1-35/1

1-35/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 1995

29 JUNI 1995


Wetsvoorstel houdende wijziging van de bepalingen betreffende de opening, de overdracht en de fusie van apotheken (1)

(Ingediend door de heer Monfils)


TOELICHTING


Tegenwoordig telt België 5 237 apotheken. Samen met Groot-Brittannië en Ierland is het een van de enige landen van de Europese Gemeenschap waar de eigenaar van een apotheek geen apotheker moet zijn.

Daaruit volgt dat een groot aantal apotheken ofwel door natuurlijke personen niet-apothekers worden geëxploiteerd, ofwel door natuurlijke personen apothekers die eigenaar zijn van verscheidene apotheken, ofwel door vennootschappen.

Thans zijn er 1 475 dergelijke vennootschappen, waaronder 312 naamloze vennootschappen, 126 coöperatieve vennootschappen, 1 011 B.V.B.A.'s, 1 vennootschap onder firma en 25 eenpersoonsvennootschappen. Die vennootschappen beheren alles bijeen ongeveer 2 100 apotheken.

Daaruit kan dus worden afgeleid dat bijna de helft van de apotheken geen eigendom meer zijn van natuurlijke personen apothekers.

Zelfs indien de aandelen van nieuw opgerichte vennootschappen aanvankelijk voor het merendeel in handen zijn van de natuurlijke persoon apotheker die zijn persoonlijk bedrijf omgevormd heeft tot een vennootschap, geldt zulks niet meer achteraf, in geval van overdracht van aandelen onder de levenden of van overdracht bij erfenis.

Overigens bemerken wij sinds verscheidene jaren een streven naar de oprichting van ware ketens van apotheken, in het bijzonder in de vorm van coöperatieve vennootschappen, waarin de apothekers niet over het merendeel van de aandelen beschikken.

Wegens hun financiële macht vervalsen die ketens volledig de huidige regeling inzake de overname van apotheken, gebaseerd op de « individuele » overdracht, dat wil zeggen van eigenaar-exploitant tot eigenaar-exploitant. In dat geval wordt een weinig of niet-rendabele apotheek toch gekocht, omdat de keten speculeert op de aanleg van een wijk, waardoor binnen een bepaalde termijn de bevolking stijgt en de potentiële klanten derhalve zullen toenemen : het tussentijdse verlies wordt gecompenseerd door de winst van de andere apotheken die tot de keten behoren. In een ander geval worden de overnameprijzen duidelijk verhoogd door de overdreven opwaardering van het pand waarin de apotheek gevestigd is.

Door het aantal apotheken « in portefeuille » en bijgevolg hun financiële macht te vergroten, beroven deze georganiseerde ketens derhalve geleidelijk de farmaceutische sector van zijn individueel en persoonlijk karakter en verhinderen zij vooral dat de zelfstandige apotheker zich als koper van een apotheek aanmeldt.

Zulks heeft gevolgen voor de oriëntering van de activiteit der apotheken.

De redacteur van de weekberichten van de Kredietbank van 21 september 1990 heeft in dat verband pertinent gesteld :

« De apotheker heeft het monopolie van de geneesmiddelenverkoop, maar dan wel een met eigen kenmerken : gereglementeerd, afhankelijk van en gekoppeld aan serieuze verplichtingen. Niet alleen de toegang tot het beroep maar ook de vestiging van een nieuwe apotheek zijn door de wetgever geregeld. Daarbij komt de uitgebreide reglementering op het vlak van de verspreiding van geneesmiddelen : nieuwe geneesmiddelen zijn aan een registratievereiste onderworpen, de prijszetting voor geneesmiddelen is in een aantal gevallen bij de wet geregeld, net als reclame en informatieverstrekking. De apotheker heeft doorgaans ook weinig vat op de omvang van zijn verkopen. Vooral de organisatie van het sociale-zekerheidsstelsel op het vlak van de dekking van geneesmiddelenuitgaven en het voorschrijfgedrag van de artsen zijn bepalend voor de apothekersomzet. Die positie van afhankelijkheid moet de apotheker zien te verzoenen met een voortdurend na te streven evenwicht tussen de eigen rendabiliteit en een rationeel geneesmiddelenverbruik bij de consument. »

Evenwel kan worden vastgesteld dat bepaalde ketens van apotheken onder de dekmantel van « sociale economie » desondanks van de rendabiliteit hun hoofdbekommernis hebben gemaakt.

