende straffen die aan een eventuele uitbating verbonden zijn.
De enige markante verschillen situeren zich :
in artikel 2, dat teruggebracht is tot de vroegere versie van de wet van 19 april 1963. Deze wijziging is gerechtvaardigd door het feit dat de wetten van 19 april 1963 en 22 november 1974 het resultaat waren van de invoering van speltoestellen op de Belgische markt en dat de situatie van deze speltoestellen geregeld wordt in de andere hoofdstukken van dit wetsvoorstel;
in artikel 6, waar rekening wordt gehouden met de opheffing van de artikelen 72 en 76 van het Strafwetboek;
in artikel 8 nieuw , dat bepaalt wat een kansspel is. Het is gekenmerkt door een nieuwe benadering die geen plaats meer laat voor appreciatie en interpretatie : ieder spel waarbij de kans tussenkomt, hoe miniem ook het aandeel ervan zij, valt onder de bepalingen die specifiek van toepassing zijn op dit soort spel. Deze wijze van opvatting draagt bij tot de versterking van de rechtszekerheid, maakt een betere controle a priori van alle kansspelen mogelijk en vergemakkelijkt ongetwijfeld de taak van de controle-organen;
in artikel 9 (oud art. 7), waaraan een lid is toegevoegd dat het begrip vastlegt van spelen die de aard hebben van een lichaamsoefening of -behendigheid;
in artikel 10 tenslotte, dat volledig nieuw is en de bijzondere regimes aankondigt van de uitbating van spelen in casino's en van de automatische kansspeltoestellen in andere plaatsen dan de casino's.
Artikel 11
Om alle controlewerkzaamheden te kunnen uitvoeren, zowel die welke voorafgaan aan de uitbating als die tijdens de exploitatie, alsook om in voorkomend geval de repressieve functies die zouden nodig zijn uit te oefenen, heeft de auteur geopteerd voor de creatie van een nieuwe administratie wier enige activiteit de regulering, in de meest ruime betekenis van het woord, van het spel in België zou zijn.
In de huidige stand van zaken zou deze administratie en zij alleen belast zijn met de toepassing en de controle van de wetsbepalingen. Zij alleen, omdat ze zou samengesteld zijn uit ambtenaren voor wie het de enige bezigheid zou zijn en die zich in deze materie zouden specialiseren. Zij alleen ook, omdat men uiteenlopende interpretatie en toepassing zou vermijden, die momenteel tussen de verschillende gerechtelijke arrondissementen voorkomen en die nadelig zijn voor een goede werking van het gerecht en van de economie.
Artikel 12
De in artikel 11 gecreëerde administratie wordt geleid door een College samengesteld uit een hoge magistraat die bij het Hof van Cassatie zetelt en uit twee ervaren ambtenaren, de een behorend tot het ministerie van Justitie, de andere tot het ministerie van Financiën. In deze optiek is het idealiter wenselijk dat het College zou samengesteld zijn uit personen die in het domein van het spel een onbetwiste autoriteit bezitten.
Om die equipe te dynamiseren, geldt de benoeming van haar leden voor een hernieuwbare termijn van 5 jaar.
Artikel 13
Artikel 13 somt andere taken op die aan het College worden toegekend buiten het dagelijkse beheer van de administratie van het spel.
Dit College wordt aldus een beslissings-, controle- en studieorgaan.
Artikel 14
De menselijke en materiële middelen, nodig voor de uitvoering van deze taken, worden aan de nieuwe administratie toegekend.
Haar organisatie is derwijze opgevat dat ze over diensten kan beschikken die specifiek gespecialiseerd zijn in de juridische en legistieke, technische en informatica-aspecten en in de controletaken op het terrein.
Gelet op de omvang van haar bevoegdheden op het vlak van het spel, kan er geen sprake zijn van genoegen te nemen met a priori laaggekwalificeerde of weinig gemotiveerde beambten.
In het raam van zijn algemene bevoegdheid om wetten uit te voeren, zal de Koning o.a. het organiek kader van deze administratie, de bevorderingsregels en de bezoldiging moeten bepalen. Inzonderheid wat dit laatste punt betreft, opteert de auteur van dit voorstel voor een zeer voordelig barema, gelet op de sector waarin de beambten van de genoemde administratie zullen verplicht worden te verkeren. Daartegenover zouden de in deze administratie van kracht zijnde disciplinaire regels voorbeeldig moeten zijn en met uiterste gestrengheid moeten worden toegepast.
Tenslotte voorziet artikel 14 in de aanstelling van een rekenplichtige van de Schatkist, bevoegd om desgevallend de gedwongen invordering van krachtens de wet verschuldigde sommen uit te voeren.
Artikel 15
Onafhankelijk van de administratieve en structurele voogdij van de Eerste minister, moet een rechtstreekse en functionele controle worden uitgevoerd door een orgaan genoemd « Algemene Commissie van het spel », dat een directe emanatie is van de Wetgevende Kamers of Raden.
Deze Commissie moet zeer stipt van de activiteiten van de Administratie op de hoogte worden gehouden en ieder jaar moet haar door het Uitvoerend College van het spel een omstandig verslag worden voorgelegd.
De Commissie is samengesteld uit negen leden, de leden van het Uitvoerend College inbegrepen.
Artikel 16
Beschrijft een essentiële functie van de Commissie, met name die van een reflexiekamer over de voorstellen van wets- of reglementswijzigingen uitgebracht door het Uitvoerend College krachtens artikel 13.
Eens een positieve beslissing is genomen over deze voorstellen, voorziet artikel 16 in een verplichting :
1º voor de federale Regering om de nodige maatregelen te nemen om, met name, hetzij een wetsvoorstel in te dienen in het federale Parlement, hetzij een ontwerp van besluit ter ondertekening aan de Koning voor te leggen;
2º voor de betrokken minister(s) om de aanbevolen reglementaire maatregelen te nemen.
Artikel 17
Artikel 17 kent tenslotte aan de Algemene Commissie van het spel een rechtsprekende functie toe.
Bepaalde sancties die door het College (zie verder) kunnen worden genomen, zijn vatbaar voor betwisting voor de Commissie. De beslissingen van de Commissie die een herziening van de beslissingen van het College inhouden moeten unaniem worden genomen, waarbij de leden van het College niet aan de stemming deelnemen.
Artikel 18
Artikel 18 bepaalt de soorten vigerende vergunningen in het kader van een directe of een indirecte betrokkenheid bij de uitbating van een casino.
Artikel 19
Artikel 19 introduceert het begrip toelating dat meer rechtstreeks van toepassing is op het eigenlijk spelmaterieel, waar de in artikel 18 bedoelde vergunningen van toepassing zijn op de operatoren.
Deze toelatingen zijn bestemd om, op de plaats zelf van de uitbating, de conformiteit van het gebruikte materieel met de krachtens deze wet genomen reglementering na te gaan. Een algemene toelating wordt uitgereikt naar aanleiding van de goedkeuring van een model speeltafel of speltoestel, een individuele toelating wordt uitgereikt voor elke werkelijk in uitbating zijnde tafel of speltoestel.
Artikel 20
Artikel 20 beoogt het vastleggen van een visueel controlemiddel op het personeel in de ruime zin van het casino. Dit controlemiddel bestaat uit een identificatiekaart waarvan het vermeld personeel binnen de muren van de spelinrichting permanent drager moet zijn en die dus zichtbaar moet zijn.
Artikel 21
Artikel 21 beschrijft simpelweg de functies van een casino : inrichting van spelen, voorstellingen en restauratie en, eventueel, hotelactiviteit.
Artikel 22
Artikel 22 somt de imperatieve financiële voorwaarden tot de uitreiking van een voor het openen van een casino onmisbare vergunning klasse A op.
