1-266/1 | 1-266/1 |
21 FEBRUARI 1996
Het verdrag dat de Regering U ter goedkeuring voorlegt betreft de veiligheid bij het gebruik van asbest.
Het werd door de Internationale Arbeidsconferentie op 24 juni 1986 te Genève in haar tweeënzeventigste zitting aangenomen.
Het doel van het verdrag bestaat erin de bescherming te verzekeren van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers die tijdens hun werk aan asbest worden blootgesteld.
Dit doel en de middelen om het tot stand te brengen zijn reeds opgenomen in de nationale reglementering, meer bepaald in het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, dat bepalingen bevat betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's verbonden aan blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia (hoofdstuk IIbis ) en dat bijzondere bepalingen bevat betreffende het gebruik van asbest en de bescherming van de aan asbest blootgestelde werknemers, alsook in de Codex over het Welzijn op het Werk, waar in titel V, hoofdstuk II (Carcinogene agentia) het koninklijk besluit van 2 december 1993 (Belgisch Staatsblad van 29 december 1993) is opgenomen betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk. Dit besluit is de omzetting van richtlijn 90/394/E.E.G. van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 juni 1990.
Het verdrag is van toepassing op alle werkzaamheden die blootstelling van de werknemers aan asbest met zich brengen naar aanleiding van het werk (art. 1, 1). In de nationale reglementering omvat artikel 2 van het hierboven genoemde koninklijk besluit van 2 december 1993 alle werkzaamheden waarbij werknemers ten gevolge van het werk worden blootgesteld aan kanker-verwekkende agentia. Asbest is opgenomen in bijlage I bij dat besluit.
De algemene beginselen inzake preventie en controle van de risico's voor de gezondheid te wijten aan beroeps-blootstelling aan asbest, die zijn bepaald in de artikelen 3 tot 8 van het verdrag, zijn in de nationale reglementering opgenomen in titel Ibis (toepassingsgebied en voorkomingsprincipes; art. 28 e.v.), in artikel 148decies 5.1, in afdeling VII (Hoge Raad voor Veiligheid, Gezondheid en Verfraaiing der Werkplaatsen) van hoofdstuk II, titel V, en in hoofdstuk III (Toezicht en bestatiging der overtredingen) van titel V van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, alsook in de artikelen 1 tot 8 van het hierboven genoemde koninklijk besluit van 2 december 1993 (hoofdstuk II van titel V van de Codex over het welzijn op het Werk).
In de artikelen 9 tot 19 van het verdrag worden de concrete beschermings- en technische preventie-maatregelen voor de beroepshalve aan asbest blootgestelde werknemers opgesomd. Die maatregelen staan reeds in onze reglementaire teksten, meer bepaald in artikel 148decies 2.5 (Strijd tegen de risico's te wijten aan asbest) dat deel uitmaakt van onderafdeling I (Maatregelen ter voorkoming van de hinder) van afdeling II van hoofdstuk III van titel II van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, alsook in sectie II (Asbest) van hoofdstuk IV (Stoffen onder de vorm van deeltjes of vezels waarvan de inademing schadelijke fysische of fysico-chemische uitwerking heeft op de gezondheid) van titel III van hetzelfde reglement.
De bepalingen betreffende het toezicht op het arbeidsmilieu en de gezondheid van de werknemers (art. 20 en 21 van het verdrag) zijn vermeld in de artikelen 148decies 2.5.3 en 2.5.12, en in punt 4ter (Bijzondere bepalingen betreffende werknemers die blootgesteld worden aan asbest) van onderafdeling II (Medisch toezicht over de werknemers) van afdeling I, hoofdstuk III, titel II van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming.
De bepalingen van het verdrag in artikel 22 over de voorlichting en opvoeding van de werknemers staan in artikel 13 van het koninklijk besluit van 2 december 1993 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia en in artikel 148decies 2.5.11 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming.
Aangezien de bepalingen van het verdrag zijn opgenomen in de nationale reglementering, staat geen enkele hinderpaal de bekrachtiging ervan in de weg en heeft de Regering de eer U een ontwerp van wet tot goedkeuring ervan voor te leggen.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Erik DERYCKE.
De minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Miet SMET.
Koning der Belgen,
Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken en van Onze minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Onze minister van Buitenlandse Zaken en Onze minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn gelast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77, eerste lid, 6º, van de Grondwet.
Art. 2
Het Verdrag nr. 162 betreffende de veiligheid bij het gebruik van asbest, aangenomen te Genève op 4 juni 1986 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar tweeënzeventigste zitting, zal volkomen uitwerking hebben.
Gegeven te Brussel, 2 februari 1996.
Van Koningswege :
De minister van Buitenlandse Zaken,
Erik DERYCKE.
De minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Miet SMET.
(Vertaling)
betreffende veiligheid bij het gebruik van asbest
Verdrag 162
De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,
Door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève, en aldaar bijeengekomen op 4 juni 1986, in haar tweëenzeventigste Zitting;
Gelet op de op dit gebied betrekking hebbende internationale arbeidsverdragen en Aanbevelingen, en in het bijzonder van het Verdrag en de Aanbeveling betreffende beroepskanker (1974), het Werkmilieuverdrag (luchtverontreiniging, lawaai en trillingen) (1977) en gelijknamige Aanbeveling (1977), het Verdrag en de Aanbeveling betreffende beroepsveiligheid en gezondheid (1981), het Verdrag en de Aanbeveling betreffende bedrijfsgeneeskundige diensten (1985), de lijst van beroepsziekten, herzien in 1980 en toegevoegd aan het Verdrag betreffende de prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten (1964), alsmede de in 1984 door het Internationaal Arbeidsbureau gepubliceerde praktische handleiding inzake veiligheid bij het gebruik van asbest, waarin principes voor een nationaal beleid en maatregelen op nationaal niveau zijn vastgelegd;
Besloten hebbende tot het aannemen van bepaalde voorstellen met betrekking tot veiligheid bij het gebruik van asbest, welk onderwerp als vierde punt op de agenda van de Zitting voorkomt;
Vastgesteld hebbende dat deze voorstellen de vorm van een internationaal Verdrag dienen te krijgen,
Aanvaardt heden, de vierentwintigste juni van het jaar negentienhonderd zesentachtig het volgende Verdrag, dat kan worden aangehaald als Verdrag betreffende asbest (1986).
DEEL I
Toepassingsgebied en begripsomschrijvingen
Artikel 1
1. Dit Verdrag is van toepassing op alle activiteiten waarbij werknemers tijdens hun arbeid aan asbest worden blootgesteld.
2. Een lid dat dit Verdrag bekrachtigt kan, na raadpleging van de betrokken meest representatieve organisaties van werkgevers en van werknemers en op basis van vaststelling van de betreffende gezondheidsgevaren en de toegepaste veiligheidsmaatregelen, bepaalde takken van economische bedrijvigheid of bepaalde ondernemingen van de toepassing van sommige bepalingen van het Verdrag uitsluiten, indien is vastgesteld, dat de toepassing op deze takken of ondernemingen onnodig is.
3. Het bevoegde gezag dient, bij de beslissing over het uitsluiten van bepaalde takken van economische bedrijvigheid of bepaalde ondernemingen rekening te houden met de frequentie, duur en mate van blootstelling alsmede van de aard van de arbeid en de omstandigheden op de werkplek.