Men herinnere zich de « campagne van het miljard », die een coöperatieve groep ten aanzien van haar aangesloten apotheken op gang heeft gebracht. In die campagne was er sprake van een gat van 12 miljoen bij het streven naar een omzet van een miljard, alsook van middelen om dat gat te dichten (verhoging van de omzet met 3 000 frank per apotheek en per dag), van de produkten waarvan de gestegen verkoop een hogere winst mogelijk zou maken, en ten slotte de geschenkbons die naar aanleiding van het « feest van het miljard » (sic ) zouden worden uitgedeeld aan de apotheken die de beste resultaten zouden hebben geboekt.

Aan de hand van dit voorbeeld wordt duidelijk hoe groot het risico is dat de ketens van hun financiële belangen hun hoofdbekommernis maken, met het vanzelfsprekend risico dat tot overmatig gebruik van geneesmiddelen wordt aangespoord en dat het vertrouwen afneemt dat de klant in het advies van zijn apotheker stelt.

In dat opzicht kan vreemd genoeg worden vastgesteld dat deze ketens, die elke dag hun financiële macht trachten te verhogen, verklaren dat zij opkomen voor de « sociale economie » en die sector willen beschermen tegen de vrije farmaceutische sector.

In werkelijkheid dient dit onderscheid eenvoudig om het streven naar hegemonie van een sector te verbergen onder de dekmantel van een ideologie die een geruststellende invloed heeft, omdat het woord « sociaal » erin voorkomt.

De werkelijkheid is helemaal anders, zoals hierboven is uiteengezet.


Wij moeten dus teruggaan naar de oorspronkelijke toestand, en zoals altijd zijn de duidelijkste zaken ook de eenvoudigste.

Om de functie van apotheker uit te oefenen, is een diploma van apotheker vereist. Om concreet het beroep van apotheker uit te oefenen, is een apotheek nodig.

De drie belangrijke doelstellingen van het voorstel zijn dan ook de volgende :

a) de apotheek moet eigendom zijn van een apotheker;

b) iedere apotheker mag slechts eigenaar zijn van één enkele apotheek;

c) dezelfde regels moeten van toepassing zijn, al naargelang de apotheek eigendom is van een natuurlijk persoon of van een rechtspersoon (vereniging zonder winstoogmerk of handelsvennootschap).

De eerste twee doelstellingen vloeien eenvoudigweg voort uit wat hierboven reeds gezegd is en behoeven dan ook geen nadere toelichting.

Wat de gelijkschakeling van natuurlijke personen en rechtspersonen betreft, dient eraan herinnerd te worden dat de minister van Volksgezondheid als antwoord op een parlementaire vraag van de heer Verhaegen van 16 september 1977 verklaard heeft dat alle regelingen met betrekking tot de overname van apotheken ook gelden voor de naamloze vennootschappen, zowel als voor de vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.

Met dit bondig antwoord zijn niet de talrijke concrete juridische vragen opgelost die rijzen wanneer een apotheek beheerd wordt in de vorm van een handelsvennootschap of een vereniging zonder winstoogmerk.

Onderhavig voorstel van wet vult deze leemte aan door te voorzien in concrete maatregelen om dat evenwicht te verzekeren.

1. Wanneer de aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor de opening, de overdracht of de fusie van een apotheek uitgaat van een rechtspersoon, moeten de beheersorganen en de bestuursorganen (raad van bestuur, directiecomité, ...) in meerderheid uit apothekers bestaan.

Wanneer het een handelsvennootschap betreft, moet de meerderheid van de aandelen bovendien in handen zijn van apothekers.

Om alle mogelijke problemen te vermijden, sluit het voorstel de mogelijkheid uit van oprichting, hetzij van een naamloze vennootschap, hetzij van een commanditaire vennootschap op aandelen. In alle andere vennootschapsvormen zijn de houders van het kapitaal immers bekend en kan de controle op de naleving van de wet dus gemakkelijk worden uitgeoefend.