Deze voorwaarden en de onderzoeken die het College moet uitvoeren beogen vanzelfsprekend het zich vergewissen van de financiële « zuiverheid » van de uitbater.
De onderzoeken strekken zo verregaand als het nodig blijkt. Zij kunnen over de hele wereld worden uitgevoerd en gericht zijn op andere activiteitsbranches dan de uitbating van het spel, naar het voorbeeld van de onderzoeken verricht door de officiële Amerikaanse organen. Elke niet-verantwoorde oorsprong van fondsen of elke twijfelachtige operatie kan op zich de weigering van een vergunning wettigen.
Artikel 23
Artikel 23 moet in samenhang met artikel 22 gelezen worden, waarvan het het onmisbaar complement vormt.
Waar artikel 22 betrekking heeft op het financieel aspect van een eventuele vestiging, slaat artikel 23 op de uitbaters in de eigenlijke zin, die het bewijs moeten leveren van hun morele eerbaarheid.
Een precieze identificatie van aandeelhouders of vennoten bij rechtspersonen is te dien einde onontbeerlijk.
Het zal het Uitvoerend College van het spel toekomen om met de gepaste gestrengheid de hem ter beoordeling voorgelegde argumenten af te wegen.
Artikel 24
Artikel 24 beoogt de beperkte opsomming van natuurlijke of rechtspersonen die eigenaar mogen zijn van lokalen waar casino's zijn gevestigd, met als duidelijk omlijnd doel een derde geen kans te geven rechtstreeks of onrechtstreeks druk uit te oefenen op een spelinrichting of uit de uitbating van het spel een abnormaal voordeel te behalen.
Artikel 25
Artikel 25 verschaft aan het College de mogelijkheid een uitbatingsvergunning te weigeren van zodra een casino geen zekere garanties biedt of niet beantwoordt aan bepaalde objectieve criteria op het vlak van zijn vestigingsplaats.
Artikel 26
Iedere kandidaat voor een functie in een casino en, in het bijzonder, elke kandidaat voor een betrekking in de speelzaal, ondergaat een onderzoek naar zijn eerbaarheid, zijn moraliteit alsook naar zijn potentiële bekwaamheden.
De leidinggevende kaders kunnen bovendien onderworpen worden aan een grondig onderzoek op financieel vlak.
Het gunstig resultaat van dergelijke onderzoeken geeft aanleiding tot de uitreiking van een identificatiekaart met een beperkte geldigheidsduur tot twee jaar. De hernieuwing ervan gebeurt na een eventueel onderzoek dat kan gerechtvaardigd zijn omwille van een gedrag of praktijken, die schade kunnen toebrengen aan de goede naam van de uitbating.
Artikel 27
Artikel 27 behandelt de sancties ingeval van inbreuk vastgesteld tijdens de geldigheidsduur van de identificatiekaart. De intrekking van de kaart brengt ipso facto het verbod van uitoefening van elke activiteit in elk in België gelegen casino teweeg.
Artikel 28
Artikel 28 laat aan de Koning de taak over de tafelkansspelen te bepalen. De meest courante zijn tegenwoordig de roulette zonder zero, de Franse, Engelse en Amerikaanse roulette, black-jack, boule, baccara-chemin de fer en craps.
Het is nochtans niet uitgesloten dat andere soorten spelen hun intrede maken op de Belgische markt en in de smaak van de spelers vallen. Men denke daarbij aan bepaalde Aziatisch geïnspireerde tafelkansspelen, waarvan het basisprincipe echter analoog is met spelen die reeds min of meer courant in ons land worden uitgebaat.
Artikel 29
Artikel 29 beoogt een ander type van momenteel verboden spelen. Het gaat om apparaten van het type « jackpot » en « videopoker ».
De redenen waarom de auteur van dit voorstel geen grotere verscheidenheid van de soorten spelen wenst voor te stellen zijn de volgende :
1º de observatie van talrijke casino's laat toe te beweren dat enkel twee types spelen die over een nagenoeg onuitputtelijke verscheidenheid van moddellen beschikken op intensieve wijze worden uitgebaat. Andere types spelen worden er slechts occasioneel opgesteld en zijn over het algemeen slechts bestemd als springplank voor beginnende spelers;
2º er is in dit voorstel resoluut geopteerd voor het scheppen van een evenwicht tussen de verschillende componenten van de automatensector in België.
Bovendien genieten de in de casino's toegelaten spelen in principe een totale vrijheid inzake het bedrag van de inzetten en het bedrag van de winsten.
De casino's die de twee vooropgezette categorieën spelen tafels en toestellen zullen uitbaten, zullen volledig vergelijkbaar zijn met analoge uitbatingen in de omringende landen, zodat er geen sprake meer zal kunnen zijn van het inroepen van concurrentievervalsingen gebaseerd op aan de spelers ter beschikking gestelde spelen.
Bovendien zijn de progressieve jackpots toegelaten binnen de muren van eenzelfde inrichting zonder dat enige publiciteit mag worden gemaakt buiten de zaal waar de spelers verondersteld worden te winnen.
Het is bij de start van deze wetgeving niet aangewezen over meerdere casino's samengestelde progressieve jackpots toe te laten. Deze kwestie zou na enkele jaren ervaring echter aanleiding kunnen geven tot een studie uit te voeren door het Uitvoerend College van het spel.
Artikel 30
De auteur is zich bewust van het feit dat het gaat om één van de artikelen van zijn voorstel waarvan de inhoud de scherpste reacties zal teweegbrengen.
Het spreekt vanzelf dat de installatie van een casino te Brussel, te Antwerpen en op het grondgebied van de Duitstalige Gemeenschap het zakencijfer van de bestaande casino's riskeert te bedreigen. De auteur heeft geopteerd voor het behoud van de lokaliteiten die reeds een casino hebben.
Bij dit alles rijzen de volgende vragen :
Zijn de acht bestaande casino's nog gerechtvaardigd, terwijl de voorwaarden die onder het tolerantieregime ten grondslag van hun bestaan hebben gelegen, grondig zijn gewijzigd ?
Zijn vier casino's op de loutere 40 km kuststrook wel noodzakelijk ?
Zijn de vier casino's in Wallonië nog noodzakelijk op de plaats waar ze zich thans bevinden ?
Anderzijds, zal de introductie van « gokautomaten » geen gunstige weerslag hebben op hun rentabiliteit, zodat hun vestigingsplaats ten slotte secundair wordt ?
De auteur geeft toe geen pasklaar en a fortiori onfeilbaar antwoord te hebben. Anderzijds, moet de wetgever zich deze vragen stellen en beantwoorden ? Dit is niet zeker. Wat wél vaststaat is dat de markt zich anders zal gaan profileren en uiteindelijk stabiliseren.
Het zal eventueel de taak van het College zijn om de nodige voorstellen te formuleren, indien de noodzaak zich in de toekomst voordoet.
Artikel 31
Artikel 31 somt de aangelegenheden op die de Koning dwingend zal moeten regelen.
Artikel 32
Dit artikel bepaalt de sanctie van een overtreding op de voorwaarden gesteld tot het bekomen van een vergunning klasse A : eenvoudigweg de intrekking van de vergunning. Deze intrekking geschiedt via een gemotiveerde beslissing van het College, de overtreder gehoord.
Deze beslissing is vatbaar voor herziening door de Algemene Commissie van het spel.
Artikel 33
Artikel 33 bepaalt de voorwaarden van toekenning van de vergunning klasse B (vervaardiging en invoer van speeltafels en spelmateriaal) en van klasse C (vervaardiging van kansspeltoestellen).