Artikel 2
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder :
a) de uitdrukking : « asbest » : de vezelige vorm van minerale silicaten behorende tot steen-vormende mineralen van de serpentinegroep, d.w.z. chrysotiel (witte asbest) en de amphiboolgroep, d.w.z. actinoliet, amosiet (bruine asbest, commingtoniet/gruneriet), anthophylliet, crocidoliet (blauwe asbest), tremoliet of een mengsel dat een of meer van deze bevat;
b) de uitdrukking : « asbeststof » : in de lucht zwevende asbestdeeltjes of neergeslagen asbestdeeltjes die in het arbeidsmilieu kunnen gaan zweven;
c) de uitdrukking : « zwevend asbeststof » : voor meetdoeleinden, stofdeeltjes die door gravimetrische bepaling of een andere equivalente methode zijn bepaald;
d) de uitdrukking : « inadembare asbestvezels » : asbestvezels met een diameter onder 3 µm en een verhouding lengte-tot-diameter boven 3 : 1. Alleen vezels met een lengte boven 5 µm dienen voor metingsdoeleinden in aanmerking te worden genomen;
e) de uitdrukking : « blootstelling aan asbest » : het tijdens arbeid blootstellen aan zwevende inadembare asbestvezels of asbeststof, hetzij afkomstig van asbest hetzij van mineralen, materialen of produkten die asbest bevatten;
f) de uitdrukking : « werknemers » : eveneens de deelnemers aan produktiecoöperaties;
g) de uitdrukking : « werknemersvertegenwoordigers » : de vertegenwoordigers van de werknemers die als zodanig door de nationale wetgeving of praktijk zijn erkend in overeenstemming met het Verdrag betreffende de vertegenwoordigers van de werknemers (1971).
DEEL II
Algemene beginselen
Artikel 3
1. De nationale wetgeving dient de maatregelen voor te schrijven die moeten worden getroffen ter voorkoming en beperking van, en bescherming van werknemers tegen gezondheidsgevaren als gevolg van beroepsmatige blootstelling aan asbest.
2. De ingevolge in het eerste lid van dit artikel opgestelde nationale wetgeving dient, met het oog op de technische ontwikkeling en vooruitgang in wetenschappelijke kennis, periodiek te worden herzien.
3. Het bevoegde gezag kan tijdelijke uitzonderingen van de in gevolge van het in het eerste lid van dit artikel voorgeschreven maatregelen toestaan onder voorwaarden en binnen tijdsgrenzen die moeten worden vastgesteld na raadpleging met de betrokken meest representatieve organisaties van werkgevers en van werknemers.
4. Bij het toestaan van uitzonderingen ingevolge het derde lid van dit artikel dient het bevoegde gezag te waarborgen, dat de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen tot bescherming van de gezondheid van de werknemers worden genomen.
Artikel 4
Het bevoegde gezag dient de betrokken meest representatieve organisaties van werkgevers en van werknemers te raadplegen over de te nemen maatregelen teneinde de bepalingen van dit verdrag uit te voeren.
Artikel 5
1. De naleving van de wetgeving, aangenomen ingevolge artikel 3 van dit verdrag, dient te worden verzekerd door een toereikend en passend controlestelsel.
2. De nationale wetgeving dient te voorzien in de noodzakelijke maatregelen, met inbegrip van passende sancties teneinde een effectieve naleving en uitvoering aan de bepalingen van dit verdrag te verzekeren.
Artikel 6
1. Werkgevers dienen verantwoordelijk te worden gesteld voor het nakomen van de voorgeschreven maatregelen.
2. Indien twee of meer werkgevers tegelijkertijd op eenzelfde arbeidsplaats werk uitvoeren, zullen zij, onverminderd de verantwoordelijkheid van elke werkgever voor de gezondheid en veiligheid van zijn werknemers verplicht zijn om samen te werken teneinde te voldoen aan de voorgeschreven maatregelen. Het bevoegde gezag dient algemene regels voor deze samenwerking vast te stellen indien dit noodzakelijk is.
3. Werkgevers dienen, in samenwerking met de beroepsveiligheids- en gezondheidsdiensten, en na raadpleging van de betrokken werknemersvertegenwoordigers werkwijzen voor te bereiden hoe in noodsituaties moet worden gehandeld.
Artikel 7
Werknemers dienen, binnen de grenzen van hun verantwoordelijkheid, te voldoen aan de voorgeschreven veilgheids- en hygiënemethodes betreffende het voorkomen en beperken van, en de bescherming tegen, gezondheidsgevaren als gevolg van beroepsmatige blootstelling aan asbest.
Artikel 8
Werkgevers en werknemers of hun vertegenwoordigers dienen op alle niveau's in de onderneming zo nauw mogelijk samen te werken bij de toepassing van de maatregelen die ingevolge dit Verdrag zijn voorgeschreven.