2. Teneinde de naleving te waarborgen van het voorschrift naar luid waarvan niemand meer dan één vergunning kan krijgen om een apotheek te exploiteren, bepaalt het voorstel dat wanneer de aanvraag uitgaat van een rechtspersoon, deze laatste de apotheker aanwijst die automatisch beschouwd zal worden als de rechthebbende op de vergunning. Zonder deze bepaling zou het voldoende zijn dat dezelfde personen verscheidene vennootschappen oprichten om de regel « één vergunning voor één apotheek » te omzeilen.

3. De berekening van de waarde van de overdracht van een apotheek, zoals vastgesteld in het koninklijk besluit van 13 april 1977 (2), moet op een aantal punten worden gewijzigd om in de sector van de vennootschappen te kunnen worden toegepast. Dit is dan ook de strekking van artikel 4, § 1, van het voorstel, dat bepaalt hoe de waarde van de overgedragen aandelen wordt vastgesteld.

Naast deze drie doelstellingen past het voorstel van wet ook de regeling inzake het deskundigenonderzoek aan.

Enerzijds is voor de vennootschappen de aanwezigheid van een bedrijfsrevisor of van een accountant vereist.

Anderzijds zijn maatregelen getroffen om te voorkomen dat de deskundigen tegelijkertijd rechter en betrokken partij zouden zijn. Gedurende de drie jaren die aan het deskundigenonderzoek voorafgaan, mogen zij rechtstreeks noch zijdelings betrokken geweest zijn bij het beheer van de betrokken apotheek.

Ten slotte is ook voorzien in overgangsbepalingen. Deze zijn van tweeërlei aard.

De ene beoogt het voorkomen van een trapsgewijze overname van apotheken. Artikel 5 van het voorstel voorziet in een bijzondere bepaling in geval van overlijden, wanneer een erfgenaam binnen een termijn van zes jaar na het overlijden het diploma van apotheker behaalt. Indien zulks niet mogelijk is, vervalt de overgangsbepaling.

De andere bepaling, omschreven in artikel 6 van het voorstel, verhindert de grote veranderingen die sommigen geneigd zouden zijn tot stand te brengen in deze sector, mocht dit voorstel worden aangenomen.

Indien het voorstel goedgekeurd wordt, kunnen zich drie gevallen voordoen :

­ vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe wet zijn alle bepalingen van toepassing op de nieuwe aanvragen tot het verkrijgen van een vergunning, tot overdracht of tot fusie;

­ voor de openingen, overdrachten of fusies die plaatshadden één jaar vóór de inwerkingtreding van de wet, rijst er geen enkel probleem indien die verrichtingen daarmee in overeenstemming zijn. Indien zulks niet het geval is, moeten zij in overeenstemming gebracht worden binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding, op straffe van intrekking van de vergunning vanaf het verstrijken van die termijn;

­ de apotheken die niet voldoen aan de nieuwe bepalingen, maar waar geen enkele verrichting heeft plaatsgehad, noch na de inwerkingtreding van de wet noch een jaar ervoor, mogen hun activiteiten voortzetten zoals voorheen. Het komt dus neer op het bevriezen van de oude toestand, zonder mogelijkheid tot uitbreiding.

en v

De vrijheid van de burger beter waarborgen, een betere verstandhouding tussen de klant en de apotheker bevorderen, het tegengaan van de ontmenselijking in deze sector als gevolg van de oprichting van grote financiële conglomeraten, de zelfstandige apotheker de mogelijkheid geven zijn beroep uit te oefenen in aanvaardbare financiële omstandigheden en zonder dat hij onredelijke schulden moet maken om zijn apotheek te verwerven, het voorkomen van financieel opbod en van te allen prijze nastreven van rendabiliteit ­ wat onverantwoorde meerkosten in de begroting van de ziekteverzekering zou kunnen meebrengen ­, het zoeken naar een evenwicht tussen het financieel aspect in de sector en het rationale verbruik van geneesmiddelen, en, ten slotte, de apothekers beschouwen als volwaardige partners in het gezondheidsbeleid en niet uitsluitend als marktdeelnemers, dat zijn de uitgangspunten die aan de basis liggen van onderhavig voorstel van wet.