In dit geval zal de aanvrager bij een onderzoek dat door het College zal moeten worden uitgevoerd, eveneens zijn integriteit op financieel vlak moeten aantonen.
Artikel 34
In artikel 34 wordt inzonderheid aandacht geschonken aan de eerbaarheid en de moraliteit van de aanvrager, natuurlijke persoon, of van de aandeelhouders en de vennoten van de aanvrager, rechtspersoon.
Elk twijfelachtig element dat door het onderzoek wordt onthuld kan aanleiding geven tot weigering van de vergunning, weigering die geacteerd wordt bij gemotiveerde beslissing van het College en vatbaar is voor beroep bij de Algemene Commissie.
Artikel 35
Artikel 35 geeft aan de Koning precieze taken met het oog op het bepalen van de toepassingsregels en de uitvoering van de wettelijke bepalingen.
De opgesomde taken zijn voldoende expliciet en behoeven geen bijkomende uitleg.
Artikel 36
De taken betreffende de goedkeuring van het spelmateriaal, speeltafels of speltoestellen mogen door het College aan een organisme uit de privé-sector worden toevertrouwd, onder het toezicht van de Koning en in overeenstemming met de door Hem bepaalde regels.
Deze methode is meer dan gerechtvaardigd daar zij de administratie de aanschaf van gesofisticeerd en bijgevolg duur materiaal bespaart, materiaal dat bovendien de schrikbarende tendens heeft om uitzonderlijk snel te verouderen.
Artikel 37
De sanctie voor een overtreding van de bij de toekenning van een vergunning klasse B of klasse C gestelde voorwaarden is eenvoudigweg de intrekking van de vergunning bij gemotiveerde beslissing van het College, beslissing die vatbaar is voor beroep bij de Algemene Commissie.
Artikel 38
Artikel 38 somt een serie definities op die onmisbaar zijn voor de coherentie van het hoofdstuk IV.
Deze definities behoeven geen nadere toelichting.
Artikel 39
Artikel 39 bepaalt de toekenningsvoorwaarden van de vergunningen klassen D en E betreffende respectievelijk de uitbating van kansspelen in een lunapark en in een drankslijterij.
Artikel 40
Door te specifiëren dat de bepalingen van de artikelen 22 en 23 van toepassing zijn op de aanvragers van een vergunning klasse C, behandelt artikel 40 de uitbaters van lunaparken op voet van gelijkheid met de kandidaten-uitbaters van casino's.
De vereisten en de onderzoeken inzake eerbaarheid en financieel vermogen, enerzijds, en van moraliteit, anderzijds, zijn dus dezelfde.
Artikel 41
Het artikel bepaalt de objectieve voorwaarden betreffende de vestiging van een lunapark. Dit is zo het geval voor de voorwaarden betreffende de oppervlakte. Niettemin, om de veiligheid die inherent is aan de handelshuur te waarborgen, is in een overgangsmaatregel voorzien die het exploitatiebehoud beoogt van de lunaparken die bestaan op het ogenblik van de datum van de indiening van onderhavig voorstel. Het spreekt vanzelf dat, in die veronderstelling, voor het overige alle andere voorwaarden vervuld moeten zijn.
Bovendien voorziet hetzelfde artikel eveneens in een beperking in de relaties tussen de eigenaars van lokalen waar lunaparken zijn gevestigd en de uitbaters ervan.
Tenslotte beoogt het op de lunaparken toepasselijk gemaakt artikel het vermijden van de vestiging van inrichtingen op dubieuze en weinig zekerheidbiedende plaatsen.
Artikel 42
Artikel 42 somt de categorieën op, en in elk van de categorieën, de soorten kansspelen die in een lunapark mogen worden uitgebaat.
Het gaat om :
1º « bingo's » en « one balls » die hun plaats hebben in de voor de volwassenen voorbehouden ruimtes in de lunaparken;
2º rollenmachines en videospelen. Deze laatste kunnen worden vergeleken met de automatische spelen die toegelaten zijn in de casino's, maar het wezenlijke verschil ligt in de beperking van de inzetten en de winsten;
3º automatische gezelschapspelen die gewoonlijk bedacht en gebouwd zijn om over de hele wereld in lunaparken en analoge plaatsen te worden gebruikt. In dit geval is de beperking van de inzetten en de winsten voorgeschreven.
Alles bij elkaar is het palet van automatische spelen die in een lunapark mogen worden uitgebaat veel ruimer, dan dit het geval is bij de casino's. De vergelijking tussen deze soorten inrichtingen is totaal nutteloos, aangezien niet de facto hetzelfde cliënteel wordt beoogd, de inzetten en de winsten in de casino's in dit geval onbeperkt zijn vastgesteld en uiteindelijk deze verdeling van spelen over de twee soorten in aanmerking genomen uitbatingen niet berusten op subjectieve criteria eigen aan de auteur, maar op in talrijke landen van Europa en de wereld geregistreerde vaststellingen.
Het is onontbeerlijk dat de soorten spelen alsook de toegelaten inzetten en winsten door de wet worden bepaald. Het zijn essentiële gegevens in het kader van de sociale bescherming van de spelers en deze benadering bevordert de juridische zekerheid voor de uitbaters.
Artikel 43
De Koning wordt belast met het vastleggen van de minder belangrijke procedure- en uitbatingsregels en in 't bijzonder het bedrag van de basisinzetten. Bovendien voorziet deze bepaling erin dat het aantal « bingo's » en « one ball » per lunapark de drie eenheden niet mag overschrijden.
Zoals voor de casino's zijn er in aan de controle-autoriteiten voorbehouden geautomatiseerde controlesystemen voorzien. Deze controlesystemen moeten toelaten permanent of steekproefsgewijs de juistheid van de toestellen en de door hen opgebrachte ontvangsten te verifiëren, daar deze laatste gegevens voornamelijk bestemd zijn voor fiscale doeleinden.
Artikel 44
Hier wordt eveneens in controles en onderzoeken van de financiële en morele eerbaarheid voorzien. Alle soorten uitbaters zijn in dit verband op gelijke voet gesteld. Er bestaat op dit vlak dus geen enkele oorzaak van concurrentievervalsing tussen de verschillende componenten van de spelsector die in deze wet worden beoogd. Enkel de foorreizigers, wier situatie wij onder hoofdstuk V zullen onderzoeken, vormen een uitzondering.
Artikel 45
Artikel 45 bevestigt slechts de situatie die gekend is onder het regime van de wet van 1902 en haar uitvoeringsbesluit van 1975.
Enkel de toestellen van het type « bingo » of « one ball » zijn toegelaten in de drankslijterijen.
Artikel 46
Artikel 46 is analoog met artikel 43 wat de opsomming betreft van de aan de Koning toevertrouwde taken.
Te noteren valt eveneens dat het aantal toestellen tot drie eenheden per drankslijterij beperkt wordt.
Artikel 47
Artikel 47 handelt over de twee soorten vergunningen klasse D (lunaparken) en E (drankslijterijen) en bepaalt de sanctie ingeval van overtreding.
Artikel 48
De formaliteiten voorafgaand aan de opening of de in uitbatingneming van een foorlunapark zijn dwingende maar vereenvoudigde formaliteiten, vergeleken met de hiervoor besproken inrichtingen.
Het artikel vereist geen enkele bijkomende uitleg.
Artikel 49
De kansspelen waarvan de uitbating eventueel onder voorwaarden in lunaparken is toegelaten, zullen op voorstel van het College door de Koning worden vastgelegd.
Het College kan wel te verstaan, vooraleer het voorstellen uitbrengt aan de Koning, organen consulteren die representatief zijn voor de foorwereld.