DEEL III
Beschermende en preventieve maatregelen
Artikel 9
De nationale wetgeving, aangenomen ingevolge artikel 3 van dit Verdrag, dient er in te voorzien, dat blootstelling aan asbest moet worden voorkomen of beperkt door een of meer van de volgende maatregelen :
a) het invoeren van voorschriften, die passende beschermingsmaatregelen en werkmethodes, met inbegrip van hygiëne op de werkplek voorschrijven, voor arbeid waarin blootstelling aan asbest kan optreden;
b) het voorschrijven van speciale regels en procedures, met inbegrip van het machtigen, voor het gebruik van asbest of van bepaalde asbestsoorten of produkten die asbest bevatten of voor bepaalde werkprocessen.
Artikel 10
Waar het voor de bescherming van de gezondheid van werknemers noodzakelijk en technisch praktisch uitvoerbaar is, dient de nationale wetgeving te voorzien in een of meer van de volgende maatregelen :
a) het vervangen van asbest of van bepaalde asbestsoorten of produkten die asbest bevatten, door andere materialen of produkten of door de toepassing van alternatieve technologieën, door het bevoegde gezag wetenschappelijk geëvalueerd als onschadelijk of minder schadelijk, waar dit mogelijk is;
b) het geheel of gedeeltelijk verbieden van het gebruik van asbest of van bepaalde asbestsoorten of produkten die asbest bevatten, in bepaalde werkprocessen.
Artikel 11
1. Het gebruik van crocidoliet en produkten die deze vezel bevatten, dient te worden verboden.
2. Het bevoegde gezag is, na raadpleging van de betrokken meest representatieve organisaties van werkgevers en van werknemers, gemachtigd om afwijkingen van het in het eerste lid van dit artikel vervatte verbod toe te staan, indien vervanging praktisch niet redelijk uitvoerbaar is, mits stappen worden genomen om te waarborgen, dat de gezondheid van werknemers niet in gevaar wordt gebracht.
Artikel 12
1. Het spuiten van alle vormen van asbest dient te worden verboden.
2. Het bevoegde gezag is, na raadpleging van de betrokken meest representatieve organisaties van werkgevers en van werknemers, gemachtigd om afwijkingen van het in het eerste lid van dit artikel vervatte verbod toe te staan, indien alternatieve methoden praktisch niet redelijk uitvoerbaar zijn, mits stappen worden genomen om te waarborgen, dat de gezondheid van werknemers niet in gevaar wordt gebracht.
Artikel 13
De nationale wetgeving dient er in te voorzien, dat werkgevers bepaalde soorten arbeid waarbij van blootstelling aan asbest sprake is melden aan het bevoegde gezag, op een wijze en in een omvang zoals deze door het bevoegde gezag is voorgeschreven.
Artikel 14
Producenten en leveranciers van asbest en fabrikanten en leveranciers van produkten die asbest bevatten, dienen verantwoordelijk te worden gesteld voor een doelmatige etikettering van de verpakking en, waar van toepassing, van het produkt in een taal en op een manier die gemakkelijk door de betrokken werknemers en gebruikers wordt begrepen, zoals voorgeschreven door het bevoegde gezag.
Artikel 15
1. Het bevoegde gezag dient grenswaarden voor de blootstelling van werknemers aan asbest of andere blootstellingscriteria voor te schrijven voor het evalueren van het werkmilieu.
2. De blootstellingsgrenswaarden of andere blootstellingscriteria dienen, met het oog op technologische ontwikkeling en vooruitgang in technologische en wetenschappelijke kennis, te worden vastgesteld en periodiek te worden herzien en bijgesteld.
3. Op alle werkplekken waar werknemers aan asbest worden blootgesteld, dient de werkgever alle passende maatregelen te treffen om het vrijkomen van asbeststof in de lucht te voorkomen of te beperken teneinde te waarborgen, dat aan de blootstellingsgrenswaarden of andere blootstellingscriteria wordt voldaan en ook om blootstelling tot een zo laag mogelijk niveau te verminderen.