Philippe MONFILS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 25 september 1974 betreffende de opening, de overbrenging en de fusie van voor het publiek opengestelde apotheken, mogen de vergunningen met betrekking tot deze verrichtingen slechts onder de volgende voorwaarden worden toegekend :

1º De aanvrager van de vergunning moet houder zijn van het wettelijk diploma van apotheker en ingeschreven zijn op de ledenlijst van de Orde der apothekers.

2º Wanneer de aanvraag uitgaat van een rechtspersoon, mag de vergunning slechts worden uitgereikt indien vaststaat dat de beheersorganen en de bestuursorganen van die rechtspersoon in meerderheid zijn samengesteld uit apothekers ingeschreven op de lijsten van de Orde.

Indien de rechtspersoon opgericht is in de vorm van een handelsvennootschap, moet bovendien de meerderheid van de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen, in handen zijn van apothekers ingeschreven op de lijsten van de Orde.

De rechtspersoon mag geen naamloze vennootschap zijn, noch een commanditaire vennootschap op aandelen.

Naargelang van het geval moet de aanvrager aan een of meer van de hierboven gestelde voorwaarden voldoen gedurende de gehele duur van de exploitatie van de apotheek waarvoor de aanvraag tot vergunning wordt ingediend.

3º Niemand kan rechthebbende zijn op meer dan één vergunning voor de exploitatie van een apotheek.

Als rechthebbende op de vergunning, op dezelfde wijze als degene die in eigen naam de apotheek exploiteert waarvoor hij een vergunning aangevraagd en verkregen heeft, wordt beschouwd de apotheker die aangewezen is door de raad van bestuur van de rechtspersoon op naam van wie de vergunning aangevraagd en verkregen is.

Art. 3

De apothekers-titularissen, alsmede de adjunct-apothekers in de zin van artikel 20, § 1, 3º, van het koninklijk besluit van 25 september 1974 hebben recht van voorrang voor de afkoop van de apotheek waarin zij tewerkgesteld zijn.

De apotheker-titularis heeft voorrang op de adjunct-apotheker. Onder adjunct-apothekers wordt het recht van voorrang bepaald naargelang van hun anciënniteit in de apotheek.

Art. 4

§ 1. In het koninklijk besluit van 13 april 1977 tot vaststelling van de regels die toelaten de waarde van de overdracht der apotheken vast te stellen en toezicht uit te oefenen op deze overdracht, wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende :

« Artikel 1 bis. ­ Artikel 1 is van toepassing op de overdracht van de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen van vennootschappen die houder zijn van de vergunningen bedoeld in het koninklijk besluit van 25 september 1974. In dat geval wordt de waarde van de overgedragen aandelen vastgesteld, rekening houdend met het eigen vermogen van de vennootschap, zoals dat blijkt uit de jaarrekeningen, vermeerderd met de overeenkomstig dit besluit vastgestelde waarden. De berekening geschiedt door de aldus verkregen waarde te vermenigvuldigen met een coëfficiënt die de verhouding weergeeft tussen de overgedragen aandelen en de gezamenlijke aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen. »

§ 2. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Artikel 3. ­ De deskundigen die overgaan tot de schattingen bedoeld in de artikelen 1 en 1bis , worden gekozen uit een lijst van deskundigen, die voor een periode van vijf jaar erkend worden door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.

Voor de rechtspersonen geschieden de schattingen gezamenlijk door de deskundige bedoeld in het eerste lid hierboven en, hetzij door een bedrijfsrevisor, hetzij door een accountant, erkend door het Instituut der Accountants.