Artikel 50
Paragraaf 1 preciseert dat de definitieve uitreiking van vergunningen onderworpen is aan de formaliteit van de storting van een eenmalige borgtocht. Deze borgtocht moet worden gevestigd in speciën ten laatste vijf dagen vóór de aanvang van de verrichtingen. Vanzelfsprekend is het de Deposito- en Consignatiekas die belast is met de inning ervan.
Paragraaf 2 bepaalt het bedrag van de retributie die voor het bekomen van een vergunning betreffende de goedkeuring van speltoestellen of speeltafels moet betaald worden.
De algemene toelating kost 500 000 frank, de individuele toelating kost 500 frank.
Voor een identificatiekaart bedraagt de toelating 20 000 frank per geldigheidsperiode, d.w.z. in principe twee jaar.
Tenslotte bepaalt § 3 dat de kosten van de aan elke uitreiking van een vergunning voorafgaande onderzoeken, in de meest ruime betekenis, aan de aanvrager worden gefactureerd.
Deze facturatie moet gebeuren door de rekenplichtige van de Algemene Administratie van het spel.
Artikel 51
In dezelfde gedachtegang als de bepaling van artikel 50, § 3, worden de kosten betreffende de inwerkingstelling van de geautomatiseerde controlesystemen zowel binnen de schoot van de administratie als in de eigenlijke uitbatingen door de sector gedragen.
De Koning zal de regels van tenlastelegging bepalen.
Artikel 52
Het spreekt natuurlijk vanzelf dat de wet van 24 oktober 1902 wordt afgeschaft.
Artikel 53
Artikel 305 van het Strafwetboek dat het houden van een speelhuis beteugelt moet ontoepasselijk worden gemaakt op de door deze wet bedoelde lokalen, om geen contradicties in de wetteksten te creëren.
Hetzelfde geldt voor artikel 1 van de wet van 15 juli 1960 op de morele bescherming van de jeugd, dat aan de minderjarigen de toegang tot bepaalde voor de spelen of de weddenschappen bestemde lokalen verbiedt.
Artikel 54
Er wordt voorzien in een trapsgewijze inwerkingtreding.
De artikelen die betrekking hebben op de organisatie van de administratie treden in werking de dag van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad . Vanaf dit moment beschikt de Staat over achttien maanden om de administratie (Algemene commissie van het spel, Uitvoerend College van het spel en administratieve medewerkers) op te richten en de structuren (organisatie, uitvoeringsbesluiten en informaticamateriaal) ervan vast te leggen. Die eerste fase houdt uiteraard in dat de Staat geld moet gaan voorschieten maar op termijn moet die administratie op zijn minst « selfsupporting » zijn door :
de verwachte opbrengst van de retributies;
de facturatie van de reële kosten waarvan sprake in hoofdstuk V van het voorstel.
De artikelen die betrekking hebben op het opstarten en de werking van het systeem zelf treden in werking na het volbrengen van die eerste fase terwijl de artikelen die betrekking hebben op de sancties voor het niet-naleven van de opgelegde voorwaarden en regels slechts zes maanden later in werking treden. De overgang van zes maanden zal dus een periode zijn waarin alle operatoren in België zich in regel moeten stellen met de wettelijke bepalingen. Die periode mag a priori heel kort blijken, maar men mag niet uit het oog verliezen dat de wet sinds een tamelijk lange periode openbaar zal zijn, dat de uitvoeringsbesluiten een prioritair werk zullen moeten zijn van het College en van de administratie en dat een langere overgangsperiode nadelig kan zijn voor degenen die zich snel en efficiënt in orde stellen met de wet.
Johan WEYTS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet met uitzondering van artikel 17 dat een aangelegenheid regelt als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Het is verboden voordeel te halen uit kansspelen.
Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van 100 tot 5 000 frank of met een van die straffen alleen, worden gestraft, zij die, op welke plaats en onder welke vorm ook, voordeel halen uit kansspelen, hetzij dat ze zelf of door hun gelastigden daaraan deelnemen, en te hunnen bate voorwaarden stellen welke de kansen ongelijk maken, hetzij dat ze van de personen, aan wie het toegelaten wordt daaraan deel te nemen, een loon in geld ontvangen of iets afhouden van de inzet, hetzij dat ze zich rechtstreeks of onrechtstreeks enig ander voordeel verschaffen door middel van die spelen.
Art. 3
Met gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en met geldboete van 26 tot 2 000 frank of met een van die straffen alleen, worden gestraft, zelfs dan wanneer zij hoegenaamd geen toegangsprijs heffen noch enig ander voordeelaanbrengend feit bedrijven, zij die, een voor het publiek toegankelijk lokaal houdende, er willens en wetens en gewoonlijk spelen toelaten die aanleiding geven tot overdreven inzetten of weddenschappen.
Art. 4
Met de straffen in het vorig artikel bepaald, worden gestraft :
1º zij die een inrichting voor spelen waarvan de uitbating is verboden of niet uitdrukkelijk door en krachtens deze wet is toegelaten, doen kennen door berichten, plakbrieven of door enig ander middel van bekendmaking;
2º zij die, voor een dergelijke inrichting, in een vreemd land gelegen, zich bezig houden met het werven van spelers.
Art. 5
De straffen bepaald in dit hoofdstuk kunnen op het dubbel worden gebracht :
1º ingeval van herhaling binnen vijf jaar volgende op een veroordeling krachtens deze wet opgelopen;
2º ingeval het wanbedrijf werd gepleegd ten opzichte van een persoon beneden de 18 jaar.
In elk geval kan de ontzetting van rechten worden uitgesproken tegen de schuldigen, overeenkomstig artikel 33 van het Strafwetboek.
Art. 6
De artikelen 66, 67, 69, tweede lid, en 85 van het Strafwetboek zijn van toepassing op de bij deze wet bepaalde wanbedrijven.
Art. 7
In elk geval van misdrijf, worden verbeurdverklaard : de gelden of geldwaardige papieren, bij het spel ingezet, alsmede de meubelen, werktuigen, gereedschappen en toestellen gebruikt of bestemd voor de dienst der spelen.
Art. 8
Is een kansspel in de zin van deze wet, elk spel of weddenschap waarbij een inzet van om het even welke aard wordt ingebracht, tot gevolg hebbende hetzij het verlies door minstens één van de spelers of wedders van de ingebrachte inzet hetzij een winst, van welke aard ook, ten voordele van één van de spelers, van één van de wedders of van de inrichter van het spel of de weddenschap, en waarbij het toeval een zelfs bijkomstig element is in het verloop van het spel, de bepaling van de winnaar of de vaststelling van de grootte van de winst.
Art. 9
Zijn geen kansspelen in de zin van deze wet de spelen die de aard hebben van een lichaamsoefening of -behendigheid, evenmin als de weddenschappen die naar aanleiding van deze spelen worden gehouden.
Worden in het bijzonder beschouwd als spelen die de aard hebben van een lichaamsoefening of -behendigheid, de competitiesporten waarbij de actieve deelname van de mens doorslaggevend is.
Art. 10
Met uitzondering van artikel 8, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk niet van toepassing op de spelinrichtingen, casino's genaamd, noch op de spelen die er kunnen worden uitgebaat. Die zijn onderworpen aan de bepalingen van hoofdstuk III.
Met uitzondering van artikel 8, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk niet van toepassing op de automatische kansspeltoestellen, die buiten de omheining van casino's mogen worden uitgebaat. Die zijn onderworpen aan de in hoofdstuk IV bepaalde uitbatingsvoorwaarden.
Art. 11
Bij de Eerste minister wordt een administratie opgericht, belast met de regulering van het spel en « Algemene administratie van het spel » genoemd.