4. Indien de ingevolge het derde lid van dit artikel genomen maatregelen de blootstelling aan asbest niet binnen de blootstellingsgrenswaarden brengen of niet aan de andere ingevolge het eerste lid van dit artikel genoemde blootstellingscriteria voldoen, dient de werkgever, zonder kosten voor de werknemers, geschikte beschermende apparatuur voor de ademhaling en speciale beschermende kleding, waar doelmatig, ter beschikking te stellen, te onderhouden en, indien nodig, te vervangen. Beschermende apparatuur voor de ademhaling dient te voldoen aan normen die door het bevoegde gezag zijn vastgesteld en alleen te worden gebruikt als een aanvullende, tijdelijke, nood- of buitengewone maatregel en niet als een alternatief voor technische bescherming.
Artikel 16
Elke werkgever dient verantwoordelijk te worden gesteld voor het opstellen en toepassen van praktische maatregelen ter voorkoming en beperking van de blootstelling aan asbest van de werknemers die hij tewerk stelt en voor hun bescherming tegen de gevaren als gevolg van asbest.
Artikel 17
1. Het afbreken van installaties of bouwwerken die isolatiematerialen met bros asbest bevatten, en het verwijderen van asbest uit gebouwen of bouwwerken waarbij het risico bestaat dat asbest met de lucht zal worden meegevoerd, dienen alleen te worden ondernomen door werkgevers of aannemers die door het bevoegde gezag zijn erkend als gekwalificeerd voor het uitvoeren van dergelijk werk in overeenstemming met de bepalingen van dit verdrag en die voor het uitvoeren van dergelijk werk zijn gemachtigd.
2. De werkgever of aannemer dient te worden verplicht, alvorens met het afbreekwerk te beginnen, een werkplan op te stellen waarin de te treffen maatregelen worden gespecificeerd, met inbegrip van maatregelen om :
a) voor alle noodzakelijke bescherming van de werknemers te zorgen;
b) het vrijkomen van asbeststof in de lucht te beperken, en
c) voor de afvoer van afval dat asbest bevat, overeenkomstig artikel 19 van dit verdrag, te zorgen.
3. De werknemers of hun vertegenwoordigers dienen te worden geraadpleegd over het werkplan waarnaar in het tweede lid van dit artikel wordt verwezen.
Artikel 18
1. In het geval dat persoonlijke kleding van de werknemers met asbeststof kan worden verontreinigd, dient de werkgever overeenkomstig de nationale wetgeving en na raadpleging van de werknemersvertegenwoordigers passende werkkleding ter beschikking te stellen, die niet buiten de werkplek dient te worden gedragen.
2. Het behandelen en schoonmaken van gebruikte werkkleding en speciale beschermende kleding dient te worden uitgevoerd onder gecontroleerde omstandigheden, zoals door het bevoegde gezag geëist, teneinde het vrijkomen van asbeststof te voorkomen.
3. De nationale wetgeving dient het mee naar huis nemen van werkkleding en speciale beschermende kleding en van persoonlijke beschermende apparatuur te verbieden.
4. De werkgever dient verantwoordelijk te zijn voor het schoonmaken, onderhouden en opbergen van werkkleding, speciale beschermende kleding en persoonlijke beschermende apparatuur.
5. De werkgever dient te zorgen voor mogelijkheden voor werknemers die aan asbest zijn blootgesteld, om zich op de werkplek te wassen, een bad te nemen of te douchen, al naar gelang passend is.
Artikel 19
1. In overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk dienen werkgevers afval dat asbest bevat, op zodanige wijze af te voeren, dat dit geen gezondheidsgevaar inhoudt voor de betrokken werknemers, met inbegrip van diegenen die asbestafval hanteren of voor de bevolking in de buurt van de onderneming.
2. Door het bevoegde gezag en door de werkgevers dienen passende maatregelen te worden getroffen om verontreiniging van het algemene milieu door asbeststof dat van de werkplek is vrijgekomen, te voorkomen.
DEEL IV
Toezicht op het werkmilieu en de gezondheid van werknemers
Artikel 20
1. Waar dit voor de bescherming van de gezondheid van werknemers noodzakelijk is, dient de werkgever de concentraties van asbeststof dat in de lucht is geraakt op werkplekken te meten en de blootstelling van werknemers aan asbest met intervallen met toepassing van methodes die door het bevoegde gezag zijn gespecificeerd, te controleren.