De in dit artikel bedoelde deskundigen mogen niet overgaan tot de in de artikelen 1 en 1bis bedoelde schattingen wanneer het een apotheek of een vennootschap betreft waarvoor zij sedert minder dan drie jaar te rekenen van de schatting in welke vorm dan ook diensten hebben verricht. »

Art. 5

In geval van overlijden van de houder van een vergunning bedoeld in artikel 2, 1º, van deze wet, alsmede van de rechthebbende op een vergunning bedoeld in artikel 2, 3º, tweede lid, voor zover deze laatste de volstrekte meerderheid bezit van de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen, mogen de erfgenamen of vennoten niet-apothekers de apotheek blijven exploiteren gedurende een maximumtermijn van zes jaar te rekenen van de dag van het overlijden, op voorwaarde dat een erfgenaam in de rechte lijn binnen deze termijn de wettelijke graad van apotheker behaalt.

Tijdens de termijn gesteld in het eerste lid van dit artikel mag de apotheek overgedragen worden aan die erfgenaam indien hij houder is van het diploma van apotheker en ingeschreven is op de lijst van de Orde, zonder dat de apotheker-titularis of de adjunct-apotheker zich op het recht van voorrang, bedoeld in artikel 3 van deze wet, kan beroepen.

Deze bepaling houdt op van toepassing te zijn ingeval betrokkene in de onmogelijkheid verkeert de vereiste studie te voltooien binnen de tijd die nog overblijft tot het verstrijken van de hierboven gestelde termijn.

Art. 6

Alle openingen, overdrachten of fusies van apotheken die hebben plaatsgehad binnen het jaar dat aan de inwerkingtreding van deze wet voorafgaat, zonder dat aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2 is voldaan, moeten binnen een termijn van twee jaar te rekenen van de inwerkingtreding van deze wet met die voorwaarden in overeenstemming worden gebracht.

Indien aan die voorwaarden niet is voldaan na het verstrijken van voornoemde termijn, wordt de oorspronkelijk verleende vergunning ingetrokken door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.

Art. 7

De straffen gesteld in artikel 38bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, zijn van toepassing op hen die de bepalingen van deze wet of de maatregelen genomen voor de uitvoering ervan overtreden.

Art. 8

De Koning stelt nadere regels voor het overleggen van de stukken en documenten die het toezicht op de toepassing van deze wet mogelijk maken.

Philippe MONFILS.

(1) Dit wetsvoorstel werd in de Senaat reeds ingediend op 6 januari 1992, onder het nummer 46-1 (BZ 1991-1992).

(2) Ter herinnering volgt hierna de tekst van artikel 1 van het koninklijk besluit :

« § 1. De waarde van de overdracht van een voor het publiek opengestelde apotheek mag niet hoger liggen dan de som der waarden van volgende elementen :

1º Het meubilair en de uitrusting, geraamd door een erkende deskundige;

2º De voorraad in produkten behorend tot het apothekersberoep, geraamd door een erkende deskundige;

3º 150 pct. van het gemiddelde van de brutowinsten welke zijn behaald in de loop van maximum de vijf belastbare tijdperken die dat van de overdracht voorafgaan, zoals deze tijdperken worden bepaald op het stuk van de inkomstenbelastingen.

Onder brutowinst wordt verstaan :

a) voor de belastingplichtigen waarop overeenkomstig artikel 248, § 1, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen forfaitaire aanslagen zijn toegepast : de brutowinst die voortvloeit uit de toepassing van die forfaitaire grondslagen;

b) voor de niet sub a) bedoelde belastingplichtigen : het verschil tussen het bedrag van de verkopen, exclusief B.T.W., en de kostprijs, exclusief B.T.W., van de voor verkoop bestemde produkten die tijdens het betrokken tijdperk werkelijk zijn verkocht.

Wanneer het certificaat afgeleverd door de Administratie der directe belastingen betrekking heeft op de brutowinst van verschillende apotheken, moet de brutowinst van de overgedragen apotheek worden geschat door een erkende deskundige.

§ 2. Wanneer een onverdeeldheid tot stand wordt gebracht of een deel van een onverdeeld geheel wordt overgedragen, wordt de waarde van het deel vastgesteld door de waarde van de apotheek, berekend overeenkomstig het bepaalde in § 1 van dit artikel, te vermenigvuldigen met een coëfficiënt die de verhouding tussen het deel en de geheelheid weergeeft. »