Art. 12
De in artikel 11 bedoelde administratie wordt geleid door het « Uitvoerend College van het spel », hierna het College genoemd, dat uit drie leden is samengesteld. Tot die leden behoren een magistraat die bij het Hof van Cassatie zetelt, een ambtenaar van het ministerie van Justitie en een ambtenaar van het ministerie van Financiën, respectievelijk aangesteld door het Korps of de administratieve overheid waarvan ze afhangen.
De leden worden benoemd na goedkeuring van de Wetgevende Kamers, voor een periode van vijf jaar. De functie van lid van het Uitvoerend College van het spel wordt te permanenten titel uitgeoefend en is hernieuwbaar. Elk lid behoudt zijn rechten van bevordering in zijn korps of zijn administratie van oorsprong.
Art. 13
Het College heeft bovendien als opdracht het bestuderen, uitwerken en voorstellen van elke wijziging of aanpassing van de wetgeving of de reglementering.
Art. 14
De in artikel 11 bedoelde administratie wordt derwijze georganiseerd dat ze op ieder ogenblik alle door deze wet voorgeschreven controles, verhoren en onderzoeken kan uitvoeren. Zij is in het bijzonder bijgestaan door een rekenplichtige van de Schatkist bevoegd voor het innen, boeken en navorderen van alle krachtens hoofdstuk V verschuldigde sommen.
Art. 15
De Algemene administratie van het spel wordt gecontroleerd door de Algemene Commissie van het spel bij wie het College ten minste éénmaal per jaar uitvoerig verslag uitbrengt.
De Algemene Commissie van het spel is samengesteld uit negen leden, namelijk :
een lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers;
een lid van de Senaat;
een lid van de Vlaamse Raad;
een lid van de Waalse Gewestraad;
een lid van de Raad van het Brusselse Hoofdstedelljke Gewest;
een lid van de Duitse Gemeenschapsraad;
de leden van het College.
Art. 16
De Algemene Commissie van het spel spreekt zich uit over elk voorstel uitgaande van het College ter uitvoering van artikel 13. De beslissingen worden bij gewone meerderheid genomen.
Iedere beslissing die een wetswijziging impliceert wordt voorgelegd aan de federale Regering die, binnen de geëigende termijnen, een wetsontwerp moet indienen.
Iedere beslissing die een wijziging van reglementaire aard impliceert, wordt ter uitvoering aan de federale Regering voorgelegd.
Art. 17
De Algemene Commissie van het spel spreekt zich, als beroepsinstantie, eveneens uit over elke beslissing die door het College wordt genomen inzake de toekenning, de weigering of de intrekking van de in de artikelen 18 en 39 beoogde vergunningen of van de in artikel 20 beoogde identificatiekaarten. De beslissingen van de Algemene Commissie van het spel worden bij eenparigheid van stemmen genomen, de leden van het College uitgesloten zijnde van de stemming.
Art. 18
Er bestaan drie vergunningsklassen :
klasse A : de vergunning van deze klasse laat, onder de voor haar bepaalde voorwaarden, de opening toe van een spelinrichting, « casino » genoemd. Er wordt per casino één vergunning uitgereikt;
klasse B : de vergunning van deze klasse laat, onder de voor haar bepaalde voorwaarden, de invoer of de fabricatie toe van speeltafels, cilinders, speelfiches of penningen en, meer algemeen, van al het materiaal bestemd voor de dienst van de spelen;
klasse C : de vergunning van deze klasse laat, onder de voor haar bepaalde voorwaarden, de invoer of de fabricatie toe van automatische kansspeltoestellen.
De vergunningen van klassen B en C zijn van toepassing op de operatoren die hun woonplaats of hun maatschappelijke zetel zowel in België als in het buitenland hebben.
Art. 19
Een toelating wordt uitgereikt alvorens een duidelijk geïdentificeerde speelautomaat in uitbating wordt gebracht.
Een aparte toelating wordt uitgereikt per model speeltafel en per speeltafel, enerzijds, en per model toestel en per toestel, anderzijds.
Art. 20
Een identificatiekaart wordt uitgereikt aan elk personeelslid van een casino van zodra hij, onder welke titel ook, direct of indirect betrokken is bij de spelwerkzaamheden, met name als beheerder, directeur, supervisor, boekhouder of zaalemployé.
Het personeelslid moet er binnen de muren van de spelinrichting permanent drager van zijn, zodanig dat zij gemakkelijk zichtbaar is.
Art. 21
Een casino is een inrichting waarin spelen, voorstellingen en restauratie mogen georganiseerd worden. Het mag slechts worden geopend na het bekomen van een vergunning klasse A uitgereikt door het College.
Wanneer de omstandigheden het rechtvaardigen, mag de vergunning klasse A eveneens uitdrukkelijk een hotelactiviteit bepalen.
Art. 22
De vergunning klasse A kan worden uitgereikt aan natuurlijke of rechtspersonen die het bewijs hebben geleverd van hun geldelijke solvabiliteit, in het bijzonder wat betreft hun vermogen het hoofd te bieden aan al hun lopende en normaal voorzienbare verplichtingen, en die eveneens hebben bewezen te beschikken over voldoende kapitaal om, in voorkomend geval, de kosten van een eerste inrichting te dekken.
Ten minste één lid van het personeel, belast met de leiding van de spelactiviteiten, moet het bewijs kunnen leveren van een ervaring van ten minste tien jaar in deze materie.
Het College moet alle verhoren en onderzoeken verrichten die nodig of nuttig zijn voor het controleren van de door de aanvrager aangebrachte elementen. Het zal er zich vooral op toeleggen de oorsprong en de geoorloofde aard van de fondsen waarover de aanvrager beschikt of beweert te beschikken, te bepalen en te controleren.
Art. 23
Wanneer de aanvrager een natuurlijke persoon is, verricht het College alle verhoren en onderzoeken die nodig of nuttig zijn om zijn morele eerbaarheid, in de ruimste betekenis, te verifiëren.
Wanneer de aanvrager een rechtspersoon is, wordt een lijst verstrekt die een precieze identificatie van de aandeelhouders of de vennoten bevat.
Het College is bevoegd om alle verhoren en onderzoeken te verrichten die nodig of nuttig zijn om de morele eerbaarheid, in de ruimste betekenis, van de aandeelhouders of vennoten te verifiëren. Het is in het bijzonder gemachtigd de identiteit van de natuurlijke personen, houders van de aandelen of delen, op te zoeken en hun financiële eerbaarheid te controleren.
De vergunning bedoeld in artikel 22 kan worden geweigerd indien de morele eerbaarheid van de aanvrager, natuurlijke persoon, of van de aandeelhouders of vennoten van de aanvrager, rechtspersoon, niet bewezen is.
Art. 24
De eigenaar van de lokalen, gebouwen, onroerende goederen of delen van onroerende goederen waarin de aanvrager voorziet zijn spelinrichting te installeren, moet geïdentificeerd worden.
Het kan ter zake uitsluitend gaan om :
de aanvrager zelf;
een rechtspersoon met dezelfde aandeelhouders of vennoten als de aanvrager, rechtspersoon, zelf;
een openbare macht of instelling;
een derde, natuurlijke of rechtspersoon, die noch rechtstreeks noch onrechtstreeks of op grond van welke titel ook, tussenkomt in of invloed kan uitoefenen op de spelactiviteit. Het College verricht alle verhoren en onderzoeken die nodig of nuttig zijn voor het controleren van deze voorwaarde.