2. De gegevens van het controleren van het werkmilieu en van de blootstelling van werknemers aan asbest dienen te worden bewaard gedurende een periode die door het bevoegde gezag is voorgeschreven.
3. De betrokken werknemers, hun vertegenwoordigers en de inspectiediensten dienen toegang tot deze gegevens te hebben.
4. De werknemers of hun vertegenwoordigers dienen het recht te hebben om het controleren van het werkmilieu te verzoeken en om zich tot het bevoegde gezag te wenden met betrekking tot de resultaten van de controle.
Artikel 21
1. Werknemers die aan asbest zijn of waren blootgesteld, dienen, in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk, zodanige medische onderzoeken te krijgen als noodzakelijk zijn om hun gezondheid in verband met het beroepsgevaar te blijven bewaken en om beroepsziekten, veroorzaakt door blootstelling aan asbest, te diagnostiseren.
2. Het controleren van de gezondheid van werknemers in verband met het gebruik van asbest dient niet in verlies aan verdiensten voor hen te resulteren. Dit dient kosteloos te zijn, en voor zover mogelijk, tijdens de werkuren plaats te vinden.
3. Werknemers dienen op een passende en adequate manier te worden geïnformeerd over de resultaten van hun medische onderzoeken en individueel advies te krijgen betreffende hun gezondheid met betrekking tot hun werk.
4. Indien het voortgezet opdragen van werk waarbij van blootstelling aan asbest sprake is, medisch gezien niet raadzaam blijkt te zijn, dient, in overeenstemming met de nationale omstandigheden en praktijk, elke inspanning worden gedaan om de betrokken werknemers andere mogelijkheden te bieden om hun inkomen te behouden.
5. Het bevoegde gezag dient een systeem te ontwikkelen voor de bekendmaking van door asbest veroorzaakte beroepsziekten.
DEEL V
Informatie en voorlichting
Artikel 22
1. Het bevoegde gezag dient na raadpleging van en in samenwerking met de betrokken meest representatieve organisaties van werkgevers en van werknemers doelmatige voorzieningen te treffen ter bevordering van de verspreiding van informatie en de voorlichting van alle betrokkenen in verband met gevaren voor de gezondheid als gevolg van blootstelling aan asbest en met methoden ter voorkoming van en bescherming ertegen.
2. Het bevoegde gezag dient te waarborgen, dat de werkgevers schriftelijke beleidsmaatregelen en werkwijzen hebben opgesteld met betrekking tot maatregelen voor de voorlichting en periodieke opleiding van werknemers over de gevaren van asbest en methodes ter voorkoming van en bescherming ertegen.
3. De werkgever dient te waarborgen, dat alle werknemers die aan asbest zijn of waarschijnlijk worden blootgesteld, over de gevaren voor de gezondheid die met hun werk verband houden, worden geïnformeerd, over preventieve maatregelen en correcte werkmethodes worden geïnstrueerd en op deze terreinen steeds opleiding blijven krijgen.
DEEL VI
Slotbepalingen
Artikel 23
De officiële bekrachtigingen van dit Verdrag worden aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau medegedeeld en door hem geregistreerd.
Artikel 24
1. Dit Verdrag is slechts verbindend voor de Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie die hun bekrachtiging door de Directeur-Generaal hebben doen registreren.
2. Het treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop de bekrachtigingen van twee Leden door de Directeur-Generaal zijn geregistreerd.
3. Vervolgens treedt dit Verdrag voor ieder Lid in werking twaalf maanden na de datum, waarop zijn bekrachtiging is geregistreerd.
Artikel 25
1. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na afloop van een termijn van tien jaar na de datum waarop het Verdrag in werking is getreden, door middel van een aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau gerichte en door deze geregistreerde verklaring. De opzegging wordt eerst van kracht een jaar na de datum waarop zij is geregistreerd.
2. Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd en niet binnen een jaar na afloop van de termijn van tien jaar, als bedoeld in het vorige lid, gebruik maakt van de bevoegdheid tot opzegging, bedoeld in dit artikel, is voor een nieuwe termijn van tien jaar gebonden en kan daarna dit Verdrag opzeggen na afloop van elke termijn van tien jaar op de voorwaarden bedoeld in dit artikel.