Art. 25
Het College mag de installatie van een spelinstelling weigeren in een lokaal, gebouw, onroerend goed of deel van een onroerend goed, wanneer de ligging ervan ongeschikt lijkt, in het bijzonder wegens :
1º de nabijheid van onderwijsinrichtingen of van plaatsen die voorbehouden zijn aan, hoofdzakelijk bestemd zijn voor, of over het algemeen worden bezocht door minderjarigen of nog, in de buurt gelegen zijn van plaatsen dienstig voor de uitoefening van erediensten;
2º de toegangsmoeilijkheid voor de controle- en politiemachten of;
3º een binnen- of buiteninrichting, die onverenigbaar is met het algemeen behoorlijk uiterlijk van een spelinstelling.
Art. 26
De personalia van een ieder die enige activiteit in een casino wenst uit te oefenen, moeten schriftelijk voorgelegd worden aan het College door bemiddeling van de uitbater die houder is van een vergunning klasse A. Deze voorlegging moet op precieze en volledige wijze de kandidaat voor een betrekking of een functie in het casino identificeren. Zij moet in het bijzonder een omstandige opgave bevatten van de vóór de voorlegging uitgeoefende activiteiten en vergezeld zijn van een getuigschrift van goed zedelijk gedrag.
Het College is gemachtigd de verhoren en onderzoeken te verrichten om in het bijzonder de eerbaarheid en het zedelijk gedrag van de kandidaat na te trekken alsook zijn vermogen om de gesolliciteerde baan of betrekking uit te oefenen.
Voor de leidinggevende leden, mogen de in artikel 23, derde lid, beoogde verhoren en onderzoeken verricht worden.
Na verhoor zal het College de identificatiekaart aan de kandidaat uitreiken. Deze laatste is persoonlijk verantwoordelijk voor die kaart en het eventueel onrechtmatig gebruik ervan.
De kaart moet, na eventueel verhoor, om de twee jaar vernieuwd worden.
De kaart moet worden ingeleverd zodra de functie in het casino beëindigd wordt.
Art. 27
Elke inbreuk op de bepalingen van deze afdeling, kan, hetzij definitief, hetzij tijdelijk, de intrekking van de identificatiekaart tot gevolg hebben.
De intrekking gebeurt bij gemotiveerde beslissing van het College en brengt het verbod met zich mee om het even welke functie uit te oefenen in een Belgisch casino. Het College treft de publiciteitsmaatregelen die nodig zijn voor de eerbiediging van dit verbod.
Art. 28
Mogen in de casino's worden toegelaten de tafelkansspelen die door de Koning, op voorstel van het College en bij een in Ministerraad overlegd besluit erkend zijn.
Art. 29
Mogen eveneens worden toegelaten in de casino's, de spelen die beoefend worden bij middel van automatische kansspeltoestellen.
Deze toestellen hebben respectievelijk de aard van « rollenmachines » of de aard van « videopokerspelen ». Ze moeten geplaatst worden in een zaal van het casino die duidelijk identificeerbaar is en afgezonderd zijn van de in artikel 28 beoogde tafelspelen.
Na de inbreng van een inzet in de vorm van een muntstuk, een penning of met behulp van elk in het toestel geïntegreerd betaalmiddel dat in hun plaats gebruikt zou worden, en welke eventueel kan vermenigvuldigd worden, wordt een elektronisch mechanisme in werking gezet dat een strikt toevallige combinatie van respectievelijk figuratieve symbolen of speelkaarten doet verschijnen.
Deze toestellen kunnen grote prijzen aanbieden die samengesteld worden door een automatische voorafneming van een percentage van de inzetten en die gewoonlijk « progressieve jackpots » worden genoemd.
Verscheidene toestellen van dezelfde aard, hetzelfde merk en hetzelfde type mogen onderling binnen de muren van eenzelfde casino worden verbonden om zo een « gemeenschappelijke progressieve jackpot » te spijzen, waarvan het bedrag wordt bekendgemaakt zonder dat enige publiciteit bestaat buiten de zaal waarin de genoemde toestellen geïnstalleerd zijn.
Art. 30
Eén casino mag in elk van de volgende entiteiten worden gevestigd :
het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;
Antwerpen;
Blankenberge;
Knokke;
Middelkerke;
Oostende;
Chaudfontaine;
Dinant;
Namen;
Spa;
een gemeente die deel uitmaakt van het Duitse taalgebied.
Art. 31
De Koning bepaalt, op voorstel van het College en bij een in Ministerraad overlegd besluit :
de vorm en de regels van indiening van de aanvragen tot vergunningen klasse A en de aanvragen tot toelating van spelen;
de onderzoeksvoorwaarden van de vermelde aanvragen;
de beheers- en werkingsregels van de casino's, met dien verstande dat de boekhouding van de spelverrichtingen apart moet gehouden worden van de andere activiteiten die het casino zou kunnen beoefenen;
de werkingsregels van de tafelspelen;
de toekenningsregels van de toelatingen bedoeld in artikel 19;
de uitbatings- en werkingsregels van de automatische kansspeltoestellen;
de toelatingsregels van de spelers in de casino's, met dien verstande dat de toegang voorbehouden is aan meerderjarige personen die ten volle de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt;
de regels van toezicht en controle. Een gecentraliseerd informaticasysteem bestemd voor het toezicht op de automatische kansspeltoestellen en, in voorkomend geval, op de speeltafels, wordt opgericht, met dien verstande dat de resultaten van dit toezicht voor fiscale doeleinden mogen gebruikt worden en aan de uitbater doorgegeven worden. Elke al dan niet rechtstreekse verbinding met een ander niet nader bepaald informaticasysteem is verboden.
Dit informaticasysteem mag worden opgericht door een organisme uit de privé-sector, volgens de door de Koning bepaalde specificaties en onder de controle van de Algemene administratie van het spel, toepassing gemaakt van artikel 35, tweede lid.
Art. 32
Elke overtreding van de door het College gestelde voorwaarden bij de toekenning van een vergunning klasse A kan, na verhoor van de houder van de vergunning, de intrekking van de vergunning met zich mee brengen.
De intrekking gebeurt bij gemotiveerde beslissing van het College.
De beslissing van intrekking kan eveneens voorzien in de zelfs tijdelijke vervanging van de uitbater waarvan de vergunning klasse A ingetrokken werd, door een uitbater die houder is van een vergunning van dezelfde klasse.
Art. 33
De vergunningen van de klassen B en C worden uitgereikt aan natuurlijke of rechtspersonen, die het bewijs van hun geldelijke solvabiliteit hebben geleverd, in het bijzonder wat betreft hun vermogen het hoofd te bieden aan al hun lopende en normaal voorzienbare verplichtingen.
Het College verricht alle verhoren en onderzoeken, die nodig zijn of nuttig voor het controleren van de door de aanvrager naar voren gebrachte elementen. Het zal er zich vooral op toeleggen de oorsprong en de geoorloofde aard van de fondsen waarover de aanvrager beschikt of beweert te beschikken, te bepalen of te controleren.
Art. 34
Wanneer de aanvrager een natuurlijke persoon is, is het College bevoegd alle verhoren en onderzoeken te verrichten die nodig of nuttig zijn om zijn morele eerbaarheid, in de ruimste betekenis, te verifiëren.
Wanneer de aanvrager een rechtspersoon is, zal een lijst worden verstrekt die een precieze identificatie van de aandeelhouders of de vennoten bevat.
Het College kan alle verhoren en onderzoeken verrichten die nodig zijn of nuttig om de morele eerbaarheid, in de ruimste betekenis, van de aandeelhouders of vennoten te verifiëren. Het is in het bijzonder gemachtigd de identiteit van de natuurlijke personen, houders van de aandelen of delen, op te zoeken en hun financiële eerbaarheid te controleren.
De vergunningen bedoeld in artikel 32 kunnen worden geweigerd indien de morele eerbaarheid van de aanvrager, natuurlijke persoon, of van de aandeelhouders of vennoten van de aanvrager, rechtspersoon, niet bewezen is.
Art. 35
Elk model van materiaal of van toestel bestemd voor de dienst van de spelen, ingevoerd of vervaardigd binnen de grenzen en voorwaarden van respectievelijk een vergunning klasse B of een vergunning klasse C, moet, vóór de tekoopstelling of de uitbating ervan op Belgisch grondgebied door het College worden goedgekeurd. De in artikel 18 beoogde toelating getuigt van deze goedkeuring.
De Koning bepaalt, op voorstel van het College en bij een in Ministerraad overlegd besluit :
de vorm en de regels van indiening van de aanvragen tot vergunningen klasse B of klasse C;
de vorm van de vergunningen klasse B of klasse C;
de vorm en de regels van indiening van de aanvragen tot goedkeuring;
de onderzoeksvoorwaarden van vermelde aanvragen;
de vorm van de toelatingen.
Art. 36
De controleprocedures die de in artikel 35 beoogde goedkeuring voorafgaan mogen worden uitgevoerd door een organisme uit de privé-sector.
Dit organisme moet houder zijn van een vergunning klasse B of klasse C en is onderworpen aan de uitreikings- en intrekkingsvoorwaarden van deze vergunningen.
Art. 37
Elke overtreding van de door het College gestelde voorwaarden bij de toekenning van een vergunning klasse B of klasse C kan, na verhoor van de houder van de vergunning, de intrekking van de vergunning teweegbrengen.
De intrekking gebeurt bij gemotiveerde beslissing van het College.
Art. 38
Voor de toepassing van dit hoofdstuk moet worden verstaan onder :
« lunapark » : elk lokaal uitsluitend aangewend tot de uitbating van automatische speltoestellen en buiten de omheining van een casino gelegen;
« inrichting » : elk lokaal dat geen casino of lunapark is;
« drankslijterij » : elke inrichting die, geheel of gedeeltelijk, hoofdzakelijk of bijkomstig aangewend is tot de verkoop of het verbruik van gegiste of gedistilleerde dranken;
« foorlunapark » : elk lunapark uitgebaat door een of meer als dusdanig erkende leden van de foorgemeenschap, uitsluitend ter gelegenheid van foren, kermissen, braderieën, markten en analoge evenementen in een lokaal dat ontworpen is om gemakkelijk opgebouwd en afgebroken te worden.
Art. 39
Er wordt ingevoerd :
een vergunning klasse D, die, onder de voor haar bepaalde voorwaarden, de uitbating van kansspeltoestellen in een lunapark toelaat, ander dan een foorlunapark. De vergunning wordt per lunapark uitgereikt;
een vergunning klasse E die, onder de voor haar bepaalde voorwaarden, de uitbating van automatische kansspeltoestellen toelaat in drankslijterijen. De vergunning wordt uitsluitend uitgereikt aan een eigenaar van toestellen die ze tegelijkertijd uitbaat.
Bovendien zijn de bepalingen van artikel 18 betreffende de vergunning klasse C, en de artikelen 19 en 33 tot 37 in het onderhavig geval van toepassing.
Art. 40
De bepalingen van de artikelen 22 en 23 zijn van toepassing op de aanvragers van een vergunning klasse D.
Art. 41
De vergunning klasse D mag bovendien slechts worden uitgereikt wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn :
het onroerend goed of de gedeelten van onroerend goed waarin de automatische kanssspeltoestellen opgesteld zijn, moeten onafhankelijk zijn van elke inrichting of van een casino en alle uitgangen, met uitsluiting van eventuele nooduitgangen, moeten imperatief rechtstreeks toegang verlenen tot de openbare weg;
het onroerend goed of de gedeelten van onroerend goed moeten een uitbatingsoppervlakte hebben van minstens 400 m2 , hetzij aaneenliggend op hetzelfde niveau, hetzij over verschillende verdiepingen die vrij met elkaar in verbinding staan. Deze voorwaarde is niet van toepassing :
1º voor de op de datum van de afkondiging van deze wet bestaande lunaparken en, in voorkomend geval, zolang de op die datum lopende handelshuurovereenkomst geldig blijft;
2º wanneer de automatische speltoestellen geen kansspelen bieden;
de automatische speltoestellen die geen kansspelen bieden moeten minstens 50 pct. van het aantal in het lunapark uitgebate toestellen vertegenwoordigen;
de automatische kansspeeltoestellen moeten worden geplaatst in een deel van het lunapark dat duidelijk identificeerbaar en afgescheiden is van de rest van de uitbating. Dit afgescheiden gedeelte mag slechts toegankelijk zijn voor meerderjarige personen.
De eigenaar van de lokalen, gebouwen, onroerende goederen of delen van onroerende goederen waarin de aanvrager voorziet zijn spelinrichting te installeren, moet geïdentificeerd worden. Het kan ter zake uitsluitend gaan om :
de aanvrager zelf;
een rechtspersoon met dezelfde aandeelhouders of vennoten als de aanvrager, rechtspersoon, zelf;
een openbare macht of instelling;
een derde, natuurlijke of rechtspersoon, die noch rechtstreeks noch onrechtstreeks of te welken titel ook, tussenkomt in of invloed kan uitoefenen op de spelactiviteit. Het College verricht alle verhoren en onderzoeken, die nodig of nuttig zijn voor het controleren van deze voorwaarde.
Bovendien zijn de bepalingen van artikel 25 van toepassing.
Art. 42
§ 1. Mogen toegelaten worden in een lunapark, ander dan een foorlunapark, de volgende kansspeltoestellen :
a) de elektronische biljarten met vaste basinsinzet , die eventueel tot 50 maal kan worden vermenigvuldigd, gewoonlijk « bingo » of « one ball » genaamd.
De maximumwinst is beperkt tot 4 000 maal de basisinzet;
b) de spelen met de aard van « rollenmachines » of met de aard van « videospelen ». Na de inbreng van een vaste basisinzet onder de vorm van een muntstuk, een penning of met behulp van elk betaalmiddel dat in hun plaats zou gebruikt worden en die eventueel kan worden vermenigvuldigd met een beperking van vijf maal, wordt een elektronisch mechanisme in werking gezet dat een strikt toevallige combinatie van figuratieve symbolen of speelkaarten doet verschijnen.
De maximumwinst is beperkt tot 200 maal de winnende inzet;
c) de elektronische spelen opgevat en gebouwd om de deelname toe te laten van verschillende spelers of wedders aan een zelfde spel en waarvan de winsten, in voorkomend geval, onafhankelijk van elkaar kunnen zijn, gewoonlijk van de aard « roulette », « craps », tot weddenschappen aanleiding gevende koersen van alle aard, kienspel, « keno ».
Voor de berekening van het aantal toestellen die in aanmerking komen voor de bepaling van de verhouding van 50 pct. bedoeld in artikel 41 wordt één toestel gerekend per schijf of deel van schijf van vier spelers die aan hetzelfde spel kunnen deelnemen.
Wanneer het spel een inzet op verschillende onderscheiden winstmogelijkheden toelaat, moet de basisinzet vast zijn en mag worden vermenigvuldigd met een beperking van vijf maal per onderscheiden winstmogelijkheid.
De maximumwinst is beperkt tot 1 000 maal de winnende inzet met een maximum van 5 000 maal de basisinzet.
§ 2. In afwijking van artikel 8, worden niet als kansspelen beschouwd de speelapparaten gewoonlijk « pushers » genoemd, in de mate dat het spel verricht wordt met penningen waarvan de maximumverkoopprijs door de Koning bepaald wordt en dat het slechts aanleiding geeft tot een uitkering van prijzen in natura van geringe waarde.