Artikel 26
1. De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau stelt alle Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie in kennis van de registratie van alle bekrachtigingen en opzeggingen die hem door de Leden van de Organisatie zijn medegedeeld.
2. Bij de kennisgeving aan de Leden van de Organisatie van de registratie van de tweede hem medegeelde bekrachtiging, vestigt de Directeur-Generaal de aandacht van de Leden van de Organisatie op de datum waarop dit Verdrag in werking treedt.
Artikel 27
De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau doet aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties mededeling, ter registratie in overeenstemming met het bepaalde in Artikel 102 van de Handvest der Verenigde Naties, van de volledige bijzonderheden omtrent alle bekrachtigingen en opzeggingen die hij overeenkomstig de voorgaande artikelen heeft geregistreerd.
Artikel 28
De Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau brengt, telkens wanneer deze dit noodzakelijk acht, aan de Algemene Conferentie verslag uit over de toepassing van dit Verdrag en onderzoekt of het wenselijk is de gehele of gedeeltelijke herziening ervan op de agenda van de Conferentie te plaatsen.
Artikel 29
1. Indien de Conferentie een nieuw verdrag aanneemt, houdende gehele of gedeeltelijke herziening van dit Verdrag, zal, tenzij het nieuwe verdrag anders bepaalt :
a) bekrachtiging door een Lid van het nieuwe verdrag, houdende herziening, ipso jure onmiddellijke opzegging van dit Verdrag ten gevolge hebben, niettegenstaande het bepaalde in Artikel 25, onder voorbehoud evenwel dat het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking is getreden;
b) met ingang van de datum waarop het nieuwe verdrag, houdende herziening, in werking is getreden, dit Verdrag niet langer door de Leden kunnen worden bekrachtigd.
2. Dit Verdrag blijft echter in elk geval naar vorm en inhoud van kracht voor de Leden die het hebben bekrachtigd en die het nieuwe verdrag, houdende herziening, niet hebben bekrachtigd.
Artikel 30
De Engelse en Franse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk authentiek.
De voorgaande tekst is de authentieke tekst van het Verdrag naar behoren aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens haar tweeënzeventigste zitting, welke werd gehouden te Genève en voor gesloten werd verklaard op de vijfentwintigste juni 1986.
TEN BLIJKE WAARVAN wij onze handtekening hebben geplaatst op de zesentwintigste juni 1986.
De Voorzitter van de Conferentie,
(w.g.) HUGO FERNÁNDEZ FAINGOLD
De Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau,
(w.g.) FRANCIS BLANCHARD
Voorontwerp van wet houdende instemming met het Verdrag nr. 162 betreffende de veiligheid bij het gebruik van asbest, aangenomen te Genève op 4 juni 1986 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar tweeënzeventigste zitting
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 77, eerste lid, 6º, van de Grondwet.
Art. 2
Het Verdrag nr. 162 betreffende de veiligheid bij het gebruik van asbest, aangenomen te Genève op 4 juni 1986 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar tweeënzeventigste zitting, zal volkomen uitwerking hebben.
De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 18 december 1995 door de minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met het Verdrag nr. 162 betreffende de veiligheid bij het gebruik van asbest, aangenomen te Genève op 4 juni 1986 door de Internationale Arbeidsconferentie tijdens haar tweeënzeventigste zitting », heeft op 11 januari 1996 het volgende advies gegeven :
Bij het ontwerp zijn geen opmerkingen te maken.
De kamer was samengesteld uit :
De heer J. DE BRABANDERE, kamervoorzitter;
De heren M. VAN DAMME en D. ALBRECHT, staatsraden;
De heer G. SCHRANS en mevrouw Y. MERCHIERS, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevrouw A. BECKERS, griffier.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. DE BRABANDERE.
Het verslag werd uitgebracht door de heer W. VAN VAERENBERGH, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door mevrouw M.-C. CEULE, eerste referendaris.
De Griffier, | De Voorzitter, |
A. BECKERS. | J. DE BRABANDERE. |