Art. 43
De Koning bepaalt, op voorstel van het Uitvoerend College van het spel en bij een in Ministerraad overlegd besluit :
de vorm en de regels van indiening van de aanvragen tot vergunningen klasse D en de aanvragen tot toelating van de spelen;
de onderzoeksvoorwaarden van de vermelde aanvragen;
de vorm van de vergunningen klasse D;
de beheers- en werkingsregels van de lunaparken;
de toekenningsregels van de toelatingen bedoeld in artikel 18;
de uitbatings- en werkingsregels van de automatische kansspeltoestellen, in het bijzonder het bedrag van de vaste basisinzetten, bedoeld in artikel 42. Het aantal toestellen bedoeld in artikel 42, eerste lid, a) , mag nooit meer dan drie bedragen;
de regels van toezicht en controle. Een gecentraliseerd informaticasysteem bestemd voor het toezicht op de automatische kansspeltoestellen wordt opgericht, met dien verstande dat de resultaten van dit toezicht voor fiscale doeleinden mogen worden gebruikt en aan de uitbater doorgegeven worden. Elke al dan niet rechtstreekse verbinding met een ander niet nader bepaald informaticasysteem is verboden.
Dit informaticasysteem mag worden opgericht door een organisme uit de privé-sector, volgens de door de Koning bepaalde specificaties en onder de controle van de Algemene administratie van het spel en mits toepassing van artikel 36, tweede lid.
Art. 44
De bepalingen van de artikelen 22 en 23 zijn van toepassing op de aanvragers van een vergunning klasse E.
Art. 45
Kunnen toegelaten worden in een drankslijterij de elektrische biljarten met een vaste basisinzet, die eventueel tot 50 maal mag vermenigvuldigd worden, gewoonlijk « bingo » of « one ball » genaamd.
De maximale winst is beperkt tot 4 000 maal de basisinzet.
Art. 46
De Koning bepaalt, op voorstel van het Uitvoerend College van het spel en bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit :
de vorm en de regels van indiening van de aanvragen tot vergunningen klasse E en de aanvragen tot toelating van spelen;
de onderzoeksvoorwaarden van de vermelde aanvragen;
de vorm van de vergunningen klasse E;
de toekenningsregels van de toelatingen bedoeld in artikel 18;
de uitbatings- en werkingsregels van de automatische kansspeltoestellen in het bijzonder het bedrag van de vaste basisinzet bedoeld in artikel 45. Het aantal toestellen bedoeld in artikel 45 mag nooit meer dan drie bedragen;
de regels van toezicht en controle. Een gecentraliseerd informaticasysteem bestemd voor het toezicht op de automatische kansspeltoestellen wordt opgericht, met dien verstande dat de resultaten van dit toezicht voor fiscale doeleinden mogen worden gebruikt en aan de uitbater doorgegeven worden. Elke rechtstreekse verbinding met een ander niet nader bepaald informaticasysteem is verboden.
Dit informaticasysteem mag worden opgericht door een organisme uit de privé-sector, volgens de door de Koning bepaalde specificaties en onder de controle van de Algemene administratie van het spel en mits toepassing van artikel 36, tweede lid.
Art. 47
Elke overtreding van de door het College gestelde voorwaarden bij de toekenning van een vergunning klasse D of klasse E kan, na verhoor van de houder van de vergunning, de intrekking van de vergunning teweegbrengen.
De intrekking gebeurt bij gemotiveerde beslissing van het College.
Art. 48
Van de opening of de eerste uitbating van een foorlunapark moet door de uitbater aan het College kennis gegeven worden, voor het begin van de verrichtingen.
De foorlunaparken die reeds in uitbating zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit artikel moeten het voorwerp uitmaken van een kennisgeving aan het College door de uitbater, binnen zes maanden die volgen op die inwerkingtreding.
De in de vorige leden bedoelde kennisgevingen moeten in bijlage een lijst bevatten :
1º van de uitbaters, natuurlijke personen, van elk foorlunapark;
2º van de foren, kermissen, braderieën, markten en analoge evenementen tijdens welke het foorlunapark in uitbating zal zijn.
Bovendien moet voornoemde lijst jaarlijks vóór 15 februari aan het College berzorgd worden.
Elke overdracht van uitbating, stopzetting van de werkzaamheden of wijziging in de lijst van de uitbaters van een foorlunapark moet eveneens het voorwerp uitmaken van een kennisgeving aan het College, binnen veertien dagen die volgen op genoemde overdracht, stopzetting of wijziging.
Art. 49
De automatische kansspeltoestellen, waarvan de uitbating in een foorlunapark toegelaten is, zijn de speelapparaten met een specifiek foorkarakter, waarvan de lijst opgesteld is door de Koning, op voorstel van het College en bij een in Ministerraad overlegd besluit. De uitbating van die apparaten kan voorwaardelijk zijn.
In afwijking van artikel 8, worden niet als kansspelen beschouwd de speelapparaten gewoonlijk « pushers » genoemd, in de mate dat het spel verricht wordt met penningen waarvan de maximumverkoopprijs door de Koning bepaald wordt en dat het slechts aanleiding geeft tot een uitkering van prijzen in natura van geringe waarde.
Art. 50
§ 1. De vergunningen worden slechts definitief uitgereikt na betaling van een borgtocht die moet gestort worden, in speciën, ten laatste vijf dagen voor het begin van de spelverrichtingen bij de Deposito- en Consignatiekas. Deze borgtocht behoort definitief aan de Schatkist ingeval van intrekking van de vergunning door het College.
De borgtocht voor een vergunning klasse A is vastgesteld op 12 000 000 frank.
De borgtocht voor een vergunning klasse B is vastgesteld op 3 000 000 frank.
De borgtocht voor een vergunning klasse C is vastgesteld op 3 000 000 frank.
De borgtocht voor een vergunning klasse D is vastgesteld op 3 000 000 frank.
De borgtocht voor een vergunning klasse E is vastgesteld op 3 000 000 frank.
§ 2. De retributie voor een toelating zoals bedoeld in artikel 19 is vastgesteld op :
500 000 frank per model toestel of per model speeltafel;
500 frank per toestel of per speeltafel, forfaitair per kalenderjaar.
De retributie voor een identificatiekaart is vastgesteld op 20 000 frank per geldigheidsperiode.
§ 3. Behalve de in §§ 1 en 2 gestelde bedragen worden de kosten, die door de in het kader van een aanvraag om vergunning vereiste verhoren en onderzoeken worden veroorzaakt, steeds aan de aanvrager gefactureerd.
Art. 51
De kosten veroorzaakt of vereist voor de inwerkingstelling van de geïnformatiseerde controlemaatregelen worden gedragen door de uitbater van de spelinrichtingen volgens de door de Koning bepaalde regels.
Art. 52
De wet van 24 oktober 1902 op het spel wordt opgeheven.
Art. 53
Artikel 305 van het Strafwetboek en artikel 1 van de wet van 15 juli 1960 op de morele bescherming van de jeugd zijn niet van toepassing op de door deze wet bedoelde spelinrichtingen.
Art. 54
De artikelen 2 tot 17, 31, 35, tweede lid, 43, 46 en 51 treden in werking de dag van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
De artikelen 18 tot 26, 28 tot 30, 33 en 34, 35, eerste lid, 36, 38 tot 42, 44 en 45, 48 tot 50, 52 en 53 treden in werking de eerste dag van de 19e maand volgend op die gedurende welke zij in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.
De artikelen 27, 32, 37 en 47 treden in werking op de eerste dag van de 25e maand volgend op die gedurende welke zij in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.
Johan WEYTS. |